Wisomflash 2018 (Dutch language)

Page 1

Wisdomflash een vonkje wijsheid 2018

Op je levensreis in de wereld kom je soms mooie pareltjes tegen. Over (zelf)kennis en –bewustzijn. Over vrede, licht en liefde. Vrijheid en wijsheid. De hier geplaatste artikelen vormen inspiratie op mijn reis. Wellicht kan het ook wat voor jou beteken !? Iets over mijn achtergrond: www.geertvanderleest.com Veel leesplezier! 1


Innerlijke tempel Bij 1 Korintiërs 6:19 [In een gebed] richten wij ons met woorden tot God. Wij leggen God voor wat ons bezighoudt, dwarszit, wat we verlangen. Het gebed [echter] dat vrucht is van meditatie heeft een heel andere vorm. Om met de Vlaamse benedictijn Benoît Standaert te spreken: ‘De kern van ons christelijk gebedsleven bestaat hierin dat we de Geest in ons laten bidden. Meer dan ons wilskrachtig in te zetten, komt het erop aan ons te ontwapenen en stil in te stemmen met het gebed dat al lang aan de gang is.’ Het is een weg naar binnen. Afdalen in jezelf, stap voor stap. Je neemt waar wat er allemaal in jou leeft aan oordelen, meningen, gedachten, gevoelens. En je ontdekt onder dat alles een innerlijke ruimte. Een heilige, gewijde ruimte, waar God lof gezongen wordt, waar het avondmaal gevierd wordt, waar gebeden wordt. Die ruimte is er altijd. De eredienst wordt onafgebroken gevierd. Die verering, toenadering, toewijding is altijd gaande, voortdurend en zonder onderbreking. Los van waar wij zijn, los van wat wij doen, los van alle gewoel in onszelf. Wij zijn een tempel van de heilige Geest, schrijft Paulus. In ons bevindt zich een innerlijke ruimte, waarin de heilige Geest woont – lof zingt, viert en bidt. Dat gebeurt meer door ons héén dan door óns. Zonder onze aandacht en aanwezigheid voltrekt zich dit ook. Maar we geven onszelf een groot cadeau als we erbij aanwezig zijn. Als we deelnemen aan die eredienst, aan dat gebed, dat al lang in ons aan de gang is. Als we meevieren, meebidden. Want die innerlijke ruimte, dat is wie wij ten diepste zijn. Wie die ruimte in zichzelf vindt, heeft verder niets meer nodig. Wie die ruimte in zichzelf kan betreden, die betreedt het Rijk Gods, dat al die tijd al in hem aanwezig was. Die innerlijke tempel is vaak bedekt onder allerlei geestelijk gewoel. Het is een lange weg van afdalen in de stilte om hem te vinden. En als je hem vindt, ben je de toegang ook zo weer kwijt. Maar wat een troost te bedenken dat die eredienst gewoon doorgaat – onafhankelijk van ons. En dat het enige dat wij hoeven doen is: in te stemmen met het gebed dat al lang gaande is. Dat is de kern van ons gebedsleven: niet dat wijzelf aan het woord zijn, maar dat we de Geest in ons laten bidden. © www.margahaas.nl/parelduiken-in-de-bijbel, November 2018

2


Op je eigen tijd De mens is als een boom aan stromend water. Hij geeft zijn vrucht op zijn eigen tijd, aldus Psalm 1. Mooi beeld, zegt Marga Haas en met een praktische toepassing: ik kan niet voor anderen bepalen welke vrucht zij zullen dragen en evenmin op welke moment. Soms moeten we onze drang temperen om te helpen, op te lossen, in te springen. Bij Psalm 1,3 Een studiegenote mailde. Ze had een vraag en liep al een tijdje rond met de gedachte mij erover te bellen, omdat ze vermoedde dat ik haar kon helpen. Ik schoot recht overeind en had de hoorn al in mijn hand, toen iets me wakker riep. Wacht – als ik haar nu bel, klopt dat dan? Ondersteun ik haar proces of zit ik het in de weg? Ik besloot het laatste en belde haar niet. Psalm 1 verwoordt het prachtig. De mens die vreugde vindt in de wet van de Eeuwige, wordt daar vergeleken met een boom aan stromend water. ‘Hij geeft zijn vrucht op zijn tijd.’ Als ik het niet zo lelijk zou vinden, zou ik hier tweemaal ‘zijn’ met vette hoofdletters typen. Zíjn vrucht op zíjn tijd. Ieder mens draagt vrucht naar zijn eigen aard en op zijn eigen tijd. Iedereen gaat zijn of haar eigen weg door het leven. Soms liggen er op die weg drempels. Het is dan blijkbaar de roeping van déze mens om over déze drempel te stappen. Op zijn eigen manier. Op zijn eigen tijd. Alles wat ík doe, kan dat proces van ‘de weg gaan’ [mogelijk] verstoren. Want de weg van deze vrouw, de weg van elk mens, is een weg van God met een mens. Als ik haar had gebeld, had ik [misschien] haar stap genomen, en had ik me er [wellicht] tussen gewerkt – tussen haar en God. Ik moet niet háár werk doen. Zij moet haar eigen werk doen en ik het mijne. En het mijne is nu: bij haar blijven, maar rustig [terughoudend] [..], zodat zij haar vrucht kan dragen op haar tijd. © Marga Haas, ‘Parelduiken in de bijbel’, www.margahaas.nl

3


Als je niet kunt delen‌‌.

Kun je ook niet vermenigvuldigen.

Aldus een 40 jarige bewoner van begeleid zorgwonen project in een zorginstelling in Dordrecht, September 2018 (overgeleverd door een begeleidster).

4


Voorgevels Bij Marcus 13:1-2 Een van de leerlingen van Jezus laat zich imponeren door de gebouwen waar ze langskomen. ‘Wat een enorme stenen en wat een grote gebouwen!’ Jezus laat zich niet meeslepen. ‘Wees er maar zeker van dat geen enkele steen op de andere zal blijven; alles zal worden afgebroken.’ Als er iets is waar Jezus tegen van leer trekt, is het hypocrisie. Het ophouden van schijn. Iedereen heeft een voorgevel, een buitenkant, een beeld van zichzelf. Maar wie zich blindstaart op die buitenkant, wie het zelfbeeld dat hij heeft koestert, die ziet niet wie hij ten diepste is. Want daarvoor moet je niet het gebouw bewonderen, maar er binnengaan en in het verborgene ontdekken wat daar te zien is. En dat is, in de woorden van de middeleeuwse mysticus Meester Eckhart, dat jij een goddelijke vonk bent. En dit geldt niet alleen voor jezelf, maar ook voor hoe jij naar anderen kijkt. Wie zich bij een ander blindstaart op de façade, ook die leert de ander niet zien zoals hij ten diepste is. Als die ander jou uitnodigt om de voorgevel te laten voor wat hij is en bij hem binnen te komen, zul je ontdekken dat hij in wezen dezelfde is als jij. Ook zo’n goddelijke vonk. Staar je niet blind op de buitenkant, zegt Jezus. Want die buitenkant is niet alleen schone schijn, maar ook nog eens niet blijvend. Alles wat opgebouwd is, zal worden afgebroken. Alles wat samengebracht is, zal ooit scheiden. Alles wat leeft, zal ooit sterven. Op dit soort zinnen mediteren zenboeddhisten. Alles wat vorm is, vergaat. Maar elke vorm heeft ook een bron. Probeer in de vorm door te dringen tot op de kern, tot op de bodem. Delf de bron op. In de ander, in jezelf. Meestal is er een crisis voor nodig. Je huwelijk loopt spaak, je wordt ziek, door een stomme beslissing raak je al je geld kwijt. Je leven gaat aan diggelen. Tenminste, zo ervaar je het. Maar wie de crisis doorstaat, zal ontdekken dat niet zijn leven aan diggelen is, maar zijn zelfbeeld. Een buitenkant. Jíj bent er nog. Sterker: je kunt nu iets beter zien wie je eigenlijk bent. Niet dat zelfbeeld dat in scherven gevallen is, maar een blijvende vonk van God. Inderdaad, geen steen zal op de andere blijven. Leuk is anders, maar in het afgebroken worden van de buitenkant ligt voor ons een mogelijkheid voor innerlijke groei. © November 2018; Marga Haas, www.margahaas.nl/parelduiken-in-de-bijbel

5


Mysteriën en lofzangen van God, kosmos en mens De Duitse dichter Friedrich Schiller sprak in zijn gedicht ‘Ode aan de vreugde’ over de godenvonk. In het oosten wordt het aangeduid als het juweel in de lotus, als atman of als de geest in de vallei, zoals Lao Zi het noemt. En de rozenkruisers spreken over de roos in het hart, die in de mens aanwezig is als een bloemknop, maar kan openbloeien wanneer hij zich weet open te stellen voor het geestelijke licht. De Bijbel gebruikt het symbool van het zaad dat in de aarde wordt gezaaid en uitgroeit tot een levensboom waarvan de vruchten kunnen worden geoogst. Werkelijke gnosis komt van binnenuit en manifesteert zich veelal als het gevolg van een innerlijke aanraking na een uitgebreid zoeken. We kunnen ons verdoven met alles wat deze wereld ons biedt. Dan zoeken we vergetelheid. We kunnen ook alles in het werk stellen om een aangenaam leven te leiden. Dan zoeken we geluk. We kunnen ook ontevreden zijn met onze materiële levensomstandigheden. We zoeken dan bezit. Het menselijke zoeken kent dus allerlei gradaties. Wat is de ontbrekende schakel, de schakel die ons verbindt met de hogere werkelijkheid, waarvan we het bestaan soms intuïtief aanvoelen, maar die ons telkens weer ontglipt? wijsheid, liefde en daadkracht – attributen die geschonken worden wanneer het latente goddelijke principe in het hart van de mens ontwaakt en hij de stille stem vanuit zijn diepste innerlijk gaat volgen. De metamorfose van de rups tot vlinder. Binnen de middeleeuwse gnostieke beweging van de katharen werd het aangeduid als de weg der sterren, waarop de mens symbolisch vrij komt van de aantrekkingskracht van de aarde. Het inzicht is dat de mens een microkosmos is, een afspiegeling van de macrokosmos Door de eeuwen heen is de mens echter gewezen op de godsvonk die hij in zijn hart meedraagt. Daarin ligt als een zaad de mogelijkheid tot wedergeboorte, tot terugkeer naar de oorsprong besloten. De mens is om die reden een tweevoudig wezen, hij behoort tot twee naturen: de aardse, sterfelijke natuur met al zijn facetten, en de bovenaardse natuur, de godsnatuur. De microkosmos is om die reden gelijktijdig opgenomen in twee ontwikkelingen. Ten eerste is er een ontwikkelingsweg als goddelijk wezen binnen de oorspronkelijke natuur, een natuur die niet is onderworpen aan de factor tijd, die aan alles een einde maakt. En ten tweede zien we een tijdruimtelijke ontwikkeling waarin de microkosmos wordt geleid tot een volheid van ervaringen, tot aan een dieptepunt, van waaruit hij weer zou kunnen opklimmen vanuit de materiële gebondenheid, om vervolgens, verrijkt met de schat aan opgedane ervaringen, het pad van de eerste ontwikkeling te vervolgen. Het goddelijke kan in de persoon die jij bent, geboren worden, groeien en werkzaam worden,

6


Wie of wat is dan God? Alles wat we over God zeggen of schrijven is beperkt en daardoor niet volledig juist. Dat wordt prachtig verwoord in de eerste regels van de Daodejing die wordt toegeschreven aan Lao Zi, de ingewijde die waarschijnlijk omstreeks de zesde eeuw voor Christus leefde en werkte in China:14 ‘Kon Tao uitgezegd worden, dan zou het de eeuwige Tao niet zijn; kon de naam genoemd worden, dan zou het de eeuwige naam niet zijn’. In sommige stromingen van het vroege gnostieke christendom werd dat ook zo gezien. Dat komt heel poëtisch tot uitdrukking in bijvoorbeeld de lofzang in het geheime boek van Johannes (zie lofzang 3). Het woord GOD wordt tegenwoordig wel gezien als een acroniem van de letters G, O en D, die staan voor de generator of schepper, de onderhouder of operator en de destructor of vernietiger. Deze gedachte is gebaseerd op de hindoeïstische drie-eenheid van de goden Brahma (de schepper), Vishnoe (de onderhouder) en Shiva (de vernietiger).15 In eerste instantie lijkt het vernietigende aspect van de godheid in strijd met de gedachte dat God liefde is, maar na nauwkeurige overdenking blijkt dat dit er toch echt bij hoort. De vraag of God bestaat is niet zo belangrijk, want het is evident dat er een oerbron is waaruit alles voortkomt, die alles voedt en waartoe alles terugkeert. Veel belangrijker is de vraag of jij werkelijk bestaat. Het werkelijke in je - dat wil zeggen het onsterfelijke en goddelijke in je slaapt misschien nog, maar het kan ontwaken en groeien als je in je dagelijkse leven een weg van spirituele bewustwording en vernieuwing gaat. Verken negen aspecten van die universele inwijdingsweg, die al vele eeuwen bekend staat als ‘de weg der sterren’. © enkele tekstfragmenten uit Mysteriën en lofzangen van God, kosmos en mens, Andre de Boer, Rozenkruis pers, 2018

7


MIJZELF TOT PAD ZIJN Ik zag in de diepte der aarde en in de hoogte der lucht. En het was vol beweging: een geboorte van vuur, een schittering van sterren, een uitdoven van vulkanen. Ik keek om mij heen, en het was vol beweging. Ik zag mensen bouwen, toppen bestijgen en in krijgsgeweld ten onder gaan. Ik schouwde in mijzelf, doorgrondde het rusteloos beweeg in een geboorte van vurig verlangen, het bouwen van luchtkastelen en het wegspoelen met tranen. En het lijden der mensheid ziende vroeg ik: ‘Wat moet ik doen?’ Een fluistering bereikte mijn oor: ‘Wees een trap die reikt van de aarde tot de hemel, waarop zij een trede tot het licht kunnen gaan’. Doch mijn hart was onrustig en ik vroeg opnieuw: ‘Wat moet ik doen?’ Een fluistering bereikte mijn andere oor: 8


‘Wees een brug, die de ene oever met de andere verbindt, zodat zij over de wilde stroom worden gedragen.’ Doch mijn hoofd was onrustig en ik vroeg opnieuw” ‘Wat moet ik doen?’ Er kwam geen antwoord. Uit de hoogte, noch uit de diepte, van alle anderen, noch van mijzelf. De ruimte was antwoordloos. Het moeten loste op in stil ont-moeten. Ik kon niets doen dan zelf-vergetend mijzelf tot pad zijn. (Pentagam 1988-3)

9


Uniek; zijn zoals je bent ‘Weet je wel wie je bent? Je bent een wonder. Je bent uniek. Toen jij geboren werd kreeg jij een bijzonder pakketje aan gaven mee, met nog ongeziene talenten en nog niet ontwikkelde kwaliteiten. Wat een wonder om jou te verwelkomen! In alle jaren die zijn verstreken is er nooit een kind geweest als jij. Met jouw armen, je benen, jouw manier van bewegen en van zijn. Misschien word je een Mozart, een Michelangelo of een Shakespeare. Volg de sporen van jouw talent, die van je hoofd, je hart of die van je handen. Misschien schuilt er een prachtig gedicht in je vingers, schrijf het! Of leeft er een droom in je hart, leef het! Jij kunt alles zijn wat je verkiest. Wanneer je er maar werkelijk voor gaat is er zoveel mogelijk. Het mooiste wat je echter kunt worden is toch vooral: jezelf. Want weet dit: Jij bent een wonder, er is echt niemand zoals jij.’ Ergens onderweg zijn wij grote mensen deze belangrijkste les vergeten. Daarom blijf ik dit doen: Jou vertellen dat je wonderlijk prachtig bent, zoals je bent. Dat je het waard bent om de schatten van je bestaan te vinden, jouw unieke talenten, misschien nu nog diep verborgen in je ziel. Die speciale gaven verdienen het om gezien te worden. Jij verdient het om gezien te worden. Door voor alles jezelf te zijn. Wat iemand anders je ook vertelt. En weet je? Dát is misschien wel de les van het leven.

http://www.werkenaaninnerlijkevrede.nl/2018/06/29/nieuwsbrief-juli-2018/

10


Licht brenger Wanneer iemand weer tot kennis komt, ontvangt hij wat het zijne is en eigent zich dat toe. Wie namelijk onwetend is, heeft een tekort, en zijn tekort is groot, omdat hij juist te kort komt wat hem zal volmaken.

Hij (Jezus) heeft, door het tekort aan te vullen, de (schijn)vorm ervan opgeheven, want schijn is deze wereld en dat is de vorm waaraan (ook) hij onderhevig was. Want waar nijd heerst en onenigheid, daar is het tekort, maar waar eenheid is, daar is volkomenheid. Aangezien het tekort ontstond doordat de Vader niet werd gekend, wordt het tekort terstond opgeheven, zodra de Vader wordt gekend. Zoals bij iemand die onwetend is diens onwetendheid vanzelf verdwijnt 11


wanneer hij tot kennis komt, zoals het duister verdreven wordt wanneer het licht verschijnt, zo lost het tekort op in de volkomenheid.

Want hij (Jezus) kwam in een evenbeeld van vlees, waarbij niets zijn loop (kon) stuiten, omdat het onvergankelijke onweerstaanbaar <is>. Bovendien predikte hij (een) nieuwe (boodschap) omdat hij uitsprak wat is in het hart van de Vader. En hij verkondigde het feilloze woord en door zijn mond sprak het licht en zijn stem schonk leven. Hij gaf hun denken en inzicht, genade en verlossing en de geestkracht uit de oneindige goedheid van de Vader. En hij maakte een eind aan straffen en geselingen, want die waren het (juist) die velen die genade behoefden deden afdwalen van Zijn Aangezicht in dwalingen en bindingen. Met kracht ontbond hij ze en wees ze door kennis terecht.

12


Hij werd een weg voor de verdoolden en kennis voor de onwetenden, een schat voor de zoekenden, een stut voor de onvasten, en zuivere onschuld voor de belasterden.

Passages uit Het Evangelie der Waarheid, NHC, codex I.3, codexpagina’s [21, 24, 31]. © uit: Slavenburg/ Glaudemans, De Nag Hammadi Geschriften, Deventer 2008, 4e druk.

Het Evangelie der Waarheid is een gnostisch geschrift. Een Koptische vertaling maakte deel uit van de vondst van de Nag Hammadigeschriften in 1945. Er moet een oorspronkelijk Griekse tekst zijn geweest, maar daar is nooit iets van gevonden. Het werk behoort duidelijk tot de teksten die ontstaan moeten zijn in de gnostische beweging die aangeduid wordt als het valentinianisme. De grondlegger van die beweging is Valentinus (overleden na 155). Ireneüs van Lyon (ca.140-202) schreef in Adversus Haereses (Tegen de ketters) dat de valentinianen een onlangs door hen vervaardigd boek het Evangelie der Waarheid noemen, hoewel het in niets met de evangeliën van de apostelen overeenstemt. Pseudo-Tertullianus, de naam voor een onbekende auteur die een appendix schreef bij een werk van Tertullianus, schreef omstreeks 270 in Adversus Omnes Haereses dit boek aan Valentinus zelf toe. Hoewel volstrekte zekerheid ontbreekt, zijn ook de meeste auteurs op het vakgebied geneigd Valentinus als de auteur te beschouwen. De oorspronkelijk Griekse tekst moet dus uit omstreeks het midden van de tweede eeuw dateren. Het is een heel ander soort tekst dan die van de canonieke evangeliën. Een beschrijving van het leven van Jezus ontbreekt geheel. Het heeft een sterk meditatief karakter.

13


Puzzel ‘Ik heb getracht uit de chaos van grillig gevormde stukjes een samenhangend beeld bijeen te zoeken, maar mijn arbeid heeft geen ander resultaat opgeleverd dan dit inzicht: de legkaart is incompleet en, hoe dan ook, altijd alleen maar een fragment van een onvoorstelbaar veel groter geheel.’ Hella S. Haasse © Haasse, 2004, 182

14


Een altijd ware spreuk Een Perzische koning wilde een spreuk hebben die hij altijd kon zeggen, wat er ook gebeurde – iets dat altijd waar was, altijd wijs. De raadslieden die hij optrommelde, braken zich het hoofd en hadden ten slotte iets gevonden. In het nummer van Pearls before Swine krijg je dan meteen te horen wat het was; in andere versies van het verhaal wordt het nog een beetje spannend. De wijze mannen kwamen er zelf niet uit en gingen te rade bij een soefi mysticus. Die overhandigde hen een ring, met de woorden dat de koning er pas in mocht kijken als alles verloren was. Alleen dan zou hij de boodschap begrijpen. Jarenlang droeg de koning de ring tot tevredenheid. Toen werd het oorlog, hij verloor een cruciale slag, zijn paard sneuvelde, hij vluchtte te voet en kwam bij een afgrond. Hij herinnerde zich de ring; dit was wel het moment. Hij opende de ring, keek erin en las: “Ook dit gaat voorbij.” “Ook dit gaat voorbij” helpt echt, in moeilijke tijden. Stel, je hebt veel verloren, voor je gevoel. Je belangrijkste steunpunt is verdwenen. Je beseft dat je niet verder kunt, niet vooruit en niet achteruit. Je bent moe, je ziet geen uitweg, alleen een diep zwart gat voor je. Dat is het moment om hardop tegen jezelf te zeggen: “Ook dit gaat voorbij.” Maar het helpt ook op een gewone doordeweekse dag, als je het ontzettend druk hebt en dan gaan er ook nog dingen mis, iets gaat kapot, je botst met iets of iemand en ineens lijkt het of iedereen boos op je is, kan gebeuren, toch? Dan is dit het devies. Doorademen, maar niet te snel; rustig ademen. Voelen waar in je lichaam de stress precies zit. Het ongemak ervan uithouden. En intussen in jezelf prevelen: “Ook dit gaat voorbij.” © Lisette Thooft. 18 mei 2018, https://www.debezieling.nl/ook-dit/

15


Zaaigoed Bij Marcus 4:26-29 Jezus vergelijkt het koninkrijk van God met een mens, die zaait. ‘Hij werpt zaad op de aarde. Hij slaapt, hij staat op; een nacht, een dag. Het zaad kiemt en groeit. En hóe – de mens weet het niet.’ Wij zijn die mens. Wij krijgen zaad in handen om uit te zaaien. Dat zaad is alles wat zich aandient in ons dagelijks leven. Alle vreugde, alle plezier, alle liefde. Alle lijden, alle pijn en alle verdriet. Alle levenservaringen. Wat er met dat zaad gebeurt als wij het zaaien – wij hebben er geen idee van. Het proces dat zich voltrekt, speelt zich af in het verborgene. Wij werpen het zaad op de aarde en brengen het daarmee in een domein, in een dimensie, waar zich een wonder voltrekt. [..] Als wij het zaad dat wij in handen krijgen krampachtig vasthouden, dan blijft het wat het is. Eenmalige vreugde, eenmalig verdriet. Maar het is zaaigoed. Het heeft potentie om tot groei te komen en vrucht te dragen. Als wij het vasthouden, blijft het op zichzelf. Als wij het loslaten […] dan kan het zaad tot zijn bestemming komen, namelijk: ontkiemen, groeien en vrucht dragen. Van ons leven begrijpen we vaak maar weinig. Waarom komen sommige mensen op je pad? Waarom zeg je dít? Waarom doe je dát? Waarom is er zoveel lijden – soms in één en hetzelfde mensenleven? Waarom stroomt de liefde soms overvloedig en staakt het stromen dan? [..]. Alles wat zich aan de oppervlakte van ons bestaan afspeelt biedt kansen, draagt een mogelijkheid in zich. In het verborgene, onttrokken aan ons blikveld, komt zo’n zaadje tot ontkiemen. Tot groei. Tot vrucht dragen. En op een gegeven moment, soms vrij snel, soms na jaren, soms pas terugkijkend op je leven als je weet of kunt vermoeden dat de dood niet meer lang op zich zal laten wachten – pas terugkijkend, zie je waartoe dat ene gediend heeft. Hoe die levenservaring je later in je leven geholpen heeft. Of dat je door wat je destijds leerde, een ander hebt kunnen helpen. Jarenlang heb je niet geweten waarom en waartoe. Jarenlang heb je in niet-weten rondgelopen. En ineens breekt het landschap open en krijg je zicht op dat grotere geheel, waarin die pijn, dat lijden, dat jij losgelaten hebt, dat jij gezaaid hebt in de aarde – waarin die pijn is opgenomen en in het verborgene getransformeerd, omgevormd. Ontkiemd, gegroeid en tot vrucht dragen gekomen. © blog van Marga Haas, www.margahaas.nl/parelduiken-in-de-bijbel

16


Rebible Zodra je gaat praten over God of de Bijbel, kom je in een wereld van meningen, vergissingen, verwijten en enthousiasme, maar ook in een wereld van fabels, parabels, mythische voorstellingen, simpelweg omdat we niets anders hebben dan woorden. We willen al duizenden jaren woorden vinden voor iets wat niet uit te leggen is; in alle spirituele stromingen wordt dat geprobeerd, en als je zo naar de teksten gaat kijken, dan zit er van alles onder verborgen. Bijbelse teksten zijn maar etiketten van een mysterieuze inhoud. En die inhoud kun je als het ware proeven, als je gaat begrijpen dat alle teksten ontoereikend zijn. In bijbelverhalen krijg je alleen de gebeurtenissen, de rest mag je er zelf bij denken, proeven of ervaren. In elk verhaal zit weer een andere ‘waarheid’ om het maar even zo te noemen. Er is dus niet één waarheid, elk verhaal brengt weer iets anders naar de oppervlakte. Niets staat vast. De tekst verandert niet, nooit meer, maar wel ons begrip ervan, dat wordt nieuw in elke generatie. Veel verhalen hebben iets weg van een ander, ouder verhaal. De schrijvers hebben zich laten inspireren. Dat feit geeft een nieuwe kijk op oude boeken. Eeuwen gingen voorbij verhalen werden verteld, elementen van het ene zitten in het andere. Alles verandert voortdurend. Dat geldt voor onze wereld en onze kijk op de wereld, maar ook voor onze lichamen, onze relaties, onze verhalen en ons geloof. Alles beweegt voortdurend, onze ideeën over de Bijbel dus ook. © 2018, Inez van Oord, Rebible

17


Een gelukkig mens en andere geheimen 1. Fragment uit: “Een gelukkig mens en andere geheimen”, hoofdstuk 2, het geheim van de Baggage; geduld. Het eerste wat je nodig hebt is heel veel geduld. Zonder geduld neem je steeds de verkeerde afslag, steeds te vroeg. Je bent tevreden met de eerste de beste, want jouw verlangen stuwt je voort als een vluchtend vuur. Zonder geduld moet alles vandaag. Wil je alles nu hebben en daardoor loop je alles mis. Want alleen door het gespreide innemen, neem je de stof op. Terwijl bij het gulzig binnen slurpen je wel de stof opneemt maar niet de voedende kracht, die druipt er naast, die valt op de grond. Die gaat aan jou voorbij. Want je eet met de lippen van de gulzigheid en niet met de mond van het geduld. Geduld heb je nodig om al je excuses, al jouw smoesjes en vluchtplaatsen, al je redeneringen en conclusies, al je prachtige bedenkingen en rondgedraaide argumenten te ontzenuwen, van hun troon te stoten, te laten verdwijnen, op te laten lossen. Dus weet wat je doet als je zo nodig in het land van de geest wilt reizen. Bereid je voor, zorg dat je altijd genoeg geduld hebt. Genoeg om alle stille momenten rustig op je af te laten komen. Genoeg om alle eenzame valleien kalm te doorlopen. Genoeg om na vele jaren inspanning te moeten concluderen dat je nog niets bent opgeschoten. Zorg dat je zo veel geduld bij je hebt dat je na al die jaren vergeefsheid weer net zo vrolijk opnieuw kunt beginnen met net zoveel energie als de eerste keer. Met net zoveel hoop en verlangen, met net zoveel frisheid en kinderlijke blijheid. En zorg dat je ook na de tienduizendste keer van jaren vergeefsheid, van jaren ploeteren, werken, hopen, bidden, vechten en wachten en toch niet lukken, zorg dat je ook dan weer net zo jong en vrolijk bent als de eerste keer. Zoveel geduld heb je nodig en nog meer. 2. Fragment uit: “Een gelukkig mens en andere geheimen”, hoofdstuk 2, het geheim van de Bagage; vertrouwen. Met vertrouwen bedoel ik dat je stom moet zijn, zo stom dat je niet meer weet wie je bent. Dat je niet meer weet waar je bent en wat er gebeurt. Zo stom moet je zijn. Je kunt niets, je bent niets, je hebt niets. En terwijl je daar in je naakte kleinheid staat te rillen van de levens kou, vertrouw je. Jje weet niet waarop en je weet niet op wie. Je vertrouwen heeft geen naam en geen adres, geen vorm, geen inhoud, geen begin, geen einde. Je vertrouwt dat is alles. En doof, doof moet je zijn. Doof voor alle mensen die je willen helpen met hun godsdiensten, hun bijbelverzen, hun regelmaat, hun fatsoen, hun scepsis, hun ironie, hun logica, hun opleiding, hun verzekeringspremies en hun cabaretwijsheid. Doof moet je zijn voor vrienden 18


familie, kennissen, geliefden, eenzamen, overwinteraars, vogelaars, verdwaalden, buitenstaanders en nooit teruggekeerden. Doof moet je zijn, doof van vertrouwen. Want alleen doof, hoor je de zachte stem die alleen voor jou zijn adem heeft. Die alleen voor jou zijn woorden vormt, zijn zinnen fluistert, in elke druppel bruist. En blind moet je zijn. Blind van vertrouwen, niets moet je zien, geen hand voor ogen, geen zon, geen maan, geen sterren op je pad. Maar enkel duistere zwartenis. En in die lichtloze wereld, waarin elke volgende stap een stap in het ravijn kan zijn, waarin elke tastende hand naar de bek van een verscheurend dier kan reiken, in die blinde wereld moet je lopen als een koning naar zijn troon. Aals een kind naar zijn cadeau, als een minaar naar zijn geliefde. Alleen dan ben je blind van vertrouwen. Stom doof en blind moet je zijn want alleen dan heb je voldoende vertrouwen om in de wereld van de geest te reizen. Zoveel vertrouwen heb je nodig en nog meer. 3, Vertrouwen en de eenling Vertrouwen in het leven, overgave aan het wonder van het leven is één van de meest moeilijke dingen die we tegenkomen, die we kennen. Waarom is dat? Omdat we dan helemaal op onszelf zijn aangewezen, omdat we dan helemaal alleen zijn. Eén van de meest krachtige dingen die ons van wezenlijke verandering afhoudt, is de eenzaamheid die we tegemoet zullen gaan. Ergens voelen we dit aan en daarom stellen we deze reis naar binnen zo lang mogelijk uit. Waar komt deze eenzaamheid vandaan? Het eenvoudige antwoord is: omdat we niet samen met onszelf zijn. We zijn samen met beloften, we zijn samen met anderen, met onze ouders, met verwachtingen, met leerkrachten, met aanpassingen, we zijn samen met een heleboel, behalve met onszelf. Omdat we van onszelf zijn afgeraakt, omdat we van jongs af aan gestimuleerd worden ons innerlijk los te laten en ons op anderen te richten en daar ons geluk te vinden. De eenzaamheid die we beleven als we onszelf willen leren kennen is niets anders dan de verwijdering die we onder ogen komen, de verwijdering van onze eigen individuele uitgangspunten. We hebben ons met onze ouders, de school, de leraren, de mensen, het succes, de belofte laten meenemen, laten wegvoeren van onszelf. Het is deze wegvoering die we ineens onder ogen komen en die ons een diep gevoel van eenzaamheid geeft. En dat klopt, er is geen eenzamer mens dan de mens die niet zichzelf is. Het voelen van deze eenzaamheid is het resultaat van de ontkenning van ons innerlijk van wie we in de kern zijn. Fragent uit: “Een gelukkig mens en andere geheimen”, hoofdstuk 73, het geheim van de ander, Theije Twijnstra "Iedereen is een eenling, zei de wijze man, maar bijna niemand weet het." Frederike keek hem ernstig aan. "Waarom niet?" Omdat de meeste mensen bang zijn voor zichzelf. Ze willen liever samen eenzaam zijn". "Ben ik ook een eenling?" vroeg Frederike. "Ja, jij ook", zei de wijze man. "Zal ik later ook een eenling zijn?" vroeg Frederike. "Dat hangt van jou af. Bedenk wel dat het heel moeilijk is om een eenling te zijn. Ieder mens wil je beïnvloeden. Ieder wil zich met 19


jou bemoeien, zodat je net zo wordt als zij. Want als je een eenling wilt zijn, dan blijf je altijd een ander voor de ander en dezelfde voor jezelf. Dan blijf je vrij. Zorg dat je vrij blijft!" "Hoe moet ik dat doen? vroeg Frederike zacht, ik ben vaak heel bang voor mensen, vooral op school. Ze schelden me uit omdat ik zo goed kan leren." "Dat maakt niet uit, het gaat erom dat je niet bang bent voor jezelf. Eenlingen reageren altijd op zichzelf en nooit op de ander. Dus als de ander je uitscheldt, dan scheld je niet terug. Je vraagt je alleen af: waarom doet dat nou zo zeer in mij? Is dat mijn trots, is dat mijn onzekerheid, is dat mijn angst? En waarom wil ik nou zo graag terug schelden? Komt dat door de ander of komt dat omdat ik zo van schelden houd? Omdat ik nog zoveel gescheld in mij heb zitten? Vraag altijd aan jezelf en nooit aan de ander want anders komt er een ander in je wonen en weet je niet meer wie je bent." De wijze man pakte een beukennootje van de grond en zei: "Ieder mens is als dit zaadje. De ander is alleen het water of het zonlicht, maar nooit het zaadje zelf. Dat zaadje zit in jou. Verbind je altijd met jouw eigen oorzaak en niet met de motieven van de ander. Zo maak je je vrij van de motieven van de ander. De ander raakt je alleen maar aan, zoals ook de regen of de zon alleen het zaadje aanraakt, maar niet weet of er een beukenboom of een dennenboom uitgroeit." "Of een roos.....," zei Frederike. "Precies, of een roos. Niemand weet wat jij in je hebt. Dat moet jezelf ontdekken. De ander kan je niet raken als jij het niet in je hebt. Dus iedere keer als je door de ander wordt geraakt, of dit nu met vloeken gebeurt of een compliment, met slaan of met een streling, iedere keer kun je iets over jezelf te weten komen. Dat is het mooie van de ander. Dat is het mooie als je een eenling bent. Een eenling doet dankzij de ander steeds nieuwe ontdekkingen over zichzelf. Eigenlijk kan de ander je dus heel weinig aandoen. Wees dan ook niet bang dat je de ander zou kunnen kwetsen want dat is niet mogelijk. Je kunt de ander alleen aanraken op de plek waar hij al gekwetst was. Maar dat is dan niet jouw 'schuld', dat is een deel van hem. En het is ook aan hem of hij deze kwetsing vergroot of juist beter wil leren begrijpen. Bemoei je niet met de ander maar laat hem vrij. Voel je niet gehinderd om alles te zeggen wat je wilt zeggen, zo blijf je in evenwicht. Zo blijf je vrij van elkaar en geef je je eigen macht niet weg." 4. Niet oordelen Werkelijk durven zien is niet meer oordelen. Hoe minder je oordeelt hoe gemakkelijker je je van de ander kunt bevrijden. Met elk oordeel maak je je aan de ander vast, of dit nu in positieve zin is of in negatieve zin. Wat de ander je ook aan doet, je doet het jezelf aan als je daarop reageert met dezelfde soort reactie. Maak je los van de vaste reactiepatronen die meteen opspelen. Snijdt iemand ons in het verkeer, dan willen we meteen terugpakken, het gaat vanzelf en het gaat snel. We zijn geprogrammeerd om ons niet op de kop te laten zitten, niet over ons heen te laten lopen of de kaas van ons brood te laten eten. We denken dat we voor onszelf opkomen, maar in werkelijkheid is het ons trotse ego dat reageert. En natuurlijk zijn er ook mensen die alles over zich heen laten gaan, maar dat is niet vanuit een diepe acceptatie, maar meestal vanuit een diepe angst afgewezen te worden. Als je werkelijk gelukkig wilt worden, maak je een nieuwe wet in je leven van kracht, bemoei je alleen met jezelf.

20


Keer steeds weer terug naar jezelf. Als je dat beoefent, schep je ruimte voor jezelf, ruimte, tijd energie, aandacht, die anders naar anderen ging. Bemoei je alleen met jezelf en neem verder alleen maar waar. Maak van alle beledigingen, agressie, trots of angst of wat het ook is wat je tegenkomt, iets mooiers iets werkelijkers, iets waarachtigers, iets waar je wat aan hebt. Kom je steeds maar mensen tegen die je willen overheersen, begrijp dan dat je ze tegenkomt omdat ze je aanraken waar je zelf nog onzelfstandig bent. Ieder mens is van zich zelf, dat moet jij alleen nog duidelijker beseffen, en daarom kom jij deze mensen tegen. Daarom willen ze jou overheersen opdat je het benauwd zult krijgen, zodat je erdoor in moeilijkheden zult komen, zodat je gaat denken en denken, zodat je net zolang gedwarsboomd zult worden tot jij je eigen zelfstandigheid gaat vergroten, je eigen vrijheid serieus leert nemen. Want je wordt geraakt op je zwakke plek, daar waar je nog moet groeien. Nooit daar waar je al sterk bent en waar je al overtuigd bent. Moeilijkheden wijzen op onze mogelijkheden, daar waar we [kunnen] groeien. De moeilijkheden zijn alleen maar de boodschappers, ze wijzen het alleen maar aan. Laat je niet door de moeilijkheden verleiden en deze te willen oplossen voor je weet waar hun werkelijke oorzaak ligt. Alleen durven zijn, alleen durven gaan, ophouden met vergelijken. Ja, het is een tocht door de woestijn. Je zult zelf voor drinken moeten zorgen. Je zult zelf moeten zorgen dat je geestelijk niet opdroogt, uitdroogt, omkomt. 5. Vermogen om door te gaan Waar vind je voeding, waar haal je uithoudingsvermogen vandaan? Je doorzettingsvermogen, je troost, je moed? Ik bedoel het doorzettingsvermogen waar geen enkele prijs op staat. Geen enkele belofte. Geen hoop, geen uitzicht, geen uitkomst, geen resultaat, geen beeld, geen horizon. Je gaat door en je weet niet waarom. Er is geen verlangen aan het begin en er is geen vervulling aan het einde. Er is alleen het midden waarin je gaat, als een smalle strook land omgeven door zee. En met iedere stap die je doet, groeit het land in de richting die je gaat en kalft het af in de richting die je achterlaat. Je gaat en dat is het enige dat je weet. Maar het is geen automatisch gaan, geen robot die zich in jou voortbeweegt, maar een zeker gaan. Een rustig en een helder gaan. Het is als met het ruisen van het riet, het bewegen van het riet lijkt zinloos, want dit is enkel heen en weer. Maar het gaat ook niet om de stengels die je ziet, maar om het ruisen dat je niet ziet en dat je toch verder brengt. Dit ruisen brengt je naar de zee, naar de oevers van je ziel. Het is als met het waaien van de wind. Ook de wind gaat nergens naar toe, maar schuift van oost naar west en alle kanten op, maar zonder haar eindeloze gaan zou er geen streling zijn, zou je nooit weten hoeveel zachtheid er boven jouw botten woont. Het is als met de golven van het water, ook de golven rollen maar door, schijnbaar zinloos van kust naar kust en dat oneindig maal. Maar ondertussen nemen ze wel de geuren mee. De geuren van zout en regen en zon en storm en zand. En de geuren van landen waar je nooit bent geweest en de geuren van mensen die je nooit hebt gekend. 21


Het is als met de zon die elke dag weer gaat schijnen en steeds weer dezelfde banen maakt en de zelfde warmte en hetzelfde licht. Maar het gaat ook niet om de stralen die alles zichtbaar maken of de warmte die je voelt, maar om de tijd die zo ontstaat. De mogelijkheid die hij maakt. De kansen die je van hem krijgt. De ruimte die hij je geeft. Dat is het doorzettingsvermogen dat ik bedoel. Je gaat door maar je weet zelf niet wat je ermee bereikt. Het enige wat je weet is dat je samengaat, met de smalle strook zand in zee, met het ruisen van het riet, met het waaien van de wind, met het rollen van de golven en met het schijnen van de zon. Dat is het enige wat je weet. En dat is alles waardoor je nooit meer stoppen wilt. 6. Finale En als we dit alles hebben gedaan, als we geduldig zijn geworden, heel geduldig. En we hebben vertrouwen ontwikkeld, vertrouwen in dat wat niets belooft. En we durven onze eenzaamheid onder ogen te komen en de verantwoordelijkheid voor onszelf te nemen. Als we geleerd hebben dat oordelen over een ander ons vast maakt aan de ander, terwijl als we ons alleen met onszelf bemoeien we ons losmaken van de ander. We weten dat we aangeraakt worden waar we kunnen groeien en dat moeilijkheden geen vijanden zijn, maar ons de weg wijzen naar onze mogelijkheden. Als we geleerd hebben om ons niet meer met anderen te vergelijken, maar we geleerd hebben op ons eigen gevoel te vertrouwen. En als we weten dat we hele stukken gewoon door moeten gaan, vol moeten houden en dat we niets vanzelfsprekend moeten vinden, maar dat we ons moeten verwonderen en het juiste evenwicht moeten bewaren tussen dankbaarheid voor wat we al bezitten en de groei die we tegemoet gaan. Als we dit alles zo doen en elke dag weer en opnieuw, dan worden we een leerling van het leven. Jouw geluk, jouw grootste geluk is de beleving van jezelf. Niet als egoïst, maar als kenner, doorgever, brenger. Niet dat het daarna gemakkelijker zal worden, want juist de herinnering aan dit geluksmoment kan heel weemoedig maken, maar je weet nu zeker dat het mogelijk is. Dat het geen verhaaltje is, geen theorie, maar een werkelijkheid, jouw werkelijkheid. En dat er ook niemand is die jou hierbij kan helpen of raden. Je zult het helemaal zelf moeten doen. Je staat er helemaal alleen voor, dat is je vrijheid. Van eenzaamheid heb je onafhankelijkheid gemaakt. Van zelfmedelijden heb je onderzoek gemaakt. Van trots heb je dankbaarheid gemaakt. Het leven is waarachtig geworden. Š Theije Twijnstra, stukken tekst van een voordracht van Theije Twijnstra. 22


23


Levenslessen uit de oud-papierbak Toen ik laatst een paar tassen oud papier naar de papierbak ging brengen, zag ik dat er ook boeken in waren gegooid. En niet zomaar twee of drie – de hele container lag vol boeken. Dat vind ik altijd wel moeilijk om aan te zien. En voor ik er erg in had, was ik in de bak geklommen en zat ik op handen en voeten boeken uit te zoeken. Het was een wonderlijke ervaring. In een flits leek een heel leven langs te komen. De eigenaren waren op vakantie geweest naar allerlei landen, vooral naar Engeland. Ze hadden hobby’s: tuinieren en handwerken. Er waren kinderen gekomen: ‘inspirerend opvoeden in zoveel stappen’. En: ‘wat doe je met moeilijke kinderen?’ Er was veel over levensvragen, levensbeschouwing. Het verschijnsel mens lag er ook tussen. Boeken over de psychoanalyse uit de jaren vijftig van de vorige eeuw. En boeken van de Dalai Lama uit dit millennium. Gelukkig lagen er ook boeken om je te laten lachen: Godfried Bomans en John O’Mill. Moppenboeken, het lijkt een uitgestorven genre, maar misschien vergis ik me. Af en toe kwamen er mensen met een voorraad oud papier langs die even schrokken van een man in de bak. Ik stelde ze gerust: “Even kijken of er nog wat moois bijzit.” Ondertussen zag je ook de seksuele revolutie langskomen in het gezin. En misschien ook wel de verveling. Een boekje over alle stripteaseclubs in Londen. En een boek ‘voor de man die alles al heeft’. Een stuk of 400 boeken schat ik. De laatste die ik noem is van Paulo Coelho over ‘je eigen legende leven’. Ik hoop dat ze dat gedaan hebben. Je weet niet waarom een leven in boeken is weggedaan. In dit geval denk ik dat een echtpaar, of een overgebleven partner is overleden of naar een verzorgingshuis is gegaan. Kinderen hebben het huis opgeruimd. En de boekenkasten zijn afgevoerd naar de papierbak. Het leven van boeken is soms kort. Dat van mensen ook. De Boeddha wijst op het droomachtige karakter van het leven. In een flits is alles voorbij. In de bijbel lezen we in een prachtige psalm (103): Mensen, hun dagen zijn als het gras, zij bloeien als bloemen in het open veld; dan waait de wind en zijn zij verdwenen. maar duren zal de liefde van God Regelmatig breng ik oud papier weg en kom ik thuis met nieuwe, oude boeken. Ik heb zo veel levens langs zien komen; je leert de oude eigenaren een beetje kennen. Soms zitten er ook nog briefjes in, of ansichtkaarten.

24


Boeken worden ook weggedaan tijdens een crisis, of na een grote verandering. Soms meen ik aan het ‘boekenbeeld’ een (echt)scheiding af te lezen. Dan liggen daar de boeken van een expartner of van een bepaalde periode. Soms, zie ik, zijn de kinderen uit huis gegaan. Het kan je in een melancholieke stemmig brengen, maar het leidt onvermijdelijk tot bespiegeling. Ja (wij) mensen worden ouder, het leven vliegt voorbij, kinderen verlaten het huis, soms moet je ook van je partner afscheid nemen. En wat zijn dan de lessen van de papierbak? Natuurlijk: op de eerste plaats de vergankelijkheid, de vluchtigheid, het memento mori. En verder: hoe véél wij mensen delen: het zoeken naar betekenis, naar een doel, naar geluk, naar samen reizen, lachen. Het kan je niet anders dan naar compassie voeren. En last but not least: je kunt het leven zien als een reis door de tijd. De weg begon bij de geboorte en is afgelegd als je ten grave gedragen wordt. Onderweg heb je veel gezien, veel meegemaakt. Misschien wel veel boeken gelezen. Een eindeloze hoeveelheid momenten passeerden de revue. Of was het misschien één moment? Een eeuwig moment waarin de dingen kwamen en gingen. “Verschijnselden en verdwijnselden’ – om nog maar eens uit een heel bijzonder en spiritueel boek (Harry Potter) te citeren. Misschien zijn de eigenaren van de boeken zich hier bij tijd en wijlen van bewust geweest. Als hun baby naar ze lachte. Of in het Engelse landschap bij zonsondergang. Wellicht bij hun meest intieme momenten……… Ik kijk naar de kerk een paar meter van de papierbak vandaan, de Opstandingskerk. En de boeken die ik in de papierbak gevonden heb, krijgen een nieuw leven bij de kringloopwinkel van Emmaus. © Vincent Duindam, 12 januari 2018 http://www.debezieling.nl/levenslessen-uit-de-oudpapierbak/

25


Tobias Een van de meest kleurrijke bijbelboeken is Tobit. Jammer genoeg heeft het echter een soort tweederangsstatus. Het hoort niet tot de kern van de bijbel of de eigenlijke canon. In de katholieke edities heeft Tobit bij de canonvorming echter nog net een bescheiden plaatsje veroverd. In protestantse kringen is het onbekend – of hooguit geliefd als guilty pleasure voor ruim denkenden. Dit alles doet niets af aan de schoonheid van het verhaal, dat helemaal de sfeer van de diaspora en het post-ballingschapstijdperk ademt. Zo komt er een hond in voor als symbool van rotsvaste trouw – iets wat in oudere lagen van de bijbel, waar honden onrein zijn, ondenkbaar zou zijn. Verder is het geschreven als een spannend jongensboek. Laten we ons geheugen even opfrissen… De jonge Tobias wordt door zijn vader Tobit op reis gestuurd, om in een ver land geld te gaan ophalen, dat daar bij een vertrouweling in bewaring is gegeven als een appeltje voor de dorst. De tocht die Tobias moet afleggen is voor die tijd een wereldreis en stelt hem bloot aan een vreemde cultuur. Zonder het te weten wordt hij, in de gestalte van een ingehuurde reisgenoot en lijfwacht, vergezeld door een engel. Dankzij diens hulp is Tobias in staat zijn doel te bereiken en terloops nog enkele mensen uit de penarie te helpen, onder andere door demonen te verdrijven. Na zijn omzwervingen keert Tobias terug, om ook nog eens zijn vader van blindheid te genezen met een vis, die hij met de hulp van de engel heeft gevangen. Eind goed, al goed.

Tobias in de haven, door Franz Radziwill (1950), olieverf. 26


Het is alsof Radziwill, met al zijn bewondering voor het moderne, wil wijzen op de ontheemdheid van de mens in de wereld van zijn tijd. De mens draagt soms nog te veel sporen van zijn herkomst en van het verleden, om thuis te raken en de weg te vinden in een wereld en een kosmos die om hem heen tollen en razen. Tegelijk lijkt de kunstenaar op te roepen tot een zekere onbekommerdheid en tot vertrouwen. De mens is niet gedoemd om verloren te lopen, als hij zich toevertrouwt aan de goede machten die hem omgeven. Dan is hij voor de duvel niet bang. Ook niet als die duvel de moderne wereld is. De mens is niet gedoemd om verloren te lopen.

Š Eric Corsius, 10 januari 2018, http://www.debezieling.nl/de-mens-is-niet-gedoemd-om-verloren-te-lopen/

27


Goede Herder Zomaar een namiddag op een verpleegafdeling voor mensen met dementie. Pastor Paulien van Bohemen ontmoet er een vrouw die aan de thee zit. Langzaam roert ze in haar thee. Dan legt ze het lepeltje op het schoteltje. Met trillende handen brengt ze het kopje naar haar mond. Voorzichtig nipt ze. “Oei, veel te heet nog,” en ze zet het kopje terug. “Je moet hier veel geduld hebben, zelfs met de thee”, fluistert ze. “Weet u iets te doen voor me? Die thee is over honderd jaar nog heet.” Ik leg een geplastificeerde afbeelding op het groen geblokte plastic tafellaken.

Ze trekt haar wenkbrauwen op en met haar rechterhand pakt ze de kaart en houdt hem vlak voor haar gezicht. “Ach, wat een lieflijk tafereeltje”, zegt ze. “Een man met een schaapje in zijn armen, is het niet? Kijk eens hoe lief dat beestje naar die man kijkt. En och, die man kijkt zo liefjes naar het schaapje. Kijk, die man en dat schaapje geven elkaar bijna een kusje!” Ze giechelt. “Wacht, is dat niet een herder, die man?” Ze legt de kaart op tafel en buigt zich over de afbeelding. “Och jee toch, het lijkt Jezus wel. Jezus de Goede Herder. Nu zie ik het pas. Is dat een foto? Of een tekening? Nee, ik denk een tekening, want ik geloof niet dat er ooit foto’s zijn gemaakt van Jezus. Daar moet je trouwens wel heel creatief voor zijn om zó te kunnen tekenen. Ik kan dat niet, hoor, tekenen. Ik heb helemaal geen talenten. Ik loop mijn hele leven gewoon maar een beetje mee.” Met 28


haar duim streelt ze Jezus’ wang en daarna de rug van het lammetje. Ze sluit haar ogen en blijft de afbeelding strelen. De koekoeksklok tikt en in de verte op de gang rinkelen de kopjes en schoteltjes op een koffiekarretje. Dan glijdt een traan van haar wang en valt op de baard van Jezus. “Och toch, och toch, och toch”, fluistert ze. Ze opent haar ogen en haalt een blauwe zakdoek uit de mouw van haar vest en poetst de traan van Jezus’ gezicht. Ze zucht een paar keer heel diep, kijkt me aan en recht haar rug. “Neemt u me niet kwalijk”, zegt ze. “Ik mag me helemaal niet zo aanstellen van mijn moeder. Denkt u dat mijn thee al te drinken is?” © Paulien van Bohemen, 5 januari 2018 http://www.debezieling.nl/goede-herder/

------------------------Einde Wisdomflash 2018------------------------

29


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.