5 minute read

Heeft de toegenomen regeldruk op financiële instellingen het gewenste effect?, Blanco

Heeft de toegenomen regeldruk op financiële instellingen het gewenste effect?

Financiële instellingen moeten voldoen aan steeds strenger wordende wet- en regelgeving die soms haar doel voorbijschiet. Een dialoog is noodzakelijk, temeer om ervoor te zorgen dat wetten zoals AMLD6 beter worden geïmplementeerd.

Advertisement

Door Joost Walgemoed

Sinds met name de financiële crisis is steeds meer wet- en regelgeving opgesteld voor financiële instellingen. De motivatie van de wetgever laat zich raden: deze regels moeten nieuwe misstanden voorkomen. De pendule wat betreft regelgeving lijkt echter steeds verder door te slaan. En niet alleen beleggingsfondsen en vermogensbeheerders hebben met de toenemende wetgeving te maken. Zo zijn de eisen voor beleggingsondernemingen onder het nationaal regime sinds MiFID II strenger geworden en ontstaan er verplichtingen voor nieuwe marktpartijen zoals crowdfundingplatformen en cryptoaanbieders. Zowel de traditionele financiële instellingen als nieuwe innovaties op de markt worden met steeds strengere regels geconfronteerd.

De voorbeelden van de toenemende wetgeving zijn talrijk, maar wetgeving die vrijwel de gehele sector raakt, is de anti-witwaswetgeving. De anti-witwasrichtlijnen volgen elkaar in rap tempo op. Zo’n zes maanden na het aannemen van de vijfde Anti-Money Laundering Directive (AMLD5), werd alweer de zesde AMLD aangenomen (AMLD6). Tijd om op adem te komen, is er nauwelijks.

Regelgeving leidt tot vinkcultuur Veel van de wet- en regelgeving heeft een onmiskenbare positieve impact op de sector. Er is meer transparantie ontstaan ten aanzien van producten en kosten, en het klantbelang wordt over het algemeen beter in acht genomen. De snel evoluerende wetgeving houdt soms echter onvoldoende rekening met de realiteit van financiële instellingen en ondernemingen. De vraag is of de toegenomen regeldruk wel het beoogde effect heeft.

Een voorbeeld om dit te illustreren is dat onder de product governance-eisen van MiFID II niet alleen de ontwikkelaars van financiële producten, maar ook de distributeurs de verplichting hebben tot het vastleggen van een positieve én negatieve doelgroep van een product, ook als het een eenvoudig product met geringe risico’s betreft. Vooral voor kleinere ondernemingen leiden dit soort administratieve verplichtingen in de regel eerder tot een afvinkcultuur, terwijl het zwaartepunt zou moeten liggen bij het aanpakken van het probleem dat financiële ondernemingen producten ontwikkelen en/of distribueren die niet geschikt zijn voor consumenten en het MKB, zoals in het verleden gebeurde met rentederivaten.

Onduidelijke wetgevingstrajecten Naast de omvang van de wetgeving laten ook de totstandkoming en de im-

plementatie ervan soms te wensen over, wat bijvoorbeeld het geval is bij de nieuwe duurzaamheidswetgeving. Hoewel het goed is dat deze wetgeving de transitie naar een duurzame samenleving stimuleert, is er nog veel onduidelijkheid over de definities en de uitwerking van deze wetgeving. Zo gaf de Europese Commissie pas op 26 juli dit jaar (enkele maanden na inwerkingtreding) duidelijkheid over de toepasselijkheid van de Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFDR) voor AIFMD Light-beheerders. Dit leidt bij veel partijen tot frustratie en verwarring.

De onduidelijkheid en de zware eisen aan financiële instellingen kunnen er in dit geval toe leiden dat duurzaamheid minder aandacht krijgt, omdat het (voorlopig) te ingewikkeld en te kostbaar is om aan deze wetgeving te voldoen. Daardoor sneeuwen duurzaamheidsambities onbedoeld onder. Een wet schiet zo zijn doel voorbij en kan zelfs averechts blijken te werken. Dat kan toch niet de bedoeling zijn?

Sector niet voorbereid op AMLD6 Zoals hierboven al eerder benoemd, volgen vooral op het gebied van anti-witwaswetgeving de richtlijnen elkaar snel op. Grote financiële ondernemingen hebben veelal specifieke implementatiewerkgroepen om deze snel opvolgende wetgeving te implementeren. Uit een kleinschalig onderzoek dat we recent hebben uitgevoerd onder private equity- en venture capitalinvesteerders blijkt echter dat niet elke financiële onderneming dergelijke capaciteit ter beschikking heeft. Ruim 22% van deze bedrijven heeft geen specifieke compliance-afdeling of professional – intern of extern – aan boord, wat het implementeren van de complexe en grote hoeveelheid wet- en regelgeving zeer uitdagend maakt. En dat terwijl leidinggevenden (net als die van andere financiële instellingen) sinds de invoering van AMLD6 strafrechtelijk kunnen worden vervolgd indien het door gebrek aan toezicht of controle mogelijk is gebleken om geld wit te wassen of een ander strafbaar feit te plegen.

Verder blijkt uit ons onderzoek dat veel van de betreffende private equity- en venture capital-partijen zich niet goed voorbereid hebben op de meest recente ontwikkelingen in de anti-witwasregelingen. Een aantal cijfers op een rij: • 29% van de ondervraagden gaf aan, een maand voorafgaand aan de invoering van AMLD6, goed voorbereid te zijn op deze nieuwste anti-witwasrichtlijn. • 39% had geen idee welke impact de wet heeft op de business. • 32% moest zich nog voorbereiden op

AMLD6.

Bovenal vraagt een effectief anti-witwasbeleid om de continue monitoring van cliënten. Ook hierin lijkt de sector nog niet adequaat te handelen. Uit het onderzoek blijkt dat één op de vier private equity- en venture capitalbedrijven de cliënten continu monitort, één op de drie doet dat bij de onboarding en zo’n 16% heeft geen idee hoe vaak de screening wordt voldaan die witwassing en terrorismefinanciering moet tegengaan.

Dialoog in plaats van regeldruk Uit het onderzoek kunnen we opmaken dat de hoge regeldruk bij partijen zoals private equity- en venture capital-investeerders vaak niet de gewenste effecten heeft. De regeldruk is te hoog en de middelen zijn te beperkt, hetgeen leidt tot gebrekkige implementaties. Dit effect wordt versterkt door onduidelijke wetgevingstrajecten en een gebrek aan dialoog tussen de wetgever, toezichthouder en marktpartijen.

We moeten stilstaan bij de manier waarop er nu wordt ingegrepen na misstanden. De huidige denkwijze is dat misstanden moeten worden voorkomen door het aanscherpen van bestaande regels en het toevoegen van nieuwe wet- en regelgeving. De sector moet er echter voor waken dat er geen vicieuze cirkel ontstaat, waarbij opnieuw toenemende regeldruk leidt tot nog meer gebrekkige implementaties en schijnzekerheid. Het daadwerkelijke gedrag van marktpartijen is uiteindelijk bepalend.

Laten we er dus voor zorgen dat marktpartijen hun verantwoordelijkheid (blijven) nemen op ethisch en maatschappelijk vlak. Dialoog biedt in dat opzicht een meerwaarde. Die zorgt voor de nodige awareness en inzichten ten aanzien van de problemen die zich voordoen, zodat deze gericht kunnen worden aangepakt door de wetgever en de sector zelf. En dat kan ook met minder wetgeving.

Joost Walgemoed

Chief Executive Officer, Blanco

IN HET KORT

Financiële instellingen krijgen te maken met steeds meer wet- en regelgeving.

Die nieuwe wet- en regelgeving schiet soms haar doel voorbij door gebrek aan goede implementatie.

Een dialoog tussen de sector, de wetgever en de toezichthouder zou uitkomst bieden.

Meer en betere samenspraak geeft marktpartijen meer tijd om zich voor te bereiden op nieuwe regels en richtlijnen, zoals AMLD6. Daar schort het nu aan.