20 minute read

Béla vak: emotionele band

in Turkije sinds midden jaren ‘90. Allemaal bewijzen dat Turkije onder de AK-partij een ‘moralistische’ en ‘islamitische’ buitenlandse politiek voert, zo betoogt Soner Çagaptay van het Washington Institute for Near East Policy.

Ahmet Davutoğlu, de Turkse minister van Buitenlandse Zaken, stelt met nadruk dat Turkije het Westen de rug niet toekeert. Samenwerking met de Verenigde Staten en lid worden van de EU zijn strategische pijlers van het buitenlandse beleid. Maar Turkije is meer assertief geworden en de belangen lopen niet altijd parallel.

Advertisement

Davutoğlu is de architect van de herorientatie van het beleid dat hij samenvat met ‘geen problemen met de buren’. Daar komen opvallende initiatieven uit voort. Zoals de toenadering tot Armenië. Het aanhalen van de economische en diplomatieke banden met buurlanden als Syrië, Irak en Iran. Goed voor gasleveranties en voor de Turkse ondernemers.

Tegen de zin van de generaals steunde premier Erdoğan in 2004 het Annan-plan voor een hereniging van Cyprus. En hij blijft er bij de nationalisten op Noord-Cyprus op aandringen dat onderhandelingen moeten doorgaan. Er is vooruitgang in de relatie ‘no war, no peace’ met aartsvijand Griekenland. Tijdens zijn bezoek aan Athene ondertekende Erdoğan in mei niet alleen 22 akkoorden, maar ook een symbolische wapenstilstand in het stadion waar de eerste Olympische Spelen werden gehouden. En vorige week sloten Rusland en Turkije diverse energie- en handelsakkoorden, onderdeel van een groeiende relatie die door president Medvedev werd omschreven als ‘een volwaardig strategisch partnerschap’.

Het activisme van de Turkse diplomatie wordt verwelkomd door de Europese Unie, zoals blijkt uit de voortgangsrapportage die elk najaar wordt gepubliceerd. Goed nabuurschap is immers een van de pijlers van het EU-beleid. Het oplossen van de problemen met de buren gaat niet zonder problemen, zoals blijkt uit de moeizame toenadering tot Armenië. Vaak is het net als in de Osmaanse Mehter mars: twee stappen vooruit en een achteruit. Maar één ding staat vast: Turkije is niet is niet langer tevreden met de historische rol als brug tussen Oost en West. Vanaf nu wil het de spil zijn in de regio.

eMOTiOnele band 

Bij het zien van de nationale vlag moet menigeen een traantje wegpinken. Vande Europese tegenhanger – een cirkel van gouden sterren op een blauwe ondergrond – raken slechts weinigen van de kook. Eurocommissarissen wellicht uitgezonderd. Met een warm gevoel van trots kijken veel Nederlanders naar de nationale driekleur als die bijvoorbeeld wordt gehesen bij de uitreiking van medailles op de Olympische Spelen. ‘Dat hebben wij achter onze dijken toch maar mooi weer geflikt’, lijkt de onderliggende gedachte. Ook in andere Europese landen maakt de eigen vlag emoties los. Duitsers sneuvelen liefst met de vlag in de hand voor ‘das Vaterland’; Fransen krijgen vochtige ogen bij de aanblik van hun tricolore en Britten plakken heel onderkoeld hun Union Jack op alles wat los en vast zit: van koffiemokken tot lichtgevende condooms. Voor één vlag lopen in Europa maar weinigen warm: die van het eigen Europa. Hoe komt dat toch? Ik kan maar één reden bedenken: de diepe kloof tussen het Europese erfgoed en de nieuwe bestuurlijke supranationale structuren. Als ik weer eens in Egypte ben, voel ik me altijd de hoogbeschaafde Europese Effendi, drager van een trotse oude cultuur met digitale televisie en combinatiewasdrogers. Terug in Nederland is ‘Europa’ plots gereduceerd tot een bestuursapparaat in Brussel en Straatsburg. Dat komt volgens mij door het ontbreken van enerzijds een herkenbaar Europees gezicht en anderzijds een gevoelsmatige band met de mensen die aan het Europese roer staan. Hoe dan ook: landelijke politici staan dichter bij de burger, dan welke prominente Europese bestuurder ook. Die kom je in het dagelijks leven ook nooit tegen, je kent vaak hun persoonlijke verhaal niet en in interviews gaat het alleen maar over hun missie en visie.

‘europa moet persoonlijker worden’

Geheel onbegrijpelijk is het verschil in sentiment voor de nationale of Europese vlag dus ook weer niet. Wie niet voldoende duidelijk wordt gemaakt wat de ware economische, maar ook culturele, achtergrond van de Europese vlag is, trekt zich het liefst terug op eigen nationaal terrein; ja, soms zelfs in de eigen etnische groep. Dan heeft ‘Europa” plots niets meer met tradities en een gemeenschappelijk lot van doen; dan blijft er een lege bestuurlijke huls over. Juist in het zich afzetten daartegen zien we een kracht ontstaan die de Europese cultuur sterker versnippert dan ooit en ‘lokaal’ maakt. Rembrandt is dan in de eerste plaats ‘van ons’ Hollanders en niet van hen; Erasmus is een Nederlander en geen Europees humanist. ‘Europa’ zou juist het gedachtegoed van Beethoven beter en duidelijker moeten uitdragen: Alle Menschen werden Brüder’. Dat is een typisch Europees ideaal dat individuen en volkeren kan samenbinden, een ‘vlag’ waar we ons allemaal onder willen scharen. Wil ‘Europa’ ooit, zoals de Amerikanen zeggen, de hearts and minds van alle Europeanen winnen, dan moet ze eerst en vooral duidelijk maken dat ze een rechtstreeks uitvloeisel en de vrucht is van onze gezamenlijke geschiedenis. En helaas is juist geschiedenis al langere tijd op middelbare scholen een keuzevak, dat niemand die op een goede carrière mikt op zijn lijst zet. Europa moet dus persoonlijker worden, zodat de gewone burger op straat een emotionele band gaat voelen met de Europese symbolen en de vlag!

FOCus

TUlpia fOCUs wellust en gesneDen KOmKOmmers / p. 36

OriënTalisMe

De VersluierDe bliK Op Het OOsten

In West-Europa bestaan al heel lang stereotype beelden van het mysterieuze, Nabije Oosten. Die berusten grotendeels niet op eigen ervaringen, maar werden gevoed vanuit de literatuur. Vooroordelen en misverstanden waren het resultaat, maar soms ook scherpe observaties. We bespreken het verschijnsel “oriëntalisme”, zoeken naar de wortels er van en trachten er een verklaring voor te geven.

TUlpia fOCUs turKen willen graag pleasen / p. 41

Twee werelden een sTad grieKen VerDwiJnen nOOit uit istanbul / p. 43

isTanbUl De slag Om een nieuwe werelDstaD / p. 48

reiZen in Het VOetspOOr Van De praCHtlieVenDe: bOeDa / p. 56

Wellust... en gesneden komkommers

Oriëntalisme oftewel het dominante westerse beeld van het Oosten in culturele zin, zoals dat ontstond in de tweede helft van de 19de eeuw. een verhandeling over visuele kunsten, stereotypen en schuimend overkokende fantasieën.

als kind las ik niet alleen gretig de verhalen van Karl May over Winnetou en Old Shatterhand, maar ook diens ‘tweede reeks’ van vijftien delen. Die begon met het boek Kara Ben Nemsi, de held uit de woestijn oftewel Old Shatterhand in het Nabije Oosten.

Niet toevallig kon je je als Nederlands kind in de verzuilde jaren vijftig goed vereenzelvigen met de superieure en diep christelijke Duitse reiziger die achter die naam schuil ging; al werd er in de avonturenverhalen altijd een warm plekje ingeruimd voor de o zo trouwe maar niet al te snuggere Arabier Hadji Halef Omar. Deze kleine en bijna baardloze ‘assistent’ van de Germaanse superman was echter slechts een ‘inlander’ en daarmee was in feite alles gezegd.

Later leer je een en ander wat te relativeren, maar de smaak voor het sprookjesachtige en mysterieuze Nabije Oosten heb je dan al te pakken. Het niet eens zo verborgen, denigrerende waardeoordeel dat je meekreeg is hardnekkig, want je nam het onbewust over. Anderzijds droom je als puber al in stereotypen van bloedmooie vrouwen met glanzende stevige borsten in de harem van de sultan, bewaakt door wrede, zwarte en met scherpe kromzwaarden bewapende eunuchen. Deze odalisques rustten geheel naakt en even bevallig als uitgesproken wellustig, ja zogezegd hapklaar, aan de rand van grote waterbekkens waarin geurige lelies dreven. Ze hunkerden er bovendien in diepste wezen 24 uur per dag naar om zich te laten overweldigen en te nemen door de grote blanke ontdekkingsreiziger. Zoiets had ik immers al gelezen in de roman Aziyadé van de Franse literator, en Istanbul-bezoeker, Pierre Loti.

In de 19de eeuw, en vooral in de tweede helft ervan toen het Europees kolonialisme hoogtij vierde, was de Oriënt een enorme hype. Reisboeken van stoutmoedige kerels die bijvoorbeeld in vermomming de heilige stad Mekka binnendrongen en uit de eerste hand van hun gevaarlijke avonturen verslag deden, waren niet aan te slepen en in de Orientalistische schilderkunst nam het thema van het zwoele ‘Morgenland’ een hoge vlucht.

Wat is nu eigenlijk oriëntalisme? De toonaangevende en politiek correcte definitie is nog altijd van de Palestijns-Amerikaanse auteur Edward Said. Die in 1978 in zijn boek Orientalism stelde dat westerse kunstenaars en wetenschappers een absolute scheidslijn wilden aanbrengen tussen het Westen en het Oosten en het Oosten wilden bombarderen tot de ‘Absolute Ander’. Met deze constructie probeerden de Oriëntalisten, vertelde hij hoofdredacteur Tuncay Çinibulak in 1996 in Cardiff, de superioriteit van het Westen aan te tonen door de inferioriteit van het Oosten te accentueren. Ook trachtten ze het nietsontziende politiek en economisch imperialisme van de Europese kolonialen te legitimeren.

Ook de schrijfster Rana Kabbani, auteur van Europese Mythen over de Orient, deelt die mening. Zij spreekt met nauwelijks onder-

Jean-Léon Gérôme, 1898. Het aansteken van de waterpijp

drukte woede over de diep gefrustreerde slechteriken en perverse racisten, die in Europa bepalend waren voor de beeldvorming. Wij zien hun standpunten echter als te veel bezield door al dan niet gerechtvaardigd postkoloniaal ressentiment.

Volgens ons is er veeleer sprake van een universeel en eeuwenoud sociaal mechanisme. De strenge regels die een samenleving ordenen en bijeenhouden en het individu in het gareel, verzwakken immers met de toenemende afstand van het ideologische centrum. Al achtduizend jaar terug, in het beroemde epos Gilgamesh, blijken de hoofdpersoon en zijn ‘vriend’, de natuurmens Enkidu, ‘zomaar’ de vrije loop te geven aan hun driften, nadat ze de strak bestuurde stad Uruk hebben verlaten. Ze vermoorden zonder enige aanleiding of reden de reus Humbaba die in het cederbos woont. Verder weg van het centrum vallen moraal en ethiek totaal weg en krijgen primaire driften zoals geweld en seks de vrije teugel. Dat is dan zowel angstaanjagend als uiterst aanlokkelijk. ‘Ver weg’ ontbreekt zelfs alle samenhang in de natuur, zodat middeleeuwse schrijvers konden dromen van landen, waar mensen zonder hoofd rondliepen met een gezicht in hun borstkast, en van streken, waar zomaar losse benen op eigen houtje rondhuppelden.

In dat meer elementaire en minder politieke kader zien wij het verschijnsel van het oriëntalisme als een ‘uitlaatklep’, hoewel we niet willen ontkennen dat de specifieke ‘koloniale’ context ervan in de 19de eeuw daar heel goed bij aansloot. Ook de koloniën waren immers ‘ver weg’ en het toevluchtsoord bij uitstek voor alle excentriekelingen, schurken en mislukkelingen, die niet ‘pasten’ in de benauwend keurige – erger nog, Victoriaanse (!) – Westerse samenleving van de 19de eeuw.

Anderzijds belichaamde de Oriënt dan ook weer een universeel menselijk ideaal van onbedorvenheid en zuiverheid van warmte en liefde met een intensiteit die in Europa ongekend was. Het Oosten was tegelijk ge-

‘Odalisques rustten naakt en even bevallig als wellustig aan de rand van grote waterbekkens’

degenereerd en ideaal. Mozart prees hemelhoog Bassa Selim, de nobele en grootmoedige heerser, in zijn opera Die Entführung aus dem Serail. Het Oosten was en bleef dus een plek van uitersten.

In tegenstelling tot Edward Said kijken wij naar het oriëntalisme van de oude Grieken die het Oosten hemelhoog bewonderden om zijn diepe wijsheid en kennis, maar de walgelijke verwijfdheid van de Perzen verfoeiden terwijl ze die tegelijkertijd om hun erotische uitspattingen benijdden.

links Het Ottomaanse Rijk 1798-1923 rechts Mehmet II neemt Constantinopel in, geschilderd in 1876

De ambivalentie ten aanzien van het Oosten begon dus al vroeg.

En dan was er de klassieke held Marcus Antonius, vriend van Julius Caesar en geslaagd veldheer. Hij verkeerde voortdurend in een spagaat tussen enerzijds de Severitas, het Romeinse plichtsgevoel, stabiliteit, verantwoordelijkheid en tucht en anderzijds de betoverende zinnelijke charmes van Cleopatra, het extreme lichamelijke genot en de maatschappelijke bandeloosheid. Marcus Antonius zegt in Shakespeare’s toneelstuk Anthony and Cleopatra: ‘Egypte’s sterke kluisters moet ik breken of dwaze liefde is mijn verderf’. Hij roept wanhopig: ‘O valse Egyptische wier boezem het hoogste doel mijns levens was’.

En jawel, de onverenigbaarheid van beide polen lust en plicht, Oost en West leidt tot de smartelijke dood van beide geliefden. Uiteraard was noodlottige hartstocht voor latere generaties iets heerlijks om in te zwelgen. Trouwens, de net als de Romeinen moreel strenge, maar in tegenstelling tot die laatste beslist niet ‘koloniale’ joden, keken ten tijde van Jezus zelf met minachting en vrees naar de spreekwoordelijke Oosterse verleidster, de bloeddorstige en wrede Salome. Die voerde voor koning Herodes de uitzinnig erotische dans van de zeven sluiers op met als beloning het afgehakte hoofd van Johannes de Doper. Al lang voor de literaire en schilderkunstige rage van het oriëntalisme van de eind 19de eeuw verpersoonlijkte deze fatale vrouw voor veel Europeanen de alle morele wil brekende seksualiteit van het Oosten. De geheime verlokking daarvan werd keer op keer geschilderd door grote kunstenaars, van Caravaggio, Gustave Moreau, Franz von Stuck en Aubrey Beardsley tot Gustav Klimt. De befaamde Duitse componist Richard Strauss weidde zelfs een hele opera aan haar.

En dan waren er de nog veel minder ‘koloniaal’ te noemen betrekkingen tussen Europa en Turkije van de 16de tot en met de 18de eeuw. In die dagen van de grote Europese ontdekkingsreizen raakte men steeds sterker gefascineerd door het exotische en werd de handel veel internationaler. De Ottomanen werden steeds minder gezien als een militaire bedreiging en het westen ontdekte meer en meer de Turkse koffie. Turkse interieurinrichting, kleding, ambachtelijke kunst en decoratie werden bij de elite, die wilde tonen een open geest te hebben, een middel zich te onderscheiden. Dit verschijnsel, dat vooral in het 18de-eeuwse Frankrijk sterk was en

Giulio Rosati: Haremdans

een voorloper vormde van het 19de-eeuwse oriëntalisme, noemde men Turquerie. De grote maar toch kille kracht van het westers rationalisme had immers een emotionele tegenpool nodig.

Belangrijke personen lieten zich portretteren in wijde gewaden, met kragen van hermelijn en met tulbanden op het hoofd. Men rookte, gehuld in Turkse kledij, Turkse tabak uit Turkse waterpijpen. De westerling wilde nu heel precies weten hoe de Oriënt eruitzag en de schilder Jean-Etienne Lyotard, die in 1738 met een Britse ambassadeur Turkije bezocht, beeldde dan ook in detail Turkse vrouwen af. Op het muzikale vlak en ingelast in opera’s fantaseerde men korte Turkse ‘loopjes’, want de echte Turkse muziek was zoals Mozart reeds opmerkte ‘pijnlijk voor de oren’.

Dat brengt ons op een belangrijk aspect van het 19de-eeuwse oriëntalisme. Het was grotendeels een literaire beweging die werd ‘vertaald’ in de visuele kunsten en wel in taferelen waarin de nadruk lag op het kleurige spektakel. Vanaf 1704 kende men overal in Europa de vertaling door de Fransman Antoine Galland van de verhalen van Duizend en een nacht, maar zelfs invloedrijke briefschrijfsters als Lady Mary Montagu, echtgenote van de Britse ambassadeur in Istanbul, geloofde, hoewel ze ter plekke woonde, dat ze waarheidsgetrouwe beschrijvingen waren.

Omgekeerd leverde de Oriënt de dichters en romanschrijvers stijlfiguren op om een gesublimeerd en verheven beeld van de ‘meest verheven vorm van romantiek’ te schetsen in tegenstelling tot het ‘gereserveerde’ Westen. In het Oosten was alles mogelijk en Lady Montagu’s correspondentievriend Alexander Pope schreef zelfs dat daar ‘de komkommers gesneden worden geoogst’. Het beroemde schilderij De dood van Sardanapalus van een van de meest befaamde Oriëntalisten, Eugène Delacroix, werd vervaardigd in 1827 voordat de kunstenaar ooit in het Oosten was geweest. Op het doek vindt men alle stereotypen van de ‘Europees geviseerde Oriënt. Die had hij echter ontleend aan Lord Byron’s populaire gedicht Europe’s Orient. Een oosterse wreedaard ligt op een bed met olifantskoppen en ziet emotieloos toe hoe zijn naakte concubines worden doodgestoken in smachtende houdingen van erotische overgave. De omgeving is ‘oosters’ weelderig, maar de vrouwen doen merkaardig ‘westers’ aan. De meeste afgebeelde vrouwen zouden Tsjerkessen kunnen

‘De grote, kille kracht van het westers rationalisme had een emotionele tegenpool nodig’

Ingrès Grande Odalisque

‘De schrijvers potgieter en Jacques perk liepen rond met een Ottomaanse fez op het hoofd’

zijn en dus niet donker van huid. Zo zijn ze oosters maar niet afstotend ‘anders’ en ook keurig naar ‘Europese’ normen geproportioneerd. Ondanks het feit dat Delacroix later in 1832 Algiers bezocht, greep hij in 1860 nog voor thema’s terug op de vertellingen van Duizend en één nacht.

Een andere grote kunstenaar, Dominique Ingres, schilderde in 1814 reeds het archetype van de odalisque, de haremdame, zonder ooit een voet in het Oosten te zetten. Hij werd geïnspireerd door de brieven van Lady Montagu. Bij Ingrès kookt de fantasie schuimend over; het vrouwenlichaam is sterk en onnatuurlijk verlengd, maar werd wel een dominante icoon van de tijd. Het Bain Turc, van dezelfde schilder, is eigenlijk nog typerender voor het genre. De ronde vorm van de afbeelding maakt de kijker een voyeur die door het sleutelgat loert, ja en daadwerkelijk baden doet hier bijna niemand. Het is een ophoping van warme, licht bezwete borsten, buiken en dijen. Maar liefst 26 vrouwen die lui liggen te niksen, want oh ja, de oosterse vrouw is niet alleen duivels sluw, wispelturig, een toverkol, een heks en liederlijk tot op het bot, maar ook aartslui. Dat sloot goed aan bij het beeld van de oosterse man die niets deed dan lanterfanten, roken en sadistische spelletjes bedenken, zo heel anders dan de hard werkende en oprechte Franse en Britse bourgeois.

Maar laten we niet overdrijven. De hang naar het Oosten kwam bij veel westerlingen niet slechts voort uit een hang naar fysieke wellust, maar werd ook geboren uit diepe religieuze en ethische gevoelens. Men reisde naar het Oosten om de realiteit van de Heilige Schrift te reconstrueren en zo kon het gebeuren dat de bekende Nederlandse Bijbelillustrator J.H. Isings (1884-1977) Jezus afbeeldde met een Arabische hoofddoek. Ook hier achter de dijken sloeg het literaire oriëntalisme toe. Diverse Nederlandse dichters apprecieerden de Arabische poëzie als de uiting van de rijke, maar primitieve traditie van een sympathiek en onbedorven natuurvolk. De schrijvers Potgieter en Jacques Perk liepen rond met een Ottomaanse fez op het hoofd en de schilder Marius Bauer werd beroemd met zijn taferelen van de sensuele Oriënt. Alles natuurlijk ook om deze verre, eigenlijk tijdloze en pittoreske wereld te contrasteren met Nederland als ‘morele natie’.

Toch is er ook nog een andere positieve zijde aan het Europese oriëntalisme. Het is niet alleen een document en een spiegel van verdrukt menselijk verlangen. Niet alles was stereotype en verhitte verbeelding. Ali Can Ertug, de senior vicepresident van Sotheby’s, het grote veilinghuis, zei onlangs: “Bepaalde afbeeldingen eren mij als Turk, ze bevatten belangrijke historische documentatie over mijn erfgoed dat deels verloren is. Ik vind de oprechte belangstelling van veel Oriëntalisten en hun soms heel accurate observaties vleiend en waardevol.” Met name de werken van schilders als Rudolf Ernst, John Frederic Lewis en Jean-Léon Gérôme doorstaan de toets der kritiek, maar ook panorama’s van de Bosporus die er nu heel anders uitzien. Misschien hoog tijd voor een herwaardering van een culturele stroming en voor een meer genuanceerd beeld ervan.

Ronald de Bruijn

“Turken... willen graag pleasen”

Verwachtingen sluiten zelden aan bij de werkelijkheid. Daar kunnen mark schütz en ronald de bruijn over meepraten. De nederlanders leven sinds kort in istanbul.

Beiden moesten hun beeld met betrekking tot het leven in Turkije scherp bijstellen, toen ze in de culturele en economische hoofdstad van Turkije terechtkwamen. De percepties die ze van thuis meekregen, botsten met de realiteit zodra ze in de stad arriveerden en het leven in de metropool beter leerden kennen.

Mark Schütz (26), derdejaarsstudent communicatie aan de Hogeschool Zeeland in Vlissingen, woont sinds begin februari in Istanbul. Als Erasmus-student mag hij er een semester studeren. “Ik heb voor deze stad gekozen, omdat ik van cultuur en geschiedenis houd”, aldus Mark. “Ik kon ook naar een van de landen in de Europese Unie, maar ik wilde per se naar een islamitisch land. Uit nieuwsgierigheid en om mezelf te confronteren met mijn eigen opvattingen over Turkije en de islam. Daarnaast is Istanbul goedkoper dan andere steden, dat was een bijkomende reden.” In het begin probeerde hij bewust zijn vooroordelen weg te drukken. Het bleek echter dat hij rationeel anders in elkaar zat dan emotioneel. “Toen ik in de eerste dagen op straat liep, dacht ik ‘ze zien me als een rijke westerling; de zakkenrollers zullen me zeker zien als doelwit’. Dat was ook de reden dat ik in de eerste week mijn laptop niet durfde mee te nemen naar de Kadir Has universiteit in Fatih, het oude deel van de stad. Ik voelde me in die begindagen alleen in deze miljoenenstad.”

Mark Schütz

Hij realiseerde zich dat zijn opvattingen over landen met een moslimmeerderheid waren beïnvloed door de berichtgeving in Nederland en het politieke debat over minderheden, integratie en de islam. “De aanslagen van 9/11 op New York en Washington zijn gekoppeld aan het terrorisme van al-Qaeda, en die club wordt weer gelijkgesteld aan de islam. Dan ben je toch geneigd negatief te denken over de islam en de moslims. Ik ben echter heel verbaasd over de vriendelijkheid van de mensen. Hoe modern het hier is. Studenten kleden zich hip. De universiteit ziet er mooier uit dan mijn hogeschool. De meeste docenten hebben in Amerika gestudeerd. Veel studenten zijn heel erg op Amerika gericht. Zo vinden ze het bijvoorbeeld vreselijk dat er een Turkse versie is van MTV, omdat ze die een slechte kopie vinden van het echte MTV. De paradox is echter dat studenten op Istiklal Caddesi protesteren tegen Amerika, maar dat velen ondertussen naar de Verenigde Staten willen om daar verder te gaan studeren.” Turkije lijkt volgens hem nog in een ander opzicht heel erg op Amerika. De kloof tussen arm en rijk is er veel groter dan in Nederland. “Op de Galatabrug zie je van die rammelbakken, nog net geen Trabant. En vlak daarachter een Porsche Cayenne.”

Ook voor Ronald de Bruijn kwamen de percepties, die hij vanuit Nederland had meegenomen, niet uit. “Ik dacht dat er alleen vrouwen met hoofddoekjes zouden zijn. Dat alle mannen snorren zouden hebben. En dat alle leidinggevenden een speldje met de beeltenis van Atatürk op hun revers zouden hebben. Geen van die vooroordelen bleek te kloppen.”

De Bruijn is mededirecteur van Adversitement, een web- and mobile site optimization consultancy bureau in Nederland, dat is gespecialiseerd in web analytics en eMarketing intelligence voor online marketingacties. “Met een team van gecertificeerde specialisten helpen wij organisaties zoals Vodafone, Funda, Ditzo en Bol.com.”

Hij studeerde aan de Universiteit van Amsterdam en was senior consultant bij het Haagse advies- en ingenieursbureau Tebodin. Zijn belangstelling gaat uit naar innovatie, mensen en culturen, vooruitgang, boeken en nieuwe dingen leren. Daarom vertrok hij naar Rusland om er in Moskou voor het Nederlandse bedrijf Kappa Packaging een verpakkingsfabriek voor golfkarton op te zetten. Toen dat avontuur achter de rug was, kwam een jaar geleden Istanbul op zijn pad. Een stad en een cultuur vol verrassingen.

“Als je bij mensen thuis komt, worden alle registers opengetrokken, van hartelijkheid en gastvrijheid. Echt fantastisch. Maar afspraken nakomen vinden ze moeilijk en je moet vaak lang op je geld wachten en er achteraan gaan.”

Opvallend vindt hij ook de hiërarchie. “Daardoor duurt het in de meeste bedrijven veel langer voor er beslissingen worden genomen. Er is een gebrek aan zelfvertrouwen, waarschijnlijk veroorzaakt door die strakke hiërarchie. Organisatorisch zit het anders in elkaar. Dat ligt aan de cultuur. Dat ligt ook aan het onderwijssysteem. Mensen worden niet gestimuleerd om na te denken, maar om feiten uit het hoofd te leren en te reproduceren. Vragen stellen in het onderwijs wordt niet gewaardeerd. Het wordt ze met de paplepel ingegoten dat ze dienen te luisteren naar de docent. Dat gaat zo door tot op de universiteit en in het bedrijfsleven.”

‘Het geld brandt turken in de hand’

Turken werken allemaal erg hard en hebben een veel langere werkweek dan gemiddeld in de Europese Unie. “Maar dat harde werken is om hun inefficiënte manier van werken te compenseren”, aldus De Bruijn.

Mediterraan noemt hij de levensstijl van de Turken. “Ze leven van dag tot dag. Het geld brandt in de hand. Sparen doen ze niet. Ze zijn erg statusgericht. Mensen in een bar of restaurant trakteren, vinden ze belangrijk, ook al hebben ze weinig geld. Dure merkkleding, dikke auto’s, sierraden. Dat werkt allemaal statusverhogend. Ook de plek van je huis is van belang; men ontleent daar status aan.”

Aan de andere kant is hij erg onder de indruk van de dienstverlening in Turkije. “De servicegerichtheid zit de Turken in de genen. Die is, onder meer in restaurants, top. Turken zijn confrontatiemijdend. Ze willen graag anderen pleasen. Juist door al deze omstandigheden biedt Turkije een gevarieerd leven en enorme kansen in het bedrijfsleven. Mits je ermee om weet te gaan.”

This article is from: