Wisdomflash 2014

Page 1

Wisdomflash 2014 een vonkje wijsheid 2014

Op je levensreis in de wereld kom je soms mooie pareltjes tegen. Over (zelf)kennis en –bewustzijn. Over vrede, licht en liefde. Vrijheid en wijsheid. De hier geplaatste artikelen vormen inspiratie op mijn reis. Wellicht kan het ook wat voor jou beteken !? Iets over mijn achtergrond: www.geertvanderleest.com

1


De Getuige Misschien is dat het juist wat het zo boeiend maakt: het [onderscheid van het] bijzondere van het triviale, het belangrijke van het alledaagse, het mooie van het onbeduidende waar je meestal niet op let. Zoals ook in het dagelijks leven: een langzaam glijdende slak, een vogel die roept in de nacht, een dood insectje of andere zogenaamde onbelangrijkheden. Juist omdat we maar al te vaak menen dat alleen grootse dingen en gebeurtenissen belangrijk zijn, maakt het zo urgent om aandacht aan kleine dingen te geven. Eigenlijk is er geen verschil tussen groot en klein. Ik kan me klein voelen onder een ontzagwekkende sterrenhemel, maar als ik mezelf onder de microscoop leg blijken er ook immense oneindig diepe fantastische werelden in mezelf te zijn. Oneindigheid strekt zich niet alleen in de kosmos uit, maar gaat ook in de diepte in, zodat niet alleen ik zelf maar alles wat er is oneindig grote sterrenstelsels met alles erop er eraan in zich herbergt. Dat is een wonder om getuige van te zijn, een van de wonderen van het alledaagse die ik maar al te vaak al te graag van de daken heb geroepen. Dan voel ik me een beetje als Hermes die de Smaragden Tafel schrijft: ‘Het is waar, zonder leugen, zeker en zeer waar. Wat lager is, is zoals wat hoger is.’ Ik mis wel enthousiaste uitroeptekens in de tekst, maar ik weet niet of die in het Arabisch bestaan. Getuige zijn. Vaak was ik dat graag bij huwelijken van vrienden. En ook was ik jaloers op de discipelen van Jezus die, bevlogen van het wonder, de wereld introkken om overal te vertellen over de echtheid van wat ze gezien hadden. Ja, ik heb vaak een apostel willen zijn! En dat voel ik me eigenlijk nog steeds, een verhalenverteller die van zijn ervaringen wil getuigen, alsof dat het doel van het leven is. Wellicht mijn belangrijkste en laatste identificatie met een rol die uiteindelijk ook losgelaten zal worden. Want ook daarvan kan ik een stille getuige blijven. Wat alleen maar lukt als ik ophoud met zelf iets te doen, iets waar Osho continu op wijst. Meditatie is niets anders dan pure waarneming. Open en zonder oordelen, zodat je niets anders dan de waarheid kunt zien. Zodat je, net als Reve in De Avonden, kan besluiten met ‘Het is gezien, het is niet onopgemerkt gebleven.’ Dat is liefde. © www.satyamo.nl oktober 2014.

2


Alles van waarde is weerloos 'Alles van waarde is weerloos': weinig dichtregels worden zo vaak geciteerd als deze van Lucebert. Minder bekend is het gedicht waaruit dit citaat afkomstig is. En toch is die context misschien bepalend voor een goed begrip van de beroemde zin. de zeer oude zingt: er is niet meer bij weinig noch is er minder nog is onzeker wat er was wat wordt, wordt willoos eerst als het is, is het ernst het herinnert zich heilloos en blijft ijlings alles van waarde is weerloos wordt van aanraakbaarheid rijk en aan alles gelijk als het hart van de tijd als het hart van de tijd Lucebert (Amsterdam, 1924 – Alkmaar, 1994), 'Alles van waarde is weerloos' uit het gedicht 'De zeer oude zingt' uit 1974.

We hebben hier te maken met een nogal filosofisch gedicht, dat je rustig tot je moet nemen, kauwend en herkauwend. Eigenlijk moet je het hardop laten klinken. De filosoof Cornelis Verhoeven heeft er in 1989 op gewezen dat, gezien de inhoud van regel 1-7, die 'zeer oude' uit de titel de wijsgeer Parmenides moet zijn, die nog vóór de 'oude' Socrates, Plato en Aristoteles leefde.

3


Parmenides zei dat het zijnde er óf helemaal wel óf helemaal niet is, je kunt het niet verdelen of ontrafelen, 'omdat het in alles gelijk is. Het is niet aan de ene kant meer, noch is het aan de andere kant minder.' Je zou in Shakespeare's 'to be or not to be' een latere echo hiervan kunnen beluisteren. Zoals de (zeer) ouden zongen, piepen in iedere tijd weer de jongen. Lucebert heeft Parmenides' gedachte op zijn eigen wijze verwoord en aangevuld. Hij citeert de woorden 'alles' en 'gelijk' en geeft het 'zijnde' weer in de stadia van verleden, heden en toekomst met de woorden 'was', 'is' en 'wordt'. Mijn parafrase van regel 1-7: het gaat bij het zijn niet in de eerste plaats om de hoeveelheid; beslissend is of 'het' er is. Je weet nooit precies wat er was (regel 3): de werkelijke oorsprong der dingen is onzeker, onttrekt zich aan onze waarneming. En alles wat zich in een proces van ontwikkeling bevindt 'wordt willoos' (regel 4) en is dus niet in de hand te houden door wiens of welke wil dan ook. Dan volgt de kern (regel 5): pas als het gaat om dat wat er is, hier en nu, wordt het ernst. De kwaliteit van het zijn wordt dus bepaald in het absolute nu: hoe bewust ben je in het hier en nu aanwezig. Het heilloze van de herinnering (regel 6) bevestigt het gezegde in regel 3: 'nog is onzeker wat er was'. Met andere woorden: de herinnering aan het verleden kan de oorsprong van het zijnde niet achterhalen. En het zijnde blijft eveneens ijlings (regel 7) als je het in de toekomst zoekt, zoals gezegd in regel 4: 'wat wordt, wordt willoos'. Daarna, als een reflectie op het voorgaande, volgt de rest van het gedicht.. Eerst regel 9-11: alles wat werkelijk waardevol is - als het er in het leven écht op aankomt - is kwetsbaar. Je kunt het niet 'pakken', niet vasthouden; je kunt het wel áanraken of er door aangeraakt wórden. Die aanraakbaarheid maakt het leven rijk en daarmee gelijk aan al het werkelijk levende.. De slotregel, die niet voor niets herhaald wordt, benadrukt nog eens, als een refrein, het belang van het aandachtig leven in het hier en nu: 'het hart van de tijd' is het heden waarin alles van waarde aanraakbaar is, dichterbij dan we denken. Ik zie het als het mooiste wat een mens kan doen. Om precies die te zijn die je bent en je meest eigene beweging te volgen, zelfs al wordt je er op afgewezen, er voor aan het kruis genageld. Om zonder strategie en berekening, jezelf vrijuit te geven. Precies zoals kleine kinderen dat van nature doen, de kinderen van wie diezelfde Jezus niet voor niets zei: “van hen is het Koninkrijk”. Om aanraakbaar te zijn, ongeacht of je je nu wel of niet veilig voelt. Om aanraakbaar te blijven, ook als je wordt gekwetst, juist als je wordt gekwetst. En om vervolgens terugkijkend te zien dat je juist toen, juist op die momenten dat jij je het meest weerloos voelde en de trilling van onzekerheid door je heen ging, je van de grootste waarde was voor de wereld om je heen. © ergens gelezen op het worldwide web

4


The secret hides within

‘Het geheim schuilt in het hart’ was het grondbeginsel van de oude mysteriën, waarmee de mens werd aangespoord God niet boven in de hemel te zoeken, maar in zichzelf. Het geheim schuilt in het hart. Dat was de boodschap van alle grote mystieke leermeesters. ‘Het koninkrijk Gods is bij u’ zei Jezus. ‘Ken u zelf’ zei Pythogaros. ‘Weet gij niet dat ge goden zijt?’ zei Hermes Trismegistus. De Boeddha zei:”jijzelf bent God’. De eerste tegenpaus Hippolytus van Rome citeerde dezelfde boodschap, zoals die oorspronkelijk werd verwoord door de gnostische leermeester Monoimus:”Geef het zoeken naar God op …. En neem in plaats daarvan jezelf als uitgangspunt.” En zo waren er nog veel meer voorbeelden…. Alle mystieke leerstellingen door de eeuwen heen wilden deze ene gedachte overbrengen. ‘Het geheim schuilt in het hart’. Toch bleef de mens zich naar de hemel richten om aar het gezicht van God te zoeken. © Het Verloren Symbool, Dan Brown, 2009

5


De gave van Asjer Lev

God heeft zijn ogen altijd open en ziet dus altijd alles. De ogen van de mens knipperen altijd. Dat is omdat daarmee traanvocht over de oogbol wordt verspreid zodat uitdroging wordt voorkomen. De mens kijkt en ziet dus nooit alles volledig, maar in brokjes beeld. De mens neemt dus nooit volledig waar. Alles wat hij ziet is een deel van de werkelijkheid. Een perceptie van wat werkelijk is. De overlevering leert ons dat Jacob, toen hij op reis ging van Bersjewa naar Haran, op een zekere plaats stil hield voor de nacht en een droom kreeg. Wat droomde hij? Er werd een ladder op de grond gezet waarvan de top tot in de hemel reikte en waarlangs de engelen van God op en neer klommen. Sommigen gingen van de aarde naar de hemel en anderen van de hemel naar de aard. De grote Mosjee Chaim Efraim van Sudlikov heeft eens gezegd dat we hier het volgende uit kunnen leren: Een man blijft niet altijd in dezelfde fase. Hij gaat altijd omhoog of naar beneden. Als hij de top bereikt, moet hij rekening houden met de mogelijkheid dat hij zal vallen. Als hij helemaal beneden is aangekomen, moet hij zijn best doen om weer naar boven te klimmen. Dat is de aard van de mens. Als de ziel van de mens in de duisterste nacht verkeert, moet hij onafgebroken naar nieuw licht streven. Als iemand denkt dat er alleen maar een einde is moet hij worstelen om een nieuw begin. Dat geldt niet alleen voor een enkeling, maar ook voor de gemeenschap. (p. 239) Alle wijzen weten dat er eindeloos veel werelden en sferen zijn en dat er in iedere sfeer tienduizenden hemelse schepselen zijn, wezens zonder einde, zonder getal, alle emanaties van de ene scheppingsdaad. De mond kan het niet uitspreken, de geest kan het niet bevatten. En die hemelse wezens zijn weer te verdelen in eindeloos veel gradaties en categorieën, hoger en hoger – en allen zijn doortrokken van wijsheid, en allen erkennen hun Schepper. Maar onze kleine wereld, onze lijdende wereld, die zo dicht bij de alledaagse sferen staat en waarin goed en kwaad vermengd zijn ..[….].. hoe blijft onze wereld voortbestaan? Wat schept harmonie tussen de hogere en de lagere werelden? Dat is misschien wel het moeilijkste raadsel dat er bestaat. Onze leraren leren ons dat deze harmonie de bijzondere schepping is van individuen die bepaalde daden verrichten omwille van de daden zelf. Zulke daden stijgen als een lied, als de grootste kunst, op naar alle sferen. (p. 276) © Chaim Potok, de gave van Asjer Lev, 1991

6


SAMENWERKING

Op een ochtend kwam de zon op in een slechte bui. “Ik ben het echt beu om iedere ochtend op te gaan en dag in dag uit licht te geven aan de aarde,” zei hij. “Ik ben het beu om het koren te doen rijpen en de sneeuw te doen smelten. Wat doen de mensen in ruil daarvoor ooit voor mij?” De zon dacht hier nog steeds over na toen het begon te regenen. “Vrouwe Regen,” merkte de zon op. “Jij geeft de aarde water en voortdurend laat je de bloemen groeien. Jij maakt de velden groen en vult de rivieren. Wat doen de mensen ooit voor jou in ruil daarvoor?” Toen de regen dit hoorde, fronste ze haar voorhoofd, brak los in een verschrikkelijk geraas en viel languit op de aarde. En toen ze viel, praatte ze op de aarde in: “Luister, Moeder Aarde. Jij staat toe dat de mens jou bewerkt, jou openrijt, jou bekrast en afschraapt. Wat doet de mens in ruil daarvoor ooit voor jou?” De aarde trok zich terug in haar eigen voren en mompelde tegen de graankorrel: “Hé, kleine graankorrel. Jij laat jezelf doodgaan zodat de mens brood kan eten. Wat doet de mens in ruil daarvoor ooit voor jou?” En de zon hield op met schijnen. De regen hield op met vallen. De aarde hield op met de graankorrel vast te houden. De graankorrel hield op met ontkiemen. En het leven verdween van het aardoppervlak.

Uiteindelijk raakte de zon verveeld omdat er niet langer nog kinderen in zijn warmte en licht dansten. De regen raakte bedroefd omdat hij nooit de glimlach van de tuinman in zijn tuin zag. De aarde kreeg een bezwaard gemoed omdat ze nooit de vreugdevolle stappen van de landarbeider op haar rug voelde. En de graankorrel rotte weg in eenzaamheid.

7


Samen besloten ze om een gesprek te hebben met God, de schepper, en dit is wat ze tegen hem zeiden: “Heer, alles in dit universum wat u zo goed en vruchtbaar geschapen heeft, sterft. We smeken u om leven terug te geven aan de aarde.” En God antwoordde: “Vrienden, ik heb jullie alles gegeven wat je nodig hebt om het leven op aarde te ondersteunen. Het leven kan alleen uit jullie en tussen jullie geboren worden. En het leven zal opnieuw geboren worden als ieder van jullie vanuit zijn of haar natuur deelt met de hele schepping. Want leven wordt geboren uit het delen van leven. En waar samenwerking wordt geweigerd, kan geen leven zijn.”

8


Sanctuary Though there are many roads to lead us Through heaven and hell and in between Fate is the frame sometimes deceives us When it cruelly leads to broken hopes and dreams

Will you be my sanctuary Comfort me when all the world's in vain Shelter me should I run for cover Show me the sun when all I can feel Is the rain

Sympathy, warmth and understanding With every breath of your love bequethed And I'll know I can get save landing Even though the storm may rise From deep beneath

Will you be my sanctuary Be for me when all the world's in vain Let me know your true devotion Open my eyes when I feel them Closing with pain

When all around seems to be trouble When life seems only to deceive 9


When nothing really seems to matter And I look in desperation For something I can believe

Will you be my sanctuary There for me when all the world's in vain Shelter me when I run for cover Open my eyes and help me to Be once again...

Š Sanctuary, by Argent and Blunstone, cd: Out of the Shadows, 2004

10


Thuis Uit eigen ervaring kan ik zeggen dat alleen het alleen zijn, ja juist dat alleen zijn leidt tot zelfkennis, creativiteit, ontplooiing. Wat op de piano rommelen gaat het mij best af als er niemand meeluistert, als ik iets wil schrijven wil ik niemand om me heen hebben en uiteindelijk vindt mijn spirituele zoektocht de meeste voeding in eenzaamheid. Er moet een ‘ik’ zijn, dat in veel alternatieve kringen vermaledijde ego, als grond van groei en ontwikkeling. Zaad kan alleen uitgroeien als het stil en verborgen in de aarde ligt, een eigen plekje opeist waarin het zich omhuld en beschermd weet. Zonder eierschalen waren er geen vogels, zonder baarmoeders geen mensen. Maar ook als we volwassen zijn hebben we nog steeds grenzen nodig waarmee we onszelf scheiden van de anderen, een persoonlijkheid en een lichaam die niet versmolten zijn met onze omgeving. Hoezeer het op het spirituele pad ook mag gaan om jezelf te verliezen, je één te weten met het bestaan, met God of hoe je het ook noemen wilt, er is iets als een eigen identiteit nodig, want wie of wat bereikt dan uiteindelijk die unio mystica? Eenheid kan alleen uit tweeheid worden geboren. Oikofobie is een ziekelijke afkeer van het thuis. Oikofobie is een angst voor jezelf, een lafheid waarin je niet voor je eigen identiteit durft op te komen. Angst voor het ego. Terwijl zonder dat ik, zonder die grens tussen jezelf en de ander, zonder dat opkomen voor jezelf, zonder assertiviteit het zaad van groei al in de kiem wordt opgelost. Het ontnemen van het recht op het eigene is dan ook niets minder dan een aanslag op het leven zelf. Zonder zich te kunnen verbergen, zonder intimiteit, zonder de mogelijkheid om zich in stilte en rust te kunnen afzonderen zal er weinig nieuws worden geboren. Zij die nooit een thuis hebben gekend, die nooit onder gelijkgestemden hebben kunnen leven, die nooit ontroerd zijn door kunst, die zich nooit mochten thuis voelen in een vertrouwd dorp of stadsdeel vinden moeilijk vervulling in hun leven, ontheemd en verweesd als ze worden door de beroving van hun eigen identiteit. © Satyamo, mei 2014

11


Purpose and passion If you can’t figure out your purpose, Figure out your passion. For passion will lead you right into your purpose. Š T.D. Jakes (bishop)

12


Inkeer Een geheim zo oud als de mensheid zelf, zit verborgen in ons hart. Alleen zij die de reis naar binnen durven te maken, zullen ontdekken wat niet buiten onszelf te vinden is: de essentie van ons bestaan. Steeds meer mensen zijn klaar voor deze ontwaking en ook jij kunt je aansluiten. Ook jij kunt de magiër zijn die je diep van binnen bent. Zoals Jezus ons het ware potentieel van de mens liet zien, is het nu aan jou om de goddelijke krachten in jezelf te activeren. Een nieuwe energie die alles met Jezus te maken heeft. Niet zozeer hem als persoon, als meer waar hij voor stond. Voor wat hij heeft gedaan. Jezus toonde zich als een magiër en liet ons het ware potentieel van de mens zien, iets wat soms wel het Christusbewustzijn 1) wordt genoemd. Het is de mens in zijn meest pure vorm; geheeld, gezuiverd, volledig ontwaakt en terug in zijn oorspronkelijke kracht. Ik zeg bewust ‘terug’, omdat het iets is dat we door de eeuwen heen zijn verloren. Het wonder waar je op hoopt of naar op zoek bent, ben jij zelf: een ziel die in staat is tot dingen die ver voorbij de realiteit gaan. Desondanks blijft er bij ons altijd een behoefte aan bevestiging bestaan. De fixatie op materie en de mening van de buitenwereld houdt ons klein en zelfs al krijgen we bevestiging van de magie die in ons zit, dan geloven we het zelf niet. Wie zijn wij? Waar komen we vandaan? Wat doen we hier? De discussie over de bedoeling van ons leven wordt al eeuwen gevoerd, maar toch blijft het mysterie bestaan. Dat is niet zo gek, want het mysterie zijn wij zelf. De herinnering zit in ons! Onder de vele lagen van angst, pijn, verdriet en alle andere emoties zit onze ware essentie. Het is een sluimerend bewustzijn dat wacht om ontdekt te worden, maar helaas zijn we vergeten hoe we erbij moeten komen. We zijn geprogrammeerd om te volgen, te gehoorzamen en te voldoen aan allerlei regeltjes en maatstaven. Aanpassen is onze tweede natuur geworden en zo komen we nooit bij onze ware kracht. Denk jij dat je klaar bent om volledig te ontwaken? Bereid je dan maar voor. Deze missie vraagt om volledige toewijding aan jezelf en het lef om [oude] overtuigingen (van de wetenschap, religie en spiritualiteit) opzij te zetten. Het begint met te erkennen dat je slaaf bent van een maatschappij die jou niet motiveert om jezelf te zijn. Je wordt zoet gehouden met allerlei afleidingen en bestookt met valse doelen en idealen. En terwijl er oorlogen blijven woeden en drama zich via de buis in elke huiskamer verspreid, kijk je machteloos toe hoe de wereld opgaat in chaos… en je kunt er niks aan doen, toch? De hoogste tijd om wakker te worden. Laat los wat is aangeleerd en je zult voelen hoe zeer jij jezelf hebt beperkt. Je bent zoveel meer dan je denkt en tot zoveel meer in staat dan je voor mogelijk houdt. Het alles overstijgende Christusbewustzijn 1) schuilt in ons allemaal met genoeg voorlopers. Maar het begint bij jou. Accepteer jij wie je bent? Kun jij jouw eigen grootsheid zien? Durf jij de controle los te laten en de reis naar binnen te maken? Geloof dat je bijzonder bent. Geloof in wonderen! Veroordeel je omgeving niet, want met z’n allen zijn we naar hetzelfde onderweg; ieder op zijn of haar eigen manier. Samen hebben we maar één doel en dat is om te zijn wie we werkelijk zijn. Zonder masker, zonder gedrag, zonder kritiek op elkaar. Dan is er

13


liefde en overvloed voor iedereen en kunnen we genieten van een nieuwe wereld, waarin we de magiërs van vroeger niet langer vereren, maar als spiegel voor onze eigen ziel gebruiken. Zij die grootsheid zoeken, blijven steken. Zij die het leven, groeien verder. © janosh.com, april 2014

1)In de gnostiek *heeft ieder mens twee naturen. De ene natuur is zijn persoonlijke natuur, waarbij hij zichzelf ervaart als geplaatst in de tijd, met een geboorte en een dood. Dat is de mens met een persoonlijke geschiedenis, een eigen identiteit en individualiteit en het bijbehorende 'persoonlijk bewustzijn'. De tweede natuur van de mens is zijn tijdloze, goddelijke kern, die in de gnostiek 'de Christus' wordt genoemd. Als bijvoorbeeld in de brief van Paulus aan de Kolossenzen in het Nieuwe Testament gezegd wordt: 'Het geheim is dit: Christus woont in u,' dan is dat voor een gnosticus duidelijk verstaanbaar als het Christus-bewustzijn. Er is hier een verwantschap met het boeddhistische begrip boeddha-natuur en de hindoeïstische Atman. Het spirituele pad van de dharmische religies heeft als doel het bewustzijn van de individuele mens weer te verenigen met zijn eigen boeddha-natuur of Atman, die tegelijk ook samenvalt met de ganse (ultieme) werkelijkheid. Ook van de gnostiek is het doel om het persoonlijk bewustzijn te verbinden met het Christus-bewustzijn *De gnostiek is een verzamelnaam voor een brede waaier aan religieuze stromingen binnen het vroege christendom. De term gnostiek is etymologisch afkomstig van het Griekse woord voor kennis, gnosis (γνωσις). In de gnostiek kreeg gnosis de speciale betekenis van mystieke kennis over de verborgen aard van de werkelijkheid en van de mens. De gnostiek onderscheidde zich daarmee van het confessionele christendom dat zich baseerde op geloof. Gnosis en geloof (gnosis en fides) vormden in de begintijd van het christendom twee religieuze tegenpolen onder de volgelingen van Jezus. De gnostiek beleefde een bloeitijd in de eerste drie eeuwen na Christus. Sommige hedendaagse historici neigen ernaar de gnostiek een invloedrijke positie te verlenen in de wordingsgeschiedenis van het vroege christendom. Vanaf halverwege de tweede eeuw werd de gnostiek fel bestreden en als ketterij veroordeeld door het zich toen vormende, op een geloof gebaseerde kerkelijke christendom. Op het Concilie van Nicaea in 325 aanvaardde de Kerk de Geloofsbelijdenis van Nicea. Hoewel de inhoud van deze geloofsbelijdenis vooral gericht was tegen het arianisme verwierp de belijdenis ook gnostische leringen. De gnostiek is opnieuw onder de aandacht gekomen door de vondst, in 1945, bij Nag Hammadi in Egypte van 52 geschriften uit de begintijd van het christendom. Onder deze Nag Hammadi-geschriften bevonden zich merendeels tot dan toe onbekende, verloren gegane gnostische teksten. Bron: wikipedia

14


Just a thougt Ik [weet] niet of ik in God geloof of niet. Omdat ik niet weet wie Hij is. Terwijl ik wel geloof in iets als goddelijkheid, iets dat eigenlijk geen geloof is omdat het een ervaring is. En omdat ik alleen in mijn eigen ervaringen kan geloven. Teveel religieuze geschriften vind ik warrig, chaotisch en zoetsappig. Oosterse stromingen als taoïsme, zen, boeddhisme en advaita vedanta zijn voor mij meer down to earth en getuigen van meer intelligentie dan de meeste wereldgodsdiensten. Het grappige is dat die allemaal geen god nodig hebben, terwijl ze wel degelijk gaan over bevrijding, verlossing, verlichting, innerlijke vrede of hoe je het doel van religieuze of spirituele exercities ook mag noemen. God is dan overbodig, ja, zelfs vaak een grote beer op het spirituele levenspad. Alsof je het goddelijke slechts dan kan vinden als je ontdekt dat Hij niet bestaat. Misschien is het grootste geheim van God wel dat Hij niet bestaat. Net als de stilte, de leegte en de duisternis: de oerklank, de achtergrond en bron van de schepping die overal en altijd aanwezig is. Het Iets dat uit het Niets geboren wordt. God bestaat, en tegelijk bestaat Hij niet. Zoiets kan Hij alleen. Š www.satyamo.nl 28 maart 2014

15


Wat je was Utrecht, ze klinkt wat zachter, wat gedempter, Ze herinnert zich nog scherp wat je ooit was.

Je namen: Catherijnesingel, Kromme Nieuwe Gracht, Biltstraat en Lucasbolwerk, je sensueel station, het is gesloopt nu, en bruin en roze de baksteen van je huizen.

Ik reed als uk van vier rond op lijn negen Een keer naar Utrecht dat me woorden gaf; Kijk, mamma, water en het Vredenburg en de Dom.

O, Utrecht van de Lessinglaan, de vriendjes, Die van de katholieke kleuterschool, Het kalfje, Vleuten, de Spinozabrug,

Hoezeer ze je als provinciestad verachten, Hoe bruut de makelaars je ook verkrachten, Jij bent het baksteenparadijsje van mijn jeugd.

De grachten zijn bij valavond zeer glanzend, Precies zoals ik ze als kleine jongen zag: De lichte lucht, de werfkelders, de huizen. 16


In Oog in Al zijn alle zonneschermen Vertrouwd en blij oranje en wit. Thee wordt Gedronken op terrassen, radio’s klinken, De lanen zijn beschaduwd, kinderen spelen; Utrecht bestond alleen uit zomerdagen En nooit, nooit wist ik van mijn mamma, gingen ze voorbij.

Dat ingetogen Utrecht gaf me taal, Leerde me baksteen tegen baksteen zeggen En gaf me liefde voor wat Holland was En niet meer is: kanalen, tuintjes, Gras En winderig en wijd en blauw en krom De lucht van Holland en daarin de Dom.

Het volk was kneuterig, kraaktnet, gezellig En iedereen was lief. Ook dat is weg,

Geert van Istendael, 1984, geschreven voor en voorgelezen tijdens De nacht van de poezie in Utrecht

17


DE ZONNEBLOEM EN DE MUS

Tussen een oude houten kast en de roestige trommel van een wasmachine groeide een kleine zonnebloem. Ze was omringd door rommel en verval. In de wijde omtrek was ze de enige bloem. Waarom de zonnebloem uitgerekend daar groeide, wist niemand. De bloem was vaak bedroefd en ’s nachts droomde ze van weelderige weiden, van velden met kleurrijke bloemen waar de vlinders om haar heen vlogen. Op een dag streek een verfomfaaide kleine mus voor haar neer en staarde haar met open bek aan. “Wat ben je mooi,” tsjilpte hij. “Echt prachtig.” “Nee, dat ben ik niet,” antwoordde de zonnebloem verdrietig. “Je zou mijn zusters eens moeten zien. Die zijn tien keer groter dan ik. Ik ben klein en lelijk.” “Voor mij ben je de mooiste van allemaal,” piepte de mus en vloog weg. De vogel kwam vanaf die dag iedere dag op bezoek bij de zonnebloem. En iedere dag werd de zonnebloem een beetje groter en iedere dag werd haar bloem een beetje fleuriger. Ze werden vrienden.

Maar op een dag kwam de mus niet. En ook de volgende dag, en de dag daarna niet. De zonnebloem maakte zich grote zorgen. Op een ochtend zag ze toen ze wakker werd de mus met gestrekte vleugels voor haar liggen. Dat was een grote schok voor haar. “Ben je dood, mijn kleine vriend? Wat is er gebeurd?” Langzaam deed de vogel zijn ogen open. “De laatste paar dagen heb ik niets te eten gevonden op de vuilnisbelt. Nu heb ik helemaal geen kracht meer. Ik ben naar jou toe gevlogen zodat ik dicht bij jou kan sterven.” “Nee. Nee!” riep de zonnebloem. ”Wacht. Wacht even!” Ze boog haar zware bloemenhoofd naar hem over en er vielen een paar zonnebloempitten op de grond. “Raap die op, mijn kleine vriend. Ze zullen je nieuwe kracht geven.” De mus brak met zijn laatste restje energie een paar van de pitten open en bleef uitgeput, bewegingloos liggen.

Maar een dag later voelde hij zich al sterker. Hij wilde naar de zonnebloem gaan en haar bedanken, maar hij schrok hevig toen hij haar zag. Haar gele bloemblaadjes waren allemaal slap en haar bladen hingen levenloos omlaag. “Wat is er met jou aan de hand, zonnebloem?” tsjilpte hij in zijn ontsteltenis.

18


“Maak je over mij geen zorgen,” zei de zonnebloem zwakjes. “Mijn tijd zit erop. Weet je, ik heb altijd gedacht dat mijn bestaan hier op de vuilnisbelt zinloos was. Maar nu weet ik dat alles een doel heeft, ook al begrijpen we het niet altijd. Zonder jou zou ik mijn wil om te leven hebben verloren en zonder mij zou jij jouw leven verloren hebben. En kijk, er liggen nog steeds een heleboel zonnebloempitten op de grond. Laat er een paar liggen en misschien zullen hier op een dag een heleboel zonnebloemen groeien en zullen er een heleboel verfomfaaide mussen als vlinders omheen vliegen.” © www.zinnigeverhalen.nl

19


Tweeling In de gnostiek geldt dat we als mens twee naturen hebben. Die twee naturen heten daar een tweeling. Hoe zit dat precies? Als mens zijn we ons bewust van ons tijdelijk bestaan tussen geboorte en dood, met een geschiedenis en een persoonlijke identiteit. Daar hoort onze burgerlijke naam bij. Dat is het bewustzijn van onze persoonlijke natuur. De tweede natuur van de mens heet in de gnostiek ‘de Christus’ of de ‘Christusnatuur’. Als bijvoorbeeld in de brief aan de Kolossenzen in het Nieuwe Testament gezegd wordt: ‘Het geheim is dit: Christus woont in u’, dan is dat voor een gnosticus duidelijk verstaanbaar. Ja, dat is het geheim waar het in de gnostiek over gaat. ‘De Christus’ woont in elk mens. Of anders gezegd: elk mens is een Christus. Er is hier een grote verwantschap met het boeddhistische begrip ‘Boeddhanatuur’. Elk mens, alle wezens en alle dingen hebben Boeddhanatuur, leert het boeddhisme. Het spirituele pad van het boeddhisme heeft als doel het bewustzijn van de individuele mens te verenigen met zijn eigen tijdloze Boeddhanatuur, die tegelijk ook de Boeddhanatuur is van de ganse werkelijkheid. Ook in het hindoeïsme spreekt men over de twee naturen van de mens: Atman en Brahman noemt men die. Atman is het persoonlijk zelf, Brahman het kosmisch zelf. In de Bhagavad Gita zegt Krishna (de goddelijke personificatie van Brahman) tegen Arjuna: Ik ben het Zelf tronend in het hart van de mensen. In de gnostiek wordt hetzelfde gezegd over de Christus. Elk mens heeft Christusnatuur, elk mens is een Christus. Die overtuiging ligt onder andere ten grondslag aan het Thomasevangelie. Maar wat is dat nou, die Christusnatuur van de mens? De ervaring van de persoonlijke natuur van de mens en van de Christusnatuur dient men te verstaan als twee verschillende toestanden van het ene menselijke bewustzijn. De persoonlijke natuur ervaren we als we ons bewustzijn verbinden met ons alledaagse, tijdelijke bestaan tussen geboorte en dood, als deze ene mens die jij bent, in de situatie waarin jij je bevindt. Daar zeg je ‘ik’ tegen. De Christusnatuur is een naam voor een andere toestand van hetzelfde bewustzijn. Daarin ervaren we onszelf als deel van het geheel, als deel van ‘het Al’ zegt de gnostiek dan. Je zou het dus, in plaats van Christusnatuur, ook eenheidsbewustzijn kunnen noemen, of, met een hedendaagse term: transpersoonlijk bewustzijn. De naam doet er dus niet zo toe. Wezenlijk is dat het woord Christusnatuur verwijst naar een ervaringsmogelijkheid van elk mens, niemand uitgezonderd. 20


De meeste mensen identificeren zich gewoonlijk alleen met hun tijdelijk bestaan, met hun persoonlijke natuur. Dat is de alledaagse, als normaal ervaren toestand van het bewustzijn. Het menselijk bewustzijn kan echter geopend worden voor een grotere dimensie. Die andere dimensie van het bewustzijn kan zich soms manifesteren in al zijn zuiverheid als een mystieke ervaring die dwars door de alledaagse ervaring heen breekt, als een lichtstraal die plots van achter de wolken tevoorschijn komt en het hele bestaan verlicht. Die ervaring gebeurt. En die gebeurtenis heeft heel eigen kenmerken. Het is bovenal een besef van verbondenheid met al-wat-is, als een ondergedompeld zijn in liefde. Het is ook een besef van totale vrijheid, maar dan wel een vrijheid die onlosmakelijk gekoppeld is aan liefde. Het is een zijnservaring. Het geeft je een besef van een onwankelbare grond onder je bestaan. Je kunt niet meer uit de boot vallen, wat er ook gebeurt. Een ander kenmerk van de mystieke ervaring is de tijdloosheid. Het lijkt wel alsof er in de mystieke ervaring geen tijd bestaat, alsof alle tijdelijkheid verdwenen is. En dat alles is gevat in een onmiskenbaar besef van ‘dit is het’, dit is waar het om gaat. Maar na de grootsheid van die mystieke ervaring is er ook altijd de terugval in het gewone aardse bestaan. En het contrast daarvan met de onbelemmerder goedheid van de mystieke ervaring kan als schrijnend worden ervaren. Nu zijn er spirituele tradities die daarom helemaal mikken op dat transpersoonlijke eenheidsbewustzijn, alsof het alleen daarom zou gaan, en alsof we alles wat met ons tijdelijk bestaan te maken zou hebben moeten loslaten, of zelfs verachten, alsof we daarvan verlost zouden moeten worden. Dat heet dan onthechting en egoloosheid. Maar dat zijn niet de opties van het Thomas evangelie. Het kenmerkende van Thomas in vergelijking met andere spirituele tradities is dat het oproept tot de vereniging van die twee verschillende bewustzijnstoestanden, om die twee één te maken. Maar hoe doe je dat? Uitgangspunt van Thomas is dat de zijnskwaliteiten van de mystieke ervaring permanent aanwezig zijn in de mens als een innerlijk weten, de gnosis. Het gaat erom de innerlijke stem daarvan te leren verstaan in de praktijk van het leven. Het doel van het spirituele pad van Thomas is dus niet het onthechten van alles wat met het lichaam en de materie te maken zou hebben, en ook niet egoloosheid, maar de vereniging van ieders unieke eigenheid, de persoonlijke natuur, met het tijdloze en allesomvattende eenheidsbewustzijn van de Christusnatuur, of hoe je dat ook noemen wilt. © http://www.gnostiek.nl/db/nieuws/?id=139

21


Preek van een Leek (Spinvis)

“In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God” (Johannes 1:1) Zondag 15 april 2012 klimt de muzikant Spinvis tijdens de Preek van de Leek op de kansel om de gemeente toe te spreken over de kracht, het gevaar, het tekortschieten van taal. Hoe woorden kunnen troosten en verwonden, haat kunnen zaaien en liefde kunnen schenken. Is het een communicatiemiddel? Wat valt er dan te zeggen van de eenzame lezer die hardop een gedicht leest? Over de taal van het Hooglied waarin de liefde in woorden wordt gegoten. Over dat woorden zelden zichzelf bedoelen. Zondag 15 april 2012, aanvang 1700u. Protestantse Gemeente van Nieuwegein Noord De Dorpskerk Nedereindseweg 1-3, 3438 AA Nieuwegein

Lezingen uit 1 Samuël 16, Hooglied en Johannes 1

Gemeente, Als een koord van karmozijn zijn je lippen, je mond is betoverend. Als het rood van een granaatappel fonkelt je lach. De taal van het Hooglied tovert ons beelden voor ogen. Beelden van zonovergoten tuinen. Van hennabloemen en wierookbomen. Het is zo beeldend geschreven dat je de granaatappels bijna kunt proeven. Woorden. Alleen door woorden kan dit. De beschreven tuinen zijn al eeuwen en eeuwen verdwenen en de geliefden die zo naar elkaar verlangden zijn al lang opgegaan in elkaars stof. Maar hun liefde kunnen we nu nog lezen en voelen. Herkennen. We herkennen het verlangen. We kennen deze mensen. Zo sterk zijn woorden. Het geschreven woord staat buiten de tijd. We stellen ons een man voor. En een vrouw. Het Hooglied is bijna drieduizend jaar oud.En wie het ook las, of hoorde. Waar het ook klonk. In de verbeelding van de luisteraar verscheen een man en vrouw. Ze leven eeuwig. Hun liefde is eeuwig. Door het Woord. Zo groot is het woord.

22


Ik ben een leek. Ik leef zonder God. Ik ben Goddeloos. Dat ik hier sta en mag spreken is een Godswonder. Ik leef met het woord. Ik leef van het woord. Ik zet mijn verbeelding om in taal. Ik groeide op met taal. Mijn vader is wiskundige. Op zondag gingen we niet naar de kerk. Op zondagochtend deden we taalspelletjes. Jongleren met de logica. Paradoxen. Over de Kretenzer die beweert dat alle Kretenzers liegen. We spraken over beweringen en definities over wat een bewijs is en wat een gevolgtrekking. Logica. Logos. We spraken in woorden over woorden. We spraken over God. Als God had bestaan, zei mijn vader, dan was het getal PI gewoon drie geweest en niet drie komma veertien en nog wat. Ik leef met het woord. Ik leef van het woord. Geschreven Gezongen of Gesproken. Gesproken woorden waaien weg. En gelukkig maar. Hoe vaak zeg je niet iets stoms of onhandigs. Soms kwetsend, soms ongewild. Die woorden waaien weg. Net als het blaffen van honden in de nacht of het geluid van een taxi in de straat. Na verkeerd gekozen woorden zeggen we : Sorry, of zand erover. Over het geschreven woord gaat geen zand. Dat blijft leven. Blijft liefhebben. Blijft ontroeren. Maar blijft ook kwetsen. Blijft haten. Het blijft. maar het geschreven woord kan niet fluisteren of twijfelen. Het is niet hees van verdriet of in ademnood van het lachen. Je kunt het geschreven woord niet in de ogen kijken. Kleine zinnetjes op twitter en facebook die voortkwamen uit een mislukte grap of stomme bevlieging blijven staan. Staan zwart op wit. Wat ongezien had moeten oplossen in het avondlicht komt in plaats daarvan de volgende dag in het nieuws. Je moet het leren door schade en schande. Een e-mail of sms versturen als je boos bent of verdrietig of beneveld door alcohol. Veel mensen weten wat ik bedoel. Dan kent het geschreven woord geen context en geen genade. Ik schreef er ooit een lied over: Kus me dan en bijt mijn tong af.

ik zal gelukkig zijn zwijgen en kijken als een krokodil zo ondoorgrondelijk lijken voor dat de ochtend komt en ik me maar weer bedenk sluit de gordijnen kus me dan en bijt mijn tong af

ik dank de hemel vast voor de kevers in het gras en voor de meisjes uit mijn klas en voor de bloemen op mijn graf 23


bedankt alvast als je zo lief wil zijn hou mijn hand nog even vast tot de ochtend van de allereerste dag kus me dan en bijt mijn tong af

We leven in een tijd waarin het vormen van een mening geen zin lijkt te hebben als die mening niet binnen tien seconden gedeeld kan worden met duizenden anderen. Ik ga hier niet preken over hoe slecht dat is. Ik weet niet hoe goed of slecht dat is. Het heeft zoveel kanten. Wel geloof ik dat we de gevolgen van dit nieuwe gedrag nog lang niet kunnen overzien. En ik hoop dat het kleine gesprek zal blijven bestaan. Zo’n gesprek waarin stiltes vallen. Waarin wordt gezocht naar woorden. Oogcontact wordt gemaakt. Of vermeden. Het woord was bij God en het woord was God Het woord “gras” is niet het gras zelf. Toch tovert het woord direct een beeld voor ogen. Je ziet een gazon of je voelt de dauw op je blote voeten. Huis. Jas. Vader. Keuken. Strand. Het woord “liefde” verwijst naar iets waarvan we ongeveer denken te weten wat het is, maar het woord “liefde” is niet de liefde zelf. Woorden geven een naam aan iets anders. Ik heb altijd gedacht dat er slechts één uitzondering was. Alleen het woord “woord” betekent zichzelf. Verwijst naar niets anders dan naar zichzelf. Toen ik daar over sprak tijdens de voorbereiding van deze middag bleek er nog een uitzondering te zijn.. Ook het woord “God” verwijst alleen naar zichzelf. Dat inzicht trof me. Maar het klopt wel. God is niet de naam van God. Het woord is God zelf. Eerst was er het woord. Zelf nog voor er een ruimte was waarin het kon resoneren. Nog voordat er iemand was die het kon horen was er het woord. Het woord geeft een naam aan alles. Ik ben een leek. Ik leef met het woord. Ik geloof dat God en Woord een en hetzelfde begrip zijn. Mijn Bruid, je lippen druipen van honing , melk en honing proef ik onder je tong Geen woord kan een kus vervangen. Een kus kan een directe expressie van liefde zijn. Een kus is het woordeloos opgaan in de ander . Maar een kus of een streling bestaat alleen in het nu. De aanraking bestaat zolang hij duurt. Je kunt hem ondergaan maar niet bewaren. Je kunt hem herinneren. Of beschrijven. Een handdruk of een omhelzing. Een gebaar van genegenheid, vriendschap, troost. Het verlangen van de twee geliefden uit het Hooglied is diep en oprecht. Een kind dat een kusje geeft op een oud litteken op je hand doet dat volkomen spontaan en gemeend. Dat voel je. Maar ook de bedoeling van een gebaar kan geveinsd zijn. De lichaamstaal van een politicus die kracht en overtuiging wil uitstralen is zorgvuldig ingestudeerd. We zien de ontspannen houding van een minister-president maar we lezen iets anders. Een lach kan niets meer dan behaagzucht zijn. Een compliment niets meer dan een

24


truc. Een kus kan een Judaskus zijn. Hoe weten we dan wat echt is ? Wat oprecht is ? We weten het. Niet altijd. Maar meestal wel. Je kunt er op vertrouwen. Op je intuïtie. Instinct. Gezond verstand.

In het boek Samuel had Saul dat gezond verstand verloren. God zond hem een kwade geest, zo staat er. Steeds wanneer de geest van God Saul overmande,. nam David zijn lier en tokkelde op zijn snaren, dat luchtte Saul op en deed hem goed. en de kwade geest liet hem dan voor even met rust Die kwade geest. Wat was dat voor kwade geest ? Saul wist niet meer wat echt was en niet. Hij was verdwaald in het labyrint van de hele en halve leugens om hem heen. Was het wel een waan waar Saul doodongelukkig van werd ? Of was het juist het inzicht dat hem ten gronde richtte? Waarom bracht de muziek van David hem tot rust ? Muziek kan niet misleiden. Je kunt muziek mooi vinden of niet. Je kunt het niet begrijpen of oppervlakkig vinden. Je kunt er tot tranen toe door geroerd worden of er gillend voor wegrennen. Maar liegen doet het niet. Het beweert niets. Heeft geen mening. Een melodie kan niet iets anders bedoelen dan wat ze zegt. De kwade geest had Saul beroofd van zijn vertrouwen op zijn innerlijke stem. Van alles en iedereen om hem heen kon hij alleen nog vertrouwen op de muziek, zijn laatste vriend. Gemeente, dit is de eerste keer dat op de kansel sta. Waarschijnlijk ook de laatste. Ik heb maar 1 kans en als ik zou zeggen wat ik allemaal te zeggen had stonden we hier morgen nog, maar nog één aspect zou ik willen aansnijden : de vierde dimensie van taal : de poëzie. Poëzie is zo’n mysterieuze taalvorm. Volgens mijn wiskundige vader, de vleesgeworden ratio, en de liefste man op aarde, is poëzie als tennissen zonder net. Het is zinledig. Het beweegt zich buiten de muren van beweringen en definities. Als je het leest is het van jou en voor jou en niemand anders zal er in lezen wat jij er in leest. Ik lees de Bijbel als een gedicht. Het is muziek. Geen handleiding. Straks, aan het einde van de dienst mag ik nog even op het orgel spelen. Wat ik ga spelen weet ik nog niet. Ik laat mijn vingers vrij. Het zullen lang aangehouden tonen zijn. Ik zal proberen om zwijgende muziek te spelen. Lieve mensen, zet vanavond een klein gedicht op papier. Gewoon voor jezelf. Het hoeft niet mooi of goed te zijn. Hoeft niet te rijmen. Het hoeft nergens over te gaan. Laat het aan niemand lezen. Hou het in jezelf. Van jezelf. En zwijg er over. Het is jouw gesprek met het woord. Het woord was bij God en het woord was God Amen.

Gepost door spinvis, april 2012 http://www.spinvis.nl/archief/2012/04/17/woord/#extended 25


Life as a School When he went blundering back to God, His song half written, his work half done, Who knows what paths his bruised feet trod, What hills of peace or pain he won?

I hope God smiled and took his hand, And said, “poor truant, passionate fool! Life’s book is hard to understand: Why couldst thou not remain at school?” © Charles Hanson Towne

26


Niets

Wilt ge er toe komen alles te weten, wens dan in niets iets te weten. Wilt ge ertoe komen alles te genieten, wens dan in niets enig genot te vinden. Wilt ge ertoe komen alles te bezitten, wens dan in niets iets te bezitten. Wilt ge ertoe komen alles te zijn, wens dan in niets iets te zijn. Sinds ik mij in het niets heb gesteld, vind ik dat mij niets meer ontbreekt. Johannes van het Kruis

27


Dietrich BONHOEFFER (1906-1945) Op 6 april 1945 stierf theoloog en kerkleider Dietrich Bonhoeffer in het concentratiekamp van Flossenbürg (vanwege zijn betrokkenheid bij de poging om Hitler ten val te brengen). “Bonhoeffer is de enige grote twintigste eeuwse Duitse theoloog, die men in de eenentwintigste eeuw nog de moeite van het lezen waard zal vinden” aldus theologe Dorothee Sölle

Sommige teksten van Bonhoeffer zijn nu, zo’n 70 jaar later, inderdaad nog steeds aansprekend. Deze zijn met name te vinden in ‘Verzet en Overgave’. Dit boek bevat de aantekeningen en brieven die Bonhoeffer in de gevangenis schreef van 1943 tot 1945. Deze uitgave is uitgebreid met aanvullende teksten uit het verzameld werk van Bonhoeffer. Bonhoeffer weigert zijn situatie te ondergaan als lot; denkend en analyserend zoekt hij zijn weg tussen verzet en overgave. Bonhoeffer wint die strijd en bereikt een geestelijke vrijheid die hem in staat stelt te leven voor anderen. Met de ernst en de scherpte van een ter dood veroordeelde denkt hij na over de toekomst van de christenen, over de mondigheid van de mens, over een areligieus christendom en de plaats van de kerk in de wereld. Hieronder een selectie van teksten die mij persoonlijk aanspraken.

‘Zalig de vredesstichters, want zij zullen kinderen Gods genoemd worden’. 'Jezus' volgelingen zijn tot vrede geroepen. Toen Jezus hen riep, vonden ze hun vrede. Jezus is hun vrede. Nu zullen ze de vrede niet alleen hebben, maar ook stichten. Daarmee onthouden ze zich van geweld en oproer. De zaak van Christus is daarmee nooit gediend. Het rijk van Christus is een rijk van vrede en in de gemeente van Christus begroet men elkaar met de vredesgroet. De discipelen van Jezus bewaren de vrede, doordat ze liever zelf lijden dan een ander te doen lijden, ze bewaren de gemeenschap, waar de ander die verbreekt, ze wensen geen zelfhandhaving en zwijgen bij haat en onrecht. Zo overwinnen zij kwaad met 28


goed. Zo zijn ze de stichters van goddelijke vrede, midden in een wereld van haat en oorlog. Nergens echter zal hun vrede groter zijn dan daar waar zij de boosaardigen in vrede tegemoet treden en bereid zijn door hen te lijden. Dietrich Bonhoeffer: uit een meditatie van Bonhoeffer over de Zaligsprekingen uit de Bergrede (Uit ‘Navolging’)

Als wij de mens verachten, vervallen wij precies in de hoofdzonde van onze tegenstander. Wie een mens veracht zal nooit iets goeds uit hem maken. Wat wij in anderen verachten is onszelf nooit helemaal vreemd. Vaak verwachten wij meer van anderen dan wij zelf bereid zijn te doen. De enig vruchtbare verhouding tot de mensen - vooral tot de zwakken – is liefde, de wil hun leven te delen. God zelf heeft de mensen niet veracht, maar is mens geworden om wille van de mens’. Meditatie over ‘De mens verachten?’ (Uit zijn boek: ‘Ethiek’)

Dood Kom dan, hoogtepunt, feest op de weg naar de eeuwige vrijheid, dood, doe de lastige boeien en muren opzij van 't vergankelijk lichaam en onze verblinde ziel. Laten we eind'lijk aanschouwen, wat ons niet vergund was te zien. Vrijheid, we zochten j e in discipline, in doen en in lijden, Stervend herkennen we jou in het aangezicht Gods’

Uit: Gedicht: ‘Stadia op de weg naar de vrijheid’

Religieuze mensen spreken over God zodra hun menselijke kennis hen in de steek laat (vaak ten gevolge van denk-luiheid) of zodra menselijke krachten te kort schieten. Het is eigenlijk altijd weer de deus ex machina, die ze laten opdraven als schijnoplossing voor onoplosbare problemen, of als kracht wanneer de mens tekort schiet. Steeds weer wordt er geprofiteerd van menselijke zwakheid, steeds weer wordt er geopereerd aan de grenzen van het menselijke. Dit kan uiteraard maar standhouden, totdat de mens met eigen kracht de grenzen nog verder terugdringt en God als deus ex machina overbodig wordt. 29


Dit praten over grenzen is voor mij een zeer bedenkelijke zaak geworden (is zelfs de dood nog een echte grens? – de mensen zijn er nauwelijks meer bang voor – en de zonde – de mensen weten nauwelijks nog wat het is). Ik heb altijd de indruk dat we hiermee angstig ruimte uitsparen voor God. Ik zou van God willen spreken, niet aan de grenzen maar in het centrum, niet bij zwakheid maar bij kracht, dus niet bij dood en schuld maar bij het leven en het goede van de mens. Aan de grenzen lijkt het mij beter te zwijgen en het onoplosbare onopgelost te laten. De brief van 30 april 1944; uit: Verzet en Overgave, 274-276.

“…voor de algemeen menselijke vragen van dood, lijden en schuld. We hebben op het ogenblik menselijke antwoorden op deze vragen, we hoeven niet terug te vallen op God. Ook zonder God komen de mensen klaar met deze vragen en dit is altijd zo geweest. Het is eenvoudig niet waar dat alleen het christendom hier een oplossing heeft. De christelijke antwoorden zijn niet meer of minder overtuigend dan eventuele andere oplossingen. Ook hier is God geen stoplap. Hij moet erkend worden midden in het leven en niet pas aan de grenzen van ons kennen, als we sterk en gezond zijn en niet pas als we lijden, als we handelen en niet pas als we zondigen. Uit een brief van 29 mei 1944, uit verzet en overgave, p. 305-307

“ Ik geloof dat wij onze energie moeten richten op het grote, waar het werkelijk om gaat en tegelijkertijd het voor-de-hand-liggende moeten doen, datgene waar je niet langs kunt. Wij moeten ons vastberaden verzetten tegen het ‘lot’ – het onzijdige van dit woord vind ik belangrijk – en er ons even vastberaden aan onderwerpen in bepaalde omstandigheden. De grens tussen verzet en overgave is dus niet principieel te trekken. Beide zijn noodzakelijk en met beide moeten we vastberaden leven. Het geloof eist dit soepele en bewuste leven. Zo alleen kunnen wij in iedere situatie staande blijven en ze vruchtbaar maken.” Uit de brief van 21 februari 1944, Verzet en overgave, p. 305-306

30


CHRISTEN EN HEIDEN

Mensen gaan naar God toe in hun nood, smeken om hulp, vragen om voorspoed, brood, redding uit ziekte, verlossing uit schuld en dood. Zo doet elk mens, elk mens, christen en heiden.

Mensen gaan naar God toe in zijn nood, vinden Hem arm, gehoond, geen onderdak, geen brood, zien Hem verslonden door zonde, zwakte en dood. Een christen staat naast God in al zijn lijden.

God gaat tot alle mensen in hun nood, verzadigt lijven en zielen met zijn brood, lijdt voor christen en heiden aan ’t kruis de dood, en vergeeft ze beiden.

Dietrich Bonhoeffer; Uit Verzet en overgave, p. 347

31


Het verbond van de Regenboog "Nu ga ik mijn verbond aan met u en met uw nageslacht, en met alle levende wezens die bij u zijn, met de vogels en de viervoetige dieren, met alle dieren van de aarde die bij u zijn, al wat uit de ark is gekomen, al het gedierte van de aarde. Ik ga met u een verbond aan, dat nooit meer enig levend wezen door het water van de vloed zal worden uitgeroeid, en dat er zich nooit meer een vloed zal voordoen om de aarde te verwoesten." En God zei: "Dit is het teken van het verbond, dat ik instel tussen Mij en u, en alle levende wezens die bij u zijn, voor alle geslachten. Ik zet mijn boog in de wolken, die zal het teken zijn van het verbond tussen Mij en de aarde. Wanneer ik op de aarde de wolken samenpak en de boog in de wolken zichtbaar wordt, dan zal ik denken aan het verbond tussen Mij en u en alle levende wezens, alles wat leven heeft…" Aldus zei God tegen Noach en zijn zonen, Genesis. Hoofdstuk 9. Vers 8 – 15. Ik las onlangs het boek ‘De geheime Newton’ van Geert Kimpen. Daarin kwam ik voor het eerst het begrip ‘De Zeven wetten van Noach’ tegen. Ik ben met de bijbel opgegroeid, maar van de zeven noachidische wetten had ik nog nooit gehoord. Ik sloeg dus het bijbelboek Genesis eropna. Zonder resultaat, ik kon de zeven geboden niet vinden. Na wat googelen ontdekte ik dat de zeven wetten afkomstig zijn uit de Talmoed. De Talmoed is naast de Tenach (Tora, Profeten en Geschriften, beter bekend als het Oude Testament) het tweede belangrijkste boek binnen het jodendom. In feite lijken de 7 geboden aan Noach een soort voorloper van de 10 geboden aan Abraham, zo lijkt het. Maar dat ze toch wel belangrijk zijn blijkt wel uit het navolgende. Op 20 maart 1991 erkende de Verenigde Staten van Amerika het legitieme karakter van de Noachidische Geboden. De president tekende de publieke wet 102-14 waarin staat "ethische waarden en principes zijn de basis van de maatschappij sinds het ontstaan van de beschaving, toen ze bekend waren als de zeven Noachidische Wetten." Deze Zeven Wetten staan niet alleen in de Talmoed maar ook in andere teksten. In het apocriefe boek Jubileeën worden deze wetten voor het eerst buiten de Bijbel genoemd. Ook komen ze voor in het boek de Sibylinne Orakels. In het Nieuwe Testament staan, in tegenstelling tot de vele verboden en geboden uit het oudet Testament, een alleen een paar 'noodzakelijke regels' (geen bloed drinken, geen seksuele immoraliteit, geen vlees van dieren die wreed zijn geslacht of aan afgoden zijn gewijd) die voortkomen uit de Noachidische geboden. De profeet Mohammed heeft zijn volgelingen ook over de Noachidische geboden onderwezen. In de midrasjiem (Joodse geschriften) komen de Noachidische geboden voor in Genesis Rabbah en Deuteronomium Rabbah. De Joodse Talmoed geleerden hebben de zeven geboden in het jaar 200 vóór het begin van de gewone jaartelling vastgelegd. 32


1.Het scheppen van een rechtsorde (gebaseerd op Genesis 18:19, “Om te doen gerechtigheid en gerichte.”); 2.Het verbod op blasfemie, godslastering (afgeleid van Leviticus 24:16, “En wie den Naam des Heeren gelasterd zal hebben, zal zekerlijk gedood worden.”); 3.Het verbod op idolatrie, afgodendienst (gebaseerd op Exodus 32:8, “En zij zijn haast afgeweken van den weg, dien Ik hun geboden had, zij hebben zich een gegoten kalf gemaakt; en zij hebben zich voor hetzelve gebogen, en hebben het offerande gedaan, en gezegd: Dit zijn uw goden, Israël, die u uit Egypteland opgevoerd hebben.”); 4.Het verbod op onzedelijkheid, immoraliteit (af te leiden uit de instelling van het huwelijk tussen een man en een vrouw in Genesis 2:22-24, maar hierbij valt ook te denken aan de morele voorschriften in Leviticus 20:10-21); 5.Het verbod op het vergieten van bloed, moord (zie Genesis 9:6, “Wie des mensen bloed vergiet, zijn bloed zal door den mens vergoten worden; want God heeft den mens naar Zijn beeld gemaakt.”); 6.Het verbod op diefstal (de rabbijnen verwijzen hier naar de opdracht die te vinden is in Genesis 2:1617, En de Heere God gebood den mens, zeggende: Van allen boom dezes hofs zult gij vrijelijk eten. Maar van den boom der kennis des goeds en des kwaads, daarvan zult gij niet eten; want ten dage, als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven.” Alles is van God, eten van een boom zonder toestemming van Hem is derhalve diefstal.); 7.Het verbod op het eten van vlees dat van een levend dier is genomen (Genesis 9:4 is hier heel duidelijk over: “Doch het vlees met zijn ziel, dat is zijn bloed, zult gij niet eten.”).

Toelichting De eerste wet van Noach; verbod op afgoderij De essentie van de Zeven Wetten van Noach is het verbod op afgodenverering, ofwel afgoderij. Men ontkent de essentie van religie door een andere 'godheid' dan de Schepper te aanbidden. Het is verboden om enig schepsel te dienen of te aanbidden - geen mens, geen engel, geen plant, geen ster, noch de elementen (aarde, water, vuur en lucht), noch enig ding dat er van afgeleid kan worden. Om zich aan het verbod op afgoderij te kunnen houden, zal men zich bewust moeten worden van Gods eenheid.

De Tweede wet van Noach; Gij zult niet moorden Het is niet toegestaan een ander mens te doden omdat het leven het meest waardevolle onderpand is dat een mens bezit. Zelfs wanneer iemand anders ons met de dood bedreigt. Natuurlijk mag men wel 33


vluchten of zich op andere manieren verdedigen er op lettend het leven van de andere niet in gevaar te brengen. Er is opgedragen de naaste lief te hebben zoals zichzelf. Dit houdt in dat men ook diegenen die ons haten of kwaad berokkenen, moet liefhebben. Men moet zich ervan bewust zijn dat ook zij een onderdeel zijn van de volmaakte schepping en er een reden is waarom ze in ons leven zijn. De enige vorm van moord die is toegestaan, is de doodstraf, uitgesproken door een rechtbank, omdat in Genesis staat: "Wie het bloed van een mens vergiet, diens bloed wordt door mensen vergoten." De doodstraf is dan gerechtvaardigd omdat moord de hele wereld uit balans brengt.

De derde wet van Noach; Gij zult dieren niet onnodig doen lijden Tot voor de zondvloed was alle vlees aan de mens verboden. Na de zondvloed sprak God tot Noach: "Alles wat leeft en beweegt zal u tot voedsel dienen: dat alles schenk ik u naast het groene gewas. Alleen vlees met de ziel – vlees met het bloed er nog in – moogt gij niet eten." och wordt het eten van vlees als niet ideaal gezien omdat de mens van origine een vegetariër is. Het eten van vlees is een uiting van agressie, wreedheid en egoïsme. Toch is het niet verboden omdat de mens zijn wreedheid beter kan uitdrukken in het eten van vlees, dan in het elkaar verscheuren. Ook is het niet zo dat vegetariërs als betere, of spiritueel ontwikkelder mensen worden beschouwd. Ook in vegetariërs is een neiging tot wreedheid waarmee zij het gevecht moeten aangaan. Het slachten van dieren voor consumptie moet zo humaan mogelijk gebeuren, waarbij het dier zo weinig mogelijk te lijden heeft. Daarmee onderscheiden we ons als mens van wilde dieren die ook vlees eten. We mogen het vlees pas eten wanneer het van zijn bloed is ontdaan. Het bloed moeten we bedekken om onze verlegenheid over onze neiging tot wreedheid uit te drukken.

De vierde wet van Noach; Gij zult geen ontucht plegen De Menselijke Liefde is een reflectie van de Goddelijke Liefde. Wanneer we met elkaar omgaan alsof we "goddelijk" zijn, dan ervaren we ook de liefdesband van God met de mens. Dan ervaren we het gevoel gekend en begrepen te zijn door iemand, om begrip te vinden zelfs als we fouten maken, het genot van iemand anders gelukkig te maken en ontdekken we het gevoel van onsterfelijkheid in onze kinderen. We kwamen in deze wereld door seksuele relaties en dat is de meest intense vorm van liefde. De manier waarop we seksualiteit beleven en uitdrukken laat zien in hoeverre we liefdevolle wezens zijn, in relatie tot de wereld en onze medemens. De vrouw is het huis, zoals haar lichaam het huis is voor het ongeboren kind. Als heilige plaats om in te wonen verdient zij het daarbij horende respect. Wanneer een vrouw een seksuele relatie aangaat, vertrouwt ze de diepste essentie van haar natuur toe. Ze verbindt haar diepste zelf in een twee-eenheid, in een heilig huwelijk. De natuur van de man is om te geven. De natuur van de vrouw is om te ontvangen. Het is de man zijn plicht zijn vrouw ten volle te bevredigen en al haar behoeftes te voldoen.

34


Hij moet haar respect, eer en een goede naam bezorgen. De rabbi’s zeggen: "Praat niet met God terwijl je aan vrouwen denkt, maar praat met een vrouw terwijl je aan God denkt."

De vijfde wet van Noach; Gij zult niet stelen Het is verboden om geld of enig object te stelen. Misschien is dit wel het moeilijkste gebod omdat we voortdurend in verleiding worden gebracht ons dingen toe te eigenen die niet van ons zijn. Zo wordt ‘het stelen’ van de tijd van de werkgever als diefstal gezien. Wanneer we schade berokkenen aan het eigendom van iemand anders is dat diefstal. Hier valt ook psychische schade onder; wanneer we iemand kwetsen, beroven we hem van zijn integriteit en eigenwaarde. Net zoals fysieke schade diefstal is. De aanranding van een vrouw is diefstal van haar maagdelijkheid.

De Zesde wet van Noach; Gij zult het woord van God niet ijdel gebruiken Godslastering is zowel het vervloeken van de Schepper als van zijn Schepping. Wie overtuigd is van de eenheid van God of het universum, gelooft niet in een kwaadaardige kracht zoals die van Satan. Alles wat is, heeft betekenis en is uiteindelijk "goed’. Zoals de zwaarbeproefde Job antwoordde toen zijn vrouw hem vroeg waarom hij zich niet afkeerde van God: "Het goede nemen we wel aan van God, waarom dan het kwade niet?" Ook het aanbidden van Jezus als Godheid in plaats van als wijze, maar menselijke, profeet wordt als godslastering gezien. De complexiteit van het leven, is de goddelijke expressie van zijn glorie. De rabbi’s geloven niet dat God de wereld zou willen vernietigen omwille van kwaadaardige mensen; hij heeft vertrouwen in zijn verdwaalde schapen en alle tijd om te wachten tot ze zelf weer de weg vinden. De machteloosheid van de mens uit zich vaak in het vervloeken. Terwijl het woord heilig is en met het woord deze wereld gecreëerd werd. Daarom mogen we het geschenk dat besloten ligt in het Woord dat ons gegeven werd, niet misbruiken. Wanneer we in moeilijke omstandigheden iets vervloeken, geven we het vertrouwen op dat ook in het slechte uiteindelijk iets goeds zal zitten. In het woord God, zit al een verwijzing naar "goed". Het woord God is afkomstig van het Hebreeuwse Gad, wat zachtheid, vriendelijkheid en goedheid betekent.

De zevende wet van Noach; Gij zult rechtbanken opzetten Omdat wetten nageleefd en gecontroleerd moeten kunnen worden, is het zevende gebod de oproep aan de mens om rechtbanken op te richten. Mensen moeten zichzelf en elkaar kunnen aanspreken op het naleven van de wetten.

35


Het doel van de rechtbank is echter niet om straffen op te leggen, maar om tot actief berouw te komen. Het erkennen van wat niet goed gegaan is, en het streven om het gebeurde te compenseren door een goede daad, die weer balans brengt in de schepping. Net zo goed geeft een rechtbank het slachtoffer de kans om te leren vergeven. Om, hoe moeilijk ook, te beseffen dat haat met haat bestraffen, niets oplost. Want vergeven doe je misschien nog wel meer voor jezelf dan voor degene die je iets kwaads heeft aangedaan. Door te vergeven, geef je jezelf de kans het leven weer op te pakken, en de pijn en de verbittering achter je te laten. Overal waar minstens drie personen aanwezig zijn met de bereidheid zichzelf bloot te geven en elkaar te willen corrigeren in plaats van te veroordelen, richt de mens een rechtvaardige rechtbank op. Met als uitgangspunt in gedachte; doe nooit een ander aan wat je niet wilt dat je zelf geschiedt. De centrale vraag moet niet alleen zijn; wat heb ik verkeerd gedaan, maar misschien meer nog; waar heb ik nagelaten goed te doen?

EĂŠn gebod en zes verboden voor de Kinderen van Noach, allen dus exegetisch ontleend aan de bijbel. De eerste zes voorschriften zijn volgens de traditie reeds aan Adam geopenbaard en de zevende bepaling is eerst bekend gemaakt aan Noach. Het staat zoals gezegd in de Talmoed

36


Diepste verlangens Zoeken naar “ … onze diepste verlangens. Om te kunnen luisteren naar deze verlangens in ons hart, is het belangrijk om van binnen rustig te worden. Een stap terug te doen waardoor dingen aan de oppervlakte kunnen komen en te luisteren naar de “innerlijke stem”. Het lijkt een beetje op een modderpoel waarvan het water, wanneer je het omwoelt, ondoorzichtig wordt. Wanneer het water opnieuw kalm geworden is, is het mogelijk om er weer dieper in te kijken. Vandaar de noodzaak van time-out, stilte en retraite.” http://retreats.sacredspace.ie/nl/lent-intro

37


Ik heb de tijd Ik heb de Tijd van Paul Loomans is in het kader van de Maand van de Spiritualiteit door een jury verkozen tot beste spirituele boek van 2013. Dat schept verwachtingen: wie versloeg de Franse filosoof Frédéric Lenoir en de Nederlandse succesauteur Jan Geurtz? Loomans is zenmonnik en dat staat prominent op de cover van zijn boek, maar de jury waardeerde onder andere ‘de terughoudende wijze waarop hij zijn eigen spirituele bron, het zenboeddhisme, heeft laten meeklinken in het boek’. Het boek draait om het principe dat je jezelf niet in een keurslijf hoeft te persen van taken die je op lijsten schrijft en vervolgens afhandelt, maar dat je je intuïtie kunt laten vertellen wat je het beste wanneer en hoe lang kunt doen. Dan werk je vanuit innerlijke rust. En, minstens even belangrijk volgens Loomans: je recreëert ook vanuit diezelfde innerlijke rust. Je doet dingen die je leuk vindt en die goed voor je zijn. Hij geeft zeven spirituele ‘regels’ die je allemaal moet toepassen om deze gezegende staat van innerlijke rust te bereiken. De eerste is: doe één ding tegelijk en maak het af. Als je die regel toepast, heb je vanzelf al een hoop rust geschapen, lijkt me. Neem regelmatig pauze is ook een regel – hij noemt het ‘witjes’, momenten van ontspanning, tussen de activiteiten. En verder is het boek een handleiding om de realiteit te accepteren zoals hij is. Want op je intuïtie vertrouwen kan alleen als je niets vergeet – of liever gezegd, als je niets verdringt of uit je bewustzijn wegschuift. Wat het ook is, een vervelend klusje, een lastig gesprek, een onaangename bezorgdheid: verbind je ermee, zegt hij. Visualiseer dat je eraan werkt, of dat je het afhandelt, op een positieve manier. Dan zit het betreffende item in je systeem en komt het precies op de juiste tijd in je hoofd op. Hij heeft het over ‘knagende ratten’ die je kunt veranderen in ‘witte schapen’ die je gehoorzaam volgen. Alles waarmee je een positieve band schept, stelt de auteur, heeft de automatische neiging zelf naar een oplossing te zoeken. Het is een bijna magisch proces en het duurt misschien even voor je erop kunt vertrouwen. In die tijd mag je van hem best nog een lijstje maken – maar meer als geheugensteuntje achteraf: heb ik alles wel gedaan dat ik moest doen? Stap 1. Doe één ding tegelijk en maak het af Doe telkens één ding tegelijk en, voordat je overstapt naar iets anders, rond je het eerste af.

Stap 2. Sta stil bij wat je doet en aanvaard de handeling Door het begin te markeren, kun je vervolgens jezelf overgeven aan wat je doet.

Stap 3. Schep ‘witjes’ tussen je activiteiten 38


Ga niet door tot je niet meer kunt, maar las natuurlijke korte pauzes in.

Stap 4. Geef volle aandacht aan aankloppers Wat ongepland tussendoor komt, wijs je niet af maar neem je serieus.

Stap 5. Maak jezelf bewust van knagende ratten en transformeer ze in witte schapen Knagende ratten zijn de zaken die je voor je uitschuift. Ontzenuw deze. Het worden daardoor witte schapen, die volgzaam achter de herder aanlopen.

Stap 6. Observeer achtergrondprogramma’s Dit zijn malende gedachten omdat je je zorgen maakt of gekwetst voelt. Ze kunnen veel energie wegslurpen. Breng deze tot rust.

Stap 7. Kies spontaan wat je gaat doen Je intuïtie is de beste planner die je hebt. Als je haar vertrouwt, geeft dit je een voortdurende kalme basis.

Lisette Thooft, Boek: ‘ik heb de tijd’ van Paul Loomans, © http://www.debezieling.nl/ik-heb-de-tijd/

39


Geluk en angst Geluk en angst maakten samen een wandeling. Angst vroeg aan geluk: “Vertel eens, wat is het hoogste geluk voor een mens?” Geluk antwoordde: “ Wanneer een mens zichzelf verliest, de grenzen van zijn ik verdwijnen en hij opgaat in het onnoembare.” Angst knikte begrijpend. Toen vroeg geluk aan angst: ”Wat is de grootste angst voor een mens?” Angst antwoordde: “Dat hij zichzelf zou verliezen, de grenzen van zijn ik zouden verdwijnen en hij zou opgaan in het onnoembare.” Geluk knikte begrijpend - en glimlachend zetten ze hun wandeling voort. © verhalenmail@zintenz.nl

40


Zin Jaren geleden hoorde ik over een aantal vrouwen die tijdens de Tweede Wereldoorlog samen in een Indonesisch Jappenkamp hadden gezeten. Ze waren er – naar omstandigheden – redelijk ongebroken uitgekomen. Hun geheim was een afspraak: wat er ook aan eten voorhanden zou zijn, ze zouden het samen delen en samen opeten. De keuze voor ‘samen’ boven ‘ik’ had de vrouwen niet alleen gered van fysieke ondervoedingverschijnselen, maar ook van geestelijke instorting. De vrouwen lieten zien dat het onder alle omstandigheden mogelijk is om te kiezen voor de ander. Ze lieten ook zien dat iedereen – inclusief zijzelf – daar beter van wordt. Kiezen voor een ander, is namelijk kiezen voor leven. Viktor Frankl, de Joodse psychiater die eveneens in concentratiekampen verbleef, schreef in zijn prachtige boek ‘De zin van het bestaan’ het volgende: ‘Een mens die zich bewust wordt van de verantwoordelijkheid die hij draagt voor een ander die met liefde op hem wacht [...], zal zijn leven nooit kunnen vergooien. Hij kent het “waarom” van zijn bestaan, en zal daardoor vrijwel elke “hoe” kunnen dragen.’ Wie wacht er met liefde op jou? Op wie wacht jij met liefde? Wat is het ‘waarom’ van jouw bestaan, waardoor je elk ‘hoe’ kan dragen? © Tijn Touber, Ode

41


DE CITER Er was eens een goede en oprechte man die de weg naar geluk, de weg naar de waarheid, wilde vinden. Op een dag ging hij op bezoek bij een wijze oude man die, zo was hem verzekerd, de weg zou kunnen tonen naar wat hij zocht. De wijze oude man, die bij de ingang van zijn tent zat, ontving hem hartelijk. Nadat hij de zoeker een glas muntthee had aangeboden, onthulde de wijze oude man hem onmiddellijk het geheim van de weg naar geluk en naar de waarheid. “Het is heel ver hier vandaan, dat zeker”, zei hij, “maar je kunt het niet missen. Je komt bij een dorp dat ik jou zal beschrijven en midden in dat dorp vind je drie winkeltjes. Daar zal het geheim van het geluk en van de waarheid aan jou worden geopenbaard.” Het was inderdaad een hele lange weg. De zoeker passeerde veel dalen en stak veel rivieren over. Uiteindelijk arriveerde hij bij het dorp en zijn hart zei hem: “Dit is de plek. Ja, dit is de plek waarnaar je op zoek bent.” En ja hoor, daar, midden in het dorp, stonden drie winkeltjes. Maar toen hij er naar binnen ging was hij diep teleurgesteld. In de eerste winkel vond hij alleen maar een paar rollen ijzerdraad, in de tweede niets opwindender dan een paar stukken hout en in de derde alleen een paar vormeloze stukken metaal. Uitgeput en ontmoedigd liet hij het dorp achter zich en vond op een kleine open plek in een bos, niet heel ver van het dorp verwijderd, een rustplaats voor de nacht. De nacht viel. De volle maan vulde de open plek met een zachte gloed. En net toen hij op het punt stond in slaap te vallen, hoorde de zoeker een prachtige melodie, afkomstig uit de richting van het dorp. Welk magisch instrument kon een dergelijke volmaakte harmonie voortbrengen? Snel kwam hij overeind en liep in de richting van de muziek. Tot zijn grote verbazing ontdekte hij dat de hemelse muziek afkomstig was van een man die een citer bespeelde. En hij zag duidelijk dat de citer gemaakt was van het ijzerdraad, het hout en de stukjes metaal die hij eerder die dag zo had veracht toen hij ze te koop had gezien in de drie winkeltjes in het dorp. Op dat moment begreep hij dat geluk de verbinding is van alles wat ons al gegeven is. Navertelling van een volksverhaal

42


Picknick met God. Er was eens een kleine jongen die God wilde ontmoeten. Hij wist wel dat het een verre reis zou worden om bij God te komen, dus pakte hij zijn kleine koffer en stopte die vol met koekjes en pakjes sap. Zo ging hij op weg. Hij was nog maar langs drie grote flats gegaan, toen hij een oude vrouw zag. Ze zat op een bank in het park en staarde zo’n beetje naar de duiven. De jongen ging naast haar zitten en deed zijn koffer open. Hij wilde wat drinken, maar toen hij net een slok wilde nemen, merkte hij dat de vrouw er erg hongerig uitzag. Daarom bood hij haar een koekje aan. Zij nam het dankbaar van hem aan en glimlachte naar hem. Haar glimlach was zo intens mooi, dat hij het nog eens wilde zien en daarom gaf hij haar ook een pakje sap. Opnieuw schonk zij hem haar glimlach. De jongen was helemaal vertederd en verrukt! Zo zaten ze daar de hele middag, aten en glimlachten, maar er werd geen woord gesproken. Toen het begon te schemeren voelde de jongen zich moe worden. Hij stond op om naar huis te gaan. Maar na een paar stappen draaide hij zich om, rende terug naar de oude vrouw en omhelsde haar heel stevig. En zij schonk hem een stralende glimlach. Toen de jongen even later thuis kwam, verbaasde zijn moeder zich over de vreugde die op zijn gezicht lag en zij vroeg: “Wat heb je vandaag gedaan dat je zo blij bent?” En hij antwoordde: “Ik heb met God gepicknickt.” Nog voordat zijn moeder nog verder kon vragen zei hij: “En weet je, zij had de mooiste glimlach die ik ooit gezien heb!” Intussen was ook de oude vrouw stralend van vreugde thuisgekomen. Haar zoon was verbluft toen hij die vredige uitdrukking op haar gezicht waarnam. Hij vroeg: “Moeder, wat heb je vandaag beleefd, wat heeft je zo gelukkig gemaakt?” Zij antwoordde: “Ik heb in het park koekjes gegeten met God.” En voordat haar zoon nog iets kon zeggen, vervolgde ze: “En weet je, hij is veel jonger dan ik dacht!” 43


Onsterflijkheid O de zomer van het jaar dat wij elkaar ontmoetten de zomer van het lange gras en van de blote voeten is het echt zo lang geleden dat we jong en tevreden op een dag het zomaar deden voor het eerst en met elkaar

Adieu vaarwel tot ziens het afscheid doet me pijn want afscheid duurt niet even het duurt je hele leven totdat de dag van gisteren voorgoed voorbij zal zijn

Wat blijft is de herinnering de liefde die niet overging de eeuwige betovering van de onsterfelijkheid

Š Ballade van de onsterfelijkheid, Lennaert Nijgh / Boudewijn de Groot 44


Voor de Overlevenden Vlinders zongen in de bomen, vogels zaten op mijn hand. Kleine man, je bent aan 't dromen, kom gebruik nu je verstand. En dat heb ik nu gedaan. Eerst was verstand een heel nieuw spel, de poes kon ik niet meer verstaan, de school werd na een week een hel. Het paradijs is niet voor grote jongens.

Tot dusver heel normaal, iedereen wordt eenmaal groot, het overkomt ons allemaal en een ieder sterft zijn kinderdood. Je wordt een grote vent, je wordt een trage lange jongen die Tacitus en Wolkers kent en al zijn dromen netjes heeft verdrongen.

Vlinders moeten rupsen worden, vogels kruipen in hun ei. Vliegen hoort niet in de orde 45


van de mensenmaatschappij. Toch is er soms een weg.

Toch is er iets dat overleeft en soms dan kan je even weg omdat wie wil wel vleugels heeft, al is het dan alleen maar om te dromen, alleen maar om te dromen.

Š Voor de overlevenden: Lennaert Nijgh / Boudewijn de Groot

46


De belofte Er is 1 onloochenbare wijsheid die men niet ongestraft met voeten treedt: de mens is het meest goddelijke schepsel dat uit het niets van de chaos tevoorschijn trad, 1 en onvervangbaar, van de geringste onder de bedelaars tot de meest vergoddelijkte onder de koningen. De bestemming van deze mens ligt in hem zelf, doch nooit, in het crapuleuze afgodendom van gemeenschap, volk of staat. Het individu is de enige ware, tastbare werkelijkheid en de gemeenschap heeft slechts betekenis in zoverre zij die individuele, enige en onvervangbare mens geluk en vrijheid waarborgt. (p.158) Ik vraag me af hoeveel eeuwen er nog aan de gesteenten van de piramiden moeten knagen, vooraleer de mens zal inzien dat zijn geluk ook niet aan de overkant ligt van stromen bloed, zweet en tranen, die zij met zoveel voorgewend idealisme en onder de luidruchtigheid van holle frasen telkenmale weer doen vloeien, hoeveel miljoen malen de gesternten nog om het zenit moeten wentelen, vooraleer zij gehoor zullen lenen aan tere dromers , levensvreemd, in een wereld van verdrukking en geweld, in de wildernis geworpen kinderen Gods, die de stem der eeuwigheid gehoord en begrepen hebben door naar het eigen hart te luisteren. (p. 136) De liefde is het verrukkelijkste aller spelen, wanneer zij althans niet tot een drama ontaardt, - zolang wij haar dus meester blijven en zij niet de onze wordt, om ons tot slaven te vernederen. En zelfs dan. (p.134) Misschien is het voor hem die inkeert tot zichzelf, de enige druppel wijsheid, die neerslaat uit de nevel, waarin zijn dromen en daden opgaan: te durven erkennen, dat hij het niet weet‌[..]. Verzoend met de mensen, met de wereld, met mij zelf en met de herinnering, die op mij weegt als een laatste zachte najaarsavond, - een weemoedig, doch schoon bezit. (p.7) De belofte aan Rachel, zestiende druk 1988, Hubert Lampo

47


Ontstaan Christendom in historisch perspectief Er loopt er een lijn van het veelgodendom naar het monotheïsme, via het zogeheten henotheïsme. Dit gekunstelde woord betekent ‘ééngodendom’, maar tegenover ‘monotheïsme’ brengt het de nuance aan dat de ene god weliswaar de belangrijkste, maar niet de enige is. In veel opzichten betekende het christendom helemaal niet zo’n radicale breuk met destijds heersende voorstellingen. Van oudsher was het bestaan van heroën aangenomen, mensen die door bijzondere prestaties en met hulp van de goden, hun menselijkheid hadden afgelegd. Sinds de tijd van Alexander de Grote was het gangbaar geworden dat vorsten zich uitgaven voor zulke halfgoden. Zij lieten zich meer dan manshoog afbeelden en naakt. De gewone stervelingen begroetten deze machtige vorsten als Weldoeners. Andere goden zijn maar van hout, zegt een hymne, maar u bent tastbaar. Uw gunsten voelen wij tenminste aan den lijve. De hellenistische koning en later de Romeinse keizer wordt aangeduid met predikaten waarvan christenen dachten dat ze voor Jezus van Nazareth waren gereserveerd: -

-

Verlosser, Heiland, Redder, soter. De koning werd gezien als een ‘verschenen’ god (epiphanes of in het Latijn: manifestus Na de dood realiseerde de goddelijkheid van zo’n godmens zich volkomen. De goden stuurden kometen en adelaars als teken dat zij de gestorvene in hun midden opnamen. Dan wisten de mensen zeker wat zij altijd al vermoedden, namelijk dat de overledene eigenlijk een god was. Zij erkenden zijn goddelijkheid, zoals de katholieke kerk mensen niet heilig maakt, maar ‘verklaart’. De vergoddelijking, apotheosis of divinatio, werd dan uitgebeeld, er werden tempels gesticht en een cultus voor de Divus ingevoerd.

Christenen zelf konden het in het begin maar moeilijk verkroppen dat hun leermeester zo ellendig aan zijn einde was gekomen. Het was even slikken om ‘de ergernis van het kruis’, het scandalum crucis, te verwerken. De eerste eeuwen wordt de kruisiging dan ook helemaal niet uitgebeeld. Jezus verschijnt in antieke uitmonstering als herder of gebaarde filosoof. De vroegst bekende afbeelding van de kruisiging betreft een spotgraffito. Pas vier eeuwen na Jezus’ infame dood wordt de kruisiging bestanddeel van de christelijke iconografie. Afgezien van Zijn schokkende einde had Jezus veel te bieden wat antieke mensen vertrouwd voorkwam. -

Het doopsel is een typische inwijdingsritueel. Ook in andere opzichten voldoet het christendom aan de kenmerken van een mysteriegodsdienst: heilige geheimen, exclusieve symbolen en heilige schriften.

48


In zijn oervorm onderscheidde het christendom zich alleen van andere religieuze genootschappen door het geloof in de enige God, met uitsluiting dus van andere. In de loop van de tijd werd er flink water bij de christelijke wijn gedaan. -

-

De ene God werd uitgesplitst in drie goddelijke personen (vader, zoon, heilige geest). De enorme afstand tussen de mens en de verre God werd overbrugd door christelijke heroën, de ‘bloedgetuigen’, martyres in het Grieks, die tot verbijstering van de heidense Umwelt voor zoiets triviaals als een geloofsovertuiging hun leven veil hadden. Voor gewone christenen waren deze kampioenen kortweg de ‘heiligen’, de sancti. In het besef van de eigen zondigheid rekende men op de voorspraak van de martelaren die er zeker van konden zijn aan het einde der tijden in Gods gunst te worden aangenomen. Daarom verzekerde men zich van een grafplaatsje zo dicht mogelijk bij de sanctus. Als hij zou opstaan, mocht men hopen in het heilige kielzog te worden meegenomen. In afwachting werd de gestorvene geacht in vrede te slapen, vandaar de wens requiescat in pace.

De belofte dat aan iedereen een eeuwig leven met ziel en lichaam te wachten stond, was ongetwijfeld een sterke troef van het christendom. Andere mysteriereligies zoals die van Mithras, Kybele of Isis waren niet zo pertinent in hun toezeggingen. Het christendom heeft om zo te zeggen de hemel gedemocratiseerd. Bovendien hadden vrouwen, slaven, vrijgelatenen en vreemden een volwaardige plaats in de aardse prefiguratie van de gemeenschap der heiligen, de Kerk – al werden ze niet licht ouderling, presbyteros (priester), of opzichter, episkopos (bisschop). Zulke functies werden gaandeweg voor de oude maatschappelijke elite aantrekkelijk. Niet voor niets stapte Ambrosius van de keizerlijke administratie over naar het bisschopsambt van Milaan. Intellectuelen als Origenes en Augustinus leefden hun Neoplatoonse speculaties uit in de ontwikkeling van de christelijke theologie. Er was dus voor elck wat wils. Zowel aan de eenvoudigen van geest stond het Koninkrijk der Hemelen open als aan de geletterde elite, die de orthodoxie uitdacht. Door de organisatie in lokale gemeenten was het christendom goed opgewassen tegen de crisis van de derde eeuw. Deze beroofde de ‘officiële’ godsdienst van de financiële steun van de overheid, die andere dingen aan het hoofd had. De zorg voor armen, zieken, weduwen en bejaarden maakte het lidmaatschap van een christelijke gemeente voor velen aantrekkelijk – sommige moskeegemeenschappen winnen tegenwoordig op dezelfde manier aanhang. Ondanks deze gunstige factoren had het christendom na bijna drie eeuwen niet meer dan 10% aanhang onder de bevolking. Maar toen ontwaakte op 28 oktober 312 de Romeinse keizer Constantijn uit een onrustige slaap en sprak: ‘I had a dream.’ Hij had de nacht vóór de beslissende slag tegen zijn rivaal Maxentius aan de Milvische brug een verschijning gehad. Hij zou overwinnen als hij een nieuw logo aannam. Met een beetje goede wil leek het nieuwe symbool, het labarum, op de ineengevlochten eerste letters van Christos. In elk geval zag Constantijn in het christendom een nuttige bondgenoot. Spoedig verklaarde hij het tot een legale religie, in 313 bij het zogeheten Edict van Milaan. Al gauw begon hij de Kerk te begunstigen. Toen de politieke wind zo stond, bekeerde men zich massaal tot het christendom. De toeloop was zo groot dat Constantijn zijn militaire architecten grote markthalkerken, 49


liet bouwen, basilica’s, zoals de Sint-Jan van Lateranen en de Sint-Pieter. Zelf liet hij zich pas op zijn sterfbed dopen, want als je eenmaal gedoopt was, mocht je geen zonden meer doen. Dat was een beetje lastig voor een keizer die zijn eigen vrouw en zoon vermoordde. Voor de oosters-orthodoxe kerk waren deze misstappen geen beletsel om Constantijn heilig te verklaren en hem zelfs de status van dertiende apostel toe te kennen. Zijn persoonlijke keuze heeft het christendom tenslotte aan de zege geholpen. Waarschijnlijk was het Constantijns opzet dat het christendom zich met de andere religieuze krachten van het Rijk zou verenigen om de gunst van de ‘Goddelijkheid’ af te smeken. De inscriptie op de boog die in Rome zijn overwinning op de ‘tiran’ Maxentius viert, spreekt dan ook vaagjes van een zege die hij ‘op instigatie van de Goddelijkheid’(instinctu divinitatis) had behaald. Tot zijn ergernis ontdekte Constantijn alras dat het christendom helemaal niet zo’n solide geestelijk blok was. In de vrede die de Kerk nu gegeven werd, was er alle gelegenheid voor theologische haarkloverijen. Als Jezus de Zoon was, was Hij toch niet helemaal van het goddelijk kaliber van de Vader, wel? Arius (ca.280-336) wilde niet verder gaan dan de Zoon wezensgelijkelijk, homoiousios, aan de Vader te verklaren. Onder keizerlijke druk hakte het concilie van Nicaea (325) de knoop door: Jezus was wezensgelijk, homousios, aan de Vader. Het is dus Constantijn die verantwoordelijk was voor de Latijnse tongbreker uit mijn roomse jeugd: consubstantialem Patri. Met zo’n geloofsuitspraak is de Umwertung aller antiken Werte voltooid: orthopraxie had plaatsgemaakt voor orthodoxie. Dr. Anton van Hooff (2003) Anton van Hooff (1943) was tot 2008 hoofddocent klassieke geschiedenis aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij publiceerde onder andere over Caesar, Polybius, banditisme, Spartacus en zelfdoding in de Oudheid. Hij schrijft voor diverse kranten en tijdschriften, en hij geeft lezingen over onderwerpen uit de klassieke geschiedenis. Sinds zijn pensionering doceert hij klassieke talen aan het Stedelijk Gymnasium Nijmegen. http://www.dick.wursten.be/vanhooff.htm

50


Dualisme in jezelf en relaties Jaren later vond ik veel dichter bij huis, gewoon in Amsterdam, een Tolteekse leraar die bereid was om me het geheim van de liefde uit te leggen. Als eerste tekende hij het Yin Yang symbool op de achterkant van een bierviltje, die overbekende cirkel met de sierlijk gebogen lijn in het midden. ‘Wat stelt dit voor?’ vroeg hij. ‘Oh, dat is gemakkelijk’, zei ik zelfverzekerd. ‘Dit ben ik, en dat is mijn partner. Samen vormen we een geheel.’ Hij schudde meewarig zijn hoofd. ‘Dat is het grootste misverstand in deze cultuur’, zei hij. ‘Het idee dat je partner je compleet kan maken. Kijk opnieuw.’ Hij wees naar een van de punten. ‘Dát is je partner. Je partner is niet meer of minder dan een punt in je werkelijkheid, een sleutelgat. Het is een poort naar je complementaire zelf: je Dubbel.’ ‘Mijn wát?’ zei ik oneerbiedig. Ik had nog nooit van de Dubbel gehoord. Hij ging onverstoorbaar door: ‘Je wederhelft, je tweelingziel, je ‘soulmate’ voor mijn part. Je zoekt jezelf in je partner. En als hij dat niet blijkt te zijn, ben je teleurgesteld en wrokkig, terwijl jij het zelf was die de vergissing maakte.’ Ik zweeg, maar voelde me enigszins betrapt. ‘Jij bent een vrouw’, vervolgde hij. ‘Je lichaam vertegenwoordigt maar de helft van wie je bent. Je andere helft is mannelijk en onstoffelijk. Vrouwelijk, mannelijk. Stoffelijk, onstoffelijk. Snap je? Jullie maken allemaal dezelfde vergissing: jullie negeren de onstoffelijke dimensie van de werkelijkheid. Je ziet overal dualiteit, maar je vraagt je niet af waarom dat zo is. In plaats daarvan projecteer je het onstoffelijke gedeelte van jezelf op een ander mens. Je denkt dat je compleet wordt door seks, door een relatie met een ander lichaam, maar in werkelijkheid is je partner alleen maar een reminder. Verliefdheid en liefdesverdriet zijn twee kanten van dezelfde medaille. Ze brengen je allebei in contact met je Dubbel. Even wordt een tip van de sluier opgelicht en vang je een glimp op van wat het betekent om heel te zijn. De partner is een projectie, de Dubbel is echt.’ ‘Ik snap het niet’, zei ik. ‘Mag ik dan nooit meer een relatie hebben?’ Mijn leraar glimlachte. ‘Natuurlijk wel’, zei hij. ‘Verliefdheid en liefdesverdriet zijn heel behulpzaam bij het vinden van je Dubbel. De magie van verliefdheid en de pijn van liefdesverdriet brengen je in contact met dat waar je het meest van alles naar verlangt: een hereniging met dat onstoffelijke, polaire gedeelte van jezelf. De relatie wordt pas een probleem als je je partner niet langer ziet als een verwijzing naar de Dubbel, maar wanneer je hem gaat zien als de Dubbel zelf. Je partner is de sleutel, je Dubbel is de schat. Verwar niet de sleutel met de schat zelf, schat. Je moet de sleutel gebruiken, niet inlijsten.’ Ik zuchtte. Hij grinnikte en vervolgde: ‘Als kind ben je in verrukking over het leven omdat je nog steeds in contact bent met de onstoffelijke wereld, en daarmee met je Dubbel. Pas als je volwassen wordt, verlies je dat contact en ga je dat onbestemde verlangen ervaren, die drang om op zoek te gaan. Zoals de meeste mensen in deze wereld maak je vanaf de puberteit de cruciale vergissing om op zoek te gaan naar ‘De Ware’ in de vorm van een andere persoon. Zolang je verliefd bent voel je je gelukkig en compleet, alsof je verenigd bent met je Dubbel. Maar zo gauw de verliefdheid afneemt, keert de onvrede terug en voel je je bedrogen. Op dat moment kun je kiezen voor het compromis: het in stand houden van het idee dat je relatie je gelukkig moet maken, desnoods door te doen alsof en alle andere 51


signalen te ontkennen, of je kiest voor het echte werk: het doorzien van de illusie. In het eerste geval is dat het einde van je zoektocht, in het tweede geval brengt de pijn je terug bij de oorspronkelijke bron van je verlangen: de Dubbel. Natuurlijk kun je ook met behoud van je relatie op zoek gaan naar de Dubbel, zolang je de twee maar niet door elkaar haalt.’ http://kd.nl/2013/12/31/nuttig-liefdesverdriet/

52


Geluk/zingeving De Prediker in het bijbelboek Prediker heeft reeds vijf koersen bevaren waarvan hij heeft geleerd dat die niet goed werken om de vraag naar de zin en geluk te beantwoorden. 1 de koers van egoïsme en zelfbelang, 2) de koers van de ascese, 3) de richting van de wijsheid, 4) de koers van het afstand nemen van emotie en pijn zoals stoïcijnen plegen te volgen. 5) de koers van vroomheid en religieuze overgave. De schrijver Harold Kushner vraagt zich in zijn boek ‘alles hebben, maar toch niet gelukkig’ af of ‘geluk’ als bestemming een statische plaats, een eindstation, is dat je eenmaal bereikt, dat het telkens weer een dynamisch handelen is. Neen, het leven is een aaneenschakeling van gelukkige momenten en geen explosie van één geluksmoment. Gelukkig leven bereik je niet door op enig moment een deur te openen met een sleutel. Hieruit zou de conclusie kunnen volgen dat de bestemming van de mens geen eindpunt kent zolang hij leeft. Daarmee is gelukkig leven een reis, een onderweg zijn en een manier van leven. Kushner vindt dus via Prediker een antwoord op de vraag naar de bestemming van een mensenleven. “Neem en ontvang het leven zoals je het van God krijgt. Houd je handen, je kleding en je lichaam schoon. Doe nu het goede want na je dood kun je dat niet meer doen.” Geniet van het geluk als het zich voordoet omdat kleine ogenblikken van tijd een eeuwigheidswaarde kunnen hebben zonder dat ze eeuwig duren. Met andere woorden, ‘het geluk’ vinden is niet een kwestie van die allesomvattende maaltijd vinden, die er voor zorgt dat je nooit meer honger hebt, want die bestaat niet. “Dus eet je brood met vreugde, drink met een vrolijk hart je wijn. God ziet alles wat je doet allang met welbehagen aan. Draag altijd vrolijke kleren, kies een feestelijke geur. Geniet van het leven met de vrouw die je bemint. Geniet op alle dagen van je leven, die God je heeft gegeven (Prediker 9:7-9) “ Als op den duur alles om het even is. omdat we allemaal doodgaan en verdwijnen, leef dan niet op den duur, zo is zijn conclusie. Pieker niet over het feit, dat niets blijvends is en leer in de vreugden die weer verbleken je zin en je doel te vinden. Leer van het ogenblik te genieten, ook al duurt het niet eeuwig. Ogenblikken in ons leven kunnen eeuwigheidswaarde hebben zonder eeuwigdurend te zijn. "

http://hbo-kennisbank.uvt.nl/cgi/fontys/show.cgi?fid=1883

53


A Rose of Crystal And I saw a new heaven and an new earth Without sickness, without dead In perfect harmony with each other. And, like in a swirling dance, The potsherds of the old scattered world came together, Everyone found his own way and place. They joined themselves together and became a crystal rose. A crystal rose with perfect form and purest dimensions too. Thus the fractured past was dissolved into ultimate unity, Without limits, without distinction, unified by universal love. And in this complete order, The order of boundless beauty, There was no God created by men, No outward powers did exist.; It was the inner wisdom that led her the right way, It was the immense peace that guided her safely on her way. [the voice of the inner wisdom sounds over the frontiers of life, her house is a temple of beauty, her ways are open and free.]

And like in a dance all colours of the rainbow came together in this crystal. They joined up as a bundle of clearest light, They blended as one chord, so bright.

54


And together they ‘ ll always be one divine harmony, Blessed are they that see this light. Belssed are the that may have the right to the tree of life. Oh, open your ears and hear! Oh, open your eyes and see! Come and take the water of life, the water of life is free.

Organist/componist Gert Oost (Engelse vertaling: Hilary Staples)

55


ISNESS (fragment)

Now the moment I flowed out from the Creator all creatures stood up and shouted: “Behold, here is God!�

They were correct. For you ask me: Who is God? What is God? I reply: Isness, Isness is God.

Where there is Isness, there God is. Creation is the giving of isness from God. And that is why God becomes where any creature expresses God.

Meister Eckhart

56


Alle dingen Alle dingen zijn me te klein; ik ben zo wijd! Één, ongeschapen heeft me gevat in eeuwige tijd.

Ik heb ‘t gevangen. Het heeft me geopend, wijder nog dan wijd; te klein is al het andere voor mij – en dat weet u die ook daar zijt.

Men is vrij in het nabij-zijn, ongescheiden; daarom wil hij dat het net zo is met ons beiden.

Hadewijch (vertaling: Maria van Daalen) 57


De doorn in je hart Verheerlijk het verleden niet, leg je niet zomaar neer bij het nieuwe, jammer niet over wat verloren gaat, laat je nergens door fascineren.

Wat vroeger was, laat dat verwelken, laat er in de toekomst niets voor je zijn. Indien je in het heden niets najaagt, dan zul je in vrede kunnen leven.

Wie tegenover zijn lichaam en geest in het geheel geen bezitsgevoel kent en niet treurt om wat niet meer bestaat, hij verliest niets in deze wereld.

Fragment uit De doorn in je hart – uit: De Verzameling van korte teksten van Boeddha, deel 1 – uitgave Asoka) In een uitleg van Nico Tydeman zegt hij dat je de tekst niet zo moet lezen dat dualiteiten als liefde, angst, pijn en vreugde niet zouden mogen, maar dat de essentie is dat als je daarmee bezig bent je altijd in de achterhoofd het besef houdt van het grotere geheel en de balans die daaruit voortvloeit. Het gaat er om dat je je niet te veel laat leiden door de extreme elementen omdat je op deze wijze anders te veel vereenzelvigd met 1 element en daarmee je dus beperkt in je vrijheid om het grote geheel van eenheid en samenhang te zien en ervaren.

58


Oog en Hart Uit: Le petit Prince van Antoine de Saint-Exupéry

-En hij ging terug naar de vos: Vaarwel, zei hij… Vaarwel, zei de vos. Dit is mijn geheim. Het is heel eenvoudig: alleen met het hart kun je goed zien. Het wezenlijke is voor de ogen onzichtbaar. Het wezenlijke is voor de ogen onzichtbaar, herhaalde de kleine prins, om het goed te onthouden. Het is de tijd die je hebt verloren aan je roos, die je roos zo belangrijk maakt. Het is de tijd de ik verloor aan mijn roos…, zei de kleine prins, om het goed te onthouden. Dat is een waarheid die de mensen hebben vergeten. Maar die moet jij niet vergeten.

Koran, 6:103-104 -“Ogen kunnen Hem niet bereiken maar Hij bereikt de ogen. Want Hij is de Subtiele. Hij is Zich Bewust van alles. Om het goddelijke te bevatten heeft Hij u ‘het oog van het hart’ geschonken. Wie ziet, doet dat voor zichzelf en wie blind wil zijn, doet dat voor zichzelf. En ik ben geen bewaker over u.”

1.

59


Mededogen Menselijke wezens zijn deel van een geheel, door ons universum genoemd, een deel dat begrensd is door ruimte en tijd. We ervaren onszelf, door onze gedachten en gevoelens, als afgescheiden van de rest – een soort van optische misleiding van het bewustzijn. Deze misleiding is een gevangenis voor ons, beperkt ons tot onze persoonlijke verlangens en tot het tonen van liefde en aandacht voor enkele personen die het dichtst bij ons staan. Het is onze taak om onszelf te bevrijden uit deze gevangenis door onze cirkels van mededogen te verruimen, door alle levende wezens te omarmen, alsmede het geheel van de natuur in al zijn schoonheid.

(Albert Einstein

60


Dogma "‘Het christendom begint bij Christus. Maar dat is niet de eerste dogma, het is de tweede dogma. Met het christendom is er meteen oorlog. En met de Islam, of welke godsdienst dan ook. De derde dogma is de kerk - bron van nog veel meer oorlog. Maar de eerste stap wordt vaak vergeten, namelijk dat God mens werd. Dat is de eerste dogma. En daar werk ik mee. Ik spreek nooit over godsdienst, ik spreek over menselijkheid. Mijn missie is menselijkheid. Je kunt God niet buiten de mens ervaren. Dat zijn velen niet met mij eens, velen zoeken God buiten zichzelf, en daardoor worden ze onmenselijk. Maar vluchten in het spirituele, gaan zweven, is gemakkelijker, het vereist geen discipline. Voor goede relaties heb je verdomd veel discipline nodig. Voor deskundigheid en realisme ook." Š Paul de Blot

61


Oorsprong Wiens geest niet meer in het ondoorgrondelijke wortelt moet leven vanuit de oorspronkelijkheid van zijn hart wie die oorspronkelijkheid heeft verloren moet leven vanuit de liefde wie niet meer vol liefde kan leven moet tenminste rechtvaardig handelen wie zelfs dat niet meer kan moet zich door zeden en gewoonten laten leiden het afhankelijk worden van de heersende moraal is echter de onderste trede der zedelijkheid en duidt reeds op verval wie dan nog meent door zijn verstand te ontwikkelen zijn hart te kunnen vervangen is een dwaas bedenk daarom de ware mens volgt een innerlijke wet en geen uiterlijk gebod hij drinkt uit de bron en niet van het water dat afvalstoffen met zich voert, hij zoekt steeds de oorsprong Lao Tse 62


Voor alles is een tijd I Er is niets dan leegte en lucht. Alles is zinloos en leeg. Wat voor nut heeft een mens van al het werk dat hij tot stand brengt onder de zon? Het ene geslacht komt en het andere gaat, maar de aarde blijft bestaan. De zon komt op, gaat onder en haast zich terug naar de plek om opnieuw op te komen. De wind waait naar het zuiden en draait naar het noorden en draait en draait en draait en bepaalt opnieuw haar richtingen. Alle waterstromen gaan naar de zee en de zee raakt maar niet vol. De stromen blijven stromen naar die ene plek.

Het oog krijgt niet genoeg van al het zien. het oor raakt niet vol met de geluiden die het opvangt. alles wat er is geweest zal er ooit weer zijn. alles wat er wordt gedaan, zal opnieuw worden gedaan. er is niets nieuws onder de zon. Mensen vergissen zich wanneer ze roepen dat iets nieuw is. Alles wat zich als nieuw voordoet heeft al lang bestaan in de eeuwen die er zijn geweest. Er is geen herinnering aan vroegere tijden. Dat zal niet veranderen. Ook de mensen die na ons komen zullen niet worden herinnerd door de mensen die weer na hĂŠn komen. De herinneringen verdwijnen met de mensen.

63


II En ik heb ontdekt dat de ambities van een mens niets anders zijn dan het najagen van wind. Het is een leeg verlangen. Dat wat krom is kan niet worden recht gezet en een tekort kan nooit worden omgezet in een tegoed. De dingen veranderen niet. Onlangs zei ik tegen mijzelf: je hebt meer kennis verzameld dan al je voorgangers in Jeruzalem ooit hebben gedaan. Ik had er dan ook mijn zinnen op gezet om alles te willen weten. Dwaasheid, gekte, onzin, ik wilde alles leren kennen. Maar ook dit is een najagen van wind. In alle wijsheid en kennis ligt ook pijn en verdriet. Een mens die zijn kennis vergroot, vergroot zijn verdriet.

III Alle dingen hebben hun tijd er is een tijd om te baren en er is een tijd om te sterven er is een tijd om te aarden en een tijd om te onthechten er is een tijd om te doden en een tijd om te helen een tijd om af te breken en om te bouwen een tijd om te huilen en om te lachen om te klagen; om te dansen er is een tijd om de liefde te laten ontvlammen en een tijd om te verkillen. er is een tijd om te omhelzen 64


en een tijd om dat te laten er is een tijd om vast te houden er is een tijd om weg te werpen er is een tijd om te scheuren en er is een tijd om te herstellen er is een tijd om te zwijgen; er is een tijd om te praten er is een tijd om te beminnen; er is een tijd om te haten er is een tijd van oorlog er is een tijd van vrede Alle dingen hebben hun tijd.

Fragmenten uit het bijbelboek Prediker verteld door Ferdinand Borger

65


Golf Ik was te Cadzand aan het strand getuige van een misverstand, toen ik twee golven hoorde spreken precies voordat ze zouden breken. De ene riep: ‘Het is gedaan, wij zullen hier te pletter slaan!’ De ander zei beslist: ‘Welnee, je bent geen golf, je bent de zee. (Uit: Hein Stufkens, Je bent de zee, uitgegeven bij Dabar - Luyten/Heeswijk

66


Zoektocht Het leven is niet langer een grote zoektocht, want dat is ook niet de bedoeling. Nergens staat dat er iets te vinden zou zijn. Maar je kunt onderweg wel veel genieten. Š Paul van Vliet in een interview in 2000, aan de vooravond van zijn 65ste verjaardag

67


Liefde Liefde kan alleen opbloeien in totale openheid voor al wat is. Alleen iemand die vrede met zichzelf sluit, de strijd tegen zichzelf staakt, kan deze openheid bereiken. Dat betekent in de praktijk van het leven dat men zichzelf ontwapent, zijn pantser aflegt, en bereid is geraakt te worden, ook door pijn en verdriet. In de vrije ruimte die deze openheid schept zal liefde zichzelf aandienen als een reÍle menselijke mogelijkheid.' ŠBram Moerland, 2005, het Vermoeden IKONTV.

68


Dialoog Maurice Zundel, en Zwitsers priester met een apart profetisch aanvoelen, schreef ooit een zeer ironische bladzijde, in 1966, over de afstand tussen ons spreken en wat we in feite beogen, als een verborgen agenda, terwijl we zo luid roepen: dialoog, dialoog! "Wij bieden de dialoog aan, aan de communisten, ja, maar uiteraard verwerpen we het atheïsme. Wij bieden de dialoog aan, aan de niet-christenen, maar uiteraard zullen we niet ophouden de noodzaak van Jezus Christus te poneren. Wij bieden de dialoog aan, aan onze niet-katholieke broeders, maar uiteraard zullen we blijven de noodzaak van Petrus verkondigen. En uiteindelijk blijken al die kringen die zich uitstrekken en zich van Rome verwijderen, toch rond Rome te cirkelen, rond het primaatschap van Petrus, want daar is de goddelijke instelling en men kan toch niet minder vragen aan een opperste Pontifex dan dat hij gelooft aan het primaatschap van Petrus op wiens katheder hij zetelt. En zonder hoogmoed, zonder enggeestigheid van hart of verstand, te goeder trouw en met een gepassioneerde wil tot dialoog, maakt men in feite de dialoog ongedaan, want, als het nu eenmaal vaststaat dat u mij, communist, aanneemt maar reeds op voorhand mijn atheïsme veroordeelt; als u mij, niet-christen, boeddhist of shintoïst, aanneemt, maar dat op voorhand Christus noodzakelijk is in uw diepste overtuiging; als u mij, orthodox of protestant, aanneemt, maar dat u op voorhand zich de Kerk niet kunt voorstellen zonder het primaatschap van Petrus, dan is de dialoog nu al onmogelijk, aangezien er uiteindelijk slechts één positie bestaat, namelijk de uwe". Uit Marc Donzé, Témoins d'une Présence. Inédits de M. Zundel, T. II, Tricorne, Genève 1987.

69


Open houding "Wat moet er gedaan worden, o moslims? Want ik ken mezelf niet meer. Ik ben geen christen, geen jood, geen Pers en geen moslim. Ik ben noch van het oosten noch van het westen, noch van het vasteland noch van de zee. Ik ben niet afkomstig van de werkplaats, noch van de natuur en evenmin van de draaiende hemellichamen. Ik ben niet van de aarde, noch van het water, noch uit de lucht, noch uit het vuur. Ik kom niet van de goddelijke stad, ook niet van het stof, niet uit het wezen of uit de essentie. (...) Ik ben niet van deze wereld en evenmin van de andere, niet uit het paradijs en niet uit de hel. Ik ben niet uit Adam voortgekomen, noch uit Eva, niet van Eden en niet van de engelen van het Eden. Mijn plaats is zonder plaats, mijn spoor is spoorloos, noch lichaam noch ziel. Want ik behoor tot de ziel van de Veelgeliefde. Ik heb de dualiteit opgezegd, ik heb ingezien hoe de twee werelden één zijn. Wat ik zoek is EEN, EEN wil ik aanschouwen, EEN is het wie ik aanroep. Hij is de eerste, Hij is de laatste, de meest uiterlijke en de meest innerlijke. Ik ken niets anders dan "O Hij" en "O Hij die Is". Ik ben dronken door de beker van de liefde, De werelden zijn aan mijn blik onttrokken, ik heb geen andere zorg of kommer dan het gastmaal van de Geest en het wilde drinkgelag. Heb ik in mijn leven één ogenblik zonder U doorgebracht, dan wil ik vanaf dit uur en dit ogenblik spijt hebben van mijn leven. Als ik in deze wereld één ogenblik met U kan winnen,

70


dan wil ik de twee werelden met de voeten treden, en triomfantelijk dansen voor de eeuwigheid".

Djalal al-Dîn Rûmi, Diwân

71


Wie van de drie Wat je van Jezus vindt zegt vooral iets over jezelf. Want het aantal Jezus-interpretaties en –beelden is groot. Peter van Kan ziet daarin ruwweg drie benaderingen van Jezus. Door Peter van Kan Van Jezus van Nazareth bestaan vele verschillende beelden. De een denkt bij de naam aan een blauwogige ariër die met een smartelijk gezicht op zijn hart wijst, de ander aan een ruige revolutionair waar later een godsdienst omheen werd bedacht, weer een ander aan een Esseense ingewijde die getrouwd was met Maria Magdalena. Is het aantal opvattingen groot, de wegen waarlangs een persoonlijk beeld van Jezus tot stand komt, zijn grofweg in drieën in te delen. Hieronder een toelichting plus commentaar op elk van deze drie. 1. De gelovige benadering. Kort samengevat leidt deze benadering tot een beeld van Jezus als de Zoon van God. Hij kwam op aarde om de mensheid te bevrijden van de zonde. Zijn optreden als Messias (Verlosser) was voorspeld in wat wij het Oude Testament noemen. Er is op zichzelf niets, niet in de Bijbel en niet in de wetenschap, dat deze visie weerspreekt. Zeker niet als de term ‘Zoon’ niet letterlijk maar metafysisch wordt opgevat. Dat onze wereld ‘gebroken’ is en er dus iets te herstellen valt, zien we om ons heen en ervaren we in onszelf. Het idee dat de Bijbel het Woord van God is en alles wat er in staat per definitie waar is, valt wel te weerspreken. Nog afgezien van de nodige tegenstrijdigheden in de teksten, kan van bepaalde passages in zowel het Oude als het Nieuwe Testament met zekerheid gezegd worden dat ze niet historisch zijn. 2. De intuïtieve benadering. Rudolf Steiner ‘schouwde’ in de geesteswereld; Jacob Lorber schreef boeken vol met informatie die hij ‘doorkreeg’; het aantal ‘gechannelde’ boeken over Jezus dat wereldwijd verschijnt, stijgt met de week; ‘indrukken’ van reizigers en schrijvers vinden hun weg naar boeken over Essenen en Magdalenen. Etcetera.Teksten van deze soort kunnen inspirerend zijn. Ze geven een andere kijk op de figuur Jezus en helpen zo de lezer om los te komen van clichébeelden. Er zijn wel twee problemen met de intuïtieve benadering. Het ene is dat er van de gedane beweringen vrijwel niets te controleren valt. Het andere is dat de vele verhalen niet met elkaar overeenkomen. Voeg daarbij dat schrijvers van dit soort boeken nogal de neiging hebben om hapsnap anderen te citeren (Rudolf Steiner aanhalen in verband met inwijdingen, maar weglaten dat hij stelde dat Jezus geen Esseen was). En dan heb je nog de menselijke eigenschap om te willen geloven wat ons aanspreekt. Het resultaat is dat menigeen overtuigingen koestert aangaande Jezus die net zo gefundeerd zijn als het idee dat mensen en dinosauriërs tijdgenoten waren. De stelligheid waarmee beweringen uit

72


gechannelde boeken worden herhaald, is vaak omgekeerd evenredig aan de kennis van het historisch onderzoek naar Jezus. Waarmee we in feite terug zijn bij de ‘gelovige benadering’. 3. De wetenschappelijke benadering. Spinoza was de eerste die stelde dat Mozes onmogelijk de auteur van zijn reisverhalen kon zijn. Daarna durfden enkelen voorzichtig vraagtekens te plaatsen bij het idee dat de Bijbel alleen maar werkelijkheid beschrijft. Pas tegen het einde van de 19e eeuw barstte het onderzoek naar de historiciteit van Jezus goed los. Taalkundigen, archeologen en (kunst)historici zetten zich aan de taak om, los van geloof en theologie, boven water te halen wat er in het leven van Jezus echt gebeurd kon zijn en wat niet. Het leverde duizenden boeken en veel inzichten op. Voor wie graag dicht bij Jezus komt, is dit een benadering die zowel frustrerend als bevredigend kan zijn. Frustrerend, omdat er over Jezus betrekkelijk weinig met een grote mate van waarschijnlijkheid gezegd kan worden. Bevredigend, omdat de figuur die opdoemt er een van vlees en bloed is. Die Jezus kan daardoor dichterbij voelen dan zowel de wonderen rondstrooiende, moreel superieure Zoon van God van de kerk, als de in oude mysteriën ingewijde meester van de channelaars. Opvattingen Hieronder een aantal opvattingen en inzichten aangaande Jezus, waarover onder wetenschappers een redelijke mate van consensus bestaat. - Niets is zeker. Daarvoor zijn er te weinig vroege bronnen. Zeer waarschijnlijk is dat Jezus gedoopt werd door Johannes, rondtrok als genezer/exorcist en stierf door kruisiging. Waarschijnlijk paste zijn boodschap van rechtvaardigheid en naastenliefde (als uiting van liefde voor God) in de Joodse religieuze traditie. De manier waarop hij deze bij de mensen bracht – o.a. maaltijden onder het motto ‘breng wat je hebt en deel het’ – vormde een bedreiging voor de Romeinse sociale orde. Zijn intieme relatie met God was bedreigend voor de Joodse religieuze elite, de Sadduceeën. - Van de diverse religieuze stromingen binnen het Jodendom van zijn tijd, stond Jezus inhoudelijk het dichtst bij de Farizeeën. Er is geen enkele aanwijzing dat hij iets met de Essenen te maken had. Gezien zijn vrijmoedige manier van optreden, is dat ook zeer onwaarschijnlijk. De Essenen leefden volgens strikte regels. Het beeld van vroege hippies die in witte gewaden vredig door hun moestuinen liepen, is een karikatuur. Essenen beschouwden zichzelf als de enigen die de juiste weg volgden en keken neer op de ‘onzuivere’ Joden. Wie de regels brak werd verbannen en wie verraad pleegde werd, jawel, gekruisigd. - Na Jezus’ dood bleven zijn volgelingen in Jerusalem de eerste decennia gewoon Joods, totdat zij na de mislukte opstand tegen de Romeinen door het Joodse establishment als zondebok werden gebruikt. Dit verklaart waarom in de latere evangeliën de toon jegens de Joden negatiever is dan in de vroegere. - Van de uitspraken die in de Bijbel aan Jezus worden toegeschreven, is van slechts ongeveer een kwart waarschijnlijk dat hij ze ook gedaan heeft. De rest ‘misschien’ en ‘waarschijnlijk niet’. Er bestonden de eerste eeuwen een stuk of vijftien verschillende versies van het christendom. De versie die wij nu kennen, is meer door Paulus vormgegeven dan door Jezus. 73


- Voor een huwelijk tussen Jezus en Maria Magdalena is in de teksten van de eerste twee eeuwen geen enkele directe aanwijzing te vinden. Wie dat laatste een onverdraaglijk mannelijke gedachte vindt, kan zich troosten met het feit dat er wel bewijs is dat het gewone Joodse volk naast Jahweh ook een godin vereerde. Welke Jezus van de drie? Artikel Koorddanser Magazine, Editie oktober 2013 • Peter van Kan is schrijver, muzikant en meditatieleraar. Meer: www.petervankan.com.

74


Zelfredzaamheid Geplaatst door: Theo van de Kerkhof in Interview, Thema het maakbare leven 4 oktober 2013 Interview met Erik Borgman Ik zeg natuurlijk niet dat we niks moeten doen, of geen verantwoordelijkheid hebben te dragen. Zeker moeten we problemen aanpakken. Maar het zou winst zijn als we daarin wat meer onszelf zouden kunnen relativeren en niet alle heil (individueel of collectief) van onszelf zouden verwachten. Het leven is de moeite waard en zinvol ook al zijn er vele problemen, ook al heb je het niet zo getroffen, ook al is niet alles oplosbaar en ligt de tragiek om de hoek. Er is ellende, onheil, onbegrijpelijk en onherstelbaar kwaad: dat toegeven is een kwestie van eerlijkheid. Desondanks vraagt het leven er volgens mij om, om beaamd te worden.” Als je weet dat het leven tragisch is, dan accepteer je de onvolkomenheid van het leven makkelijker dan wanneer je voortdurend denkt en voorgehouden krijgt dat alles op rolletjes moet verlopen, dat succes de normale toestand is. Als er dan iets misloopt, slaat dat des te harder op jezelf terug. ‘Ik doe iets niet goed’, of: ‘Het is mijn schuld dat het niet goed gaat met mijn kind.’ Sommigen zeggen: de werkelijkheid is ten diepste niets anders dan chaos. De natuur is gevaarlijk. Orde moeten we bevechten. Het leven is uiteindelijk een strijd. Precies op dit punt (van fundamentele visie op de aard van de werkelijkheid, van ontologie dus) zeggen religies iets anders, zegt Borgman: “Ja er is strijd, ja er is riscio, ja er is lijden. Maar daaronder zit nog iets anders. De werkelijkheid valt niet restloos samen met chaos en vijandigheid. Ten diepste is de werkelijkheid iets waarop wij kunnen vertrouwen. ‘Wees niet bang’, luidt de blijde boodschap. Je hoeft niet bang te zijn dat als je het stuurwiel van je leven uit handen geeft dat er dan niets meer overblijft, dat dan alles misloopt en er alleen nog maar ongelukken gebeuren.” “Als je religie ziet als een set van tools waarmee je jouw geestelijk welzijn voor elkaar kunt boksen, dan blijf je uiteindelijk toch weer geheel binnen het kader van de maakbaarheidsideologie en wend je de religie instrumenteel aan. En dat gebeurt veel.” We mogen van de theoloog best proberen ons geestelijk welzijn te verbeteren. “Daar is niks mis mee.” Maar, wil hij maar zeggen, religie heeft nog iets anders in petto: je mag de bezorgdheid om je eigen leven inclusief je geestelijk welzijn relativeren. “Religie zegt niet: ‘Geef je nou maar over, dan wordt alles oké.’ Het is omgekeerd: ‘Op een bepaalde manier is alles al oké en daarom is het reëel en verantwoord om je over te geven.’ De religieuze levenshouding is een manier om de ernst van het lijden een plaats te geven, niet weg te stoppen, maar uit te houden, juist in het besef dat er onoplosbaar smartelijke situaties zijn. “

75


Borgman wil maar zeggen: ook situaties waar geen redden meer aan is, zijn situaties waarvoor we niet hoeven weg te lopen, maar situaties die we kunnen doorstaan en bij het leven moeten houden. “Het geloof zegt: zelfs als er helemaal niets meer is, dan moeten we bij dat niets blijven. En in dat niks gebeurt iets. Dat is het wonder waar het in het geloof om draait. En dat wonder is geen toevalligheid, maar dat is de grondstructuur van onze werkelijkheid: de God uit wie alles voortkomt, is betrokken liefde. Dát is de christelijke belijdenis.” Het leven zou er ook veel ontspannener door worden. Met name ook op het punt van de moraal. “Religie gaat niet rechtstreeks over de moraal. De primaire boodschap van de religie is niet ethisch, in de zin van ‘jij moet voor je naaste zorgen’. Dat moet je wel. Maar ten eerste weten we dat al en ten tweede gaat in de religieuze boodschap nog iets aan die moraal vooraf, namelijk: ‘wij zijn van elkaar’ en daar hoort ook degene bij die langs de kant van de weg ligt. Daarin ligt uiteraard een ethiek geïmpliceerd, want als die ander en zijn lot van jou zijn, moet je daar iets mee doen. Maar het begint niet met ethiek. Het begint ermee dat we in het leven fundamenteel met elkaar en met de werkelijkheid als geheel verbonden zijn, en dat we geloven dat de anderen onvervreemdbaar van waarde zijn.” “Wij zijn onderdeel van een meer fundamentele goedheid, die wij weliswaar vertegenwoordigen maar waarmee wij niet samenvallen. Dat impliceert dat het goede niet van ons afhangt. Wij hebben slechts een bijdrage te leveren. In dit wereldbeeld is het ook makkelijker schuld te bekennen. Als mijn bijdrage mislukt, dan is nog niet alles verloren. Anderen kunnen het overnemen, elders wordt de goedheid voortgezet.” ◊ Erik Borgman (1957, Amsterdam) is hoogleraar publieke theologie. Hij bekleedt de Cobbenhagenleerstoel van Tilburg University. Komende tijd zal hij voor deBezieling.nl een column verzorgen.

76


Thought as a System David Bohm Bohm (1917-1992) made a number of significant contributions to physics, particularly to quantum mechanics and relativity theory. In his book, Thought as a System, he wrote about a pervasive, systematic nature of thought: What I mean by "thought" is the whole thing – thought, felt, the body, the whole society sharing thoughts – it's all one process. It is essential for me not to break that up, because it's all one process; somebody else's thoughts become my thoughts, and vice versa. Therefore it would be wrong and misleading to break it up into my thoughts, your thoughts, my feelings, these feelings, those feelings... I would say that thought makes what is often called in modern language a system. A system means a set of connected things or parts. But the way people commonly use the word nowadays it means something all of whose parts are mutually interdependent – not only for their mutual action, but for their meaning and for their existence. A corporation is organized as a system – it has this department, that department, that department. They don't have any meaning separately; they only can function together. And also the body is a system. Society is a system in some sense. And so on. Similarly, thought is a system. That system not only includes thoughts, "felts" and feelings, but it includes the state of the body; it includes the whole of society – as thought is passing back and forth between people in a process by which thought evolved from ancient times. A system is constantly engaged in a process of development, change, evolution and structure changes...although there are certain features of the system which become relatively fixed. We call this the structure.... Thought has been constantly evolving and we can't say when that structure began. But with the growth of civilization it has developed a great deal. It was probably very simple thought before civilization, and now it has become very complex and ramified and has much more incoherence than before. Now, I say that this system has a fault in it – a "systematic fault". It is not a fault here, there or here, but it is a fault that is all throughout the system. Can you picture that? It is everywhere and nowhere. You may say "I see a problem here, so I will bring my thoughts to bear on this problem". But "my" thought is part of the system. It has the same fault as the fault I'm trying to look at, or a similar fault. Thought is constantly creating problems that way and then trying to solve them. But as it tries to solve them it makes it worse because it doesn’t notice that it's creating them, and the more it thinks, the more problems it creates. (pp. 18–19) Bohm views physical processes as determined by information of more and more subtle levels which interact, and does not limit this consideration to matter alone. In an article of 1990, A new theory of the relationship of mind and matter, he resumes his view that there exists a close link to mental processes: "the whole notion of active information suggests a rudimentary mind-like behaviour of matter". In his view, mental processes as well can be understood as representing levels of activity of increasing subtlety 77


which act upon each other. He recalls that thought is intricately connected with physical reactions, as is known from everyday experience. Yet on the mental side, action as response to information need not be immediate; rather, in some cases at least, it can be mediated by "suspension" of physical action and the resulting train of thought. Bohm suggests that the mental and the physical sides, which he sees as two "poles" of a unified whole, are closely interlinked and that "at each level, information is the bridge or link between the two sides". A relationship between the mental and matter may exist at indefinitely great levels of subtlety, while nonetheless each kind and level of mind may have a relative autonomy and stability. His article concludes with the statement that "knowledge of matter (as well as of mind) has changed in such a way as to support the approach that has been described here. To pursue this approach further might perhaps enable us to extend our knowledge of both poles into new domains".[2] [1] 1992. Thought as a System (transcript of seminar held in Ojai, California, from 30 November to 2 December 1990), London: Routledge. ISBN 0-415-11980-4. [2] David Bohm: A new theory of the relationship of mind and matter, Philosophical Psychology, vol. 3, no. 2, 1990, pp. 271—286, doi:10.1080/09515089008573004 Š http://en.wikipedia.org/wiki/David_Bohm

78


Impliciete orde van onverbroken heelheid David Bohm (1917-1992) was een van de meest vooraanstaande theoretische fysici van zijn generatie en een onbevreesd uitdager van de wetenschappelijke orthodoxie. Zijn interesses en invloed strekten zich ver buiten de fysica uit en omvatten biologie, psychologie, filosofie, religie, kunst en de toekomst van de maatschappij. Op een dag zag hij op de televisie een apparaat dat dadelijk sterk op zijn verbeelding werkte. Het bestond uit twee concentrische glazen cilinders waarvan de tussenruimte was gevuld met glycerine, een zeer viskeuze vloeistof. Als een druppel inkt in de vloeistof wordt gedaan en de buitenste cilinder wordt gedraaid, dan wordt de druppel uitgerekt tot een draad die tenslotte zo dun wordt dat hij onzichtbaar wordt; de inktdeeltjes zijn ‘ingevouwen’ of impliciet aanwezig in de glycerine. Maar als de cilinder daarna in tegengestelde richting wordt gedraaid, verschijnt de draadvorm weer en wordt opnieuw een druppel; de druppel is dan weer ontvouwd. Bohm besefte dat toen de inkt in de glycerine werd verspreid deze zich niet in een toestand van ‘wanorde’ bevond, maar een verborgen, nietgemanifesteerde orde bezat. Naar de mening van Bohm zijn alle afzonderlijke voorwerpen, entiteiten, structuren en gebeurtenissen in de zichtbare of expliciete wereld om ons heen betrekkelijk autonome, stabiele en tijdelijke ‘subtotaliteiten’, voortgekomen uit een diepere, impliciete orde van onverbroken heelheid. Bohm geeft de analogie van een stromende rivier:2 Aan het oppervlak van deze rivier is misschien een voortdurend veranderend patroon te zien van draaikolken, rimpelingen, golven, enzovoort, die duidelijk niet onafhankelijk bestaan. Het zijn abstracties van aspecten van de vloeiende beweging, die in het totale proces van de stroom ontstaan en weer verdwijnen. Dit tijdelijke bestaan van deze geabstraheerde vormen impliceert slechts een relatieve onafhankelijkheid of zelfstandigheid in gedrag, en geen absolute onafhankelijkheid als ultieme substanties. We moeten leren alles te zien als een deel van een ‘onverdeelde vloeiende heelheid’, aldus Bohm. http://www.theosofie.net/sunrise/sunrise1993/juliaug1993/davidbohm.html

79


Citaat uit het boek "Heelheid en de impliciete orde" van David Bohm.

80


De reis van je hoofd naar je hart Door begrippen als zelfacceptatie, mededogen, zelfonderzoek en zelfreflectie kom je weer bij je zelfrespect of wel verrijking. Soms pakken we de lessen in ons leven niet meer op en ervaren we een hindernis. Hindernissen kunnen ontstaan door ingrijpende gebeurtenissen, zoals een crisis in de relatie, het verlies van een dierbare, ziekte, ontslag en dergelijke. Maar je kunt ook belemmerd worden door energieverlies, eenzaamheid, het gevoel in een kringetje te blijven ronddraaien of een algemeen onbevredigd gevoel over je leven. De betrokkenheid in je relatie, gezin of werk een beetje verloren? Herkenbaar? En ook behoefte aan een andere manier van leven, leren en werken? Wie leeft en werkt vanuit zijn hart staat open voor ontroering en laat zich raken. Het resultaat: rust, ontspanning en energie. In onze samenleving krijgen kennis, inzicht en logisch denken veel nadruk. Vaak ten koste van andere zaken die minstens zo belangrijk zijn. Volgens de Griekse filosoof Socrates, bezit de mens naast het hoofd nog twee centra van motivatie en actie: de buik en het hart. De buik zegt je waar je persoonlijke behoeften en verlangens zitten. Het hart is gericht op verbinding met anderen, op het afdwingen van respect en het oproepen van gevoelens en emoties. Wie leeft vanuit zijn hart kan volledig tot zijn recht komen. Maar hoe leef en werk je vanuit je hart? Daarvoor gelden een paar basisregels. Je kunt pas echt leven vanuit je hart als het contact vrij van oordelen is en het de autonomie van de ander bevordert. Werkelijk contact is vrij van oordelen. In de praktijk van alledag blijkt dit een lastig punt. Wij plakken, collega’s, vrienden en familie snel een etiket op. Het is handig, omdat het plaatsen van mensen in hokjes veiligheid biedt. Het effect is dat de ander zich gedwongen voelt zich ernaar te gedragen. Wil je vanuit het hart mensen ontmoeten, dan probeer je iedere keer opnieuw een impressie te krijgen. Daarvoor is het nodig goed te luisteren, te voelen en te kijken. Leven vanuit het hart betekent ook dat je de autonomie van de ander bevordert. Dit wil zeggen dat je in het contact de ander uitnodigt zichzelf zichtbaar te maken. Dat je op zoek gaat naar het unieke van de ander en dit ook stimuleert. Daarvoor is inleving en echte betrokkenheid nodig zodat de ander zijn jasje durft uit te trekken. Als je contact maakt vanuit het hart sta je open voor ontroering en kwetsbaarheid. Je laat je raken en dat geeft rust, ontspanning en energie. Het vergt moed om los te laten wat niet meer werkt en te leven vanuit je hart, vanuit liefde voor jezelf en voor anderen. Loslaten is het toelaten van nieuwe kansen en mogelijkheden, nieuwe mensen of een nieuwe kijk op de omstandigheden waarin je nu leeft. De reis van je hoofd naar je hart en is er op gericht om je te helpen ontdekken wie je bent. Daarbij richten we de blik naar binnen op gevoel, intuïtie, drijfveren, moed, acceptatie, veerkracht, de kracht van het NU, kwaliteiten en valkuilen. Het ontdekken wat jouw bijdrage, jouw eigen speciale aanbod en kwaliteit is en hoe je deze vorm kunt geven in je relatie, in je werk, etc. Hoe? Inzicht en bewustwording van jezelf, beter leren ontspannen, anders met conflicten omgaan, je afweermechanismes duidelijk krijgen, beperkende overtuigingen duidelijk krijgen, het vermogen activeren om keuzes te maken, meer in het hier en nu zijn. Hoe? Met doelstellingen, veel zelfonderzoek,

81


met beweging en lichaamswerk, P.R.I. model, counseling, geweldloos communiceren, emotionele vaardigheden, zelfreflectie, tekeninganalyse, yoga en meditatieoefeningen en ervaringen delen. De kunst is om uit te vinden wat je eigen blauwdruk is. Om jezelf als een ui af te pellen en te leren onderscheiden wat je jezelf hebt wijsgemaakt, wat je door anderen aangepraat hebt gekregen en wat echt bij jou past. Je zult erachter moeten komen wat betekenisvol voor jou is en waar jij blij van wordt, onafhankelijk van het beeld dat ervan bestaat of wat anderen ervan denken! Š 2013 http://www.werkenaaninnerlijkevrede.com/2013/10/nieuwsbrief-november/

82


Roeping Roeping is niet alleen iets voor gelovige mensen. Het is het vinden van je unieke bestemming. Maar hoe vind je die? Er van uitgaande natuurlijk dat we daar enigszins de regie over hebben. Dat is lang niet altijd het geval, maar laten we de zonnige zijde bekijken. Je komt soms op kruispunten in het leven waar je werkelijk een richting kunt bepalen. Wat ga ik studeren? Zal ik solliciteren op die nieuwe baan? Kies ik voor kinderen of een carrière? Hoe ga ik invulling geven aan mijn vrije tijd of pensioen? Ik heb 4 manieren voor je en natuurlijk zijn er nog veel meer. De eerste methode is niet handig voor wie weinig tijd heeft. Ze is wel diepgaand. Trek je terug in jezelf, enige tijd of enige momenten door de tijd heen, liefst op een stille plek. Reflecteer, raadpleeg niet duizend raadgevers maar ga eens op zoek naar de raadgever in jezelf. Reflecteren betekent dat je jezelf een spiegel voorhoudt om zo stil te staan bij hoe je bijvoorbeeld werkt, denkt en handelt, welke keuzes je daarbinnen maakt, welke vaardigheden je inzet en hoe dat voelt. De tweede methode is praktischer: zij is oud en stamt uit de wereld van de monniken. De monniken geloofden dat God vrede, vreugde en vrijheid wil bewerken. Vraag je daarom bij elke belangrijke keus af, welk alternatief de meeste vrede, vreugde en vrijheid voor jou zal opleveren. Dat weet je niet zozeer met je verstand, maar voel je met je hart of je buik. Overigens: vrede, vreugde en vrijheid beginnen alle drie met een v wat gemakkelijk is om deze criteria te onthouden. De derde methode is wat morbide, maar wel sterk. Deze oefening vraagt je je eigen dood in gedachten te nemen. In wat voor kwaliteit wil jij je laatste adem uitblazen? Op zo’ n moment doet het er niet toe wat ‘men’ van jouw keuzes in het leven vindt. In het aangezicht van de dood wordt duidelijk wat voor jou werkelijk belangrijk is. De gedachte aan de dood kan werken als een scheermes, dat alle franje, ruis en flut wegscheert. De vierde methode is vitaler. Hier luidt de vraag: op welke momenten stond ik in mijn kracht? In welke situaties leefde ik echt? Vaak zijn we geneigd te kijken naar wat er misging in ons leven. Daar kun je van leren. Hier echter richt je je op wat goed ging. De geluksmomenten helpen je te ontdekken wie je werkelijk bent en wat je weg op aarde kan zijn. Bijsluiter: gebruik deze methodes niet eenmaal, maar regelmatig. Wat in het verleden je roeping was, kan in de loop der tijd minder gaan passen. De wereld verandert en jij ook! Dit artikel komt uit het oecumenisch maandblad Open Deuren van januari 2013 en is aangepast voor de Nieuwsbrief © http://www.werkenaaninnerlijkevrede.com/2013/02/nieuwsbrief-maart-2013/

83


Een nieuwe weg Verlies is een ervaring naar een nieuwe weg. Een nieuwe gelegenheid om op een andere manier te denken. Verliezen is niet het einde van alles, maar het einde van een bepaalde manier van denken. Wie ergens valt, staat ergens anders weer op. Dat is de wet van het leven.

Mohammade Mogtari, Perzisch dichter Mohammad Mokhtari (* 21 april 1942 ; †december 1998 ) was een Iraanse schrijver en dichter . Hij was een slachtoffer van een serie moorden in het Iran van religieus leider Khomeini. Mohammad Mokhtari verdween in december 1998 en werd dood aangetroffen na een week. Samen met Mohammad Ja'far Puyandeh , Huschang Golschiri , Kazem Kordavani , Ali Ashraf Darvishiyan en Mansur Kushan , richtte hij de onafhankelijke Unie van Schrijvers " Kanun ".

84


Soften your grief May tender memories soften your grief, may fond recollection bring you relief, and may you find comfort and peace in the thought of the joy that knowing your loved one brought.

For time and space can never divide or keep your loved one from your side, when memory paints in colors true, the happy hours that belonged to you"

85


Er was eens‌. Er was eens.... Een plek waar de wind door je hoofd waait Waar je doet, waar je buik van gaat zingen waar je droomt, zoveel je kan, waar je bent, wie je bent. Een plek van zand, van zee, van lucht, van aarde, van vuur, een plek waar je nooit verdwalen kunt, een plek waar de vrijheid woont: daar wil ik zijn. Als ik daarvan vertrek neem ik die plek mee overal waar ik nog komen ga [ergens gelezen]

86


De mens is veel meer dan zijn gedachten. Gedachten en intenties stroken vaak niet met gedrag. Want beslissingen komen voort uit veelal onbewuste hersenprocessen. Daarom kan een hersenscanner onze keuzes beter voorspellen dan wijzelf. En gedrag uit het verleden zegt meer dan al onze mooie plannen bij elkaar. Daarom weten Google en Facebook precies wat u wilt. Een vader die zegt ‘krankzinnig veel om zijn gezin te geven’ maar intussen 80 uur per week werkt, leeft een mythe. Hij meent het vast oprecht. Maar hij kent de ware drijfveren van zijn gedrag niet. En hij gelooft in het waanidee dat als hij het maar hard genoeg zou ‘willen’ hij minder zou gaan werken. De wereldwijde miljoenenindustrie van zelfhulpboeken helpt hem daarbij graag een handje. We moeten weerstand bieden aan de dopaminerush die ons brein overspoelt bij succes, aan het plezier dat we ervaren als we gezellig bij elkaar zijn en genieten van een wijntje. […] weet dat we met dit hedonisme onszelf verloochenen. Foute redenering. Het is juist een verrijking om één te worden met je gedrag. Ik ben meer dan mijn armzalige gepieker en mijn loze plannen. Ik ben ook mijn onbewuste drijfveren, mijn ambities, mijn angsten. Ik ben mijn genetische code, waarin mijn ouders terugkomen in mij. Ik ben mijn opvoeding, ik ben wat ik allemaal – bewust en onbewust – heb meegemaakt. Ik ben mijn vrienden en mijn geliefden, ik ben de maatschappij waarin ik leef. En dat alles is neergelegd in de structuur en functie van mijn héle brein en uit zich in de keuzes die zich openbaren in mijn gedrag. Ik ben wat ik doe. Victor Lamme http://www.nrcnext.nl/columnisten/2012/09/21/ik/#more-5882

87


BEWUST Je hebt het gevoel dat er in je leven iets moet gebeuren en zoekt naar inspiratie of verstilling. Je bent op zoek naar méér kwaliteit in je werk of je wilt je carrière een wending geven. Je bent vastgelopen in je werk of je persoonlijk leven; je zoekt een plaats waar je kunt herstellen van depressie, verdriet of burnout. Als je inzicht hebt in je eigen drijfveren, in wie je bent, wat je wilt, dan betekent dat je bewust wordt van wat in je leeft en zich wil tonen. Bewustwording gebeurt in zeven stappen: aanvaarden, verlangen, hopen, vertrouwen, loslaten, liefhebben, willen. Centraal staat zelfreflectie. De stappen kunnen je helpen op je weg en je helpen je bewust te worden van wat er in je leeft. Als je werkelijk beseft wat je verlangt en wat je wilt, ga je als vanzelf handelen op een manier die bij je past. Het is een weg van inspiratie naar realisatie. © Ergens gelezen op internet

88


De stille Geest ‘Over de stille geest is het moeilijk spreken, want het is een spreken over iets dat zich in woorden niet laat vatten. De stille geest leeft in ons, maar wij kennen hem niet – terwijl hij ons hele leven aanwezig is, zelfs de oorzaak is van onze geboorte, en ook na onze dood blijft voortbestaan.

Al valt over de stille geest weinig te zeggen, je kunt hem wel zelf gaan opmerken. Je kunt gaan opmerken wat er in je is buiten alles wat je kent: je kent je gedachten, je kent je gevoelens, je kent je gewoonten, je kent de idealen die je hebt, de dingen die je nastreeft, je kent verdriet, plezier, vreugde. Maar wat daaraan vooraf gaat?

Elke beweging, elke ademtocht 89


is alleen maar mogelijk omdat dat andere er is. Je kunt het leven noemen, je kunt het God noemen, je kunt er allerlei namen aan geven – het is onbekend, het is het geheim in ieder van ons.’

Wanneer je aandachtig wordt voor de stille geest, ga je merken dat je zonder het te willen een beetje slapend door het leven gaat. Dat je je niet bewust bent van het onzichtbare wat je draagt, wat je geboren laat worden, weer laat sterven en wat in alle dingen is. Ik merkte, zowel in het boeddhisme als in allerlei andere spirituele stromingen die ik bestudeerde, dat dit instituten zijn geworden. Instituten gaan ervan uit dat je hun uitgangspunten aanneemt. Ze gaan niet uit van de eigen ervaring. Maar ervaring is totaal iets anders dan aanname. Vaak gebeurt het, daar heb ik zelf ook last van gehad, dat je in die aanname blijft steken. Hierdoor verlies je het vermogen om naar je eigen innerlijke stem te luisteren. Om wel te kunnen luisteren, dien je je steeds opnieuw los te maken van de overlevering en je te houden aan je eigen ervaring. Dit streven, dit verlangen naar de stille geest, kan het ervaren ervan in de weg staan. Zodra je een gedachte over de stille geest hebt, hem meent te kennen of ernaar streeft hem te ervaren, is de slagboom gevallen. De stille geest is ongrijpbaar. Hij is zichzelf en openbaart zich eigenlijk voortdurend. Alleen hebben wij het idee dat wij er buiten staan. Dat komt omdat wij niet aandachtig zijn. Dit is eigenlijk de slotsom van mijn leven: het draait om aandacht in het moment. Aandacht die niet opzettelijk is. © Interview door Ronald Hermsen met Maarten Houtman, gepubliceerd in ‘De tao van Zen’, feestschrift bij de 90e verjaardag van Maarten Houtman (uitgave: Stichting ‘zen als leefwijze’, 2008

90


De Wind Waait De wind vertelde mij De wind die zacht door mijn haren blies Nam de geuren mee. De geuren van de bloemen, en een veld vol groen gras. De wind vertelde mij dat het bloeien was gebeurd. En dat het nieuwe seizoen begonnen was De wind die blies, Zacht en beheerst En de zon die mij liet merken Dat ik de wind moest vertrouwen.

Š ergens gelezen op een memorial site

91


In gedachten In gedachten stuur ik je een kaartje met daarop de lieve groeten van mij aan jou

en met de hoop dat het je goed gaat daar waar jij nu bent en dat je gelukkig bent en dat ik je mis

maar - zo heb ik later pas ervaren - dat het niet zo erg meer is want mijn herinneringen aan jou hebben zich genesteld in mijn hart en brengen een glimlach op mijn gezicht

Die soms vergezeld gaat met een traan omdat het niet meer tastbaar is maar eveneens met innerlijke vrede in het besef - zo leerde ik later - dat het is zoals het is en dat wat is goed is

92


In gedachte stuur ik je een kaartje ik weet zeker dat hij aankomt ook al hebben ze daar geen brievenbussen postbezorgers zijn er overal.

93


Ik kan in het leven zelf kijken wie ik ben en hoe ik met problemen omga. Ik kijk dan in de spiegel naar mezelf en probeer te kijken wat die me leert. Op zich is dat goed, maar een mens kijkt soms wel eens selectief naar zichzelf. Soms is mijn beeld van mezelf niet helemaal het beeld dat anderen van me hebben. Kijk maar naar onderstaande plaatjes als voorbeeld. (grapje)

94


95


Natuurlijk zijn die plaatjes als grapje bedoeld, dus niet persoonlijk. Maar het geeft iets weer van het verschil hoe mensen zichzelf en hun gedrag zien en hoe anderen dat zien. Een voorbeeld: ik was eens op een cursus en moest een rollenspel doen. Er was een groepje mensen dat met elkaar moest onderhandelen (daar zat ik in) en er was een groepje mensen die toekeken hoe dat ging. Eerst vroeg de cursusleider aan mij na afloop, hoe ik mezelf had ervaren. Ik vond dat ik me terughoudend had opgesteld en behoorlijk op de achtergrond was geweest. Aan die groep die toekeek vroeg de cursusleider hoe zij mij hadden ervaren. Die mensen vonden dat ik hen behoorlijk was opgevallen en toch behoorlijk het eindresultaat van de onderhandeling had beïnvloed. Ik was stomverbaasd. Dat er zo’n verschil kon zijn hoe ik dacht dat ik was en hoe ik op anderen overkwam! Ik leerde hiervan dat het handig is als ik ook anderen mensen vraag hoe ze mij zien, hoe ze mij ervaren. Feedback kun je zien als een cadeau. Je kunt het aannemen, uitpakken en er je voordeel mee doen. Of je neemt het aan, bedankt de gever en legt het vervolgens in een kast om er nooit meer naar om te kijken. Je kunt feedback beter zien als een kans om iets te leren. Hoe? Door goed te luisteren, toelichting te vragen en vervolgens te bedenken wat je ermee gaat doen.

96


Feedback ontvangen is moeilijk. Waarom is feedback lastig? Niet zelden werd ik boos of emotioneel als ik werd aangesproken op mijn gedrag of zijn mening gaf. Ik ontkende bij hoog en laag of schoot in de verdediging. In het omgaan met feedback speelt onzekerheid vaak een rol. We interpreteren kritische kanttekeningen als een aanval op onze persoon en voelen ons afgewezen .

Soms voelt het onveilig, omdat we de consequenties niet altijd kunnen overzien. Wie feedback krijgt, heeft de neiging in de verdediging te gaan. Maar eigenlijk is het gratis advies zoals die persoon iets ervaart of iets aan jou wil meegeven. Maar het is aan mijzelf om iets of niets met de feedback te doen. Het is mijn eigen zaak om er niet in mee te gaan. Soms kun ik er immers gewoon niets aan doen. Mijn biologische klok is bijvoorbeeld ingesteld op activiteit na de middag, dus ben ik sloom tijdens het ochtendoverleg. Of, de feedback botst met mijn waarden/overtuiging. Gelukkig is er een recept voor het ontvangen van feedback. Daar heb je steun aan. De belangrijkste voorwaarde is dat je je open stelt voor feedback. Hier zijn wat tips. 1.Actief te luisteren:

Wie feedback ontvangt, is gebaat bij actief luisteren. Dat houdt in dat je verbaal ĂŠn non-verbaal laat zien dat je aandacht hebt voor wat je gesprekspartner te zeggen heeft

2.Om toelichting te vragen:

Is je niet helemaal duidelijk wat de ander bedoelt, vraag dan om een toelichting. Probeer de feedback te begrijpen. Vraag door naar wat de ander precies bedoelt. Check of je de boodschap goed hebt begrepen door te luisteren, samen te vatten en door te vragen.

3.Waardering te tonen:

Een gouden regel is de ander te bedanken voor zijn informatie. Dat voelt misschien wat vreemd, maar als je feedback ziet als een kans in plaats van als een bedreiging is het zo gek nog niet: de ander geeft je immers informatie waarmee jij je voordeel kunt doen. Bovendien steekt 97


hij zijn nek uit want voor de ander is het net zo moeilijk om de feedback te geven. Hij/zij vindt de relatie met jou zo belangrijk dat hij/zij voor jou dat risico neemt. Hak zijn kop niet af als dank! 4.Na te denken over de feedback

5.Iets te doen!

Degene die feedback ontvangt, beoordeelt zĂŠlf wat hij met de feedback gaat doen. Vind je de opmerkingen terecht of onterecht? Herken je wat de ander zegt? Kun je er iets mee? Schiet in geen geval in de verdediging. Beter is het om te vragen wat de ander dan graag van je wil en waarom. Als je beter begrijpt waarom het voor de ander belangrijk is kan je voor jezelf beter beargumenteren of je er iets mee gaat doen

Laat de feedbackgever op een gegeven moment weten wat je met zijn commentaar doet. Als je besluit er niets mee te doen, zeg je het ook.

Waarom dit verhaaltje over feedback? Omdat ik heb geleerd dat feedback van andere mensen (oma, opa, vrienden, collega’s op het werk) belangrijk voor mezelf is om te kijken waar ik sta in het leven en om de koers te bepalen voor de toekomst 31 oktober 2014, Geert van der Leest

98


My New World

My new world waits patiently When living is lost in a memory My new world is ahead of me But sometimes I'm back where I used to be ... Then the fall ran away with our time

Out of the blue still reaching for something Feeling the window of time out of mind Catching a glimpse each one to the other Always not knowing the spark left behind Going and going with fictional borders Passing two feet from the door

My new world keeps spinning me around And this is all that can be My new world is ahead of me now This is all that I've found My new world keeps spinning me around My new world keeps spinning me And time is not my enemy My new world is ahead of me today And all things pass away ... Š lyrics (partly) My new World, Transatlantic.

99


Dreams As children we all wanted to be this and that With every career, we wanted to wear that hat We felt we could do anything, could even fly Just give us a chance, we were willing to try.

Then reality set in –we were repeatedly told “You cannot do that”- that’s how our dreams were sold When we believed the adults, those who knew best the people who loved us but ‘ stole’ our zest.

“Be sensible, you need security!” was the advice And so we settled and gradually; life lost its spice Now off we go each day; just for the pay And our dreams? Where they went, no one can say.

All is not lost, somewhere deep, now trying to hide Are what is left of our dreams, deep, deep inside Get a pen and paper and try to remember; to discover What is left of your dreams before your life is over.

\ 100


Make a bucket-list, things to do before you die Anyone who says you cannot is telling a lie If you really try you can usually find a way Regardless of what the timid, nay-sayers say.

One of the greatest gifts we can bestow Is to support our children’s dreams, to actively show That we believe in them, will help them to achieve The fulfillment of their dreams, and allow them to always believe.

Š Anthea Guy, The daily Herald, Tuesday November 4, 2014

101


Grenzen De grens van het leven is de dood. Alleen omdat hij daar aan de rand op ons staat te wachten realiseren wij ons dat het naar op weg zijn. Het is de grens die ons richting geeft. Zulke grenzen zie ik overall. Ze maken ons bewust van onze beperkingen, maar tegelijk op het ongelofelijke dat daar binnen mogelijk is. Ik heb gevoeld hoe de onderdrukking mensen de wil gaf om te overleven. Ik heb gezien hoe uit de verwoesting van de oorlog ons land is opgebloeid. Uit de puinhopen van haat heb ik liefde zien opbloeien. Het is de begrenzing die ons wakker houdt. Het is de beperking die ons voortstuwt. Dit is de motor van de wereld. Dit is de leven gevende kracht. Elke cel deelt zich. Hij maakt zich kleiner om te groeien. Ik geloof dat de hele evolutie, de hele geschiedenis van de mensheid kan worden teruggebracht tot dit principe. Teruggetrokken in de onbeweeglijkheid van mijn lichaam vlamt mijn geest op. Dit is mijn overtuiging dat het lot onze mogelijkheden zo drastisch snoeit met de bedoeling dan wij daardoor des te krachtiger zullen uitbotten. Š p. 243, De Droom van de Leeuw, Arthur Japin, 2e druk febr. 2002.

102


Er is niet zoiets als ‘een eerste woord’ Het ultieme is voortdurend in beweging en verandering. Dat is een grondgedachte van de grote Duitse schrijver en Nobelprijswinnaar Thomas Mann (1875-1955). Dat was geen vrijblijvende gedachte in het Duitsland van de jaren dertig. Onlangs verscheen de Nederlandse vertaling van de romancyclus Jozef en zijn broers van Thomas Mann. Dit vierluik, gebaseerd op de verhalen van Jozef in het Bijbelboek Genesis, schreef Mann in de periode 1933-1943, een tijd waarin ingrijpende gebeurtenissen plaatsvonden in de geschiedenis en zijn eigen leven. “Het gaat om niets minder dan het avontuur van de mensheid met god en van god met de mensen.” Het gaat over niets minder dan het avontuur van de mensheid met god en van god met de mensen. Het boek [….] laat vertellenderwijs zien dat god altijd met de mensen onderweg is geweest – en dat altijd zal zijn. Daarbij staat ‘god’ voor de cultuurchristen en agnost Mann in zeer ruime zin voor al datgene wat er ‘uiteindelijk toe doet’, voor datgene wat zin en ziel, perspectief en richting geeft aan het leven en samenleven. Dit ultieme is dus volgens Mann voortdurend in beweging en verandering – en dit is meer dan een politiek correct cliché. Het was in het Duitsland van Thomas Mann een explosieve gedachte. Hordes mensen hadden zich opgesloten in een fundamentalistische mythe van menselijke makelij, waarbij de Germaanse bodem en het Germaanse bloed het begin en het einde waren, het alfa en omega. Mann besloot om deze mythe – en het mytische oorsprongsdenken als zodanig – open te breken. Hij hernam een Bijbels ‘oerverhaal’ en liet zien dat er in dergelijke aartsvaderlijke of oermoederlijke verhalen geen sprake is van een duidelijk begin en een eenduidig einde. Wie meent iets te kunnen vertellen over een absoluut nulpunt van de geschiedenis – de fundamentalisten van alle stromingen en religies – wordt al op de eerste bladzijde aan het wankelen gebracht: “Dan gebeurt het dat, hoe dieper we boren, hoe verder in de onderwereld van het verleden we afdalen en rondtasten, de oorsprongen van het menselijke, zijn geschiedenis, zijn beschaving volkomen onpeilbaar blijken te zijn en altijd weer opnieuw en verder in de bodemloosheid terugwijken, hoe avontuurlijk ver we het snoer van ons peillood ook afspoelen. Het onkenbare speelt met onze wil tot kennis een bedrieglijk spel: het levert schijnhouvasten op en doelen waarachter, als ze zijn bereikt, nieuwe stukken verleden opdoemen.” Het houvast van het verleden is schijn. Er is geen absoluut beginpunt. Dit is een verontrustende boodschap voor iedereen die beweert dat een stuk grond of een natie, een cultuur of een instituut absoluut is. Iedereen is maar toevallig gestrand op de kust waar hij of zij woont – komend vanuit een onpeilbaar verleden. Er is niet zo iets als een ‘eerste woord’.

103


Als we ons niet kunnen beroepen op een absoluut fundament, is er bovendien ook niet zo iets als een ‘laatste woord’. Instellingen en gewoontes, rituelen en symbolen, verhalen en dogma’s: ze zijn allemaal tijdelijk en broos, aan slijtage onderhevig. Dat wordt duidelijk als de primitieve mensenoffers door Jakob aan de kaak worden gesteld. Volgens de aartsvader daagt God de mensen uit om niet stil te blijven staan bij de religieuze status quo: “Want de Heer verafschuwt wat zichzelf heeft overleefd en afgedaan. Hij wil het met ons overstijgen en is er eigenlijk al overheen. Het blijft nodig dat wij nadenken, zorgen en onrustig zijn – om ons los te maken van de wereld die de Heer met ons wil overstijgen en wellicht al ontstegen is.” Kortom: als enerzijds het teruggaan naar de oorsprongen een oneindige weg is, is anderzijds de toekomst absoluut open. Oneindige regressie impliceert oneindige progressie. In theologische termen uitgedrukt is de openbaring oftewel het verhaal van god met de mensen nooit af, doch steeds voor verfijning en verdieping vatbaar. En politiek uitgedrukt hebben we het einde van de geschiedenis niet bereikt en zijn onze stelsels zijn nog niet volmaakt. [….] de ‘progressieve’ God, waarvan de Jozefroman zegt: “God had weliswaar een geschiedenis, maar die betrof de toekomst, een voor God zo heerlijke toekomst, dat zijn heden, hoe heerlijk het ook was, er niet aan kon tippen.” © Er is niet zoiets als ‘een eerste woord’ – Thomas-Mann-klassieker in het Nederlands vertaald, Geplaatst door: Eric Corsius in Cultuur 6 november 2014

104


Verandering Een wedstrijd van dorre bladeren gaat mijn deur voorbij krakend vliegend over het pad hun muziek achterlatend, hun tijd van toen...

De boom staat bloot losgelaten haar gewaad blad na blad na de Regen nu voortgedreven door de Wind...

Op de snelweg van het Leven zoveel vruchten afgegeven!

Zoveel dorre bladeren, waar naar toe, heeft de wedstrijd met de Tijd een eindstreep, een finale?

ILSE RISSEEUW-WINKEL, Curaรงao, woensdag, 26 november 2014 11:32 http://www.amigoe.com/ingezonden/30-ingezonden/196660-veranderingen

105


Het zwijn en de Tijger Een monnik liep in het bos en zag een ernstig gewond zwijn liggen, maar wel goed doorvoed. Hij vroeg zich af hoe dit mogelijk was en ging zitten kijken. Een tijger kwam met een grote prooi en toen de tijger zelf genoeg gegeten had, gaf hij de rest aan het zwijn. “Dat is mijn les,” dacht de monnik “zo moet ik vertrouwen, dat ik alles krijg wat ik nodig heb.” En hij ging zitten met zijn rug tegen een boom. Na een dag kreeg hij dorst, na twee dagen werd de dorst erger en hij kreeg trek. Na drie dagen werd de trek honger en de dorst ondraaglijk. Er gebeurde niets. Toen hoorde hij een stem: “Het was niet de bedoeling dat jij de rol van het zwijn op je nam, het was de bedoeling dat je de rol van de tijger op de nam.” © wandelend spraken we over dingen, Maryam Mildenberg, De Soefigedachte, december 2014

106


Ontvankelijk zijn Ontvankelijk zijn: een genade impuls of een levenshouding Voor de mysticus Meister Eckhart (ca. 1260-1327) is de unio mystica, de goddelijke eenwording, de onbetwiste hoeksteen van zijn prediking. De Godsgeboorte in de grond van de ziel is voor hem niet iets wat slechts een enkele uitverkorene ten deel valt, maar een permanent gebeuren dat hier en nu, onophoudelijk en in ieder mens plaatsheeft. Hoewel er geen weg, geen manier of mogelijkheid is om de goddelijke werkelijkheid bewust te ervaren, kunnen we deze toch wel in onszelf tot uitdrukking laten komen. Niet door iets te doen, maar juist door iets te laten d.w.z. door volkomen leeg en ontvankelijk te worden. Ontvankelijk zijn betekent dat je open staat voor het onvoorziene, het nieuwe, dat wat groter is dan jijzelf bent en daarom ook niet met het eigen begripsvermogen ‘overzien’ kan worden. Het is een radicale omdraaiing in de wijze waarop wij ons normaal gesproken verhouden tot de dingen: van een actieve, invulling gevende gerichtheid op, naar een actief wachten in stille open ontvankelijkheid. Hazrat Inayat Khan zegt hierover dat geraakt worden in je ziel een proces van genade is, waarin de mens wordt, wat God van nature is. Eckhart zegt hier verder over dat het zich ontvankelijk maken voor God inhoudt, het zich bereidwillig prijsgeven aan het oningevulde, aan de leegte die aan het eigen zijn ten grondslag ligt. Dit is alleen weggelegd voor de mens die in staat is het reeds op voorhand invulling geven aan het zijnde (van zijn voorstellingen en strevingen) los te laten en zo het zijn op zichzelf vrij te geven. De bereidheid tot het verstaan hiertoe komt niet van buiten maar dringt door vanuit het eigen wezen, vanuit de grond zelf. Vanuit een heel andere invalskoek behandelt de filosoof Martin Heidegger het begrip ontvankelijk zijn. In zijn werken ‘Over het wezen van de grond- over het wezen van de waarheid’ koppelt hij het vrijheidsdenken aan openheid, waardoor er iets kan gebeuren wat niet door jezelf gedaan kan worden. Het overkomt je. Heidegger ziet vrijheid dan ook als het kiezen tussen verschillende mogelijkheden die het onvoorziene in zich bergen. Je moet je eraan overgeven om de rijkdom te ervaren die erin besloten ligt. Pas vanuit die openheid en ontvankelijkheid kan zich het onverwachte, het nieuwe zich tonen. Ook de joodse filosoof Emmanuel Levinas benadert het begrip ontvankelijk zijn op een geheel andere wijze. Het is het gelaat van de ander dat ons op het spoor zet van God en dat spoor verwijst naar een absoluut, radicaal van ons gescheiden en door ons onkenbare God. Levinas neemt hier een zeer uitgesproken standpunt in: er is geen rechtstreekse relatie tot God mogelijk. Deze verloopt altijd via de ethische relatie tot de ander. Hij zoekt als filosoof naar die omstandigheden in onze menselijke ervaring die op de meest authentieke manier het woord God doen weerklinken, de omstandigheden ‘waar God ons te binnen schiet’ als een zinvol woord. Daarom noemt Levinas de ander mijn ‘ziel, mijn inspiratie en animatie’.

107


Alleen in wat leeg is, kan iets nieuws plaatsvinden Hoe komen we nu op ons levenspad in de fase dat we geraakt worden door het Goddelijke in ons hart? Alhoewel Hazrat Inayat Khan zegt dat dit uiteindelijk een genadeproces is, ziet hij toch ook andere mogelijkheden die de deur naar ontvankelijkheid voor ons openen. Zo zegt hij dat alleen een volkomen zwijgende geest weet - gewaar is - of er al dan iets is wat alle maat te boven gaat. En alleen in een geest die leeg is kan iets nieuws plaatsvinden. Ook Anselm Grün spreekt in zijn boek ‘Innerlijke Rust’ over een stilte ruimte die in ons innerlijk aanwezig is. Daar hebben gedachten en gevoelens, plannen en overwegingen, hartstochten en verwondingen, mensen met verwachtingen en eisen, geen toegang. En over het stromend verlangen in de mens zegt hij in het Boek van Levenskunst: niets op deze aarde, geen succes, geen man of vrouw die wij beminnen, kan onze innerlijke onrust tot bedaren brengen. We zullen pas tot rust komen als we de innerlijke bron vinden die nooit opdroogt, de geborgenheid en veiligheid waaruit we nooit worden verdreven, en een liefde die nooit eindigt en ons ontglipt. In het boek ‘De kracht van NU in de praktijk’ zegt Eckhart Tolle dat als je bewustzijn naar buiten is gericht, verstand en wereld opkomen. Als het naar binnen is gericht, wordt het zich bewust van zijn eigen Bron en gaat het terug naar huis, naar het Ongemanifesteerde. Daar kun je pas de natuurlijke staat vinden van gevoelde eenheid met Zijn of God. Je beseft dan ook dat alle dingen die echt belangrijk zijn – schoonheid, liefde, creativiteit, vreugde, innerlijke vrede – uit iets voortkomen dat het verstand te boven gaat. Kortom, we moeten de stilte gebruiken als een manier om de rijkdommen van onze innerlijke wereld te verkennen. Een stemming van vredige rust, waaruit alle zorgen en problemen verbannen zijn, is al eeuwenlang een uiterst gunstige voedingsbodem voor inspiratie. Zelf ben ik door de oefening van Assagioli - de grondlegger van psychosynthese - ‘De tempel van stilte’ 2 in contact gekomen met de grondervaringen van het leven te weten: liefde, schoonheid, intuïtie en harmonie. En omdat deze oefening de stilte in ons laat zingen en kracht geeft citeer ik hem in zijn geheel: “Stel je een heuvel voor, overdekt met groene struiken en bomen. Er leidt een pad naar de top, waar je de Tempel van Stilte kunt zien. Geef aan die tempel de vorm van je hoogste bewustzijn: edel, harmonieus en stralend. Het is een lente ochtend, zonnig en aangenaam warm. Merk hoe je gekleed bent, Word je bewust van je lichaam, terwijl je het pad opgaat, en voel het contact van je voeten met de grond. Voel de verfrissende wind op je wangen. Kijk om je heen naar de bomen en struiken, het gras en de wilde bloemen, terwijl je omhoog gaat. Nu nader je top van de heuvel. Een tijdloze verstilling doordringt de atmosfeer van de Tempel der Stilte. Hier is geen woord geuit. Je staat dicht bij de enorme houten deuren: zie je handen daarop rusten en voel het hout. Weet, vóór je de deuren opent, dat je straks omringd zult zijn door stilte. 108


Je treedt de tempel binnen. Je voelt de atmosfeer van stilte en vrede overal rondom je. Nu loop je naar voren in de stilte en je kijkt om je heen. Je ziet een grote, lichte koepel. Het licht ervan komt niet alleen van de stralen van de zon maar lijkt ook van binnenuit te komen en zich op een heldere plek te concentreren, precies vóór je. Deze stralende stilte ga je binnen en je voelt je erdoor opgenomen. Weldadige, warme en sterke lichtstralen wikkelen zich om je heen. Laat deze lichtende stilte je doordringen. Blijf twee of drie minuten rustig en helder in deze lichtende stilte. Luister intussen naar de stilte. Stilte is een levende kwaliteit, en niet alleen maar afwezigheid van geluid. Verlaat nu langzaam deze stralende plek; loop terug door de tempel en de deuren door. Buitengekomen, open je jezelf voor de indrukken van de lente: voel weer de zachte wind op je wangen en luister naar het zingen van de vogels.” Door het regelmatig beoefenen van deze stilte oefening wordt het denken tijdelijk stil gezet en kan intuïtie zich gaan manifesteren. Het mooie van intuïtie is dat deze toegang geeft tot vergezichten die het gewoonlijke bewustzijn of denken zich doorgaans niet kan voorstellen.

Noot 2 zie Heel je leven van Pierro Ferruci, pag. 196 Literatuur: Anselm Grün ‘Innerlijke rust. Hoe kom ik in harmonie met mezelf.’ Anselm Grün ‘Boek van levenskunst.’ Charles Vergeer ‘De kunst van de stilte.‘ Eckhart Tolle ‘De kracht van NU in de praktijk.’ France Guwy ‘De ander in ons, een inleiding in het denken van Emmanuel Levinas.’ Hazrat Inayat Khan ‘Gayan, Vadan, Nirtan.’ Marcel Braekers ‘Meister Eckhart, mysticus van het niet-wetende denken.’ Pierre Ferruci ‘Heel je leven, een nieuwe oriëntatie door psychosynthese.’ Welmoed Vlieger ‘Over het begrip ‘vrijheid’ bij Heidegger.

© Ontvankelijk zijn, Theo Kauffman, De Soefi gedachte, December 2014

109


Een paar dagen op aarde Ik kende een man die op zijn sterfbed tot de ontdekking kwam, dat hij eigenlijk maar een paar dagen op aarde was geweest. Hij was bijna 70 jaar toen hij stierf, maar hij had – naar eigen zeggen – slechts een paar dagen écht geleefd. Die paar dagen op aarde waren prachtig geweest, dat wel. Ze trokken aan zijn geestesoog voorbij. Hij zag die ene avond met zijn beste vrienden in de kroeg, toen hij nog zeker wist dat hij de wereld zou veranderen. Hij zag de dag waarop hij zijn (toekomstige) vrouw ontmoette en zeker wist dat liefde bestond. Hij zag zichzelf temidden van zijn gezin, toen hij nog voelde dat het zíjn gezin was – toen hij nog voelde dat hij onderdeel was van iets dat groter was dan hemzelf. Hij zag zichzelf voetballen met zijn zoontje en dacht: ‘Wat is geluk toch simpel’. Was het leven altijd maar zo eenvoudig geweest. Of liever: was híj altijd maar zo eenvoudig geweest. Was híj altijd maar zo volledig aanwezig geweest bij alles wat hij had meegemaakt – zonder reserves, zonder angst, zonder voorbedachte rade, zonder agenda’s, zonder zorgen, zonder standpunten, zonder maskers, zonder meer. Nu keek hij terug en dacht hij: ‘Kon ik ze maar vertellen dat het alleen maar om die dagen gaat dat je er werkelijk bent.’ Hij wilde roepen: ‘Hé mensen, leef! Hou niets achter, geef alles wat je hebt. Geef jezelf. En ontvang – ontvang het leven helemaal!’ Maar hij had al bijna geen kracht meer om te ademen, laat staan om te roepen. Bovendien: vrijwel niemand had tijd om naar hem te luisteren – een oude man op zijn sterfbed. Hij zag nu in dat hij niet de enige was geweest die nauwelijks leefde. De meeste mensen waren net zo diep in slaap als hijzelf was geweest. In vergelijking met velen van hen, had hij – met zijn paar dagen op aarde – zelfs nog een redelijk lang leven gehad. Het was een ontluisterende ontdekking geweest, daar op dat sterfbed, maar ook mooi. Want die paar dagen op aarde – die paar dagen dat hij er echt helemaal was geweest – waren zo onvergetelijk mooi, dat hij ze voor altijd bij zich zou dragen © Tijn Touber , http://banyancentre.nl/columns/een-paar-dagen-op-aarde/

110


Mission Impossible Mission Impossible – je ziet bij die term meteen Amerikaanse filmhelden voor je die fantastische toeren uithalen, aan hun pink onder aan een helicopter hangen en ondertussen de wereld redden van het kwaad, in 3D. Mission impossible betekent: het lijkt niet te doen, maar voor een echte held is niets onmogelijk. Wij denken tegenwoordig wel eens dat alles moet kunnen. Als je iets niet kunt, moet je het even leren. Of gewoon keihard gaan geloven dat je het kunt en dan kun je het toch. Doe je dat niet, dan ben je een loser.

In de oude wijze verhalen weet men beter. Neem de molenaarsdochter uit Repelsteeltje. Als zij van de koning de opdracht krijgt om van stro goud te spinnen, gaat ze dan op cursus ‘Goud spinnen uit stro’? Leest ze The Secret nog even door en verandert ze haar overtuigingen over goud spinnen? Welnee. Ze gaat op de grond zitten huilen. En dan komt Repelsteeltje, die het wel kan, haar helpen. Of Assepoester. Als zij van haar boze stiefmoeder de opdracht krijgt om binnen het uur een schotel linzen, erwten en bonen te sorteren, gaat ze dan koortsachtig aan het werk, neemt ze nog een dubbele espresso of een snuifje coke? Welnee. Ze weet meteen dat ze er niet aan moet beginnen: ze gaat naar buiten en vraagt de vogels om hulp. Deze verstandige meisjes volgen allemaal het voorbeeld van Psyche, uit het sprookje ‘Amor en Psyche’. Een soort oersprookje uit de tweede eeuw na Christus. Psyche is een beeldschone koningsdochter, ze is verliefd geworden op de god van de liefde, Amor, maar ze is hem kwijtgeraakt. Als ze hem gaat zoeken, komt ze terecht in het huis van Venus, de moeder van Amor. Die geeft haar de ene onmogelijke opdracht na de andere. En elke keer wanhoopt Psyche totaal, ze wil zich zelfs verdrinken of in een afgrond storten, want ze denkt: dit kan ik niet. En ze weet meteen: dit hoef ik niet eens te proberen. Elke keer komt er van onverwachte zijde hulp: de mieren komen helpen, het riet fluistert raad, een adelaar vliegt voor haar naar een bergbron, een toren begint te praten en vertelt haar precies wat ze moet doen. Ook de mannelijke helden uit de oude mythen zijn niet zo succesvol als je misschien denkt. Hercules bijvoorbeeld heeft vaak hulp nodig bij zijn twaalf grote werken, en uiteindelijk delft hij het onderspit tegen een vrouw. In sprookjes komt doorgaans de jongste broer, die door iedereen als een domoor wordt beschouwd, uiteindelijk als winnaar uit de bus. En wat dacht je van Gelukkige Hans? Hij krijgt een klomp goud, die hij te zwaar vindt om te dragen en omruilt voor een paard, en dat paard ruilt hij voor een koe en ga zo maar door tot hij een steen heeft en die valt in de put. Hij eindigt met niets en dan is hij pas echt gelukkig. Hij is geen sukkel – hij is een verlichte dwaas. Uiterlijke rijkdom ruilt hij voor innerlijk goud: zijn vrijheid. © Lisette Thooft, http://banyancentre.nl/columns/onmogelijke-opdrachten/

111


_________EINDE VAN WISDOMFLASH 2014__________________

112


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.