Vlam 8

Page 1

VLAM

driemaandelijks magazine van Jong Groen ERKENNING P702077 | Afgiftekantoor: Gent X V.U. Gert-Jan Abrams, Sergeant De Bruynestraat 78-82, 1070 Brussel

E D I T I E A P R / M E I /J U N 2 0 1 6

Nele Van den Broeck: "Ik voelde me een loser en ben daar nummers over beginnen schrijven”

Lora Hasenbroekx: “Leerlingen zijn bij ons de baas”

DOSSIER

Zonder overstappen naar Zwitserland

PB- PP

BELGIE(N) - BELGIQUE


GROENL AND • SATIRE

ÉÉN POT NAT Recent onderzoek heeft uitgewezen dat vrijwel alle slechte beleidsbeslissingen worden genomen door politici. Het systeem van salariswagens, het subsidiëren van de varkensteelt, te hoge arbeidslasten, soldaten die de plaats van straathoekwerkers innemen, het openhouden van kerncentrales, het aankopen van dure gevechtsvliegtuigen – noem een beleidsbeslissing die meer kwaad dan goed doet en je weet dat ze door politici werd genomen. De diagnose vaststellen is echter maar een eerste stap. We vragen politicoloog Carl Devos hoe deze euvele situatie spoedig te remediëren.

Professor Devos, hoe interpreteert u de resultaten van dit onderzoek? Ik ken het onderzoek niet, maar op basis van uw inleiding kan ik wel een doorwrochte analyse dicteren. Het is inderdaad zo dat alle wetten, decreten en ordonnanties sinds mensenheugenis door politici worden gestemd. Ook fiscale regels, de verdeling van subsidiepotten en meer in het algemeen de koers binnen bepaalde beleidsdomeinen zijn doorgaans producten van de politiek.

Zijn politici dan niet geschikt om een land of regio te besturen? Daar lijkt het wel op. Je ziet de laatste jaren ook erg veel burgers, organisaties en zelfs bedrijven zichzelf organiseren om de parlementaire democratie van ons land meer zuurstof te geven. Niemand heeft nog vertrouwen in de politiek, dus gaan de mensen zelf maar aan de slag. Occupy, de Indignados en Nuit Debout gelden als buitenlandse voorbeelden, in eigen

land denk ik aan de G-1000, Ringland, Hart Boven Hard en Klimaatzaak. Al zijn dat alleen nog maar de grotere namen: in elke gemeente vind je wel actiecomités, transitiegroepen en wat dies meer.

Maar er zijn toch ook politici die zich inzetten voor zo’n lokale actie? Mensen die aan vrijwilligerswerk doen, in de Wereldwinkel staan, actief zijn bij Climate Express, straatfeesten organiseren of burgerplatformen helpen opzetten – en toevallig ook aangesloten zijn bij een politieke partij? Daar gaat u wel heel kort door de bocht! In hedendaagse analyses is het absoluut not done om politici te linken aan activisme of oprechte verontwaardiging. Politici zijn uitsluitend politici, je moet heel hun doen en laten vanuit die optiek bekijken. De buitenpolitieke inzet van politici draait meestal om electoraal opportunisme, soms is het gewoon een foutje in hun agenda. Geloof me vrij: hoe

2

oprechter een politicus lijkt, hoe meer argwaan op z’n plaats is.

Goed, de oplossing dan maar. Meer activisten in de politiek? (zucht) Ik leg het nog één keer uit. Iemand die in de politiek zit, is politicus. En politici zijn niet te vertrouwen, want die nemen net al die slechte beslissingen. Een activist of zelfs een academicus die politicus wordt, houdt onmiddellijk op activist of academicus te zijn. Stel dat Naomi Klein, Manu Claeys of David Van Reybrouck zich morgen partijpolitiek engageren: geen hond die nog geloof hecht aan This Changes Everything, het Ringlandproject of de G-1000. De taak van zulke activisten bestaat er net in de vinger te leggen op wat fout loopt, zonder zich tot partijpolitieke uitspraken te laten verleiden, dat leidt alleen maar tot verwarring. Het zou toch te gek zijn als mensen en politici zomaar door elkaar zouden beginnen lopen?

Auteur: Simon Horsten


EDITO

INHOUD

De lente is in het land! Een eerste ijsje, de zonnebril (en zonnecrème) afstoffen, wij zijn klaar voor de zomer. Enige minpuntje: Jong Groen gaat binnenkort weer een kleine twee maand op rust. Hoe jammer ook, we hebben onze vakantie natuurlijk wel verdiend. We hebben de voorbije maanden niet stilgezeten. Een straatactie om te pleiten voor meer diversiteit in ons straatnamengamma. Eén van de hoogtepunten was uiteraard ook ons congres. Op één dag tijd hebben we orde op zaken gebracht in ons voedselsysteem. Dankzij Jong Groen ligt alles wat nodig is om over te schakelen op lokaal en duurzaam voedsel nu voor het grijpen. Nagenieten kan met de fotoreportage in deze Vlam. Elk jaar zijn er echter meer thema's dan een Jong Groenwerkjaar kan behandelen. Gelukkig is er dan de Vlamredactie, die in het laatste nummer van dit werkjaar nog met een aantal straffe dossiers naar buiten komt. Zo hadden we dit jaar met Jong Groen graag het idee van de 'commons' uitgewerkt. In de Middeleeuwen, toen privaat bezit nog niet zo'n evidentie was, had elk dorp een aantal gemeenschappelijke landbouwgronden en graasweiden, de zogenaamde 'commons', vrij maar verstandig te gebruiken door iedereen. Een hele hulp voor de minder gegoeden in de samenleving. Het systeem is verdwenen, maar wij denken dat onze supergeprivatiseerde, geïndividualiseerde samenleving best wel weer wat commons kan gebruiken. In deze Vlam trappen we het debat op gang over welke basisbehoeften vandaag gemeenschappelijk beheerd moeten worden. Toegang tot water, sanitair of internet, bijvoorbeeld. Verder staan er ook nog enkele superinteressante interviews. Eentje met een zalige madam, die van straffe teksten vrolijke muziek maakt. En waar het soms moeilijk loopt. Een beetje verder vertelt Lora Hasenbroekx over haar missie met de Vlaamse Scholierenkoepel. Laat je imponeren door deze straffe madam. Uiteraard zit het werkjaar er nog niet helemààl op. We sluiten het af met onze tapasavond, waarbij we dit jaar dieper ingaan op het actuele en relevante thema van radicalisering. En al even traditiegetrouw trappen we de zomer samen af, op zomerweek. En daarna rest er ons écht niks anders meer dan jullie een stralende zomer te wensen. Geniet ervan! Céline en sielke

3

p4

DOSSIER I Naar Zwitserland zonder overstappen

p7

T E G A S T Gastbijdrage van écolo j

p8

IN BEELD Congres Food for Thought

p9

GE VAT Mensenrechten versus burgerrechten

p 10

FRAPPANT De straat van morgen

p 12

I N T E R V I E W Nele Van den Broeck

p 16

DOSSIER II Commons, een wereld naast markt en staat

p 19

AFDELING IN DE KIJKER Bree top

p 20

JONG Lora Hasenbroekx: “Leerlingen zijn bij ons de baas”

p 22

CULT UUR De ontelbaren, l’histoire se répète

Op een dag tijd brachten we orde op zaken in ons voedselsysteem tijdens het congres.


DOSSIER I

NAAR ZWITSERLAND ZONDER OVERSTAPPEN Een gewone IC-trein die Brussel met het Zwitserse Bazel verbindt, tweemaal daags, langs Luxemburg, Metz en Straatsburg. Een lijn met eigennamen: de ochtendrit heet Vauban, de middagrit Iris. Sinds 3 april rijden ze niet meer. Het logische einde van een anachronisme? Een spijtig symptoom van de liberalisering van het spoor? Of het slachtoffer van dure TGV’s en spotgoedkope vliegtuigtickets? En wie gebruikte deze lijn eigenlijk nog? Vlam reed mee in de laatste week van de vierlandentrein. Nu is zelfs Brussel–Bazel niet meer, maar vroeger reikten de Iris en de Vauban nog verder. Ooit kon je in Brussel opstappen om pas in Zürich of zelfs Milaan de trein te verlaten. Het waren de hoogdagen van het internationale netwerk EuroCity, in 1987 opgericht als opvolger van de Trans Europ Express.

met aparte coupés voor zes personen en een handige fietswagon. Al is die laatste tijdens onze rit buiten gebruik en lijkt het voor een handvol laatste dagen niet meer de moeite de wagon te repareren.

Maar de jaren negentig brachten hogesnelheidstreinen, die stuk voor stuk de plaats innamen van de tragere langeafstandstreinen. Als klap op de vuurpijl begonnen Ryanair en andere Virgins reizigers met absurd lage prijzen de lucht in te jagen. Eén voor één worden internationale treinverbindingen sindsdien ingekort of afgeschaft. Enkel in Oost-Europa blijven langeafstandstreinen populair.

We blijken niet de enigen te zijn die zich op de Vauban bevinden om zijn laatste dagen mee te maken. Evert en Jef, twee jeugdvrienden uit Nijlen, hebben zich in een coupé voor zes geïnstalleerd. Plaats om erbij te komen, is er niet: een flink opgetuigde trekfiets neemt de hele ruimte in. Een defecte fietswagon wordt altijd gemist.

De treinstellen die ons van BrusselNoord tot over de landsgrens zullen voeren, hebben een groot deel van die geschiedenis meegemaakt. Ze zijn ouder dan EuroCity zelf, een combinatie van exemplaren uit 1986, met de meest comfortabele zetels, en 1976,

INTERNATIONALE STOPTREIN

De fiets is van Evert, hij vertrekt straks in Bazel om op een weekje terug naar huis te trappen. Een perfecte vakantie voor de onderwijzer. En Jef? Die komt vandaag nog terug, met dezelfde trein. Hoogstens even tijd om iets te eten in het eindstation.

4

Jef werkt als loketbediende voor de internationale ritten in AntwerpenCentraal, hij heeft al van kindsbeen af een fascinatie voor treinen en neemt wel vaker afscheid van een internationale lijn die wordt afgeschreven. De hele reis op en af, foto’s van begin- en eindstation en het biljet als aandenken. “Ik snap wel dat deze verbinding op de huidige manier niet kan blijven bestaan,” zegt Jef. “Het duurt drie uur om van Brussel nog maar tot in Luxemburg te geraken, de trein stopt in veel te veel stations en rijdt behoorlijk traag.” We doen inderdaad niet enkel Ottignies, Namen en Aarlen aan, waar nog enkele tientallen reizigers op- en afstappen, maar ook Ciney, Marloie, Jemelle, Libramont en Marbehan. Kleine namen voor een grote lijn. De treinbegeleiders hebben vanaf Namen ruim de tijd voor een babbeltje en bevestigen dat het aantal reizigers op de Vauban al jaren in dalende lijn is.


DOSSIER I

Evert en Jef over het verdwijnen van de vierlandentrein: "Het is een ramp voor wereldfietsers."

SIX HEURES DE REPOS De meeste reizigers die we spreken, gebruiken de lijn enkel om te pendelen tussen Brussel en een Waalse halte. Zo moet Brusselaar Thibault eigenlijk een eerdere trein halen om tijdig op zijn werk in Namen te zijn, maar hij is geen ochtendmens, dus belandt hij regelmatig op de Vauban. Tegenover hem zit Thomas, die werkt voor de Raad van Europa en daarvoor een grotere afstand overbrugt. Hij neemt de trein regelmatig naar Straatsburg. “Heel comfortabel, vind ik. Weinig volk op de trein, aangename zitplaatsen, mooi landschap. Six heures de repos, een beetje muziek en desnoods wat werken. Erg jammer dat de lijn wordt afgeschaft.”

Jammer, maar voor Thomas en andere eurocraten is, uiteraard, een oplossing voorzien: een hogesnelheidsverbinding tussen Brussel en Straatsburg, met tussenstops als Rijsel en Charles De Gaulle. Binnenkort gaat het over het spoor twee uur sneller tussen de vaste vergadersteden van het Europees Parlement. Overigens is de ontwikkeling van het TGV-netwerk in het noordoosten van Frankrijk, met als kroonstuk de verbinding tussen Parijs en Straatsburg, precies de reden van het verdwijnen van de Iris en de Vauban. De verouderde sporen tussen Brussel en Luxemburg, die geen hoge snelheden toelaten, kunnen niet meer concurreren en de Franse spoorwegmaatschappij SNCF wilde de lijn niet meer ondersteunen.

5

DRAMATISCH ALTERNATIEF Toch had het anders kunnen lopen. De NMBS heeft al jaren het voornemen de trage lijn in Wallonië te vernieuwen, zodat treinen er tot 160 km/h kunnen rijden. Dat zou het eerste deel van de IC-trein naar Bazel fel verkorten en de rit richting Zwitserland een stuk aantrekkelijker maken. Maar opeenvolgende besparingen bij het spoor schuiven dergelijke investeringen in de infrastructuur voortdurend op de lange baan. Mensen met een passie voor treinen, zoals Jef, zien het met lede ogen aan. “Het is niet omdat de lijn Brussel–Bazel in haar huidige vorm niet kan voortbestaan, dat ze ook zomaar moet verdwijnen. Maar als je niets investeert, kan


DOSSIER I

je op de duur natuurlijk niet anders dan ze afschrijven. Zonde, want het alternatief naar Straatsburg is dramatisch. De tickets kosten dubbel zo veel, je moet op voorhand reserveren en het is lang niet meer zo makkelijk om je fiets mee te krijgen.” Evert knikt: “Het is een ramp voor wereldfietsers.” Voor Jef zijn treinen niet enkel een passie, het is ook zijn job. Dagelijks verkoopt hij internationale reizen aan het loket. Hij kijkt voorbij de nostalgie en is lang niet vies van een beetje

commerciële logica. “Ik heb niets tegen hogesnelheidstreinen, maar je moet zo veel mogelijk verschillende kanalen openhouden om reizigers in de trein te krijgen. Als iemand aan mijn loket komt, zie ik vaak binnen een paar seconden wat voor reis ik kan aanraden. Mannen in kostuum en met aktetas kopen een TGV-ticket, rugzaktoeristen nemen graag een minder dure verbinding en senioren vragen al eens naar ‘die trein naar Zürich, maar zonder overstappen, he!’. Als de enige optie nog een dure TGV is, haken veel mensen af.”

José en María, een gepensioneerd koppel uit Salamanca, hebben een meer persoonlijke reden om de teloorgang van de Vauban te betreuren. Hun zoon woont sinds kort in Aarlen, hun dochter in Straatsburg. Zeulend met grote valiezen bezoeken ze hun kinderen, en vandaag rijden ze voor het eerst rechtstreeks van zoon naar dochter. We vertellen hen dat dit meteen de laatste keer zal zijn. María’s tweede achternaam is Calvo, maar toch vertolkt ze haar verontwaardiging bedaard. “Schrijf maar neer dat we het heel jammer vinden dat deze lijn stopt.”

DE TREIN, EEN SOCIALE VOORZIENING “Het spoor is een collectief project ten behoeve van individuele belangen, en het kan niet bestaan zonder een algemeen akkoord en een gezamenlijke financiering.” In zijn testament Het land is moe neemt historicus Tony Judt niet toevallig de spoorwegen als voorbeeld van een ‘noodzakelijke en natuurlijke’ sociale voorziening. Judt bekijkt de trein vanuit de traumatische ervaringen in zijn thuisland Groot-Brittannië, waar de privatisering van de spoorwegen tot een desastreuze, veel te dure dienstverlening heeft geleid. Uiteindelijk is het toch de overheid die moet opdraaien voor het onderhoud van de infrastructuur en de verbinding met afgelegen gebieden. Net als grootbanken kunnen private spoorweguitbaters enorme risico’s nemen: ze weten dat de overheid, als puntje bij paaltje komt, altijd de meubelen komt redden.

Alle gebreken ten spijt zijn de Belgische spoorwegen gelukkig nog altijd in handen van de samenleving, maar ook NMBS en Infrabel worden te vaak beschouwd als ‘gewone’ bedrijven, die louter in termen van economische efficiëntie mogen denken. Overigens: zelfs in puur economische termen moet de auto het in België afleggen tegen de trein. De subsidies voor salariswagens bedragen jaarlijks 5 miljard euro, dat is meer dan die van NMBS, De Lijn en MIVB samengeteld. Judt stelt voor om te “heroverwegen welke criteria we hanteren om de kosten van een voorziening te bepalen. Die kunnen behalve economisch ook sociaal, milieutechnisch, menselijk, esthetisch en cultureel zijn.” Het spoor is méér dan een manier van verplaatsen. Treinstations zijn cruciale plekken in steden, de lijnen tussen gemeenschappen zorgen voor een reële en symbolische verbinding. De trein is democratisch

6

en blijft tot de verbeelding spreken. Niet elk bedrijf heeft mensen in dienst die zo gepassioneerd zijn als Jef. De afschaffing van lijnen als de Vauban en de Iris zijn een symptoom van een doorgedreven rendementsdenken. Als jarenlang niet geïnvesteerd wordt in betere sporen voor zulke lijnen, dan valt het doek uiteindelijk onverbiddelijk. Maar het is ook een symbolisch verlies: een (laagdrempelige) IC-trein die vier landen aandoet, bouwt mee aan een Europese samenleving, legt heel concreet stevige verbindingen. Die functie vervang je niet zomaar door een dure hogesnelheidstrein. “Als we niet begrijpen dat we gezamenlijk geld aan de trein moeten besteden,” eindigt Judt, “komt dat doordat we omheinde mensen zijn geworden die niet meer weten hoe we de openbare ruimte voor ons aller welzijn moeten gebruiken.”

A u t e u r : S i m o n H o r s t e n · f o t o' s : S i e n V e r s t r a e t e n


TE GAST

Onze Franstalige collega’s van écolo j schreven een gastbijdrage

DIALOGUE ENTRE JEUNES POUR UN MEILLEUR VIVRE ENSEMBLE Notre société évolue à pleine vitesse, c’est incontestable. Cette évolution est en partie due à l’arrivée de nombreuses personnes qui viennent des quatre coins du monde et qui emportent avec eux un bagage socio-culturel propre à leur pays d’origine. Cette hausse de la mixité culturelle nous pousse à remettre en question notre rapport aux autres. Avec les récents attentats de Paris et de Bruxelles, force est de constater que vivre ensemble n’est pas chose aisée – et oui: la plupart des terroristes étaient bien belges, ancrés depuis longtemps dans notre société. Comment les jeunes peuvent réagir face à ces événements tragiques? En proposant une politique pro-sécuritaire? En assignant plus de militaires devant les gares, écoles et universités? En allongeant les peines de prison …? Non. La réponse doit être systémique. C’est pourquoi écolo j a décidé de s’interroger sur nos problèmes de société actuels et sur les différentes actions que les jeunes pourraient entreprendre pour mieux vivre ensemble. Un groupe de travail a donc été formé pour lancer un processus de réflexion. Son but est de cerner les obstacles susceptibles d’apparaître dans la rencontre avec ‘l’autre’ et de trouver les solutions pour les dépasser. Récemment, une quinzaine de jeunes d’horizons divers se sont ainsi mis autour de la table pour entamer la réflexion. Pour alimenter la discussion

trois intervenants étaient presents: Sarah Turine et Mariam Elhamidine, échevines de la jeunesse à Molenbeek et à Forest et Bar Van de Ven, Coordinateur de l’asbl Buurtwinkel. Cette table ronde fut l’occasion de voir à quoi renvoient les notions telles que ‘vivre-ensemble’, ‘identité’, ‘choc culturel’, ‘appartenance’ ou ‘radicalisme’ et de s’interroger sur le rapport des jeunes avec la société actuelle (rapport à l’autre, aux medias, aux autorités politiques, au système éducatif, etc.). Vaste sujet donc! Suite au débat certaines pistes d’actions ont émergé: privilégier le travail de proximité avec les jeunes, valoriser la parole des jeunes, proposer un parcours d’orientation qui redonne goût aux cours, mettre sur pieds des Conseils consultatifs des jeunes qui allient accompagnement et autonomie et qui soient surtout représentatifs et véritablement consultatifs.

7

Évidemment cette réflexion ne restera pas sans suite. Il s’agissait d’une première approche de la thématique pour construire une position et mieux cibler les actions qu’écolo j va mettre en place pour faciliter le vivre ensemble! A suivre donc …

W O O R D E N L I J S T: Incontestable: onbetwistbaar Force est de constater que: men kan alleen maar vaststellen dat Aisée: eenvoudig Pro-sécuritaire: pro veiligheid En assignant: door toe te wijzen Cerner: uitlichten Susceptibles: gevoelig Entamer: aanvangen Échevines: schepen Vaste: breed Cibler: richten


IN BEELD

CONGRES FOOD FOR THOUGHT

Op zaterdag 30 april verzamelden meer dan 60 Jong Groenen in Leuven om te debatteren over ons voedselsysteem. Het was een rijkelijke dag vol meningsverschil, boeiend debat en democratische stemmingen. Jong Groen is trots op het resultaat, een rits voorstellen waarmee we de transitie kunnen maken van exportgerichte, industriĂŤle landbouw naar een kleinschalige, meer biologische landbouw gericht op lokale voedselvoorziening.

8


GEVAT

MENSENRECHTEN VERSUS BURGERRECHTEN © bigstock

Giorgio Agamben over de vluchteling

De afgelopen maanden bleven de beelden zich opstapelen: improvisatorische vluchtelingenkampen die ontstaan aan grensovergangen en van de ene dag op de andere worden dichtgegooid. Een grote massa mensen die te voet over de autostrade van het ene land naar het andere wandelt. Mannen, vrouwen en kinderen die uit het water worden gevist na de oversteek op zee in een gammele boot. De beelden worden beantwoord met een stortvloed aan opinies en politiek paniekvoetbal. Om de Europese reactie op de vluchtelingencrisis beter te begrijpen, kan het interessant zijn even afstand te nemen van de actuele problematiek en de vooronderstellingen bloot te leggen die aan het politieke debat ten grondslag liggen. De Italiaanse filosoof Giorgio Agamben (°1942) kan ons daarbij helpen. Agamben omschrijft de vluchteling als een ‘homo sacer’, een begrip dat hij ontleent aan het Romeins recht. De homo sacer was oorspronkelijk

iemand die uit de politieke samenleving werd uitgesloten, een banneling, iemand die vogelvrij verklaard werd. Dat dit geen wenselijke positie was, blijkt onder andere uit het feit dat het doden van een homo sacer in de Romeinse tijd niet werd beschouwd als moord. Als homo sacer werd men dus niet alleen niet langer als burger gezien, maar bovendien eigenlijk ook niet meer als mens. Agamben argumenteert dat er tegenwoordig opnieuw een homo sacer bestaat, door te wijzen op een belangrijk aspect van de in 1789 geformuleerde ‘Déclaration des droits de l’homme et du citoyen’ (Verklaring van de rechten van de mens en de burger). Met deze tekst krijgt de mens, louter omwille van het feit dat hij geboren is, rechten toegekend (“Alle mensen zijn gelijk en met onvervreemdbare rechten geboren”). Tegelijkertijd worden deze rechten echter stilzwijgend verbonden aan de natiestaat. Agamben laat zien dat

9

de zogenaamd onvervreemdbare rechten geen universele regels zijn die altijd en overal gelden, maar een belangrijke rol spelen in het stichten en behouden van de staat. De opdracht van de staat is namelijk het waarborgen van de mensenrechten, maar dit gebeurt enkel door van de mensen die op zijn grondgebied zijn geboren ‘burgers’ te maken. Zo koppelen we mensenrechten impliciet aan burgerrechten. Daardoor ontstaat een wrange verhouding tot de vluchteling. Mensenrechten zijn enkel als burgerrechten te waarborgen, dus wie geen burger is, lijkt geen aanspraak te kunnen maken op zijn rechten. Hij is een ‘homo sacer’, uitgesloten van bescherming door de politiek-juridische orde. De homo sacer is vandaag dus niet meer letterlijk vogelvrij verklaard, maar lijkt, doordat hij geen aanspraak kan maken op burgerschap, ook niet langer als mens beschouwd te worden. Met de schrijnende situaties aan de grenzen van Europa als gevolg.

Auteur: Leen Verheyen


FRAPPANT

© l a b va n t r o j e

DE STRAAT VAN MORGEN

10


FRAPPANT

Met het voortdurend groeiend aantal stadsinwoners wordt de openbare ruimte steeds beperkter. Een stad met minder plaats om samen dingen te doen, is dat wel de stad waarin we morgen met z’n allen willen leven?

1 juni 2013, in twee Gentse straten verschijnen groene matten en enkele banken op de rijbaan enkele. Het is de start van een experiment dat zich in 2016 uitbreidt tot wel twintig straten verspreid over heel Gent. Ook in andere Vlaamse en internationale steden kent het concept meer en meer bijval.

CONCRETE ERVARINGEN OPDOEN De vzw Lab van Troje vindt alvast dat de ruimte tussen de rijen huizen nuttiger kan worden ingevuld. Hun doelstelling is dan ook burgers, bedrijven, overheden en organisaties te verenigen en door experimenten in de straat ervaring op te doen. Ze willen tonen dat structurele veranderingen mogelijk zijn. Het creatief laboratorium wil zo oplossingen aanreiken om versneld tot een duurzame, leefbare en klimaatneutrale stadsomgeving te komen. Met die concrete projecten zorgt het Lab niet louter voor een eindproduct. Ze tonen lokale overheden hoe zij samen met de verschillende partners een gedragen project kunnen uitbouwen.

VAN DROOMSTRA AT NA AR LEEFSTRA AT VOOR EN DOOR DE BUREN Hoe vaak hoor je niet: “Ik zeg mijn buur dagelijks een goedendag, maar eigenlijk weet ik niet veel over hem of haar”? Wel, daar wil het Lab iets aan doen. Niet rechtstreeks, maar door van de straat een ontmoetingsruimte

te maken. En die ruimte mogen de buurtbewoners zelf vormgeven. De wensen van straatbewoners zijn vaak dezelfde. Toch kan iedereen bouwstenen uit ‘het labo’ nemen en zelf kiezen hoe ze de straat willen inrichten. Telkens vertrekt het Lab vanuit de wensen en noden van de bewoners. Na een ‘melkronde’, waar een voortrekker uit de buurt van deur tot deur gaat bij alle inwoners van de straat, volgen er gesprekken tussen initiatiefnemers uit de straten en de stadsdiensten zoals het Mobiliteitsbedrijf, politie, brandweer, afvalbeheerder Ivago … Ook de ‘wijkregisseur’ is aanwezig en legt de link met de lokale werking. Na dit overleg gaan de voortrekkers terug naar hun straat en zitten alle buurtbewoners rond de tafel om de inrichting van hun ideale straat zelf uit te tekenen. Met die plannen trekken de vrijwilligers van het Lab naar de verschillende stadsdiensten om afspraken te maken over de tijdelijke inrichting van de straat, afvalophaling, veiligheid, netheid ... Daarnaast spreken ze hun breed netwerk van contacten aan om bijvoorbeeld elektrische fietsen aan te bieden voor wie het pendelen met de fiets wil uitproberen.

STEUN VAN DE STAD De eerste drie succesvolle edities verliepen zonder structurele financiering. Het Lab van Troje wou in de beginfase vooral dat de stad Gent

11

hielp om het experiment te ondersteunen via een goede samenwerking. Voor de editie van 2016 kan het Lab wel rekenen op financiële steun van het Gentse stadsbestuur door middel van een convenant. Op die manier kan het Lab middelen inzetten om het experiment verder uit te bouwen en verschillende nieuwe pistes uittesten voor het stadsbestuur. Zo kunnen de ambtenaren ervaren hoe deze manier van cocreatie van nut kan zijn voor hun beleidsdomein. De steun van het stadsbestuur toont aan dat er bij beleidsbeslissingen meer en meer gekeken wordt naar praktijkervaringen. Het experiment levert interessante inzichten in het functioneren van afstandsparkeren, dubbel gebruik van supermarktparkings voor bewoners ’s avonds, afvalverzamelpunten aan het begin van de straat, gebruik van de openbare ruimte door buurtbewoners of scholen in de buurt … Maar een minstens even belangrijke doelstelling is inzicht krijgen in mogelijke valkuilen en hoe die samen met de bewoners kunnen worden besproken en aangepakt.

INTERNATIONALE BIJVAL Sinds vorig jaar is de leefstraat ook een soort exportproduct geworden. Zo lanceerde Rotterdam de ‘droomstraat’, naar Gents model. Antwerpen werkt dan weer naarstig aan de ‘toekomststraat’. Kortom, de straat van morgen bedenk je niet geïsoleerd aan een tekentafel maar wel samen op straat, voor ieders deur.

Auteur: Jan Janssens


© k aat p y p e

Een artistieke duizendpoot die haar eigen, herkenbare weg gaat

NELE VAN DEN BROECK Ze was een stil kind, zat vaak alleen op de speelplaats en droomde ervan om een teletijdmachine uit te vinden en een nieuwe planeet te ontdekken. Als dertienjarige merkte ze tijdens de dictielessen dat ze graag op een podium staat en door zich even later aan te sluiten bij het kerkkoor, begon ze te zingen. Zo kwam ze op het idee om zangeres of actrice te worden.

Nele Van de Broeck is er op haar 30ste in geslaagd van deze droom werkelijkheid te maken. Je kent haar ongetwijfeld van de rubriek ‘Het laatste woord’ in het programma Iedereen beroemd die ze een tijdlang voor haar rekening nam. Ook is er veel kans dat je haar nummer Drunk song al eens op Radio 1 hoorde of dat je haar al eens op de planken aan het werk zag. Eens horen hoe ze als jonge artieste aan haar weg timmerde.


INTERVIEW

Als zangeres treed je op met je vrouwelijke band ‘Nele needs a holiday’. Hoe is die tot stand gekomen? Ik ben pas laat mijn eerste nummers beginnen schrijven, toen ik 20 à 21 jaar was. Voordien heb ik in verschillende ‘groepkes’ gespeeld waarmee we dan even cool probeerden te zijn als de grote Amerikaanse groepen. 21 was een scharniermoment. Toen ben ik op twee plaatsen buiten gesmeten: uit het groepje waar ik zangeres was en op de toneelschool. Ik zat in zak en as en vroeg me af: wat nu? Ik voelde me een loser en ben daar dan liedjes over beginnen schrijven. Eerst speelde ik die live voor mijn kotgenoten in Brussel. Het bracht hen aan het lachen en zo ontdekte ik dat mijn muziek werkte. Dat idee heeft wat gerijpt en twee jaar later ben ik op zoek gegaan naar muzikanten. In het begin waren dat toevallig allemaal vrouwen, maar na een tijd had ik door dat dit klopte: een vrouwelijke band past bij mij. Niemand kijkt op van een volledig mannelijke band, maar een band met alleen vrouwelijke muzikanten is zeldzamer. Te weinig jonge meisjes geloven dat ze muzikant kunnen worden. Ik hoop hen er van te kunnen overtuigen dat ze in plaats van ballerina of prinses ook muzikant kunnen worden. Ondertussen heb ik een kerngroep van zes muzikantes (sax, trompet, bas, gitaar, piano, drum).

Je eigen nummers componeren lijkt niet evident. Hoe ga je te werk? Het idee van de muze uit de Griekse oudheid vind ik heel schoon: alsof een geest je vergezelt tijdens het creatieve proces. Als ik ’s ochtends opsta en ik denk: “Nu ga ik mij eens aan een nieuw liedje zetten,” lukt

dat nooit. Maar als ik aan het wandelen ben, onder de douche sta of op café zit, krijg ik soms bezoek van mijn muze: plots valt er dan een melodie met een tekstje in mijn hoofd. Dat wordt dan meestal het refrein van mijn nummer. Dan begint het werk natuurlijk pas. Het creatieve proces is 1% inspiratie en 99% transpiratie (lacht).

Alles wat er gebeurt, goed en slecht, kan een aanleiding zijn om een nummer te schrijven. Zelfs het grootste verdriet kan zo zin krijgen. Schrijf je muziek en tekst tegelijk? Nee, ik ben meer schrijver dan muzikant en maak dus eerst mijn teksten. Dan ga ik aan de slag met mijn ukelele of piano. Nadien zet ik de muziek in een computerprogramma en plaats er een drumlijn, een baslijn en blazers onder. Op die manier heb ik een degelijke basis om naar mijn muzikanten te gaan; ik hou niet van zomaar wat jammen. Let wel: ik ben helemaal niet tiranniek (lacht). Mijn muzikanten gaan met die ‘computermuziek’ echt aan de slag tijdens de repetitie. Zij verrijken de liedjes.

Waarom maak je muziek? Wat wil je er mee bereiken? In de eerste plaats voor mezelf: zonder muziek zou ik zot worden. Ik heb gewoon een drang om te creëren. Het is een manier om zin te geven aan mijn leven en om dingen te verwerken. Alles wat er gebeurt, goed en slecht, kan een aanleiding zijn om

13

een nummer te schrijven. Zelfs het grootste verdriet kan zo zin krijgen. Daarnaast zoek ik ook naar een maatschappelijke waarde voor mijn muziek. Zo heeft het feminisme nog een lange weg af te leggen. Daar wil ik mijn steentje aan bijdragen, met mijn nummer Drunk song bijvoorbeeld. Pas op: ik wil niet de boodschap meegeven dat het goed is om dronken te zijn (lacht). Het is alleen bizar dat losbandig gedrag van mannen in onze samenleving als stoer wordt gezien, terwijl we daar bij vrouwen toch al gauw een negatieve visie over hebben. Maar ik schrijf evenzeer voor vrouwen als voor mannen. Bijvoorbeeld over de verwachting dat je iets van je leven moet maken. Iedereen stelt zichzelf als succesvol voor op Facebook. De realiteit is echter anders: iedereen mislukt wel eens. Mijn nummer Loser’s Twist gaat daarover en is herkenbaar voor zowel 50-jarige vrouwen als voor 17-jarige jongens. Het is troostend om iemand te horen zingen over wat je wel denkt, maar niet durft zeggen. De vele positieve reacties daarover sterkten me bij de zoveelste afwijzing van een platenfirma.

Uiteindelijk slaagde je erin om je eerste cd 'It’s my party' uit te brengen. Hoe was dat? Fantastisch! Vooral in tijden van download- en streamingcultuur. Ik denk niet dat cd’s en platen zullen verdwijnen. Een cd uitbrengen is een echte mijlpaal voor een artiest. Muziek is voor mij geen bits en bytes. Een cd is iets dat je kan vasthouden en waarvan je kan zeggen: “Ik heb dit gemaakt!” Sinds het uitbrengen van die cd ben ik ook veel rustiger geworden. Voordien


INTERVIEW

had ik de drang om aan de wereld te laten horen waarmee ik bezig was. Nu kan ik dat loslaten en meer mijn eigen weg gaan. Al werk ik ondertussen alweer aan een nieuwe cd. Er zijn al tien liedjes af, maar ik wil er 15 à 20 hebben om dan de beste te kunnen selecteren. Het plan is om mijn tweede cd in het voorjaar van 2017 te lanceren, maar een plaat is echt een megaproject. Het duurt lang en je moet er veel geduld voor hebben.

Naast muziek ben je nog met uiteenlopende activiteiten bezig. Waarmee zoal? In Londen regisseer ik in het theater The Lyric als theatermaker-docent. Op korte tijd maak ik met niet-professionele acteurs een stuk. Daarnaast is er mijn toneeltrilogie KWEST: theatrale lezingen over een wetenschappelijk onderwerp. De eerste twee voorstellingen Het brein en De kosmos zijn achter de rug. In 2017 volgt KWEST#3: Het geld, een stuk over economie. Ik ben ook lid van het BelgischOostenrijks gezelschap Motschnik, waarmee ik één keer per jaar een theaterstuk met muziek maak. Tweewekelijks verschijnt mijn column op dinsdag in De Standaard. Ten slotte schijf ik ook scenario’s. Deze zomer wordt mijn kortfilm verfilmd in Londen en ik heb net met Vincent Bal het script voor een televisieserie voor Koekentroef geschreven. We wachten hiervoor momenteel op groen licht van de bevoegde instanties.

Heb je hard moeten knokken om als jongvolwassene in Vlaanderen artieste te worden? Ik heb veel geluk gehad, al is dat moeilijk in te schatten … Sowieso hebben artiesten die enkel acteur of zanger zijn het momenteel supermoeilijk. Ik heb het geluk een

‘zelfvoorzienende eenheid’ te zijn: ik kan uiteenlopende dingen zelf maken. Maar ik heb ook moeilijke momenten achter de rug. Bij een leven als artiest is dé vraag hoe lang je het volhoudt als het niet lukt. 30 jaar is daarbij een kantelpunt, zeker voor vrouwen. Tussen 30 en 35 geven vele vrouwelijke artiesten er de brui aan omdat ze een gezin willen stichten. Ik zit nu in die cruciale periode, dus ik ben benieuwd wat de uitkomst voor mij zal zijn (lacht). Het moet ook gezegd: ik heb vele kansen gekregen. Zo heb ik voor mijn nummer Drunk song airplay gekregen op Radio 1. Dat is niet evident omdat een radiozender constant dezelfde nummers speelt. Ik begrijp dat omwille van hun format: ze willen als zender voorspelbaar zijn voor luisteraars. Anderzijds is dat spijtig voor groepen met interessante muziek die niet in een playlist geraken.

Ik voelde me een loser en ben daar dan nummers over beginnen schrijven. Hoe bepaalt een radiozender dan precies welke muziek er in zijn playlist komt? Dat was voor mij in het begin ook een mysterie. Zelf geraakte ik immers niet binnen in de radiostations. Na het uitkomen van mijn eerste plaat heb ik daarvoor een promofirma aangesproken. Zij kennen de weg naar de playlistverantwoordelijken. Die beluisteren tijdens een wekelijkse vergadering alle nieuwe liedjes en beslissen welke worden opgenomen in de playlist van de zender. Vlaamse radiopresentatoren hebben op dat

14

vlak dus weinig vrijheid. Het heeft me jaren van vallen en opstaan gekost om in de muziekwereld mijn weg te vinden. Sinds vorig jaar heb ik een manager die zulke praktische zaken wat van me overneemt.

En voor je theaterstukken, zijn er voldoende instanties die je daarbij ondersteunen? Theater maken is subsidiedossiers schrijven of je kan niet overleven in de branche. Ik weet niet wat ik daar van vind … (stilte) Het is alleszins spijtig dat artistiek interessante mensen die geen goede ondernemers zijn daardoor uit de boot vallen. Twee jaar geleden heb ik bijna drie weken geschreven aan een subsidiedossier voor Europa, maar heb ik de subsidies niet gekregen. Er waren erg gerichte vragen, zoals “Hoe zal je er voor zorgen dat je voorstelling de vooropgestelde doelgroep bereikt?” Je moet dus echt over alles nadenken, maar eigenlijk is dat goed. Ik vind het je verantwoordelijkheid als theatermaker om op voorhand goed na te denken over hoe je een voorstelling kan laten slagen. Gelukkig heb ik een vriendin die goed is in subsidiedossiers schrijven en die me helpt. Ook is er het Kunstenloket dat hierover infosessies organiseert en dossiers naleest. En: hoe meer je het doet, hoe beter je er in wordt!

Alles heeft zijn voor- en nadelen. Hoe zit dat met het artiestenbestaan? Het leuke is de enorme afwisseling. Ik heb de hele tijd nieuwe uitdagingen en kan voor een groot deel zelf bepalen wat ik doe. Tegelijkertijd is dat een nadeel: ik heb geen baas en moet dus zelf voor structuur zorgen. De zelfdiscipline om elke ochtend uit mijn bed te komen en aan het werk te


INTERVIEW

gaan, is enorm moeilijk. Ik zit in een constant gevecht met mijn luiheid. Daardoor vind ik moeilijk rust. Daarbij komt dat er soms plots een interessante aanbieding voor binnen de week opduikt. Terwijl andere zaken belachelijk vroeg vastliggen, zoals de voorstellingen van Het geld in mei 2017. De culturele centra maken hun programmabrochure immers meer dan een jaar op voorhand. Ik heb met dat alles leren leven dankzij het geloof dat het

uiteindelijk allemaal wel goed komt. Ik heb afgeleerd om me zorgen te maken over de toekomst. Ik weet dat er vette en magere maanden zijn, maar ook dat ik alleen mezelf moet onderhouden. Dat helpt me om met de onzekerheden van het artiestenbestaan om te gaan.

Ik zit in een constant gevecht met mijn luiheid.

15

Welke boodschap zou je zeker willen meegeven aan jonge mensen die de droom koesteren om artiest te worden? Ten eerste: doe elke dag wat je echt graag doet, want roem en geld kun je niet voorspellen. In de tweede plaats: luister naar je intu誰tie, iedereen heeft immers wel een mening over wat je doet. Tot slot: de mens is geen ge誰soleerd eiland, dus omring je met mensen die je graag zien.

A u t e u r : C a r o l i n e R o b b e r e ch t s


DOSSIER II

COMMONS Een wereld naast markt en staat

Hoe kan de economie het best ingericht worden? Diepblauwe liberalen geloven dat alles best geregeld wordt via de ‘onzichtbare hand’ van de markt. In de praktijk zien we echter dat er grenzen zijn aan het marktmodel. Het samenlevingsmodel dat we na 1945 hebben opgebouwd, de westerse consumptiemaatschappij, kunnen we onmogelijk

met de hele wereldbevolking delen omwille van de beperkte ecologische draagkracht. Is er dan een alternatief mogelijk? WAT IS EEN COMMON? Voor dat alternatief komen we al snel uit bij de term ‘commons’ of gemeengoed. Het omvat een veelheid aan goederen of hulpbronnen die gaan van de meest tastbare, bijvoorbeeld

16

water, tot de meest virtuele, zoals kennis, in de vorm van open source software, met daartussenin bijvoorbeeld een stedelijk netwerk om fietsen te delen. Ze worden gekenmerkt door een diversiteit aan productiewijzen en beheersvormen waar nu eens een gemeenschap, dan weer de overheid of zelfs een gemengd bestuur voor instaat. Essentieel is dat de commons collectieve actie teweegbrengen die uitgaat van een gemeenschap of een


DOSSIER II

netwerk van burgers. De gebruikers ervan beslissen tegelijk mee over de productie- en beheerswijze ervan. Het doel dat aan de basis ligt van de commons is ecologische, sociale en economische duurzaamheid. De commonsbeweging is uitgegroeid tot een sociale en politieke beweging die gelooft dat het een cruciale sector van de economie en samenleving is en een bruikbaar platform om te overleggen welke goederen of hulpbronnen gedeeld zouden moeten worden.

Het fenomeen in de moderne betekenis van gedeeld goed werd vooral gepopulariseerd door de politicologe Elinor Ostrom (1933-2012). Bijna veertig jaar lang onderzocht de Amerikaanse hoe groepen individuen afspraken maken om beschikbare visgronden of bossen te verdelen en duurzaam te beheren. Deze vernieuwende inzichten leverden Ostrom tegen het einde van haar loopbaan de Nobelprijs economie op.

OORSPRONG

Daar waar typisch ‘markt en staat’ als externe regulator optreden om samenwerkingen tussen mensen toe te wijzen en te controleren, ligt de kracht van commons in zelfregulering. Enkele afspraken onder gebruikers kunnen al voldoende zijn om een stuk grond in een plukboerderij te veranderen. Plots is duurzame landbouw wél mogelijk, dankzij zelfregulering.

Het begrip ‘commons’ vindt zijn oorsprong in het traditionele Engelse juridische begrip voor gemeenschappelijk land. De vroegste geschreven bronnen dateren uit de 13de eeuw, al wordt land in verschillende culturen en tijdperken gemeenschappelijk beheerd. Gemeenschappelijke gronden waren het hele jaar ter beschikking van een groep gebruiksgerechtigden. Zij hadden het recht er hun vee te laten grazen, turf te steken, brand- of constructiehout te verzamelen, te vissen enz. De gebruikers moesten aan bepaalde voorwaarden voldoen om erkend te worden. Het aantal gronden nam echter af tijdens de industriële revolutie, onder invloed van het kapitalistische gedachtegoed. Kapitaal en land werd geprivatiseerd en kennis werd steeds nauwgezetter beschermd en afgeschermd.

ZELFREGULERING

Zelfregulering is niet te verwarren met deregulering. Commons reguleren zichzelf, maar zijn zeker niet ongereguleerd. Omdat ze draaien op vertrouwen, is er net al veel meer regulering (onder andere via sociale controle en afspraken) dan in andere systemen. Net daardoor is de nood aan extra externe controle veel lager. Zelfregulering gebeurt vaak grondiger, goedkoper en met meer kennis van de specifieke lokale context dan een markt of staat ooit zou kunnen.

17

Dat plots allerlei alternatieve economische wereldbeelden opduiken is geen toeval. Het bestaan van bijvoorbeeld van de online encyclopedie Wikipedia is niets minder dan een afwijking van ons klassieke economische denken. Het platform kent geen financiële stimuli en wordt niet van bovenaf gereguleerd. Toch slagen gebruikers erin om door zelfregulering hun individuele arbeid collectief productief te maken in wat ondertussen de grootste, goedkoopste en meest geconsulteerde encyclopedie ter wereld is.

DIGITAL COMMONS Communicatie is vandaag globaal geworden. Daardoor kunnen commons in principe opnieuw opduiken. Dat is wat er vandaag gebeurt met software als Wikipedia, Drupal en Linux. Een bruikbaar instrument bij het creëren van deze diensten zijn de Creative Commonslicenties die het mogelijk maken voor gewone mensen om vrijelijk hun creatief werk te delen, maar tegelijk copyrights te behouden voor commerciële doeleinden. Denkers als Jeremy Rifkin en Michel Bauwens noemen het ‘collaborative commons’. Het zijn geen markten maar platformen die worden gereguleerd door dezelfde mensen die ze gebruiken. Ze zijn de basis voor nieuwe visies op economie zoals collaboratieve economie, peer-topeer economie en deeleconomie.


© bigstock

DOSSIER II

OFFLINE De openbare bibliotheken en ‘land trusts’ zijn nabije en zeer effectieve vormen van commons. Meer en meer mensen beginnen zich te realiseren dat publieke ruimten als parken, gemeenschapstuinen, musea en evenementen ook belangrijk zijn voor de economische en sociale gezondheid van een gemeenschap. Ook in België groeit de lijst van commons. Om enkele te noemen: initiatieven voor energievoorziening (bv. Ecopower), mobiliteit (Cambio), voedsel (Voedselteams), zorg (Toekomstfonds), onderwijs (Fyxxi), spullen (Peerby), plekken (Bright Futures), media (DeWereldMorgen.be, De Correspondent)…

SAMENWERKING ALS MOTOR Is commonning de oplossing voor alle problemen in het huidige tijdperk?

Elinor Ostrom die we reeds in het begin van het artikel aanhaalden stelde dat de wereld zich niet in simpele formules laat proppen. Er zijn twee traditionele voorschriften: privatiseer de boel, of maak er een overheidsvehikel van met van bovenaf opgelegde uniforme regels. Maar dikwijls weten de betrokkenen beter hoe ze een optimaal beheer kunnen organiseren. Ostrom zocht een derde weg, de zo belangrijke 'ontbrekende schakel' in de economie: hoe kan je mensen op alle niveaus optimaal doen samenwerken? Cruciaal in haar bevindingen zijn een serie normen en regels, betrokkenheid en sociale controle. Iedereen trekt mee aan de kar, en degene die dat niet doet, moet opvallen. De titel van haar laatste boek vat het allemaal samen: 'Working Together'. Dit uitgangspunt lijkt logisch: een samenleving die vooral gericht is op competitie en marktwerking leidt tot minder burgerzin en solidariteit.

18

Terwijl mensen vooral zin vinden in een leven binnen een solidaire gemeenschap eerder dan in een competitieve race in functie van geld. Het belang van sociale controle en responsabilisering is vandaag ook heel actueel in het licht van de Panama Papersaffaire. Idealiter wordt het in de toekomst moeilijker om belastingen te ontwijken en vloeit er meer geld terug naar de gemeenschap. In de praktijk zal een nieuwe invulling van welvaart een constante beweging vergen om met collectieve actie te experimenteren en ze te evalueren. Die beweging zal waarschijnlijk voortkomen uit een combinatie van praktijken uit de drie polen: commons, markt en staat. De tussenkomst van de staat zou bepalend kunnen zijn om de commons al hun potentieel te laten bereiken en zo bij te dragen aan de menselijke ontwikkeling, binnen de grenzen van de planeet.

Auteur: Steven Leysen


AFDELING IN DE KIJKER

Meer inspraak voor de ring rond Bree

BREE TOP De stem van de specialist werd hard door de grote ruimte gestuwd. Gefascineerd door zowel de oorzaak van die versterking als door de inhoud van de presentatie, zette ik mij op de eerste stoel binnen mijn gezichtsveld. De vele cijfers, data en plannen die naar mijn hoofd geslingerd werden, waren zeker indrukwekkend. Dat zal de bedoeling wel geweest zijn. Iedere inwoner imponeren met de plannen voor de herinrichting van de ring en het centrum, daar doen ze het voor. Ik bevond me in de infosessie ‘Bree top’. Hier werden de plannen over de heraanleg van de kleine ring van Bree aan de bewoners voorgesteld. Begrippen als parkeerbeleid en kwaliteitsvolle groenaanleg vulden het merendeel van de presentatie. Men wil een degelijk parkeerbeleid om Bree centrum zogenaamd aantrekkelijker te maken. Redelijk zinloos idee, wanneer men niet aan een handelsinvulling op maat van Bree werkt. Maar ook de kwaliteitsvolle groeninrichting werd uitvoerig besproken. De invulling van parkings combineert het bestuur dus met een goed ogende, kwaliteitsvolle groenaanleg. Grijze parkingzones zijn hierdoor dus mijns inziens uit de plannen geweerd. Oef, wat een opluchting!

Jong Groen Abeek voert actie voor meer groen en ontmoetingsplaatsen bij de herinrichting van het centrum.

De ring van Bree zal een grotere sociale functie krijgen. Mede door de acties die we met Jong Groen Abeek over de herinrichting van de kleine ring hebben gevoerd. Het gemeentebestuur is ervoor gezwicht. Voetpaden, op een creatieve manier kronkelend langs de ring, zitplaatsen en inventieve kleurrijke zitbanken zullen de ruimte aan de huidige resten van de Grauwe Torenwal sieren. Prachtig toch? En dat is nog niet alles: de wekelijkse markt en de kermissen verschuiven toch niet naar de rand van het centrum. Ook de herinrichting van de binnenstad hebben we positief beïnvloed. In het plan van het gemeentebestuur is meer aandacht voor de voetganger, fietser, kwalitatieve groenaanleg en de opwaardering van het historisch karakter opgenomen. De specialisten en het gemeentebestuur laten uitschijnen dat de burgers deel uitmaken van het project. Vanaf

19

nu ben ik er ook deels van overtuigd. Dat was ik namelijk eerst niet. Enkel de inwoners binnen de ring werden op een infoavond uitgenodigd. Elke burger moet vanaf het begin inspraak krijgen. Laten we echter nog niet te euforisch doen; het duurt nog ongeveer een decennium vooraleer de ring volledig is heraangelegd. In tussentijd zal er al een nieuwe beleidstermijn ingaan. Slechts een klein deeltje zal onder de huidige legislatuur vervuld worden. De plannen over het andere grote deel van de ring zijn nog speculatief. Er kan nog veel veranderen. Indien de resultaten van de eerste werken niet zo denderend zijn, kunnen wij de plannen nog wat bijsturen. Via ‘Bree top’ wil het gemeentebestuur een positieve draai aan de werken geven. Maar aandacht voor ontmoetingsplaatsen, de zwakke weggebruiker, de historische waarde en de kwaliteitsvolle groenaanleg zullen we met Jong Groen Abeek blijven aanwakkeren.

Auteur: Jordy Kunnen


JONG

LEERLINGEN ZIJN BIJ ONS DE BAAS Lora Hasenbroekx (17), voorzitster van de Vlaamse Scholierenkoepel (VSK), is ervan overtuigd dat jongeren een luide stem in de maatschappij moeten krijgen en dat ze mee betrokken moeten worden bij het beleid. Wij zaten met haar aan tafel om te praten over de rol van VSK in het huidige onderwijsdebat en haar toekomstplannen. Ten eerste: wat is de Vlaamse Scholierenkoepel? De VSK is de koepel van alle leerlingenraden over heel Vlaanderen. Het is de spreekbuis van leerlingen tegenover de minister van Onderwijs (Hilde Crevits, nvdr). Onze doelstelling is drieledig: in de eerste plaats geeft VSK studenten een stem op school. Ten tweede zorgt VSK ervoor dat die stem sterk en coherent naar het beleid gaat. En het belangrijkste: leerlingen zijn bij ons de baas. Kort samengevat: VSK versterkt participatie van leerlingen en zorgt ervoor dat er effectief naar hen geluisterd wordt.

Hoe ben je ertoe gekomen om voorzitster te worden? In het tweede middelbaar kwam ik voor het eerst in contact met VSK. De dochter van een vriendin van mijn mama zei me dat ik altijd maar praatte, zaagde en klaagde over het onderwijs en vroeg of ik geen zin had om me bij VSK aan te sluiten. Dat heb ik dan gedaan, eerst als gewone vrijwilliger. Daarna ben ik gegroeid van lid van de VSK-afvaardiging in de Vlaamse Onderwijsraad naar lid van de raad van bestuur.

In oktober 2014 werd ik verkozen als voorzitter. Meestal leren leerlingen VSK pas kennen in hun vijfde middelbaar. Ik heb het geluk gehad dat ik echt kon groeien naar die functie.

We kunnen ons voorstellen dat je al enorm veel hebt bijgeleerd, zonder daarvoor in de boeken te kruipen. Inderdaad: ik leerde goede presentaties maken, professionele gesprekken voeren, medewerkers aanwerven, de financiën beheren, veel mediawijsheid, communicatie, plannen en ook politiek (lacht). Ja, als je een minister op regelmatige basis ontmoet, leer je ook de politiek achter zijn of haar beleid kennen.

Wat is jouw visie op de huidige eindtermen van het secundair onderwijs? Eindelijk is de discussie hierover begonnen, na 30 jaar! De wereld is grondig veranderd, zelfs de laatste 10 jaar, en de eindtermen moeten meegaan met de tijd. Ik vind dat er elk jaar gedebatteerd moet worden over de eindtermen.

20

De vraag van 1 miljoen is: wat moeten we leren op school? Ik vroeg op een bepaald moment aan mijn leerkracht: “Meneer, waarom moeten we dit nu leren? Het lijkt wel irrelevant.” Daarop werd ik uit de klas gezet. (lacht) Begrijp me niet verkeerd: ik vind niet dat de huidige eindtermen volledig overhoop gegooid moeten worden. De lessen moeten alleen meer gekoppeld worden aan de realiteit. Zo zou er in de lessen economie gerust aandacht mogen gaan naar de dag waarop je een huis zal kopen. Als je voor een bepaald vak goed scoort, moet je de tijd krijgen om de vakken waarvoor je het minder goed doet bij te schaven. Ik vind ook dat er een vak maatschappelijke vorming moet komen: EHBO, een rijbewijs halen, een belastingaangifte doen … Dat is even essentieel als werken van 9 tot 5.

Wat vind je van het traject ‘Van leRensbelang?’ dat het ministerie van Onderwijs momenteel onderneemt om een maatschappelijk debat over de eindtermen te voeren?


JONG

stem van leerlingen. Ook ondervraagt VSK meer dan 25.000 leerlingen. Tijdens de vijf provinciale ‘Nachten van het Onderwijs’ gaan we alle ideeën en adviezen bespreken met een breed publiek én met parlementsleden. Tot slot overhandigen we het resultaat op 13 mei aan de minister tijdens het ‘Festival van het Onderwijs’, het meest intensieve evenement in het hele traject: een debat met zo’n 500 leerlingen.

Droom je ervan om in de toekomst nog iets anders te veranderen aan ons huidige onderwijssysteem in Vlaanderen?

© Sien Verstraeten

Ik wil minister van Onderwijs worden, dus stem op mij. (lacht) Ik geloof dat iedereen gelijke kansen moet krijgen. Ik snap niet dat leerlingen het in school A moeilijker hebben dan in school B of school C, en dus van school moeten veranderen om een A-attest te behalen.

Ik ben tevreden over de manier van werken, al kan de betrokkenheid groter. ‘Van leRensbelang?’ is een superinitiatief, maar de overheid moet nog veel meer zelf naar verschillende groepen mensen stappen. De website over het project is oké, maar er moet meer actie op straat zijn om meer input te krijgen. Op de markt of in een winkelstraat kan je makkelijk 100 à 200 mensen in één dag bereiken. Het is veel minder waarschijnlijk dat die mensen spontaan naar de website zullen surfen om hun mening te delen. En wat met de mening van minder geëngageerde leerlingen? Zij denken vaak dat het niets oplevert om hun mening te geven.

Wat is trouwens de precieze rol van VSK in dit traject? Het Vlaams Parlement zei: “Wij willen scholieren betrekken.” Wij hebben meteen ideeën op tafel gelegd en advies gevraagd aan ons orgaan RADAR, dat is een open forum waar scholieren overleggen en discussiëren over onderwijsthema’s. Toen kwamen we met het plan van de ‘Dag van de 100’: op 24 februari stoomden we 100 leerlingen in het Vlaams parlement klaar om het debat over de eindtermen in hun eigen school aan te gaan. VSK heeft ook een sterk team van tien leerlingen geselecteerd die het debat vanop de eerste rij zullen volgen en hun eigen ideeën en ervaringen toevoegen. ‘De 10’ zijn het gezicht en de

21

Over Lora Lora woont in Zellik en studeert Economie-Moderne Talen in het Koninklijk Atheneum Koekelberg. Ze beoefent al 8 jaar karate, doet graag aan theater en is ook vrijwilliger bij Zuiddag. In 2014 nam ze deel aan ‘De Schoonmoeder Aller Verkiezingen’ en ‘Helden van Later’. Vooral bij dat laatste kreeg ze de gelegenheid om haar idee over een ‘Op Eigen Benen’-schoolvak naar voor te brengen. Daarmee werd ze één van de drie winnaars die hun eigen standbeeld in het Vlaams Parlement kregen.

A u t e u r s : A sh e r S e r r a n a e n C a r o l i n e R o b b e r e ch t s


CULT UUR

De ontelbaren, l’histoire se répète Sommige literatuur is tijdloos. Het is een cliché, maar wel een waar voor een groot stuk een waarheid achter schuilt. Dat bewees Elvis Peeters toen hij in 2005 ‘De ontelbaren’ neerpende. Een roman over de vluchtelingencrisis, meer dan ooit actueel.

Elvis Peeters – een pseudoniem van Jos Verlooy – is een culturele duizendpoot. De Brabander begon bij een punkgroepje dat het tot in de finale van Humo’s Rock Rally schopte en waagde zich ook aan het métier van theater-, kinderboeken en romanauteur. ‘De ontelbaren’ is na ‘Calvados’ uit 2001 zijn tweede roman. Wie van een optimistisch verhaal houdt, is bij Peeters aan het foute adres. Als er een rode draad door ‘De ontelbaren’ sluipt, is het die van de dystopie. Dat wordt meteen duidelijk in de openingsscènes van het boek. We worden in het leven gezogen van een naamloze man die in een land leeft waar je vooral niet wil zijn: geweld, armoede en chaos zijn er de ingrediënten van het dagelijkse bestaan. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat het hoofdpersonage weg wil uit die hel, op zoek naar een beter bestaan. Samen met een dove prostituee – wat er meteen op wijst dat Elvis Peeters ook een humoristisch sausje aan het geheel wilt toevoegen – scheept hij in op weg naar het beloofde land en verzeilt hij uiteindelijk in een Vlaams dorp. Daarbij switcht de auteur van vertelstandpunt. We beleven het verhaal niet meer louter door de ogen van de nieuwkomer, maar maken kennis met een veelvoud aan personen die er alles aan doen om hun hebben en houden te vrijwaren tegen de massa vluchtelingen die op weg is naar een beter bestaan: de haves versus de have nots.

problematiek zelfs de Ronde van Frankrijk ontwricht. De situatie wordt helemaal op de spits gedreven: burgers nemen het heft in eigen handen en vormen milities om het evenwicht te herstellen. Met rampzalige gevolgen uiteraard. Sommige dingen worden dus voor een stuk geëxtrapoleerd, maar in se zou Elvis Peeters ‘De ontelbaren’ evengoed vorig of dit jaar geschreven kunnen hebben. In essentie verschillen heel wat scènes uit het boek, dat het in 2006 tot op de shortlist van de Libris Literatuur Prijs wist te schoppen, amper van wat tegenwoordig in het journaal of via andere kanalen te zien, te horen en te lezen valt. Dat maakt van het boek ook een echte aanrader. De auteur geeft het zelf ook aan: het gaat om een roman pur sang en niet om een politiek manifest. Het zet de lezer wel aan tot denken en plaatst de evidentie van luxe en overvloed op losse schroeven, maar de antwoorden vind je niet. Net zoals die in de realiteit niet voor de hand liggend zijn.

ROMAN PUR SANG Op korte tijd groeit het uit tot een reusachtig probleem. De overheden staan machteloos en de maatschappelijk organisatie, die niet voorzien is op zoveel nieuwkomers, stokt helemaal. Het sarcasme van Peeters schakelt opnieuw een niveau hoger wanneer de vluchtelingen-

22

A u t e u r : Th o m as La m m


OPERATION OXYGEN Een leefbare toekomst

AGENDA Vrijdag 27 mei Tapas op het terras, Brussel

Woensdag 6 tot zondag 10 juli

Zomerkamp — Hasselt

Operation Oxygen, Hasselt

Een boeiende mix tussen inhoud en onstpanning

Vrijdag 26 tot zondag 28 augustus Zomerweekend Groen, Nieuwpoort

woensdag 6 tot zondag 10 juli www.jonggroen.be/operation_oxygen

Zaterdag 17 september Startdag, Antwerpen

Jong Groen is een politieke jongerenorganisatie die jongeren de kans geeft mee te bouwen aan een betere wereld. Een wereld met aandacht voor de problemen van alle mensen en het milieu. Jong Groen wil zoveel mogelijk jongeren bij groene politiek betrekken. Dit doen we door een fris en gevarieerd activiteitenaanbod. We bouwen mee verder aan het groen-progressieve gedachtegoed en verspreiden het. Standpunten, activiteiten en meer info over Jong Groen op www.jonggroen.be.

Volg ons op twitter (@jonggroen) en facebook, of lees meer via #jonggroenleest

DOE MEE Je kan ook lid worden van Jong Groen. Zo ontvang je niet alleen gratis dit tijdschrift, maar blijf je via de ledennieuwsbrief ook op de hoogte van alle activiteiten. Lid worden van Jong Groen kost je helemaal niets en doe je heel eenvoudig op www.jonggroen.be/ikdoemee

Werk ten mee a an dit nummer: Sielke Eeckhout, Lynn Formesyn, Simon Horsten, Jan Janssens, Jordy Kunnen, Thomas Lamm, Steven Leysen, Caroline Robberechts, Asher Serrana, CĂŠline Van Den Abeele, Wim Vandewijngaerde, Leen Verheyen, Sien Verstraeten Eindredactie en fotoredactie: Sien Verstraeten Vormgeving: MadebyHanna.com Heb je interesse om de redactie te vervoegen? Mail dan als de wiedeweerga naar sien@jonggroen.be.

Gedrukt op 100% post-consumer recyclagepapier met vegetale inkten.


GROENE SMOEL

In de groene smoel tonen we telkens een ander gezicht van Jong Groen.

DRIES Ik heb altijd zin gehad om mij in te zetten in een politieke werking, maar ik had ‘drempelvrees’. Ik dacht dat zo’n politieke jongerenpartij één en al competitie zou zijn. Uiteindelijk ging ik eind 2014 voor de eerste keer naar een themadag, over media en ethiek. Wat ik daar zag was geen stelletje competitieve jongeren die elk op zoek waren naar hun plekje. Het was echt een bende vrienden, mensen die rond eenzelfde denkwereld samenkomen en gedachten uitwisselen. Ik had nooit gedacht dat ik bij Jong Groen vrienden ging tegenkomen waar ik alles tegen kon zeggen, maar ik heb er enkele van mijn dichtste vrienden leren kennen. Daarom gebruik ik bij tweets over Jong Groen heel vaak #familylife. Ik zet me momenteel actief in als bestuurslid bij Jong Groen Gent. Daarnaast zit ik in de nationale werkgroepen communicatie en diversiteit. Als programmeur wil ik zeker mijn steentje bijdragen om de digitale communicatie van Jong Groen op een hoogstaand niveau te houden. Bij Groen Gent probeer ik die expertise ook uit te spelen. Veel van mijn vrije tijd gaat dus naar politiek. Als er eens wat tijd overschiet, doe ik het graag kalm. Een koffietje op het terras met een boek of wat gaan drinken bij ‘ons Bettie’ – de Rococo in Gent, beste café om uit te blazen (lacht). En ik ga graag naar de film, onder één voorwaarde: niemand mag mee. Om mijn hoofd helemaal leeg te maken, ga ik vaak gewoon alleen op stap. Sommigen vinden dat wat ongewoon, enkele vrienden hebben er zelfs een term op geplakt: #masturdating. Ik sta 250% achter lokaal en duurzaam ondernemen. Volgens sommigen kan dat niet in onze steeds meer globaliserende wereld. Maar deze zondagse bio-markt toont dat het anders kan. Ik denk dat ik later ook wel een onderneming zou willen opzetten. Een onderneming die niet enkel denkt in de twee dimensies van omzet en kost, maar die ook rekening houdt met een derde dimensie: impact op de maatschappij.


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.