8 minute read

Grieken zullen nooit uit istanbul verdwijnen

Twee werelden één sTad

“Grieken zullen nooit uit istanbul verdwijnen”

Advertisement

De griekse cultuur en de griekse minderheid worden in istanbul met uitsterven bedreigd. leefden er kort na de eerste wereldoorlog nog 130.000 grieken in de stad, vandaag de dag zijn het er nog slechts 2200. maar een ommekeer is aanstaande. “zodra turkije lid wordt van de eu, komt er vrij verkeer van personen en kunnen steeds meer grieken zich hier vestigen.”

Turken kijken verrast op als ze een stoet gekostumeerde en dansende feestgangers voorbij zien trekken in hartje Istanbul. De vrolijke muziek uit klarinet, trekharmonica en viool klinkt vertrouwd, zoals in de oude Griekse en Armeense taveernes van Beyoğlu, maar de kleurrijke, fantasierijke kledij trekt de aandacht, want dit is het enige carnaval ter wereld in een islamitisch land.

Een vrouw met een mes door haar hoofd danst met twee mannen: de een is verkleed als oliesjeik, de ander als Einstein. Een vrouw met krulspelden, een XL-boezem en een uitpuilend achterwerk probeert haar echtgenoot met een deegroller tot de orde te roepen. En een man met een half opengeknipte afvalemmer als hoofddeksel vraagt aandacht met het opschrift: Don’t ignore me because I’m rubbish.

De kleine stoet van Grieken, Turken en Armeniërs – amper honderd deelnemers – krijgt instemmend applaus van buurtbewoners en voorbijgangers in de wijk Kurtuluş. Ook dat is bijzonder, want Turkse media en nationalistische politici schilderen de christelijke Grieken en Armeniërs graag af als vijanden van de Turkse staat. De organisatoren van het zogeheten Tatavla-carnaval hebben bewust geen publiciteit gezocht. “Omdat we niet wilden dat ons feest verstoord zou worden,” zegt Hüseyin Irmak. “Ons enige doel is mensen te herinneren aan een cultuur die dreigt te verdwijnen.”

De Griekse cultuur en de Griekse minderheid worden inderdaad met uitsterven bedreigd. Voor de Eerste Wereldoorlog woonden er ruim 1,5 miljoen Grieken in Anatolië, Istanbul en Thracië onder het gezag van de sultans. Zeker 180.000 van de 850.000 inwoners van Istanbul waren Grieken. Een kleine minderheid van hen had de Griekse nationaliteit. De meeste families waren de zogeheten Rum, Grieken die waren geboren in wat nu Turkije is en er al ontelbare generaties leefden.

De drie belangrijkste keerpunten in de relatie tussen de Turkse moslims en de christelijke Grieken waren de verovering van de Byzantijnse stad Constantinopel, de vrijheidsoorlog van de Grieken tegen de Osmaanse overheersing (1821-1828) en de Turkse onafhankelijkheidsoorlog tegen het Griekse bezettingsleger in het westen van Anatolië (1921-1922). De Grieken hadden altijd gedroomd van een herstel van Byzantijns Griekenland en dus een herovering van Constantinopel en Anatolië. Die droom leek na de Eerste Wereldoorlog uit te komen. Griekenland verwierf westelijk Thracië van Bulgarije. Het vredesverdrag van Sèvres (1920) met Turkije bepaalde dat Griekenland Europees Turkije – zonder Constantinopel – en Smyrna (het latere Izmir) zou verkrijgen.

De Turkse nationalisten onder leiding van generaal Mustafa Kemal weigerden het verdrag te ratificeren en trokken ten strijde tegen de Griekse invasietroepen, die Ankara naderden. Het Turkse volksleger verdreef alle Griekse troepen. Met het Verdrag van Lausanne (1923) was de droom van een Griekse expansie in Anatolië vervlogen. Het betekende het einde van de Griekse aanwezigheid in de stad Izmir (Smyrna) en de rest van het nieuwe Turkije – met uitzondering van Istanbul – en van de Egeïsche eilanden Imbros en Tenedos.

Er werd besloten tot een bevolkingsruil. Ruim een miljoen Grieken in Turkije werden gedwongen te vertrekken naar Griekenland. In ruil daarvoor haalden de Turken hun

Griekse priester geeft brood

volksgenoten weg uit de stad Saloniki en uit Macedonië. Met het Verdrag van Lausanne werd de eerste etnische zuivering in de twintigste eeuw goedgekeurd.

In 1923 waren er nog 130.000 Grieken in het kosmopolitische Istanbul. Een op de zes inwoners was toen Grieks. Door intimidatie, bureaucratische pesterijen, deportaties en een pogrom in 1955 daalde het aantal Grieken gestaag. “Inmiddels zijn er nog amper 2200 Grieken over. En dat zijn voor het overgrote deel 50-plussers,” constateert priester Dositheos Anağnostopulos, de woordvoerder van de oecumenische patriarch Bartholomeus I.

Dat de Griekse minderheid met uitsterven wordt bedreigd, is goed te zien in Fener, de oude volkswijk waar het Grieks-orthodoxe patriarchaat is gevestigd. Tot 1955 was dit een welvarende wijk met mooie herenhuizen waar veel Griekse kooplieden, artsen, advocaten, docenten, taveerne-eigenaars, makelaars, apothekers en andere vaklieden woonden. Op 6 en 7 september 1955 trokken door Turkse media opgehitste nationalisten door de wijk en sloegen alles wat van nietmoslims was kort en klein. Bij de antichristelijke rellen werden circa tien Grieken vermoord. In deze wijk en in Beyoğlu, aan de overkant van de Gouden Hoorn, werden meer dan duizend huizen, vijfduizend winkels, 73 kerken, 23 scholen en twee begraafplaatsen geplunderd, in brand gestoken en vernield. Duizenden Grieken sloegen op de vlucht en zochten een veilig heenkomen en een nieuw bestaan in Griekenland, Canada en de Verenigde Staten.

Als ik door Fener loop, zie ik overal nog littekens van de lawine van haat die deze wijk toen overspoelde. Talloze huizen met geblakerde gevels, kozijnen zonder ramen, halve ruïnes met veel onkruid. Veel andere huizen zijn verwaarloosd. Deze welvarende wijk is een rafelrand van de stad geworden, waar arme migranten van het platteland zijn neergestreken. “Er wonen in deze wijk geen Grieken meer,” zegt Anağnostopulos.

In de Grieks-orthodoxe kerken is treurigheid ook troef. In de fraai gerestaureerde Aya Triada (1905) in de wijk Kadıköy bijvoorbeeld. Het is de grootste van de vijf Grieksorthodoxe kerken in deze Aziatische wijk van Istanbul, waar aan het begin van de vorige eeuw moslims nog in de minderheid waren. Grieken (26 procent), Armeniërs (26 procent) en Joden (4 procent) woonden vreedzaam samen met hun moslimburen.

Tijdens de zondagsdienst die ik in de Aya Triada bijwoon, zijn er welgeteld 28 gelovigen, voor het merendeel vrouwen. “Er waren maar acht Grieken in de kerk,” zegt George Stefanopoulos na afloop. “De andere twintig vrouwen waren orthodoxe christenen uit Georgië, Roemenië en Oekraïne, die hier werken als huishoudsters.” De voorzitter van de tot driehonderd zielen gekrompen Griekse gemeenschap in Kadıköy lacht als hij zegt: “Ik ben nu 66 en de jongste van de Grieken hier.”

Stefanopoulos is, in tegenstelling to veel andere Grieken, niet bang om te praten over de problemen die de Griekse minderheid heeft. Hij was docent wiskunde aan de Boğaziçi universiteit en is nu hoofd van zijn faculteit aan de Işik universiteit. Discriminatie, intolerantie en bureaucratische pesterijen die de vrijheid van godsdienst in de praktijk aan banden leggen, komen nog steeds voor, hoewel er vrijwel geen Grieken meer zijn. “De Turkse staat heeft sinds 1923 veel geld en bezittingen van de Grieken gestolen. En dat gaat nog steeds door. Eigendommen, scholen en winkels worden van onze stichtingen gestolen. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens heeft ons herhaaldelijk in het gelijk gesteld.”

Toestemming wordt geweigerd om reparaties aan kerken te verrichten, zoals de Aya Yorgi, die tijdens de aardbeving van 1999 zwaar werd beschadigd. En er worden ook moedwillig vernielingen aangericht aan eigen dommen van de Grieks-orthodoxe Kerk. Zo gooiden Turkse ambtenaren op 13 november 2007 alle ruiten in van een klooster op een van

Grieks carnaval

de Prinseneilanden voor de kust van Istanbul. Daarnaast vernielden ze de sponningen en gooiden ze alle dakpannen kapot, omdat, zo zeiden ze, er geen vergunning was voor de renovatie.

‘Ons enige doel is mensen te herinneren aan een cultuur die dreigt te verdwijnen’

“Onze gemeenschap kon sinds de Turkse verovering van Constantinopel in 1453 zijn identiteit behouden door onze eigen kerken en scholen, door vast te houden aan onze godsdienst en taal,” stelt Stefanopoulos. “Maar sinds het begin van de moderne Turkse republiek in 1923 worden we systematisch gediscrimineerd en verjaagd. Wij voelen ons gegijzelden in ons eigen land. Wij hebben de Turkse nationaliteit. We zijn hier geboren, betalen onze belastingen, vervullen onze dienstplicht en voldoen aan alle andere verplichtingen die ook andere Turkse burgers hebben. Volgens het Verdrag van Lausanne zijn wij een beschermde minderheid. Desondanks worden we behandeld als tweederangsburgers. We hebben geen gelijke rechten. Turkse burgers van Griekse afkomst (Rum) kunnen geen rechter worden, geen officier van justitie of generaal.”

Patriarch Bartholomeus verzuchtte in december in het Amerikaanse tv-programma ‘60 Minutes’ dat hij en andere Griekse christenen zich ‘soms gekruisigd voelen’ door het beleid van de Turkse overheid. Hij heeft alle problemen – zoals de weigering om het sinds 1971 gesloten Grieks-orthodoxe theologische seminarie op het eiland Heybeliada te heropenen – herhaaldelijk voorgelegd aan premier Erdoğan en andere ministers, maar slechts vage antwoorden gekregen. “Desondanks willen we hier blijven,” zo benadrukte de patriarch.

Dat is ook de mening van Michael Vasiliadis, hoofdredacteur van het Griekse dagblad Apoyevmatini in Istanbul. “De Rum, de Griekse minderheid in Istanbul, zal nooit uitsterven. Ik voorzie een wedergeboorte.”

Als ik vraag waar zijn optimisme op is gestoeld zegt hij: “Rum zijn hier al meer dan tweeduizend jaar. Het klopt dat de overgrote meerderheid van de Grieken, die hier is geboren, oud is. Maar door de ontspanning tussen Griekenland en Turkije en het huidige neoliberale economische beleid komen er steeds meer Grieken naar Istanbul om hier te werken en te studeren. De afgelopen vijf jaar zijn er 150 Grieken naar hier gekomen. Ze komen met de bedoeling om een jaar te blijven, maar velen vinden het hier zo leuk dat ze hier blijven. Er zijn hier veel meer kansen dan in Griekenland. Er worden op de universiteiten veel vriendschappen gesloten tussen Turkse en Griekse studenten, dat zie ik aan mijn zoon Minas. Die is nu actief bij het pas opgerichte radiostation ‘Nor Radio’. Hij verzorgt elke dinsdag en donderdag een uitzending van anderhalf uur in het Grieks. Het station zendt ook uit in het Turks, Arabisch, Koerdisch, Armeens en Laz. Dit is een van de tekenen van de nieuwe tolerantie die begint op te bloeien. Het feit dat het oude Tatavla-carnaval nieuw leven wordt ingeblazen, is ook zo’n signaal dat er sprake is van een nieuwe vitaliteit en samenwerking tussen Grieken en Turken op plaatselijk niveau. Bovendien is Turkije als kandidaat lidstaat van de Europese Unie verplicht om zich te houden aan allerlei verplichtingen op het gebied van mensenrechten. Daarom zijn wij de grootste voorstanders van het lidmaatschap van Turkije van de Europese Unie. Zodra Turkije lid wordt, komt er vrij verkeer van personen en kunnen steeds meer Grieken zich hier vestigen.”

This article is from: