Sint-Lievens Houtem in vroeger tijd

Page 1

Voorwoord

Op 10 mei 2022 vieren wij een kristallen jubileum: reeds 15 jaar staat de Proxy Delhaize van Sint-Lievens-Houtem ter uwer dienst.

De foto’s op deze bladzijde tonen u de evolutie van onze winkel. Van de Unic naar een Cash Fresh. Wij, de familie Stevens, startten hier in 2007 met de Proxy Delhaize. In mei 2020 voerden we ingrijpende verbouwingen uit om u het winkelen nog aangenamer te maken.

Spontaan groeide, in de voorbije periode, onze interesse naar het ontstaan van het pand en naar de geschiedenis van de gemeente Sint-Lievens-Houtem.

Zo rijpte het idee, om naar aanleiding van ons jubileum, een boek te maken over de geschiedenis van deze mooie gemeente. Daarvoor hebben we de hulp ingeroepen van Heemkunde Houtem.

Deze lokale vereniging spande zich intensief in om een groot aantal mooie, bijzondere, historische plekken en verhalen van Sint-Lievens-Houtem te bundelen. Het mooie resultaat van hun speurtocht houdt u nu in uw handen.

Wij willen Heemkunde Houtem en de gemeente van SintLievens-Houtem hier uitdrukkelijk bedanken, want zonder hun inzet was dit project niet mogelijk geweest!

Uit naam van de Proxy Delhaize Sint-Lievens-Houtem wensen wij u veel spaar-, lees- en kijkplezier bij deze bijzondere uitgave van ‘Sint-Lievens-Houtem in vroeger tijd’!

Sint-Lievens-Houtem
Unic, 1985 Cash Fresh, 1997 Proxy Delhaize, 10 mei 2007
3
Proxy Delhaize, 10 mei 2021

Op 3 oktober 2021 vierde Vlaanderen de 150ste geboortedag van Stijn Streuvels (1871-1969). Als geen ander bezong hij het Vlaamse platteland en zijn mentaliteit. Herlees ik nu zijn boeken, straalt hij een zekere nostalgie, meer zelfs een zekere melancholie, uit. In een wereld die meer dan ooit sneller om sneller evolueert en mondialiseert, nooit lijkt stil te staan, lijkt de verdwenen, rustig kabbelende tijd van Streuvels des te aantrekkelijker. In de vluchtigheid anno 2022 biedt de traagheid van Streuvels’ wereld mij soms een aangename verpozing. Zijn leven overspant een overgangsperiode van een oude, pastorale tijd naar een hypermodern en jachtig tijdperk. Hoe anders lijkt het leven van toen. Laat ons die voorbije eeuw als leidraad nemen voor dit boek: welke veranderingen tekenden het leven van onze ouders, grootouders en overgrootouders?

Dit boek pretendeert hoegenaamd niet u een volledig tijdsbeeld of een ‘alomvattende’ dorpsgeschiedenis aan te reiken. Hooguit vormt deze uitgave daarop een inleiding. Zo zal niet elke vereniging, niet elke sporttak, niet elk beroep etc. de revue passeren. Daarvoor verwijzen wij graag naar de specifieke dorpsmonografieën van Heemkunde Houtem en wijlen Frans Duquet. Wij putten graag uit Frans’ rijk gevuld archief en zijn diens weduwe Henriëtte

De Kerpel en haar kinderen zeer erkentelijk voor het openstellen daarvan.

Heemkunde Houtem maakte voor deze uitgave een beperkte en eigenzinnige keuze, maar als u meent dingen te moeten toevoegen, te verbeteren… aarzelt u vooral niet om contact met ons op te nemen. Immers, elkeen leeft op het eiland van zijn eigen persoonlijke herinneringen. Maar dat geheugenpaleis vervliegt veelal, want met elke mens die overlijdt, sterft helaas ook veelal een immens mondeling archief. Laat deze uitgave misschien een aanzet zijn om uw herinneringen te verhalen aan uw (klein) kinderen. Misschien waagt u ze neer te schrijven?

Heemkunde Houtem plant in de komende jaren een grote dorpsmonografie. Wij delen aldus heel graag in de rijkdom van uw persoonlijke belevenissen en foto’s. U vindt onze contactgegevens achteraan in dit boek.

Was het leven in ons dorp vroeger beter en mooier? Het leven was vroeger alleszins anders. Aan u allen veel lees- en kijkplezier toegewenst.

Geert Coppens, in naam van Heemkunde Houtem, februari 2022

INLEIDING
4
Het bestuur van Heemkunde Houtem in 2021. Van links naar rechts: Evy De Rocker, Martine Landuyt, Dieter Waterloos, Ignace Van der Kelen, Marie-Jeanne Pede, Geert Coppens, Marleen Leus, Xaveer De Boeck, Wilhelm Van den Bremt, Willy Faes, Jan D’Hauwe, Christiane De Landsheer.

“Op de kouter, op het werk wordt niet meer gezongen of gulhartig gelachen, de landelijke spelen, de dans op de vlaschaard bestaan niet meer, het springen en het schreeuwen rond het Sint-Pietersvuur is weggevallen, het vieren van Sint-Jansfeest, ’t rondgaan met ster en rommelpot te Kerstdagen, de zotternij op Vastenavond, de mastklimming, het zaklopen en andere volksspelen op de kermissen, zijn vergeten en vergaan.

Gelijk overal waar het geld meester wordt, is de gemoedelijke levenswijze veranderd: het jagen naar winst houdt de mensen alleen nog bezig en heeft de ernst meegebracht, niemand die nog lust voelt aan kinderachtigheden zijn kostelijke tijd te verliezen.

De “goêndag”, de hartelijke Vlaamse groet die overal, te velde, langs wegen en straten bij ’t bejegenen van vriend en vreemdeling placht te weerklinken, is uit de gebruiken geraakt, en nu gaan de mensen elkaar stomweg voorbij zonder opzien of begroeten. De oude, trouwe toegenegenheid, het geslacht der deemoedigen, die niets dan zelfverloochening kenden, die alles voor hun evennaaste over hadden en altijd tot hulp en wederhulp bereid waren, die slechts voor een ander leefden en zich zelfs alles ontzegden, dat geslacht hoort tot het verleden of is aan ’t uitsterven.“

- Stijn Streuvels (1871-1969) -

5

PERIODESCHETS

In herinneringen en op oude postkaarten straalt ons dorp een idyllische rust uit. Echter, die geïdealiseerde terugblik toont slechts schijn. Ons Belgenland maakt in de periode na 1850 immers de grote doorbraak van de industrialisatie mee. De traditionele landbouw staat aan de vooravond van een doorgedreven mechanisatie. De machinale productie zal de overhand nemen op de ambachtelijke sector, waardoor het platteland een periode van

maatschappelijke afbraak en vernieuwing zal doorworstelen.

De twee wereldbranden betekenen een scharnierpunt in de recente geschiedenis. Sociale en politieke rechten komen in een stroomversnelling terecht. Het vertrouwen in het katholiek geloof begint te wankelen. De consumptiemaatschappij doet zijn intrede. Kortom: een land in de kering.

6
Zicht vanuit de kloostertuin in Sint-Lievens-Houtem naar de Diepestraat toe.

De gemeenteschool was toen gelegen op de Houtemse Paardenmarkt. Jongens en meisjes betraden de school via een aparte ingang. De openbare verlichting, zoals te zien aan de gevel, geschiedde toen nog met petroleumlampen.

Rachel Van Gijseghem (1885°) was decennia lang onderwijzeres in de gemeenteschool. Van 20 augustus 1914 tot zondag 15 december 1918 hield zij nauwgezet de gebeurtenissen bij. Zij beschreef de hongersnood bij de gewone man, verhaalde over de scholen die bij het gebrek aan kolen werden gesloten, voelde mee met de ellende van de soldaten. Een beklijvend document.

In de tweede helft van de Eerste Wereldoorlog, of de Groote Oorlog, werden jonge mannen verplicht om in Duitsland “vrijwillig” arbeid te gaan verrichten. Velen weigerden en verstopten zich. De Duitsers pakten dan de vrouw, de moeder of een zuster op om als gijzelaar te dienen tot de weigeraars zich alsnog aandienden.

1 3 2
7

Er heerste veel honger tijdens de Groote Oorlog. Maar liefst 80% van het gezinsbudget ging op aan voeding. Brood was in de decennia voor de oorlog dan wel goedkoper geworden door de import van goedkoop graan (80% van de tarwe werd ingevoerd), maar de Duitsers verhinderden die import en vorderden bovendien voedsel op bij de bevolking. Tot in Engeland en Amerika had men medelijden met de hongerende Belgische bevolking en kwamen hulpacties op gang.

Sommige dorpelingen hadden er wel erg veel voor over om niet naar Duitsland te hoeven trekken. Zo verstopten enkele weigeraars zich in de geitenstal van Livien D’Hondt. Toen de Duitse soldaten het erf van Livien uitkamden, trokken ze de deur van de geitenstal open om ze onmiddellijk weer dicht te slaan. Niemand kon in zo’n stank overleven, dachten ze.

Vooral in de steden was de honger voelbaar. Sommige Houtemse ‘handelaars’ trokken naar Gent met soms wel 150 eieren en twee kilogram boter verstopt onder hun kleren. Per persoon welteverstaan. Op het einde van de oorlog lieten zij zich in Gentbrugge op de gevoelige plaat vastleggen.

4
5
Monument der gesneuvelden van Sint-Lievens-Houtem
6
8

Van onderconsumptie naar overconsumptie

Na een dronkemansruzie werd een Duitse soldaat door een kogel getroffen en dreigden de Duitsers ter vergelding een tiental dorpelingen te executeren, alsook een tiental huizen in de as te leggen. Gelukkig vermeed toenmalig waarnemend burgemeester dr. Leo Van Steenberge, door een dappere interventie, erger. Gedurende de oorlog werden veel gezinnen geconfronteerd met een verplichte inkwartiering van Duitsers.

In 1940 bezette het Duitse leger België opnieuw. Om de Duitse opmars te stuiten worden straten opgebroken of zelfs opgeblazen. Ook de Paardenmarkt, ter hoogte van huidige nummers 16 en 18, werd op 18 mei 1940 gedynamiteerd. De Duitsers marcheerden dan gewoon een blokje om en verloren amper een tweetal minuten in hun opmars.

In tegenstelling tot de eerste wereldbrand, was België beter voorbereid en kwam de voedselbevoorrading sneller op gang. Desondanks bleek 1941 o.a. door woekerprijzen weer een hongerjaar voor de gewone man. Het einde van de oorlog werd in het dorp gevierd met een groot bevrijdingsfeest en een memorabele stoet.

7 8 9
9

De doortocht van de Amerikaanse troepen verspreidde de jazz, de rock-‘n-roll, de moderne dans, de film en zijn romantische liefdes en modeartikelen zoals de jeans. Medio jaren ’50 kreeg de radio concurrentie van een nieuw medium: de televisie. Deze kende nog geen grote verspreiding in Sint-Lievens-Houtem eind jaren ’60, getuige het feit dat de meeste mensen de maanlanding in 1969 hebben bekeken in groep.

Na de Tweede Wereldoorlog steeg ook bij de minder begoede mensen de consumptie van fijne vleeswaren, fruit en luxewaren, vooral in de steden. Het verbruik per persoon van aardappelen en brood verminderde. Nu voeding nog amper de helft van het gezinsbudget opslorpte, kwam geld vrij voor hygiëne en ontspanning. Scholen begonnen schoolreizen te organiseren. Op de foto een schooluitstap van het Klooster in Houtem in 1958.

Nieuwe technieken en toestellen, zoals een elektrisch fornuis een koelkast en diepvriezer, deden hun intrede. Stilaan overwogen mensen de aankoop van een eigen auto. Het uitgaansleven, de ontspanning, de reizen naar binnen- en buitenland bepaalden in hoge mate de gezinsbudgetten. Vooral door het invoeren van de betaalde vakantie, kregen de mensen veel meer vrije tijd.

11
10
10

In 1955 kreeg het gemeentebestuur officieel toelating van de Commissie Openbare Onderstand om daar in het Pluymbos, op een perceel naast de Cotthembeek, een stortplaats in te richten. Dit stort vatte regelmatig vuur. Pas in 1969 moest de afvalophaler ook het stort onderhouden. Over dit onderhoud liepen zoveel klachten binnen dat de deputatie in 1974 de sluiting beval.

Vanaf de jaren ’60 brak de consumptiemaatschappij definitief door. Door de opkomende verpakkingsindustrie en het toenemend gebruik van plastic steeg het aantal kilo’s afval zienderogen. Reeds in 1947 startte het gemeentebestuur met een openbare reinigingsdienst. In eerste instantie werd het afval opgehaald met paard en kar. Een wekelijkse ronde met één kar volstond. Het afval werd gestort aan de rand van de Cotthembossen. Op de foto een zicht op Houtem vanaf het stort.

De gemeente maakte daarna gebruik van een privaat vuilnisbelt van PVBA C. Danckaert in Burst en voerde vuilniszakken in. Het volgende stort, ingericht in de vroegere zavelputten in Vlierzele, werd ondertussen ook gesloten en wacht nu op een nieuwe herbestemming.

13
14
12
11

In het begin van de vorige eeuw kende één op de drie Belgische plattelandsgemeenten geen arts, veel dorpen moesten het stellen zonder geschoolde vroedvrouwen, er was geen of onvoldoende kennis van babyvoeding, de dorpsscholen leden onder een slechte hygiëne, het drinkwater was vaak ongezond, open riolen verspreidden penetrante geuren.

Tyfus en cholera loerden constant om de hoek. In 1915, in volle oorlogsjaren, kregen kinderen specifieke aandacht via het Nationale Hulp en Voedingscomité. Na de oorlog bouwde de overheid een netwerk uit van consultatiecentra ter voorlichting van jonge moeders. Deze consultatiebureaus startten in 1958, in samenwerking met private artsen en gemeenten, de grote Belgische vaccinatiecampagnes tegen polio, difterie en tetanus.

De gemeente poogde met gemeenschappelijke waterputten en bijhorende pompen het drinkwaterprobleem te bekampen. Elke wijk kreeg een openbare pomp, op het dorpsplein van Houtem stonden er zelfs drie. De pompen bleven in gebruik tot in de jaren 1950. Dan pakte de gemeente met de aanleg der wegen ook de waterleiding en de riolering aan. Op de foto het laatste restant van zo’n pomp op Bockstaele.

Hygiëne
15
17
16 12

Om de kas van de C.O.O. te spijzigen besloot de gemeenteraad onder burgemeester August-Lodewijk Verbrugghen zelfs de vergoedingen van de raadsleden te halveren en het verschil af te staan aan de C.O.O., omdat de nood zo hoog was.

Anderhalve eeuw geleden was er van sociale wetgeving nog geen sprake. Armenzorg betekende constant hoofdbrekens voor de gemeentelijke overheden. Samen met de Commissie voor Openbare Onderstand (C.O.O), in de volksmond ‘den aermen’, probeerde het gemeentebestuur levensmiddelen voor behoeftigen te voorzien of in barre winters brandhout ter beschikking te stellen.

Het was zo dat in de eerste helft van de negentiende eeuw oudere Houtemnaren vaak uitweken naar Gent om daar hun intrek te nemen in hospitalen of tehuizen voor bejaarden. Pas in 1899 werd in Houtem een ouderlingentehuis opgericht: het Sint-Alfonsiusgesticht. “Huize Alfons” werd in 1992 afgebroken om plaats te maken voor “Ter Kimme”.

Armoede
19
18 13

De aardappel diende in de oorlogsjaren als verrassend veelzijdige basis voor de meest uiteenlopende bereidingen en hij schitterde in tijden van voorspoed op de rijkste tafels. Als kinderen meehielpen op de grotere boerderijen bij de oogst, was dat vaak om daar een goede maaltijd te genieten die ze zich thuis niet konden permitteren.

Op de boerderij prijkte varkensvlees lange tijd als enige vlees op tafel. De boer slachtte en verwerkte het vlees zelf. Vanaf de 20e eeuw kwam het varkensvlees ook meer op de stedelijke markten, naast het nog altijd duurdere rundvlees. Toen na WO II het belang van de zware arbeid afnam en cholesterol een benoemd probleem werd, steeg de vraag naar mager varkensvlees.

Op het platteland bakte men thuis rond 1900 nog in hout gestookte bakovens. Maar lang niet iedereen bezat een bakoven. Ze waren vooral in de grotere boerderijen te vinden. Wanneer men zelf geen bakoven had, kon men zijn brood laten bakken bij een buur of in een gemeenschappelijke bakoven. Het bakken gebeurde meestal maar éénmaal per week, soms met 15 tot 20 broden tegelijk.

Na de Tweede Wereldoorlog werd brood steeds vaker gekocht in de bakkerij of door de bakker aan huis gebracht. Wanneer men toch nog thuis zijn brood bakte, gebeurde dat al in een “modern” gasfornuis of een elektrische oven. Het broodbakken op steen werd steeds zeldzamer en is nu nagenoeg helemaal verdwenen.

Wat schaft de pot?
20
22
23
21 14

In 1927 verscheen het eerste exemplaar van “Ons kookboek”. Door de grotere mobiliteit maakten steeds meer internationale bereidingswijzen en rijkere ingrediënten deel uit van onze eetcultuur. In de oorlogsjaren zag een speciale versie het levenslicht met tal van surrogaatingrediënten.

Droge Voeding, kassa 4, alstublieft! Het Marshall-plan na de Tweede Wereldoorlog pompte niet enkel en alleen dollars in onze verwoeste Europese economie, maar introduceerde ook tal van Amerikaanse producten en handelspraktijken. Zo deden ook de zelfbedieningswinkels op dat moment hier hun intrede. In die winkels reed je rond met een eigen wagentje -op zich hier ook al een nieuwigheid- en kreeg je keuze uit een zeer uitgebreid assortiment.

De Boerinnenbond, later KVLV genoemd, ontstond begin 20e eeuw en had als doelstelling de levensomstandigheden op het platteland te verbeteren. Daartoe organiseerden ze onder meer kooklessen. Een activiteit die tot vandaag, nu door Ferm, wordt voortgezet.

24 25
Het zilveren jubelfeest van de Houtemse Boerinnenbond in 1955.
15

EEN LANDSCHAP IN VERANDERING

Het woord landschap dekt een ruime interpretatie. Het kan gaan om een boom, een dorpsplein, een kerkhof, een uitgestrekt natuurgebied, een bos of open akkerland. De eerste beschermingswet voor landschappen dateert al van 7 augustus 1931, maar de toepassing ervan liet echter nog vele jaren op zich wachten.

Zeker een eeuw geleden vormde de bescherming van het landschap nog geen prioriteit voor de overheid. Maar de eigenaars van die landschappen (kerkfabrieken, kloosters, grootgrondbezitters, overheden,…) droegen zorg voor die “landschappen”. Zij verwierven door het behoud en samenhouden van dat patrimonium immers een ruim inkomen door o.a. pachten, jachtrechten, kaprechten en visrechten.

Luchtopname van het centrum van Sint-Lievens-Houtem op 1 september 1984.
16
De spooklinde in Bavegem: het eerste beschermde landschap van de gemeente.

Oude foto’s tonen ons vaak veel van wat er niet meer is. Ons dorp onderging immers ingrijpende veranderingen in bebouwing. Dat is zeker het geval geweest voor de tweede helft van de twintigste eeuw: huizen werden vaker afgebroken en vervangen door nieuwe structuren, dan dat zij gerestaureerd werden. Pleinen en straten werden verhard, heraangelegd en voorzien van riolering en verlichting.

Op de oude postkaarten ontvouwen zich de open landschappen van ons dorp. Deze zijn nu volledig teloor gegaan door de lintbebouwing en nieuwe verkavelingen. Zoveel nieuwe gezinnen in ons dorp komen wonen, zoveel woonentiteiten zijn er nodig.

Ca. 1910. Let rechts bovenaan op de open akkers van de Hofkouter, nu Schoolstraat, en het kerkhof dat vroeger dieper doordrong op het plein.

Slechts de kerktoren en de windmolen staken in het oude landschap boven de huizen uit. Een kerktoren werd, na één of andere vernielzuchtige doortocht in oorlogstijden of andere calamiteit, vrijwel altijd gerestaureerd met gelden van de gelovige gemeenschap. Bijvoorbeeld de kerk van Letterhoutem, die na een brand in 1936 werd heropgebouwd vanaf 1939.

27
26 28
17

Minder zichtbaar in het landschap waren de watermolens. Toen zij in de twintigste eeuw de duimen legden voor de door machines aangedreven maalderijen, kwamen ook deze gebouwen leeg te staan. De machinerie werd afgevoerd als schroot en de gebouwen raakten verloederd. De watermolen in Sint-Lievens-Houtem wacht op restauratie.

Werd een molen in de twintigste eeuw door storm, brand, verval of vernieling geveld, dan had de particuliere eigenaar niet altijd het nodige kapitaal voor de heropbouw. Van de zgn. stenen molen bleef af en toe de romp bewaard die dienstig kon zijn als stal of woonst, de houten molens verdwenen uit het landschap zonder enig spoor achter te laten. Zo ook de houten korenwindmolen in Vlierzele.

De gewone burgers bouwden in de 19e eeuw geen huizen met baksteen. Stro, leem en hout waren de voornaamste bouwmaterialen. Zo kende in 1830 nog meer dan de helft van de woningen in Zonnegem muren van gevlochten rijshout die bestreken waren met leem. De vloer bestond veelal uit aangestampte kleiaarde. Van de 50 woningen waren er slechts acht gedekt met een pannen dak, één woning was bekleed met schaliën en maar liefst 42 huizen hadden een dak van riet of stro!

29 30
31 18

De bakstenen werden meestal ter plaatse gebakken in veldovens. Tot uiterlijk de jaren 1970 werden in ons dorp hier en daar kleine, particuliere steenbakkerijen uitgebaat. Vaak was het zo dat jonge mannen “die gênen weg mé ulder eigen kosten” in de steenbakkerijen hun wilde haren verloren. Steenbakken was immers zware arbeid.

In de tweede helft van de 19de eeuw veranderde de aanblik van het dorp drastisch. De materiële omstandigheden verbeterden en mensen bouwden stevigere huizen. De aanblik was vrij homogeen door een beperkt aanbod van bouwmaterialen. Veelal was dat rode Scheldebaksteen in combinatie met boomse pannen.

Met de opkomst van de buurtspoorwegen, verdween meer en meer de homogeniteit van de bebouwing. Waar men vroeger aangewezen was op plaatselijke materialen, kon men meer en meer gebruik maken van geïmporteerde materialen zoals glazuurstenen e.d.. Op de foto zicht op de Paardenmarkt eind zeventiger jaren.

33
34
32
19

DE LANDBOUW

De landbouwtelling van 1846 telt alleen al in Houtem zelf 339 landbouwbedrijven. Het grootste erf beslaat 30 hectaren, terwijl de meeste tussen de drie en vijf hectaren bewerken. Hoe kleinschalig de landbouw in Houtem dan ook was, hij dreef noodgedwongen mee op de golven van de nationale evoluties. De jaren 1845-1854 vormen de laatste periode van hongersnood en scherpe voedselschaarste in België. Om de nood te lenigen, voert men goedkoop graan in. Deze massale invoer van granen uit de Verenigde Staten en Oekraïne vanaf de jaren 1870-1880 is een weldaad voor de consument, maar voor de boeren in Vlaanderen zeer nefast.

20

Traditionele landbouw

Door het hoge arbeidsaanbod bleven in de 19de eeuw de lonen laag en was mechanisering bijgevolg minder noodzakelijk. Op de grootste akkerbouwbedrijven werd vaak beroep gedaan op de arbeidskracht van kinderen, de kleine boeren uit de omgeving en seizoenarbeiders. Zeker tot de jaren 1880 oogstten de boeren bijna alles nog met de hand. De kinderen en heel de buurt boden helpende handen.

Door de dalende graanprijzen zochten de boeren hun heil in meer rendabele takken zoals asperges en witloof. Asperges bleven veeleer bestemd voor de lokale markten. Het eerste witloof in de streek verkocht men begin 20e eeuw deur aan deur met paard en kar, maar kende al dra een afzet tot ver buiten de landsgrenzen.

“Het witte goud” werd in de volksmond smalend “werkloof” genoemd. De teelt was zeer arbeidsintensief. Aangezien witloof vroeger een typische winterteelt was, maakte dat de soms barre wintertemperaturen het intafelen van de witloofwortels of het oogsten van de kroppen een zware opgave. Het kuisen van de kroppen gebeurde meestal in een groep.

36 37
35
21

Met hun typische ‘tweezak’ over de schouder, trokken jaarlijks tienduizenden landarbeiders voor seizoenarbeid naar Wallonië, Noord-Frankrijk, Nederland of Duitsland.

Als gevolg van de landbouw- en nijverheidscrisis, tijdens het laatste kwart van de 19de eeuw, beproefden jaarlijks enkele duizenden Belgen hun geluk als seizoenarbeiders in het buitenland. Vooral Amerika en Frankrijk waren populair.

In het buitenland hielpen ze in de bietenoogst, werkten ze in de ast voor het drogen van de cichorei of vormden ze bakstenen in veldsteenbakkerijen. Voor de Eerste Wereldoorlog telde België jaarlijks tussen de 40.000 en 45.000 seizoenarbeiders, aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog was dit aantal gehalveerd tot zo’n 15.000 à 20.000 personen.

A la France!
38
39
40 22

Mechanisering

Stilaan en bijna geruisloos verdwijnen de landarbeiders en dagloners na 1900 uit beeld. Velen vinden in de industrie een nieuwe en alleszins beter betaalde job. De boer kan alleen door harde arbeid en inzet van alle familieleden, het werk op het veld en in de stal rondkrijgen. Voor de grootste boerenbedrijven is het tekort aan landarbeiders de aanzet tot de eerste mechanisering. Op de foto, rond 1900, de kinderen die met de “antepot” het middageten naar het veld dragen.

De Eerste Wereldoorlog verwoest veel akkers, de veestapel wordt gehalveerd door de vele opeisingen van de Duitsers. Honger treft de hele samenleving. Na de oorlog ontstaat een gestuurde landbouweconomie. Stilaan evolueert de landbouw naar industriële en gespecialiseerde veehouderij; de focus verschuift van uiterlijk naar opbrengst en kwaliteit.

1941 is andermaal een hongerjaar voor arm en rijk, maar na de wereldbrand is doorbraak van een gemechaniseerde, grootschalige en gespecialiseerde landbouw niet meer te stuiten. De eerste landbouwmachine die doorbreekt, is de dorsmachine. Een dorskast aangedreven door een stoommachine, levert voor de Eerste Wereldoorlog een indrukwekkend spektakel op.

Het grote succes van de Belgische trekpaarden, bij het ruime publiek beter gekend onder de naam “Brabanders”, dateert van het einde van de 19de eeuw. Enkel de grote boerderijen werkten met boerenpaarden. De kleinere boeren gebruikten koespannen.

44
43
42
41 23

De aangroeiende veestapel op de boerderij maakt het voordeel van de tijdsbesparing zo groot, dat vanaf de jaren 1960 de melkmachine algemeen wordt verspreidt. In 1962 wordt op Europees niveau het eerste Gemeenschappelijk Landbouwbeleid ingevoerd dat zal leiden naar gesubsidieerde overproductie. De schaalvergroting en specialisatie vergen zeer grote investeringen van de landbouwers.

Met uitzondering van de algemeen verspreide dorsmachines en de graan- en grasmaaiers, bleef het mechaniseringsniveau van de Belgische landbouw voor de Tweede Wereldoorlog zeer beperkt. Vanaf 1950 komt de mechanisering in een stroomversnelling: eerst de veralgemening van de tractor, later de introductie van de geïntegreerde machines, die meerdere handelingen gelijktijdig kunnen uitvoeren.

De schaalvergroting, geboren in de vorige eeuw, lijkt nu onomkeerbaar. Maar landbouw en overheid investeren nu niet alleen meer in kwaliteit, veiligheid en zekerheid van voedsel, maar evengoed in grond- en natuurbeheer. De hoge specialisatiegraad, de doorgedreven wetgeving en administratieve rompslomp, maken in combinatie met de zeer volatiele prijzen, een toekomst in de landbouw onzeker. Eén ding is zeker: idyllisch is landbouw ook vroeger nooit geweest.

47 46
45
24
De eerste tractor op Morelgem. In 1952 bouwde Remi de Wilde zelf dit vehikel.

Kruideniers

Haast elke wijk van het dorp telde een kruidenierswinkel. Meestal was deze niet meer dan een kamer groot, deel uitmakend van een boerderij, herberg of woonhuis.

Vooral de basisgoederen werden er verkocht. Vaak ging het over ter plaatse niet beschikbare goederen afkomstig uit binnen- en buitenland. Volgestouwd met houten rekken, die reikten van op de vloer tot tegen het plafond, moest de winkelierster vaak op een laddertje kruipen om de bovenste producten van de schappen te kunnen nemen.

Er werd nog per ons, gram, pond, kilogram afgewogen en in papieren zakjes of kartonnen doosjes verkocht. Zout en bruine zeep stonden in grote bakken te wachten. Koffie, bloem, suiker… alles werd uit dozen en tonnen geschept. Azijn en olie werden afgetapt van vaatjes. Snoepgoed werd per stuk verkocht uit aanlokkelijke bokalen op de toog.

Fruit en groente werden los verkocht. Kaas was de eerste “toespijs” die in kruidenierswinkels werd verkocht. Met een mes in de hand, en later met handmatig bediende snijmachines, werden sneetjes bekomen. Ook salami, hesp en andere vleeswaren deden hun intrede. Vandaag resten ons haast geen echte kruidenierswinkeltjes meer. Grootwarenhuizen en superettes hebben hun plaats vast verworven.

DE KLEINE NIJVERHEID 48 50 49
25

Slachters en beenhouwers

Vlees was oorspronkelijk het voedsel van de rijke klasse. De meeste mensen op het platteland en in de steden konden zich geen vlees permitteren. De boeren op het platteland hielden wel wat dieren, meestal koeien, varkens, kippen, schapen en geiten, maar deze volstonden niet om dagelijks vlees op de plank te hebben. De koeien dienden om melk te leveren en de ossen vaak om de ploeg te trekken. Toch werd er af en toe een dier geslacht, ter gelegenheid van een feest, of in de jaarlijkse slachtmaand, de maand november.

In onze streek trokken slachters van hoeve tot hoeve om een koe of een varken te slachten. Daarbij kwam soms de ganse buurt helpen, of minstens toekijken, hopend een stukje vlees te bemachtigen. Alle onderdelen van het geslachte dier werden gebruikt. Afval bestond niet. Bloed was voor de bloedpensen, darmen dienden als snaren, de varkensblaas werd een tabakszak en vet werd smout.

Het vlees bewaren gebeurde van oudsher met zout, het werd gepekeld in kuipen en tobben. Ook drogen en roken van vlees gebeurde af en toe. Pas met het uitvinden van de elektriciteit en de koelkasten, rezen de beenhouwerijen als paddenstoelen uit de grond. Elke wijk had zo zijn eigen slager, de ene al wat properder dan de andere. Het eerste inpakpapier waren oude kranten.

51 52
53
26

Houtbewerkers, schrijnwerkers en timmerlui

Tot in de 20e eeuw werden de bomen met handzagen geveld. Eens afgezaagd versleepten paarden de boomstronken naar hun bestemming. Notelaar, kerselaar, beuk en den dienden voor meubelen, wilg en populier voor het vervaardigen van klompen.

Een paar klompen betekende zo’n twee uur aandachtig houtbewerken. Rond 1900 kostte een paar mannenklompen 0,80 fr., een paar vrouwenklompen 0,75 fr. en een paar kinderklompen 0,60 fr.. Na de Eerste Wereldoorlog kende de klompenmakerij een sterke achteruitgang.

Een typisch beroep dat verdwenen is, is dat van kuiper. Deze combineerde de houtbewerking met de stiel van metaalbewerking om stevige, mooi afgewerkte tonnen en kuipen te vervaardigen die lekvrij moesten zijn.

Eind 19de eeuw kwamen er stilaan grotere zagerijen door de introductie van stoom. Her en der ontstonden familiebedrijven, die op ietwat grotere schaal hout verwerkten, meestal tot basisgoederen zoals planken. Sommigen combineren de schrijnwerkerij ondertussen met tal van andere vaardigheden, zoals schilderen, behangen en algemene wooninrichting.

54
55
56
57
27

Wolbewerkers en kantklossters

Vrouwen op het platteland verdienden wat bij door thuis wol te plukken en te spinnen. Anderen klosten kant of verrichtten allerhande naaiwerk. Over het algemeen werkten ze thuis, gemiddeld 12 tot 14 uur per dag!

De kantwerksters waren meestal jonge vrouwen uit de minder welgestelde bevolkingsklassen. Het kantwerk bood het voordeel van thuisarbeid. Het vergde geen speciale inrichting van de woning, men kon zich moeiteloos voor het raam, in het deurgat of aan tafel installeren. In het hoogseizoen hielpen deze kantwerksters op het veld tot in de herfst.

58 59 60 61
28

Smeden en wagenmakers

Tot de Eerste Wereldoorlog vervaardigde de smid hoefijzers en besloeg de paarden. Verder smeedde hij allerlei landbouwalaam en gebruiksvoorwerpen. Een specifieke kunde was het wagenmaken en zeker het vervaardigen van het ijzerbeslag van de wielen. Dit typische ambacht ging door de mechanisering van de landbouw steil bergaf vanaf 1945. Bouwsmederij en garagehouder met eerst landbouwtractoren en vrachtwagens en later personenwagens, vormden een logische omschakeling.

Stokers en brouwers

Was bier in de vorige eeuwen de volksdrank, dan hoeft het niet te verwonderen dat ook in ons dorp duchtig gebrouwen werd. Zo kende Zonnegem halfweg 19de eeuw Brouwerij Rubbens. De huidige brouwerijgebouwen werden in 1901 opgetrokken door Alphonse Rubbens. Aangezien hij een verwoed duivenliefhebber was, mocht een duiventoren niet ontbreken.

Het vervoer van bier naar de talrijke herbergpanden gebeurde met paard en kar. De tonnen bevatten 140 liter bruin bier van hoge gisting. Deze brouwerij bleef werkzaam tot in 1970. Na jaren van verval werd rond 1995 de restauratie ingezet die bekroond werd met een beschermingsstatuut in 1997.

62
63
64 29

In Sint-Lievens-Houtem op het marktplein, op de hoek met de dreef, hadden de gebroeders De Landsheer de brouwerij ‘Sint Lieven’, die door burgemeester Florimond werd uitgebaat en er het bier ‘Oxford’ brouwde, dat te verkrijgen was tot in het jaar 1935. Zijn broer Frans, alias de ‘koster’, had er een likeurstokerij.

Ijsfabricage behoorde ook tot de activiteiten van de brouwerij. Cafés die Rubbens-bier tapten kregen gratis een ijsvoorraad om het bier koel te houden. Om de nog altijd durende restauratie mede te bekostigen wordt terug een bier gebrouwen: de Zonnegemse Zot.

Deze foto uit het interbellum toont de doorbraak van de moderne tijden. De brouwerij schakelde in 1926 voor leveringen over op de automobiel. In 1927 telde België amper 41.000 personenauto’s op een bevolking van 7.903.000, een cijfer dat in 2021 is opgeklommen tot maar liefst 5.927.912 personenauto’s op een bevolking van 11.521.238. Ook bleek het dorpsplein voorzien van elektriciteit. Terwijl in 1908 slechts 7% van de Belgische gemeentes aangesloten waren op een elektriciteitsnetwerk, was dit in 1927 reeds opgeklommen naar 92%.

In 1910 werd het bier nog geleverd in vaten, vervoerd met paard en kar. Het huizenblok dat de brouwerij bevatte, is op het dorpsplein de laatste heugenis aan de 19de eeuw en nog altijd beeldbepalend. De brouwerij had een zeer grote bouwdiepte en liep door tot aan het huidige parochiecentrum.

65 67 66 68
30

INDUSTRIE

Van oudsher werd geweven in ons dorp. Op het einde van de 18e eeuw telde men in SintLievens-Houtem 60 particuliere weefgetouwen. Het geweven linnen vond zijn weg naar de markten van Aalst, Gent, Geraardsbergen en Oudenaarde. Door de verbeteringen van Lieven Bauwens aan de weefgetouwen,

werden de toekomstmogelijkheden van deze handwerknijverheid sterk beperkt. In 1847 telde men in Sint-Lievens-Houtem op een bevolking van 1.734 zielen maar liefst 157 wevers en 661 spinsters. Dat dit echter een zwaar crisisjaar was, bewijst het aantal werklozen in deze sector: 600!

Etablissements Saey

Het was dus geen toeval dat de heren Emiel en Victor De Landsheer samen met François Saey in 1911 een aanvraag ter oprichting van “ene mekanieke katoenweverij” richtten aan het gemeentebestuur. Door de hoge werkloosheid lagen de lonen hier veel lager dan in omliggende steden zoals Wetteren en Aalst.

69
31

Een aftakking van de tramlijn zou rechtstreeks naar de fabrieksvloer lopen, waardoor men verzekerd was van vlot transport van de weefsels. François Saey was bovendien de vroegere hoofdvertegenwoordiger van de Wetterse weverij Pepin, die hun belangrijkste buitenlandse klanten bezocht. In hen vond hij zijn eerste vlijtige afnemers door concurrentiële prijzen.

In 1911 arriveert de eerste stoomketel op het dorpsplein. Oorspronkelijk was de fabriek uitgerust met twee stoomketels en één stoommachine. Later werd er nog een derde ketel bijgeplaatst.

Na de Tweede Wereldoorlog plaatste men uit veiligheidsoverwegingen boven de weefgetouwen een zeer geavanceerde, automatische sprinklerinstallatie. Onder de burelen van de huidige bibliotheek bevinden zich nog altijd de grote waterreservoirs die de installatie van het nodige bluswater voorzagen. Een omgebouwde stoomketel van 20.000 liter stond steeds onder druk om de installatie gebruiksklaar te houden.

De ingang van de fabriek was afgesloten met grote gietijzeren hekken. De kleinere doorgang voor de werknemers werd stipt op het aanvangsuur gesloten. Bij de afrekening van het loon werd bij de telaatkomers het tijdverlies ingehouden. Ook voor fouten in het weefsel verloor men een deel van de ‘pree’. De lunchpauzes werden met 5 minuten verlengd na een staking.

72
73
70
71 32

In de glorietijd van de fabriek werkten er een 600-tal arbeiders en arbeidsters in een drieploegenstelsel. Vakantiegeld, dertiende maand of ziekteverzekering bestonden nog niet. Vandaar dat de meeste werknemers nog een nevenactiviteit beoefenden. Weinig kinderen studeerden in het begin van de 20e eeuw verder na de lagere school, omdat ze aan de slag konden als spoelenopsteker. In 1961 studeerde slechts 19% van de kinderen in Sint-Lievens-Houtem verder na hun veertiende jaar.

Het helse lawaai van de weefgetouwen en de stoffige lucht droegen niet bij tot een gezonde werkomgeving. Op de werkvloer moesten de arbeiders zich verstaanbaar maken met gebaren. Een menselijke stem kon niet op tegen het geratel van de weefgetouwen. Men kon er ook nauwelijks ademhalen van het stof. Eenmaal per week mochten de arbeiders een douche nemen in een primitieve loods, maar dadelijk daarna moest je weer het stof in. Naar de WC mocht enkel bij hoge uitzondering.

Door de onafhankelijkheidsdrang in de jaren ’60 en wat later door de West-Europese textielcrisis, ging de fabriek ten onder. Men poogde nog met een lokale associatie, “De Houtemse textielbedrijven”, het tij te keren, maar in 1977 moest men toch definitief de poorten sluiten.

In 1979 verwierf het gemeentebestuur het gedeelte aan de Fabrieksstraat en bouwde er onder burgemeester Roger Otte de bibliotheek en de sportzaal uit. Ook de kreazolder vond er zijn plaats. Een oude fabriekshal deed dienst als toneelzaal. Toen deze meer en meer in verval kwam, deed ze dienst als onderkomen voor onder meer een skateclub. Onder burgemeester Lieven Latoir werd er werk gemaakt van een echt cultureel centrum: CC De Fabriek.

74
76
77
75 33

Inex N.V. is een melk verwerkend bedrijf (producent van melk- en zuivelproducten) en stelt een kleine 400 mensen te werk. Het is historisch gegroeid uit de éénmanszaak Melkerij Sint Martinus uit Oordegem, opgericht in 1898. In 1943 volgt de zuivelfabriek PVBA Schockaert deze op. Er worden dan in Bavegem verse en gesteriliseerde zuivelproducten vervaardigd onder de merknaam ”Excellac”.

Inex N.V. haalt melk op bij meer dan 450 melkveehouders in Vlaanderen en Wallonië en verwerkt hun jaarlijkse 220 miljoen liter geproduceerde melk tot zuiveldranken, plantaardige drinks, yoghurt, desserten, lactosevrije producten en groeimelk.

Cominbel-Baveco

In 1953 richtte toenmalig Bavegems burgemeester Marcel Van den Berghe de Bavegemse Vetcompagnie op. Het bedrijf stond in de Hoogbavegemstraat. Baveco maakt nu deel uit van de LIPA Family. Deze bedrijfsgroep telt 11 bedrijven op vijf locaties en heeft een 200-tal mensen op de loonlijst staan. De groep staat in voor de ophaling, de verwerking en de uitvoer van eiwitten en vetten, voor zowel menselijke als dierlijke consumptie.

In 1973 worden de consumptiemelk-activiteiten van de zuivelbedrijven Inco Gent en Klerken en PVBA Schockaert samengebracht in een gloednieuw opgericht zuivelbedrijf te Bavegem: ‘Inex N.V.’. In 1986 wordt de natuurlijk mineraalwater en frisdrankenproducent Top Bronnen te Brakel overgenomen. De groei wordt verder gezet, o.m. met de overnames van de N.V. Sint Clemens te Lier in 1991 en de natuurlijk mineraalwateren frisdrankfabrikant N.V. Koningsbronnen te Brakel in 1997.

Inex
78
79 81
80 34

VERVOER

In de 19de eeuw was individueel vervoer met paard of koets een dure aangelegenheid. De meeste mensen op het platteland gingen met de zgn. “apostelkar”, te voet naar omliggende dorpen en steden. Zeker toen door de urbanisatie meer stedelijke goederenafzet vereist werd, groeide de behoefte aan ontsluiting van het platteland.

Had men in de 19e of in de eerste helft van de 20e eeuw een paard nodig, ging men dat vaak lenen bij een welgestelde burger of een bevriende landbouwer.

82 35

De eerste fietsen met wielen van gelijke grootte doken op vanaf 1876 in Groot-Brittannië. Dankzij de introductie van de ketting, was het niet meer nodig om de trappers rechtstreeks op het voorwiel te monteren. Door verdere aanpassingen zoals de remmen en de rubberen luchtband (1888), lag deze “safety” aan de basis van de moderne fiets.

Fietsers uit de middenklasse wilden zich van de lagere klassen onderscheiden door met een kaarsrechte rug in het zadel te zitten. Om goed te leren rijden werden in Gent zelfs scholen voor “wielrijders” opgericht. Wie nog geen fiets bezat, kon bij een fotograaf toch de illusie scheppen. De foto dateert uit het interbellum. Let op de geschilderde kasseistrook. De fiets had nog geen koplamp en remde rechtstreeks op de voorband.

Was een fiets vooreerst nog een statussymbool, kende de verkoop vanaf 1890 een spectaculaire stijging. Ook in ons dorp doken ze vaker op. Tot in de jaren 1965 kwamen de meeste jaarmarktgangers met de fiets naar ons dorp afgezakt. Vele particulieren stalden tegen betaling tientallen fietsen in hun hof. In de centrumboerderijen stond het erf vol met honderden (!) fietsen.

85
83
84 36

Voor de Tweede Wereldoorlog telde ons dorp nog enkele tientallen honden en hondenkarren. Met de hondenkar trok de boer naar de markt, naar de molen, naar de melkerij en naar de stad. Bij zwaardere lasten werden soms tot zelfs drie honden ingespannen. Vanaf de jaren 1920 verstrengde de wetgeving ter bescherming van de hond en uiteindelijk, in 1975, werd het gebruik van honden als trekkracht definitief bij wet verboden.

Het octrooi voor de eerste auto ter wereld werd in 1886 door de Duitse ingenieur Carl Benz aangevraagd. Deze auto had drie wielen en werd aangedreven door een viertakt benzinemotor, die 0,75 pk kon leveren. Veel mensen vonden auto’s in de eerste jaren wel erg gevaarlijk, door hun topsnelheden van een slordige 30 kilometer per uur. De eerste auto in Vlierzele was een Ford 1913.

In 1885 poogde de Belgische overheid het platteland te ontsluiten door de oprichting van de “Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen” (1885). Deze vennootschap stond in voor de aanleg en exploitatie van de buurtspoorwegen. Op 1 april 1903 werd de lijn Wetteren-Zottegem ingereden en op 23 juni 1907 de lijn Gent-Merelbeke-Herzele-Geraardsbergen. De twee lijnen kruisten elkaar in Sint-Lievens-Houtem.

De tram betekende een grote impuls voor de werkgelegenheid in de streek. Werklieden konden opteren voor een weekabonnement om pendelarbeid te verrichten op 20 of 30 km afstand van huis. De tramverbindingen boden ook een extra argument voor enkele investeerders die in de streek textielfabrieken wilden uitbouwen. Waar de tram passeerde, verrezen huizen langs de baan. Op de foto het tramspoor in de Polbroek ter hoogte van de oude gendarmerie.

88
89
87
86 37

Leerlingen en leraars reisden aan halve prijs en men kende een systeem voor schoolabonnementen. In deze periode werd niet toevallig het college van Geraardsbergen populair in ons dorp. Wie met de tram naar een ‘festival’ ging, genoot ook korting. Op de foto: het tramspoor in Bavegem.

Hoewel de tram in de allereerste plaats diende voor het vervoer van passagiers, werd hij ook ingezet voor goederentransport. Vele landbouw- en nijverheidsproducten konden goedkoper en sneller worden aangevoerd. Werkelijk alles vervoerde de tram: bouwmaterialen, meststoffen, stro, vlas. Er bestonden vastgelegde prijzen om in open wagons paarden en runderen te vervoeren. Ook voor “personentuigen, goederenwagons en locomotieven die op eigen wielen lopen”, was een prijs vastgesteld op basis van het aantal assen!

De Eerste Wereldoorlog legde het treinverkeer op de grote lijnen grotendeels stil en de buurtspoorwegen ondervingen ten dele de bevoorrading van het land. In 1917 begon de bezetter delen van de lijn Merelbeke en Geraardsbergen op te breken. Van 1921 tot 1923 herstelde de overheid de lijn en verkreeg de maatschappij zelfs een verlenging naar het SintPietersstation in Gent.

Vanaf 1932 ruimden de stoomlocomotieven de baan voor “automotrices”. De concurrentie met particuliere autobusdiensten kondigde zich echter al aan. Zij eigenden zich het beste cliënteel toe dat de volle pot kon betalen, zodat de buurttram enkel nog reizigers tegen verminderd tarief vervoerde of bij een tekort aan plaatsen op de bus, nog een klein aantal passagiers aantrok.

90
91
92
93
De tramstatie in 1903. Vlierzeelse dames tijdens de oorlog op de zgn. ‘Zwarten tram’.
38
Het buurtspoorwegstation op 31 mei 1953.

Hoewel de buurttram in de Tweede Wereldoorlog weer vervoersmiddel nummer één werd, bleek dit maar een laatste opflakkering. Na de oorlog populariseerden de private autobusdiensten opnieuw en deed de auto zijn intrede. In de jaren zestig reden er nog niet zoveel auto’s rond als nu. Let op de kleine nummerplaat.

In 1954 werd de lijn Merelbeke-Sint-Lievens-Houtem afgeschaft, in 1955 de lijn Wetteren-Zottegem en tenslotte in 1955 de lijn Sint-Lievens-HoutemGeraardsbergen. De sporen verdwenen en de gronden werden verkocht aan de gemeentebesturen en meestbiedende particulieren. Langsheen de oude tramzate, op de Kapellekouter, verrezen nu huizen op de verkavelde gronden. Op de foto een zicht op de Kapellekouter omstreeks 1910.

Tussen Borsbeke en Sint-Lievens-Houtem vormden de respectievelijke gemeenten in 1991, de oude tramzate om tot een fietspad. In 1994 pakte de Vlaamse Gemeenschap ook de bedding tussen Borsbeke en SintLievens-Esse aan, zodat onze twee Livinusgemeenten nu een symbolische navelstreng delen.

94 95
96
39

RELIGIE

De negentiende eeuw betekende een zorgelijke tijd voor de kerk: in een klimaat van toenemende politieke machtsstrijd tussen katholieken, liberalen en later ook socialisten, moest ze haar gezag in het openbare leven trachten te handhaven.

In Vlaanderen begon het katholicisme zich te populariseren. Volksmissies (meerdaagse preekcampagnes), die tot 1860 op het platteland een enorm succes waren, brachten de mensen terug naar de kerk.

97
40
Het Calvariekruis te Cotthem.

Veel kerkelijke verenigingen en congregaties werden in deze periode opgericht. Bedevaarten, processies, reliekenverering bloeiden als nooit tevoren. Ook het godsdienstonderricht op scholen werd gereorganiseerd onder scherp toezicht van de geestelijkheid.

Het geloof werd sterk gevisualiseerd in het hele dorp. De vele kerkelijke feestdagen vormden een gelegenheid om met processies het dorp te doorkruisen en de geloofsgemeenschap dichter te betrekken door hen te laten samenwerken bij de organisatie daarvan.

De vroegere individuele bedetochten naar één of ander lokaal bedevaartsoord ter persoonlijke intentie, maakten plaats voor parochiale, diocesane en zelfs nationale manifestaties. De instelling van de jubelfeesten voor de H. Livinus moeten dan ook in dit licht gezien worden.

Lourdesreis in 1973 met KWB (Katholieke Werknemersbond).

Om het platteland vrij te houden van allerlei socialistische initiatieven, zoals verzekeringen, ziekenfondsen enz., richtten de katholieken analoge voorzieningen in. Ook fanfares, toneel- en turngezelschappen werden in die context uit de grond gestampt.

101
99
98 100
41

De kerkgangers hielden het niet altijd even stil in het kerkgebouw tijdens de diensten. Een Suisse of kerkbaljuw moest hen dan aanmanen te zwijgen.

De jaren 1920-1950 geven een langzame, maar grondige mentaliteitsverschuiving te zien. Hoewel de kerk het helemaal niet zo bedoelde, had ze een moderniseringsproces, een intern secularisatieproces op gang gebracht, dat is uitgemond in de ‘privatisering’ van het geloof. Steeds meer mensen verlieten de kerk en deden eerder uit traditie dan uit overtuiging nog een beroep op de kerk op hoogtepunten in het leven (geboorte-huwelijk-dood).

Tot in 1965 was Latijn de enige toegelaten taal voor de liturgie. Enkel bij het sermoen, de preek, konden de meeste mensen de priester Nederlands horen praten in de viering. Pas na het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie, ook wel bekend als Vaticanum II, geschiedden de vieringen volledig in de volkstaal.

104 102
103
42

Dat de kerk kon rekenen op een schare vrijwilligers bewijst deze foto. Dit zijn de vrijwillig opgedaagde vrouwen van Sint-Lievens-Houtem voor de jaarlijkse grote schoonmaakbeurt van de kerk van Sint-LievensHoutem in 1941.

Jubelfeesten

In Sint-Lievens-Houtem en Sint-LievensEsse worden iedere 50 jaar feesten ter ere van de Heilige Livinus georganiseerd. Het eerste jubelfeest vond plaats in 1857, bij de herdenking van de vermeende 1.200e verjaardag van het overlijden van de heilige.

De feesten in 1857

In 1857 waren de feesten nog volledig religieus getint. Op 27 juni startten de feesten met klokkengelui in de Sint-Baafskathedraal in Gent en in de kerken van Houtem en omliggende gemeenten. Op 28 juni gingen de aartsdiaken en de deken van het kapittel van Sint-Baafs een grootse eucharistieviering voor. Ook op de zondagen van 5 juli en 12 juli las men plechtige missen. Missionarissen preekten dagelijks in de kerk. Gelovigen konden een volle aflaat verdienen.

105 106
107
43

De feesten in 1907

Na de openluchtmis op 30 juni brak zo’n zwaar regenweer los dat de geplande stoet werd uitgesteld. Ondanks het aanhoudende noodweer ging de stoet de daaropvolgende zondag toch uit. Nauwelijks was de optocht ingezet en het begon weer te regenen.

De doortocht van de stoet op de Paardenmarkt ter hoogte van de boerderij Coppens. Let op de paraplu’s.

De huizen langs de route waren versierd met vlaggen en klimop. Ook de nonnetjes van het klooster hadden hun uiterste best gedaan.

Elke straat had een triomfboog opgericht. Hier een zicht op de Edgard Tinelstraat.

108
110
109
44

Reeds twee jaar had een comité, onder voorzitterschap van dr. Laurent Vander Schueren, voorbereidingen getroffen. Een geldinzameling aan huis bracht maar liefst 113.000 BEF op. Aangevuld met de toelage van de gemeente (35.000 BEF) en van de kerkfabriek (25.000 BEF) beschikte men over een aanzienlijk bedrag voor de organisatie. Elk huis kreeg een chronogram toebedeeld vanuit de organisatie.

112

De feestelijkheden vingen aan met een plechtige mis op het marktplein. De hoge geestelijkheid uit Gent was afgezakt naar ons dorp om de viering luister bij te zetten.

De pontificale mis werd bijgewoond door ongeveer 4.000 gelovigen. Na de mis volgde een ontvangst in de pastorie en een receptie op het gemeentehuis voor de eregenodigden.

113
111
45
De feesten in 1957

Vanaf 14:00 uur volgden naar schatting 60.000 mensen, onder een stralende zon, de historische stoet. Vooral de 7 praalwagens oogstten veel lof.

De wagens werden, naar een ontwerp van Firmin De Vos uit Destelbergen, gebouwd door de plaatselijke schrijnwerkers.

Na de stoet werd nog een pontificaal lof opgedragen en concerteerden muziekverenigingen op twee kiosken op het marktplein.

Om 21 uur was het weer verzamelen geblazen. Onderwijzer Armand Landuyt had aan plaatselijke acteurs het openluchtspel “Het Kruis Christi” aangeleerd. Een vuurwerk sloot de feestelijkheden af.

114
115
116
117 118 46

De feesten in 2007

In 2007 was het exact 1.000 jaar geleden dat de overblijfselen van Livinus werden overgebracht van Sint-LievensHoutem naar Gent. Het leidmotief was gebaseerd op “When love comes to town” van de Ierse popgroep U2: “Als liefde ons overspoelt”. We werden overspoelt met maar liefst vijf groots opgezette tentoonstellingen: Op diverse locaties liepen tentoonstellingen: “Devotie en ontucht tijdens Livinusbedevaarten” in de Sint-Michaëlkerk, een fotoexpositie over de drie voorbije halve-eeuwfeesten op het Livinuspad, “150 jaar erfgoed in Houtem” in cc De Fabriek met als centraal pronkstuk een werk van Panamarenko, “Verlos ons van Alle Kwalen” in de raadszaal van het gemeentehuis, “We liepen school in Sint-Lievens-Houtem” in het Sint-Lievensinstituut. De tentoonstellingen staan ons misschien niet scherp meer voor de geest, maar het gemeentebestuur creëerde enkele blijvende herinneringen in het Houtemse landschap.

Op zondag 1 juli stond de 33km lange Livinuswandeltocht van Gent naar Sint-Lievens-Houtem centraal. Een verloren traditie van pelgrimage van Gentenaars naar Sint-Lievens-Houtem, werd onder impuls van de Livinusstappers weer nieuw leven ingeblazen.

120
De Livinusbrug die de Molenbeek overspant, bekroond met de Livinusmijter, gemaakt door de Houtemse kunstenaar Robert Goossens.
119
Het “Livinuspad” op het kerkhof met 18 Livinuspoorten naar een ontwerp van Patrick Meulenijzer.
121
122
De vier meter hoge Livinuspoort naar het ontwerp van de Houtemse kunstenaar Ronny Seeuws.
47

De eigenlijke feestelijkheden gingen op 30 juni van start met een tal van activiteiten: een straatvoetbaltornooi, een rockconcours, een orgelrecital van uitgeweken Houtemnaar Sebastiaan Van Steenberge en een openluchtfuif.

Vertrekkende uit de ruïnes van de St-Baafsabdij, werd het schrijn met de relieken van H. Livinus getorst door leerlingen van het St-Lievenscollege Gent, begeleid door een duizendtal bedevaarders op zijn tocht naar St-Lievens-Houtem. In het dorp werd de reliekkast overgedragen aan de “schrijndragers van Gent”, samen met de wandelaars en andere historisch uitgedoste personages, droegen zij deze naar het marktplein.

Op het marktplein evoceerden plaatselijke acteurs de historiek van Livinus. De Livinuslepelworp vormde de overgang naar een waar volksfeest. Van op verschillende podia de Magical Flying Thunderbirds, Will Tura en Bart Peeters het beste van zichzelf.

Na de obligatoire plensbui, werden om 23 uur de feestelijkheden spectaculair afgesloten met een klank-, licht- en vuurwerkspektakel met de Franse groep Les Commandos Percu.

123
126
124
125 48

Tijd en geld, dat zijn de twee dingen die je nodig hebt om op vakantie te gaan. Tot in de jaren dertig van de vorige eeuw, bestond er geen betaald verlof en waren de lonen zeer laag. Mensen moesten elke dag urenlang werken. Behalve op zondag, maar dan moesten ze naar de kerk. En azzls er al tijd was geweest, konden de meeste mensen het niet betalen ergens heen te gaan.

Dus grepen de dorpelingen elke gelegenheid aan om te kunnen feesten. Bij allerlei grote gebeurtenissen in het dorp ging een stoet uit: 50 of 100 jaar België, bevrijding van het land in 1945. Een nieuwe pastoor of burgemeester werd altijd feestelijk ingehaald: de vlaggen werden uitgestoken, een triomfboog werd opgericht en de fanfare speelde zich de ziel uit het lijf.

127
VERDIEND PLEZIER EN VERTIER
49
Inhaling burgemeester Roger Otte.

In verhouding met de bevolking, bleek het aantal herbergen zeer groot. Alleen al in de periode voor 1940 telde het marktplein van Houtem er een dertigtal. Na WOII slonk dit aantal aanzienlijk. Vaak waren de cafés gecombineerd met een kruidenierswinkel, slagerij, klompenmakerij etc.. Soms werd er lesgegeven, deden ze dienst als postkantoor of als officiële ruimte voor publieke bekendmakingen en administratieve verrichtingen, zoals soldatenlotingen.

Mensen zochten er sociaal contact en het nieuws van de dag werd er druk besproken. In vele cafés hield men het kaart- en bolspel en de vogelpik in ere en sportclubs of culturele verenigingen kenden er meestal hun vaste stek. Vaak werd ook op de liggende wip geschoten.

129
128
Cafés
131 130
50

In de herberg werden soms feesten georganiseerd, die vaak gepaard gingen met danspartijen. Vooral op de jaarmarkt werden kamers en zolders ingericht als dansgelegenheid. Waar vroeger muzikanten voor de muziek zorgden, begon men vanaf de jaren twintig en zeker in de jaren dertig de live muziek te vervangen door ‘zelfwerkende muziekspeeltuigen’: een radio, een platendraaier of een elektrisch orgel.

Jubilea

100 jaar bereiken in de vorige eeuw kwam zelden voor. Na de gebruikelijke dankmis las men verzen voor en werd gekeken naar de optocht, die meestal een prozaïsch overzicht poogde te geven van de verlopen eeuw.

In onze tijden is een honderdjarige allang geen uitzondering meer door de sterk verbeterde gezondheidszorg, maar toen kwamen nog van heinde en verre mensen kijken in de hoop een blik op te vangen van de eeuweling(e).

132 134
133 51

Kermis in het dorp bracht opwinding in het dorp. Het marktplein met de kramen en de paardenmolen vormden het middelpunt van de festiviteiten. Veel kinderen kregen een cent en deden zich te goed aan suikerspin of gesuikerde appeltjes. Jongeren konden het schietkraam niet links laten liggen. ’s Middags speelde de fanfare zich de longen uit het lijf.

Volwassenen vermaakten zich in de danstent met orgelmuziek en trokken van café naar café, maar op kermismaandag toog iedereen devotievol naar de ‘Zielemis’, een herdenkingsdienst voor alle overleden parochianen. Daarna konden de mannen hun (na) dorst lessen in één van de vele drankgelegenheden op het dorpsplein. Vrienden van dezelfde wijk waggelden dansend en zingend huiswaarts en deden onderweg nog talrijke ‘kapelletjes van plezier’ aan…

Elke wijk kende zijn eigen kleine kermis. Met biertonnen, ruwe niet geschaafde planken, afgehaakte vensterluiken en poorten, werd een verhoog in elkaar getimmerd om het dansorkest een plaats te geven. De jeugd amuseerde zich overdag met volksspelen: zaklopen, mastklimmen, koekenbijten. ’s Avonds was er gelegenheid tot dansen en drinken. Vele mensen lieten zich op de kermis vereeuwigen in tijdelijke fotostudio’s.

137
136
Kermis 135
Zielemis
52

Graftombe Livinus

“Bood er zich een liefhebber aan, dan werd het paard dat hij in het oog had, losgemaakt van de koord waaraan het met zijn spitsbroeders in een onafzienbare rij was vastgebonden, en in razende draf onder zweepgeklets en aanjagend geroep de markt opgejaagd. Kwestie over zijn longen en zijn spieren te kunnen oordelen. Het blijft nog altijd een wonder hoe in die dagen de halve markt bij deze stormlopen, die zich gedurig herhaalden, niet onder de voet gelopen werd. Nevens de paarden van zuiver ras, vlezig, gespierd, fleurig en goed doorvoed, bemerkte men er ook tal van scharminkels met nog slechts het vel over de ribbenkast, neurasthenische, afgeleefde schepsels met moedeloze kop en treurige ogen.”

- Amand de Lattin (1880-1959) -

Zo’n 300 marktkramers strijken neer. Voor twee dagen lang stellen particulieren hun woningen als café of snackbar open voor het publiek. Tussen die wervelende menigte van mensen en dieren in, verwelkomt SintLievens-Houtem, een dorp met amper 10.000 inwoners, op twee dagen vijf keer zoveel bezoekers.

Jaarmarkt
138 139
140 53

Voor de druk van dierenwelzijnsorganisaties al te groot werd, stond het vee onder de blote hemel gestald. Door tegemoet te komen aan de steeds strengere wetgeving inzake dierenwelzijn, staan de dieren nu beschut onder tenten. Een heel andere beleving dan weleer.

Aalst zijn carnaval, Geraardsbergen zijn Krakelingen en Tonnekensbrand. Houtem heeft zijn jaarmarkt. Voor de identiteitsvorming van het dorp is hij onmisbaar. De sfeer die hangt op de jaarmarkt begrijp je alleen als je hem meemaakt.

Met de afname van het aantal landbouwers, verschuift nu stillaan het accent naar folklore en traditie. Sinds november 2010 is Houtem Jaarmarkt door Unesco zelfs erkend als immaterieel cultureel erfgoed van de mensheid. Een bekroning, na jarenlange promotie en ondersteuning vanuit de gemeente. Tot in het Warandepark van Brussel toe werd reclame gemaakt.

Fanfares

142
143
141
144
De Livinisten, de katholieke fanfare.
145
De Bavegemse fanfare Sint-Cecilia.
54

Als reactie op de liberale en socialistische ideologieën, richtte de kerk tal van verenigingen op. Vanaf de jaren 1880 richtten ook andere partijen hun eigen fanfare met bijbehorende toneel- en zangmaatschappij op. Voor 1921 stond de kiosk van Houtem voor de woning van de liberale burgemeesters en speelde de liberale harmonie. Toen de katholieken het bewind voerden, werd de kiosk naar het midden van het dorpsplein verplaatst en speelde de katholieke fanfare.

Die fanfares luisterden allerlei plechtige gebeurtenissen op: met nieuwjaar, op kermisdagen en bij het Sint-Ceciliafeest was er altijd minstens één dorpsfanfare present. Ze liep dan door bevlagde straten, herbergen in en uit. De straatjeugd zwermde mee en iedereen stond op de drempel te kijken als ze passeerden.

Het majorettekorps zag het levenslicht in het SintLievensinstituut en werd in november 1972 aan de jeugdfanfare gevoegd.

Koorleven

Als oudere mensen herinneringen ophalen over vroeger, krijg je in de loop van hun verhaal steevast te horen dat er vroeger meer gezongen werd in het dorp. Die klacht klonk echter ook al door in het begin van de twintigste eeuw.

“Zingen? De talrijke scharen mansvolk en vrouwvolk, in de week van ’s morgens vroeg naar stad en fabriek vertrokken, komen ’s avonds te laat en te erg vermoeid thuis om nog te zingen of te horen zingen; en ’s zondags lokken de orgelbals naar de kermissen die, hele jaargetijden door, op elk gehucht plaats hebben, de huizen ledigen en de herbergen vullen: na woeste uitspattingen van genot dikwijls zo uitgelaten, dat zij, in plaats van onze vroegere volkszangen, niets weten te brallen dan een afschuwelijk lied, ofwel, jeneverdronken, met hese stem en doddelende tong een wild geschreeuw, een woord- en vormloos tralaliere uitstotteren.”

- Jan bols (1842-1921), pastoor van Alsemberg, Lid der Kon. Vlaamse Academie. -

Werd er vaak spontaan gezongen tijdens het werk en in de vrije tijd, bleef ook de kerk niet ten achter. Vaak waren de parochiale zangkoren de eerste georganiseerde vormen van muzikale ontspanning. Zij bereikten een zeer behoorlijk niveau, getuige hun succesvolle deelname aan verschillende zangwedstrijden.

Het kerkkoor van Bavegem.

146
147
55

Bioscopen

Tijdens kermissen konden mensen op het platteland vertoningen van de eerste films meemaken. Ook de lokale afdelingen van het Davidsfonds richtten vanaf de jaren twintig her en der filmvertoningen in. Alle films werden streng beoordeeld op basis van hun ‘zedelijkheid’. In de beginjaren waren vooral de verfilmingen van romans in trek: oudere mensen herinneren zich nog ‘De Witte’ (1934), ‘Schipper naast Mathilde’ (1958).

“Cinema Orly” (Krabbenijkstraat 2) opende zijn deuren in 1946. Rond 1970 sloot deze de deuren. Op het marktplein in Houtem kon de jeugd terecht in het Rubenspaleis. Op de foto het Rubenspaleis in 1963.

148
Het kerkkoor van Vlierzele.
149
Het kerkkoor van Sint-Lievens-Houtem.
151
150 56

In februari 1941 speelde men in het Rubenspaleis ‘De schat uit Congo’. Voor één of andere scène had men een kip nodig. In de beginjaren van de oorlog was het niet makkelijk er nog één te pakken te krijgen. Uiteindelijk vond men voor de première toch nog een graatmager scharminkel. Na de opvoering werd zij begraven. Groot probleem voor de tweede opvoering: geen kip meer te vinden! Uiteindelijk heeft men de kip terug ontgraven en opnieuw een paar keer moeten gebruiken. Naar verluidt ‘kropen de maden al uit den bek’.

Toneel 152 153
154
De Bavegemse toneelgroep “Animo” in 2002 met de cast van “Alles uit, behalve het licht”. Het Letterhoutems toneelgezelschap “LTG” met de cast van “Het gezin van Paemel”. Rubenspaleis, “Een schat uit Congo”, 1941.
155
57
Het Houtemse gezelschap “Vreugd In Deugd” ca. 1937 met de cast van “De hoofdrol”.

Wielrennen

Voetbal

Tussen 1890 en 1910 begon het beoefenen en bekijken van sport als tijdverdrijf bij de massa door te dringen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het verschijnen van sportrubrieken in de dagbladen, maar vooral ook uit de oprichting van wielerclubs. Het wielrennen verdrong stilaan de ‘oude sporten’ zoals zaklopen, mastklimmen, bolspel en dergelijke.

Aangezien één op de vier gezinnen in Vlaanderen, aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog, reeds in het bezit was van een fiets, deden wielerclubs in de twintigste eeuw ook hun intrede. In het dorp woonde Maurice van Herzele (1917-1998). Hij behaalde de zege in de Ronde van België in 1947. Hij was profwielrenner van 1936 tot 1952.

Was tot in de jaren twintig wielrennen de populairste sport, verschoof dat in de jaren dertig naar voetbal. Sportaccommodatie was vrijwel onbestaande in de beginjaren van het voetbal. Het veld was meestal van een bevriende landbouwer of speler.

Het was niet uitzonderlijk dat men eerst ‘de fonoplaten’ van de koeien moest verwijderen om te kunnen spelen. Omkleden deed men in een naburige herberg of boerderij. 159

Duivensport

Ten slotte waren er ook nog de duivenmaatschappijen. Sinds het einde van de negentiende eeuw was dit namelijk een zeer geliefde volkssport geworden, te meer dankzij de uitbreiding van het spoorwegnet, waardoor de duiven gemakkelijker getransporteerd konden worden naar de losplaatsen.

156
157
158
58

Carnaval en Berenfeesten

160

Dries, eind jaren 1966, de reuzen Bacchus en Bacchante poseren met een dansgroep voor het café In ’t Zwaantje. Iedere groep bracht een briefje binnen met een gekozen thema samen met het aantal leden voor bestellingen bij een kostuumverhuurfirma in Ename. Het Bacchuscomité stond in voor de onkosten. Inkomsten werden gehaald uit een reclamebrochure die in de hoogdagen van Bacchus in de zestiger jaren tot wel 80.000 bfr. opbracht.

Molenkouter 1977, de reuzen Bacchus en Bacchante bekleed met 27 strekkende meter stof door Christiane de Landsheer. De noeste arbeid van de dragers werd rijkelijk gecompenseerd door talrijke traktaties onderweg, wat soms resulteerde in een wankele tred naar het einde van de stoet toe.

Dat de Bacchusstoet allure had bewees o.a. de carnavalsgroep “De Breughelvrienden”, gegroeid uit café Den Breughel (gelegen op de hoek DorpspleinPaardemarkt). Octaaf Van den Berghe was de drijvende kracht en zorgde jarenlang voor een exquis uitgedoste groep van een twintigtal personen. Let op de progressieve spelling.

De Berenommegang ontstond in de Vlierzeelse wijk Strijmeers in de 18de-19de eeuw. De oude traditie vond in 2011 een tweede adem onder impuls van de Gezinsbond Vlierzele-Zonnegem. Sinds 2012 trekt Maarten door de straten en vanaf 2015 doet hij dat met zijn berinnetje Tineke. En het berenkoppel blijkt vruchtbaar: in 2017 zag baby-reuzenbeer Sien het levenslicht.

161
162
163 59

EEN KLEINE CYCLUS VAN LEVEN, LIEFDE EN DOOD

Vaak beklijft de herinnering aan die kleine man niet erg lang. Hoogstens krijgt hij een citaatje of een paragraafje in het grotere verhaal. De persoonlijke herinneringen aan hem worden grotendeels mondeling doorgegeven binnen de familie en kennissenkring. Maar dat mondeling archief vervliegt in nauwelijks enkele generaties tijd.

Wijlen mijn grootmoeder -weduwe Coppens Anna

De Clercq- droeg in zich een mondelinge bibliotheek van maar liefst vier generaties voor haar. Urenlang heb ik mogen genieten van haar verhalen die reikten van voorouders die sneuvelden in het Napoleontisch leger, over verhalen van haar ouders, tot haar eigen zware jeugd tijdens de wereldoorlogen…

Hoe anders haar jonge jaren zonder radio, televisie en computer. De klok van haar jeugd tikte met de regelmaat van het kerkelijk jaar en de avonden werden noodgedwongen gevuld met het ademloos

aanhoren van schier eindeloze verhalen van haar vader en moeder. Radio en televisie hadden zich nog niet opgedrongen.

De grote wereld sijpelde toen veel langzamer binnen dan nu. Nog geen digitale contacten, de vrienden zag zij in de straat, de wereld was haar dorp en ommeland, de stad een exotisch oord. En in haar leven, vooral na de oorlog, barstte die kleine wereld open: met de tram naar de stad, de televisie toonde de verre wereld in de huiskamer. Het bleek het ochtendgloren van een mediarevolutie die het sociale leven op haar kop zou zetten.

Haar generatie balanceerde op nieuwe

maatschappelijke omwentelingen die de dagelijkse levensomstandigheden voorgoed veranderden. In dit laatste hoofdstuk een paar verstilde gebruiken op vier drempelmomenten destijds: de apparaitage, de vrijage, de mariage en de abandonnage.

Anna De Clercq 1913 - 2002
60
Emilie Van Hecke Achiel De Clercq

Kinderen werden in de 19de eeuw allemaal thuis geboren. Na de Eerste Wereldoorlog waren er maar een paar moeders die reeds in kraamklinieken bevielen. De grote doorbraak van te bevallen in kraamklinieken is bij ons in het dorp vooral gegroeid tijdens de Tweede Wereldoorlog. Veel ‘oorlogskinderen’ uit Sint-LievensHoutem zagen het levenslicht in Zottegem, in de kelders van het kasteel van Egmont, dat toen dienst deed als hospitaal.

Blijkens haar prominente aanwezigheid bij het doopsel, was de vroedvrouw bij thuisbevallingen een centrale figuur. Zij hielp de moeder tijdens de bevalling en moeder en kind werden door haar nog een negental dagen verzorgd tot de moeder ‘ongeveer’ hersteld was. Na een geboorte haastte men zich naar pastoor voor het toedienen van het doopsel. Een ongedoopt kind was immers nog besmet met de erfzonde en kon zonder doop niet verder geraken dan het ‘voorgeborchte’ van de hel.

Na een doopsel of aangifte op het gemeentehuis ging men vaak het kind ‘begieten’; men trok de herberg in en peter en meter trakteerden buren en vrienden. Rijkere mensen bedeelden ‘kindjessuiker’ aan vrienden en kennissen. Geboortekaartjes verschenen pas na de Tweede Wereldoorlog.

‘De
164 165
vrouw heeft in de appel gebeten’
166
61

167

Enkele maanden voor een huwelijk was het de gewoonte dat de jongen bij de ouders van het meisje officieel haar hand ging vragen. Het verliefde stelletje trok dan naar de pastoor voor de ondertrouw. De priester toetste hun godsdienstige kennis aan de hand van vraagstellingen uit de cathecismus.

168

Bij het verbreken van verlovingen werd in de vorige eeuw nog ‘gescharminkeld’ in Vlierzele: men maakte ketelmuziek en sleepte een touw met oude potten en pannen mee over de straat. Niet zelden werd dit touw daarna vastgemaakt aan de staart van de hond van de ‘verbreker’.

169

Werd een jongen de deur gewezen door een meisje, dan werd ter leedvermaak niet zelden een vrouwenpop van stro voor de jongen zijn woonst geplaatst of in een nabije boom opgehangen. Verbrak een meisje de verloving, dan werd voor haar woning stroafval gestrooid ten teken van onvruchtbaarheid. Als de mensen dan ’s morgens passeerden ging het dan van mond tot mond dat er ‘gestrooid’ was.

‘Lange
vrijage is zelden mariage’
62

Het trouwkostuum dat de bruidegom droeg werd steevast gemaakt bij de kleermaker in het dorp. Niet zelden was dit ook het pak waarin hij begraven zou worden. Op de trouwdag ging hij zijn aanstaande afhalen en gaf haar een bloementakje. Een bruidsboeket werd pas gebruikelijk in de jaren 1920. Vaak trok men te voet naar de kerk. In de beginjaren van de twintigste eeuw begon men al koetsen te huren, in latere jaren huurde men een taxi.

Het feest begon pas ’s avonds. Een buurman met enig muzikaal talent speelde accordeon of mondharmonica, zodat men kon dansen. Bij rijkere mensen kwam iemand piano spelen of men permitteerde zich de harmonie te vragen. Na 1920 kende men in Houtem ook het gebruik van een fonograaf (voorloper van de platenspeler), een elektrische piano. Men danste de mazurka, de polka, de scottisch en de wals. Ook allerlei rondedansen, zoals de ‘kuskensdans’, waren populair.

Het kerkelijk huwelijk vond anderhalve eeuw heel vroeg plaats. Hoe later de mis doorging, hoe duurder ze immers was. De armste mensen lieten hun huwelijk in een gewone misviering inzegenen. Na de huwelijksinzegening en het ontbijt trok begin de 20ste eeuw het kersverse paar naar Aalst, Herzele, Zottegem, Wetteren of Gent om daar een foto te laten nemen.

‘In
170 171
trouw gelaeten, zal ’t blaeten staeken’
172
63

Zag men de priester in zwart gewaad en de koster of misdienaar met haastige stappen passeren, dan wist men dat een parochiaan op het sterfbed lag. Iedereen nam de muts af en boog het hoofd. De afleggers waren meestal buren. Zij wasten de dode en maakten het doodsbed op. Familie en buren waakten en baden bij de dode. Omdat niet iedereen veel stoelen had, brachten de buren hun eigen stoelen mee.

Na de begrafenisviering en de teraardebestelling, werden pastoor, misdienaars, koster en dragers, samen met de buren getrakteerd op mastellen met bier in een naburige herberg. Na de Eerste Wereldoorlog werden de mastellen vervangen door een kleine som geld.

De lijkkist werd vaak te voet naar de kerk gedragen. De dragers gingen na de overbrenging iets drinken om ‘de geur weg te drinken’; sommige lijken waren, vooral in de zomer, al in staat van beginnende ontbinding, zodat de kist soms ‘het zweet van de dood’ verloor. Rijkere boeren gebruikten hun boerenkar voor het transport. 175

‘De dood kent geen lieve kinderen’
173 174
64

En de boer, hij ploegde voort…

SLOTBESCHOUWING

Veel oudere mensen koesteren goede persoonlijke herinneringen aan de jaren van weleer. Toen een tiental jaar geleden een vroegere buurvrouw 100 jaar werd en ik haar interviewde, beweerde ze steevast dat het toen, vroeger in haar jeugd, beter was: “Ja, iedereen kende elkaar, de mensen waren niet zo gejaagd als vandaag en het was toch veel veiliger.”

Toegegeven, er vallen ongetwijfeld wel enkele pluspunten op te sommen, maar we kunnen niet voorbijgaan aan de sociale en economische vooruitgang. Denken we aan zaken zoals centrale verwarming, televisie, rioleringsstelsel, openbaar vervoer, medische verzorging, kinderbijslag, werkgelegenheid, opleidingen, telefoon en bejaardenzorg.

Dat mensen vroeger veel socialer leken, ligt in het feit dat ze op elkaar aangewezen waren. Mensen hielpen elkaar, omdat ze elkaar nodig hadden, maar zodra dat niet meer het geval was kon je dat ‘sociale’ vaak zien vervagen. Ook de migratie in ons dorp was minimaal en er woonden ook minder mensen, waardoor iedereen elkaar ook beter kon kennen.

We kunnen met enige nostalgie terugkijken naar de jaren van een maatschappij die zich ogenschijnlijk minder gehaast door het leven begaf, maar bedenk dat in de periode 1850-1880 de gemiddelde werkweek voor een arbeider uit 90 werkuren bestond. De landbouw was een overlevingslandbouw en dat betekende zeer zware handenarbeid. Er bleek vaak tijd noch geld om op reis te gaan. Dat was enkel weggelegd voor de begoede klasse.

Maar was het vroeger geen veiliger maatschappij?

De kans dat je in die tijd overreden werd door een paard was inderdaad geringer dan dat je vandaag de dag onder een auto terecht kan komen. Maar het percentage kindermishandeling, kindermoord, kinderverkrachtingen en incest lag een kleine eeuw geleden beduidend hoger dan vandaag.

Leven in het verleden is betreurenswaardig, leven met een verleden is een noodzaak. Was het vroeger beter? Het was anders.

‘Vroeger was alles beter, maar dat zeiden ze toen ook al.’
65

HEEMKUNDE HOUTEM

Graaf mee in het Houtems verleden Sinds 2013 beschikt Houtem over een Heemkundige Vereniging, opgestart door enthousiaste vrijwilligers, die ondertussen allen deel uitmaken van het bestuur. Alles, maar dan ook alles wat verband houdt met onze gemeente kan een mogelijk thema zijn voor ons tijdschrift, waarvan ondertussen reeds 27 nummers zijn uitgebracht. Wat gepubliceerd wordt, dat beslissen we op een bestuursvergadering. Artikels krijgen we aangereikt door het bestuur, de redactieploeg, maar evenzeer door u, de bevolking van Houtem, en onze lezers van buiten ons dorp. Iedereen mag een artikel schrijven en aan ons bezorgen, dat na goedkeuring en eventuele zinscorrectie wordt weerhouden voor publicatie.

Nog altijd staan we open om nieuwe mensen op te nemen in ons bestuur of redactieploeg, zodat het voortbestaan van deze vereniging gewaarborgd blijft. De drive en adrenaline die komt kijken bij heemkundige zoektochten in archieven en andere bronnen, kunnen we bijna gelijkstellen met de voldoening die we krijgen bij het vinden van kleine archeologische ontdekkingen of bij het invullen van kruiswoordraadsels, waarvan we alle vakjes hebben kunnen vinden. Dit geluksplaatsje in onze hersenen is universeel voor alle leeftijden, maar vooral aanwezig

bij de jeugd die we hierbij graag zouden willen stimuleren om onze redactie of ons bestuur te willen vervoegen en willen aanmoedigen artikels te willen schrijven over hun belevings- en leefwereld.

Heemkunde Houtem zoekt materiaal

Heeft u achteraan de kast nog bidprentjes liggen? Of oude affiches? Kreeg u van uw moeder een schoendoos vol oude foto’s of postkaarten? Hield u vroeger krantenknipsels bij of hebt u op zolder nog brieven of facturen liggen uit lang vervlogen tijden?

Heemkunde Houtem wil ze graag even uitlenen om in te scannen. Of als u dat wenst, kunt u ze ook schenken aan onze vereniging.

Alles wordt zorgvuldig bijgehouden en nadien ter beschikking gesteld aan belangstellenden. We schrijven ook graag uw verhalen, anekdotes en weetjes over Houtem of deelgemeenten op. Zo kunnen we de dorpen van weleer weer even tot leven wekken.

Contact heemkundehoutem@gmail.com. Of 0499/62.49.64

66

Openingstijden:

08:30 19:00

Sint-Lievens-Houtem

Edgard Tinelstraat 16-18

Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag 08:30
9520 Sint-Lievens-Houtem Zaterdag 08:30 19:00 Zondag 08:30 18:00
08:30 13:00
13:00 19:00
08:30 19:00
19:00
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.