Cooperatieve Gebiedsontwikkeling

Page 1

COÖPERATIEVE

GEBIEDSONTWIKKELING N E R E S I L A N IO SS E F O R P N E LE R

EAM; R T S N I A M R NAA VAN N I C H E U N N E N E N M O G E N N, K O V E R W I LLE

©Paul Fennis


COÖPERATIEVE GEBIEDSONTWIKKELING LEREN PROFESSIONALISEREN VAN NICHE NAAR MAINSTREAM; OVER WILLEN, KUNNEN EN MOGEN

2


COLOFON December, 2015

SAMENSTELLING EN REDACTIE Khashayar Ghiabi Gert-Joost Peek Arnold Joost MET BIJDRAGEN VAN Gert-Joost Peek Arnold Joost Elien van Riet Willemijn Lovers Ivo Nienhuis Guido Walraven Nabila Bouabbouz Esther de Haan Anne Marie Hoogland Ruben Meas VORMGEVING Vincent Bogers COVERFOTO Paul Fennis

Deze publicatie is een uitgave van Pakhuis de Zwijger Piet Heinkade 181 B, 1019 HC Amsterdam

3


VOORWOORD

Wat is coöperatieve gebiedsontwikkeling? Niet een vraag die je jezelf dagelijks stelt, maar dat maakt de vraag niet onbelangrijk. Achter de abstracte term ‘coöperatieve gebiedsontwikkeling’ gaat namelijk een wereld schuil van fundamenteel veranderende verhoudingen, creativiteit en grote betrokkenheid. De crisis van de afgelopen jaren heeft veel op zijn kop gezet en ook in de gebiedsontwikkeling zijn de verhoudingen veranderd. Grote institutionele partijen kregen zware klappen te voorduren en er ontstond meer ruimte voor alternatieven; zelfbouw, burgerkracht en dus ook coöperatieve gebiedsontwikkeling. Met optimisme en gedrevenheid zijn gelijkgestemden bij elkaar gaan zitten en gaan zoeken hoe ieders talent kan worden benut. Of je nu ambtenaar, ontwikkelaar, ondernemer, financier of bewoner bent. Het zou echter geen recht doen om deze ontwikkeling alleen toe te schrijven aan de crisis. Dat is een belangrijke katalysator geweest, maar Amsterdam kent een lange geschiedenis van betrokken inwoners die met elkaar hun woon- en werkomgeving zelf vormgeven. Zo is de NDSM-werf sinds jaar en dag een bron van inspiratie in binnen- en buitenland. In een steeds populairder worden gebied aan het IJ komen de ambities, wensen, angsten en noodzakelijkheden van kunstenaars, grote en kleine ondernemers, overheden en bezoekers bij elkaar. Kortom een ideaal gebied om als casus en voorbeeld te functioneren in de zoektocht hoe je met elkaar een gebied ontwikkelt. In deze publicatie vind je de resultaten van onze zoektocht naar de toekomst van coöperatieve gebiedsontwikkeling. In drie avonden zijn we om de tafel gaan zitten met alle betrokkenen en gaan oefenen in de kennis en vaardigheden die nodig zijn om te komen tot coöperatieve gebiedsontwikkeling. Dit heeft geleid tot een aantal lessen die je aan het einde van de publicatie kan vinden, maar één ding is in ieder geval heel duidelijk geworden: er is geen blauwdruk of definitie. Wat nodig is, is oprechte betrokkenheid en het vermogen om je te verplaatsen in de beelden en wensen van de ander om je eigen wensen gerealiseerd te krijgen. We hopen dat deze publicatie daar een bijdrage aan kan leveren.

Ruben Maes

“AMSTERDAM KENT EEN LANGE GESCHIEDENIS VAN BETROKKEN INWONERS”

Moderator en eigenaar adviesbureau &MAES

14


INHOUDSOPGAVE

VOORWOORD 1 Bijeenkomst 1

EIGENAARSCHAP & EIGENKRACHT

3

Het gesprek vooraf. Opdenken?

4

VOORBESCHOUWING:

KERN: Het gebied dat zichzelf ontwikkelt 5 REFLECTIE: Bolf? Bolf! 9 Verslag eigenaarschap en eigenkracht 12

Bijeenkomst 2

VAN COMMUNITY NAAR COMMUN-CITY

KERN:

Coรถperatieve gebiedsontwikkeling en sociale innovatie

in lerend perspectief: het begin van iets groots?

15

Transitie van een oud naar een nieuw systeem

17

REFLECTIE:

14

Coรถperatieve gebiedsontwikkeling is een balansoefening 19

Bijeenkomst 3 NIEUWE COMPETENTIES 22

KERN: Praktijkleergang De Nieuwe Wibaut 23

Cooperatief samenwerken met Theory U 25

REFLECTIE:

Coรถperatieve gebiedsontwikkeling is verbindingen maken

27

Terugblik TERUGBLIK 30 Niets doen is geen optie KERN: Geleerde lessen 31 NAWOORD: De kracht van het luisteren 36

2


dsf

BIJEENKOMST #1

EIGENAARSCHAP & EIGENKRACHT Gert-Joost Peek Lector Hogeschool Rotterdam

Arnold Joost Adviseur Deloitte Real Estate

Pakhuis De Zwijger organiseerde in samenwerking met stichting NDSM-werf, lectoraat Gebiedsontwikkeling en transitiemanagement van de Hogeschool Rotterdam en Stadkwadraat (Arnold Joost, nu Deloitte) drie bijeenkomsten over het professionaliseren van coöperatieve gebiedsontwikkeling. Deze alternatieve wijze van ontwikkeling is nu nog een niche, die op steeds meer plaatsen aanslaat. Het is tijd voor een professionaliseringslag. Zo kan de niche zich ontwikkelen tot een serieuze keuze in het palet van mainstream gebiedsontwikkelingsaanpakken, ook wanneer de markt weer aantrekt. Enige vaart daarbij is geboden. Professionalisering bestaat allereerst uit een fundamenteel begrip van de drijfveren van coöperatieve gebiedsontwikkeling. Waarom willen mensen het? Wat betekent het voor publieke en private professionals in het vak? In de eerste bijeenkomst gaan we dieper in op de achterliggende motivaties. Twee begrippen staan centraal; eigenaarschap en eigenkracht. Waarvoor voel je je verantwoordelijk vanuit je rol als bewoner, eigenaar of professional? We linken aan belangrijke veranderingen in onze maatschappij. Honderden collectieven nemen onderdelen van energieproductie, voedselvoorziening, zorg en verduurzaming in de eigen woon- en leefomgeving in eigen hand. Een miljoen ZZP-ers nemen – aldanniet door de crisis gedwongen – de verantwoordelijkheid voor de eigen employability zelf ter hand. Het creëren van publieke waarden is niet meer het primaat van overheden, maar daarmee verdwijnt niet haar verantwoordelijkheid. En dit terwijl het Rijk het motto ‘Je bent ervan of niet’ hanteert. Tijdens de eerste bijeenkomst hebben we geprobeerd beter inzicht te verkrijgen in de achterliggende menselijke drijfveren die ervoor zorgen dat we anders in de wedstrijd gaan zitten: waarom gaan we meer dan voorheen uit van onze eigenkracht, ook als we buiten het eigen domein terecht komen? Waarom is het voor overheden zo moeilijk om een beroep te doen op eigenkracht van haar ambtenaren en tegelijkertijd stappen terug te zetten in eigenaarschap?

Khashayar Ghiabi Programmamaker Pakhuis de Zwijger

Klik op het PDZ logo om het filmpje van Gert-Joost Peek en Arnold Joost te bekijken!

Klik op het logo van NDSM-werf om de animatie ‘Werk aan de Werf’ te bekijken!

3


HET GESPREK VOORAF: OPDENKEN? Professionaliseringsstap 1. Luisteren

Willemijn Lovers Architect en docentonderzoeker Hogeschool Rotterdam

Ter voorbereiding op deze serie bijeenkomsten over het professionaliseren van coöperatieve gebiedsontwikkeling organiseert Pakhuis de Zwijger een eerste ontmoeting tussen de direct betrokkenen. Aan tafel zitten verschillende vertegenwoordigers van de NDSM-werf, de kennishouders Stadkwadraat en het lectoraat Gebiedsontwikkeling en Transitiemanagement van de Hogeschool Rotterdam. Allen zijn op en of andere manier betrokken bij gebiedsontwikkeling. Vanuit het doen van onderzoek naar vormen van collectieve gebiedsontwikkeling, naar eigenaarschap, naar transities of het eigenaar zijn van de ontwikkelingen die plaats vinden op de NDSM-werf. Tot zover is het duidelijk. Deze kennismaking zet de toon. Niet de agenda en de inhoud staan centraal in deze discussie, maar de vorm en het eigenaarschap van de avond. De discussie die daar plaatsvond is illustratief voor de vorm van gecompliceerd eigenaarschap én voor de serie bijeenkomsten over rollen, partijen, wijze van handelen, middelen en vaardigheden die ingezet worden in het proces van collectieve gebiedsontwikkeling. Zij is illustratief voor de wijze waarop wij elkaar niet verstaan. Deze kennismaking levert zoveel stof tot discussie, onbegrip, begrip, irritatie, meedenken als opdenken op en we concluderen dat de inhoud niet is afgestemd op verwachtingen en dat het ook voor een vruchtbare, coöperatieve gebiedsontwikkeling van belang is gedoseerd te communiceren in plaats van gedoceerd te vertellen. De opgave blijkt goed of diep naar elkaar te luisteren te zijn. Naar zichzelf en naar de andere belanghebbenden – tijdens de bijeenkomsten en in het proces van gebiedsontwikkeling naar de formele eigenaren, initiatiefnemers, kennishouders, praktijkmensen, gemeenschappen, kunstenaars, wetenschappers, gebruikers, bewoners en alle andere betrokkenen. Dat vraagt nogal wat van de deelnemers aan dit gesprek. Want er is een verschil in denken en doen, in filosoferen over en ontwerpen aan mogelijke toekomsten (mijn discipline) of actief maken en werken vanuit een werkelijke situatie. Maar dan kan volgens de TheoryU van Scharmer door de gezamenlijke wijsheid van groepen mensen te benutten om tot daadwerkelijk vernieuwing te komen. En dat is de inzet van deze serie bijeenkomsten over coöperatieve gebiedsontwikkeling.

“DE OPGAVE BLIJKT GOED OF DIEP NAAR ELKAAR LUISTEREN TE ZIJN”

De Toren van Babel, Pieter Bruegel (circa 1565) Eigenaarschap & Eigenkracht

4


HET GEBIED DAT ZICHZELF ONTWIKKELT Zelforganisatie als leidend principe in gebiedsontwikkeling nieuwe stijl Op veel plekken is de traditionele manier van gebiedsontwikkeling niet meer rendabel. Mede als gevolg van een stabiliserende economische groei in combinatie met een relatief hoge vastgoedwaarde, bevolkingskrimp en bezuinigingen is een aanpak van grondaankoop en opstalontwikkeling niet meer rendabel. Dit vraagt om een andere manier van werken die op veel plekken in Nederland steeds verder wordt vormgegeven. In deze nieuwe manier van werken - gebiedsontwikkeling nieuwe stijl / gebiedsontwikkeling van Ivo Nienhuis onderop – is er steeds minder sprake van hiërarchische sturing en steeds vaker van zelforganisatie Beleidsadviseur tussen de betrokken partijen. Om deze nieuwe stijl daadwerkelijk een kans van slagen te geven, is het maatschappelijke noodzakelijk om een beter inzicht te hebben in wat we kunnen verstaan onder ‘zelforganisatie’ en hoe ontwikkelingen we dit kunnen bevorderen. bij Gemeente Maasdriel

Van ‘stip op de horizon’ naar ‘point of departure’ In gebiedsontwikkeling nieuwe stijl is steeds minder sprake van een grootschalig masterplan met een uitgestippelde route die door een beperkt aantal partijen van bovenaf wordt gepland. In plaats van een ‘stip op de horizon’, is er steeds vaker sprake van een point of departure van waaruit een veelheid aan kleine en grote partijen op organische wijze een gebied vormgeven. Hierbij wordt een groot deel van de ontwikkelingen geïnitieerd en uitgevoerd door de eigenaren en/of gebruikers van het gebied. Gebiedsontwikkeling nieuwe stijl zouden we kunnen samenvatten als een werkwijze waarbij de betrokken partijen zichzelf (binnen randvoorwaarden) organiseren. Niet een ‘externe instantie’, een projectleider of stuurgroep bepaalt met ‘monteursingrepen’ hoe de vooraf bepaalde uitkomst wordt bereikt, maar het samenspel tussen de betrokken partijen in het hier en nu geeft vorm aan een nu nog onzekere uitkomst. Anders gesteld: in plaats van hiërarchische sturing is er veel meer sprake van zelforganisatie.

Zelforganisatie: iets vanuit het schijnbare niets Zelforganisatie ontstaat spontaan wanneer minimaal twee mensen of groepen elkaar vinden in een gedeeld belang of een gemeenschappelijke interesse. Belangrijk uitgangspunt hierbij is dat de betrokkenen zelf beslissen of ze actief worden en hoe ze dat doen: ze hebben vrijheid van denken en handelen. Gebiedsontwikkeling van onderop is dan ook niet af te dwingen door beleidsmakers, professionals of andere betrokkenen. Wanneer de betrokkenen elkaar gevonden hebben rondom een gemeenschappelijk belang of een gemeenschappelijke interesse, starten ze met het afstemmen van hun visies en gedrag. Vinden we hetzelfde? Wat gaan we doen? Wie doet wat? In dit proces is geen sprake van interne centrale controle – masterplan, projectleider, hiërarchische sturing – maar van beïnvloeding. Juist omdat de betrokkenen vrijheid van denken en handelen hebben, heeft niemand de macht om anderen te dwingen zich te conformeren aan zijn idee of plan. Gebiedsontwikkeling van onderop is dan ook een kwestie van steggelen, ploeteren en improviseren om uiteenlopende idealen en belangen op één lijn te krijgen.

Eigenaarschap & Eigenkracht

5


Wanneer de betrokkenen in staat zijn om hun interesses, idealen en belangen op één lijn te krijgen ontstaat een collectief. Dit collectief is niet alleen het gevolg van zelforganisatie, maar ook een oorzaak om de zelforganisatie in stand te houden. Reden hiervoor is dat kenmerken van het collectief – reden van bestaan, cultuur, organisatiewijze – een conditionerende invloed hebben op de betrokkenen. Maar conditioneren betekent niet bepalen: het collectief kan alleen blijven voortbestaan als het continu opnieuw wordt herbevestigd door de betrokkenen. Zij hebben immers nog steeds vrijheid van denken en handelen. Zo kan een partij besluiten te stoppen of een poging te ondernemen om een verandering aan te brengen in de reden van bestaan, omgangscultuur of organisatiewijze wanneer hij zich niet meer prettig voelt bij het collectief. Oftewel: betrokkenen hebben een innoverende werking op het collectief. Het collectief dat ontstaat als gevolg van zelforganisatie organiseert zich niet los van zijn omgeving. Zo worden de sociale netwerken van de betrokken individuen en partijen niet beperkt tot de grenzen van het collectief. Maar ook het collectief als geheel wisselt continu informatie en betekenissen uit met zijn directe omgeving. Zo is de identiteit of reputatie van het collectief of het gebied één van de bepalende factoren voor buitenstaanders om al dan niet mee te doen of zich er te vestigen. Daarnaast is het voor buitenstaanders mogelijk om het ‘territorium’ van het gebied te betreden en is het collectief en het gebied zelf niet immuun voor gebeurtenissen en ontwikkelingen elders in de stad, de regio, het land of de wereld. Met de wisselwerking tussen het collectief en zijn omgeving is echter wel iets speciaals aan de hand, het collectief past zich namelijk continu opnieuw aan veranderingen in zijn omgeving op basis van zijn eigen identiteit. Zo kunnen plannen en acties van de gemeente of andere relevante partijen gezien worden als bedreiging of juist als kans om het eigen idee verder te brengen. Oftewel: ook het collectief heeft een bepaalde mate van autonomie. Hoewel deze autonomie – identiteit, organisatiewijze, cultuur – noodzakelijk is om als collectief te blijven bestaan, schuilt hierin ook het gevaar dat het collectief zichzelf loszingt van zijn omgeving: ‘dit is wat we zijn en wat we doen, en niet anders’. Zelforganisatie is dan ook niet altijd positief.

“JUIST OMDAT DE BETROKKENEN VRIJHEID VAN DENKEN EN HANDELEN HEBBEN, HEEFT NIEMAND DE MACHT OM ANDEREN TE DWINGEN ZICH TE CONFORMEREN AAN ZIJN IDEE OF PLAN”

Eigenaarschap & Eigenkracht

6


Het bevorderen van zelforganiserend vermogen Dat gebiedsontwikkeling van onderop niet is af te dwingen, betekent echter niet dat gemeenten en andere gebiedseigenaren maar gelaten moeten afwachten of het gebied zichzelf ontwikkelt in de gewenste richting. Het proces van zelforganisatie is namelijk wel degelijk te bevorderen en te beïnvloeden. Eén van die manieren is door het proces van gebiedsontwikkeling te faciliteren door middel van licht leiderschap. Licht leiderschap gaat uit van faciliteren. Er wordt niet op hiërarchische wijze sturing gegeven aan het geheel, maar betrokken partijen sturen (beïnvloeden) elkaar waarbij een projectleider het proces faciliteert. Faciliteren heeft bijna altijd een motiverende en een ondersteunende component. Motiveren gaat over het stimuleren van alle (mogelijke) partijen met een belang of idee om mee te doen. Maar wel op basis van hun eigen belangen en interesses. Deze interne motivatie is immers de brandstof om zelf mee te doen aan het ontwikkelen van het gebied. Ondersteunen gaat over het helpen van partijen wanneer zij zelf niet alle expertise in huis hebben om een bijdrage te leveren. Belangrijk hierbij is echter wel dat deze ondersteuning geschiedt zonder het eigenaarschap over te nemen van deze partij (zie ook figuur 1 hieronder).

Toelichting: Door betrokken partijen te classificeren in termen van ‘bereidheid’ (willen) en ‘bekwaamheid’ (kunnen) wordt het mogelijk om situatie- en partijspecifiek invloed uit te oefenen op een gezamenlijke zoektocht naar de invulling van het gebied.

Figuur 1: Licht leiderschap. Balanceren tussen faciliteren, ondersteunen en motiveren.

Licht leiderschap gaat ook over het opstellen van een gemeenschappelijke probleemdefinitie of gedeelde taak en het organiseren van het proces in termen van basisregels en agendapunten. Maar bovenal gaat het hier om het betrekken van alle betrokkenen in een gemeenschappelijke zoektocht naar (nieuwe) invullingen van een gebied op basis van consensus. Hierbij is één van de succesfactoren dat communicatie tussen de betrokken partijen plaatsvindt op basis van BOLF:

Begrijpen: probeer elkaars taal te spreken en wat de ander werkelijk drijft om deel te nemen in het proces. Wat zijn de ideeën en belangen van andere partijen? Waar liggen raakvlakken? Wat hebben partijen van elkaar nodig? Oprecht zijn: wees open en helder in wat je eigen agenda is en wat je werkelijk vindt. Verborgen agenda’s en een dubbele moraal zijn stoorzenders om in gezamenlijkheid (met ieders eigen deelplan) een gebied vorm te geven en leiden niet zelden tot het afhaken van betrokkenen. Legitimiteit: doe geen beloften die je niet waar kunt maken. Feitelijke waarheid: redeneer vanuit de feiten. Vul niet in en baseer je gedrag niet op aannames.

Eigenaarschap & Eigenkracht

7


Naast licht leiderschap is het ook mogelijk om te investeren in een sociaal klimaat waarin gebiedsontwikkeling van onderop een grotere kans van slagen heeft. Dit kan bijvoorbeeld door te investeren in condities die bijdragen aan een robuuste basis van waaruit vormen van zelforganisatie kunnen ontstaan. Twee van die condities zijn gebiedsgebonden sociale cohesie en gebiedsgebonden tolerantie. Gebiedsgebonden sociale cohesie is de kleefkracht van het gebied en wordt bepaald door de mate waarin mensen en partijen elkaar ontmoeten en de mate waarin er gelijkgerichte opvattingen zijn over de (on)geschreven omgangsvormen. Gebiedsgebonden tolerantie is de ruimte voor andersdenkenden in het gebied. Waar sociale cohesie bijdraagt aan het relatieve gemak waarmee mensen en groepen elkaar kunnen vinden, draagt tolerantie bij aan diversiteit in zienswijzen en competenties. Naast het investeren in een robuuste basis, is het ook mogelijk om te investeren in flexibel vermogen. Flexibiliteit is noodzakelijk om mee te kunnen blijven bewegen met veranderingen in de omgeving die van invloed zijn op de ontwikkeling van het gebied, zowel nu als in de toekomst. De mate van flexibiliteit kan worden bevorderd door het gebied aantrekkelijk te houden en/of te maken voor een diverse groep mensen en partijen. Ook kan worden ingezet op het stimuleren van gebiedsoverstijgende culturele verbondenheid: de mate waarin de huidige betrokkenen sociale relaties hebben buiten het gebied. Waar aantrekkelijkheid bijdraagt aan een continue instroom van nieuwe mensen en groepen en dus nieuwe ideeën geeft gebiedsoverstijgende culturele verbondenheid onder meer toegang tot competenties die niet aanwezig zijn bij de betrokkenen in het gebied zelf. In het onderstaande schema zijn de vier hierboven beschreven condities schematisch weergegeven. Toelichting: In het schema hiernaast wordt het gebied schematisch afgebeeld als een complex adaptief systeem. Complex adaptieve systemen balanceren op de rand van orde (uniformiteit) en chaos (diversiteit). Hiermee wordt bedoeld dat ze continu informatie en betekenissen uitwisselen met hun directe omgeving zonder dat dit leidt tot complete orde of volstrekte chaos (gesymboliseerd door de pijl linksonder). Eén van de redenen hiervoor is dat ze zowel robuust als flexibel zijn. Ze zijn robuust in de zin dat ze in staat zijn om hun organisatie, identiteit, cultuur en organisatiewijze in stand te houden. Ze zijn flexibel in de zin dat ze zich continu opnieuw aanpassen aan veranderingen in de omgeving.

Figuur 2: Vier condities die bijdragen aan een sociaal klimaat waarin gebiedsontwikkeling van onderop een grotere kans van slagen heeft.

Slotsom: coöperatieve gebiedsontwikkeling. Een blijvertje? Coöperatieve gebiedsontwikkeling is nu nog een niche. Gebiedsontwikkeling van onderop biedt volop kansen om met alle betrokken partijen een gebied te ontwikkelen en opnieuw vorm te geven, maar het is nu nog de vraag of deze werkwijze gemeengoed gaat worden. Wil deze manier van werken zich ontwikkelen tot een mainstream werkwijze, dan is een beter inzicht in zelforganisatie wenselijk. Wat is het? Hoe ontwikkelt het zich? En hoe kunnen we dit proces vormgeven en begeleiden? In deze bijdrage heb ik hier een aantal mogelijke antwoorden op gegeven vanuit het complexiteitsdenken. Bron: gebaseerd op Nienhuis, I. (2014) Zelforganisatie in de buurt. Wijkgericht werken aan sociaal weerbare wijken. Groningen/ Assen: InPlanning.

Eigenaarschap & Eigenkracht

8


REFLECTIE BOLF? BOLF!

Arnold Joost Adviseur Deloitte Real Estate

De eerste avond van het drieluik over het professionaliseren van coöperatieve gebiedsontwikkeling is geweest. Er was veel dynamiek, er werd geluisterd en gelachen, er werd bevlogen gediscussieerd. Met elkaar gingen we op zoek naar wat mensen drijft om de invulling van hun behoefte aan zélforganisatie te organiseren. Mensen die niet meer willen kiezen uit het aanbod wat hen wordt aangereikt, maar juist andersom redeneren, vanuit hun verlangens. Het is die eigenkracht, die aan de basis ligt van sterke communities. Maar wat zijn die verlangens en behoeften dan? Waarvoor voel je je verantwoordelijk vanuit je rol als bewoner, eigenaar of professional? Moderator Ruben Maes begeleidde ons in deze ontdekkingstocht. In een vraaggesprek met Gert-Joost Peek en Arnold Joost werd het thema en de insteek van de avond nader ingekaderd. Ivo Nienhuis deelde vervolgens zijn wetenschappelijke visie op het fenomeen eigenkracht en zelforganisatie. Elien van Riet sloeg de brug tussen theorie en de praktijkcasus van de avond: de NDSM-werf. En praktijk is in dit geval dan ook écht praktijk. Alle deelnemers speelden in kleine groepen het NDSM-spel. Opdracht was om met elkaar, maar vanuit specifieke rollen, een toekomstvisie voor het gebied te benoemen en te zoeken naar gedeelde belangen met een boeiende discussies als gevolg. Een interactieve avond, die van mij langer mocht duren. Maar wat is de oogst van de avond? Die kan voor iedereen zomaar anders zijn. Ik heb wel een persoonlijke oogst, gebaseerd op wat mijn gedachte bezighoudt op the day after. Een poging om te ordenen leidt me tot een verdeling in ziensels, hulpsels en overdenksels.

“MENSEN DIE NIET MEER WILLEN KIEZEN UIT HET AANBOD WAT HUN WORDT AANGEREIKT, MAAR JUIST ANDERSOM, VANUIT HUN VERLANGENS”

Eigenaarschap & Eigenkracht

9


Ziensels; wat me opviel Naast de traditionele partijen in gebiedsontwikkeling ontstaan vanuit de coulissen nieuwe partijen, zoals communities van gebruikers. In de wereld van mainstream ontstaat newstream. Het is geen verdringingsmarkt; newstream krijgt een eigen plaats op het pallet, als extra kleur. Beiden hebben bestaansrecht en moeten samenwerken, bijvoorbeeld in coöperatieve gebiedsontwikkeling. Maar mainstream en newstream partijen hebben ander DNA, ze zijn anders geprogrammeerd. Ze lopen elkaar mis op drijfveren én op de taal die ze spreken. Een mooi recept voor onbegrip. De culturen botsen zichtbaar op drie vlakken: Op drijfveren: die is bij mainstream wel duidelijk, daar hebben we ook decennia de tijd voor gehad. Een ontwikkelaar wilt bijvoorbeeld verdienen, een gemeente wil veiligheid en gelijkheid borgen (en soms ook wel verdienen). Bij newstream partijen ligt dat vaak anders. Daar is meer sprake van een ambitie dan van een concreet doel. Het gaat dan over gedeelde waarden als identiteit, belevingswaarde en idealen. Van totaal andere orde dan de drijfveren van de mainstream. Op proces: mainstream begint met de spreekwoordelijke stip op de horizon, waar stapsgewijs en gecontroleerd naar toe wordt gewerkt. Eindbeelddenken. Voor newstream is dat anders. Het gaat om ‘the point of departure’, het vertrekpunt van gedeelde waarden. De rest volgt organisch. Op legitimiteit: mainstream denkt vanuit hiërarchie en legitimiteit. Gesprekspartners moeten juridisch bindende afspraken kunnen maken voor hun achterban. Dat is soms lastig met newstream, omdat daar eenduidige hiërarchie en absoluut leiderschap geen gegeven is.

Hulpsels; wat kunnen we doen om communities te faciliteren? Eenduidige hiërarchie en absoluut leiderschap zijn verstorende belemmeringen in communities. De gedeelde waarde is de verbindende basis en dat maakt iedereen in de basis ook even waardevol. Te veel top-down haalt de bezieling uit een community. Maar zonder enige sturing ligt ook een community dood in het water. De kunst is om te verbinden, de dialoog te stimuleren en de kennelijke koers te benoemen. Bijsturen is toegestaan als je die ruimte gegund wordt. Ivo Nienhuis noemde dat heel treffend: licht leiderschap. Ivo introduceerde nog een andere term, BOLF, die volgens mij een kritische succesfactor voor interactie tussen partijen is. Dat geldt in het bijzonder tussen mainstream en newstream, die meer naar elkaar toe moeten groeien.

“DE KUNST IS OM TE VERBINDEN, DIALOOG TE STIMULEREN EN DE KENNELIJKE KOERS TE BENOEMEN”

Eigenaarschap & Eigenkracht

10


Overdenksels; twee inzichten die mij bezighouden Ivo nam een ondertoon waar hij oproept tot voortmaken en gas geven. ‘We moeten nu snel professionaliseren en vooral doen, voordat de markt weer aantrekt en alles weer in de ijskast gaat’. Hij benoemde echter ook het gevaar daarvan: te weinig aandacht voor diep begrip van elkaars behoeftes en drijfveren. Als we die fase niet met aandacht doorlopen en te snel handelen, dan bestaat er grote kans dat we elkaar tijdens de rit weer kwijtraken. Eerst elkaar snappen, daarna dealen. ‘Wie langzaam vertrekt komt eerder aan.’ In de auto naar huis kwam ik tot het tweede inzicht. Aan kunstenaars, ambtenaren, bewoners, projectontwikkelaars, aan al die partijen kleven vooroordelen. Die vooroordelen zijn soms verworden tot allergieën die ons gedrag beheersen. Nu is het bijzondere van een allergie dat het vaak gaat over eigenschappen die je bij de ander in extrema herkent en die jij zelf juist te weinig hebt (een psychologisch mechanisme). Als ik de gesprekken in het rollenspel zo volg, dan denk ik dat dit soms aan de hand is. De kunstenaar die de ambtenaar te veel structuur en regels verwijt, heeft misschien zelf behoefte aan meer organisatie. Een ambtenaar kijkt op zijn beurt naar de kunstenaar en kan maar weinig met diens emotionele hechting aan het gebied. Wellicht heeft de ambtenaar zelf wel een tekort aan verbinding met die plek. Het zou misschien helpen als we bij onszelf nagaan welke allergieën we hebben toegelaten en wat dat over onszelf zegt. Ik denk dat deze zelfanalyse kan helpen om bruggen te slaan.

“WE MOETEN NU SNEL PROFESSIONALISEREN EN VOORAL DOEN, VOORDAT DE MARKT WEER AANTREKT EN ALLES WEER IN DE IJSKAST GAAT”

Eigenaarschap & Eigenkracht

11


VERSLAG: EIGENAARSCHAP EN EIGENKRACHT Professionaliseringsstap 2. ‘stay in tune’

Willemijn Lovers Architect en docentonderzoeker Hogeschool Rotterdam

Quartiere Giuliano Dalmata, Rome, Italy. Paolo Patrizi (2009)

Waar gaat het over in een coöperatieve gebiedsontwikkeling? Volgens inleiders Gert-Joost Peek & Arnold Joost betreft dit een langdurige verbinding van mensen en partijen aan een gebied, onderling verbonden door gedeelde waarden en doelen. De NDSM-werf formuleert dit zoeken naar verbindingen in haar toekomstvisie als een speurtocht in de ruimte die ons zowel fysiek als mentaal dierbaar is. Die verbindingen zullen door de betrokkenen gezamenlijk gedefinieerd moeten worden. Het vaststellen en (h)erkennen van grenzen gaat daar aan vooraf. Coöperatieve gebiedsontwikkeling vraagt om een omgang met veel meer betrokken spelers dan voorheen, meer stemmen en meer visies op de ontwikkeling van het gebied en meer onderhandelingen. De uitkomst is een onderhandeling tussen actoren en factoren die telkens opnieuw vraagt om het afstemmen en vormgeven van de uiteenlopende belangen en ambities. De uitkomsten zijn ongewis. Dat betekent omgaan met onzekerheden en controleverlies. Het is een grillig, chaotisch en organisch proces. De zelfordenende patronen en mechanismen worden door Ivo Nienhuis geïllustreerd met een zwerm spreeuwen. De continue nauwkeurige afstemming tussen de spreeuwen leidt tot een vitaal en harmonisch geheel. Verbinding en dynamiek bepalen de vitaliteit van het systeem.

Eigenaarschap & Eigenkracht

12


We oefenen tijdens het tweede deel van de avond in onderlinge afstemming door ‘in tune’ te luisteren en te kijken. Het spel is een oefening in de dialoog tussen de ambities, verlangens en plannen van formele partijen (zoals de overheid, de vastgoedeigenaren) en het gevoelde eigenaarschap van de gebruikers en bezoekers van de NDSM-werf. Zij krijgen gestalte in een aangekleed rollenspel. Het inleven in de rol die we spelen vraagt inzet en vertrouwen. Dat gaat ook over elkaar zien en horen. En over het verkennen en afstemmen van grenzen. Wat is de les van die avond? Terugblikkend is dit een oefening in communicatie met de situatie waarin we ons bevinden. En beantwoorden aan de vragen en noden van het (of dat) moment. Daarvoor dien je bewust te zijn van wat je weet en wat je wilt. En dat je laat zien waar je staat. Dat hoeft niet te betekenen dat we daarin ook zullen slagen. Vaak kijken we niet verder dan onze eigen wereld, onze belangen en ambities. Juist het verkennen van grenzen, van het eigen verhaal en verlangen en dat van de ander. Dat gaat over een ander verhaal en een ander verlangen. Daar bewust van zijn maakt deel uit van de coöperatieve gebiedsontwikkeling. Het is ook het verhaal van de dingen die aanwezig zijn in de ruimte, die daarin plaats vinden en zorgen voor interactie. Zoals de gebouwen en de ruimten die activiteiten mogelijk maken. Hoe handelen we in die situaties? Hoe zien we de ander, de ruimte, de noden en de wensen en ambities? Hoe zien zij ons? Oefenen in een flexibele open opstelling leert ons veel meer over de situatie dan een volhardende positie gedreven door eigen belang. Door de inzet van eigen kracht kunnen we de ontwikkeling van het gebied veel speelser, krachtiger en respectvoller tegemoet zien.

“VAAK KIJKEN WE NIET VERDER DAN ONZE EIGEN WERELD, ONZE BELANGEN EN AMBITIES”

Eigenaarschap & Eigenkracht

13


BIJEENKOMST #2

VAN COMMUNITY NAAR COMMUN-CITY Professionalisering bestaat uit een repertoire van werkwijzen en aanpakken van coöperatieve gebiedsontwikkeling. Hoe werkt je samen in een gemeenschap? Hoe zit het met leiderschap, geld, besluitvorming, tijdinzet, in- en uitsluiten? In de tweede bijeenkomst gaan we dieper in op het functioneren van communities. We vragen ons af wat het betekent als je stedelijke voorzieningen zelf in en voor een gemeenschap organiseert. Van community naar commun-city? Gert-Joost Peek Lector Hogeschool Rotterdam

Arnold Joost Adviseur Deloitte Real Estate

Lang niet alle lokale initiatieven worden een succes. We zijn voor essentiële voorziening gewend om terug te kunnen vallen op de overheid, maar tegelijkertijd proberen we er los van te komen. In collectieven worden publieke waarden gecreëerd, maar niet voor iedereen. Ook worden publieke waarden met private waarden gecombineerd. Dat maakt het volhoudbaar, maar maakt overheden ook huiverig om collectieven te ondersteunen. Zijn er transparante businessmodellen voor de creatie van beide waarden? Tijdens de tweede bijeenkomst hebben we geprobeerd een beter inzicht te verkrijgen in de noodzaak voor professionalisering van communities: hoe zijn succesvolle gemeenschappen georganiseerd? Wanneer is een community een partner voor overheden en bedrijfsleven? Hoe verhoudt participatie zich tot democratie? Wat betekent het als een stad zich steeds meer organiseert als een verzameling van gemeenschappen?

Klik op het PDZ logo om het filmpje van Gert-Joost Peek en Arnold Joost te bekijken! Khashayar Ghiabi Programmamaker Pakhuis de Zwijger

14 14


COÖPERATIEVE GEBIEDSONTWIKKELING EN SOCIALE INNOVATIE IN LEREND PERSPECTIEF: HET BEGIN VAN IETS GROOTS?

Guido Walraven Lector Dynamiek van de Stad Hogeschool Inholland

Mede vanwege de financiële en economische crisis is de klassieke manier van ruimtelijke ordening (top-down, blauwdrukken) recent minder dominant geworden. Er wordt wel gesproken van gebiedsontwikkeling 3.0 waarin gemeente, private partijen en (toekomstige) gebruikers in dialoog werken. Initiatieven van onderop, zoals coöperatieve gebiedsontwikkeling, nemen en krijgen meer ruimte. Dat past in een veel bredere maatschappelijke trend waarin burgers samen verantwoordelijkheid nemen in het publieke domein en werken aan sociale innovatie. Dergelijke burgerinitiatieven richten zich deels op maatschappelijke vragen en het streven naar publieke waarden. In deze bijdrage wil ik eerst vanuit die bredere context naar coöperatieve gebiedsontwikkeling kijken en vervolgens ingaan op de vraag hoe we van en met elkaar kunnen leren van dergelijke ervaringen van alledaags burgerschap.

Het begin van iets groots Volgens Jan Rotmans leven we in een tijd van kanteling naar een nieuwe samenleving en gaat het om een verandering van tijdperk. De eerste tekenen daarvan zijn ook volgens andere auteurs nu al zichtbaar. Bijvoorbeeld op het gebied van zorg en welzijn, voedsel en stadlandbouw, energie of de fysieke ruimte (denk aan de NDSM-werf in Amsterdam of het Zomerhofkwartier in Rotterdam). Kenmerkend zijn samenwerken en delen, vitaliteit & innovatie en duurzaamheid (ook in termen van People, Planet and Prosperity). Gesproken wordt over een deeleconomie en een weconomy, waarin mensen doen aan samenwerkend consumeren en een ‘sharing space’ scheppen met gezamenlijke sociale normen rond ruilen en delen. Die ruimte staat los van de commerciële markt (maar bij gebleken succes probeert de markt er wel mee aan de haal te gaan of ervan te profiteren – bijvoorbeeld bij Uber of Airbnb). Bij de opbouw van de verzorgingsstaat na 1945 was lange tijd de overheid de dominante speler, vanaf de jaren 1980 stond de markt centraal en vooral sinds de crisis van 2008 is de civil society weer in opkomst. Zal die ontwikkeling leiden tot een zeker hernieuwd evenwicht tussen overheid, markt en civil society? Of zien we hier het begin van een periode waarin het vooral om de gemeenschap zal gaan? Een manier om deze trends te analyseren is in termen van alledaags of geleefd burgerschap. Tegenover dat burgerschap van onderop staat burgerschap dat van bovenaf wordt opgedrongen, bijvoorbeeld wanneer de terugtredende overheid wil bepalen hoeveel mantelzorg goede burgers zouden moeten leveren. Floor Basten omschrijft dat onderscheid als burgerschap-als-instructie tegenover burgerschap-als-praktijk. Een veelgehoorde opmerking is dat diezelfde overheid veel te weinig oog heeft voor en zicht heeft op dat burgerschap van onderop. Je kunt dergelijke burgerinitiatieven ook centraal stellen, omdat je die beschouwt als een begin van de nieuwe samenleving, zoals bijvoorbeeld Manuel Castells doet, die spreekt van netwerken van woede en hoop. Of zoals gebeurt in analyses in termen van sociaal ondernemerschap, waarbij ondernemende burgers maatschappelijke vragen en opdrachten oppakken en zo als ‘change agents’ in de samenleving werken en sociale vernieuwingen realiseren. In dat verband wordt wel gesproken van sociaal ondernemerschap 3.0. Daarbij gaat het niet om bedrijven die maatschappelijk verantwoord willen werken, maar om initiatieven die maatschappelijke kwesties als armoede willen aanpakken en dat op een zakelijke manier doen. Het gaat hen om maximalisatie van maatschappelijke impact (en niet om maximalisatie van winst). Van Community naar Commun-city

15


Het idee dat de trend van meer burgerinitiatieven en meer sociaal ondernemerschap zich zal voortzetten totdat het mainstream wordt en de kanteling steeds sneller gaat en onomkeerbaar wordt. Otto Scharmer gebruikt daarvoor de uitdrukking dat dergelijke activiteiten en initiatieven ‘aanleunen tegen een toekomst die gerealiseerd wil worden’. Als onderdeel van de ontwikkeling ‘from ego-system to eco-system economy’ en van een verandering van de samenleving als geheel, waarbij we ook aan onszelf moeten werken. Scharmer vraagt daarbij aandacht voor bezieling voor wat je doet en voor ‘hoofd, hart en handen’.

Een lerend perspectief De aandacht van Scharmer over ‘open mind, open heart and open will’ heeft ook te maken met voorwaarden voor leren. Als we vanuit de vaak kleinschalige burgerinitiatieven verder willen reiken naar maatschappelijke veranderingen op grotere schaal, dan zullen we zo goed mogelijk van onze ervaringen moeten leren. En dat leren zullen we moeten organiseren, als we willen dat het effectief gebeurt. Op het niveau van individuen, groepen, organisaties en zo mogelijk ook steden (zoals ik in Sterk, Specht en Walraven heb uitgewerkt). In de uitnodiging voor de reeks over coöperatieve gebiedsontwikkeling is sprake van ‘leren professionaliseren’. Dat betekent enerzijds dat we willen leren om professioneel te werken aan die gebiedsontwikkeling. Anderzijds kun je er ook in lezen dat we het leren zelf willen organiseren op een professionele manier. Dat wil volgens mij zeggen: met aandacht voor het scheppen van een veilige en krachtige leeromgeving. Met oog voor leerbehoeften en motivaties als autonomie, betrokkenheid en competentie. Met gevoeligheid voor de ongelijke verdeling van kennis, hulpbronnen en macht. Met de reflective practitioner als inspiratie, iemand die kritisch is, reflecteert voor, tijdens en na een activiteit, die doordenkt en doorvraagt. Het kan gaan om leren in teams, organisaties of netwerken, waarbij communities of practice of kenniswerkplaatsen vruchtbare vormen zijn gebleken. Bijvoorbeeld bij de NDSM-werf. Het gaat ook om het (leren) inzetten van verbeelding en creativiteit. Hoe kun je dat doen? Het verhaal gaat dat aan Steve Jobs werd gevraagd waar de kinderen van Apple-medewerkers en anderen uit Silicon Valley naar school gingen. Dat was zeker een soort iPad school? ‘Nee’, zei Jobs, ‘het is een school waar computers niet of nauwelijks in het basisonderwijs gebruikt worden, waar verhalen en mythen verteld worden, toneel wordt gespeeld en wordt geboetseerd, met waskrijt wordt getekend en met waterverf geschilderd. Goed voor de fantasie en de verbeeldingskracht.’ Het ging om een Vrije School, een van die ‘traditionele vernieuwingsscholen’ van zeg honderd jaar geleden, die oog hebben voor het evenwicht tussen hoofd, hart en handen. Die school was populair in Silicon Valley vanwege de creativiteit en verbeelding. Die zijn nodig om coöperatieve gebiedsontwikkeling vorm te geven of een voedseltuin op te zetten en uiteindelijk om tot sociale innovatie en maatschappelijke verandering te komen. De kanteling die Rotmans, Castells en Scharmer signaleren komt er namelijk niet vanzelf. Bronnen: F. Basten (2012), Overheid en burgerij: tot elkaar veroordeel? In; Gowricharn e.a., Geleefd burgerschap. M. Castells (2012), Networks of Outrage and Hope. J. Rotmans (2014), Verandering van tijdperk. O. Scharmer (2013), Leading from the emerging future. E. Sterk, M. Specht & G. Walraven (2013), Sociaal ondernemerschap in de participatiesamenleving. Van de brave naar de eigenwijze burger.

Van Community naar Commun-city

16


REFLECTIE Transitie van een oud naar nieuw systeem Professionaliseren van coöperatieve gebiedsontwikkeling is meer dan een cursus, het is een transitie van een oud naar een nieuw systeem. Hoe stel je verschillende partijen van de NDSM-werf in staat om te groeien in hun eigen rol en vanuit die rol met elkaar het gebied te ontwikkelen? X of Y Een volhardende positie gedreven door eigenbelang lijkt een houding te zijn uit een oud systeem Elien van Riet van gebiedsontwikkeling. Onderzoeker Willemijn Lofvers opent op één van de bijeenkomsten met Community de vraag naar een flexibele open opstelling om tot transitie te komen. Volgens haar leert dit ons innovator veel meer over de situatie. Het publiek kan dit vervolgens testen in een XY-spel, waarbij het iedere Stichting ronde kiest tussen het eigenbelang of het groepsbelang. Net als in het dilemma van de gevangene, NDSM-werf & bekend uit de speltheorie, kan hij of zij kiezen om samen te werken of te deserteren. Iedere ronde is co-founder Urban een test op vertrouwen, één waarin de belangen en machtsverhoudingen zichtbaar worden. Je kunt Tribes het spel alleen winnen als je met de groep voor elkaar krijgt om de individuele ego-systemen af te breken. Maar is deze tweedeling, deze tweedimensionale wereld van X of Y, van ja of nee, van goed of slecht, wel representatief voor de werkelijkheid?

Tribale structuur In de casus van de NDSM-werf blijkt dit spel een hypothese, een spel dat de werf plat slaat. Op de werf heb je niet te maken met een dichotomie, maar met een multi-dimensionele wereld van verschillende gemeenschappen, ook wel tribes genoemd. Hierin speelt het eigen belang, tribe-belang en belang van de werf als geheel een rol. Met tribe bedoel ik hier een dertig- tot vijftigtal mensen die met elkaar een stam, een groep vormen met een gedeeld belang, bijvoorbeeld de programmering van de buitenruimte van de werf, het varen van de nachtpont in het weekend of de belangenbehartiging van huurders in de Oostvleugel van de Scheepsbouw. Op de werf is er sprake van een tribale structuur van verschillende stammen. Die stammen schuren en schurken tegen elkaar aan. Zelfs binnen de stammen is er continue spanning tussen individuele vrijheid en collectieve verbondenheid, want NDSM-ers zijn vaak vrije en rauwe geesten. Hoe faciliteer je de ontmoeting tussen deze stammen, zodat zij in plaats van tegen, met elkaar de werf ontwikkelen?

Van Community naar Commun-city

17


“JE KUNT HET SPEL ALLEEN WINNEN ALS JE MET DE GROEP VOOR ELKAAR KRIJGT OM DE INDIVIDUELE EGO-SYSTEMEN AF TE BREKEN” Theory U Luisteren en kijken naar het geheel is cruciaal. Daarom heeft stichting NDSM-werf in plaats van het XY-Spel een interactieve sessie ontworpen waarin deelnemers uit het publiek zich in kunnen leven in verschillende rollen, van ondernemer, kunstenaar, ambtenaar, bewoner, ontwikkelaar tot bezoeker. In samenwerking met Calling U is deze sessie gebaseerd op Theory U van Otto Scharmer, een diepgaande methode voor sociale innovatie. De sessie bestaat uit drie rondes waarin de deelnemers een casus ‘Parkeren op de werf’ behandelen in debat, dialoog en presencing. De laatste ronde bood de ruimte om de werf te beleven vanuit een verbinding met de stad en verder. De kracht van collectieve en creatieve verbondenheid kwam hiermee los. Deze methode van Theory U heeft samen met Art of Hosting niet alleen zijn sporen verdiend in de bijeenkomsten van Pakhuis de Zwijger, maar biedt ook in de praktijk van de werf soelaas bij het creëren van de toekomst. Als community innovator en facilitator bij de stichting NDSM-werf werk ik hiermee onder andere in de Self Made Future, een on- en offline platform dat we hebben gebouwd om te experimenteren met nieuwe vormen van besluitvorming, zodat het eigenaarschap over de toekomst van de werf gedeeld wordt. Het platform nodigt betrokken NDSM-ers van alle hoeken van de werf uit om tijd en energie te steken in ontmoetingen van kwaliteit. Daar delen zij successen uit het verleden, handelen ze vanuit de toekomst van de werf en acteren zij op wat er wil ontstaan. Zo koersen de verschillende tribes op projecten en nieuwe ideeën met steun uit de community en is het verhaal voor een nieuw systeem van stedelijke ontwikkeling ontstaan: Werk aan de Werf, laboratorium NDSM-werf - koers 2014-2025.

Gemeenschapszin Werk aan de Werf is niet vrijblijvend, maar vraagt net als de bijeenkomsten in Pakhuis de Zwijger om een open opstelling, betrokkenheid en oprechtheid in proces én uitvoering. Op de werf doen nog niet alle partijen hieraan even open mee of zitten ze soms gewoonweg niet aan tafel. Er zijn blokkades, waar naar verbinding gezocht moet worden. NDSM-ers doen, observeren, reflecteren en experimenteren en deze avonden in Pakhuis de Zwijger boden hen nieuwe inzichten om vanuit hun eigen rol te groeien en de ontwikkelingen op de werf verder te brengen. Professionaliseren van gebiedsontwikkeling is geen cursus, maar vraagt om een inclusieve aanpak dat ruimte biedt aan nieuwe coöperatieve, tribale structuren. Transitie van een oud naar een nieuw systeem kost tijd, energie en is niet gratis. Aan te raden boek voor iedereen die meer wilt weten over de ontwikkelingen op de NDSM-werf: Werk aan de Werf, laboratorium NDSM-werf - koers 2014-2025. En voor diegene die Theory U willen toepassen op de eigen organisatie: Organisatieontwikkeling met Theory U - gebaseerd op het oorspronkelijke boek van Otto Scharmer. Meer weten over het delen van tribale wijsheid voor stedelijke leiders zie: Urban Tribes.

Van Community naar Commun-city

18


REFLECTIE Coöperatieve gebiedsontwikkeling is een balansoefening Tijdens de tweede avond lag de focus vooral op hoe mensen met hun verschillende verlangens samenwerken om iets gemeenschappelijks te realiseren.

Arnold Joost Adviseur Deloitte Real Estate

Anders dan de vorige keer duurde het langer voordat ik mijn oogst van de avond heb omschreven. En niet helemaal zonder reden. Ik merk dat de verschillende aanvliegroutes van de drie avonden (willen, kunnen, mogen) een logische indeling zijn, maar in de praktijk van de bijeenkomsten misschien meer door elkaar lopen dan we bedachten. Niettemin bracht ook de tweede avond mij nieuwe inzichten, die ik graag met u wil delen. Coöperatieve gebiedsontwikkeling laat zich moeilijk in een spel simuleren De tijd is namelijk te beperkt voor het doorleven van de soms complexe tegenstellingen en de dynamiek die daarbij hoort. Die tegenstellingen komen voort uit intrinsieke verlangens en behoeften van de verschillende partijen. In een spel zijn die nauwelijks in rollen te vatten. Op een abstracter niveau liet het spel ons wel ervaren dat er in onderhandelingssituaties verschillende strategieën bestaan en dat de ene strategie meer kwetsbaar is dan de andere. Ik heb er een paar gezien. Zo richt ‘de rat’ zich enig en alleen op diegene die op dat moment het meeste voor hem oplevert. Eerdere allianties en afspraken laat de rat met gemak vallen als dat zo uitkomt. Vertrouwen is hier geen motief, het gaat om calculeerbare zakelijke winst op korte termijn.

“HET BELANGRIJKSTE DOEL VAN LEIDERSCHAP IN COÖPERATIEVE GEBIEDSONTWIKKELING: HET CULTIVEREN VAN CONSENSUS EN VERTROUWEN”

Van Community naar Commun-city

19


“HET GAAT MIS ALS JE EMPOWERMENT VAN EEN ANDER ALS BEDREIGING ZIET VOOR JE EIGENAARSCHAP” ‘De pauw’ verleidt zijn medespelers met een mooi vergezicht. Hij probeert vertrouwen te winnen door te overtuigen. Hij doet de oproep aan allen om open kaart te spelen en voor het gepresenteerde doel te gaan. Deze strategie blijkt kwetsbaar en werkt zelfs tegen je als een van de spelers tóch voor zijn eigen belang kiest. Het huis van onderling vertrouwen stort dan onmiddellijk in elkaar. ‘De mol’ pakt het heel anders aan. Hij is ongrijpbaar en onzichtbaar in het spel, trekt geen enkele aandacht. Hij observeert stilletjes en wacht tot zijn moment is aangebroken. En vanuit het niets komt hij ineens boven en slaat zijn slag, om snel weer in de aarde te verdwijnen. Onvoorspelbaar, verrassend, solitair. En dan ‘het pantoffeldiertje’. Een soort dat al heel lang bestaat, een meester in het overleven. Niet vanwege zijn strategische talent, maar omdat hij heel transparant en rechtlijnig is. Het pantoffeldier heeft een duidelijk doel dat iedereen mag weten en hij stopt met halen als hij genoeg heeft. Geen afgunst, geen hebberigheid. Mooi om te zien hoe binnen een half uur de pauw een verband smeedt, de mol het doorbreekt, de rat hier onmiddellijk gebruik van maakt en het pantoffeldiertje gewoon zijn eigen ding blijft doen. En als collectief schiet je er niet perse iets mee op. Om collectieve winst te boeken moet er kennelijk aan twee voorwaarden worden voldaan. 1) Het identificeren en erkennen van een gezamenlijk belang aan het begin van het proces, liefst voordat het spel start. 2) Er moet onderling vertrouwen bestaan en dat komt te voet en gaat te paard. Licht leiderschap helpt enorm om hier stappen in te zetten. Dit is misschien ook het belangrijkste doel van leiderschap in coöperatieve gebiedsontwikkeling: het cultiveren van consensus en vertrouwen. Het bewaken van BOLF (Ivo Nienhuis, 2015) in onderlinge communicatie is hier essentieel. Coöperatieve gebiedsontwikkeling is een grote balans-oefening In de bijdrage van Guido Walraven zijn een aantal tegenstellingen benoemd, die in het proces van coöperatieve gebiedsontwikkeling constant om balans vragen. Bijvoorbeeld de balans tussen ownership en empowerment. Ownership is uit te leggen als persoonlijke verbondenheid en eigenaarschap (het is van mij). Empowerment is te begrijpen als de inspanning om anderen te verbinden en goed in positie te brengen (het is ook van jou). Het gaat mis als je empowerment van een ander als bedreiging ziet voor je eigenaarschap. Een tweede balans moet worden gevonden tussen het eigenbelang en het collectieve belang. Een klassieke spagaat in onderhandelingen. Wat wil je bereiken, wat geef je op ten gunste van het collectief en wat krijg je ongevraagd erbij? En is het dan erg dat iemand anders meer wint dan jij? De derde balansoefening is die van vertrouwen geven en vertrouwen krijgen. Het principe van wederkerigheid speelt hier een rol: vertrouwen verdien je in eerste plaats door het zelf te geven, jezelf ook kwetsbaar op te stellen. Maar wat als de balans eenzijdig wordt verstoord en je het gegeven vertrouwen niet terug krijgt? We hebben het mogen ervaren in het spel.

Van Community naar Commun-city

20


Eigenbelangen omwille van het collectieve belang Hoe klassiek en generiek deze stelling ook mag zijn, het wordt wel steeds complexer. En wel om drie redenen: ten eerste neemt het aantal spelers toe. Werd er vroeger tussen twee partijen gedeald (bijvoorbeeld gemeente met ontwikkelaar, of ontwikkelaar met consument), nu zitten ineens vele bloedgroepen aan tafel. Ieder met zijn eigen behoefte en ieder met zijn eigen ervaringsniveau in dit soort processen. Ten tweede worden de belangen pluriformer. Gebiedsontwikkeling is in de laatste decennia vooral een geld gestuurde onderneming geweest, waarbij verschillende verdienmodellen (grond, vastgoed, woningeigendom) op elkaar werden gestapeld. Nu tellen ook andere, niet te monetariseren belangen mee. Het gaat steeds minder om het maximaliseren van de winst en steeds meer om het maximaliseren van de impact. Ten derde is het voor een overheid best ingewikkeld om het eigenbelang van een subgroep te accepteren. Het staat in de grondwet: iedere burger is voor de wet gelijk. De overheid is ervoor om publieke waarden te creëren en te beschermen, die voor iedereen in gelijke mate bereikbaar zijn. Maar hoe ga je dan als overheid om met het eigenbelang van een subgroep, als dat uitsluiting kan betekenen van een andere groep? De crisis voorbij Bij de afweging tussen eigenbelang en collectief belang doet zich wel iets bijzonders voor. De geschiedenis leert dat mensen in tijde van crisis vooral individuele keuzes maken, desnoods ten koste van het collectief. We schieten dan in het standje overleven. Alleen de vitale functies krijgen nog bloed. En toch zien we nu een enorme toename van burgerinitiatieven, op alle domeinen. Er is kennelijk economische en maatschappelijke noodzaak ontstaan om het anders te doen. Belangen van eindgebruikers staan weer centraal en eindgebruikers willen een stem. Zowel in de zorg, in de energie als in gebiedsontwikkeling explodeert het aantal communities. En ze maken het verschil. Dat leidt mij tot de conclusie dat we de crisis niet meer als zo heftig ervaren, dat we weer perspectief zien, dat we geloven dat het echt beter geregeld kan worden. We zijn een beetje klaar met de crisis-kramp, het is weer tijd voor beweging en voor (disruptieve systeem-)verandering. Een bemoedigend vooruitzicht! Maar pas op… Het thema van deze reeks is ‘professionaliseren van coöperatieve gebiedsontwikkeling’. Professionaliseren betekent niet dat we nieuwe professionals opleiden die het straks gaan regelen voor anderen. Ook tante Saar moet zonder cursus haar inbreng kunnen hebben als ze dat wil. We constateren dat empoweren in dit verband een betere term is dan professionaliseren. En om nog een laatste misverstand weg te nemen: niet alleen de nieuwe spelers, maar vooral ook de overheid moet opnieuw in positie worden gebracht, empowered worden. Ze moet daarbij zelfs eerst ontleren wat ze geleerd heeft om te doen; blauwdrukplannen.

“HET GAAT STEEDS MINDER OM HET MAXIMALISEREN VAN DE WINST EN STEEDS MEER OM HET MAXIMALISEREN VAN DE IMPACT” Van Community naar Commun-city

21


BIJEENKOMST #3

NIEUWE COMPETENTIES Gert-Joost Peek Lector Hogeschool Rotterdam

Arnold Joost Adviseur Deloitte Real Estate

Professionalisering bestaat eveneens uit een repertoire van wijzen van omgaan met coöperatieve gebiedsontwikkeling door gevestigde partijen. Op welke competenties worden gemeentelijke en andere professionals aangesproken? Wat is nu faciliteren? Is loslaten het nieuwe vastpakken? In de derde bijeenkomst gaan we dieper in op de competenties die ambtenaren en andere professionals nodig hebben om communities succesvol te ondersteunen. We vragen ons af of het meehelpen van de creatie van publieke waarden buiten de overheid en commerciële partijen om andere vaardigheden en instelling vraagt. Moeten professionals nieuwe competenties ontwikkelen? Competenties zijn te begrijpen als die persoonlijke vaardigheden die zorgen voor een succesvolle koppeling tussen willen en doen. Het gaat om leidinggeven, ondernemen, samenwerken, communiceren, creativiteit, analyseren, inleven, integriteit, moed, initiatief, inzet, flexibiliteit, coachen, leren, enzovoorts. Ze zitten voor een deel in je, maar zijn te ontwikkelen. Produceren en reageren vraagt om andere competenties dan faciliteren en initiëren. Het is niet realistisch om van een projectleider te vragen plots op te treden als participatiemakelaar. Zeker wanneer de organisatorische context niet mee verandert. En toch verandert het werkveld snel. Tijdens de laatste bijeenkomst hebben we geprobeerd een beter inzicht te verkrijgen in de competenties die noodzakelijk zijn om succesvol met communities om te gaan: Hoe kunnen professionals helpen bij het realiseren van publieke waarden buiten de eigen organisatie? Op welke prestatie wordt de professional dan beoordeeld? Wat vraagt faciliteren van de gemeentelijke organisatie?

Khashayar Ghiabi Programmamaker Pakhuis de Zwijger

Klik op het PDZ logo om de laatste bijeenkomst te bijkijken!

22


PRAKTIJKLEERGANG DE NIEUWE WIBAUT Ontwikkeling van nieuwe competenties Vanuit mijn betrokkenheid als mentor bij de praktijkleergang de Nieuwe Wibaut, hoop ik een bijdrage te kunnen leveren in het beter inzicht verkrijgen van competenties die noodzakelijk zijn om succesvol met communities om te gaan.

Nabila Bouabbouz Adviseur Gebiedsontwikkeling & Transformatie Gemeente Amsterdam

Het woord competentie betekent letterlijk ‘het vaardig zijn in iets’ en komt van het woord ‘competent’. Een ander synoniem voor het ergens competent in zijn, is het woord ‘bekwaamheid’. In het kort komt het er op neer dat competenties verzamelnamen zijn voor leerbare vaardigheden en kennis, een stukje aangeboren persoonlijkheid en intelligentie en tot slot drijfveren. Sommige competenties zijn dus leerbaar en andere competenties heb je al van nature. Er zijn wel honderdvijftig soorten competenties, deze zijn te categoriseren tot zes categorieën namelijk; sociaal communicatieve, bestuurlijk organisatorische, taakgerichte, emotionele, intellectuele en coachende leervermogende competenties. Centraal in de leergang staat het opdoen van praktijkervaring met complexe (ruimtelijke) vraagstukken die vragen om een andere aanpak. Want alleen door zelf te ervaren en op een andere manier aan de slag te gaan met een concreet vraagstuk in de stad kun je andere manieren ontdekken en je eigen maken. Het gaat om het (verder) ontwikkelen van vaardigheden en competenties die passen bij een andere manier van werken. Want de overtuiging is dat we alleen door het zelf te ervaren en zelf te doen we onze werkwijze kunnen veranderen. In de afgelopen drie leergangen is door bijna tweehonderd professionals gewerkt aan achtentwintig vraagstukken. De vraagstukken waaraan is gewerkt zijn aangedragen van buitenaf door onder meer ondernemers, bewonerscollectieven en bottom-up initiatieven. Op de volgende pagina treft u een lijst van competenties die de deelnemers van de Nieuwe Wibaut hebben mogen ervaren als benodigde competenties om als professional waarde te kunnen toevoegen.

“ HET GAAT OM HET (VERDER) ONTWIKKELEN VAN VAARDIGHEDEN EN COMPETENTIES DIE PASSEN BIJ EEN ANDERE MANIER VAN WERKEN”

Nieuwe Competenties

23


Luisteren: het begint met luisteren naar elkaar, uitstellen van oordeel Open: kom niet meteen met je eigen ideeën, vul het niet voor een ander in, maar vraag door op wat een ander zegt Samenwerking: betekent ook samen de parameters bepalen over beleidsgrenzen heen, de verkokende taakgerichtheid (taakgerichtheid is ook een competentie) belemmerd samenwerking en daarmee community-building Waarderen: inbreng van anderen waarderen en daarvoor van het al bedachte pad af te wijken Lef hebben: bereid om kaders aan te passen als de werkelijkheid daar ‘buiten’ erom vraagt Netwerken: zoek de doelgroep op, in de wijk of de plek waar het idee zich afspeelt Verbinden: leg verbindingen tussen thema’s en mensen. Ga na waar ideeën elkaar verder kunnen helpen. Ga uit van kansen en haalbaarheid. Denk in mogelijkheden. Hoe kun je samen het idee een stap verder brengen? Faciliteren: faciliteren van ontmoeting. Stem verwachtingen met elkaar af. Maak bijvoorbeeld duidelijk dat niet altijd (subsidie)geld beschikbaar is, maar wellicht wel menskracht en denkkracht Kwetsbaar: stel je kwetsbaar op, laat andere partijen toe bij te dragen en doe daar je voordeel mee Vertrouwen: vertrouwen geef je als je als professional de community serieus neemt, als gelijkwaardige wordt beschouwd in de co-creatie. De tijd neemt om elkaar en het idee te leren kennen, dit zorgt ook voor onderling vertrouwen Communiceren: wat begint met luisteren naar elkaar, zorg dat iedereen wordt gehoord Stimuleren: het stimuleren en empoweren van zelforganiserend vermogen (eigenaarschap) en ontwikkelkracht van de samenleving Participeert: de professional die mee participeert met activiteiten die geïnitieerd zijn door community en niet andersom. Laat de regie bij de ideehouder en neem het idee niet over Ruimte maken: de professional die ruimte maakt in plaats van het overspoelen van het initiatief met procedures en regels Ondernemend: organiseer voor elk levensvatbaar idee een multidisciplinair team met mensen van zowel binnen als buiten de gemeente. Onderzoek of het idee past binnen een bestaande visie of ontwikkel hiervoor in partnerschap een voorstel. Breng in kaart wat het idee voor een stad kan betekenen. Voor de wijk, de bewoners en andere doelgroepen. De conclusie die op basis van de gedestilleerde competenties kan worden getrokken is dat het competenties zijn die met name binnen de categorie ‘sociaal-communicatieve’ competenties vallen. Mijn persoonlijke mening is dat tot nu toe de nadruk op intellectuele competenties, bestuurlijk organisatorische en taakgerichte competenties heeft gelegen. Waarbij ik moet opmerken dat als het gaat om taakgerichtheid deze in de praktijk vaak ook een verkokerde taakgerichtheid betekent of betekende? Wat de samenwerking belemmert en daarmee ook een belemmering kan zijn voor communities. De voorgenoemde competenties blijven echter vanzelfsprekend noodzakelijk om succesvol met communities om te gaan zal meer nadruk moeten komen te liggen op de sociaalcommunicatieve competenties en dit ook organisatorisch moeten worden geborgd. Gelukkig zie ik dat de Gemeente Amsterdam hierin stappen aan het maken is zoals met het Gebiedsgericht Werken in de stad.

Nieuwe Competenties

24


COÖPERATIEF SAMENWERKEN MET ‘THEORY U’ Andere wegen naar vernieuwing Coöperatieve gebiedsontwikkeling staat voor een alternatieve wijze van ontwikkeling in deze tijd waarin het werken met groot geld vanuit een ‘masterplan’ niet meer aan de orde is. Het gaat specifiek om zelf en met anderen ondernemen, bouwen, wonen, werken, verblijven... Binnen deze aanpak is ruimte voor experiment en tijdelijke projecten. Esther de Haan Professionaliseren van gebiedsontwikkeling betekent in deze context niet het ontwikkelen van vakgerOrganisatiecoach elateerde vaardigheden of kennis maar het ontwikkelen van omgangsvormen. Het gaat over samen& auteur werken vanuit gelijkwaardigheid, zonder hiërarchie. De vraag is dan: samenwerken zonder hiërarchie, Organisatieveranderen door op een andere manier samen te werken, hoe doe je dat? Hoe krijg je groepen mensen ontwikkeling samen aan het werk aan een gezamenlijke opdracht? met Theory U

Dat is het vak van een facilitator. Het vraagt verstand van de dramaturgie van bijeenkomsten: net als bij een theaterstuk vragen bijeenkomsten waarop mensen samen komen om een gezamenlijke doel te realiseren om een goede opbouw. Een opbouw die rekening houdt met zaken als: hoe is iedereen betrokken, hoe verloopt de aandacht optimaal, wanneer worden mensen door iets gegrepen? De vaardigheid om mensen samen hun doelen te laten realiseren, kennis van sociologie, psychologie en groepsdynamica zijn daarbij broodnodig. Vaardigheden van een professionele facilitator die bijeenkomsten ontwerpt die energie en resultaten opleveren. Moderne facilitators gebruiken hiervoor tegenwoordig steeds vaker Theory U.

“HET GAAT OVER SAMENWERKEN VANUIT GELIJKWAARDIGHEID, ZONDER HIËRARCHIE”

Nieuwe Competenties

25


Bron: E.de Haan (2012), Organisatieontwikkeling met Theory U

Theory U is een bewezen techniek, die ook door grote multinationals wordt gebruikt. Het Massachusetts Institute of Technology in de VS doet onderzoek naar deze manier van samenwerken. Uit ervaring met Theory U blijkt dat vaardigheden als echt luisteren, nieuwsgierigheid, dialoog aangaan, de fysieke omgeving vooropstellen, creativiteit en co-creatie werken. Net als lef om te experimenteren. Deze manier van samenwerken levert andere uitkomsten op dan het werken vanuit de oude patronen, vanuit de vertrouwde manier. Werken met Theory U klinkt op papier gemakkelijk, maar betekent een paradigmashift in denken en doen van betrokkenen. Het vraagt discipline de tijd te nemen om samen te onderzoeken, elkaar te bevragen en te reflecteren. Dit letterlijke stilstaan bij de start van de samenwerking is een vertraging om vervolgens verderop in het traject te kunnen versnellen: de ge誰nvesteerde tijd aan de voorkant betaalt zich terug achter aan het traject: de gevonden oplossingen zijn gedragen oplossingen van alle betrokkenen. Dit voorkomt eindeloos onderhandelen, geruzie of conflicten gedurende de rest van het traject.

Nieuwe Competenties

26


REFLECTIE Coöperatieve gebiedsontwikkeling is verbinding maken

Arnold Joost Adviseur Deloitte Real Estate

Coöperatieve gebiedsontwikkeling is verbinding maken Voor mij is dit het Leitmotiv gebleken. In coöperatieve vormen van gebiedsontwikkeling, waar eindgebruikers een belangrijke plek aan de tafel innemen, gaat het om verbinding maken. Verbinding met elkaar en met de plek en dat nog vóór we aan oplossingen gaan denken. Het proces is gekanteld. In het traditionele ontwikkelen beginnen we bij het verdienmodel en zoeken daar later de afnemers (draagvlak) bij. In coöperatieve gebiedsontwikkeling beginnen we bij de eindgebruikers (partijen met wensen, ambities, verbonden door een collectief doel) en zoeken binnen die kaders naar een verdienmodel. We hebben het met elkaar doorleefd: we moeten elkaar eerst kunnen en willen begrijpen, weten wat de ander drijft, wat zijn of haar ambities en wensen zijn. Dat betekent iets voor de focus in het proces. We nemen meer tijd in het begin om de coalitie te smeden en goed te funderen, in de wetenschap dat zich dat tijdens de rit dubbel uitbetaalt. ‘Geen druk, dat leidt tot rampen, organiseer vertraging voor versnelling in verbinding’ was een tweet die het wel mooi samenvatte. Dat moet je kunnen, willen en mogen. Voorwaarde #1: verbinding moet je kunnen maken De systemen die we ooit hebben bedacht en waar jarenlang we met elkaar in hebben gefunctioneerd zitten ons nog in de weg. In die systemen ging het om efficiency en vakkennis, met als doel om met zo weinig mogelijk middelen zo veel mogelijk te produceren. En aangezien er meer vraag was dan aanbod kwamen we er ook nog heel lang mee weg. Het rendementsdenken werd bepalend. Geen wonder dat vooral de ontwikkeling van taakgerichte en bestuurlijke competenties werd gestimuleerd. Dat is namelijk wat je nodig hebt om een efficiënte productielijn aan de gang te houden. Competenties, wat zijn dat eigenlijk? Dat zijn je persoonlijke vaardigheden, die de brug slaan tussen willen en doen. Je persoonlijke instrumentarium als het ware. Voor elke taak de juiste mix van instrumenten en hoe beter je instrumenten zijn ontwikkeld, hoe effectiever kun je werken. In coöperatieve gebiedsontwikkeling gaat het om het maken van verbinding. Nabila Bouabbouz stelde in haar bijdrage dat daarmee het hebben van sociaal-communicatieve competenties een voorwaarde is geworden. Dit is ook een van de pijlers van de leergang de Nieuwe Wibaut, waar professionals wordenNuitgedaagd om op een andere manier in hun werk te gaan staan. Voorwaarde #2: verbinding moet je willen maken Coöperatieve gebiedsontwikkeling vraagt om een andere opstelling en ander gedrag. Alleen leidt het ontwikkelen van competenties niet perse tot fundamenteel ander gedrag. Dat is helaas een misverstand. Je wordt er hooguit effectiever door. Gedrag wordt vooral beïnvloed door overtuigingen. Een overtuiging gaat niet zozeer over realiteit, maar geeft een betekenis aan wat we als realiteit beschouwen. Het gaat over wat we geloven en dat kleurt ons wereldbeeld. Als we iets geloven, dan wordt dat voor ons waarheid. Het is dan ook niet eenvoudig om je overtuiging aan te passen, daarvoor moet je immers je waarheid loslaten.

Nieuwe Competenties

27


“VERRAS JEZELF DOOR SOMMIGE DINGEN GEWOON TE DOEN ZÓNDER HET TE VRAGEN. WACHT NIET TOT JE DE RUIMTE KRIJGT, MAAR NEEM DE RUIMTE” Een voorbeeld van een overtuiging: ‘De overheid bestaat om publieke waarde te creëren, die voor iedereen in gelijke mate toegankelijk moet zijn. Andere partijen doen dat niet of doen dat niet goed. Die gaan voor gewin.’ Vanuit een dergelijke opvatting zou een ambtenaar wellicht minder ruimte geven voor lokale en specifieke initiatieven en vertoont hij precedent-vermijdend gedrag. Competentieontwikkeling gaat daar weinig in veranderen. Iedereen handelt vanuit persoonlijke overtuigingen. Sommige zijn expliciet en makkelijk te herkennen, andere zijn zo diep verworteld dat ze moeilijk benoembaar zijn. Het is goed om je bewust te worden van je eigen overtuigingen, zeker als die belemmerend voor je werken. Voorwaarde #3: verbinding moet je mogen maken Ik heb laatst bij een sessie mogen aanschuiven van professionals die de Nieuwe Wibaut hebben afgerond. Zeven mensen deelden hun ervaringen over hoe ze nu in hun werk staan. Meer oog en oor voor de samenleving, werkelijk in contact willen komen met burgers, het samen met hen willen doen in plaats van voor hen. Ze zijn allemaal weer terug op hun ‘post’ bij verschillende gemeenten en ervaren een verandering in hun houding. Dat is prachtig. Maar ook ingewikkeld: kom je vol enthousiasme terug op je honk, blijkt dat je honk nog hetzelfde is. Je wilt graag met je ambities aan de slag. Je hebt goede ideeën, het kan echt anders. Maar je omgeving wil minder dan je had gehoopt, het systeem is log en heeft een enorme remweg. Frustratie ligt op de loer. Hoe krijg je het toch aan de gang? Het gaat hier over de ruimte die je wel of niet krijgt voor je ideeën. Een generieke oplossing is er niet, maar wel een goede tip. Soms zit de beperking in ruimte namelijk in je eigen hoofd en komt voort uit je (belemmerende) overtuigingen. Verras jezelf door sommige dingen gewoon te doen zónder het te vragen. Wacht niet tot je de ruimte krijgt, maar neem de ruimte. Je kunt best even onder de radar vliegen. Stoppen kan altijd nog als iemand stop zegt: Je bent pas bij een grens als iemand je paspoort vraagt. Durf. Terugkijkend Toen Gert-Joost Peek, Khashayar Ghiabi en ikzelf in oktober vorig jaar begonnen met het vormgeven van deze serie bijeenkomsten, was mijn beeld over dit onderwerp toch minder scherp dan nu. Ik heb een sterke opvattingen over de veranderende rol van de overheid, over wat vraaggestuurd werken is en welke competenties daarvoor nodig zijn. Mijn opvattingen zijn niet veranderd, maar ik heb er nu nog meer context voor gekregen. De bijdragen van alle sprekers, de mooie discussies en spelvormen en de inside-view in NDSM hebben mijn overtuiging verder ingekleurd: gebiedsontwikkeling gaat niet meer alleen over harde vakkennis, maar ook over gedrag. Over sociaal-communicatieve competenties, over je eigen overtuigingen en vooroordelen, over de ruimte die je kunt opeisen om het anders te doen. Over kunnen, willen en mogen. We wilden met dit project ook zelf ontdekken en leren. Dat is gelukt.

Nieuwe Competenties

28


@NDSM_werf

@alefdekker

Vandaag willen we jullie vragen om mee te denken over de #toekomst van de ndsm werf #gebiedsontwikkeling @ElienR

@NDSM_werf

#Gebiedsontwikkeling coöperatief? 1 is maar alleen, 2 is een groep. 2 is dat een coöperatie?

Je moet jezelf de kans geven, om waarde te hechten aan het gebied. Anders botst het eigen belang #gebiedsontwikkeling

@alefdekker Als er maar één sluipend gevaar is, dreiging van institutionalisering, wat betekent dit dan voor de competenties

@Ghiabi

Waardecreatie; wat is de kern van #gebiedsontwikkeling ? Willen, kunnen en mogen! @De_Zwijger

@NDSM_werf

@en_maes

@NDSM_werf

Coöperatieve #gebiedsontwikkeling is een collectief wat gaat over waarde creëren en niet over geld maken @De_Zwijger

Het Ndsm spel wordt voor de eerste keer gespeeld @De_Zwijger #gebiedsontwikkeling

@NDSM_werf De geest is uit de fles, het kan nooit meer teruggaan naar zoals het was. #coöperatieve #gebiedsontwikkeling @De_Zwijger

1e ronde! Het NDSM-spel is begonnen. #communcity #gebiedscommunity @De_Zwijger @GertJoost @Stadkwadraat @ElienR

@geWoonboot

@NDSM_werf

Interessant gebied door verbinding, dialoog, verdeelde macht, collectieve wijsheid @NDSM_werf @ De_Zwijger @ElienR

@geWoonboot

@dehaanteamcoach over de theory u. Een tool om #coöperatieve #gebiedsontwikkeling aan te vliegen @TribalStrategy

Deel 2 #gebiedsontwikkeling @NDSM_werf “Met elkaar het beste van iedereen inzetten?” @ De_Zwijger #communcity

@Ghiabi

@Joostvogel In de startblokken voor de 3e en laatste avond over coöperatieve #gebiedsontwikkeling in @De_Zwijger Thema: competenties. #zinin

@Ghiabi Van Ego-systeem naar Eco-systeem #gebiedsontwikkeling #communcity @De_Zwijger

Cooperatieve #gebiedsontwikkeling = proces vertragen om verbindingen tot stand te brengen! @De_Zwijger

29


TERUGBLIK

NIETS DOEN IS GEEN OPTIE Ter afsluiting van de serie bijeenkomsten komen we op NDSM-werf bijeen. In de zon, aan het IJ – het lijkt wel van vakantie – staat ‘niet wat het kan zijn, maar wat het is’ centraal. Maar hoe behoud je eigenwaarde en ben je tegelijkertijd een volwaardige speler – mits je dat ook wil zijn?

Willemijn Lovers Architect en docentonderzoeker Hogeschool Rotterdam

Dit (zelf)onderzoek begon met misschien wel alles wat wij wisten, wat wij wilden en verwachtten en ons dwarszat. Zekerheden werden ter discussie gesteld. Verwachtingen werden gefrustreerd en het probleem of de ontwikkelingsopgave is de enige weg die open ligt. Hoe blijven we staande nu de economie weer aantrekt? Het gaat er natuurlijk niet om dat te voegen naar ons eigen verhaal, dat wij ervan willen maken of gemaakt hebben. Er komt werkelijk een vraag van de ander bij. Zeker nu andere, vooral economische krachten plots weer de overhand lijken te nemen. Zo ontstaat er een breuk in de zelf gecreëerde handhaving. Dit biedt tegelijkertijd ook de kans om werkelijk in beweging te komen. Dit kan ons doen openen voor mogelijkheden. Het kan door wat we denken te weten heen het onbekende zichtbaar te maken. Het kan onze wil tot zelfbehoud transformeren in een wil tot blootstelling. Want ‘gewoon’ blijven zitten drukt een onverzettelijkheid uit en levert alle actoren uiteindelijk heel weinig op. De vraag is dus niet hoe overleven wij dit en wat levert ons dit op. Maar hoe stellen wij ons open? Wat is daarvoor nodig? Daarin kunnen wij kiezen tussen zelfbehoud of overgave. Daar is tijdens de bijeenkomsten in Pakhuis de Zwijger veel in geoefend. Hard kijken en diep luisteren.

“VAN GEVEN EN NEMEN. VAN RESPECT EN VAN VERTROUWEN” De opgave is de verandering lokaal inzetten en jezelf daar in disciplineren – daar ook werkelijk tijd voor te nemen: tijd nemen is iets terug krijgen. Het perspectief van onderzoek verschuift naar het met de ander of al het andere te communiceren. Daarin ontstaat een beweging van het openen van mogelijkheden. Van geven en nemen. Van respect en van vertrouwen. Daarin bestaat de een niet zonder de ander. En zijn de ontwikkelingen altijd met elkaar verbonden. Er bestaat daarin een wederzijdse, fundamentele afhankelijkheid en een onoverdraagbare betrokkenheid. Onlosmakelijk. De rol van eigenaar van de werf wordt geactiveerd, door werkelijk deelgenoot te zijn van de dynamiek. Niet passief maar actief. Dat gaat over inzetten van eigen kracht. En het zoeken naar vormen van leiderschap, naar een invulling van een nieuwe rol. Daar is tijd voor nodig. Hoe zet je de vertraging in om vervolgens ook serieus genomen te kunnen worden? NDSM heeft voldoende eigen kracht, identiteit, creativiteit en maatschappelijke waarde. Krijg inzicht in de rollen van de andere actoren en mogelijke richtingen – respecteer tegelijkertijd de kennis en de vaardigheden van de ander maar blijf trouw aan eigen waarden. Maar maak jezelf zichtbaar. Kijk hoe anderen dit hebben georganiseerd zoals: Holzmarkt Berlijn, Coinstreet of de East London Community Land Trust in Londen. Zoek medestanders, bijvoorbeeld in het bedrijfsleven of de politiek, en beschouw jezelf als een serieuze speler in het spel van gebiedsontwikkeling. De aanzet tot professionalisering is gemaakt tijdens de bijeenkomsten in Pakhuis de Zwijger. Daar dient nu een vervolg aan te worden gegeven. Niets doen is geen optie!

30 30


GELEERDE LESSEN

Gert-Joost Peek

‘Je gaat het pas zien als je het doorhebt’ zei een Amsterdamse voetballer ooit en zo is het ook met coöperatieve gebiedsontwikkeling. Coöperatief omdat deze aanpak van gebiedsontwikkeling uitgaat van een zelfgeorganiseerd collectief van individuen en organisaties, die samen aan de slag gaat vanuit een intrinsieke motivatie en autonomie, in samenhang met de omgeving en met inzet van creativiteit. Samenwerken aan een beter gebied is het hoogste doel, niet geld verdienen of beleidsrealisatie. Best lastig als je uit een wereld komt waarin het juist om deze laatste doelen draait. En ook niet eenvoudig om van deze aanpak een serieus alternatief in de ogen van ruimtelijke professionals te maken. Daarom deze drie avonden over het professionaliseren ervan, om te ervaren, in te zien en inzichten te delen.

Lector Gebiedsontwikkeling & Transitiemanagement Hogeschool Rotterdam

Na het eerste verkennende gesprek met programmamaker Khashayar Ghiabi van Pakhuis de Zwijger naar aanleiding van twee filmpjes die Arnold Joost en ondergetekende maakten over de verandering van stedelijke gebiedsontwikkeling is meer dan een half jaar verstreken. Eigenlijk nog maar kort geleden en toch hebben we sinds dat gesprek veel meegemaakt. In de voorbereiding van de drie avonden en tijdens de avonden zelf. We hebben samen met de vele deelnemers geluisterd naar lezingen van experts uit wetenschap en praktijk (Ivo Nienhuis, Guido Walraven en Nabila Bouabbouz) en naar de inzichten van Willemijn Lofvers en we zijn spelenderwijs met de casus NDSM aan de gang gegaan, vanuit rollen, belangen en in creatieve interactie. Er is gelachen, overdacht, getweet, geredetwist en getoost na afloop aan de bar. En er zijn lessen geleerd. Onze lessen deel ik hieronder graag met u. Maar misschien heeft u wel iets anders opgestoken of kijkt u er anders tegenaan. Welnu, het mooie van de reeks Coöperatieve Gebiedsontwikkeling is dat deze na de drie avonden over professionaliseren gewoon verder gaat en er daarmee gelegenheid genoeg is om uw inzichten met anderen te delen, te toetsen en aan te scherpen. Alleen zo ontstaan de gedeelde inzichten in het nieuwe werken dat coöperatieve gebiedsontwikkeling is en kan de gemeenschap van beoefenaars verder groeien. Arnold Joost en ik danken de mede makers van het drieluik, onze onnavolgbare voorganger Ruben Maes en Elien van Riet, Sarah Payton, Esther de Haan, Florian Weigl, Anne Marie Hoogland en Coen Hermans voor het driemaal op totaal andere wijze speelbaar maken van facetten van de transformatie van het NDSM-terrein van werf, via broedplaats naar, naar wat? Naar een laboratorium? Het werken met en aan deze concrete stedelijke opgave waarin gezocht wordt naar coöperatieve ontwikkeling heeft van de organisatie van het drieluik ook een coöperatieve inspanning gemaakt. Zo ervoeren we zelf een aantal van de strubbelingen van deze werkwijze aan den lijve. Zijn we er professioneel mee om gegaan? We hebben er in ieder geval van geleerd!

“SAMENWERKEN AAN EEN BETER GEBIED IS HET HOOGSTE DOEL, NIET GELD VERDIENEN OF BELEIDSREALISATIE” 31 31


PROFESSIONALISEREN We hebben het professionaliseren oftewel een meer vakmatige of beroepsmatige aanpak van coöperatieve gebiedsontwikkeling vertaald naar een gecoördineerd en begrepen geheel van willen, kunnen en mogen. In een professionele coöperatieve gebiedsontwikkeling zijn alle deelnemers en hun omgeving zich ten eerste bewust van het achterliggende streven van de aanpak: het is duidelijk waarom op deze aanpak wordt ingezet. Ten tweede weet men wat er nodig is om succesvol coöperatief te ontwikkelen. En ten derde weet de omgeving hoe om te gaan met deze vernieuwende aanpak: wetten, regels en omgangsvormen zijn erop aangepast. Professionaliseren is daarmee niet alleen een opgave voor degenen die zelf coöperatief aan het ontwikkelen zijn geslagen, maar ook van degenen die er vanuit hun taak, verantwoordelijkheid of belang mee worden geconfronteerd of het willen stimuleren. We denken daarbij als eerste aan de gemeentelijke organisatie en haar ambtenaren. En hoewel we er tijdens het drieluik achter kwamen dat willen, kunnen en mogen natuurlijk sterk met elkaar samenhangen en verweven zijn, hebben we ervoor gekozen om onze geleerde lessen als zodanig gerubriceerd met u te delen.

WILLEN: WAT IS HET STREVEN DAT AAN COÖPERATIEVE GEBIEDSONTWIKKELING TEN GRONDSLAG LIGT? Het doel van een collectief op basis van zelforganisatie is niet zakelijk, maar maatschappelijk of ideëel. Het gaat niet primair om geld verdienen, maar om waardecreatie. Wanneer betrokkenen in staat zijn om hun interesses, idealen en belangen op één lijn te krijgen, ontstaat een collectief. Kenmerkend voor een collectief is de (relatieve) vrijheid van handelen van de betrokkenen, waardoor een continue herbevestiging van het collectief en het streven ervan nodig is om voort te bestaan. Ook het collectief als geheel kent deze vrijheid van handelen en is daarmee autonoom, zonder dat het losstaat van de omgeving. Sterker nog, de continue aanpasbaarheid van het collectief biedt veel kans om in te spelen op veranderingen in de omgeving en er voordeel mee te doen. Om dit voor elkaar te krijgen, moeten we ons wel bewust zijn van een aantal belangrijke kenmerken van zelfgeorganiseerde collectieven.

32


Les 1:

Er is geen einde en geen begin Een collectief heeft niet noodzakelijkerwijs een duidelijk aanwijsbaar begin of einde en ook geen vastomlijnde doelstelling. De deelnemers bepalen de vorm en inhoud. Dit past slecht bij een projectmatige aanpak, of het nu om de organisatie van een reeks bijeenkomsten in Pakhuis De Zwijger of een gebiedsontwikkeling gaat. Het past wel goed bij de stad en het functioneren van een stedelijk gebied als onderdeel daarvan. Continuïteit wordt gewaarborgd door flexibiliteit en een robuuste identiteit.

Les 2:

Geen controle, maar sturen door motiveren en ondersteunen De vrijheid van handelen zorgt er voor dat het moment centraal staat bij het (aan)sturen van collectieve ondernemingen. Het heeft weinig zin om terug te willen vallen op eerder gemaakte afspraken of te refereren aan toekomstplannen om iets gedaan te krijgen. Sterker nog, controle op basis van formele gedetailleerde uitwerkingen van beide frustreert de benodigde flexibiliteit. Sturen gaat over beïnvloeden en dit kan door te motiveren en te stimuleren dat allen met belang of idee meedoen. En door te ondersteunen in expertise. Het informele eigenaarschap van de gebiedsontwikkeling ligt bij het collectief en blijft daar.

Les 3:

Geld is geen doel, slechts middel Coöperatieve gebiedsontwikkeling is er niet om geld te verdienen, maar sluit dit ook niet uit. Er is een hoger doel en geld is een middel om dat te realiseren, net als menskracht, kapitaalgoederen, zoals vastgoed, en andere productiemiddelen. Geld is een ruilmiddel en het is in coöperatieve gebiedsontwikkeling niet ongebruikelijk om te zoeken naar manieren om zaken en diensten direct te ruilen, zonder tussenkomst van geld. Dit bevordert ook lokale meervoudige waardecreatie.

KUNNEN: WAT IS ER NODIG OM SUCCESVOL COÖPERATIEF TE ONTWIKKELEN? Coöperatieve gebiedsontwikkeling onderscheidt zich niet zozeer van andere aanpakken van gebiedsontwikkeling in de benodigde vakgerelateerde vaardigheden. Het cruciale verschil zit in de omgangsvormen. Die zijn anders. Het gaat niet om strategisch gedrag of onderhandelingsvaardigheid, maar over samenwerken vanuit gelijkwaardigheid, zonder hiërarchie. Nabila Bouabbouz liet ons zien dat het de sociaal-communicatieve competenties zijn, zoals samenwerken, betrokkenheid, overtuigingskracht, organisatiebewustzijn, netwerken, klantgerichtheid en communicatieve vaardigheden, die bepalend zijn voor het succes van coöperatieve gebiedsontwikkeling.

Les 4:

Leren als kern van coöpereren Samenwerken vanuit gelijkwaardigheid en zonder hiërarchie vraagt om een open en adaptieve houding, zoals die nodig is om te leren. Guido Walraven legt de tekst van de uitnodiging voor de reeks bijeenkomsten waarin gesproken wordt over ‘leren professionaliseren’ dan ook niet alleen uit als leren om professioneel te werken, maar ook als het leren om zelf professioneel te organiseren. Een lerende grondhouding ondervangt wellicht deels het ontbreken van de benodigde vakinhoudelijke kennis en ervaring. Het maakt experimenteren mogelijk en belangrijker nog, zo’n houding draagt bij aan betrokkenheid, kritische reflectie, doordenken en doorvragen.

33 33


Les 5:

Communicatie is de kritische succesfactor Omdat er weinig vast staat in een zelfgeorganiseerd collectief, zowel qua organisatie als deelnemers, cultuur en streven, is het essentieel om telkens heel secuur te zijn in de communicatie. Je kunt er niet vanuit gaan dat iedereen hetzelfde beeld van het collectief heeft. Daarom is het van belang om telkens weer 1) te begrijpen wat de ander drijft; 2) oprecht te zijn; 3) legitiem te zijn; en 4) altijd uit te gaan van feitelijke waarheden. Ivo Nienhuis noemt het BOLF. Op deze wijze communiceren is een noodzakelijke voorwaarde om te kunnen leren.

Les 6:

Het is persoonlijk Het vermogen om te leren is persoonlijk - net als creativiteit - hoewel beide ook juist in groepen goed kunnen worden gestimuleerd. Ook de wijze van communiceren is, hoewel dit altijd ook de ander betreft, persoonlijk. Overtuigingen en vooringenomenheden beïnvloeden de wil tot leren en de wijze van communiceren. We moeten ons daarvan bewust zijn en proberen authentiek en vanuit de eigen motivatie te blijven acteren, zonder die van de ander vooraf in te vullen. Vraag dus door en wees ook bereid om vergaande vragen te beantwoorden. Coöperatief ontwikkelen doe je niet vanuit een rol, maar vanuit je persoonlijkheid.

MOGEN: WAT IS ER NODIG OM SUCCESVOL MET COÖPERATIEVE GEBIEDSONTWIKKELING OM TE GAAN? Gebiedsontwikkeling was lang een spel voor professionals die elkaar verstaan, gericht op het vastleggen van kaders voor de uitvoering van bouwprojecten in contracten en plannen met een winstoogmerk. Inzet in de samenwerking tussen gemeente en marktpartijen was het beperken van risico’s en het zekerstellen van winst. Coöperatieve gebiedsontwikkeling is een ander spel, waarin ambities, deelnemers en uitwerkingen zich in een continue afstemming verder ontwikkelen vanuit een maatschappelijk streven. Professioneel met deze initiatieven op basis van zelforganisatie omgaan, betekent niet scherper onderhandelen, maar motiveren en ondersteunen.

Les 7:

Faciliteren is empoweren Overheden duiden motiveren en ondersteunen vaak aan met ‘faciliteren’ en ‘loslaten’. Dat klinkt nogal vrijblijvend. Verantwoordelijkheden worden niet meer op basis van een contract verdeeld, maar geheel overgedragen op basis van een inspanningsverplichting: veel succes ermee! Succesvolle omgang van lokale overheden met initiatieven van zelforganisatie laten een andere invulling van faciliteren zien. Guido Walraven verwijst naar de term empowerment oftewel ‘in staat stellen’. Het gaat erom dat zowel de ambtenaar in kwestie, als het collectief in staat worden gesteld om relatief autonoom gestalte te kunnen geven aan respectievelijk hun taak en ambitie. Door gedelegeerde bevoegdheden kan de ambtenaar meer ondernemend te werk gaan en zo het collectief daadwerkelijk motiveren en ondersteunen. Coöperatieve gebiedsontwikkeling is leren omgaan met onzekerheden en controleverlies.

Les 8:

Vertraag om sneller te gaan Terwijl gebiedsontwikkeling oude stijl veelal uitging van een stip op de horizon, gaat het bij coöperatieve gebiedsontwikkeling allereerst om het creëren van een gezamenlijk vertrekpunt. Esther de Haan laat aan de hand van Theory U zien dat er meerwaarde zit in het stilstaan bij de start van samenwerking; zo gevonden oplossingen zijn gedragen oplossingen van alle betrokkenen. Dit voorkomt eindeloos onderhandelen, geruzie of conflicten gedurende het traject. En omdat de samenwerking zich voortdurend zal vernieuwen is het aan te raden regelmatig de tijd te nemen om elkaar te bevragen, naar elkaar te luisteren en te reflecteren op het vertrekpunt en ingezette oplossingsrichtingen.

34

34


Les 9:

Een waardevolle aanvulling Coöperatieve gebiedsontwikkeling is geen vervanging voor andere, meer commerciële aanpakken van gebiedsontwikkeling. Dat mocht zo lijken, omdat deze laatste vormen gedurende de crisis stilvielen en organische of coöperatieve gebiedsontwikkeling in deze periode nu juist opkwam. Wij concluderen dat coöperatieve gebiedsontwikkeling eerder een aanvulling is op het bestaande palet, geschikt voor bepaalde situaties waarin zelforganisatie aan de dag komt. Onze zorg is dat initiatieven vanuit zelforganisatie, nu de markt weer aantrekt, snel verdrongen zullen worden door andere aanpakken, zonder dat er – ook ten behoeve van de verrijking van deze andere vormen van gebiedsontwikkeling – voldoende van is geleerd.

Les 10:

Belangrijk onderdeel bredere transitie Wij zien coöperatieve gebiedsontwikkeling als een onderdeel van een bredere maatschappelijke transitie naar een meer duurzame economie. Zelforganisatie vinden we ook terug in sectoren als de zorg, voedsel en energie, waar gezocht wordt naar oplossingen op basis van lokale betrokkenheid. Niet meer de overheid en het consumerende individu, maar het lokale collectief groeit als maatschappelijk ankerpunt. Hiermee neemt ook het lokale geografische schaalniveau van het gebied in belang toe. Coöperatieve gebiedsontwikkeling is een aanpak waarin door verticale en horizontale ketenintegratie initiatieven van zelforganisatie uit verschillende sectoren kunnen samenkomen en zo het lokaal netwerk van actieve burgers en zelfstandigen verder kan activeren. Dit vergt een verandering van het denken in (productie)ketens naar netwerken en een rolverandering van betrokken overheden en bedrijfsleven van handhaver en producent naar co-maker.

35 35


NAWOORD De kracht van het luisteren

Anne Marie Hoogland Voormalig directeur Stichting NDSM-werf

Dankzij de actieve luister bijdrage van de bezoekers van de drie bijeenkomsten Coöperatieve Gebiedsontwikkeling is het luisteren zeker aan de orde gekomen. Je vraagt je af hoe dat kan. Hoe luisteren aan de orde komt, alsof je het kunt agenderen. Alsof het een methode is. En dat is het ook. ‘Luisteren zonder oordeel, de meerwaarde van introspectie, het juiste moment afwachten, hongeren naar wijsheid, meer kwaliteit beleven door alle kwantiteit heen, het feest van de vertraging’: tijdens de reeks ontdekten we de kracht van het luisteren met behulp van de rollenspellen en de casus parkeren op de NDSM-werf. En zoals er vele woorden en typeringen van toepassing zijn voor de kracht van luisteren zijn er ook woorden voor wat we niet willen: ‘de waan van de dag, een wereld die niet ophoud met praten, die verslindende werking van de tijd, de tand des tijds’. Op de NDSM-werf hebben wij de afgelopen twee jaar met de werf gemeenschap van ondernemers, kunstenaars, overheid, bedrijven en ontwikkelaar het verhaal Werk aan de Werf, laboratorium NDSMwerf - koers 2014-2025 geschreven. Een verhaal voor de toekomst van de werf. Vele werksessies, pitches van ideeën en invalshoeken zijn besproken om te komen tot experimentele gebiedsontwikkeling, zelf-organisatie en programmering en tribale gemeenschapszin. Er zijn negen ijkpunten waarmee de NDSM-werf haar koers zal gaan maken. En wij hebben de mooie kans gekregen om dit ook te presenteren in Pakhuis de Zwijger tijdens de avond over Self Made Noord. Daarna is de NDSM-werf de casus geweest in de bijeenkomsten waar dit boekje de weerslag van is. Het is nu aan alle stakeholders van de werf om de ‘mix to the max’ en ‘het werk aan de werf’ het laboratorium voor werken, beleven en wonen te realiseren. Over tien jaar, als wij op de NDSM-werf een boodschap doen, naar het atelier gaan of een festival bezoeken, willen wij het herkennen: dat verhaal dat wij al luisterend en sprekend, in het SELF MADE FUTURE project droomden en in 2014 toevertrouwden aan zowel het papier als de online portal NDSM.nl.

HET FEEST VAN DE VERTRAGING! Met de coöperatieve gebiedsontwikkeling heeft de stad Amsterdam al veel ervaring. En het ging steeds beter toen de crisis kwam. Er was alle aanleiding om te zoeken naar nieuwe manieren van ontwikkeling van grond, kavels, van het bouwen van huizen en het stimuleren van een ingestorte woningmarkt. En vanwege geldgebrek kwamen er nieuwe methoden op gang. Alleen in grond investeren als er afnemers zijn, was het adagium. Hergebruik van leegstaande kantoren kwam op gang. Nieuwe functies en samenleefvormen gonsten door de gangen van lege en te grote gebouwen. De menselijke maat kwam weer terug, de cultuur kreeg ruimte en de kunstenaar en zzp’ers liepen voorop. De nieuwe gangmakers zijn autonome doeners van de stad. De mensen die in de rij stonden voor de uitgifte van vrije kavels. Mensen die zelf doeners zijn, ondernemend en avontuurlijk van aard. Er zijn nieuwe gemeenschappen ontstaan van stadsavonturiers die elkaar helpen en samen een hoogwerker huren. Geinig zou je zeggen, maar ook, zal blijken, een onomkeerbare beweging uit de tijd van de crisis.

36


Waarom deze aanloop in een nawoord dat gaat over de kracht van het luisteren? Omdat de crisis voorbij lijkt, of beter gezegd: is. Zo kopt Het Parool op 2 juni 2015: Bouwwoede is terug: stad krijgt er elk jaar duizenden huizen bij. De marktontwikkeling en vooral de behoefte van draagkrachtigen om weer in de stad te gaan wonen maken dat er weer druk komt op woningbouwproductie. Heden ten dage begint de ontwikkeldrift weer naar grote hoogte opgestuwd te worden. En dan kom ik op mijn punt: nu de tand des tijds, de waan van de dag weer op stoom komt, staat de kracht van het luisteren onder druk. Luisteren kost gewoon tijd en de vaart waarmee de nieuwe visies en verhalen voor de gebiedsontwikkeling worden gemaakt zal enorm zijn. Lieve Pakhuis de Zwijger, beste wetenschappers, stoere stadsmakers, geestdriftige politici, trouwe deelsessie-genoten en ambtelijke stadsmakers: er is genoeg te doen en er is altijd wat te bouwen. De vraag die wij ons keer op keer mogen stellen is: bouwen we de juiste dingen, en bouwen we de juiste dingen goed? Het antwoord daarop is te vinden door te luisteren. De kracht van het luisteren vraagt om een methode. Tijd om te luisteren naar de behoefte van de eindgebruiker; te luisteren naar de geschiedenis van de grond en nog veel meer geluiden en klanken die klinken voordat met een enorme knal de eerste paal de grond in gaat.

“NU DE TAND DES TIJDS, DE WAAN VAN DE DAG WEER OP STOOM KOMT, STAAT DE KRACHT VAN HET LUISTEREN ONDER DRUK�

37


38


39


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.