4 minute read

Lofzang en klokkengebeier

Dit jaar, 800 jaar na de ontmoeting van Franciscus en de sultan, wil het gelukkige toeval dat 4 oktober - het feest van Sint Franciscus - op een vrijdag valt, de dag waarop de moslims samen komen in de moskee voor het grote vrijdagmiddaggebed. In Vlaanderen is daarop een idee ontstaan om op deze vrijdagmiddag een ‘Franciscaanse oproep tot vrede’ te doen.

Franciscaanse oproep tot vrede

Advertisement

De franciscaanse familie in Nederland, maar ook die van Duitsland en Italië, nemen het Vlaamse initiatief graag over. Op vrijdag 4 oktober hopen wij dat om 14.00 uur ‘s middags - het tijdstip van het islamitische vrijdagmiddaggebed - de klokken van zoveel mogelijk kerken zullen luiden.

Verder zou het mooi zijn als er in zoveel mogelijk kerken de ‘Lofzang op de Allerhoogste’ van Franciscus wordt gebeden. Dit gebed, waarin Franciscus God aanroept met 33 namen - naar het aantal jaren dat Jezus op aarde doorbracht - baseerde hij op de 99 Schone Namen van God uit de islamitische traditie. We hopen dat in zoveel mogelijk moskeeën op hetzelfde moment de 99 Schone Namen worden gebeden.

Dit alles is bedoeld als oproep tot vrede en dialoog tussen moslims en christenen wereldwijd. Ook u als lezer bent uitgenodigd mee te doen. Lukt dat niet in de kerk, dan kan het natuurlijk ook thuis. De tekst van de Lofzang op de Allerhoogste vindt u hiernaast. Er is goede hoop dat zelfs de klokken van de Sint Pieter in Rome zullen luiden. Doet u mee?

Hans-Peter Bartels ofm

LOFZANG OP DE ALLERHOOGSTE GOD

1

Gij zijt de heilige Heer, de enige God, Gij die wonderbare dingen doet.

Gij zijt sterk, Gij zijt groot, Gij zijt de Allerhoogste, Gij zijt de Almachtige, Gij, heilige Vader, koning van hemel en aarde. 2

Gij zijt drievuldig en één, Heer, God van de goden. Gij zijt het goede, al het goede, het hoogste goed, Heer, levende en ware God. 3

Gij zijt liefde, genegenheid, (vgl. 1 Joh. 4,16) Gij zijt wijsheid, Gij zijt nederigheid, (vgl. Mat. 11,29) Gij zijt geduld, (Ps. 71,5) Gij zijt onbezorgdheid, Gij zijt rust, Gij zijt vreugde en blijdschap, Gij zijt gerechtigheid en matigheid, Gij zijt alles, onze rijkdom tot verzadigens toe. 4

Gij zijt schoonheid, Gij zijt zachtmoedigheid, (vgl. Mat. 21,5) Gij zijt beschermer, (Ps. 31,5) Gij zijt behoeder en verdediger. Gij zijt sterkte, (vgl. Ps. 43,2) Gij zijt toevlucht. 5

Gij zijt onze hoop, Gij zijt ons geloof, Gij zijt liefde, Gij zijt heel onze zoetheid, Gij zijt ons eeuwig leven, grote en bewonderenswaardige Heer, almachtige God, barmhartige redder. 6

Door hem is mijn grootste angst verdwenen

Als kapelaan vervult broeder Ben van Bronkhorst alle pastorale taken die op zijn weg komen, maar één ding vermijdt hij: bezoek aan het ziekenhuis. Tot hij een ernstig zieke parochiaan ontmoet. Die ontmoeting opent hem de ogen voor een onverwerkt verlies.

Het is begin juni 1963. Ik ben 19 jaar en zit op het kleinseminarie van de franciscanen in Megen en volg de lessen hbs A op het Titus Brandsma-lyceum in Oss. Over twee weken is het mondeling eindexamen. Mijn vader is al acht maanden ziek, zwaar ziek. Als ik voor een paar vrije dagen met Pinksteren naar huis mag, gaat zijn toestand snel achteruit. In de avond van woensdag 5 juni sterft hij (pas 48 jaar oud) en op de zaterdag daarop volgend is de uitvaartdienst en de begrafenis.

Het moet een ontzettende impact hebben gehad op mijn leven, maar ik ben me er nauwelijks van bewust. Er speelt teveel: eindexamen, de uitslag en, als blijkt dat ik geslaagd ben, een reis naar Rome en Assisi (mij aangeboden door mijn peettante voor het slagen!). Eind augustus volgt de intrede bij de minderbroeders; iets waar ik al jaren naar uitzie. Tijd voor een goede verwerking is er niet. Bovendien heb ik in de jaren die volgen weinig van doen met ziekte, ziekenhuizen, lijden en dood. De meeste tijd gaat op aan gebed, studie, volleybal, stage en de voorbereiding op het priesterschap.

In april 1971 word ik in Amsterdam tot priester gewijd en in augustus volgt de benoeming tot kapelaan in Weert. Allerlei werkzaamheden komen op mijn pad en ik voer ze allemaal uit, behalve de bezoeken aan het ziekenhuis. Er is regelmatig, thuis en in het ziekenhuis; het zijn diepe en indringende gesprekken en ik krijg er de kracht door om ook heel veel andere zieken te gaan opzoeken en mijn best te doen hen op te beuren en deelgenoot te maken van ons geloof in verrijzenis en eeuwig leven.

Als er na verloop van tijd een einde komt aan het leven van die man, weet ik ook hoe ik verder moet in mijn eigen leven en met de dood van mijn vader. Het heeft wel lang geduurd... maar ik heb er nu de tijd en de gelegenheid voor gekregen. En... het is héél goed zo!

Ben van Bronkhorst ofm

iets in mij waardoor ik dat niet wil of niet kan; het lukt eenvoudig niet. Uiteindelijk houd ik dat ruim zeven jaar vol! Ik ben hem nu nog dankbaar dat hij mij toen de ogen heeft geopend en dat mijn grootste angst voor het ziekenhuis door hem is verdwenen. Daarna heb ik in dat soort situaties nog velen tot steun kunnen zijn. Die ontmoeting is mijn redding geweest. Deo gratias!

In 1978 – ik ben inmiddels kapelaan in Venray – ontmoet ik een man die pas te horen heeft gekregen dat hij niet lang meer zal leven. Hij vertelt me dat hij maagkanker heeft en al gauw begrijp ik dat hij aan hetzelfde lijdt als mijn vader. Het lukt hem zo een vertrouwensband tussen ons op te bouwen, dat het een weldaad wordt voor ons beiden om over ziekte, dood en geloof in een leven na de dood te kunnen praten. Ik bezoek hem Ben van Bronkhorst ofm