Waarom Voetbal International de Televizierring won

Page 1


De derde hond in het kegelspel Waarom VI de Televizierring won Mies Bouwman opende de enveloppe en barstte in lachen uit. “Zó leuk”, zóóó leuk,” schaterde ze, nog nauwelijks bijgekomen.

Maar Mies was een eenling in de zaal, want zo leuk vonden de genodigden het niet. De winnaar van de Gouden Televizierring 2011 was.. Voetbal International. De verliezers lachten als boeren met kiespijn, klapten zo lamlendig als ze konden of draaiden hun hoofd mompelend vloekend weg.

Johan Derksen voorzag in zijn acceptance speech wat de reacties zouden zijn: Ik weet ook zeker als het publiek ons gekozen heeft dan zullen die mensen die verloren hebben en die mensen die het voorspeld hebben zeggen dat het publiek smakeloos is. Dat verhaal ken ik ook..

Zo gezegd, zo geschiedde, want de volgende dag verkondigde pulptv-goeroe Bert van der Veer dat de winst van VI een “desastreuze ontwikkeling voor de Televizier-Ring” was, die “maatregelen om dit volgend jaar op 2


een andere manier te laten kiezen” noodzakelijk maakte. Want zo was het een “nutteloze prijs” die “niets waard is”. De felheid van de reacties is te begrijpen voor wie Voetbal International een beetje gevolgd heeft. Geen gelegenheid liet Johan Derksen voorbijgaan om de Gooische jet set te beschimpen. “Voor 70 procent héle enge mensen”, kenschetste hij ze. “Al die namaakapen die Hollywood na zitten te doen. Ik kots d'r van. Ik wil er niks mee te maken hebben.” Gevraagd of hij, mócht Voetbal International winnen, de prijs zou gaan ophalen: “Ik ga daar voor geen goud heen. Ik wil niets met die mensen te maken hebben. Dus ik hoop, Wilfred, dat jij die ring gaat ophalen, en zeg dan gelijk even tegen de zaal dat ze allemaal de schijt kunnen krijgen.” Johan was overigens ook nog persoonlijk genomineerd voor tv-persoonlijkheid van het jaar. Gevraagd of hij dat stiekem toch niet een heel klein beetje leuk vond: “Het interesseert me geen reet.” Dat ging er bij de presentator van de Televizier-Ster, Marc Klein Essink, niet in: “Johan is er natuurlijk niet. Die heeft er geen zin in. Die houdt niet van feestjes. Maar volgens mij zit ’ie stiekem wel ergens te kijken of ie gewonnen heeft vanavond. Dat weet ik wel zeker.” Klein Essink realiseerde zich niet dat VI het gala live volgde, en omgekeerd in Carré live te zien was hoe Johan Derksen met ongeïnteresseerde en misprijzende uitdrukking Klein Essink volgde.

De verbijstering bij John de Mol, de verholen vloek van Pieter Jan Hagens, het ongeloof van Klein Essink, ze werden door menig kijker met plezier begroet:

3


Volgens Wendy van Dijk was de overwinning van VI te danken aan de afwezigheid van de jongere generatie van #TVOH en #WIDM fans bij het televoten. De overwinning van VI zou het gevolg zijn van “de waan van de avond”. Is dit zo? Of zit er iets diepers achter?

Cultuurindustrie Tijdens het schrijven van Das Kapital was Karl Marx op zoek naar een verklaring waarom het volk niet al lang in opstand was gekomen. Hij kwam uit bij de religie. Die bestempelde hij als een ‘ideologie’ die het ‘vals bewustzijn’ van het proletariaat in stand hield. In bijgaande afbeelding: we fool you. Immers, de kerk hield de arbeiders voor dat als ze maar hard werkten en gehoorzaamden, en vooral niet in opstand kwamen tegen de fabrieksdirecteuren, de beloning klaar lag in het hiernamaals. De godsdienst was volgens Marx “de opium voor het volk”. Honderd jaar na Marx, in het midden van de 20ste eeuw, waren de omstandigheden veranderd. Het volk kwam nog steeds niet in opstand – dat was hetzelfde. Maar het volk had het ook veel beter gekregen dan in de industriële tijd. Arbeiders waren georganiseerd in vakbonden, die allerhande sociale wetgeving en sociale voorzieningen hadden weten af te dwingen. Ze verdienden in de 20ste eeuw genoeg om een redelijk leven te leiden en konden zich zelfs wat luxe permitteren, zoals een autootje en een televisie. Toch was er in wezen niets veranderd aan de bestaande machtsverhoudingen. Er was nog steeds een elite die veel meer macht en geld had dan het volk. Een groep neomarxistische onderzoekers vroeg zich af hoe het kwam dat het volk zich nog steeds liet ringeloren door de bourgeoisie. Deze groep van Duitse sociologen en filosofen werkten samen in het Frankfurter Insititut für Sozialforschung. Hun school heet daarom kortweg de Frankfurter Schule. De bekendste leden van de Frankfurter Schule waren Theodor Adorno, Max Horkheimer, Walter Benjamin en Herbert Marcuse. Wie denkt dat dit een obscuur groepje grijzende wetenschappers in een ivoren toren was, heeft het mis. De boeken van de Frankfurter Schule vonden in de jaren zestig en zeventig gretig aftrek bij hippies, provo’s, studenten en andere revolutionairen in de hele wereld. Geschriften als Eros en beschaving en De eendimensionale mens verschaften progressieve vrijdenkers de theoretische legitimering voor vrije liefde, lanterfanten en gebruik van hallucinogene middelen. De leden van de Frankfurter Schule konden de passiviteit van het proletariaat niet langer verklaren uit de religie. De invloed daarvan was in de seculiere 20ste eeuw immers lang zo groot 4


niet meer als in Marx’ tijd. Maar voor de religie was wél iets anders in de plaats gekomen dat diende als opium voor het volk: de cultuurindustrie. Was de 19de eeuw de eeuw van de massaproductie van goederen, dan was de 20ste eeuw die van de massaproductie van cultuur. De massamedia (film, televisie, radio en geschreven pers) maken de kern van de cultuurindustrie uit. Samen vormen zij een complex systeem, dat weliswaar niet zichtbaar ingezet wordt door de heersende klasse (zoals bijvoorbeeld de staatstelevisie in Noord-Korea), maar wel een eigen dynamiek heeft, die erop gericht is het volk op allerlei subtiele manieren te hersenspoelen en indoctrineren. De cultuurindustrie is een machinerie met de verborgen agenda om het individu in het gelid te houden. De cultuurindustrie maakt mensen passief en gewillig. Hoewel de cultuurindustrie zijn best doet om de indruk van verscheidenheid te wekken, zijn de uitingen ervan allemaal variaties op hetzelfde thema. Het individu wordt wijsgemaakt dat het een eigen, unieke smaak en voorkeur heeft en wordt er zo van weerhouden om zich verder te ontwikkelen. Op deze manier creëert de cultuurindustrie een vals bewustzijn met bijbehorende valse behoeften: behoeften die gecreëerd zijn door de cultuurindustrie en waar deze vervolgens zelf in voorziet. De werkelijke behoeften van het individu – de behoeften aan zelfrealisatie, vrijheid, authenticiteit en werkelijk geluk – raken hierdoor buiten beeld. Het systeem kan zo in stand blijven, terwijl de mens steeds verder van zichzelf vervreemd raakt. De werking van de cultuurindustrie visueel uitgebeeld:

cult

Bovenstaande infographic verbeeldt hoe de cultuurindustrie de persoonlijkheid vormt van de tiener (rechts in beeld). Van haar vind je er duizenden op hyves. Zij is nooit daadwerkelijk in de gelegenheid gesteld een eigen identiteit aan te meten. Dat heeft de cultuurindustrie vóór haar gedaan. Ze scheert haar benen, heeft lang golvend haar, een shirtje van Mexx en hotpants van de Hennes. Ze heeft een iPhone 4 en spaart voor een nieuwe (een witte). Op haar iPod luistert ze naar David Guetta en James Marsh. Ze kijkt graag naar The Voice of Holland en vindt de broers Saunders cool. Haar droom is ooit mee te mogen doen in Holland’s Next Top Model. Tips daarvoor haalt ze uit de Yes. Een ideaal avondje uit voor haar is een avondje naar Pathé. Orlando Bloom vindt zij de mooiste man. Ziet u deze meid al haar tentje opslaan op het Beursplein?

5


Of deze eigentijdse man?

cult

Het krachtigste medium van de cultuurindustrie is anno 2011 de tv. Het krachtigste wapen van de cultuurindustrie is uniformiteit. Tijd om in te zoomen op McTV.

McTV De Amerikaanse socioloog George Ritzer werd beroemd met zijn boek The McDonaldization of Society (1993). McDonaldisering is het proces waarin de wereld steeds meer geordend wordt volgens de principes van de McDonalds. efficiency de hele McDonalds is erop gericht mensen zo snel mogelijk aan eten te helpen en klanten zo snel mogelijk weer buiten de deur te krijgen @ kwantificeerbaarheid er is geen keuze tussen gerechten; alleen tussen medium, large en XL @ voorspelbaarheid & standaardisering waar je ook ter wereld een McDonalds binnenstapt, de hamburgers smaken er hetzelfde en zien er hetzelfde uit (evenals het interieur) @ controle er is geen ruimte voor afwijkend gedrag: bij elk bezoek is het vaste stramien: binnenlopen, in de rij gaan staan, bestellen, betalen, meenemen, opeten, dienblad op de kar zetten @

Deze vier principes zijn het organisatiemodel geworden voor veel instituten en bedrijven: McZiekenhuis, McUniversiteit, McWinkelcentrum, McVliegveld, McBouwmarkt, McSupermarkt, et cetera. Ter illustratie de grootse Mc van allemaal: de Ikea. In de filialen van de Zweedse winkelgigant is je hele winkelroute, van parkeren tot wegrijden, voorgeschreven. Om de efficiency te verhogen ‘mag’ je de spullen aan het eind van je route ook nog zelf uit het magazijn halen. Een verrassend of opmerkelijk product zul je bij de Ikea niet aantreffen. Je weet van tevoren precies hoe je nieuwe stoel eruit zal gaan zien: hetzelfde. Variatie in producten is er niet. Om dat te verhullen etaleert de Ikea hetzelfde product in honderdvoud. De Ikea heeft 6


één model boekenkast – de Billy – waarvan je wel meer of minder kan kopen (door extra uitbreidingsstukken aan te koppelen). Voorts is het assortiment wereldwijd hetzelfde. Tenslotte is de kwaliteit van de producten zeer matig. Maar ze zijn zo goedkoop, dat je er wel heel véél van kan kopen. Het proces van McDonaldisering maakt onderdeel uit van het bredere historische proces van rationalisering van onze maatschappij, aldus Ritzer. De vier principes – efficiency, meetbaarheid, standaardisering en beheersing –kenmerken een moderne, rationele bedrijfsvoering. Maar op een dieper niveau leiden ze volgens Ritzer juist tot irrationaliteit. De McDonalds maakt uit eten gaan tot een industriële aangelegenheid. McVliegveld reduceert reizen tot een onaangename serie doorgangsbezoeken aan nonplaces. De Ikea maakt het onmogelijk je eigen identiteit in je huis te leggen. Werkelijke rationaliteit zou behoren te leiden tot een beter leven, tot waarachtig geluk, tot de ontplooiing van ons menselijk potentieel. De rationaliteit van de McDonalds voert ons juist weg van onze humaniteit, brengt vluchtigheid, instant schijngeluk en monotonie. De McDonaldisering heeft ook de entertainmentsector in haar greep gekregen. Met haar verplichte looproutes waan je je in een Pathé-bioscoop in de McDonalds of Ikea. Bij binnenkomst sta je gelijk in een rij. Verder lopen mag dan nog niet – het kettinkje hangt nog voor het hekje. Toevállig sta je dan nét voor de bar, dus bestel je maar wat. Veel keuze is er niet, dus wordt het een popcorn (die je kunt bestellen in L, XL, XXL of XXXL bekers en emmers) en een colaatje (eveneens verkrijgbaar in L, XL of XXL). Vervolgens word je naar een zaal gedirigeerd, en wel een zaal zonder naam, maar mét een nummer. Aangekomen in zaal 12 weet je precies wat je kunt verwachten. Eerst vier trailers van de komende blockbusters uit Hollywood, uiteraard van gesproken tekst voorzien door Don LaFontaine. Daarna een film van 95 minuten met in ieder geval zéker een achtervolging, een chick met naaldhakken, twee explosies, een held met strakke kaaklijn, en een einde waarin de held Amerika redt (of anders de chick met naaldhakken). Kwaliteitsverschillen tussen die films zijn er niet, buiten het budget dat ze tot hun beschikking hadden om de film te maken en het aantal mensen dat in de aftiteling staat. Ten slotte komen, meestal nog voordat de aftitelsong uitgespeeld is, vier medewerkers je de zaal uit bezemen. Want de lichting van 23.45 staat al te trappelen.

Controle Voor televisiemakers is de uitdaging iets groter. Zij hebben immers geen fysieke ruimte tot hun beschikking om beoogd gedrag te produceren. Televisiekijkers bevinden zich in hun eigen huis, waar weliswaar een Billy staat, maar verder geen verplichte looproutes kunnen worden uitgezet. Controle over het publiek is daarom lastiger te realiseren. Des te harder zet McTV daarom in op de regie van de show zélf. Niets wordt aan het 7


toeval overgelaten; alles is gestaged en perfect getimed. Er is geen enkele ruimte voor spontaniteit. Zelfs het klappen, joelen en juichen wordt geoefend met het publiek.

Kwantificeerbaarheid Ritzer analyseert in de paragraaf Television: Aesthetics are Always Secondary hoe de kwaliteit van televisieprogramma’s steeds meer ondergeschikt is geworden aan kwantitatief succes: alleen de kijkcijfers tellen. Hij citeert de chef van ABC: De programmering van commerciële televisie draait om het aantal kijkers van de commercials rondom de programma’s. Intrinsieke, creatieve en esthetische kwaliteiten van een programma doen ertoe, maar zijn altijd ondergeschikt aan de kijkcijfers.

Het kijkcijfermonster heeft ook de Nederlandse televisie in de greep gekregen. Een van de uitwerkingen daarvan is het eindeloos samplen van succesvolle formats.

Voorspelbaarheid Hulde aan John de Mol voor het bedenken van Big Brother in 1999. Vernieuwende televisie – dat was het. Was het daar maar bij gebleven… Big Brother kreeg een sequel, en nog een, en nog een. Tezelfdertijd werd de Nederlandse beeldbuis overladen met klonen, aftreksels en varianten als De Gouden Kooi, Peking Express, De Bus, Boer zoekt vrouw, Expeditie Robinson, Temptation Island, De Pfaffs, De Bauers, Wie is de mol? en Oh Oh Cherso, en toen de zomer voorbij was konden we Sterretje en Barbie bewonderen in Oh Oh Tirol. De participatie van het publiek was ontdekt – televisie 2.0 was geboren. En dus schoten ook de talentenshows als paddestoelen uit de grond. De nog wat kneuterige Soundmixshow werd afgelost door groots opgezette shiny floor shows als Idols, XFactor, Popstars, Holland’s Got Talent, So You Think You Can Dance, Holland’s Next Top Model, Dancing with the Stars, Sterren op het IJs en The Voice of Holland (en ik vergeet er vast een paar). Al deze programma’s hebben één ding gemeen: ze zijn allemaal hetzelfde. Ondanks de illusie van verscheidenheid die de producenten proberen te wekken. In de eindeloos herhaalde aankondigingen van de programma’s (‘Nog twee weken!’ ‘Nog één week!’ ‘Zaterdag bast het los!’ ‘Morgen om 20.30!’) wordt steevast de nadruk gelegd op de unieke nieuwe gimmicks van de nieuwe show (‘Nu met BN’ers!’ ‘Niet alleen zingen, maar ook dansen!’, ‘Mét Gordon in de jury!’ ‘Nu met draaiende stoelen!’). Daarmee wordt vooral getracht te verhullen dat het programma wéér een onoriginele kloon is van z’n voorgangers. Verder is de vloer altijd blauw, zit Henkjan Smits in de jury, worden dezelfde roffeltjes gebruikt om spanning op te roepen, kunnen we in de eerste twee afleveringen lachen om kneusjes en lelijkerds, worden dezelfde Engelse liedjes gecoverd, en vangt iemand – meestal Gerard Joling – de papa’s en mama’s op bij de backdoor. Ritzer waarschuwt er al voor: “Never watch a sequel.” In deze samplingstrategie zit iets enorm aanmatigends. Natuurlijk moet je als programmamaker of netmanager rekening houden met de kijkcijfers. Maar wie daarbij geen enkele creativiteit aan de dag legt en zich beperkt tot het samplen van bekende concepten, is niet onschuldig. Monotonie, herhaling en eenvormigheid zijn net zo slecht voor de geest als BigMacs en french fries voor het lichaam. 8


Programmamakers die ons dag in dag uit hetzelfde voorschotelen, maken deel uit van de cultuurindustrie. Dat zullen ze, als je het ze op de man af vraagt, niet beamen. Geen programmamaker zal zeggen: ja hoor, hersenspoelen, passiviteit bevorderen, ontwikkeling remmen, vals bewustzijn in stand houden: dat is mijn vak. Je mag van televisiemakers ook niet verwachten dat ze Marcuse, Adorno en Ritzer gelezen hebben. Wat je wél van ze mag verwachten, is respect voor het publiek. Het eindeloze vullen van primetime televisie-uren met klonen en aftreksels getuigt daar niet van. Integendeel, je kunt dit alleen maar doen als je ogenschijnlijk democratisch, via de kijkcijfers, tegemoet komt aan de wensen van het volk, maar de kijker in wezen volledig minacht.

Minachting Deze minachting werd al in 1995 – vier jaar voor Big Brother te zien was – op de korrel genomen door Herman Brusselmans in zijn roman De Terugkeer van Bonanza. De hoofdpersoon van de roman is de televisiemaker Guggenheimer. Een zeer innemende, maar totaal arrogante klootzak zonder enig normbesef. In De Terugkeer van Bonanza geeft Guggenheimer een onbeduidende tekstschrijver, De Vos genaamd, de opdracht om een succesvolle spelshow te bedenken rondom het door Guggenheimer even tevoren uitgevonden gezegde ‘de derde hond in het kegelspel’. ‘Maar weet u dat er in Vlaanderen alleen meer dan tienduizend mensen zijn met een afgerichte hond?’ ‘Is dat zo?’ vroeg Guggenheimer. Daar keek hij toch wel van op. ‘Ja, dat heb ik opgezocht.’ zei De Vos trots. ‘Vooruit dan maar,’ zei Guggenheimer, ‘ga verder.’ Waar maak ik me druk om? vroeg hij zich af, dat spel belandt toch in de prullenmand. Want dat het spel niet geniaal zou zijn maar zo debiel als een achterdeur, dat had hij nu al door. ‘Juist ja, je hebt dus de twee kandidaten en hun hond. Die hebben elk een kegelbaan tot hun beschikking, met aan het eind daarvan de kegels, gewoon zoals bij een kegelspel weet u wel. Welnu, beide kandidaten laten hun hond los, die honden lopen naar het eind van de baan en de baas van de hond die de meeste kegels omverloopt, mag een vraag kiezen. De quizmaster beschikt over een aantal categorieën van vragen. Dus de kandidaat kiest een vraag uit de categorie die hem het beste ligt, en beantwoordt die vraag. Is de vraag juist beantwoord dan krijgt hij een punt. Is de vraag fout beantwoord dan gaat het punt naar de andere kandidaat. Vervolgens gaan we over naar de tweede vraag weer volgens hetzelfde systeem: de honden lopen naar het eind van de baan – de kegels zijn weer rechtop gezet uiteraard – en de baas van de hond die de meeste kegels omverloopt mag kiezen. Enzovoort. Nu zult u vragen: waar blijft de dérde hond in het kegelspel. Welnu, die komt zo meteen, meneer Guggenheimer. Na een aantal vragen, ik zou het op tien houden, is een van de twee kandidaten winnaar. Bijvoorbeeld kandidaat A heeft vier juiste antwoorden gegeven en kandidaat B twee. Dus kandidaat B en zijn hond vallen af en kandidaat A gaat door, samen met zijn hond. De hond wordt losgelaten op het kegelspel en loopt een aantal kegels omver. Er blijven er allicht ook een aantal staan, bijvoorbeeld drie. Trouwens, als er nul blijven staan is de ren ongeldig en moet de hond opnieuw lopen. Enfin, hij laat er dus laten we zeggen drie staan. Welnu, dan moet de kandidaat drie vragen oplossen in de finaleronde. Blijven er vijf kegels staan dan moet hij er vijf oplossen. Enzovoort. Snapt u het systeem, meneer Guggenheimer?’ (…) ‘Rijp voor de dwangbuis,’ mompelde Guggenheimer in zichzelf, ‘maak daar rijp voor de dwangbuis én de verduiste isoleercel van.’ ‘Wat vindt u,’ meneer Guggenheimer, ‘wat vindt u?’ dreinde De Vos door. Hij dronk voor het eerst van z'n glas bier en goot de helft naast z’n mond. Hij lette daar niet op en vroeg nogmaals: ‘Wat vindt u?’ ‘Ik moet het nog even voorleggen aan mijn spelletjesverantwoordelijke,’ zei Guggenheimer beheerst, ‘maar volgens mij is het... geniaal.’ ‘Zie je wel!’ tierde De Vos, ‘m’n moeder zei, toen ik het uitlegde, dat ik gek was, en dat ik al altijd gek ben geweest maar nu nog veel gekker was, maar zie je wel! Geniaal is het! Naar de hel met mijn moeder! Dus u neemt het, meneer Guggenheimer, u neemt het?!’ ‘Ik zou pas gek zijn als ik het níet nam,’ zei Guggenheimer.

9


In heerlijk proza typeert Brusselmans de neerbuigende attitude van programmamakers, die ongeneerd het ene na het andere flutprogramma door de strotten van de kijkers duwen. Hoe geraffineerd de cultuurindustrie ook te werk gaat, en hoe almachtig haar aanwezigheid – het volk is niet zó geïndoctrineerd en apathisch dat het zich álles laat welgevallen. Ergens komen er momenten dat de sluimerende onvrede over programma’s die “zo debiel als een achterdeur” zijn zich manifesteert. Ergens komen er momenten dat het volk in opstand komt.

Opstand De avond van de Televizier-Ring was zo’n moment.

Mies Bouwman krakateriseerde Voetbal International als een programma “waarin alles draait om de liefde voor voetbal”. Meer ongelijk kon ze niet hebben, want in VI gaat het om alles, behalve om voetbal. Was het succes van VI te wijten aan het gespreksonderwerp voetbal, dan had de ring ook naar het NOS voetbalpraatprogramma Studio Voetbal kunnen gaan. Maar op een enkele voetbalfanaat na kent niemand dat programma, en al was het genomineerd, dan zou het nooit de televote gewonnen hebben. Waar draait het in VI dan wél om? Om authenticiteit. Om dat toe te lichten wil ik u graag deelgenoot maken van het verloop van VI tijdens de avond van de Televizierring, mocht u niet gekeken hebben. De hilariteit begon al bij het begin van het programma, toen Johan Derksen binnenkwam in een monsterlijk groen jasje en potsierlijke stropdas met voetballen, terwijl Wilfred Genee er supergelikt uitzag in een superchique smoking. Wat wilde het geval? In de aflevering eerder die week had Derksen zijn gal gespuit over de dresscode van het Televizier gala, die heren verplichtte een smoking te dragen. Het duo nam de dresscode volkomen in de zeik.

10


Deze actie kun je op verschillende manieren interpreteren. Je zou het kunnen afdoen als een geintje. Daar zit het progamma immers vol mee. Maar de daad heeft een diepere betekenis. Het Televizier gala zélf heeft hetzelfde format als de eerder besproken shiny floor shows. Veel glitter & glamour, een blauwe vloer, dure jurken en statige smokings, geen onwelluidend woord, overbekende muziek, geconstrueerde spanningsmomenten, ondersteund door standaard roffeltjes, closeups afgewisseld met indrukwekkende

aircamerashots, en bovenal positieve vibes, heel veel positieve vibes. Voor dat laatste werd niets aan het toeval overgelaten: zelfs Ali B werd ingezet. Klein Essink noemde het “een feestje”. Wie dieper kijkt, ziet er vooral een spektakel in dat de cultuurindustrie moet legitimeren. Mócht een verdwaalde ziel zich al afvragen of The Voice of Holland en Wie is de mol? (inmiddels aanbeland bij seizoen 23) nu echt zulke geweldige programma’s zijn, dan zakt deze afvallige de moed wel in de schoenen bij het aanschouwen van het grootse gala, waar toch iedereen deel van zou willen uitmaken? En toen waren daar Wilfred en Johan, die aan dat feestje niet mee wilden werken. Echt genant werd het voor de entertainment-elite toen Wilfred Genee, toch een brave borst normaal gesproken, gedurende de avond voortdurend op een rolfluit blies.

11


Ook het fenomeen van de acceptance speeches werd vol op de kiezel genomen. Prijswinnaars melden normaliter dat: 1) ze het nooit hadden verwacht; 2) het vooral een teamprestatie was; 3) ze de programma’s van de medegenomineerden eigenlijk beter vonden; 4) het publiek zeer dankbaar waren; en 5) hun best gingen doen volgend jaar een nóg beter programma te maken. Tijdens de uitzending zetten Wilfred en Genee, verbaal luid ondersteund door het joelende publiek, hun eigen acceptance speech in elkaar. Die telde welgeteld drie zinnen: Wij houden van iedere kijker die naar ons kijkt. Wij minachten niemand. WIJ ZIJN DE BESTE VAN HILVERSUM!! Daarna barstte de polonaise los in de studio, schalde het CAMPIONE! CAMPIONE!! van de tribune, en werden de HEMA slagroomtaarten aangerukt. Hartstochtelijker kon de overwinning op McTV en de cultuurindustrie niet worden gevierd…

De nabeschouwing Drie dagen na de victorie waren Genee en Derksen aan tafel uitgenodigd bij Pauw & Witteman. Ook Bert van der Veer was present. Die wierp zich in de discussie zonder gene op als pleitbezorger van McTV. Het was een schande dat VI had gewonnen, omdat de prijs behoorde te gaan naar een programma met: hoge kijkcijfers @ een formule @ production value (d.w.z. roffeltjes, special effects en een hoge mate van regie) @

Het wilde er bij Van der Veer niet in dat het publiek McTV zojuist meedogenloos had afgestraft. “Televisiehooligans” noemde hij ze. Het is tekenend voor de arrogantie van de cultuurindustrie. Het format deugt: Waarom krijgen we het niet door de strotten van de domme kijker geduwd? Wat zullen we nú krijgen?! In arren moede pleitte Van der Veer er daarom voor de formule aan te passen. Voortaan moest een vakjury weer beslissen over de ring. Derksen gaf blijk van meer inzicht in de motieven van het volk om massaal op Voetbal International te stemmen. Ik denk dat wij het enige programma zijn waar mensen komen die zich helemaal blootgeven, die precies zeggen wat ze d’r van vinden, want de tv en ook de talkshows staan natuurlijk bol met mensen die in hun zondagse pak aanschuiven en proberen zo weinig mogelijk te zeggen. Maar weet je waarom wij ‘m gekregen hebben? Ik heb gezegd: bij dat circus met die aangeklede apen daar in Carré wil ik niet horen. Vervolgens begint die uitzending en dan zie je al die mannen daar zitten als Fred Kaps verkleed en die vrouwen in het lang en ze gunnen elkaar het licht in de ogen niet én maar kussen en zoenen. Het is klef – je wil het niet geloven! Dus al die mensen denken: Hé, die Derksen heeft gelijk! Dus gaan we maar op dat andere programmaatje stemmen.

En vluchtige blik op de diverse forums geeft Derksen gelijk:

12


Wie het ook goed zag, was medegast aan tafel Mariska Orbán de Haas, hoofdredactrice van het Katholiek Nieuwsblad. Zij moest niets hebben van Voetbal International (“Mijn man kijkt ernaar – tot grote ergernis van zijn vrouw”). Maar, gaf ze schoorvoetend toe, er was één ding dat aansprak aan de uitzendingen van VI: Wat ik het knappe vind aan jullie uitzendingen is dat ik altijd het gevoel heb alsof jullie bij mij in de woonkamer zitten.

En zo is het. Geen formule. Geen special effects. Geen riedeltjes en roffeltjes. Geen closeups, geen airshots. Geen drama. Geen huilende afvallers. Geen blauwe vloer. Geen BN’ers. Geen flashy intro. Geen hoge kijkcijfers. Gewoon een stel authentieke mensen die praten en eerlijk zeggen wat ze vinden. Niet geregiseerd. Niet georkestreerd. Niet geMcDonaldiseerd. Geen cultuurindustrie.

13


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.