Heeze, Leende, Sterksel in beeld

Page 1

Heeze, Leende, Sterksel in beeld

Beste spaarders,

Voor u ligt een prachtig verzamelalbum voor de nieuwe spaaractie van Albert Heijn Boonaerts, welke in samenwerking met enthousiaste vrijwilligers van de Heemkundekring ‘De Heerlijkheid Heeze-Leende-Zesgehuchten’ tot stand is gekomen.

In maart 1989, alweer 33 jaar geleden, begonnen Chris en Annie Boonaerts in Heeze hun eerste Franchise Albert Heijn winkel. In 2005 heeft Joris Boonaerts de winkel overgenomen. Al jaren werkt hij met een fantastisch team in deze winkel. Daarom hebben we dan nu een leuke actie om even terug te gaan in de tijd.

Van 14 maart tot en met 24 april kunt u sparen voor een mooi en overzichtelijk album over de historie van Heeze, Leende, Sterksel en Leenderstrijp.

Bij aankoop van 10 euro aan boodschappen krijgt u een gratis setje met stickers over de historie van ons mooie dorp. Sparen doet u voor uzelf, maar u kunt dit natuurlijk ook voor een familielid of school doen. Op deze wijze kunnen zij dan beschikken over een mooi en overzichtelijk historisch naslagwerk voor de kinderen.

Wij wensen u veel spaarplezier.

Met vriendelijke groet, Familie Boonaerts

3

Heeze De Parel van Brabant

Al vanaf de vroegste tijden hebben op het grondgebied van Heeze mensen gewoond, aanvankelijk jagers en verzamelaars en vervolgens landbouwers. Toen de dekzandruggen waarop ze woonden te droog werden, schoof de bewoning op richting de beekdalen, waar gehuchten ontstonden. De eerste kerk van Heeze stond op het huidige Kerkhof, waarschijnlijk de kern van het vroegmiddeleeuwse Heeze. Vanaf ongeveer de 13e eeuw verschoof het dorp richting het kasteel. Zo ontstond het gehucht Eijmerick. Aan het begin van de 14e eeuw was de vorming van de Heezer gehuchten grotendeels voltooid en vormden ze een afzonderlijke dorpsgemeenschap. Het waren: Ven, Heezerenbosch, Eijmerick, Rul, Strabrecht en Kreijl. Heeze maakte oorspronkelijk deel uit van een allodium, een heerlijkheid waarvan de heer alleen ‘God’ en ‘de zon’ boven zich moest dulden. In 1334 offerde Willem van Horne deze zelfstandigheid op en ging ‘Hees en Leen’ deel uitmaken van het Hertogdom Brabant. In de 15e en 16e eeuw vochten de hertogen van Brabant en Gelre hun veldslagen regelmatig uit op het grondgebied van Noord-Brabant. Zo vond op Pinksterdag 1528 de ‘Slag bij het Heezerven’ plaats.

Ook in de daarop volgende eeuwen had de bevolking op gezette tijden te lijden onder oorlogsgeweld. In die tijd raakte het oude centrum op Kerkhof steeds meer in onbruik. Dat oude centrum noemde men ook wel ‘Heeze aan de kerk’. Het gehucht Eijmerick, waar de kapel stond, heette ook wel ‘Heeze aan de kapel’. Dankzij de ligging dicht bij kapel en kasteel werd Eijmerick het belangrijkste gehucht. Eijmerick en Strabrecht groeiden in de loop van de 18e en 19e eeuw uit tot het centrum. Heeze is altijd één van de grootste dorpen in de omgeving geweest ondanks het feit, dat het niet direct aan de grote handelswegen lag. Het bleef lang een landbouwdorp, maar de veranderingen omstreeks 1900 maakten dat Heeze groeide en langzamerhand veranderde. De industrie werd belangrijker dankzij de twee textielfabrieken. De komst van de spoorlijn in 1913 betekende een belangrijke impuls voor de Heezer economie. Vanaf ongeveer 1850 bezocht veel ‘vreemd volk’ het dorp. Het toerisme kwam tot bloei en de ‘Heezer schilderskolonie’ ontstond. Toch had het landelijk karakter nog de overhand. Na 1960 zou door de komst van veel forensen het dorpsaanzien pas echt veranderen.

4

Lind dè is de Sgonste Plats

Wat over de vroegste geschiedenis van Heeze is geschreven, geldt in grote lijnen ook voor Leende. Ook Leende had wellicht een vroegmiddeleeuwse kern ten westen van Leenderstrijp en ook die verschoof naar het beekdal. Zo ontstonden op Leends grondgebied gehuchten als Oostrik, Boschhoven, Leenderstraat, Zevenhuizen, Strijp en Bruggerhuizen. Leende maakte waarschijnlijk eveneens deel uit van het allodium van de heer van Heeze. De oudste vermelding van Leende staat in een akte uit 1225 als aanduiding van een dorp of rechtsgebied. Een document uit 1294 noemt Heeze en Leende in één adem als schepenbank. In de loop van de 13e eeuw vormden ook de gehuchten van Leende een samenhangende dorpsgemeenschap. In de Middeleeuwen en ook in de eeuwen daarna was landbouw de belangrijkste bron van inkomsten. Daarnaast toonden Leendenaren in de 16e en 17e eeuw op een aantal terreinen hun ondernemingslust. Leende telde bijvoorbeeld een relatief hoog aantal voerlieden. Dezen vervoerden goederen langs de op korte afstand van Leende lopende weg van Den Bosch naar Maastricht of Luik en waren ook onderweg op de grote handelsweg tussen Antwerpen en Keulen.

Daarnaast waren Leendenaren actief als teuten en als valkeniers verkeerden ze bijvoorbeeld aan Europese hoven. Zowel teuten als valkeniers behoorden tot de aanzienlijke inwoners. Vanaf halverwege de 17e eeuw begon een moeizame periode. Oorlogsgeweld, ziekten, misoogsten en landbouwcrisissen hadden veel invloed. De bevolking nam daardoor in omvang af, er stonden veel huizen leeg, kooplieden en voerlieden gingen failliet. Velen zochten tijdelijk of definitief hun toevlucht in Holland. Een groot deel van de mannelijke bevolking werkte als seizoensarbeider. De economische misère zette in de 19e eeuw door en Leendenaren vertrokken naar plaatsen met een opkomende industrie of emigreerden. Het dorp werd regelmatig door branden geteisterd, die het aanzien ingrijpend veranderden. Leende bleef lang verstoken van verbindingen door tram, trein of bus. Daardoor verliep de economische ontwikkeling traag. Toch groeide de werkgelegenheid wel door uitbreiding van de nijverheid. In de jaren 1930 werd in het kader van de werkverschaffing veel woeste grond veranderd in bos. Tot omstreeks 1960 behield Leende het karakter van een boerendorp. Daarna veranderde het geleidelijk in een forensengemeente.

5

Sterksel Een Zaligheid Apart

Sterksel is een dorp met een bijzondere geschiedenis. Die begint met een mineralenassociatie van 850.000 tot 550.00 jaar geleden. De afzettingen van de Maas, die hier toentertijd stroomde, kregen de naam ‘formatie van Sterksel’. In de prehistorie leefden er al jagers en verzamelaars en later landbouwers op Sterksels grondgebied en ook in de Romeinse Tijd was er sprake van bewoning. In de Vroege Middeleeuwen behoorde Sterksel tot het allodium van de heer van Heeze. In 1197 verkocht deze heer, Herbertus, Sterksel aan de Aartsdiaken van Luik ten behoeve van de Abdij van Averbode. Gedurende de volgende 625 jaar werkten de Norbertijnen in Sterksel op hun land en stichtten er vijf pachtboerenhoeven. Op de weinig gecultiveerde grond teelde men rogge, haver en boekweit. Omstreeks 1200 was er al een kapel verrezen en later werd de bebouwing uitgebreid met een poortgebouw met paardenstallen, een openbaar toilet en een klooster genaamd Blockhuis of Casteel. In 1798 verkochten de Norbertijnen Sterksel aan Leendenaar Adriaan Pompen, De drie generaties Pompen, die 116 jaar eigenaar van het dorp waren, zorgden voor uitbreiding naar zestien boerderijen en aanplant van bos. Johannes Pompen zette zich in voor

de spoorlijn Eindhoven-Weert en zo kreeg Sterksel in 1913 een eigen station. Zijn erfgenamen verkochten in 1915 hun bezit van 1.660 hectare aan de Maatschappij N.V. De Heerlijkheid Sterksel. Het was de bedoeling van de Maatschappij om Sterksel te ontwikkelen tot een tuinstad, met een hotel, villa’s, boerderijen, boulevards, parken, lanen en wegen. Er werden bossen aangeplant en heide ontgonnen. Er kwam een echte dorpsgemeenschap tot ontwikkeling. Sterksel werd een zelfstandige parochie en kreeg een eigen school. De Maatschappij ging echter failliet en het verkavelde grondgebied werd geveild. Daarom waren vanaf 1925 veel particulieren eigenaar van een stukje Sterksel. Deze boeren uit heel Nederland bouwden boerderijen in de bouwstijl van hun streek en zorgden zo samen met de al aangelegde lanenstructuur voor een uniek dorpsgezicht. Ook uniek was het door de dorpelingen opgerichte ‘Wegschap Sterksel’. Dat was een collectief waarin de bewoners samen de verantwoordelijkheid droegen voor het onderhoud van wegen en waterlopen. Ook redelijk uniek is het dat dit kleine dorp onderdak heeft geboden aan drie verschillende kloostergemeenschappen.

6
Het ontwerp van de Tuinstad Sterksel, 1916.

De Sgonste Parel van Brabant

Op 1 januari 1997, nu 25 jaar geleden, werden Heeze, Leende en Sterksel samengevoegd tot de gemeente Heeze-Leende. Heeze en Leende waren tot dan zelfstandige gemeenten, Sterksel behoorde tot de gemeente Maarheeze. In de jaren 1920 was ook al het idee ontstaan om Sterksel bij Heeze of bij Leende te voegen. Het behoorde toen nog tot de gemeente Soerendonk en Sterksel, die bestond uit twee enclaves met daartussen gebied van de gemeente Maarheeze. Hoewel dit een wonderlijke situatie was die om een oplossing vroeg, leidden bezwaren uit zowel Heeze als Leende ertoe dat het idee geen werkelijkheid werd. In de jaren 1990 waren er in heel NoordBrabant herindelingsplannen, waarover men vaak fel discussieerde. De plannen tot samenvoeging van Heeze en Leende ontmoetten relatief weinig openlijke weerstand. En zo vormden twee delen van de oude heerlijkheid na 200 jaar weer één geheel. Doordat Sterksel ook een plaats kreeg in dat geheel, is zelfs de toestand van vóór 1197 hersteld.

Chris Derksen kreeg het verzoek om het samengaan van de drie dorpen in materie vast te leggen. Dat resulteerde in een monument op de plaats waar vóór 1 januari 1997 de grenzen van de gemeenten Heeze, Leende en Maarheeze samenkwamen. Het monument werd op 25 mei 1997 onthuld door burgemeester N. van den Heuvel-Planje. Het idee voor het monument kwam van Eric Kolen. Hij suggereerde tijdens een interview met drie voormalige raadsleden om een monument te plaatsen ‘dat de drie kernen weergeeft als afzonderlijke grootheden en toch een éénheid vormend’. Chris Derksen memoreerde bij de onthulling zijn overdenkingen die tot het uiteindelijke monument geleid hadden. Bij het omzetten van zijn ideeën in vaste vorm ging hij uit van de volgende punten:

Het monument bij het driedorpenpunt van de hand van Chris Derksen. Het is onthuld op 25 mei 1997 als de markering van het samengaan van Heeze, Leende en Sterksel in de gemeente Heeze-Leende.

• respect voor de eigen geschiedenis;

• respect voor de eigen verworvenheden;

• respect voor de afzonderlijke gemeenschappen met hun eigenheid, maar ook niet vergetend wat hen samenbindt.

Dus ontwierp hij een monument van drie poten op een basis - afzonderlijk oprijzend - gescheiden poten die samenvloeien; of: die samen moeten vloeien? Dit leidt tot eenheid in verscheidenheid; naar een toekomst waarin de afzonderlijke lijnen nog steeds te onderscheiden zijn, maar niet te scheiden.

7

Natuurgebieden

Ons huidige landschap is gevormd door een geschiedenis van miljoenen jaren. In die jaren zorgden geologische krachten voor het ontstaan van het zandlandschap in onze omgeving dat vooral gevormd is tijdens de barre ijstijden. Sommige restanten uit die tijden kunnen we heden ten dage nog zien.

Zo’n 5.300–2.000 v.Chr. vestigden de eerste boeren zich permanent in de zandgebieden. Door hun activiteiten oefenden zij invloed uit op het landschap, dat als gevolg daarvan langzamerhand veranderde. Natuur transformeerde gedurende een paar duizend jaar beetje bij beetje in voor landbouw

geschikte cultuurgrond. Dat proces kwam in een stroomversnelling vanaf ongeveer 1850 als gevolg van grootschalige ontginningen en de komst van kunstmest.

Ook het grondgebied van de gemeente Heeze-Leende bestond in 1850 nog voor een groot deel uit ‘woeste gronden’. Daarna vond er bosaanplant plaats en kwamen er grootschalige heideontginningen op gang. In de beekdalen veranderden mensen het drassige broekland in gras- en hooilandschap en vanaf de jaren 1930 werden beken genormaliseerd en gekanaliseerd. Ondanks deze ingrepen zijn de woonkernen ook nu nog omringd door fraaie, uitgestrekte natuurgebieden.

8
Broekbos in de Strijper Heg.

Het eeuwenoude landschap van de Strabrechtse Heide met daarboven een schilderachtige lucht.

Het Rond Venneke op de Strabrechtse Heide is geen gewoon ven, maar een pingoruïne. Deze ontstond toen na de laatste ijstijd, zo’n 12.000 jaar geleden, de definitieve dooi intrad.

Het Leenderbos is een in de jaren 1930 als werkverschaffingsproject aangelegd ontginningsbos. Het werd toen beplant met naaldhout ten behoeve van de mijnbouw en houtverwerkende industrie. Aan deze periode herinnert de houten werkkeet.

Het Klein Hasselsven of Klokkeven ten westen van Leenderstrijp is waarschijnlijk ook een pingoruïne, met in het midden een eiland van levend hoogveen.

De Lange Bleek is een natuurgebied in Sterksel dat ook dienst gedaan heeft als jachtgebied voor de familie Elias. Het is ontstaan door de ontginning van heidegronden met daarin een aantal vennen.

Het Eliasven of Bultven is als enig ven overgebleven op het gebied van de Lange Bleek. Het is in de laatste ijstijd gevormd als gevolg van het verstuiven van dekzand waardoor ondiepe plassen ontstonden.

1 3 5 2 4 6
9

Opgegraven verleden

Het grootste deel van ons verleden heeft geen schriftelijke bronnen opgeleverd. Voor onze kennis van deze prehistorie moeten we een beroep doen op andersoortige overblijfselen, die zich meestal in de grond bevinden. De wetenschap die zich bezighoudt met het verzamelen daarvan is de archeologie. Op basis van de gevonden restanten proberen archeologen meer te weten te komen over onze voorouders uit het verre verleden. Als er wel archieven bewaard zijn kan hun onderzoek kennis opleveren over onderwerpen waarover die archieven weinig of niets vertellen.

Ook in onze gemeente hebben beroepsarcheologen opgravingen verricht. Ze zijn daarbij vaak ondersteund door de amateurs van de werkgroep archeologie. Dankzij hun vondsten weten we dat er hier zo’n 6.000 jaar geleden jagers en verzamelaars jacht op klein wild maakten. In de 4e eeuw woonden hier mensen die zich de Romeinse cultuur eigen hadden gemaakt. Uit de Middeleeuwen zijn graven en huishoudelijke en kerkelijke gebruiksartikelen overgeleverd. Van de met afval, van de mesthoop, bemeste ‘schutakkers’ zijn rookartikelen geraapt.

10
Na de sloop van D’n Toversnest in Heeze in 2015 hebben vrijwilligers, onder wie de stadsarcheoloog van Eindhoven Nico Arts, onder leiding van regio archeoloog Ria Berkvens, een verkennend onderzoek van het terrein uitgevoerd. Daarbij kwamen funderingen, een waterput en een beerput aan het licht.

Werktuigjes en pijlpunten uit het Neolithicum (Nieuwe Steentijd), dat duurde van omstreeks 5.300 tot 2.000 v.Chr.. Deze silex (vuurstenen) werktuigjes zijn in de jaren 1960 gevonden in de buurt van de Huisvennen.

Fragmenten van Romeinse hypocausttegels, waarschijnlijk daterend uit de 4e eeuw. Dergelijke tegels werden gebruikt voor een systeem van vloerverwarming. Deze exemplaren zijn opgegraven niet ver van de kapel op Leenderstrijp en hebben gediend als fundering van de eikenhouten palen onder een huis of boerderij.

Een papkom uit waarschijnlijk de 14e of 15e eeuw, die in de jaren 1960 gevonden is op een perceel in Leenderstrijp. De inhoud is waarschijnlijk ooit geknoeid of overgekookt, want aan de buitenkant zaten nog aangekoekte papresten.

Een bronzen lavabo, gevonden bij een opgraving in 1991 tegen de fundering van de koorafsluiting van de kerk die tot 1828 op Kerkhof heeft gestaan. De lavabo, een watervat dat voor in de kerk bij de handwassing door de priester werd gebruikt, dateert uit omstreeks 1450.

Bij de opgraving in 1991 vond men de koorafsluiting van de oude kerk met er omheen en eronder graven. In één ervan is kort voor 1648 een nog jonge vrouw begraven, wier ouderdom valt af te lezen aan de vrij smalle schedel en het gave gebit.

Pijpenkoppen en -stelen geraapt van ‘schutakkers’. De kleine koppen zijn het oudst en stammen uit het begin van de 17e eeuw. De grotere, herbruikbare exemplaren, zijn afkomstig uit de tijd tot ongeveer 1750.

7 9 11 8 10 12
11

Afbakenen van eeuwenoude grenzen

Op het grondgebied van Heeze-Leende bevonden zich vroeger twee heerlijkheden, namelijk een deel van Heeze-Leende-Zesgehuchten en Sterksel. In 1760 gaven de heren van de eerste en zijn buurman van de heerlijkheid Cranendonck opdracht tot het opnieuw afbakenen van de eeuwenoude feodale grenzen tussen hun heerlijkheden. Dat afbakenen en bewaken gebeurde al eeuwenlang met grenskeien en -palen, aardhopen, bomen en greppels.

Deze ‘bakens’ gaven het rechtsgebied van de heer aan. Dat betrof het recht op en het gebruik van het land, het water, de lucht, de jacht, en nog veel meer. Vaak ook de rechtsmacht over de inwoners van het gebied.

Na de definitieve vrede met België werd de grens tussen dat land en Nederland afgebakend met behulp van gietijzeren landgrenspalen en landgrensstenen.

12
Een overzicht van de grenspalen en -stenen. Op de met groen aangegeven punten staan de afgebeelde palen in de volgorde van het noordoosten naar het zuidwesten.

De Hoenderpaal (34) markeert het grenspunt van vijf voormalige heerlijkheden. In 1549 liet keizer Karel V er een stenen paal plaatsen. Na het verdwijnen daarvan werd in 1983 de huidige paal geplaatst, per ongeluk uitgevoerd als een Cranendonkse paal.

De paal aan de Pan (3) is in 1762 geplaatst als één van de palen die de grens aangaven tussen Heeze, Leende en Cranendonck. Op de ene kant staat ‘Baronie van Cranendonck’, op de andere ‘Baronie van Hees en Leen’.

De Raadbroekpaal (7) is ook een grenspaal op de scheiding tussen Heeze, Leende en Cranendonk en tevens tussen Maarheeze en Soerendonk. De paal werd volgens het opschrift ‘anno 1765’ in 1765 geplaatst.

De Jan Ottenpaal (8) is een in 1982 geplaatste replica van de in 1762 geplaatste grenspaal. In een akte uit 1440 wordt een voorganger al beschreven als: ‘eenen pale geheiten Jan Ottenpael voer Zuerendonck’.

In een akte uit 1440 is de paal op dit punt (10) omschreven als: ‘eenen pale gehete den Wristaek an ’t Goere’. In 1762 werd deze vervangen door een hardstenen paal die tijdens de herverkaveling brak. In 1982 volgde herplaatsing van het huidige exemplaar.

Deze paal (19), in de tuin van de Achelse Kluis, staat op de in 1843 vastgestelde grens tussen Nederland en België en bevat dan ook de gietijzeren wapenschilden van beide landen plus het nummer van de paal.

13 16 14 17 15 18
13

Kaart van Heeze, 1867. Met groen aangegeven: de Oude Baan van Valkenswaard, langs de Heezerhut naar Heeze en de Rijksweg van Eindhoven, door Heeze richting Leende. Bij Tol 3 bevond zich het tolhuis op de grens van Heeze en Leende.

Kaart van Leende, 1867. Met groen aangegeven: de Rijksweg van Heeze, door Leende richting Maarheeze en de verbinding tussen Leende en Leenderstrijp. Bij Tol bevond zich de barrier van Zevenhuizen.

Over wegen

Veel wegen op kaarten uit de 19e eeuw bestonden waarschijnlijk al in de Middeleeuwen. Sommige namen bestonden ook al in die tijd. Vaak gaat het dan om een dijk, een weg die een rivier kruist of bewust is aangelegd. De weg in Heeze van Ginderover naar het centrum werd in de 15e eeuw aangeduid als ‘den Eymerickschen Dijck’ en de weg naar het gehucht Ven heette de ‘Venderdijc’. In Leende dateren de namen Oesterrijckerdijck en Strijperdijck ook al uit die tijd. Tot in de 19e eeuw waren alle wegen zandwegen, ook de doorgaande routes. De aanleg van aarden banen was een verbetering. Dat waren rechte wegen van opgebrachte grond met een hoogte van ongeveer 0,5 meter. Vaak werden ze aangelegd met hand- en spandiensten door de inwoners van aangrenzende gehuchten.

Omstreeks 1850 nam de provincie het initiatief tot de aanleg van grindwegen en tussen 1853 en 1855 kwam er een Rijksweg, die zowel door Heeze als Leende liep. In de kom van het dorp bestond de weg uit klinkers, daarbuiten was het een met grind verharde lemen baan. De kosten bestreed men door tolhuizen langs de weg te bouwen en die te verpachten aan een tolgaarder. De doorgaande wegen werden dus beter, maar in de dorpen was begin vorige eeuw nog vaak sprake van zandbanen. De verharding van dorpswegen en -straten was een moeizame zaak, omdat gemeenten er geen geld voor over hadden. In Leende bijvoorbeeld nam het traject om de weg naar Leenderstrijp te verharden zo’n 13 jaar in beslag. Om de weg te krijgen offerden de Strijpenaren hun cijnsgoed op, maar met het resultaat waren ze niet tevreden.

14

De Heezerhut in de jaren 1960, opvolger van de in 1717 langs de postroute van Eindhoven richting Luik gebouwde posthut met jachthuis. Zo’n tien jaar later volgde de aanleg van een aarden baan van Valkenswaard, langs de Heezerhut richting Heezerenbosch.

Het voormalige tolhuis (rechts) aan de Leenderweg bij de grens tussen Heeze en Leende, ca. 1955. Nadat tussen 1853 en 1855 de Rijksweg van Eindhoven via Geldrop, Heeze en Leende naar Weert was aangelegd, werden er op diverse locaties tolhuizen gebouwd.

De Barrier op Zevenhuizen, 1980. Behalve het tolhuis aan de Leenderweg werd er eenzelfde tol of barrier gebouwd op het gehucht Zevenhuizen.

De Strijperstraat in Leenderstrijp, ca. 1915. Deze zandweg van Leende naar Leenderstrijp werd in 1928 verhard met kromme en onregelmatige stenen van slechte kwaliteit.

19 21 20 22
15

Met paard, stoom en motor

Gedurende het grootste deel van de menselijke geschiedenis was ‘de benenwagen’ het belangrijkste ‘vervoermiddel’. In de 19e eeuw was het ‘uur gaans’ nog een belangrijke afstandsmaat. Het is de afstand die een wandelaar in één uur kan afleggen. De komst van wagens en karren betekende een enorme verruiming van de transportmogelijkheden, zeker toen deze door trekdieren werden voortbewogen. Eeuwenlang probeerde men zowel de middelen als de trekdieren te verbeteren.

Met de industriële revolutie van de 19e eeuw kwamen er moderne vervoersmiddelen. Het gebruik van stoom voor de trein of stoomtram betekende dat men niet meer afhankelijk was van menselijke of dierlijke trekkracht.

Toch bleef het paard tot in het begin van de vorige eeuw in gebruik bij een relatief goedkope vorm van openbaar vervoer, namelijk de paardentram. Dankzij de aanleg van paardentramlijnen werden veel kleinere plaatsen uit hun isolement gehaald. Door de uitvinding van de verbrandingsmotor konden automobielen (‘zelfbewegende’ rijtuigen) ontwikkeld worden. Bij de omnibus, door paarden getrokken bus voor iedereen, werd het paard vervangen door een motor en zo ontstond de autobus. Deze vorm van openbaar vervoer werd in de eerste helft van de vorige eeuw populair.

16
Henri Vollenberg met zijn hondenkar, ca. 1903. De hondenkar was tot in de jaren 1920 een goedkoop alternatief voor wie zich geen paard en wagen kon veroorloven en veel beroepsgroepen maakten er dan ook gebruik van.

Paard en wagen is eeuwenlang het belangrijkste transportmiddel geweest. Nog in de jaren 1960 werd bijvoorbeeld de melk op die manier opgehaald. De melkrijder rijdt door de Kapelstraat in Heeze.

De laatste paardentram van Heeze naar Geldrop, 30 juni 1921. Van 1907 tot 1921 reed er een paardentram tussen Heeze en Geldrop. De komst van de trein in 1913 leidde tot een forse teruggang voor de lijn, die op het laatst nog maar vier ritten per dag verzorgde.

De stoomtrein aan de achterkant van station Heeze-Leende, ca. 1915. Met de komst van de treinverbinding Eindhoven-Weert in 1913 werd Heeze nog verder uit het isolement gehaald en dat betekende een impuls voor de Heezer industrie.

Een autobus van de dienst tussen Eindhoven en Budel, geparkeerd op de Markt in Eindhoven, ca. 1930. De in Leende geboren Frans van Asten begon zijn autobusdienst in 1923. Het traject liep via Leende, Heeze en Geldrop.

De bakfiets van bakker W. Michiels uit Heeze. Een bakkerij bezorgde destijds brood thuis en daarvoor is deze bakfiets vermoedelijk vanaf 1953 tot midden jaren 1960 in gebruik geweest.

23 25 24 26
17

Er ging ook wel eens iets mis langs de spoorlijn. In de jaren 1978, 1983 en 1986 ontspoorde op ongeveer dezelfde locatie in Heeze een trein. In 1978 stond de ontspoorde trein in de moestuin van een voormalige dienstwoning. In 1986 blokkeerden twee locomotieven de spoorlijn ter hoogte van de overgang aan de Leenderweg, met op de achtergrond de voormalige woning van de stationschef.

Langs de spoorlijn

De oudste plannen voor de aanleg van een spoorlijn van Eindhoven naar Weert dateren van 1858. Maar het duurde nog tot het begin van de vorige eeuw voordat de kogel door de kerk was en de plannen verwezenlijkt konden worden. In 1909 startte de onteigening van gronden in Heeze en in 1910 begonnen de werkzaamheden voor de aanleg van de spoorlijn. Er was veel geruzied over het aan te leggen tracé. Uiteindelijk besloot men tot het traject langs Maarheeze, Sterksel, Heeze en Geldrop. Het was Leende niet gelukt om een ombuiging langs dat dorp te bewerkstelligen. Als doekje voor het bloeden kwam het station in Heeze in de nabijheid van de Leenderweg en kreeg de naam Heeze-Leende. De bouw begon in 1912 en op 30 oktober 1913 kon de lijn met een feestelijke eerste rit in gebruik worden genomen. Daarna konden reizigers per trein vijfmaal per dag vanuit Eindhoven naar Weert, een reis van

40 minuten. Ze verplaatsten zich over de eerste moderne hoofdspoorweg in Nederland, die over het gehele traject tweesporig was aangelegd. Behalve voor het personenvervoer was de spoorlijn ook belangrijk voor het goederenvervoer. Dat bestond vanaf Heeze onder andere uit vervoer van stro, suikerbieten, aardappelen en producten van de V.I.F. en de twee textielfabrieken. De aanvoer bestond uit brandstoffen, bouwmaterialen, kunstmest en landbouwmachines. Op het station werkten in die tijd verschillende personeelsleden. Toen station Heeze in 1936 veranderde in een halteplaats waren er een stationschef en vijf beambten werkzaam. Op de meeste stations was een onder-chef en minstens één arbeider-telegrafist aanwezig en een station met goederenvervoer kende een ladingmeester. Voor het personeel werden in de nabijheid van de spoorlijn dienstwoningen gebouwd.

18

Het stationsgebouw van station Heeze-Leende, ca. 1915. Het gebouw werd ontworpen door ir. George van Heukelom en deed dienst tot 1 juli 1976, waarna in 1984 de sloop volgde.

De spoorwegovergang aan de Stationsweg-Leenderweg, ca. 1915. Links staat seinhuis A met daarachter de woning van de stationschef, rechts de woning van de arbeider-telegrafist.

Het station en de overweg in Sterksel, ca. 1920. In de woning van de stationschef bevonden zich ook het loket voor de kaartverkoop en een wachtruimte.

Op 1 juli 1976 werd op de locatie van een oude overweg tussen De Weibossen en de velden van De Nieuwe Hoeven het door ir. C. Douma ontworpen nieuwe station in gebruik genomen. Het bevatte een wachtaccommodatie en plaatskaartenbureau.

27 29 28 30
19

Burgemeesters en ‘hun’ straten

Bij Keizerlijk Decreet van 14 mei 1810 werden Heeze en Leende zelfstandige gemeenten. Het bestuur was in handen van een gemeenteraad onder leiding van een maire, later burgemeester. Tot het samengaan van Heeze en Leende op 1 januari 1997 heeft Heeze 10 burgemeesters gekend en Leende 15.

Na 4 burgemeesters in de 19e eeuw, onder wie vader en zoon Deelen, kreeg Heeze met Petrus Strijbosch (1853-1931) een burgemeester die ook in de vorige eeuw zijn ambt nog bekleedde. Zijn opvolger was Wilhelmus Michels (1872-1945), op zijn beurt opgevolgd door jonkheer Theodore Serraris (1906-1945). Hij werd op 8 juli 1944 ontslagen door de bezetter, gevangengenomen en afgevoerd naar

Duitsland, waar hij in concentratiekamp BergenBelsen overleed. Michaël Cox (1898-1984) trad eerst op als waarnemend burgemeester en vanaf 1946 als burgemeester. Zijn plaats werd ingenomen door Toon van Agt (1911-2000).

Cornelis Notten (1847-1911) was de eerste Leendse burgemeester die in de vorige eeuw zijn ambt nog bekleedde. Hij werd opgevolgd door zijn schoonzoon Justinus Vogels (1875-1955), die op eigen verzoek in 1940 eervol ontslag kreeg. Na twee waarnemers begon Fried Manders(1901-1978) in 1941 aan zijn taak. Hij keerde in 1945 terug uit Duitse gevangenschap en bleef nog twee jaar burgemeester in Leende, waarna zijn opvolger Arnoldus van de Lokkant (1903-1973) aantrad.

(1) P.A. Strijbos (4) Th. W. Serraris (2) W.A.J. Michels (5) M.H. Cox (3) J. Vogels
20
(6) A.M.C.M. van Agt
31 33 35 32 34 36
Strijbosstraat in Heeze, vernoemd naar burgemeester P.A. Strijbos (1). Vogelslaan in Leende, vernoemd naar burgemeester J. Vogels (3). Michelsstraat in Heeze, vernoemd naar burgemeester W.A.J. Michels (2). Serrarisstraat in Heeze, vernoemd naar burgemeester jonkheer Th. W. Serraris (4).
21
Coxlaan in Heeze, vernoemd naar burgemeester M.H. Cox (5). Van Agtstraat in Heeze, vernoemd naar burgemeester A.M.C.M. van Agt (6).

In de gevel van het gemeentehuis in Heeze is een steen gemetseld waarop een soldaat met paard staat tegenover een groepje mensen bestaande uit een ‘deftige’ burger en nog drie andere personen. Aan deze steen is de volgende anekdote verbonden. Op 10 augustus 1831 trokken Belgische troepen via Leende naar Heeze. Burgemeester Adrianus Deelen noteerde dat 200 man Heeze binnenvielen en eisten dat hij de Belgische vlag vanaf de kerktoren zou laten wapperen. Volgens zijn mémoires weigerde hij dit met gevaar voor eigen leven. Volgens zijn tegenstander secretaris Hendrikus van Moorsel was men in Heeze geen Belgische vlag rijk en kon deze derhalve ook niet gehesen worden.

Gemeentehuizen

In de jaren 1870 kregen Heeze en Leende hun eerste officiële gemeentehuizen. Tot die tijd gebruikte men de woning van de burgemeester of de gemeentesecretaris als zodanig of vergaderde in de herberg. Ook de kapel in Heeze en het koor van de kerk in Leende hebben als raadkamer gediend. De gemeentehuizen hoefden niet bijzonder groot te zijn. Naast de burgemeester, de gemeentesecretaris en de gemeenteontvanger waren er in die tijd maar een paar mensen voor de gemeente werkzaam. Er was dus ook ruimte voor anderen. Het gemeentehuis van Heeze was in 1898 tevens in gebruik als woning en praktijk voor de gemeentelijk geneesheer. Het gemeentehuis in Leende bood in de jaren 1920 en 1930 onderdak aan activiteiten van de Boerenbond. Beide gemeentehuizen hadden ook te lijden onder

vuur. Bij de grote brand in Leende in 1922 raakte het gemeentehuis beschadigd en op 11 juli 1945 vloog opgeslagen munitie in brand. Het gemeentehuis van Heeze werd in 1943 in brand gestoken. Zowel de gemeente Leende als Heeze moest gebruik maken van tijdelijke huisvesting. In Leende diende het patronaat tot 1957 als onderkomen voor de gemeente. In Heeze gold dat tot 1955 onder meer voor het gewezen notarishuis van de dames Sperna Weiland. Beide gemeenten kregen dus in de jaren 1950 nieuwe gemeentehuizen. Deze deden met de nodige aanpassingen dienst tot 1 januari 1997. Na de samenvoeging betrok het ambtenarenkorps het gemeentehuis in Heeze, dat sindsdien fungeert als gemeentehuis van de gemeente Heeze-Leende.

22

Het gemeentehuis van Heeze, ca. 1930. Dit was het eerste officiële gemeentehuis, dat in 1877 in gebruik genomen werd. Op 3 september 1943 stak een verzetsgroep het gebouw in brand om onder meer het persoonsarchief te vernietigen.

De uitbreiding van het ambtenarenkorps, mede als gevolg van de fusie van Heeze en Leende, vroeg om een flinke uitbreiding en verbouwing van het bestaande pand in Heeze. Het gemeentehuis van Heeze-Leende kreeg het huidige uiterlijk in 2002.

Het marktplein in Leende in de jaren 1930. Het tweede gebouw van rechts is het eerste gemeentehuis, dat in 1871 in gebruik werd genomen. Op 11 juli 1945 vloog op de zolder opgeslagen munitie in brand waardoor de bovenverdiepingen uitbrandden en het dak instortte.

Het tweede gemeentehuis van Leende omstreeks de jaren 1960. Op 11 december 1957 hield de gemeenteraad hier de eerste vergadering, waarna het dienst deed tot de fusie van Heeze en Leende op 1 januari 1997.

37 38
39 40
23

Kerken en kapellen

Zowel in Heeze als in Leende moet omstreeks 1253 al een kerk hebben gestaan. Uit schriftelijke bronnen weten we dat hiervan met zekerheid sprake is vanaf 1285. Het is niet onwaarschijnlijk dat de kerk in Heeze een voorganger heeft gehad omdat omstreeks

1200 in Sterksel op de plaats van het huidige kerkhof al een kapel is gebouwd en dat kon alleen als er al een kerk aanwezig was. Deze voorganger was vermoedelijk een houten kerkje dat wellicht in de 11e of 12e eeuw verbeterd of vervangen werd door een stenen zaalkerkje. De in 1285 in Heeze aanwezige kerk, eventuele voorgangers en alle opvolgers zijn altijd toegewijd geweest aan Sint-Maarten. De kerk in Leende was toegewijd aan Sint-Petrus’ Banden, de boeien van Sint-Petrus toen hij gevangen was genomen door Herodes. Het waren waarschijnlijk eenvoudige Romaanse bakstenen kerkjes. De kapel in Sterksel was toegewijd aan Sint-Catharina.

Omstreeks 1400 kreeg de kerk in Leende een nieuw priesterkoor en in de volgende decennia volgden een nieuwe toren en een nieuw schip. Ook in Heeze had men bouwplannen, maar die namen meer tijd in beslag, want de nieuwe grote kerk op Kerkhof was waarschijnlijk begin 16e eeuw gereed. Beide plaatsen beschikten dus omstreeks 1500 over een aanzienlijke kerk in Gotische stijl. Omstreeks 1400 was er op Leenderstrijp een grote kapel verschenen, toegewijd

aan Sint-Jan de Doper en op Eijmerick in Heeze bestond in 1458 een kapel, toegewijd aan Sint-Antonius (van Padua).

Vanaf 1648 kwamen genoemde kerken en kapellen in protestantse handen of werden gesloten. De kapel in Heeze is sindsdien een protestantse kerk gebleven. De kleine protestantse gemeenten van Heeze en Leende gebruikten maar een klein deel van de grote kerken, die in verval raakten. De protestanten van Heeze gingen ook steeds vaker naar de meer centraal gelegen kapel. In de loop van de 17e eeuw mochten de katholieken hun godsdienst weer belijden in niet als kerk herkenbare gebouwen, de schuurkerken. In Heeze zijn er vanaf 1680 verschillende geweest en ook Leende heeft schuurkerken gehad. In 1798 konden de katholieken hun kerken terugkrijgen. In Leende droeg de pastoor er op 28 september van dat jaar zijn eerste Heilige Mis op. In Heeze gaven de katholieken de voorkeur aan hun nieuwe schuurkerk in plaats van de sinds 1794 niet meer gebruikte, vervallen grote kerk. In 1828 namen ze de ruïne toch over en braken die af. De beschadigde toren, eigendom van de gemeente, bleef alleen achter en werd uiteindelijk in 1852 afgebroken. De stenen van de afgebroken kerk gebruikte men voor de bouw van de waterstaatskerk.

24

Een art impression waarbij de oude kerk op Kerkhof is geprojecteerd in de huidige omgeving, gezien vanuit Ven. De tekening van de oude kerk is een schets die Hendrik Verhees op 29 oktober 1790 maakte toen hij Heeze bezocht.

De Sint-Petrus’-Bandenkerk in Leende, ca. 1900. Deze kwam vermoedelijk gereed in 1474, maar heeft een priesterkoor van omstreeks 1400. Het gebouw is in de loop van de eeuwen verschillende keren aangepast.

De protestantse kerk in Heeze tijdens de herbouw in 1906. De kapel uit de eerste helft van de 15e eeuw is sinds 1648 de protestantse kerk. Met de herbouw kreeg het gebouw in grote lijnen het huidige uiterlijk.

41 42 25

De waterstaatskerk van Heeze in het begin van de vorige eeuw. Deze kerk werd naast de locatie van de huidige kerk gebouwd en in 1833 ingezegend, waarna in 1853 de toren voltooid werd. Het was tot 1933 de parochiekerk van Heeze.

De Sint-Gertrudiskapel in Sterksel in 1918, gebouwd in 1866. Na de komst van de Sint-Catharinakerk in 1927 fungeerde de kapel niet meer als kerk en kreeg het gebouw allerlei andere functies. Op 24 mei 1976 vond de heimelijke sloop plaats.

De Sint-Catharinakerk in Sterksel, ca. 1930. Deze kerk werd met Kerstmis 1927 in gebruik genomen als parochiekerk van Sterksel. Tegen de noordgevel zijn enkele grafstenen van de familie Pompen aangebracht.

Op 18 september 1933 werd de naast de waterstaatskerk in Heeze gebouwde Sint-Martinuskerk ingezegend. Een deel van het interieur is afkomstig uit de waterstaatskerk. De kerk bevat ook een kapel die gewijd is aan Sint-Job.

44
45 46
43 26

Op 26 maart 1972 werd deze kerk aan Strabrecht in gebruik genomen. In de gevel is een kunstwerk geplaatst dat Geloof, Hoop en Liefde verbeeldt. Na de fusie van de twee Heezer parochies in 1993 werd het gebouw in 1997 aan de eredienst onttrokken.

De Sint-Janskapel in Leenderstrijp, ca. 1915. In de 15e eeuw bevond zich hier een veel grotere kapel. Nadat deze een bouwval geworden was, werd in 1843 op de resten daarvan de huidige kapel gebouwd.

In 1940 kreeg de pastoor vergunning om in Sterksel een devotiekapel op te richten, waarna de inwoners een veldkapel bouwden. De huidige kapel dateert uit de jaren 1950 en is opgericht uit dankbaarheid dat er geen Sterkselnaren zijn omgekomen in de Tweede Wereldoorlog.

Kort na de Tweede Wereldoorlog namen de buurtbewoners van Kreijl het initiatief tot de bouw van een kapel. Deze is gewijd aan de Heilige Nicasius, één van de martelaren van Gorcum. In die tijd dacht men dat deze daar geboren was.

47
49 50
48 27

De Leenderhof aan de Margrietlaan in 1970. Op 24 juni van dat jaar verhuisden de bewoners van het Sint-Catharinagesticht per huifkar in een feestelijke stoet naar dit nieuwe onderkomen.

Zorg voor jong en oud

Aan het eind van de 19e eeuw maakten kerkbesturen, in samenwerking met de wereldlijke overheid, in zowel Heeze als Leende plannen voor het oprichten van een huis voor ouden van dagen en zieken. In beide gemeenten gebeurde dat door een beroep te doen op de medewerking van een zusterorde. In Heeze betrokken de zusters van de Sociëteit van Jezus, Maria en Jozef (Zusters van JMJ) het klooster en in Leende de Zusters van Liefde van Tilburg.

De zusters hielden zich bezig met zieken- en bejaardenzorg in het liefdegesticht of gasthuis. Daarnaast runden zij een bewaarschool (kleuterschool), een meisjesschool en een school voor ‘nuttige handwerken’.

Na de Tweede Wereldoorlog voldeden de gebouwen niet meer aan de eisen van die tijd. Ze waren ook te klein geworden om aan genoeg bewoners onderdak te bieden. In beide dorpen werden nieuwe bejaardenhuizen gebouwd, die in de jaren 1970 gereed waren.

Beide bejaardenhuizen waren na zo’n dertig jaar toe aan modernisering. Ze moesten aangepast worden aan de andere eisen van en ideeën over de zorg van senioren van heden ten dage.

28
Het Nicasiushuis in 1978. Dit bejaardenhuis in de Ds. Kremerstraat in Heeze was de opvolger van het gebouw in de Jan Deckersstraat. Het werd in 1976 in gebruik genomen.

Het Sint-Nicasiusgesticht in Heeze in de jaren 1950 of 1960. In 1881 namen de Zusters van JMJ hier hun intrek en begonnen er met een bewaarschool en de verpleging van ouden van dagen. In 1976 vertrokken de laatste bewoners.

De bouw van het huidige woonzorgcentrum Nicasius aan het Berkelmanspad in Heeze startte in 2010 en de oplevering volgde in 2013. Het bevat groepswoningen voor bewoners met dementie en zelfstandige appartementen met mogelijkheid tot zorg.

Het Sint-Catharinagesticht aan de Dorpstraat in Leende, ca. 1970. In 1889 betrokken de Zusters van Liefde van Tilburg de voormalige woning van de familie Kemps en startten daar een klooster en gasthuis. In juni 1970 verhuisden de bewoners naar de Leenderhof.

De huidige Leenderhof aan het Hofpad in Leende. In 2004 werd de oude Leenderhof vervangen door een complex met een mix van functies.

51 53 52 54
29

Van Providentia tot Kloostervelden

Op 20 september 1920 ondertekenden de Broeders van de H. Joseph en de Maatschappij N.V. De Heerlijkheid Sterksel een koopakte waarbij de eersten van de laatsten een terrein kochten met heide, dennenbos en weiland ten behoeve van de stichting van een nieuw huis voor de verpleging van epileptici. De ‘completering’ van het in de jaren 1920 gebouwde complex kreeg vorm met de bouw en inzegening van de kapel op 9 mei 1932. In de jaren 1930 werd de zorg uitgebreid tot die voor kinderen en dus kwam er in 1936 een kinderpaviljoen. Na de Tweede Wereldoorlog kregen de hoofdgebouwen, het kinderpaviljoen, de school en de toneelzaal verwarming. Vanaf 1948 volgde een verfraaiing van het terrein buiten met onder meer een vogelpark, tennisbaan en in 1958 een zwembad.

In de jaren 1970 vond de opening plaats van nieuwe paviljoens met kleine eenheden voor 14 à 15 patiënten. De herverdeling van patiënten tussen Providentia en Kempenhaeghe vroeg ook om aanpassingen. De boerderij stootte de veestapel af en men legde zich toe op akker- en tuinbouw. Vanaf eind jaren 1990 verhuisden bewoners naar de in de omliggende dorpen geopende buitenhuizen. Daardoor verbleven er steeds minder mensen op het terrein en dreigden gebouwen hun functie te verliezen. De oplossing voor dit probleem was de ‘Woondroom Providentia’ volgens het concept van omgekeerde integratie. De oude paviljoenen verdwenen en in de plaats daarvan kwamen er moderne zorgwoningen en huizen voor nieuwe bewoners. Providentia veranderde in Kloostervelden, de nieuwe woonwijk van Sterksel.

30
Het vogelpark dat na 1948 ingericht werd.

Providentia in Sterksel tussen 1927 en 1931. In 1925 werd de eerste steen gelegd voor de bouw van dit klooster en huis voor de verpleging van epileptici, waarna de kloosterlingen en patiënten het in december 1927 betrokken.

De toneelzaal van Providentia, die er in 1935 kwam voor de toneelvereniging Kunst en Kracht. In 1948 werd de zaal voorzien van een piano en een lichtinstallatie.

Vanaf 1937 was op Providentia een B.L.O. school gevestigd. Daar gaven de broeders les aan kinderen met epilepsie.

De Corneliuszaal op de jongensafdeling van Providentia in de jaren 1950 of 1960. Men kon er naar de radio luisteren en een potje biljarten.

Het huidige terrein, waarop de gebouwen van Providentia nog steeds een plaats hebben is een woonwijk van Sterksel geworden met de naam Kloostervelden.

55 57 59 56 58
31

De dorpsgemeenschap onder dak

Het is belangrijk voor de leefbaarheid in een dorp dat er een locatie is waar bewoners elkaar kunnen ontmoeten en waar verenigingen een thuisbasis hebben. In het katholieke Noord-Brabant zijn veel gemeenschapshuizen geworteld in het patronaat. Dat geldt ook voor Heeze en Leende. In Heeze bouwde men in 1913 het pand van de R.K. Volksbond, een patronaatsgebouw waarvoor kapelaan Petrus Gommers de aanzet gaf. In die tijd was het patronaat vooral bedoeld voor de opvang en vorming van katholieke jongeren. Maar het werd ook de ontmoetingsplaats van de in 1916 opgerichte R.K. Werkliedenbond en in 1918 ontstond hier fanfare Sint Nicasius. In Leende besloot het kerkbestuur in 1935 om een parochiehuis te bouwen. Het Wit-Gele Kruis hield er spreekuur, maar ook verschillende verenigingen zoals de Jonge Boerenstand en het mannenkoor konden er terecht. In de jaren 1950 was er in Heeze behoefte aan een nieuw parochiehuis. Parochianen financierden de bouw door middel van collectes en de ‘kwartjesactie’. De benedenzaal van het Sint-Maartenshuis bood plaats aan 230 personen en had een groot toneel met twee kleedkamers. Verder was er een zaaltje voor vergaderingen en een filmcabine.

Het verenigingsleven groeide en er ontstond behoefte aan meer uiteenlopende door parochiehuizen te vervullen functies, zodat deze uit hun jasje groeiden. In Heeze kocht de gemeente in 1976 het voormalige Sint-Nicasiusgesticht en liet dat verbouwen tot een multifunctioneel centrum. Dit had echter geen podiumzaal en dus besloot men, na jarenlange discussies, tot de bouw van een nieuw dorpshuis dat in 2011 voltooid werd. In 1980 kreeg Leende een opvolger van het patronaat in de vorm van de multifunctionele De Meent en beschikte daarmee wel over een podiumzaal.

De verenigingsactiviteiten, in het toen nog jonge Sterksel, vonden tot 1950 plaats in de SintGertrudiskapel. Na de verkoop hiervan, aan de Boerenbond, was men aangewezen op cafés. Toen het schoolgebouw leeg kwam te staan wilde men daar een dorpshuis van maken. Dat had nog heel wat voeten in de aarde en het duurde tot 1972 voordat het multifunctionele gebouw in gebruik kon worden genomen. Na een snel afscheid hiervan kreeg Sterksel in 1986 een nieuw dorpshuis, dat in het begin van deze eeuw vernieuwd en verbreed werd.

32
Het gebouw van de R.K. Volksbond in Heeze, 1922. De foto is genomen ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de Boerenbond en Boerenleenbank.

Het Sint-Maartenshuis in de jaren 1960 of 1970. In januari 1955 werd dit parochiehuis in gebruik genomen als middelpunt voor alle sociale en culturele verenigingen uit Heeze. Het fungeerde als zodanig tot 1978.

D’n Toversnest in 2002. In 1976 kocht de gemeente Heeze het pand van het voormalige Sint-Nicasiusgesticht en nam het na enige verbouwingen in gebruik als multifunctioneel centrum D’n Toversnest. Dat bleef het tot 2011.

Het patronaat aan de Valkenswaardseweg in Leende, ca. 1960. Het werd gebouwd in opdracht van het parochiebestuur en in 1935 in gebruik genomen. Tussen 1945 en 1957 diende een deel ook als gemeentehuis. In 1982 volgde de sloop.

Gemeenschapshuis De Meent aan de Julianastraat. Na jarenlange plannen van Stichting Gemeenschapshuis kreeg Leende in 1980 deze opvolger van het patronaat.

60 61
62 63
33

Dorpshuis Valentijn aan de Valentijn, 2006. In 1986 werd voor Sterksel een nieuw dorpshuis gerealiseerd van een gymzaal en foyer in combinatie met een lokaal van de voormalige kleuterschool.

Met dorpshuis De Schammert aan de Dorpstraat kreeg Leende in 2020 een veelzijdige ontmoetingsplaats en modern zalencentrum.

Dorpshuis ’t Perron aan de Schoolstraat werd in 2011 de opvolger van D’n Toversnest. Heeze kreeg hiermee ook een podiumlocatie voor optredens en filmvoorstellingen.

Het dorpshuis Valentijn in de huidige vorm is het resultaat van vernieuwing en verbreding van het bestaande gebouw dankzij in 2008 vrijgekomen gelden.

64 65
66 67
34

Naar school

Tot de gelijkstelling van het bijzonder en het openbaar onderwijs in 1920 bestonden er in Heeze, Leende en Sterksel voor jongens alleen openbare lagere scholen. De meisjes gingen meestal naar de meisjesscholen van de Zusters van JMJ of de Zusters van Liefde. Na 1920 was het mogelijk om rooms-katholieke scholen op te richten die dezelfde financiële ondersteuning kregen van de overheid als de openbare scholen. Dat betekende voor veel Brabantse plaatsen een verandering in het schoolaanbod. In Heeze woonden relatief veel protestanten. De meisjes uit deze gezinnen gingen evenals hun broers naar de openbare lagere school en niet naar de rooms-katholieke meisjesschool. Ook leerlingen uit omliggende plaatsen bezochten de openbare school in Heeze. De gemeenteraad besloot dan ook tot de bouw van een nieuw schoolgebouw met twee klassen, omdat het bestaande gebouw met vijf klassen na enige aanpassingen kosteloos was overgedragen aan het rooms-katholieke schoolbestuur. Zo kreeg Heeze in de jaren 1920 drie lagere scholen: een gemengde openbare en een rooms-katholieke, zowel voor meisjes als voor jongens. In de jaren 1960 ging men ook in de rooms-katholieke scholen over op gemengde

klassen. In Leende volgden de meisjes onderwijs bij de Zusters van Liefde en dat bleef zo. De openbare jongensschool werd met enige vertraging omgezet in een rooms-katholieke jongensschool. Pastoor Steenbekkers wilde wachten tot hoofdonderwijzer Hackfoordt met pensioen ging. Deze nam op 1 april 1928 afscheid met een huldiging door de Leender bevolking. Wethouder Bax nam al in 1912 het initiatief om op Leenderstrijp een school te stichten. De vraag waar de meisjes uit Strijp naar school zouden gaan bij de komst van de school bleek in de volgende jaren één van de knelpunten in de ‘Strijper Schoolstrijd’. Deze werd uiteindelijk beslecht door de oprichting van de ‘Vereniging tot Stichting en Instandhouding eener R.K. Bijzondere Lagere School’. Deze zorgde dat de school op 23 november 1916 in gebruik kon worden genomen. Na de gelijkstelling nam de gemeente Leende de school over. Sterksel kreeg in 1917 een lagere school in een boerderij en in 1919 in een eigen schoolgebouw. In dat jaar werd het kerkbestuur tevens schoolbestuur. Pastoor Thijssen betaalde de bouw van de onderwijzerswoning uit eigen zak en schoot ook de kosten van inrichting en onderhoud van het schoolgebouw voor.

35
Klas 1 en 2 van de Sint-Aloysiusschool in Sterksel, 1931. In de 1e rij boven staan links schoolhoofd A. Schilleman en pastoor P. Thijssen en rechts juffrouw M. Vrijdag.

De Sint-Agnesschool voor meisjes in Heeze. De zusters van JMJ zetten hun meisjesschool vanaf 1924 voort in dit pand, dat omstreeks 1976 werd afgebroken.

De Sint-Aloysiusschool in Heeze, ca. 1930. Het gebouw had tot 1927 gediend als openbare lagere school en deed na een aantal aanpassingen vanaf 1 september van dat jaar dienst als rooms-katholieke jongensschool.

Nadat de bestaande openbare school van Heeze was overgedragen aan het rooms-katholieke kerkbestuur, werd in 1927 een nieuwe school gebouwd. Deze deed dienst tot 1975 en heeft sindsdien diverse andere bestemmingen gehad.

De Dirk Heziusschool aan de Schoolstraat in Heeze werd op 1 september 1951 geopend als opvolger van de Sint-Aloysiusschool. Om het gebouw te laten passen, in de toen nog landelijke omgeving koos men voor een school in boerderijstijl.

68 69
70 71
36

De Sint-Petrusschool aan het Marijkeplein. Vanaf 1928 was de lagere school in Leende een katholieke school voor jongens, maar de officiële overdracht aan de R.K. Schoolstichting Sint Petrus vond plaats in 1931. In 1956 werd deze nieuwe school gebouwd.

De R.K. lagere school in Sterksel met daarnaast de onderwijzerswoning. In 1919 kwamen school en woning gereed. Nadat in 1956 een nieuwe school in gebruik was genomen, fungeerde het gebouw tot de sloop in 1984 als kleuterschool, gymnastiekzaal en dorpshuis.

De Sint-Janschool te Leenderstrijp kort na de bouw. Nadat in 1895 de hulpschool was opgeheven, zetten de Strijpenaren zich, onder leiding van wethouder Bax, in voor de bouw van hun school. Deze werd op 23 november 1916 in gebruik genomen.

72 74 73
37

Oogsten en dan...

In een boerensamenleving is het verwerken van landbouwproducten een belangrijk onderdeel van het dagelijks leven. Van oudsher verwerkten boeren de opbrengsten uit hun stallen en van hun landerijen voor een groot deel zelf. Ze slachtten hun dieren en maakten boter van de melk van hun koeien. Ze produceerden voedsel voor hun gezinnen en veestapel met de gewassen van hun velden.

Meel is eeuwenlang het basis ingrediënt geweest van ons voedsel. Boeren lieten hun graan malen bij een molen om meel te verkrijgen. De boeren in Heeze en Leende waren tot het begin van de 19e eeuw verplicht hun graan te laten malen bij de molens van de heer van de heerlijkheid. In Heeze bezat de heer een standerdmolen nabij het gehucht Oude Molen.

Nadat deze in 1651 in vlammen was opgegaan werd in de Weibossen de molen De Jonker gebouwd. Nadat de molendwang in 1814 vervallen was, bleef de familie Van Tuyll van Serooskerken eigenaar van de door een molenaar geëxploiteerde molen.

In 1392 was er al sprake van een molen bij Leende, voorganger van de standerdmolen aan de rand van het dorp op de hei. De heer verpachtte deze molen, die in 1926 in het bezit van de molenaar kwam.

Na 1814 kon iedereen in principe een molen bouwen en exploiteren. Dus kreeg Heeze in 1852 een tweede molen, een bergkolenmolen genaamd De Juffer. Deze molen bestaat nog steeds onder de naam Sint-Victor.

38
Het graan is geoogst en staat in schoven op het veld in de omgeving van Heeze, waarschijnlijk in de jaren 1920 of 1930.

Standerdmolen De Jonker in de Weibossen in Heeze, ca. 1935. Na het afbranden van de houten voorganger werd in 1898 de eerste steen van deze stenen beltmolen gelegd. In november 1940 veroorzaakte een orkaan het afbreken van de kap, waarna de romp in 1951 gesloopt werd.

De half gesloten standerdmolen op de Molenheide, 1937. Deze Leendse korenmolen was de opvolger van een in 1754 afgebrande voorganger. Staatsbosbeheer restaureerde de molen in 1937, waarna een zware storm in 1940 deze volledig vernielde.

Korenmolen Sint-Victor aan de Leenderweg, 1999. In 1852 liet J.F. Pompen op deze locatie de eerste molen bouwen. Er brak diverse keren brand uit, waarna telkens herbouw volgde. In 1980 liet de gemeente als eigenaar de molen restaureren, waarna een vrijwillige molenaar deze in gebruik nam.

76
77 75
39

Het pakhuis van de CAV aan de Leenderweg, na 1964. In 1913 nam de NCB dit pakhuis in gebruik. Vanaf mei 1942 baatte de Coöperatieve Aan- en Verkoopvereniging (CAV) Heeze-Sterksel het uit. Tot in jaren 1990 produceerde men daar ook mengvoeders.

Pakhuis van de NCB aan de Dorpstraat, na 1960. In 1928 bouwde de Boerenbond van Leende een nieuw pakhuis. De graansilo kwam in 1960. Na de Boerenbond heeft een handel in Perzische tapijten het gebouw gebruikt.

Oogsten en dan... (vervolg)

In de eerste decennia van de vorige eeuw ondervonden de windmolens veel concurrentie van machinale maalderijen en de Boerenbond. Eind 19e eeuw werd zowel in Heeze als in Leende een afdeling opgericht van de Noordbrabantse Christelijke Boerenbond. Deze afdelingen waarin boeren uit een dorp zich gezamenlijk organiseerden, hielden zich onder meer bezig met de grootschalige inkoop van kunstmest. Beide afdelingen bouwden hiervoor een pakhuis. In 1933 ging de opslagplaats in Heeze door brand vrijwel verloren. Waarschijnlijk had de brand te maken met de plannen van de Coöperatieve Handels Vereniging (CHV) om een loonmaalderij te bouwen. Ondanks deze tegenwerking kwam de maalderij met mengfabriek er uiteindelijk toch.

Het idee van coöperatie of samenwerking bleek ook vruchtbaar bij de zuivelbereiding. Eind 19e eeuw ontstonden er overal boterfabriekjes. Boeren waren zich meer op veeteelt gaan toeleggen en de grotere hoeveelheid melk die hier het gevolg van was, kon gemakkelijker machinaal verwerkt worden. Boeren verenigden zich om gezamenlijk de benodigde machines aan te kopen. Enkele decennia later fuseerden de boterfabriekjes tot coöperatieve zuivelfabrieken. Dit betekende een verveelvoudiging van de hoeveelheid verwerkte melk.

40

Deze halfgesloten standerdmolen in Leenderstrijp is geïnspireerd op de verdwenen heimolen op een schaal van 2:3. Met de opbouw begon men in 2003, waarna de molen in 2012 werd ingezegend. Sinds 2018 kan de molen ook echt malen.

Stoomzuivelfabriek De Eensgezindheid in Leenderstrijp, ca. 1930. Links staat A. Adams en rechts M. Bax. In 1898 werd de melkfabriek in een oude valkenierswoning gevestigd. In 1917 schakelde de fabriek over op stoomkracht en in 1937 volgde aansluiting bij de fabriek in Heeze.

De stoomzuivelfabriek met directiewoning aan de Leenderweg, ca. 1920. De coöperatieve fabriek ontstond in 1916 uit de fusie van drie kleinere bedrijven. In 1937 sloot de fabriek uit Leenderstrijp zich aan.

De melkfabriek aan de Leenderweg, 1957. In 1955 werd een geheel vernieuwde fabriek in gebruik genomen, die tot 1967 functioneerde. Voor de fabriek staat een paard en wagen met bussen aangeleverde melk.

80 81
79 78
41

Dorpsnijverheid

De nijverheid in de dorpen in het begin van de vorige eeuw was voor het grootste deel kleinschalig en valt niet onder wat we tegenwoordig aanduiden als industrie. Rond 1900 waren strohulzen, verpakkingsmateriaal voor flessen, een nieuw product. Deze werden gemaakt van het in Brabant ruim voorhanden roggestro via simpele handenarbeid van vooral meisjes en vrouwen. Leende heeft diverse strohulzenfabrieken gehad en ook in Heeze is er één gevestigd geweest. Dergelijke fabrieken vlogen overigens snel in brand. Een andere nijverheid die in zuidoost Brabant veel voorkwam was de sigarenfabricage. Sigaren werden meestal met de hand gemaakt in fabriekjes of werkplaatsen. Zowel in Leende als in Heeze bestonden dergelijke fabriekjes die hun hoogtijdagen kenden in de eerste decennia van de vorige eeuw. Leende had verder opvallend veel leerlooierijen en ook in Heeze kwamen die voor.

In Heeze waren enkele bedrijven gevestigd die we kunnen rekenen tot de voedselindustrie. In de Jan Deckersstraat bestond enkele jaren een limonadefabriek. Vanaf 1938 produceerde gedurende een halve eeuw de V.I.F. puddingpoeder.

Een uitzondering op de kleinschaligheid van de dorpsnijverheid vormden de twee textielfabrieken in Heeze. Fabrikant Piet Vullinghs beijverde zich begin vorige eeuw om elektriciteit, telefoon en een tram- of spoorlijn naar Heeze te krijgen, zodat zijn fabriek kon groeien. Vooral de komst van de spoorlijn in 1913 betekende een enorme verbetering. In 1901 deed een tweede fabriek in band, lint en etiketten haar intrede in Heeze. Dankzij de productie van Everlasting Breikatoen telde Van Engelen & Evers in de jaren 1930 meer werknemers dan Vullinghs.

42
Het briefhoofd van Stoombandfabriek Van Engelen & Evers in Heeze.

Het beeldmerk van de Caleva sigarenfabriek in Leende.

De limonadefabriek van J.M. Goppel in Heeze, 1906. Omstreeks 1902 begon Van Goppel een likeurfabriekje dat later Fructus heette. In 1916 vertrok hij met zijn bedrijf naar Eindhoven.

Puddingpoederfabriek V.I.F. aan de Leenderweg, ca. 1955. In 1938 huurde Theo Vlijmincx het al bestaande pand voor de vestiging van deze fabriek, die tot 1989 in bedrijf bleef.

83 82
43

De leerlooierij van Van Asten aan de Emmerikstraat in Heeze, 1915. De leerlooierij, het houten gebouw rechts, functioneerde tot omstreeks 1918 en had in de grond ongeveer tien looikuipen. Leerlooier Driek poseert onder andere met zijn dochter Wies.

De Dorpstraat in Leende, ca. 1921. Links de strohulzenfabriek van Willem van Engelen, die hij begon in 1912 en herbouwde na de grote brand in 1922. In juni 1944 werd de fabriek in brand geschoten.

Het personeel van sigarenfabriek Strijbosch uit Heeze aan de Nieuwendijk bij de viering van het 25-jarig bestaan, 1903. Het bedrijf brandde in 1905 af, maar de twee zonen van burgemeester en sigarenfabrikant P.A. Strijbosch zetten het voort tot 1924.

84 86 85
44

De Oostrikkerstraat, ca. 1915. Links de sigarenfabriek van H. Jos van Susante uit Boxtel, die in 1908 ook een fabriek in Leende vestigde. Er werkten ongeveer 25 sigarenmakers.

De fabriek van Van Engelen & Evers aan de Nieuwendijk met personeel, 1926. Deze foto werd genomen ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan. In 1986 volgde verplaatsing naar het industrieterrein en afbraak van het afgebeelde gebouw.

De Koninklijke Bandfabrieken Vullinghs aan de Kapelstraat in de jaren 1970. In 1875 kocht een drietal mannen, onder wie Johannes Vullinghs, een failliete onderneming en dat was de start van 120 jaar Vullinghs in Heeze.

87 89 88
45

Middenstand

De belangrijkste winkel in een dorp is tegenwoordig de supermarkt, een winkel met een breed assortiment in food en non-food artikelen. Maar ook een eeuw geleden waren er in onze dorpen al winkels met een breed assortiment.

Vanuit de coöperatiegedachte, die in het begin van de vorige eeuw populair was, zag in Heeze een verbruikersvereniging het licht die de exploitatie van een winkel startte. Het was een kruidenierszaak waarin ook kolen en huishoudtextiel verkocht werden.

Vanaf 1930 was er tevens een bakkerij gevestigd. De winkel op Leenderstrijp werd ook eigendom van een coöperatieve vereniging en kende en kent nog steeds een breed assortiment. De dorpswinkel in Sterksel laat

zien dat samenwerking ook vandaag de dag loont. Daar draait een ‘buurtsuper’ met servicevoorzieningen mede dankzij de inspanningen van veel vrijwilligers.

Elk dorp kende vroeger meerdere bakkers. Ze beoefenden hun bedrijf meestal in het pand waar ze ook woonden. Het voorhuis of een voorkamer aan de straat fungeerde als winkel. Daarnaast bezorgden ze hun producten met bijvoorbeeld een bakfiets.

In menig dorp bestond ook een winkel met de functie van warenhuis. Deze ‘warenhuizen’ zijn vaak rond 1900 ontstaan en werden ook wel bazaar genoemd. De bazaar van Beliën in Leende was zo’n winkel en adverteerde met de kreet ‘Voor alle textiel …..’.

De winkel van ‘de Coöperatie’ in Heeze, ca. 1920. In 1916 werd de R.K. Verbruikersvereniging Ons Belang opgericht en deze startte de exploitatie van de winkel en de ernaast gelegen kolenloods.

De Coöperatie Sint-Jan in Leenderstrijp, 2002. In 1916 droeg wethouder Bax zijn winkel over aan de Coöperatieve Schoolen Winkelvereniging om met de winst de gestichte school te onderhouden. Sinds 1920 is het huidige pand in gebruik.

90 91
46

De dorpswinkel in Sterksel, 2006. In 2002 verdween de supermarkt uit Sterksel, waarna in 2004 de opening plaatsvond van de dorpswinkel onder beheer van een coöperatie. Er zijn ook diverse servicevoorzieningen.

De bazaar van Sjef en Cato Beliën in de Dorpstraat in Leende, ca. 1920. Sjef nam in 1911 dit pand over en zijn vrouw Cato bouwde de winkel uit tot een ware bazaar.

De bakkerij van Hendrikus Guitjens, ca. 1920. Bakker Guitjens staat rechts, zijn hulp Piet van den Boom links. Heeze heeft diverse bakkers met de naam Guitjens gekend.

92 94 93
47

Onderdak voor de reiziger

Eind 19e eeuw begon het toerisme naar Heeze op gang te komen en raakte het dorp in de belangstelling van kunstschilders. Die belangstelling was wellicht ontstaan door de verhalen van patiënten van ogendokter dominee Kremer zo’n halve eeuw eerder. Dankzij de toestroom van die patiënten die natuurlijk onderdak nodig hadden, beschikte Heeze over pensions en twee hotels. Frans van den Berg had zijn logement en stalhouderij vanaf 1843 kunnen ontwikkelen en zijn dochter Ciska zette zijn werk voort. Toen zij in 1910 overleed werd Karel Peters eigenaar. Hij probeerde de komst van kunstenaars te stimuleren. Hotel Van Dijk was in handen van achtereenvolgens drie generaties

Van Dijk, van wie de laatste, Jan, zijn hotel tot het middelpunt van de schilderskolonie van Heeze maakte. Toen Johannes Barendsma het hotel in 1922 overnam zette hij die traditie voort.

Leende kende een paar dorpshotels. Hotel De Win was een bescheiden hotel dat wel was aangesloten bij de ANWB. Hotel De Ster bood soms onderdak aan ‘jachtheren’ uit de Randstad. Met de komst van Jagershorst in de jaren 1950 beschikte Leende over accommodatie van een beter niveau.

De Maatschappij N.V. De Heerlijkheid Sterksel ontwikkelde in 1916 plannen voor een tuinstad. Die plannen zijn nooit uitgevoerd, maar het daarin opgenomen luxe hotel is in 1917 wel gebouwd. Toen de Maatschappij geliquideerd werd, kochten de Witte Paters het en verbouwden het tot het Sint-Paulus College.

Hotel-pension Peters met op het balkon het echtpaar PetersGerits, ca. 1920. Karel Peters kocht in 1911 het befaamde hotel Van den Heuvel-Van den Berg in Heeze dat hij samen met zijn vrouw exploiteerde atot zijn dood in 1944.

Hotel-pension Van Dijk met stalhouderij, 1920. Eigenaar Jan van Dijk zorgde er met zijn gastvrijheid mede voor dat Heeze kon uitgroeien tot een schilderskolonie. De nieuwe eigenaar Johannes Barendsma ging vanaf 1922 op dezelfde voet door.

95 96
48

Hotel De Ster in Leende in de tweede helft van de vorige eeuw. Na de grote brand van 1922 herbouwde Adam van Engelen zijn pand en gaf het een heel ander uiterlijk. Het kreeg onder meer een terras en een veranda.

Hotel-restaurant Jagershorst in Leende, ca. 1955. Omstreeks 1952 verrees dit prestigieuze hotel-restaurant waar hoge bezoekers besprekingen hielden. Een van hen was Sicco Mansholt, landbouwcommissaris bij de Europese

97 99 100 98
Het Grand Hotel van Sterksel, ca. 1920. Van 1917 tot 1926 werd dit luxueuze hotel, met onder meer een zwembad en een tennisbaan, door een maatschappij geëxploiteerd. Commissie.
49
Bondshotel De Win in Leende, ca. 1950-1960. Eind 19e eeuw stond op deze locatie al een hotel. Jan de Win verkocht het hotel aan de gemeente en daarna werd het in 1964 gesloopt.

Huis De Vier Linden in Leende, ca. 1970-1980. Dit karakteristieke huis dateert uit 1684. In 1846 werd de familie Bax eigenaar. Deze familie hield er een café en in de vorige eeuw werd het een trefpunt van het verenigingsleven.

Eten en drinken

De horeca is van belang voor de leefbaarheid in een dorp. Dat is nu zo, maar dat was ook in het verleden zo. De plaatjes die volgen vertegenwoordigen een bescheiden greep uit de vele horecagelegenheden die onze dorpen rijk zijn geweest. Tot het einde van de 19e eeuw waren er veel panden waarvan de bewoner(s) als nevenberoep een tapperij exploiteerde(n). In een ruimte van het huis, vaak de woonkamer, werd tegen betaling alcohol geschonken. Het ‘buiten de deur eten’ was voor de meeste mensen niet weggelegd, maar reizigers moesten natuurlijk wel ergens kunnen eten en overnachten. Dat deden ze in herbergen. De woorden tapperij of herberg komen ook vandaag de dag nog voor in namen van horecagelegenheden. Om het alcoholmisbruik onder met name de arbeidersklasse tegen te gaan begon de overheid eind 19e eeuw in te grijpen. Voortaan moest men over

een tapvergunning beschikken om alcohol te mogen schenken. Dat betekende professionalisering van het caféwezen. Het moderne café kreeg vorm. Door de toenemende welvaart na de Tweede Wereldoorlog was ook een restaurantbezoek voor grote groepen mensen mogelijk geworden. In de loop van de vorige eeuw ontstond zo het horecawezen zoals wij dat nu kennen.

In de vorige eeuw bloeide in veel dorpen het verenigingsleven. De gilden, handboogschutterijen, kaartclubs en muziekverenigingen hadden onderdak nodig voor hun activiteiten. De doelen van een handboogschutterij stonden vaak achter een café en de kaartclub kwam bijeen aan de ‘stamtafel’. Een aantal van de afgebeelde horecagelegenheden waren dan ook het trefpunt van het verenigingsleven en hadden zo een belangrijke sociale functie.

101 102
50
Herberg Van Kemenade, begin vorige eeuw. In 1920 werd hier het huidige pand gebouwd, dat vanaf 1922 geëxploiteerd zou worden als hotel-restaurant De Zwaan. In 1958 was De Zwaan het geboortehuis van de Heezer Brabantse Dag.

Café De Hospes is het enige Strijper café. In 1916 kreeg de toenmalige eigenaar Jan van Hooff verlof om een café te houden. Nakomeling Bennie exploiteert nu een fietscafé, knooppunt van diverse fietsroutes.

Café-zaal De Parel van Brabant, 1970-1980. Sigarenfabrikant Lambertus van Lierop kocht in 1923 een perceel waarop hij onder andere een café met zaal exploiteerde. De zaal van ‘De Parel’ was dé feest- en vergaderlocatie van Heeze.

Café De Valk, eind vorige eeuw. Vanaf 1951 exploiteerde Jan Verheijen dit café in een al veel langer bestaand horecapand. In de jaren 1960 was hier het clubhuis van verschillende Heezer verenigingen. In 1990 kwam er een grand-café.

Restaurant-Brasserie De Scheuter, ca. 2015. Omstreeks 1975 liet Louis van Engelen de winkel en bakkerij van zijn ouders aan het marktplein in Leende ombouwen tot een stijlvol restaurant. Dat heeft in 2020 de deuren moeten sluiten.

103 105 106 104
51

Boerderijen

In de meeste dorpen in onze omgeving lagen in de Middeleeuwen grote hoeven of boerderijen die toebehoorden aan de adel of aan kerkelijke instellingen. Leende vormt hierop een uitzondering. In Sterksel lagen vijf hoeven van de Abdij van Averbode. In Heeze lagen enkele hoeven die een relatie met het kasteel hadden. Een ervan, de hoeve Ten Borchwart, bestond in de vorige eeuw nog. Daarnaast waren er een paar particuliere hoeven.

Naast de grote hoeven bestonden er gedurende de volgende eeuwen ook veel kleine(re) boerderijen.

Maar omdat deze geen naam hadden, weten we hier niet veel van. Wel weten we dat na 1600 de langgevelboerderij langzamerhand het meest voorkomende type boerderij werd in de Kempen. In Leenderstrijp vinden we nog een aantal voorbeelden

van de langgevelboerderij uit het begin van de 18e eeuw. Een aantal daarvan heeft in de gevel een ingemetseld hart. Men vermoedt dat een heerboer deze boerderijen bezat en er zo zijn ‘stempel’ op drukte.

Het huidige boerderijenbestand van Sterksel is het gevolg van de ontwikkelingen in de vorige eeuw. In 1915 vond de oprichting plaats van de Maatschappij N.V. De Heerlijkheid Sterksel met het doel om de omgeving van Sterksel te ontginnen en te exploiteren. De Maatschappij bouwde een aantal grote boerderijen, waaronder de Germinahof. Na het faillissement in 1924 werden boerderijen en grond verkocht aan boeren uit heel Nederland die een boerderij bouwden zoals dat in hun streek gebruikelijk was. In Sterksel vinden we dan ook verschillende typen boerderijen en uiteenlopende bouwstijlen.

De hoeve Ten Borchwart op Kreijl, ca. 1910. Vóór 1550 stond hier al een grote hoeve, die in de 19e eeuw ‘Baxhoeve’ ging heten, naar de toenmalige bewoners. In 1944 brandde de boerderij af als gevolg van oorlogshandelingen.

Deze boerderij aan de Strijperstraat is een rijksmonument uit het begin van de 18e eeuw. Het is een Noordbrabantse langgevelboerderij met in de gevel een ingemetseld hart van grijze baksteen.

107 108
52

Deze langgevelboerderij op de hoek van de Zaal- en Strijperstraat is een rijksmonument dat dateert uit het begin van de 18e eeuw. De afgebeelde deur bezit een fraai bovenlicht en gaf vroeger toegang tot een smederij.

De Riesten 2, ca. 1950-1960. De Riesten is als straatnaam na de ruilverkaveling in 1973 in gebruik genomen. Nummer 2 is een langgevelboerderij uit 1818, zoals de muurankers aangeven.

De Koperen Knop, 1955. Eind 19e eeuw was deze boerderij eigendom van de familie Smulders, waarvan de dochters bekend kwamen te staan als de Acht Gezusters Smulders. Van 1956 tot 1957 was hier de Boerenleenbank van Heeze gevestigd.

De Germinahof in Sterksel is in 1918 door de Maatschappij N.V. De Heerlijkheid Sterksel gebouwd voor 144 koeien en ossen. Vanaf begin jaren 1980 heeft de boerderij gedurende zo’n 25 jaar een galerie gehuisvest.

109 111 112 110
53

Bijzondere panden

Het Deckershuis, 1999. Dit woonhuis liet de gemeente Heeze eind 1882 in vier maanden bouwen voor schoolhoofd Jan Deckers, naar wie dit deel van de straat in 1933 genoemd werd.

Huize Sterksel, 1902. Johannes Pompen bouwde in 1892 op de fundering van de oude, in 1891 afgebroken villa een nieuwe. Deze villa in art nouveau-stijl staat er vandaag de dag nog steeds.

Villa Marie-Louise is in het begin van de vorige eeuw gebouwd door Johannes Vullinghs. Het pand heeft van 1926 tot 1938 gediend als ambtswoning van burgemeester Michels van Heeze, die er na zijn pensioen bleef wonen.

In 1916 werd naast de school van Leenderstrijp de woning voor het schoolhoofd gebouwd. De school bleef tot 1969 in gebruik en werd daarna gesloopt zodat de woning alleen achterbleef.

115 113 114 116
54

De pastorie van Sterksel, 1929. Sterksel werd in 1916 een zelfstandige parochie met P. Thijssen als pastoor. In 1918 startte de bouw van de pastorie, die in 2017 verkocht werd.

De Ekelhof in Sterksel werd omstreeks 1918 gebouwd. In 1926 kwam de familie Vos de Wael in bezit van het toen nog Villa Sorga geheten pand, waar zij vanaf 1933 ook enige jaren gewoond heeft.

Fabrikantenwoning aan de Dorpstraat in Leende, 1994. Omstreeks 1920 liet strohulzenfabrikant Willem van Engelen dit fraaie onderkomen bouwen waar hij tot zijn dood in 1953 bleef wonen. Nu is er een huisartsenpraktijk gevestigd.

Het Triadehuis in de Kruisboomstraat was een uitvloeisel van de ‘Triade’ die in 1950 gehouden werd door de voorlopers van de Scouting. Zij bouwden met geld en ondersteuning van Heezenaren een arbeiderswoning voor mensen die door de woningnood getroffen waren.

117 119 120 118
55

Wisselende ‘bewoners’

Sommige panden in de gemeente Heeze-Leende hebben, na al of niet grote aanpassingen, verschillende ‘bewoners’ gehad. Die ‘bewoners’ lijken soms op elkaar, maar kunnen ook heel verschillend zijn. Een voorbeeld van een gebouw met vergelijkbare gebruikers is het pand waarin al gedurende ruim een eeuw een winkel gevestigd is. De coöperatiewinkel in Heeze was ruim 70 jaar een kruidenierswinkel geweest, toen deze na een verbouwing ruimte bood aan een rijwielhandel. Een ander voorbeeld is een pand dat onderdak bood aan ‘bewoners’ uit de publieke sector. De onderwijzerswoning in Sterksel werd eerst bewoond door het schoolhoofd en na zijn vertrek was het Wit-Gele Kruis er gevestigd. Een overgang van publieke naar private sector vond plaats bij het pand van het postkantoor in Heeze. Het werd gebouwd als woning voor de gemeentelijk geneesheer en na zijn vertrek kreeg het de functie

van postkantoor. Daarna volgde de overgang naar de private sector, want tegenwoordig zijn er bedrijven gevestigd. Iets dergelijks gebeurde er met het pand dat als onderkomen voor de post Heeze van de Rijkspolitie heeft gediend. Na het vertrek van de politie huisvestte het een makelaar en tegenwoordig een tandarts. Het pand met de meeste wisselingen en uiteenlopende gebruikers is het kleine pand aan de Dorpstraat in Leende. Oorspronkelijk was dit vanaf 1913 het melkfabriekje Wilhelmina, waarna het vanaf ongeveer 1916 diende als verzamelplaats van de eierbond. Toen die vanaf ongeveer 1960 niet meer nodig was, werd er een carrousel met diepvrieskluizen ingericht waar inwoners een eigen lade konden huren. Toen die functie door de komst van privédiepvriezers overbodig was geworden, kreeg het pand als het ‘kleinste cafeetje’ van Leende een horecabestemming.

121
56
Postkantoor van Heeze, 1999. Dit pand werd in 1894 gebouwd als dokterswoning voor Philip Vierdag. Na het vertrek van dokter Van der Mijle werd het in 1917 ingericht als postkantoor. Medio 2010 kwam het leeg te staan en nu zijn er bedrijven gevestigd.

De winkel van ‘de Coöperatie’ in Heeze, ca. 1955. Vanaf 1967 waren Etos en Albert Heijn gebruikers van het pand. In de jaren 1990 vestigde Paul Tonnaer er zijn rijwielhandel.

De Coöperatieve Diepvries Leende, ca. 1965. Oorspronkelijk was dit een melkfabriekje en daarna vanaf ongeveer 1916 verzamelplaats van de eierbond. Omstreeks 1960 werden er diepvrieskluizen ingericht waar inwoners een eigen lade konden huren. Na de komst van privé-diepvriezers kreeg het pand een horecabestemming.

Het oude schoolgebouw met onderwijzerswoning in Sterksel, ca. 1980. Na de komst van een nieuwe lagere school met dienstwoning in 1956, nam het Wit-Gele Kruis de oude woning over. Het was daar gevestigd tot de verhuizing in 1985 naar de voormalige kleuterschool.

Bureau van de Rijkspolitie, 1999. In 1979 kreeg de post Heeze van de Rijkspolitie in dit pand een nieuw onderkomen met twee cellen en moderne communicatieapparatuur. Na het vertrek van de politie was er een makelaar gevestigd en heden ten dage zit er een tandarts.

123 125 124
122 57

Twee kastelen

Al in 1135 was er sprake van de heren van Heeze en in een overeenkomst uit 1203 worden rechten op het huis te Heeze genoemd. Omstreeks 1300 heeft dit huis al een aanzienlijke omvang gehad. In een document uit 1444 luidt de aanduiding daadwerkelijk ‘kasteel’. Op de fundamenten van dit kasteel is waarschijnlijk kasteel Eijmerick gebouwd op een eiland in een ronde gracht. De dikte van de keldermuren en restanten van ander muurwerk wijzen er op dat het ging om een zware, weerbare waterburcht. Toen Albert Snouckaert van Schauburg in 1659 in het bezit kwam van heerlijkheid en kasteel was dat gebouw al behoorlijk in verval geraakt. Hij gaf de befaamde architect Pieter Post opdracht om een nieuw kasteel te ontwerpen. Van diens ontwerp werd alleen de voorburcht gerealiseerd met daarop een extra verdieping. Dat is het hoofdgebouw van het ‘nieuwe’ kasteel.

Een volgende eigenaar, François Adam baron d’Holbach, liet in 1735 grote stallen bouwen waardoor twee achter elkaar liggende binnenpleinen ontstonden. Hij voorzag het interieur van kostbare gobelins. Hij kon echter niet wennen in Heeze en verkocht heerlijkheid en kasteel in 1760 aan Jan Maximiliaan baron van Tuyll van Serooskerken. Na het overlijden van diens kleinzoon in 1843 werd het kasteel gedurende de rest van de 19e eeuw bewoond door vrouwen, namelijk zijn weduwe en zijn beide dochters. Deze ongehuwde dames zochten aan het eind van de eeuw naar een geschikte erfgenaam en kwamen uit bij een verre achterneef, Samuel John baron van Tuyll van Serooskerken. Met zijn komst in 1901 kwam er weer leven in de brouwerij. Hij liet diverse bouwwerken uitvoeren en het interieur van het kasteel en de tuin onder handen nemen.

58
Luchtopname van het kasteelcomplex aan de Kapelstraat in Heeze. Links het overblijfsel van kasteel Eijmerick, een omgracht, rechthoekig, 15e-eeuws gebouw. Rechts een aan drie zijden omgracht classicistisch gebouw uit 1660-1665. Tussen beide delen lage bijgebouwen uit 1735.

Huis te ‘Eijmerick’, vóór 1912. In de 12e eeuw stond er al een ‘thuys Heeze’. Na de bouw van het ‘nieuwe’ kasteel bleef dit deel over als restant van het ‘oude’ kasteel. Het werd in 1912 en 1975 gerestaureerd.

In 1665 werd een deel van het ontwerp van Pieter Post door zijn zoon Maurits gerealiseerd en zo ontstond het ‘nieuwe’ kasteel. In 1760 kwam dit in bezit van de familie Van Tuyll van Serooskerken.

Samuel John baron van Tuyll van Serooskerken erfde in 1901 het kasteel. Hij liet omstreeks 1905 binnen de omgrachting een tuinmanswoning in landelijke stijl bouwen. Deze bevat vandaag de dag twee woningen.

In 1907 is tussen de gracht en de Sterkselse Aa een ijskelder gebouwd. In de winter hakte men het ijs uit de grachten en sloeg dat in blokken op in de kelder, waarna het diende voor de koeling van voedsel. De huidige, gerestaureerde ijskelder is een overwinteringsplaats voor vleermuizen.

In 1905 liet Samuel John baron van Tuyll van Serooskerken dit pand bouwen. Het was bedoeld voor het aangenaam verpozen na de jacht. Later werd het geschikt gemaakt voor bewoning door rentmeesters en jachtopzieners.

126 128 130 127 129
59

In 1981 onthulde een nakomeling van de familie Schavers het monument ‘Schavers hoed’ bij het begin van het toenmalige Schaverspad. Het verwijst naar een verhaal rondom de eigenzinnige familie Schavers en het ontstaan van het recht op overpad. Onlangs is het langs de randweg herplaatst.

Langs de weg

Ter gelegenheid van 30 jaar Brabantsedag in 1987, ontwierp Hans Bayens het monument ‘De Wagenbouwers’ aan de Jan Deckersstraat. Het is een ode aan de altijd zwoegende wagenbouwers. Het in 1991 onthulde monument ‘De Heezer Schilderskolonie’ van Hilde Karremans op Strabrecht, gedenkt de tijd dat gerenommeerde kunstenaars uit binnen- en buitenland naar Heeze kwamen om er te werken of inspiratie op te doen.

131
132 133 60

Het Heilig Hartbeeld, gemaakt in de werkplaats van Cuypers in Roermond, liet pastoor Steenbekkers op 29 juni 1924 plaatsen op het marktplein in Leende als teken van zijn zeggenschap. In 1962 verhuisde men zijn ‘statement’ naar de driehoek op Boschhoven.

Op 27 mei 1988 werd het wegkruis op het Julianaplein in Leende ingezegend. Het verving een in 1930 geschonken kruisbeeld dat in eerste instantie op de weg naar Maarheeze stond. Pastoor Steenbekkers was de drijvende kracht achter de plaatsing ervan.

Mgr. A. Hurkmans onthulde op 18 mei 2003 de sculptuur ‘De Drie Congregaties’ van Eric Vanmechelen. Het beeld vormt een herinnering aan de drie congregaties die in Sterksel gewoond en gewerkt hebben: de Witte Paters en Zusters en de Broeders van de H. Joseph.

Het in 2006 onthulde kortste spoorwegtraject in Nederland is een verwijzing naar de smalspoorbaan, die in het begin van de vorige eeuw werd aangelegd ten behoeve van de ontginning van Sterksel.

136 137
135
134 61

Opdat wij niet vergeten

Op 10 mei 1940 begon voor Nederland en dus ook voor de inwoners van Heeze, Leende en Sterksel de Tweede Wereldoorlog. Bij oorlog denken we in eerste instantie aan legers en veldslagen, soldaten en gevechten. Ook in onze omgeving is er gevochten, op de grond en in de lucht. En ook hier hebben gewone burgers daar onder te lijden gehad.

Naast dat ‘normale’ aspect van oorlog, betekende de bezetting van ons land door de Duitsers dat burgers stukje bij beetje hun vrijheid verloren. De vrijheid om te gaan en staan waar je wilt, te zeggen wat je wilt en lid te zijn van de club van jouw keuze, die je mag organiseren volgens jouw ideeën. Tegen dat Duitse keurslijf ontstond verzet. Groepjes burgers en eenlingen ondernamen op wat voor manier dan

ook actie tegen de voorschriften en maatregelen van de Duitse bezetter en liepen daarbij gevaar voor lijf en leden. Ze moesten soms onderduiken, evenals joodse inwoners en jonge mannen die niet voor de Duitsers wilden werken.

Voor onze omgeving kwam de bevrijding van de Duitse bezetting in september 1944, een feit dat we in september 2019 herdacht en gevierd hebben. Die bevrijding betekende nog niet het einde van de oorlog. Deze duurde nog tot mei 1945. Sindsdien leven we in vrijheid en is het goed er bij stil te staan dat zo’n leven niet vanzelfsprekend is. Monumenten en herkenningspunten in onze omgeving vormen daarbij een aanknopingspunt.

De Duitsers richtten niet lang na het begin van de bezetting een radarpost op in het Leenderbos, vlakbij de Heerstraat. Deze functioneerde ongeveer tot aan de bevrijding. Voor de manschappen bouwde men barakken en een foeragekelder. Die is nu in gebruik als vleermuizenkelder.

In Leende waren de ‘Dolinger Putten’ bij De Riesten een bekende onderduikersplek. Het waren baggerputten waar vooral jonge mannen zich schuil hielden om aan de Arbeitseinsatz te ontkomen. Ze verrichtten werkzaamheden in de landbouw, maar doodden de tijd ook met het leggen van een kaartje.

138 139
62

Bij de Huisvenseweg 14 in Heeze is een plaquette geplaatst om de broers De Koning en hun zwager te gedenken. Zij vormden in de Tweede Wereldoorlog de verzetsgroep het Huisven. Op 10 mei 1944 werden ze opgepakt. Drie werden gefusilleerd en twee kwamen om in een Duits concentratiekamp.

Het monument De Pan uit 2000 herdenkt de bemanningsleden van een toestel van de RAF dat hier op 22 juni 1943 neerstortte. Drie van hen kwamen om het leven en vier werden gevangen genomen, van wie er één later in een kamp overleed.

Het monument met de kruizen aan de Vlaamseweg uit 1990 herinnert aan de plaats waar drie Nederlandse soldaten op 12 mei 1940 bij achterhoedegevechten sneuvelden. Zij werden hier aanvankelijk ook begraven. Later zijn ze elders herbegraven.

Op het terrein van Kloostervelden ligt, aansluitend aan die van Providentia, een begraafplaats met de graven van 42 Britse soldaten. Zij overleden in het veldhospitaal dat hier bij de bevrijding gevestigd was.

140 142 141 143
63

Tradities

Tradities zijn gewoonten of gebruiken die van de ene generatie op de andere worden doorgegeven. Ze geven gemeenschappen een gevoel van identiteit en continuïteit. Ze zorgen voor samenhang en een groepsgevoel. Het zal niet verrassend zijn dat veel tradities in Heeze, Leende en Sterksel uiting zijn van het belang dat het katholicisme hier van oudsher had. De Sacramentsprocessie bijvoorbeeld stamt al uit de Middeleeuwen. Deze werd evenals alle openbare uitingen van het katholieke geloof tijdens de Reformatie verboden. Met de Bataafse Omwenteling kregen de katholieken officieel een aan de protestanten gelijkwaardige positie, maar vanaf 1848 was er wel een processieverbod van kracht. Dat werd aan het eind van de 19e eeuw minder streng gehandhaafd en toen vonden er weer processies en bedevaarten plaats. Deze beleefden hun grootste bloei tijdens de hoogtijdagen van het Rijke Roomse Leven in de vorige eeuw. Bij verschillende religieuze rituelen en tradities is een belangrijke rol weggelegd voor de gilden. Het gildewezen als traditie stamt ook uit de Middeleeuwen. Het heeft enerzijds een godsdienstige inslag en anderzijds een sociale. In vroeger eeuwen hadden gilden een taak bij het handhaven van het gezag van de overheid en het beschermen van de burgers. Tegenwoordig fungeren ze vooral als verenigingen waarin het onderlinge contact belangrijk is, maar manifesteren ze zich ook met activiteiten voor een groter publiek. Niet elke traditie hoeft wortels in de Middeleeuwen te hebben om toch een traditie te zijn. De ‘jonge’ traditie van de Brabantsedag dateert van na de Tweede Wereldoorlog en heeft desondanks al een belangrijke positie verworven. Het is zowel een manifestatie voor een groot publiek als een activiteit die bijdraagt aan de onderlinge samenhang van de bevolking van Heeze.

Het rustaltaar op Kruis tijdens de Sacramentsprocessie in de jaren 1950-1960. In die tijd vond elk jaar de sacramentsprocessie plaats waarbij één keer in de drie jaar Kruis het keerpunt vormde. Daar bouwden de buurtbewoners een rustaltaar met uitbundige versieringen.

De kindheidsoptocht in Heeze, ca. 1900. De kindheidsoptocht was een optocht waaraan als herder, zouaaf, engel of non verklede kinderen meededen. De nadruk lag op de missie en de kinderen konden ook groepen witte of bruine paters of inheemse bewoners uitbeelden.

De wagen van de Engelse Tuin tijdens de Brabantsedag van 2001. In 1958 werd in Heeze voor het eerst een optocht gehouden die zou uitgroeien tot de grootste theaterparade van het jaar.

145 144 146
64

In 2021 vond in Leenderstrijp voor de zestigste keer de wijding van de Sint-Janstrossen plaats in aanwezigheid van bisschop De Korte. De Sint-Jansviering (viering geboortedag van Johannes de Doper) wordt met gilde-eer opgeluisterd door het organiserende Sint-Jan Baptista Gilde Leenderstrijp.

Het Heezer gilde van Sint-Agatha bestond al vóór 1510. In 1922 vierde men het 500-jarig bestaan. De traditie dat alleen ongehuwde mannen koning, vaandrig of kapitein konden zijn, is al lang verlaten. Het huidige vaandel uit 1982 bevat een rood Bourgondisch kruis met in het midden patrones Sint-Agatha.

Het gilde Sint-Catharina en Sint-Barbara uit Leende (de ‘jong schut’) komt voor in een brief van 1576, maar is wellicht zo’n 100 jaar ouder. Nadat het gilde in het begin van de vorige eeuw heel weinig leden had, vond tijdens de opbloei van het gildewezen in de jaren 1950 de heroprichting plaats. Nu is het een bloeiend gezelschap.

Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst. En dat geldt ook voor traditieverenigingen als de gilden. In 2018 organiseerde het Gilde Sint-Jan Baptista voor de tweede keer het verbroederingsfeest 2.0 waaraan ook de jeugdleden deelnamen.

147 149 150 148
65

Op 14 september 1961 werd de heemkundekring opgericht in café De Zwaan te Heeze door kastelein Jo Paans, Anton van Oirschot, Jan Aerts en C. van Helvoirt. Zij waren van mening dat het van belang was dat de geschiedenis van ons dorp bewaard zou worden. Bij de oprichting omvatte het werkgebied de oude heerlijkheid Heeze-Leende-Zesgehuchten. In 1963 kwam ook de heerlijkheid Geldrop erbij en later de oude heerlijkheid Sterksel.

Wat doen wij?

Wij willen de interesse in de historie van het gebied waarin wij wonen bevorderen, stimuleren, aanmoedigen en behartigen. Dit doen wij door het onderzoeken en bestuderen van de plaatselijke geschiedenis. Ook zetten wij ons in voor het behoud van ons cultureel erfgoed, zoals gevraagd en ongevraagd advies geven aan de gemeentelijke overheid over het bewaren en beschermen van onze karakteristieke en historische gebouwen.

Binnen onze kring zijn de volgende werkgroepen actief:

• Werkgroep Heeze 2000 doet historisch kadastraal onderzoek en maakt een maquette van ons heemgebied met de situatie rond 1830. Deze kan als basis dienen voor verder onderzoek naar landschapsontwikkeling, huizen met hun bewoners, kerken, andere gebouwen en grondgebruik.

• Werkgroep Monumenten geeft gevraagd en ongevraagd advies aan het bestuur van onze kring. Die overlegt daarover met de gemeentelijke monumentencommissie of met organisaties die zich inzetten om monumenten te bewaren en te beschermen.

• Werkgroep Archeologie houdt zich hoofdzakelijk bezig met bescherming van ons archeologisch erfgoed, voor zover bekend of vermoed. Bovendien heeft zij een ‘waakhond’ functie om te voorkomen dat terreinen op de schop worden genomen die mogelijk informatie over onze lokale geschiedenis zouden kunnen opleveren. Zij houdt zich tevens bezig met het geven van adviezen over te bebouwen terreinen aan gemeenten, particulieren en opgravende instanties.

• Werkgroep Genealogie doet stamboom onderzoek. Op dit moment ligt het accent op het verzamelen en digitaliseren van gedachtenisprentjes.

• Werkgroep Fotografie verzamelt historisch fotomateriaal en vult dit aan met opnames van monumentale panden en objecten die mogelijk op de nominatie staan om gesloopt te worden. Zij beschikt over een grote verzameling foto’s uit vroeger tijden en nu. Deze worden gedigitaliseerd en gearchiveerd om zo voor de toekomst behouden te blijven. De historische opnames worden, rond interessante thema’s, regelmatig tentoongesteld.

• Werkgroep Jaarprogramma. Deze groep organiseert jaarlijks 8 lezingen over ons cultureel erfgoed. Deze worden gehouden op een locatie in één van de vier dorpen die ons heemgebied omvat. Naast onze leden zijn ook introducés altijd van harte welkom.

• Werkgroep Heemkronyk. De redactie hiervan slaagt erin 4 maal per jaar een verantwoorde en mooie uitgave te verzorgen van onze blad de Heemkronyk. Allerlei aspecten van onze lokale geschiedenis worden hierbij uitgediept. Leden van onze kring ontvangen het tijdschrift gratis.

Onze heemkamer is gevestigd aan de Pompenmaker 4 te Heeze. Wij zijn elke dinsdagavond geopend van 19.00-21.00 uur. U kunt er boeken en archiefmateriaal inzien en informatie vragen. Leden kunnen hier gratis gebruik van maken en (de meeste) boeken lenen.

Wij heten nieuwe leden van harte welkom. Het lidmaatschap kost € 30,00 per kalenderjaar. Aanmelden kan ook via de website www.heemkundekring-hlz.nl

Omslag voorzijde: De Hoenderboompaal op de Strabrechtse Heide.

Omslag achterzijde van boven naar onder: Waterstaatskerk in Heeze, Sint-Petrus’-Bandenkerk in Leende, Sint-Catharinakerk in Sterksel.

Pg. 4-5: Fragment van de topografische kaart van de omgeving rond Heeze, Leende, Maarheeze, Soerendonk, Someren (1837), W. de Petit. Pg. 14: Kaarten uit de Gemeenteatlas van Nederland (1867) van J. Kuijper.

Beeldarchief van heemkundekring ‘De Heerlijkheid Heeze-Leende-Zesgehuchten’: pg. 6, 10, 12, 16a, 24, 28b, 33, 35, 40a, 42a, 58, 66, nrs. 11, 19-21, 23, 25, 27, 29, 40, 44, 51, 60-61, 63-64, 68, 74, 76-77, 80-86, 88-93, 95-96, 101-106, 108-113, 116, 119, 121-122, 124-126, 129-131, 134-135, 140, 142, 144-145, 146. Beeldarchief heemkundekring De Baronie van Cranendonck: nr. 26. Gilde St. Jan: nrs. 147, 150. Gilde St. Agatha: nr. 148. Gilde St. Catharina en St. Barbara: nr. 149. Nationaal Archief: pg. 4-5, 18. Utrechts Archief: pg. 18. Parochiearchief: pg. 68a, nrs. 37, 43, 69. Erfgoed Gazelle: pg. 17. Gemeente Heeze-Leende: pg. 20. Collectie Providentia: pg. 30, 68c, nrs. 45, 55-59, 97, 114, 117. Collectie Wim Pompen: pg. 20c, 40b, 43, 68b, nrs. 22, 39, 41, 53, 62, 72, 94, 98-100, 123, 138-139. Collectie J. Aerts: pg. 28a, nrs. 48, 73, 75, 79.

C.S. Smits: nr. 42. A. v. Asten: pg. 32. H.v. Engelen: nr. 87. Uitg. G.v.d. Paal-v. Kessel: pg. 38, nrs. 25, 107. Wikimeda Commons: pg. 14. Frans Nooijens: pg. 1, 7, nrs. 1-12, 30-36, 38, 46-47, 49-50, 52, 54, 65-67, 70-71, 78, 115, 118, 127, 132-133, 136-137, 141, 143. Antoon Bax: pg. 22, nrs. 13-18, 120, 128.Erik van Asten: pg. 8.

De uitgever heeft ernaar gestreefd de rechten m.b.t. de illustraties volgens de wettelijke bepalingen te regelen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

Illustratieverantwoording Colofon

Tekst & Beeldredactie: Klaasje Douma, Rika Piters, Frans Nooijens Uitgever: Albert Heijn Boonaerts, Heeze Concept en productie: Tomorrow, Breda • www.tomorrow-lps.nl • TomorrowPromoties

66
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.