Vlaamse Scriptiekrant winter 2020

Page 1

Benieuwd naar straffe eindwerken van Vlaamse studenten? K ON T DE ! IER HE T H

Sterke eindwerken van Vlaamse studenten in de kijker voor het grote publiek |

JAARGANG 8 · winter 2020

Scriptie vzw · Léopoldstraat 6 · 1000 Brussel · t 02 463 59 20 · info@scriptieprijs.be www.scriptieprijs.be · www.scriptiebank.be  scriptieprijs  scriptievzw

Samen Eenzaam OVER DRAMATHERAPIE IN QUARANTAINE

2

DE VOORDELEN VAN DONORMELK

6

RESTAURATIE: VAN URINE TOT AARDAPPELSCHIJFJE

Een echte dramatherapeut blijft niet bij de pakken zitten tijdens de lockdown, integendeel. Elias Callewaert (Arteveldehogeschool Gent) maakte van de nood een deugd, ging van huis tot huis en bestreed de eenzaamheid via zijn d’raamatherapie. Met zijn bachelorproef won hij de Bachelorprijs 2020 voor beste professionele bachelorproef. Nog hijgend van ons spel, neem ik een leisteen uit mijn rugzak en schrijf de boodschap: ”Voor de meest volhardende grootvader die ik ken.” Hij neemt de steen aan en lacht verlegen. “Waarom ben je hier?”, vraagt hij. Ik leg het opzet van mijn bezoek uit. Hij lacht en zegt: “Ik ben niet echt eenzaam, hoor.” Ik antwoord dat dat niet hoeft, zolang hij maar een goed gevoel aan deze ontmoeting overhoudt. “Ja, dat wel! Dit is iets wat ik normaal nóóit zou doen.” Meneer is praatgraag en het lijkt alsof hij opgelucht is dat er iemand is om naar hem te luisteren. Even later heeft hij het terug over zijn (klein)kinderen. Een zekere tristesse klinkt in zijn stem: “Ik ben ook niet mee met die technologie. Af en toe bellen we wel eens, maar dat is niet hetzelfde. Dat doet me veel verdriet,” zegt hij. Vervolgens voegt hij er vluchtig en lacherig aan toe: “Grappig… Ik zei net dat ik niet eenzaam ben, maar misschien ben ik eenzamer dan ik dacht.” Zijn stem beeft zacht. “Blij dat ik er was, vandaag!”, antwoord ik.

D

7

STANDBEELD VOOR EEN VEGETARIËR

e cultureel geïsoleerde Marokkaanse vrouw die voor het eerst in lange tijd de Nederlandse taal kan opfrissen; de vereenzaamde, kersverse moeder die de denkbeeldige baby op mijn armen tot bedaren brengt; de hartverwarmende blikwisselingen tussen de opfleurende, zieke Roemeense grootmoeder en haar spelvaardige kleinzoon; de schuchtere buurvrouw die nog niet klaar is voor onze performance samen; de keukenprinses die tussen de gerechten door bloemen op haar eigen raam tekent; de ex-bodybuilder die pas na het heffen van zo’n 250 imaginaire kilo’s beseft dat hij ‘misschien wel eenzamer is dan hij dacht’…

© Kevin Faingnaert

“Ik was een dramatherapeut zonder werk, zonder stage en met een vreselijke Skype-verbinding. Maar ik wou terugvechten” Met de angst voor het dreigende coronavirus steekt een nóg gevaarlijker en onzichtbaarder virus de kop op: de eenzaamheid. Het is eind maart van het jaar 2020. Ik zit, net als de meesten onder jullie, thuis. Een dramatherapeut zonder werk, zonder stage en met een vreselijke Skype-verbinding. Ver ben ik verwijderd van mijn therapielokaal, de plek waar ik op het moment het meest nodig ben. Ik wil terugvechten, maar hoe kan een dramatherapeut in tijden van COVID-19, waarin de tol van eenzaamheid intussen onmiskenbaar blijkt, op een veilige en alternatieve manier aan de slag? In normale tijden ben ik een dramatherapeut – ‘Een wát?’ Via theatertechnieken en -interventies proberen wij de klachten van

onze cliënten te verlichten. Niet alleen door te praten, maar vooral door het gebruik van het lichaam en de stem helpen we patiënten (opnieuw) in contact te komen met zichzelf. Samen proberen we uit, spelen we na en reflecteren we over situaties, patronen, ontwikkelingen, etc. Onder veilige omstandigheden kan de cliënt bij ons terecht om, via spel, de realiteit te begrijpen door ‘te doen alsof’. Maar dit zijn geen normale tijden; afspraken worden afgezegd, bars en restaurants blijven dicht en de weinige mensen in het straatbeeld lopen in een grote boog om elkaar heen. Het leven buiten lijkt, noodgedwongen, stil te vallen. Behalve de korte applausrondes, elke dag stipt om 20:00 uur, zie ik geen mens. ‘Huidhonger’ wordt het woord van deze periode. Buiten de zomer staat niemand voor de deur. Maar we blijven sociale wezens. We hebben elkaar, vandaag, meer nodig dan ooit. Psychiater Dirk De Wachter tipt dat we, om eenzaamheid tegen te gaan, samen terug ‘verantwoord onnozel’ moeten doen. Laat dat nu net zijn waar ik goed in ben… vervolg op pagina 2 >

8

ONDERWIJS IN MUZIEKSCHOOL TÉ KLASSIEK

4-5

WAT ALS ROBOTS DE TURNJURY VERVANGEN?

6

WANNEER ARCHEOLOGIE NIET IN GOEDE AARDE VALT


DE VL A AMSE SCRIPTIEKRANT · Jaargang 8 · winter 2020

2 vervolg van pagina 1

“(…) Niet alleen in coronatijd, maar bij mensen voel ik me eenzaam. Ik ben blij dat ik mijn Nederlands eens met iemand kan oefenen. Ik kom weinig Nederlandstalige mensen tegen. Ik voel me als Marokkaanse alleen in deze samenleving.”- De meest goedlachse oma óóit! Na een eerste d’raamatherapie-reeks ontmoet ik een twintigtal mensen die op de één of de andere manier in eenzaamheid verkeren. Twintig mensen die me al dan niet toelaten om samen met hen op een alternatieve manier ‘verantwoord onnozel’ te doen. Twintig mensen laten me toe om een glimp van hun kleine eenzame wereldje op te vangen. Er wordt gelachen, gespeeld, verbaasd opgekeken, genegeerd en er wordt ontroerd.

© Kevin Faingnaert

Op een zonovergoten dag trek ik de straten van Antwerpen in en klop – met een bescheiden kostuum en weinig anders dan mijn eigen spe(e)lmogelijkheden – aan bij de vensterramen van onbekenden. In de hoop mensen aan te treffen die zich door het huidige contactverbod eenzaam voelen, probeer ik via improvisatie, performance en theatrale interactie een emotionele connectie te krijgen met de onbekende persoon achter het raam. Ik doop het speels: ‘d’raamatherapie’.

“Voor een dramatherapeut gaat het niet over het artistieke eindproduct, maar om het emotionele proces”

Sommigen noemen mij de ‘raamclown’, al ben ik dat niet helemaal. Waar de clown het artistiek eindproduct als hoogste doel ziet, is dit voor de therapeut – in de meeste gevallen – van ondergeschikt belang. Het gaat er voor de dramatherapeut niet over hoe (goed) iets gespeeld wordt, maar het gaat om het (emotioneel) proces dat zich vooraf, tijdens en na het spel ontwikkelt.

Het opzet van d’raamatherapie is niet om de gevoelens van de cliënt te rijmen met de doelstelling van de kunstenaar, dan wel om zichzelf uit te drukken in een specifiek medium. Ervoor kiezend om de sessies in spelmogelijkheden niet te beperken door het gebruik van één specifieke dramatherapiemethode, wordt in de raambezoeken vertrokken vanuit telkens een verschillende dramatherapeutische rol.

“Psychiater Dirk De Wachter nodigde uit om ‘verantwoord onnozel’ te doen. Laat dat net zijn waar ik goed in ben” Wanneer we spreken over ‘dramatherapeutische rollen’, verwarren we al snel met de verschillende rollen die bijvoorbeeld een acteur kan opnemen. We spreken in dit geval niet over de fantasierollen koningin, boef, politica,… of ridder. Binnen de praktijk van de dramatherapie wordt door de therapeut bewust een extra dramatische rol ingenomen. Zo werkte Professor David Johnson zes rollen uit die de dramatherapeut tijdens een sessie kan opnemen: de getuige of spiegel, de regisseur, de bijstuurder of sidecoach, de leider, de gids en de sjamaan. Elk van deze rollen verhoudt zich op een andere manier ten opzichte van het spel en de cliënt.

tieve. Waar de leidersrol het meest structuur, veiligheid en duidelijkheid biedt, maakt de gidsrol plaats voor een vrijere invulling van de meer spelvaardige bezochte. De vraag rijst, nu we elkaar min of meer terug in de armen mogen vliegen, of het einde van de verplichte lockdown ook het einde van d’raamatherapie betekent? Zouden ook buiten een lockdown-context raambezoeken kunnen plaatsvinden? Stelt u zich voor dat we binnenkort d’raamatherapie opstarten bij geïnter- en/of gedetineerden waarbij elk fysiek contact verboden is? Of wat zou de spontaniteit van deze methodiek eventueel kunnen betekenen voor de langdurige en existentiële eenzame die zich thuis verschuilt? Zouden we via d’raamatherapie op een alternatieve manier aan opsporing (noem het gerust letterlijk ‘contact tracing’?) kunnen doen… Of wie weet is het, met een beetje gezonde naïviteit, een eerste stap richting een structurele oplossing?

Deze bachelorproef won de Bachelorprijs 2020. Herbekijk de uitreiking via scriptieprijs.be/uitreiking2020 Meer weten? scriptiebank.be/dramatherapie Promotoren: Julie Deconinck & Abe Geldhof

Vooral de gids- en leidersrol blijken voor de d’raamatherapie-bezoeken de meest effec-

VROEDKUNDE EEN DONORMOEDERMELKBANK IN VLAANDEREN: WAARDEVOL OF NIET?

Moedermelk verlaagt kans op infecties bij prematuren Vier Belgische ziekenhuizen stellen donormoedermelk voor prematuur geboren kinderen via een melkbank ter beschikking, maar geen enkel daarvan is Vlaams. Waarom vindt het concept geen ingang in Vlaanderen? Vroedvrouw Lien Heyvaert van de Erasmushogeschool Brussel onderzocht in haar bachelorproef de voordelen van donormelk en de barrières voor de implementatie ervan in de Vlaamse ziekenhuizen.

boosdoeners voor de implementatie van een donormoedermelkbank in Vlaanderen zijn de financiële en organisatorische aspecten. Een liter donormelk kost al snel tussen de 80 en 200 euro”, concludeert ze. De melk moet getransporteerd en veilig verwerkt worden. Ook zijn er extra voorzieningen nodig zoals een pasteurisatiemachine, diepvriezer en extra personeel.

“Een liter donormelk kost al snel tussen de 80 en 200 euro”

Kwetsbaar voor complicaties

De meest voorkomende complicatie -en voornaamste doodsoorzaak- bij prematuren is necrotiserende enterocolitis. Wereldwijd krijgen 7% van prematuur geboren baby’s te kampen met deze darmaandoening. Een op drie met een ernstige infectie overleeft het niet. “Prematuren hebben nog geen volgroeide darm, waardoor ze kwetsbaarder zijn. Daardoor bestaat het risico dat ze een darmperforatie krijgen door deze aandoening en er voedselrestanten in de buik terechtkomen”, legt vroedvrouw Lien Heyvaert uit. Toen ze stage deed op de dienst neonatologie in het Kinderziekenhuis Koningin Fabiolaziekenhuis in Jette, hoorde ze dat daar gebruik werd gemaakt van donormoedermelk bij prematuren. “Dat intrigeerde me. Daarom besloot ik het effect van donormoedermelk op necrotiserende enterocolitis verder te onderzoeken.”

Effecten van voeding

Moedermelk beschermt het kind tegen infecties. Als prematuren die immuunstofrijke voeding krijgen, hebben ze 6 tot 10 keer minder kans op een infectie. “De verschillende studies die ik onderzocht leiden tot dezelfde

conclusies: eigen moedermelk resulteert in een statistisch significante daling van necrotiserende enterocolitis. Bij donormoedermelk ziet men een duidelijke daling bij drie van de vijf wetenschappelijke studies. In alle studies is er een stijging van de darmaandoening bij kunstvoeding. Maar ik heb ook gemerkt dat over dit thema nog meer studies nodig zijn.”

“Prematuren hebben nog geen volgroeide darm, waardoor ze kwetsbaarder zijn”

Donormoedermelk als oplossing?

Hoewel moedermelk geven gestimuleerd wordt in de ziekenhuizen, loopt het niet altijd van een leien dakje. Als baby’s te vroeg geboren worden, is het volume van de melkproductie bij de moeder vaak niet groot genoeg om de baby voldoende te voeden. Op dat moment kan donormoedermelk een oplossing bieden. Ook al ligt het eiwit- en vetgehalte in de melk lager dan bij eigen moedermelk, toch bevat het nog altijd veel immuunstoffen.

De Vlaamse barrières

Lien Heyvaert ging ook te rade bij verschillende experten in het werkveld, om af te toetsen wat volgens hen de reden is dat een donormelkbank in de Vlaamse ziekenhuizen niet beschikbaar is. “De grootste

Toch erkennen alle zorgverleners unaniem dat de voordelen van donormelk opwegen tegen de mogelijke effecten die kunstvoeding teweeg kan brengen als het gaat om de infectie van necrotiserende enterocolitis. “Ze zien dus het nut in van een donormelkbank. De pijlen worden nu gericht richting de overheid, in de hoop dat er subsidies voor de oprichting van een melkbank vrijgemaakt worden. Dat is in het belang van alle prematuren en ouders waarbij de melkproductie wat langer op zich laat wachten”, aldus de vroedvrouw.

Meer weten? scriptiebank.be/moedermelk Promotoren: Florence D’haenens en Fleur Anne Camfferman


DE VL A AMSE SCRIPTIEKRANT · Jaargang 8 · winter 2020

3

BIOLOGIE

Algen in Antarctica HOE EEN REIS NAAR HET VERLEDEN ZES NIEUWE SOORTEN OPLEVERT

Campbell island, Nieuw Zeeland

Ze produceren meer zuurstof dan alle regenwouden gecombineerd, dienen als filter tijdens het produceren van wijn, vormen een hulpbron in het forensisch onderzoek naar verdrinkingsdood, zijn een veelbelovende toekomstige biobrandstof en zelfs een potentieel kankermedicijn. Kiezelwieren of diatomeeën zijn ware manusjes-van-alles die ondanks hun microscopische grootte in staat zijn tot grootse dingen.

Campbell Island

H

aal eens diep adem. Een vierde van de lucht die zonet door jouw longen passeerde, werd geproduceerd door microscopische algjes die diatomeeën worden genoemd. Voor haar masterproef bestudeerde Charlotte Goeyers (UAntwerpen) diatomeëen, die verborgen zaten in een historische moscollectie van de Plantentuin Meise en de Universiteit Antwerpen. De collectie werd een halve eeuw geleden verzameld nabij het zuidpoolgebied. Zes nieuwe soorten werden hierbij ontdekt. De minuscule algen zijn te vinden in eender welke vochtige omgeving, gaande van de aardbodem, rivieren en verschillende soorten mos over oceanen tot zelfs de glazen wanden van een aquarium. Elk kiezelwier leeft in zijn zelfgebouwde glazen huisje, dat versierd is met talrijke prachtige patronen waarmee biologen de soort kunnen achterhalen. Pas in de 18e eeuw werden ze ontdekt door een onbekende Britse man die door zijn microscoop tuurde en melding maakte van ‘vreemde rechthoekige wezens’.

“Hoe is het mogelijk om de biodiversiteit te beschermen wanneer we niet eens weten hoeveel en welke soorten er rondvliegen, -wandelen of -zwemmen op de planeet?”

Hun evolutionaire geschiedenis begon zo’n 200 miljoen jaar geleden en resulteerde in naar schatting 100.000 soorten. Ter vergelijking, er zijn vandaag 50 dolfijnsoorten en 20.000 vlindersoorten.

Nuttig en veelzijdig

Diatomeeën zijn extreem gevoelig aan verandering in hun omgeving. Een kleine wijziging in temperatuur of zoutgehalte kan ervoor zorgen dat sommige soorten het voor bekeken houden en plaats ruimen voor andere soorten die zo’n verandering wel kunnen smaken. Die gevoeligheid maakt van kiezelwieren uitstekende bio-indicatoren. Zo worden ze in Vlaanderen gebruikt om de kwaliteit van de waterlopen te schatten, maar ook in klimaatonderzoek spelen ze een hoofdrol. Via fossiele kiezelwieren kunnen we bijvoorbeeld reconstructies maken van het klimaat dat miljoenen jaren geleden heerste, maar ook de impact van de huidige klimaatverandering kan ermee worden beoordeeld. Zeker in de poolgebieden is dit belangrijk, aangezien zowel de noord- als zuidpool de eerste tekenen van klimaatverandering weerspiegelen. Al deze toepassingen zijn echter alleen maar mogelijk dankzij nauwkeurig soortonderzoek, maar daar loopt het vaak mis.

Taxonomie

De immense taak om alle dieren, planten, diatomeeën en andere wezens op aarde te beschrijven en te benoemen, behoort toe aan de wetenschap die taxonomie wordt genoemd. Goeyers: “Taxonomie is een essentiële discipline, want hoe is het mogelijk om de biodiversiteit te beschermen wanneer we niet eens weten hoeveel en welke soorten er rondvliegen, -wandelen of -zwemmen op de planeet? Ondanks dat taxonomisch onderzoek hét fundament is van de biologie,

‘Vreemde rechthoekige wezens’: deze diatomeeën werden ontdekt in de 18de eeuw.

is het vandaag een ondergesneeuwde wetenschap, mede door de opkomst van moleculaire analyses.”

stof gehaald, speciaal voor deze studie, om te achterhalen welke soortenrijkdom aan diatomeeën er in de oude plantjes schuilt.

In Europa en Noord-Amerika is er relatief veel geweten over de diversiteit aan kiezelwiersoorten, maar eenmaal buiten deze gebieden staat het taxonomisch onderzoek nog in kinderschoenen. Vooral in de poolgebieden is er nog werk.

De kiezelwieren werden uit de historische mossen gefilterd en op microscopische preparaten gemonteerd. Door middel van zowel de licht- als elektronenmicroscoop werd de verscheidenheid aan wiertjes duidelijk. Meer dan 140 soorten werden er gevonden, waarvan meer dan de helft niet kon worden thuisgebracht in bestaande namen en waarschijnlijk volledig nieuw is. Zes soorten werden tijdens dit onderzoek beschreven en kregen een gloednieuwe benaming. Een van de nieuw ontdekte soorten – Angusticopula cosmica – lijkt op een kosmos gevuld met talloze sterren, waarnaar de naam verwijst.

Dat komt omdat biologen vroeger dachten dat de diatomeeënsoorten die ze in Europa en Noord-Amerika zagen, ook elders voorkwamen. Vergelijk het met vogelkundigen die vogels gaan spotten in Maleisië met een Europese vogelgids onder de arm, waarop vervolgens alle waargenomen Maleisische vogels een Europese naam krijgen: een biologisch rampscenario.

“Dure expedities naar de andere kant van de wereld zijn vaak overbodig voor degelijk taxonomisch onderzoek”

Om deze vroegere praktijken weer te corrigeren, is er een heuse taxonomische herziening nodig waarbij alle soorten opnieuw kritisch worden onderzocht. Een werk van lange adem.

Een reisje door de geschiedenis: historische mossen uit het zuidpoolgebied

In deze studie werden de diatomeeënsoorten van Campbell Island onder de microscopische loep genomen. Campbell Island is een afgelegen eiland nabij het zuidpoolgebied en ligt in het sub-Antarctische gedeelte. Het eiland bevindt zich in de zuidelijke Grote Oceaan, zo’n 700 km ten zuiden van NieuwZeeland en ongeveer 3.500 km ten noorden van Antarctica. Verschillende mossen en struiken sieren het landschap. De mossen, waarin talrijke soorten kiezelwieren leven, werden tijdens de winter van 19691970 verzameld door Professor Dale Vitt en bewaard in het mos-herbarium in Cambridge, het Verenigd Koninkrijk. De mossen werden pas een halve eeuw later weer van onder het

Werk aan de winkel

Niet enkel Campbell Island onderging een grondige analyse, de mos-bewonende wiertjes van alle eilanden in het gebied werden met elkaar vergeleken. Wat blijkt? Campbell Island is een unieke biotoop waar bepaalde diatomeeën zelfs sneller evolueren in vergelijking met de andere eilanden. De reden hierachter is niet duidelijk, al wordt vermoed dat kiezelwieren van andere eilanden in de zuidelijke Indische Oceaan en zelfs ZuidAmerika meeliften met de wind en vervolgens op Campbell Island belanden, waar ze ongestoord en naar hartenlust kunnen evolueren. Het gigantisch aantal onbekende soorten dat werd gevonden tijdens dit onderzoek maakt pijnlijk duidelijk dat toekomstig taxonomisch onderzoek broodnodig is, zeker als we diatomeeën willen blijven gebruiken in allerhande toepassingen, klimaatonderzoek voorop. Deze studie bewijst ook dat dure expedities naar de andere kant van de wereld vaak overbodig zijn voor degelijk taxonomisch onderzoek. In historische collecties van over de hele wereld zitten ongetwijfeld nog talloze onontdekte soorten verborgen, geduldig wachtend op een nieuwe generatie gepassioneerde taxonomen.

Meer weten? scriptiebank.be/kiezelwieren Promotor: prof dr. Bart Van de Vijver


DE VL A AMSE SCRIPTIEKRANT · Jaargang 8 · winter 2020

4

WETENSCHAPPEN

R2P2, kaaskroketten en veel geduld Johannes Lips (UGent) studeerde af als master in de kernfusie, en ontwikkelde voor zijn masterproef een antenne om deze technologie mogelijk te maken: “Een kleine stap dichter naar de heilige graal van de energie.”

K

ernfusie: een onuitputbare bron van elektriciteit, die bovendien geen vervuiling of gevaar met zich meebrengt. Hoeveel problemen zou dat niet oplossen? Het hoeft niet te verbazen dat er voor kernfusie in sciencefiction vaak een rol is weggelegd: het is de zogenoemde heilige graal van de energie. Maar ook in de echte wereld bouwt een internationale groep wetenschappers aan de weg naar fusie-energie. Dit onderzoek is een nieuwe steen op deze lange weg.

Fusie

Omdat kernenergie niet de beste naam heeft, is het belangrijk eerst het onderscheid tussen kernsplitsing, zoals in de huidige reactoren, en kernfusie te benadrukken. Net als brandhaard en brandblusser zijn kernsplitsing en kernfusie gelijkaardige woorden met compleet andere betekenis. Doordat de fysica van de twee processen zo verschilt, is er bij een fusiereactor bijvoorbeeld geen sprake van uranium, langdurig radioactief afval of risico’s op nucleaire rampen. Kernfusie is de energiebron van de zon en het proces valt tot op zekere hoogte te vergelijken met het frituren van kaaskroketten: in het frietvet brokkelt de korst van een kaaskroket soms een beetje af, waardoor de kaasvulling eruit loopt, en als je echt veel pech hebt zorgt dat ervoor dat er twee kroketten aan elkaar gaan plakken. Bij kernfusie zijn net deze mislukkelingen waardevol, omdat bij zo’n samensmelting op atomaire schaal veel energie vrijkomt.

Reflecto-watte?

Tot zover de kaaskroket-analogie, want waar 180°C voldoende is voor ons eten, gebruikt men voor kernfusie temperaturen tot 150 miljoen graden! Omdat bij zo’n temperatuur elk vast materiaal smelt, is het belangrijk ervoor te zorgen dat het hete plasma de rest van de machine niet kan raken en daardoor zou beschadigen. De sciencefiction is niet ver weg, want de enige manier waarop dit kan, is door het plasma in een donutvorm te laten zweven met behulp van gigantische magneten! En zelfs dan moeten we het plasma de hele tijd in de gaten houden om ervoor te zorgen dat het niet naar de kant toe zweeft en dan toch de installatie kapotmaakt. Makkelijker gezegd, dan gedaan: het plasma is een gas dat je met het blote oog of een camera niet kan zien en door de hoge temperatuur kunnen ook veel andere technieken niet gebruikt worden om te weten te komen waar het plasma is.

en de omgeving aan de hand van ray tracing. Ray tracing wordt trouwens ook gebruikt in de special effects- en gamewereld om een realistische lichtinval te creëren. In meer dan 100.000 simulaties onderzochten we verschillende antennes en plasma’s om zo kenmerken van een goede antenne te identificeren. Daarna ontwierpen we een optimale antenne die deze goede kenmerken combineert.

“Plasma van 150 miljoen graden zweeft met behulp van gigantische magneten in de reactor, en mag daarbij de machine niet raken”

Om de R2P2-resultaten te verifiëren, bouwden we in het tweede deel van het onderzoek een prototype van zowel de optimale antenne als een niet-geoptimaliseerde antenne en vergeleken we hun gedrag in experimenten in verschillende omgevingen. Zo deden we bijvoorbeeld metingen met verschillende hoeveelheden metaal in de omgeving van de antennes.

De resultaten van de experimenten waren veelbelovend: de geoptimaliseerde antenne had duidelijk betere eigenschappen dan de referentieantenne, maar tegelijk bleek dat de omgeving waarin de antenne wordt gebruikt de In een kernfusiereactor zweeft een plasmadonut van 150 miljoen graden, die in bedwang eigenschappen sterk gehouden moet worden. © shutterstock kan doen veranderen, waardoor bijvoorbeeld Magnetische inductie en reflectometrie zijn tijdens tests met veel metaal in de omgeving twee technieken die we wel kunnen gebruiken. van de antenne de voordelen van de optimale De meeste mensen kennen deze technologieantenne verdwenen. Verder onderzoek is dus ën beter dan ze denken. Magnetische inductie nodig om ervoor te zorgen dat de ontworpen wordt bijvoorbeeld gebruikt in een metaalantenne ook in dergelijke omgevingen op“Kernfusie is de energiebron detector en reflectometrie is net hetzelfde als timaal werkt, zodat we de techniek kunnen radar: een antenne zendt straling uit en vangt gebruiken in een toekomstige fusiereactor. van de zon en het proces die terug op nadat ze is gereflecteerd op een valt tot op zekere hoogte te object. De tijd die verstreken is tussen zenden Dit onderzoek is slechts een kleine bijdrage en ontvangen vertelt ons hoe ver weg het obaan de zoektocht naar de heilige graal van vergelijken met het frituren ject zich bevindt. energie. En er is nog veel verder onderzoek nodig om de weg naar kernfusiereactors te van kaaskroketten” Om de positie van een plasma via reflectovoltooien en komende generaties van een metrie te bepalen, gebruiken we het plasma enorme hoeveelheid propere energie te voorals reflecterend object. De antenne zendt strazien. Onzichtbare, zwevende plasmadonuts De kaaskroketten zijn nu atomen, met een ling naar het plasma, de straling reflecteert zullen dus nog niet voor morgen zijn, maar atoomkern in plaats van de kaasvulling en op het plasma en keert terug naar de antenne, gelukkig hebben we toch al kaaskroketten! elektronen in plaats van de korst. Het is de waarna we de afstand van het plasma tot de energie die vrijkomt bij samensmelten van antenne kunnen berekenen. twee atoomkernen (letterlijk kernfusie) die we willen gebruiken om elektriciteit mee op Deze techniek is nog nooit voor positionering te wekken. Maar net als bij de kaaskroketten, van een fusieplasma gebruikt, maar in mijn moet de (elektronen)korst eerst loskomen scriptie zet ik een stap in die richting. Deze masterproef haalde de finale van de voordat de vulling kan samensmelten, en net Agoriaprijs 2020 als bij de kaaskroketten creëren we die omR2P2 standigheden door de atomen op te warmen. In het eerste deel van het onderzoek ontMeer weten? Het mengsel van elektronenkorst en kernen wikkelden we de softwarecode R2P2 (kort scriptiebank.be/kernfusie dat we dan bekomen heet een plasma. voor Ray tracing Reflectometrie voor Plasma Positionering). R2P2 simuleert het plasma Promotor: prof. dr. Stéphane Heuraux

“Jurid Journalisten die voor onderzoek undercover gaan, proberen de onderste steen boven te krijgen. Hun journalistieke plicht en rechtvaardigheidsgevoel zijn groot genoeg om tegen de wind in misstanden aan de kaak te stellen. De undercovermethode levert dikwijls rijke informatie op, maar hoever gaan journalisten om door te dringen tot de rauwe werkelijkheid? “Maar liefst acht van de negen bevraagde journalisten gaven toe de wet te hebben overschreden in het kader van hun undercoveronderzoek.”

J

ournalistieke nieuwsgaring komt voor in verschillende vormen. Bij de undercovermethode verzwijgt de journalist zijn beroepsidentiteit of neemt hij een andere identiteit aan. Dit soort journalistiek is enkel toegelaten als de undercoveroperatie een gewichtig maatschappelijk belang heeft en als de informatie niet op een andere manier verkregen kan worden. Daarnaast vergen undercoverpraktijken een goede voorbereiding en moet de precieze werkwijze ervan overlegd worden met de hoofd- en eindredactie. Dat neemt niet weg dat journalisten morele dilemma’s ervaren eens ze in het veld staan. Uit een recent masterproefonderzoek van Ophélie Jammaers, studente journalistiek aan de KU Leuven, blijkt dat journalisten regelmatig

Wat als r Een te complexe jurering en verschillende juryschandalen: de turnsport heeft het moeilijk om fans aan zich te binden. Kan artificiële intelligentie hier een antwoord bieden? Céline Decoster (UGent) onderzocht het draagvlak voor een automatisch jureringssysteem bij juryleden, trainers, gymnasten en fans.

T

urnen is een van de meest bekeken en bijgewoonde sporten tijdens de Olympische Spelen. Ondanks deze vierjaarlijkse populariteitspiek, heeft de turnsport last van een gebrek aan interesse in niet-olympische jaren. Een belangrijke reden hiervoor is dat gymnastiek een jurysport is. Voor een leek is het quasi onmogelijk om te begrijpen waarom de ene gymnast een betere score behaalt dan de andere. Voor wie wel vertrouwd is met de regels, is het dan weer frustrerend als de gegeven scores niet 100% objectief lijken.

Eurovisiesong-effect in het turnen

Inderdaad, de sport heeft al verschillende juryschandalen achter de rug die het gevolg zijn van menselijke vooroordelen bij de evaluatie van een oefening. Vooroordelen kunnen gebaseerd zijn op nationaliteit, de volgorde van de presterende gymnasten en de reputatie. Ook kan de positie van een jurylid of vermoeidheid een rol spelen in de evaluatie van gymnasten. Internationaal jurylid Marleen van Dooren spreekt uit ervaring: “Wanneer een gymnaste aan de andere kant van de vloer turnt, is ze soms vijftien meter ver van ons. Op dat moment hebben we geen zicht meer op haar voeten.”


DE VL A AMSE SCRIPTIEKRANT · Jaargang 8 · winter 2020

5

JOURNALISTIEK

WANNEER UNDERCOVERJOURNALISTEN ZELF IN AANRAKING KOMEN MET POLITIE OF GERECHT

dische en ethische grenzen worden regelmatig overschreden” botsen op ethische en juridische grenzen tijdens het uitvoeren van hun onderzoek. Daarom moeten ze voortdurend afwegingen maken tussen de bestaande professionele en juridische regels enerzijds en de maatschappelijke relevantie van hun onderzoek anderzijds. Daarnaast kunnen ook hun eigen ethische overtuigingen gelden als barrières voor waarheidsvinding. Op basis van negen individuele diepte-interviews met journalisten, die voor onderzoek minstens één keer undercover gingen, werden de grenzen aan de praktijk van onderzoeksjournalistiek verkend.

Dansen op een slappe koord

Uit de verkennende studie blijkt dat de ondervraagde journalisten over het algemeen ver gaan om de waarheid aan het licht te brengen. Ze overschrijden de professionele regels uit de Code van de Raad voor de Journalistiek en de wettelijke regels – al dan niet bewust – als hun onderzoek daarom vraagt. Opmerkelijk is dat liefst acht van de negen journalisten toegeven een juridische regel te hebben overschreden in het kader van hun undercoveronderzoek. Ze ondervinden doorgaans weinig moeite met het stellen van strafbare handelingen, zoals uitlokking of misleiding. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de overgrote meerderheid al in aanraking is gekomen met de politie of het gerecht. Daarnaast gaan ze dikwijls vanuit onwetendheid

voorbij aan de professionele regels. Zo blijkt dat slechts een minderheid de beroepsethische voorschriften uit de journalistieke code kent en toepast. De deontologische codes, die uitgaan van mediabedrijven zelf, worden daarentegen wel strikt nageleefd in de praktijk. Een mogelijke verklaring daarvoor is dat deze gedragscodes bindend zijn en de niet-naleving ervan kan leiden tot ontslag. De journalisten dragen ook hun eigen ethische principes hoog in het vaandel, waardoor ze niet snel hun individuele ethische grenzen zullen overschrijden. Wel geven ze toe dat undercover-gaan deze grenzen verschuift, omdat ze onder valse voorwendselen sneller een stapje verder zullen gaan. Kortom botsen de ondervraagde journalisten zowel op ethische als op juridische grenzen, maar vinden ze het gemakkelijker om de wettelijke regels te negeren.

Kiezen is verliezen

Morele dilemma’s lijken schering en inslag te zijn in de journalistieke wereld. De inhoud van deze dilemma’s is persoonsgebonden, maar toch duiken er terugkerende patronen op. Zo blijken de ondervraagde journalisten het onder meer moeilijk te hebben met het respecteren van andermans privacy en het toebrengen van schade, bijvoorbeeld reputatieschade. Bij het maken van een morele beslissing laten ze zich leiden door zowel externe als interne factoren. In moeilijke situaties vertrouwen ze voornamelijk op hun eigen ethische inschattingen.

Dat maakt dat ze in het veld dikwijls au tomat i sch of gevoelsmatig beslissingen nemen. Eens ze de knoop hebben doorgehakt, vinden ze dat ze hun keuze moeten verantwoorden aan zichzelf, hun hoofdredactie of aan de mensen die in beeld komen. Samengevat blijken journalisten, die voor onderzoek undercover gaan, te balanceren op de grenzen van wat ethisch en juridisch toelaatbaar is. Ze willen kost wat kost de waarheid aan het licht brengen, waardoor ze soms stuiten op ethische dilemma’s en grenzen overschrijden. Dat de meerderheid van de journalisten van mening is dat het doel de middelen heiligt in bepaalde gevallen, is dan ook niet opmerkelijk. In de toekomst kan er gezocht worden naar oplossingen voor een betere kennis en naleving van de professionele en wettelijke regels omtrent undercoverjournalistiek.

Meer weten? scriptiebank.be/undercover Promotor: prof. dr. Chris Verschooten

SPORT

robots de turnjury vervangen? Ook voormalig internationale gymnaste Laura Waem is een voorstander: “Is een hoek goed of niet, is de pirouette volledig uitgedraaid of niet? Dat zijn dingen die deze technologie perfect kan zien, wat ik echt goed vind.” Deze positieve reacties zijn verrassend, gezien de controverse rond de VAR in het voetbal. Toch waren er ook kritische opmerkingen. Zo zou de technologie de juryleden nooit volledig kunnen vervangen. Men plaatste namelijk heel wat vraagtekens bij de evaluatie van het artistieke aspect van de sport.

Software kan op basis van de positie van de gewrichten de posities herkennen en beoordelen

De robots schieten te hulp

Deze problemen kunnen binnenkort verleden tijd zijn. Fujitsu en de Internationale Gymnastiek Federatie (FIG) werken samen aan de ontwikkeling van een nieuw jurysysteem dat belooft om vrij te zijn van vooroordelen. Dit systeem zal menselijke evaluatie en artificiële intelligentie combineren, en zou al gebruikt kunnen worden tijdens de uitgestelde Olympische Spelen van Tokyo 2020. De technologie werkt via 3D-lasersensoren. Op basis van de positie van de gewrichten, kan de software de bewegingen herkennen en de uitvoering ervan evalueren. Vergelijkbaar met de VAR in het voetbal, kan de technologie

ingeroepen worden om accuratere beslissingen te nemen. In haar thesis onderzocht Decoster wat de juryleden, gymnasten, trainers en fans denken over dat nieuwe technologische jurysysteem. Wat zou de impact van deze technologie zijn op de populariteit van de sport?

AI-technologie als jureringstool

De resultaten waren duidelijk: een meerderheid van de geïnterviewden waren ervan overtuigd dat de technologie het jureringsproces ten goede zal komen. Het zal het transparanter, objectiever en accurater maken, waardoor er minder discussie zal ontstaan rond scores.

Voormalig internationaal gymnaste en huidig topsportcoach Julie Croket: “Turnen is een artistieke sport. De choreografie, de uitstraling, hoe de gymnaste voorkomt, dat gaat de computer volgens mij niet kunnen beoordelen. Ik zou niet weten hoe.”

Live in de arena

Er is maar weinig overtuiging dat het objectiever maken van het jureringsproces meer fans zal aantrekken tot de sport. Het transparanter maken daarentegen, zou een revolutie kunnen betekenen. De complexiteit van het puntensysteem in turnen wordt vaak als een van de voornaamste redenen genoemd waarom niet veel mensen de sport volgen. Het nieuwe systeem zou meer uitleg over de jurering kunnen geven, live in de arena en tijdens live-uitzendingen van wedstrijden. En dat zou een grote vooruitgang zijn voor de fans, vertelt turnfan Hannah Mouillot in het onderzoek: “Het is een feit dat mensen die de sport niet beoefenen het moeilijk hebben om een wedstrijd

te volgen. De technologie zou ervoor kunnen zorgen dat het grote publiek gymnastiek beter begrijpt. En dat maakt de sport aantrekkelijker om naar te kijken.”

AI-technologie als trainingtool

Trainers en gymnasten zijn van mening dat ook de technologie als trainingstool voordelig kan zijn. Gymnasten die met dit systeem kunnen trainen zouden betere prestaties kunnen leveren op internationale wedstrijden. En die betere prestaties leiden vaak tot meer media-aandacht, weet internationaal gymnast Florian Landuyt: “Er kijken niet veel mensen naar het turnen, tenzij er sterke prestaties geleverd worden. Toen Nina Derwael en het meisjesteam de Spelen haalden, was er plots wel veel media-aandacht en begonnen mensen de turnsport te volgen.” Dus het systeem gebruiken als een trainingtool zou ook onrechtstreeks kunnen leiden tot een grotere populariteit van de sport. Als we nu de juryleden kunnen vervangen door robots, vervangen we dan ook de gymnasten binnenkort?

Meer weten? scriptiebank.be/turnjury Promotor: prof. dr. Willem Standaert


DE VL A AMSE SCRIPTIEKRANT · Jaargang 8 · winter 2020

6

K U N S T E N A R C H EO L O G I E

Restauratie: van urine en aardappelschijfjes tot wetenschappelijke discipline Het publiek kon de afgelopen jaren de restauratie van het Lam Gods van nabij meemaken. Grondig wetenschappelijk onderzoek moest het werk weer zo dicht mogelijk bij Van Eycks origineel brengen. Maar restauratie en conservatie waren niet altijd de wetenschappelijke disciplines die ze nu zijn. Voor haar masterproef onderzocht kunsthistorica Audrey Boivin (UGent) hoe rond het begin van de 20ste eeuw een en ander kantelde.

Voor zover we weten is de eerste wetenschappelijke restauratiemethode die van de Duitse chemicus Max Pettenkoffer. Hij wilde de vaak troebel geworden vernis van oude schilderijen opnieuw helder krijgen. Daarom bouwde hij rond het schilderij een afgesloten houten kist, waarin hij alcoholdampen vrijliet. 10 tot 20 jaar lang leek het schilderij weer nieuw.

‘I

n de periode van ongeveer 1880 tot 1920 vond een belangrijke evolutie naar meer wetenschappelijke methodes voor restauratie en conservatie van kunstwerken plaats’, zegt Audrey Boivin. ‘Ik druk het even cru uit, maar vóór die tijd deden ze maar iets waarvan ze dachten dat het kon werken. Schilderijen werden schoongemaakt met urine, men wreef over het oppervlak met een aardappel of legde het schilderij gewoon een dag in een bad water.’

Een fris kleurtje

Tot de 19de eeuw hadden schilderijen vooral een decoratieve of didactische functie. Restauratie betekende niet meer dan een update van een gedemodeerd object, zoals we vandaag ons interieur een fris kleurtje geven. De 19de eeuw bracht industrialisering en sprongen voorwaarts voor de wetenschap. Ook de kunstwetenschappen ontwikkelden zich stilaan tot een discipline. En het schilderij werd kunst. ‘Vanaf dan werd de historische

Restauratie door Cecilia Giménez

waarde van oude schilderijen belangrijker. Een werk kon dus maar best zo dicht mogelijk bij het origineel blijven. Bijschilderen of afsnijden was voortaan not done.’

“Tot de 19de eeuw hadden schilderijen een andere functie en restauratie betekende niet meer dan een update van een gedemodeerd object”

De mysterieuze restaurator

Toch hing er nog lang een zweem van mysterie over de restaurator en zijn werk. In de periode die Audrey Boivin onderzocht, voerden kunstenaars, kunstcritici en kunsthistorici wel al polemieken over kunstrestauratie. Ze stelden verouderde werkwijzen en beweegredenen in vraag en bepleitten de nieuwe, meer gefundeerde methodes. Maar de restauratoren zelf werkten liever in de schaduw en schreven nauwelijks iets neer over hun aanpak. Hoe groter het belang van authenticiteit, hoe meer ze hun positie immers bedreigd zagen: waarom zouden ze de vakgeheimen waar ze hun brood mee verdienden prijsgeven?

hoger de waarde. De kunsthandelaar liep er dan ook liever niet mee te koop hoezeer die ‘authentieke Rubens’ al geretoucheerd werd. Is een geretoucheerde Rubens trouwens nog een Rubens? Zulke morele vragen kwamen almaar vaker op tafel.

De miskleun als uitzondering

Nu nog loopt er af en toe iets mis. Denk maar aan Ecce homo, het 19de-eeuwse fresco van Elias Garcia Martinez in het Spaanse Borja. Dat werd door een goedbedoelende amateur zo rampzalig ‘opgeknapt’ dat het op slag een toeristische trekpleister werd. Het gaat gelukkig steeds vaker om uitzonderingen. Vast staat dat het begin van de 20ste eeuw het begin was van een zich almaar verder ontwikkelende nieuwe visie op restauratie en conservatie van kunst. ‘De toon was gezet voor een professionele aanpak. En die maakt dat we vandaag nog altijd kunnen genieten van ons prachtige culturele erfgoed’, besluit Audrey Boivin, die intussen zelf een opleiding restauratie en conservatie volgt.

Meer weten? scriptiebank.be/restauratie Promotor: prof. dr. Maximiliaan Martens

Ook op de kunstmarkt was discretie goud, want hoe authentieker het kunstwerk, hoe

ARCHEOLOGIE VALT NIET BIJ IEDEREEN IN GOEDE AARDE

Honing, vis en bomma’s handtas Toenadering

Sinds 2016 verplicht de Vlaamse overheid terreinen bij grote bouwprojecten archeologisch te laten screenen, om zo belangrijk archeologisch erfgoed te beschermen en te bewaren. Maar die maatregel valt niet bij iedereen in goede aarde. “Met een beetje pech wordt er belangrijk archeologisch erfgoed aangetroffen en heb je een dure en tijdrovende opgraving aan je been.”

Hermans en Bornauw spraken in hun onderzoek met de betrokken actoren en merkten toch de nodige toenadering. “Veel kritiek dateert van bij de inwerkingtreding van de wetgeving. De overheid gaf daar gehoor aan en zorgde bijvoorbeeld voor een aantal administratieve versoepelingen. Hoewel de huidige wetgeving nog wel tekortkomingen kent, zijn veel actoren intussen eerder tevreden dat er nu effectief een solide wetgeving voor archeologie bestaat.”

“I

k hoop dat ze de handtas van ons bomma vinden, dan is het allemaal nog ergens goed voor,” stelde toenmalig Leuvens burgemeester Louis Tobback in 2010 bij archeologische opgravingen in het stadscentrum. Hij gaf daarmee uiting aan een frustratie die Rosalie Hermans en Freija Bornauw (VUB) zien terugkomen bij projectontwikkelaars, zeker sinds de invoering van de verplichte screenings. “Archeologie is duur, traag en vaak ongewenst voor zij die ermee te maken krijgen”, stellen de masters in bedrijfskunde. Zij spitten de werking van de archeologische markt in hun eindwerk uit. “Vooral projectontwikkelaars zijn misnoegd omdat zij de kosten voor verplicht archeologisch onderzoek moeten dragen”.

Stevig prijskaartje

Dat prijskaartje is best stevig. In 2019 betaalden projectontwikkelaars in totaal 11,3 miljoen euro aan archeologische screenings. Ook de kosten voor verdere opgravingen na een positieve screening zijn voor de projectontwikkelaars. De prijs voor zulke opgravingswerken kan oplopen van duizenden euro’s tot 13 miljoen euro voor het grootste archeologisch onderzoek tot nu toe op een terrein in Vlaanderen.

Mediterrane honing

“Dat terwijl de overheid in 2019 zo’n 1,1 miljoen euro besteedde aan de commerciële archeologische sector. Hiervan ging ongeveer 100.000 euro naar subsidies voor projectontwikkelaars die met archeologie te maken kregen. Het overige miljoen diende als onderzoeksgeld voor archeologen om te werken met data uit deze commerciële opgravingen.”

Booming business

De wetgeving zorgt dus voor veel frustraties bij projectontwikkelaars. Maar ook archeologen juichen de verplichte screenings niet unaniem toe. Zo leeft de frustratie dat de overheid archeologie, een wetenschappelijke discipline, heeft gecommercialiseerd. Hermans en Bornauw: “Archeologiebedrijven die de screenings en opgravingen uitvoeren, zijn als paddenstoelen uit de grond geschoten.

“Archeologie is duur, traag en vaak ongewenst voor zij die ermee te maken krijgen” Omdat projectontwikkelaars deze werken snel en goedkoop willen laten uitvoeren, gaan ze meestal in zee met het bedrijf dat de laagste prijs vraagt of de snelste afhandeling belooft. Dat gaat ten koste van de kwaliteit van het archeologisch onderzoek. Het is een doorn in het oog van academische archeologen, die niet staan te springen om met de verzamelde gegevens aan de slag te gaan.” Wordt de wetgeving dan niet beter ten grave gedragen als er zo weinig animo voor is?

Toch kaart het onderzoek nog een groot werkpunt aan bij de Vlaamse overheid, die sterker moet investeren in publiekswerking. “Ondanks de toegenomen investeringen in archeologisch onderzoek, hoort het publiek weinig over wat bij opgravingen wordt ontdekt. Want hoewel ze in Leuven de handtas van grootmoeder Tobback niet hebben gevonden, stootte men er wel op eeuwenoude sporen van mediterrane honing, duurdere vissoorten en hoogstaand glas- en aardewerk. Zo tonen de opgravingen aan dat het Leuvense stadscentrum al zo’n 1.000 jaar geleden bewoond was door een welstellende bevolking.”

Meer weten? scriptiebank.be/archeologie Promotor: prof. dr. Michael Dooms & prof. dr. Barbora Wouters


DE VL A AMSE SCRIPTIEKRANT · Jaargang 8 · winter 2020

7

GESCHIEDENIS IN DE HERINNERING VAN DE GROOTSTE DIERENVRIEND VAN BELGIË: JULES RÜHL (1864-1936)

Standbeeld voor een vegetariër

Standbeeld Jules Rühl

Op het Astridplein in Anderlecht staat een opvallend standbeeld van vegetariër en dierenrechtenactivist Jules Rühl. Geschiedkundige Lise Foket (UGent) schreef haar scriptie over het kleurrijke leven van deze ‘apostel van dierenbescherming’: “Dat slachters en dierenbeschermers goede vrienden van elkaar kunnen zijn: het lijkt vandaag tegenstrijdig en ridicuul.” Het alledaagse straatbeeld van België 120 jaar geleden, was niet zo pittoresk als velen zich zouden voorstellen. In plaats van lawaaierige auto’s en druk verkeer, werden de straten gekenmerkt door uitgeputte trekhonden en -paarden, die zwaarbeladen karren moesten voorttrekken. De behandeling van deze dieren was aan een beperkte reglementering onderworpen, waardoor misbruiken veelvuldig voorkwamen. De behandeling van dieren op het platteland was niet veel beter: daar werden in communes illegale hanengevechten georganiseerd en jachtpartijen gehouden. Ook werden koeien en varkens bloedig geslacht, zonder enige vorm van verdoving en wanneer mensen de dieren mishandelden, kwamen ze er vaak met een kleine waarschuwing vanaf. Voor vele mensen lijkt dit soort dierenleed misschien onvoorstelbaar, maar het was de bittere realiteit van België rond 1900.

“In de Belgische geschiedenis wordt Jules Rühl herinnerd als de belichamer van de Belgische dierenbeschermingsbeweging: de ‘Michel Vandenbosch’ van ongeveer honderd jaar geleden” Niet iedereen bleef bij dit leed zomaar onberoerd. Zoals de dag van vandaag verenigingen zoals GAIA, Bite Back en Animal Rights bestaan, bestonden er ook rond 1900 al verenigingen van activisten die zich verzetten tegen dierenmishandeling. Ondanks de uiteenlopende meningen over hedendaagse dierenrechtenorganisaties, valt niet te ontkennen dat een minimale dierenbescherming een kernwaarde in onze maatschappij is geworden.

© Pia-Magda

“Jules Rühl nam het heft in eigen handen om de slachthuismedewerkers die nieuwe methodes aan te leren, ondanks het feit Rühl zelf een vegetariër was” We zijn het helaas vergeten dat door het onvermoeibare werk van de activisten van honderd jaar geleden, veel dierenleed uit onze maatschappij verdwenen is. In België speelde één activist een uiterst grote rol in de ontplooiing van de Belgische dierenbescherming 100 jaar geleden. Dit was een activist genaamd Jules Rühl, die gedurende zijn leven bekend stond als de ‘apostel van dierenbescherming.’

Jules Rühl, de apostel van de Belgische dierenbeschermingsbeweging Velen kennen zijn naam de dag van vandaag niet meer, maar Jules Rühl (18641936) heeft tijdens zijn leven een grote impact gehad op mensen- en dierenlevens. In de Belgische geschiedenis wordt Jules Rühl herinnerd als de belichamer van de Belgische dierenbeschermingsbeweging: de ‘Michel Vandenbosch’ van ongeveer honderd jaar geleden. in 1897 stichtte hij een vereniging, genaamd De Maatschappij tegen de Wreedheid jegens de Dieren. Rühl’s grootste verwezenlijking was de oprichting van het eerste Belgische dierenasiel in 1908, genaamd Veeweyde. Ruhl financierde de oprichting en het onderhoud hoofdzakelijk met zijn eigen fortuin, en tot op de dag van vandaag wordt het asiel Veeweyde nog steeds draaiende gehouden door gepassioneerde vrijwilligers die zich inzetten voor verlaten en verwaarloosde honden. Naast zwerfhonden en -katten, zette Rühl zich in voor vogels, trekdieren, slachtdieren en zelfs de kleinste insecten. Ook lag hij aan de basis van België’s eerste dierenbeschermingswet, die in 1929 werd ingevoerd.

Slachthuismedewerkers en dierenbeschermers: natuurlijke vijanden? Een actieterrein dat Jules Rühl nauw aan het hart lag, was de slachthuisproblematiek, en hij streefde dat het gebruik van verdovingsmiddelen en slachtapparaten

Dankzij dierenrechtenactivisten zoals Jules Rühl zijn slachthuizen vandaag onderhevig aan een veel strengere regelgeving dan honderd jaar geleden.

genormaliseerd zou worden in de slachthuizen. Jules Rühl nam het heft in eigen handen om de slachthuismedewerkers die nieuwe methodes aan te leren, ondanks het feit Rühl zelf een vegetariër was. Dat slachters en dierenbeschermers vrienden van elkaar kunnen zijn, lijkt vandaag niet enkel tegenstrijdig, maar ook ridicuul. Je hoeft namelijk niet ver te zoeken naar voorbeelden waar dierenrechtenactivisten en veehandelaars elkaar in de haren vliegen: in 1998, bijvoorbeeld, werd Michel Vandenbosch op de veemarkt in Anderlecht aangevallen door drie veehandelaars. Toch toont de geschiedenis dat het ook anders kan: de slachthuismedewerkers van Anderlecht en dierenbeschermingsactivisten kwamen eigenlijk bijzonder goed overeen met elkaar.

“De slachthuismedewerkers van Anderlecht en dierenbeschermingsactivisten kwamen eigenlijk bijzonder goed overeen met elkaar” Door de beperkte sociale wetgeving aan het begin van de negentiende eeuw, was de werksituatie van de slachthuismedewerkers erbarmelijk, en hadden ze lange werkuren waar ze bovendien ook onderbetaald voor werden. De dierenbeschermers zagen het als hun taak om activisme te voeren voor de dieren en de slachters tegelijkertijd: de situatie van beiden was namelijk onrechtvaardig, en die moest verbeteren. De Brusselse slachthuismedewerkers noemden Jules Rühl ‘notre Président,’ en zagen hem als een een leider, een van de enige personen van de bourgeoisie die tot op dat punt respect had getoond voor hun moeizame job. De samenwerking tussen de dierenbeschermers en de slachthuismedewerkers zorgde voor de invoering van verschillende nieuwe verdovings- en dodingstechnieken in de slachthuizen, wat volgens beiden enkel maar de dieren ten goede kwam.

Een tragische dood en Rühl’s erfenis Gedurende zijn leven werd Jules Rühl door velen bejubeld, en verkreeg hij vanuit vele kanten van de maatschappij steun.

Toch was na zijn dood menig man geëmotioneerd bij het verlies van een activist, die zijn hele leven en fortuin had gegeven voor de bescherming van de meest zwakken in de maatschappij, de dieren. Jules Rühl’s dood was immers tragisch en gebeurde tijdens zijn activisme. Hij stierf op zondag 30 december 1936, na een aanrijding aan het station van Antwerpen. Ruhl liet al zijn geld en eigendom na aan de dierenbeschermingsverenigingen, en een nieuwe generatie dierenbeschermers trad in zijn voetsporen.

“De Brusselse slachthuismedewerkers noemden dierenrechtenactivist Jules Rühl ‘notre Président,’ en zagen hem als een een leider” De herinnering van Jules Rühl is nog steeds merkbaar in Anderlecht zelf. Zo werd er een standbeeld opgericht dat momenteel aan het Astridplein staat. Ongeveer een zesde van het volledige bedrag voor de oprichting van dit standbeeld, werd gedoneerd door de medewerkers van het slachthuis van Anderlecht ter ere van hun ‘president’, wat hun steun aan Rühl’s dierenbescherming weerspiegelt. Ook dichtbij het slachthuis is nog steeds de “Jules Ruhlstraat” te vinden. Ironisch misschien volgens sommigen, maar met de geschiedkundige context zien we dat hier duidelijke redenen voor waren. Jules Rühl leert ons dat de dierenbescherming een lange geschiedenis heeft, en onder andere tot stand is gekomen door mensen die honderd jaar geleden tegen de stroming in durfden te gaan.

Meer weten? scriptiebank.be/dierenrechten Promotor: prof. dr. Christophe Verbruggen en prof. dr. Violette Pouillard


DE VL A AMSE SCRIPTIEKRANT · Jaargang 8 · winter 2020

8

ONDERWIJS

Onderwijs op de muziekschool is té klassiek INNOVATIEVE EN LEERLINGGERICHTE MUZIEKLEERKRACHTEN MISSEN OPLEIDING EN BEGELEIDING Master in de onderwijskunde Adriaan Vervoort (VUB) gaf zelf jarenlang les in de muziekschool, maar merkte dat hij niet voorbereid was op die taak. Zijn ervaring werd een inspiratie voor zijn masterproef, waarin hij veertien leerkrachten aan het woord laat die het anders willen doen.

V

eel muzikanten volgen na hun conservatoriumopleiding een specifieke lerarenopleiding die hen voorbereidt op het lesgeven in het deeltijds kunstonderwijs (DKO). Maar, zo stellen innovatieve en leerlinggerichte leerkrachten uit het DKO, die lerarenopleiding is onvoldoende afgesteld op de hedendaagse noden van de leerling en bereidt onvoldoende voor op wat een muziekleerkracht echt nodig heeft om goed les te geven. “Het was een verloren jaar”, zo stelt een respondent tijdens het interview. Van wat hij meekreeg uit de lerarenopleiding past hij nauwelijks nog iets toe. Gedurende zijn tien jaar ervaring als gitaarleerkracht in het DKO veranderde zijn aanpak van lesgeven volledig. Vanuit een kritische en onderzoekende houding ging hij op zoek naar de beste manier om zijn leerlingen te onderwijzen en te ondersteunen in hun leerproces. Die zoektocht blijft altijd aanwezig, maar heeft voorlopig al heel wat nieuwe inzichten opgeleverd die hij graag deelt met zijn collega’s. En wat blijkt, hij is niet alleen.

Verschillen in lesgeven

Ruw genomen zou je kunnen stellen dat er twee manieren van lesgeven zijn. Bij de ene ben je als leerkracht overtuigd van je leerplan. Je biedt elke leerling hetzelfde boek, dezelfde methode, en hebt dezelfde verwachting die als standaard dient voor evaluatie. Zo komt na oefening drie altijd oefening vier, leren we allemaal een prelude van Bach spelen, en vervelende vragen houdt de leerling best voor zichzelf. Deze manier van lesgeven is duidelijk, je kunt het vlot voorbereiden, en eenmaal je plan klaar is moet je het alleen nog uitvoeren. Werkt het niet voor een leerling? Jammer. Dat is dan maar zo.

“Na les 3 komt les 4 en iedereen speelt een prelude van Bach: is het niet beter om te kijken wat een leerling nodig heeft?” Bij de andere manier van lesgeven is het leerplan minder duidelijk. Want, voor we het leerplan invullen kijken we best eerst naar wie de leerling is. Hoe leert de leerling? Wat wil de leerling leren? Welke kennis heeft deze

leerling al en hoe kunnen we hierop voortbouwen? De nadruk ligt hier duidelijk bij de leerling, die op zijn beurt ook inspraak heeft op wat en hoe er wordt geleerd. Hierdoor is het voor de leerkracht veel minder duidelijk wat er nodig is om de les vorm te geven en wordt er heel wat flexibiliteit verwacht. Het vraagt soms jaren van ervaring voordat het allemaal een beetje op zijn plaats begint te vallen. Je voelt vast al aan welke van deze twee manieren het best gaat werken voor de leerling… Hoe komt het dan dat muziekleerkrachten hier weinig tot niets over meekrijgen in hun opleiding? Vanuit de onderwijspsychologie en educatieve wetenschappen klinkt al enkele decennia dat we onze manier van lesgeven best anders aanpakken. Meer leerlinggericht. Gedacht en ontworpen vanuit hoe de leerling leert en niet vanuit wat we vinden dat leerlingen moeten leren. Want uiteindelijk, elk kind is anders en heeft wat anders nodig. Er is groeiende wetenschappelijke evidentie voor leermethodes die aansluiten bij deze visie, maar blijkbaar stroomt de kennis maar moeizaam door naar de praktijk. We hebben het dan over methodes zoals het geven van waardevolle feedback waardoor de leerling tot beter inzicht komt, of het doseren van informatie en opbreken van vaardigheden zodat de lesinhoud behapbaar kan worden aangeboden. Het gaat ook over het begrijpen van de leerling, wat de leerling nodig heeft, het verschil maken tussen leerlingen, maar ook hoe motivatie om te leren vanuit de leerling zelf ontstaat. Uiteindelijk willen we ook dat de leerling zelfstandig gaat leren en niet steeds met het handje moet worden vastgehouden. Hiervoor bestaan didactische vaardigheden waarmee de leerkracht de leerling optimaal kan begeleiden. Het DKO is de ideale plaats om leerlinggericht te werken! Het is geen leerplichtonderwijs, de meeste leerlingen zijn daar omdat ze er willen zijn; er wordt lesgegeven in kleine groepjes, soms zelfs individueel; en als leerling blijf je vaak meerdere jaren bij dezelfde leerkracht waardoor ze je echt leren kennen. Toch blijken de veertien innovatieve leerkrachten waarmee werd gesproken in de minderheid te zijn en voelen ze zich vaak alleen. Ze hebben bovendien hun visie, en bijgaande kennis en vaardigheden, autonoom

ontwikkeld. Met andere woorden, ze zijn uit eigen beweging op zoek gegaan naar antwoorden op hun vragen en kregen hiervoor weinig tot geen ondersteuning vanuit hun omgeving. Waarom ze anders zijn gaan lesgeven is voor elke respondent anders, maar komt vaak op hetzelfde neer. Namelijk, een diepe overtuiging dat elke leerling kan bijleren en iets waardevol kan meekrijgen uit de muziekles. Elk op zijn of haar tempo en niveau. Dit houdt voornamelijk in dat men inziet dat vasthouden aan een smal en rigide leerplan of het hanteren van strakke verwachtingen voor veel leerlingen niet werkt. Hierdoor vallen te veel leerlingen onnodig uit de boot.

Nadenken over lesgeven

Ook bij jonge startende leerkrachten ziet men hetzelfde probleem. Ze beginnen vaak met lesgeven zoals ze zelf les hebben gehad . Desnoods vallen ze terug op een lesboek of aanwijzigingen uit het leerplan. Zo wordt het vaak ook aangeleerd in de lerarenopleiding, door lesvoorbereidingen te schrijven en planmatig te werk te gaan. Dit lijkt op de eerste plaats

COLOFON De ScriptieKrant is een uitgave van Scriptie vzw. Scriptie heeft als missie wetenschap, techniek en innovatie dichter bij het grote publiek te brengen en het werk van jong onderzoekstalent meer bekendheid te geven. teksten:

Elke De Winter en studenten | vormgeving: www.grase.be | verantwoordelijke uitgever: Arnaud Zonderman · Leopoldstraat 6 · 1000 Brussel

De Vlaamse Scriptieprijs wordt ondersteund binnen het Actieplan Wetenschapsinformatie, een initiatief van de Vlaamse Overheid.

duidelijkheid en zekerheid te bieden, maar op lange termijn lopen ze al snel vast. Omdat ze niet hebben geleerd een plannetje te volgen zijn ze niet in staat de noden van de leerling te zien of daar rekening mee te houden. Dus, dat moet anders, stellen de respondenten.

“Innovatieve leerkrachten in het DKO blijken in de minderheid te zijn en ze voelen zich vaak alleen” Dat kan alleen maar door anders te gaan nadenken over lesgeven, over wat de rol van de leerkracht is, en hoe de leerling het beste leert. Een verandering in de mindset, zeg maar. En om die verandering in gang te zetten wordt op de eerste plaats gekeken naar de verantwoordelijkheid van de lerarenopleidingen. Het is daar waar men de mindset vormt, en het is daar dat men de nodige openheid en flexibiliteit in gang kan zetten om de leerkracht voor te bereiden op de hedendaagse uitdagingen van het lesgeven.

Meer weten? Scriptiebank.be/dko Promotor: prof. dr. Tom Vanwing


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.