Jacoba Istel-Slooten - WilderNes, een ecocentrische school

Page 1

WilderNes

een ecocentrische school


Inhoud Voorwoord

4

Impressie locatie en omgeving

6

Introductie en opgave

14

I. Theoretische onderbouwing

16

Theorie ecocentrisme II. Onderzoek context, locatie en het landschap

26

Historie Waterland en de Nes Materiaal en grondondezoek Attentie afstanden vogels Casestudies buitendijkse polder Verlanding III. landschaps ontwerp Concept Beheer en inrichting Groei Ontsluiting

74


IV. Onderzoek architectonische typologien

102

Casestudies (montessori) scholen Studies tussenruimte Marken V. School ontwerp

148

Concept Opbouw en groei Programma De tuin, het hart Functionele ruimtes, de ruggengraat De lokalen, verschillende perspectieven Tussenruimte (montessori) Principes architectuur Constructie en materiaal

Afstudeerproject Jacoba Istel Master Architectuur Academie van Bouwkunst Amsterdam 21.11.2023 Mentor: Jolijn Valk Comissioner 1: Dingeman Deijs Comissioner 2: Dirk Sijmons



Voorwoord Voordat ik begin met het omschrijven en uitleggen van mijn afstudeerproject wil ik een korte introductie geven aan de lezer. Het project is een school die ontworpen is vanuit de natuurlijke processen van de locatie, Polder de Nes. Kinderen leren hier direct en indirect wat de invloed van menselijk doen

is op ons natuurlijke omgeving en deze beleefbaar maakt. Tegelijkertijd, om de menselijke invloed zichtbaar te maken en de natuurwaarde van de plek te verhogen, is de school onderdeel van een landschappelijk ontwerp waarbij een deel van het cultuurlandschap van de polder teruggegeven wordt aan de natuur en wildernis mag worden. In dit boek is mijn onderzoek samengevat en wordt de theoretische achtergronden van het project en natuurlijk het ontwerp zelf uitgelegd. Maar er wordt ook een verhaal verteld uit perspectief van een kind dat deze school bezoekt. Dit verhaal was voor mij een ontwerp tool om vanuit een ander perspectief te denken, maar zal ook nog verder inzicht geven hoe ik denk dat een kind middels de architectuur het omgevende landschap en natuur zou kunnen beleven en hierdoor zijn perspectief veranderd naar zijn natuurlijke omgeving. Verder staat in dit boek informatie over onderzoeksthema’s en theoretische gedachtes. Naar deze zal ik in het laatste hoofdstuk over het ontwerp verwijzen.

5


6


Impressies van de locatie

7


8


Impressies van het water

9


10


Impressies van het weer

11


12


Impressies van Marken

13


De groeiende behoefte aan woonruimte en faciliteiten zoals scholen botst met twee tegengestelde krachten: 1) de noodzaak om de laatst overgebleven natuurgebieden met hun biodiversiteit te behouden en te versterken, en 2) te bouwen met veerkracht tegen klimaatverandering. De gevolgen hiervan zal vooral de volgende generatie voelen. Dus stelde ik mij de vraag: Wat als kinderen zouden kunnen opgroeien met een nieuw perspectief op onze natuurlijke omgeving?

De plek die ik voor deze opgave heb gekozen heeft voor mij een bijzonder betekenis. Elke dag nadat ik de stad achter mij heb gelaten, kom ik langs een plek die mij een bijzonder gevoel van ruimte en verbinding met ons landschap geeft, het punt waar het land ophoudt en het water begint. Dat is Polder de Nes, net voor de dijk die naar het schiereiland Marken leidt waar ik zelf woon en vanuit de cultuurhistorie van de plek ook veel inspiratie heb getrokken voor het ontwerp.

Eentje waar wij mensen niet boven het ecosysteem staan maar gelijkwaardig onderdeel ervan zijn. Ik wil deze uitdaging aangaan door een basisschool te ontwerpen, gebaseerd op de Montessoriprincipes, die kinderen helpt onze intrinsieke verbinding met onze natuurlijke omgeving te ontdekken. Architectuur wordt tegelijkertijd een docenten die kinderen ondersteunt om hun eigen perspectief te vormen en een relatie op te bouwen met de natuurlijke omgeving waar de school gebouwd is. Vorm, materiaal en ruimtes geven direct en indirect steun bij deze zoektocht en maken de relatie van mens en natuur tastbaar en processen beleefbaar.

14


Indroductie en Opgave

15


Kapitel I. Theoretische onderbouwing

16


Mijn school

De eerst schooldag 10.4.2026 Vandaag ben ik al heel vroeg wakker, het is namelijk een bijzonder dag. Vandaag mag ik voor het eerst naar school. Mama is ook al wakker en verteld mij nog dat wij met de elektrische bakfiets gaan omdat het

zo een mooie dag is en ik zo alvast wat van het landschap onderweg kan zien. Er is ook een bus die kinderen uit Amsterdam ophaalt maar

mama wil denk ik ook graag de school nog zien. Ze zegt dat deze ieder seizoen weer heel anders eruitziet. Wij wonen in Amsterdam noord, ik met mijn ouders en mijn grote zus, maar die studeert al, iets met gebouwen in een academie of zo.

Ik ga heel graag met de bakfiets, want dan kan je lekker kijken wat

om je heen gebeurt, bijvoorbeeld naar vogeltjes, die vind ik erg leuk. Daarom mag ik ook naar deze bijzondere school gaan, waar je extra

veel over de natuur leert en veel buiten mag spelen. Bij voorbeeld

wat voor een invloed zo een gebouw ueberhaupt op ons omgeving

heeft, waar de materialen vandaan komen en wat met hun gebeuert als de school er niet meer is.

17


I.

Mijn afstudeerproject is gebaseerd op de theorie van ecocentrisme om de uitdagingen van klimaatverandering, en ecologisch behoud aan te pakken. Onze cultuur is nu voornamelijk antropocentrisch of zelfs egocentrisch, wat betekent dat ze zich richt op individuele behoeften en groei. Door voortdurend te innoveren en nieuwe technologieën te ontwikkelen ontstaat een geglobaliseerde wereld, waarin alles overal beschikbaar is. Maar dit brengt enorme ecologische kosten met zich mee. We zijn ons er nu niet alleen van bewust, maar beginnen ook de gevolgen van klimaatverandering en ecologisch verval te ervaren. Er is een verandering perspectief nodig.

van

Ecocentrisme beschrijft de intrinsieke waarde van ons hele milieu en al zijn onderdelen als één systeem. Anders dan het antropocentrisme dat menselijke waarden altijd boven anderen stelt, en anders dan het biocentrisme dat menselijke waarden op de natuur toepast, gaat het ecocentrisme nog een stap verder en beschrijft nog meer de waarde van het hele natuurlijke systeem als het enige dat intrinsiek waardevol is. Mensen zijn slechts een fragment van dit ecologische systeem, net als alle andere wezens. Alleen samen vormen ze een functionerend geheel. Door ons standpunt te veranderen op een manier dat we onszelf zien als onderdeel van het ecologische systeem en niet daarbuiten of zelfs erboven, kunnen ons waardensysteem en onze acties van binnenuit veranderen en 18


Theorie ecocentrisme gedragsveranderingen op lange termijn richting een holistisch wereldbeeld brengen. Dit heeft ook invloed op de manier waarop we ontwerpen en zou kunnen leiden tot benaderingen die menselijke en niet-menselijke behoeften verbinden door het hele (eco)systeem te beschouwen als een doelgroep die wordt beïnvloed door onze ontwerpbeslissingen. In de mondiale wereld waarin we leven, is wat we consumeren (inclusief architectuur) ver verwijderd van de plaats waar het wordt geproduceerd en wordt onze afhankelijkheid van de natuur niet langer ervaren. Er is behoefte aan nieuwe, geïntegreerde oplossingen om de manier waarop mensen consumeren en produceren te veranderen, en aan een bewustzijn van het verband tussen deze twee, om de mensheid op de lange termijn in stand te houden. Vanuit de lineaire ontwikkelingen in de economie en de bouw van nu, die gericht zijn op het aandrijven van vraag en aanbod, richt ecocentrisch ontwerp zich op de circulariteit van natuurlijke systemen en ziet architectuur niet als een product maar meer als een proces, verweven met bestaande natuurlijke processen.

ARCHITECTURE

building climate adaptive in a dynamic water landscape - making our connection to other parts of the (eco)system of the site experienceable balance of void and enclosure

URBANISM

LANDSCAPE

restoring natural infrastructural knot between water, city value and water flucand land: activating tuation in new and the „Zwischenstadt“ old production and living landscape connecting and disconnecting gradients between city and land water and land

19


I. Dit is een hoofdtstuk uit een eerder door mij geschreven paper over de theorie van ecocentrisme en waarom deze vorm van holistisch denken ook een positief invloed kan hebben op het otwerpen. Omdat dit een opzichzelfstaande text is heb ik ervoor gekozen deze niet te vertalen.

success economically of (wester) capitalism societies. On the other hand, this also led to us to becoming anonymous, selfcentred consumers. (Fry, 1999, pp. 76-77)

This first chapter introduces the current challenges within our society that led to climate change and ecological decay. It also gives a brief explanation to why we cannot see human culture, also ethics detached from nature.

We are culturally disconnected from each other and our natural surroundings. The distance to our natural surroundings becomes visible where we trace back the origin of the products that we consume. We might for example eat meat of a cow from France that has been fed with soy grown in Brazil. Moreover, in architecture we source the materials for concrete, steel, copper for cables, and alike from around the globe. Literally everything is available anywhere anytime. This seemingly independence from our surroundings, human and natural, leads to unawareness of our consumer behaviours and a focus on only us and our individual needs. A marketdriven society lead to egoistic and unsustainable consume behaviours. (Fry, 1999, pp. 8-11)

As mentioned in the previous section humanity provoked and now faces major crises linked to our eco-system, including climate change, biodiversity loss and more. Most problematic is that this ecological crisis consists of many sub problems, which are mainly not affecting our daily lives yet. Therefore the impacts of climate change and ecological decay will only become visible and affect us once it is too late to act. (Dahl, 1994, p. 1) This ecological crisis is strongly linked to an issue in our social behaviour, being a consumption and production society, which is very much focused on human needs, so called anthropocentrism. Enforced by globalisation, this led to extreme efficiency and

Challenges we face though an ethical nature culture divide

Our fast development in terms of technology and science cut us loose from our surroundings. Amidst the technological development or maybe because there is a lack of knowing how to maintain healthy social 20


theorie ecocentrisme relationships. Also, the relation to our natural resources is barely given anymore; we buy food in a shop far away from where it grew, electricity comes from a socket and water from the tap. This disconnection of human cultural and products and nature has consequences as philosopher Andrew Feenberg explains: “[O]ur experience of nature and of ourselves has been progressively separated from everything that allows us to establish continuities and connections between our spirit and things of the natural world. … Appearance and reality are opposed to one another. The subject of knowledge of nature takes itself as exter¬nal to nature, scaled down to be just raw material (…). As long as modern societies inscribe this force in their mentalities and their institutions, they undermine their own foundation within the natural world. “ (Feenberg, 2013, p. 115) The consequence of cultural but also products from Its original natural sources does lead to standardization. The place and local environment, and time do lose their importance in short term. Any natural resource Is available anywhere, anytime. It does mean that we have of certain resources that suit us most too much and of others too little. In the long term, also the

resources produced or used a lot will disappear. This way of in a short-term efficient monocultures and exploitation of resources will not be resilient to change, and diversity lost, the start of ecological decay and our planet. (Krznaric, 2021) Also, architecture will and already became more and more anonymous, the local environmental conditions, as resources available, climate conditions but also social conditions are no longer reflected in a diversity in architectural styles. Identity of the place does also get lost. The opposite, and there are trends now to go back to that, is architecture relating to a local condition, also called vernacular. (Kennedy, 2009) Seen from a short-term, only looking at the current state and nearby future of our planted, climate change has mostly not yet impacted our daily lives. So, for us this catastrophe we are heading to is invisible. Even the ecological decay, that takes place right in front of our eyes we are not aware of yet. Organisms we depend on, especially the domesticated ones, such as cows are doing well. We are profiting from them, but they are not part of our moral system. Katarina Saltzman, Lesley Head and Marie Stenseke in their research on the cultural basis of agriculture even question: “Do cows belong to nature?” (Katarina Saltzman, 21


I. 2011, p. 54) In their theory also based of a statement made by F. Ratzel in 1896, that culture as seen detached form nature is a recent construct, even the word culture, meaning tending of the ground, does imply that it is the way we interact with our surroundings and not only amongst humans. (Ratzel, 1896, p. 27) But also, non-human beings are very much affected by this loss of connection, especially the ones that do not benefit us directly, economically and are less visible, as microorganisms which are crucial to provide a living environment, we can survive in. (Ricardo Cavicchioli, 2019, p. 569) To conclude: the disconnection to our environment, introduced by an anthropocentric and global society led to a cultural decay and a loss of cultural diversity, which is factually the combined knowledge of how we relate to our environments, of which the physical expression is architecture. Not being able to understand and not being able to relate, to feel and to emphasise with our surroundings did eventually cause a huge loss in biodiversity as well. So the faith of human culture and of the environment is linked. (Istel, 2020)

The need for an integrated solution Our disconnection to our environment is visible in design. In the material use as well as the human and non-human connections. Often different stakeholders focus mainly on their own targets but not on finding integrated solutions. You might have the need for wind energy to reach sustainability goals, those are enforced by governments, but it is not necessarily the right choice for all places to implement because it might affect the biodiversity of a place or using existing energy infrastructure instead of replacing it might be the better choice. We see a lot of actions taken on a political level, even juridical changes are happening by for example giving natural elements or even nature itself, as in Ecuador, human rights. (Hayden, 2020) Also, landmark cases are making big corporations legally responsible for climate change, such as Shell in 2020. (Wamsley, 2020) The oxymoron is: the people that sue the corporations, drive cars, and live in the same economical system and society and benefit from it. We are all part of the engine that keeps the market running and therefore also the use of fossil fuels. It will take great 22


theorie ecocentrisme effort to step out of that system and only very few people are willing to do so. Possible solution to this paradox is a systemic change. Finding new integrated solutions from the perspective of the systems, top down but also bottom up. Request and production will always be connected, and we will always be part of some sort of system, but we can choose the perspective and type of system. In this paper I want to look at what possible ethical changes need to be taken by individuals to be able to see themselves and human societies as part of one ecological society to create an intrinsic change of consumption and behaviour. Crucial to changing

our behaviours is looking at what our ethical motivations are to behave in a certain way. Ethics are manifested in our culture and often enforced by strong social bonds as religion for example.

towards ecocentric design Jacoba Istel O6 - Academie van Bouwkunst 11.06.2021

culture is the way we interact with our natural sourroundings

23


I. Twee filosofen hebben mij tijdens mijn onderzoek sterk begeleid en ik wil ze graag even introduceren.: De eerste filosoof is Hannah Arendt, die mij vooral inspireerde met haar theorie over de school als tussenruimte tussen maatschappij en gezin. Dit idee kan ook worden toegepast op een tussenruimte tussen kinderen en hun natuurlijke omgeving. Dit komt theoretisch en letterlijk terug in mijn ontwerp De tweede filosoof is Arne Naess. Hij heeft onderzocht hoe wij van perspectief kunnen veranderen, en zijn antwoord is dat wij hiervoor een intrinsieke belevenis moeten hebben, bijvoorbeeld met een bepaalde natuurlijke omgeving. Voor deze vorm van intuïtief leren en beleven zijn vooral kinderen erg vatbaar en kan een bijzondere school met een variatie aan geframede perspectieven naar de omgeving hen helpen

Hannah Arendt: Politiek filosoof Hannah Arendt, een politiek filosoof, benadrukte het belang van leren in de tussenruimtes. Volgens haar moeten kinderen in deze tussenruimtes, die zich bevinden tussen het gezin en de ‚grote‘ maatschappij (omgeving), kennismaken met cultuur. Ze geloofde dat onderwijs niet alleen gericht moet zijn op het zelfstandig uitzoeken van informatie, maar vooral op het aanwijzen en verwijzen naar kennis. Arendt beschouwde de school als een ‚tafel van de wereld‘, waar sociale interactie niet alleen binnen de school plaatsvindt, maar ook naar buiten toe. Ze pleitte voor een onderwijsomgeving waarin kinderen niet alleen leren van hun leraren, maar ook van elkaar en van de bredere samenleving. ‘In de opvoeding wordt beslist of wij genoeg van de wereld houden om er verantwoordelijkheid voor op te nemen en haar meteen ook te redden van de ondergang die, zonder die vernieuwing, zonder de komst van de nieuwen en de jongeren, onvermijdelijk zou zijn.’ Arendt, H. (1994b/1958). De crisis van de opvoeding. In H. Arendt, Tussen verleden en toekomst. Vier oefeningen in politiek denken (pp. 101-124)

24


filosofie Arne Naess: Filosoof (deep-ecolgy) Volgens Arne Naess is de een persoonlijke ervaring van natuur het sleutel element wat on laat begrijpen wat ons relatie en verantwoordelijkheid tot het ecosysteem is. Kinderen zijn voor deze directe en indirecte belevingen erg gevoelig. In de kindheid door spelen, leren en ontdekken socialiseren wij met andere mensen maar ook met dieren en ons omgeving. Dus als je opgroeit in de natuur met werken ecosysteem zou dat je „normaal“zijn.

25


Kapitel II. Onderzoek context, locatie en het landschap

26


Een process die wj zelfs kunnen beleven en tijdens het vele buiten

spelen mogen verkennen. Dit snap ik nog niet helemaal, maar ik

verhoog mij al om lekker in de modder te spelen, want dat mag daar zei Mama al, en heeft mij de juiste kleren aangetrokken.

Wij gaan nu onder de snelweg door en verlaten de stad. Nu fietsen wij tussen weilanden heen, ik zie veel gras maar helaas geen vogels, wat

jammer. Mijn moeder is ecoloog en zegt dat is omdat het te droog is,

dat is beter voor de kooien omdat ze anders natte voeten krijgen, maar

er is niets te eten voor weidevogels. Ze glimlacht en zegt nog: “Het is een beetje zoals of je aan zee bent en je heel veel dorst hebt, er is wel water maar je kan het niet drinken.

En maak je geen zorgen straks zie je heel veel vogels, schat.” Verder zegt ze: “ Vroeger was veel van wat je nu ziet trouwens water en de rest en gloeiend landschap met tot 4 m hooge veenheuvels op lager gebieden een nauwelijks toegangkelijk moeras. Alleen omdat heel veel mensen samen werkten is die gebied bewoonbaar.

De oplossig van vroeger was het allemaal leeg te pompen, goed voor landbouw maar minder vor de natuur, zoals je al heel goed hebt

observeert. Jouw school laat goed zien hoe dat ook anders kan, hier mag de natuur zich weer tot wildernis ontwikkelen, maar ook het

cultuurlandschap wordt beschermd. Want daar hebben ze een stuk

27


II. van de Polder terug gegeven aan de natuur. En door de vorm van de

school word natuur juist beschermd of ondersteund afhankelijk van de plek.”

Een half uurtje later fietsen wij de dijk op: wat een uitzicht, het water is hier veel groter dan in Amsterdam. Nu op de dijk zie ik en

stuk land met veel meer vogels maar ook water aan bijna alle kanten. Blijkbaar, zo leer ik later was hier ook niet altijd land en had deze

polder veel verschillende functies in het verleden. Bijvoorbeeld als

bescherming van water toen dit nog de open zee was. De Nes betekend buiten dijks terwijl een polder altijd door een dijk omringt is. Dus is

de Nes een plek die altijd al tussen water en land en tussen cultuur en wildernis lag.

Metropoolregio Amsterdam en de Zwischenstadt: Amsterdam wordt steeds drukker. We zien twee tendensen: 1. Er is een tekort aan woningen in Amsterdam, en 2. Mensen hoeven niet meer dichtbij een centrum te wonen of te werken. Dit zou erop kunnen wijzen dat woningen en andere functies eenvoudigweg uit de steden kunnen worden verplaatst. Dat is ook wat er gebeurt, maar nog niet noodzakelijkerwijs erg succesvol. Langzaam versmelt de Metropoolregio Amsterdam met omliggende (nieuwe) steden, zoals Almere, maar ook historische dorpen en steden als Zaandam, Monnickendam of Marken worden steeds meer geïntegreerd in dit stedelijke netwerk. Deze grootstedelijke agglomeratie noemt Thomas Zieverts: Zwischenstadt. Een fenomeen 28


context dat we steeds vaker zullen zien voorkomen. Verschillende functies van ons dagelijks leven hoeven niet langer dichtbij elkaar te zijn. Dit heeft tot gevolg dat er geen (historische) centra met een mix van functies meer ontstaan omdat ​​ daar geen directe behoefte aan is. Sociaal gezien hebben we echter wel de behoefte om elkaar te ontmoeten, te socialiseren en kennis uit te wisselen. De nabijheid van de natuur is een kwaliteit voor huisvesting, net als een goede infrastructuur, die het leven tussen land en stedelijkheid kan verbeteren. Midden in deze Metropoolregio Amsterdam, in Waterland,. omgeven van sterke verstedelijking ligt de locatie, Polder Nes. Als het oog van de storm in de verstedlijking ligt deze als een plek van rust en natuur. Een ideale plek om een impuls te geven aan een nieuwe samenleving tussen mensen en hun (natuurlijke) omgeving.

Oostvaardersplassen en Almere en zelfs een visuele verbinding met Lelystad en Amsterdam. De Polder van circa 12 hectare ligt buitendijks rond het Markermeer. Het is een zeer interessante locatie voor een casestudy om te laten zien hoe een geïntegreerd landschaps-, stedelijk en architectonisch ontwerp zou kunnen helpen nieuwe oplossingen te vinden in ecocentrisch ontwerpen in relatie tot een wateromgeving en toekomstige veerkracht tegen de stijgende zeespiegel. Ook al wordt de polder nu beschermd door twee dijken, de Houtrib- en de Afsluitdijk, is het een interessante locatie om te onderzoeken hoe je met fluctuerende waterstanden kunt werken. Bouwen met water en het omliggende ecosysteem kan veerkracht genereren

Verbinding Natuurgebieden Verbinding Water Verbinding Land

Voor mij is de sleutel tot het maken van goede architectuur het locatiespecifieke bouwen. Ik wil daarom even nog wat meer vertellen over Polder de Nes en waarom ik voor deze plek heb gekozen. Polder de Nes ligt aan de meest oostelijke rand van het vasteland van Waterland, ten noorden van Amsterdam. Aan de overkant van het water ligt de 29


II. voor toekomstige extreme klimaatgebeurtenissen waarbij de dijken wellicht niet heel Nederland meer kunnen beschermen. Polder de Nes ligt aan de rand van Waterland en aan het begin van de dijk naar Marken. Nu gelegen aan het Markermeer, maar oorspronkelijk gelegen aan de Zuiderzee en gevormd door natuurkrachten. Deze polder is dus ingesloten tussen drie watersystemen: de binnendijkse polder, de Gouwzee en het Markermeer.Uit historische kaarten blijkt namenlijk dat deze polder sinds de aanleg buitendijks ligt. Bepaalde delen van Waterland, zoals de Nes, waren te veel blootgesteld aan de natuurlijke elementen en waren daarom bij de aanleg niet omsloten door de dijk en dienden als beschermingsgebied tegen overstromingen van de Zuiderzee. Toen de eerste dijken werden aangelegd, begin 12e eeuw, was de Nes een bos dat destijds eigendom was van de heer Persijn van Waterland, waardoor het in principe een soort “publieke” grond was. Tegenwoordig is het nog steeds eigendom van een publieke instantie: Staatsbosbeheer. Dat de polder ook in toekomst een publieke functie krijgt is daarom voor de hand liggend. Ook wordt in de plannen van de provincie Noord-Holland voorgesteld om

het grotere gebied Waterland langs de oever te ontwikkelen tot nieuwe natuurgebieden of natuurinclusieve landbouwgronden. In het volgend hoofdstuk zal ik verder ingaan op de historie van de Nes en waterland.

30


context

31


II. Etymologie WATERLAND Naam Oudere vermeldingen 1275 Terre Aquoze, 1280-1287 van den lande van waterlant, 1296 Aquosa Terra, 1304 Waterland. Naamsverklaring Streek tussen het IJ, de Zaanstreek en de Zeevang. Het Middelnederlandse waterland betekent ‚drassig, waterig, waterrijk land‘, identiek met de op meerdere plaatsen voorkomende veldnaam voor land dat te kampen heeft met veelvuldige

waterland historie of langdurige wateroverlast, als gevolg van een slechte afwatering, of bij een niet meteen herstelde dijkdoorbraak.. (de) NES Een nes, nis of neus is een oud woord voor een landtong in nauwe zin of een stuk buitendijks gelegen land in ruime zin, dat vroeger veel gebruikt werd in Nederland. Als naam leeft het voort in vele plaatsnamen, waarbij het ook vaak als achtervoegsel gebruikt wordt. Nederlandse plaatsnamen verklaard, van Berkel, Gerald, and Samplonius Kees, (2018)

500 B.C. small fresh-water lake and swamp images: Ijsselmeergebied een ruimtelijke perspectief, Frits Palmboom, 2018

1500 Zuiderzee, sea water bay in tida

32


al zone

Historie Waterland Binnenwater (10000 - 500 BC) Ongeveer 10.000 jaar geleden, na de laatste ijstijd, smolt het landijs en steeg het waterpeil, waardoor de Noordzee ontstond tussen Engeland en het vasteland van Europa. Dit had grote invloed op West-Nederland, dat bekend staat als Waterland, en veranderde het in een waddengebied. Toen de zeegaten langs de kust werden gesloten, stopte de invloed van de zee en werd het gebied afhankelijk van regenwater en rivieren. Hierdoor ontstonden eerst moerassen, die langzaam veranderden in veengebieden door de ophoping van plantenresten in het natte gebied.

Terwijl in de kuststreek in de ijzertijd (800-12 v.Chr.) volop werd gewoond, was het ‘leeg’ in de regio Waterland (de stippen zijn archeologische vindplaatsen van vondsten en/of sporen)

2018 Markermeer/Ijsselmeer, freshwater lakes

33


II.

Wildernisse Zuiderzee (0 -1000) Waterland was lange tijd onderdeel van het uitgestrekte veengebied in West-Nederland. Het bevond zich oorspronkelijk ruim boven zeeniveau, dus het was niet zo laag als het nu is. Het landschap van Waterland was destijds licht glooiend, met grote, min of meer ronde of langwerpige kussens van levend veen. Het hoogteverschil kon soms wel vier meter bedragen. Er liep ook een lange veenrug aan de westkant van Waterland naar het noorden. Aan de oostkant van Waterland lagen ook kleinere veenkussens. In de lager gelegen gebieden groeiden riet en moerasbossen, met veel elzen. Op de hogere delen was er voornamelijk veenmos te vinden. Tussen de veenkussens en eromheen liepen talloze riviertjes, zowel klein als groot. Een van deze veenriviertjes heeft nog steeds zijn prehistorische naam behouden: de Ilp. Bij Broek in Waterland bevond zich een lager gelegen gebied. Dit diepere stuk was enkele kilometers breed en strekte zich uit naar het noorden, ver voorbij Katwoude. In dit gebied groeide een uitgestrekt moerasbos, ook wel een „broek“ genoemd. Waarschijnlijk is Broek in Waterland later vernoemd naar dit bos. Hetzelfde geldt voor Zuiderwoude, dat ten zuiden van Broek in Waterland zou komen te liggen.

Waterland was niet alleen hoger en glooiender dan het nu is, maar ook aanzienlijk groter. Het strekte zich zelfs uit tot voorbij Marken, dat destijds nog geen eiland was. Het huidige IJsselmeer was toen nog klein. In dit uitgestrekte veengebied kon men weliswaar jagen, varen en vissen, maar het was nog niet geschikt voor dichte menselijke bewoning. Dit kwam doordat veen altijd verzadigd is met water, vergelijkbaar met een spons. De bodem van Waterland was doordrenkt met water, waardoor het veen vrijwel geen regenwater kon opnemen. Het water bleef vaak achter in kleine poelen en moerasachtige gebieden bovenop de veenkussens, ook wel bekend als meerstallen. Bij hevige regenval trad er vaak overstroming op, waarbij het water van de hellingen afstroomde en uiteindelijk werd afgevoerd door beekjes en riviertjes. Waterland was destijds een waterrijk gebied, maar bovenal werd het gezien als een wilde en ongecultiveerde grond, een ware wildernis. Hoewel het officieel eigendom was van de landsheer, was hij er zelden te vinden.

34


locatie en historie

Veengroei (1000) In de regio Waterland kon het veen gedurende lange tijd ongestoord groeien, waardoor de veenlaag tegen de 10e eeuw wel zeven tot acht meter dik was. Het veengebied strekte zich ook verder naar het oosten uit dan tegenwoordig. De locatie waar nu het eiland Marken is, maakte destijds nog deel uit van het zeer drassige vasteland. Dit gebied was voornamelijk toegankelijk via veenstroompjes en meren en was zeker niet geschikt voor menselijke bewoning. 35


II. Voor de ontginning (800) Waterland is ontgonnen vanuit de benedenloop van de Waterlandse Die en vanuit de Uitdammer Die. Van de eerstgenoemde ontginning is Zuiderwoude (h) een restant. Er heeft een kapel te Midwoude (21) onder Zuiderwoude gestaan 2 0. Deze twee namen doen een Noorderwoude veronderstellen. Gezien de plaatsing van noord en zuid ten opzichte van elkaar bij de namen in Waterland kan de Buitengouw Midwoude zijn en is Verdeek 2 1 mogelijk Noorderwoude. Ten zuiden van Zuiderwoude ligt nog Opperwoud

(19). Dit woud, grotendeels vanuit de Ooster Ee ontgonnen, heeft wellicht behoord bij een nederzetting (Helsem? 2 2 ) , die in de Gouwzee verdronken is en waarvan het eiland Marken (18), ‚t Hemmeland (25), Markgouw (24) en Ringshemmer (23) onderdelen waren. Opvallend is, dat in een brief uit de tijd van hertog Albrecht de kerk van Zuiderwoude het eerst genoemd wordt (1372) voor alle andere kerken 2 3 . Dit kan op hoge ouderdom wijzen. Wel moet rekening gehouden worden met verplaatsing van de kerk.

J. K . De Cock (1975), Historische geografie van Waterland

36


waterland historie Historisch bebouwing (ca. 1100) Reconstructie in het bezoekerscentrum Ilperveld van een boerderij uit de tijd van de eerste ontginningen. Vanwegen de drassige bodem werd er in hout gebouwd, vaak op terpen. De reconstructie is gebaseerd op archeologisch onderzoek, onder andere in Poppendam bij Zunderdorp door de Universiteit van Amsterdam.

~1500 Zuiderzee, bebouwing

Waterlands Archief.

37


II.

Ontginning (1000) Om het veen te kunnen gebruiken, moest het goed ontwaterd worden. Een (al bestaande) veenrivier werd vaak gekozen als ‘ontginningsas of -basis’, van waaruit sloten werden gegraven. Dat gebeurde haaks op de ontginningsas. Aan het einde van het ontgonnen land werd een dwarssloot gegraven. Zo werd een ‘ontginningsblok’ verdeeld in rechte stukken land, met daartussen sloten die zorgden voor de afwatering en ook voor tijdelijke opslag van regenwater. Het water kon vanuit deze sloten naar het veenriviertje van de ontginngingsas stromen. Om te voorkomen dat het water uit het nog niet ontgonnen veengebied de nieuwe akkers op zou stromen, werden rondom de akkers dijkjes of kaden opgeworpen.

Rond de 10e eeuw eeuw brak een droge periode aan. Hierdoor werd het veenmoeras begaanbaar. Vanuit Kennemerland en Friesland trokken mensen het gebied in. In Kennemerland was sprake van overbevolking door bevolkingstoename en een verlies van landbouwgrond door overstuiving. De groepen boeren die het land binnentrokken om te ontginnen, kregen hiermee ook het land in eigendom. Om het veen te ontginnen, moesten de nieuwe bewoners samenwerken. Het grondwater stond, afhankelijk van het seizoen, bijna tot aan het maaiveld. Het was niet te doen voor één persoon om een stuk veen begaanbaar, bewerkbaar en bewoonbaar temaken en te houden.

38


waterland historie

39


II. Naar de constructie (1100)

ontginning en van de zeedijk

Grote oppervlakten land zoals waarschijnlijk het land langs de ‚Ooster Ee‘ waren weggeslagen, terwijl andere buitendijks bleven. Langs de zeegaten zoals het Monnikendammer Gat en de Korssloot durfde men aanvankelijk de dijken niet dicht langs het water te leggen, zodat hier grote arealen buitendijks kwamen te liggen. Deze gronden werden eigendomvan de landsheer, in Waterland in ruime zin dus van de Persijns Bij Nek aan de zuidkant van de Beemster kwam de Waterlandse dijk binnen. Deze waterkering liep door Purmerend naar de Purmer en boog dan naar het zuidwesten en later naar het zuiden. De dijk heet hier Oudelandsdijk. De Nes (zie afb. 2) bleef buiten de bedijking. De Ilp werd afgedamd door de Ilpendam. De dijk liep en loopt nog steeds verder langs het riviertje de Ilp tot de grens tussen Monnikenbroek 26) en Rietbroek. Daar boog ze af naar het zuiden en verder door het later ontstane Monnikenmeer naar Dijksbrug en langs het Dijksgat naar de Poel. Het land bij het latere Monnikendam (i) bleef voorlopig buitendijks. Men treft hier de naam Googh (Koog?) aan. Het kleidek is dikker dan in de Rietbroek. Namen als Hemmeland, Markgouw (24) en Ringshemmer (23) duiden

op land in gemeenschappelijk gebruik.

J. K . De Cock (1975), Historische geografie van Waterland

40


waterland historie Eerste bewoning 1100 De boerderijen bouwde men veelal aan de kant van de ontginningsbasis, hoewel in Waterland de eerste boerderijen ook vaak in het land stonden. De nederzettingen of dorpjes die ontstonden, konden heel verschillend zijn. Sommige dorpjes bestonden uit vrij dichte lintbebouwing, zoals bij Zunderdorp en rond Zuiderwoude, die uit minder dan tien huisplaatsen lijken te hebben bestaan. Ten noorden van Zunderdorp stonden juist veel boerderijen bij elkaar. De bewoners van deze dorpjes hielden vee en deden aan akkerbouw. Turf voor de kachels werd afgestoken van het hoogveen.

bewoners de akkers, door nieuwe stukken land te ontginnen. Vanaf de achterste dijk werd het land achter het ontginningsblok ontgonnen, waarna hier een nieuwe boerderij werd gebouwd. Door deze ‘verschuivende akkers’ werd zo het hele veengebied ontgonnen en is het verkavelingspatroon ontstaan. Dit patroon bestaat nog steeds en is in Waterland dus al zo’n 1000 jaar oud.

12e eeuw Rond de waren de veengebieden ontgonnen. Door de ontwatering van het veen, trad inklinking en oxidatie op. Door de inklinking (verdichting, doordat er minder water in het veen zat) en oxidatie (rotting, doordat er meer zuurstof in het veen kwam) daalde het maaiveld en kwam het nog dichter bij de grondwaterspiegel te liggen. Om droog te kunnen wonen, werden vanaf de 11e en 12e eeuw veenterpen, of huisplaatsen, opgeworpen. Deze zijn vaak nog terug te vinden in de buurt van de huidige dorpen. Ze lagen in een lintvormige structuur bij elkaar. Ook verplaatsten de 41


II. 12e - 13e Uiteindelijk (na enkele eeuwen) was akkerbouw niet meer mogelijk door de vernatting van het land. De bewoners richtten zich op de veeteelt en later ook op handel en visserij. Ook vestigden zij zich langs de dijken en kaden die vanaf de 12e en de 13e eeuw werden opgeworpen. De dorpen kwamen toen op hun huidige plaats te liggen. Door de intensieve ontginningen, waardoor zoals gezegd oxidatie en inklinking van het veen optrad,

daalde de bodem en werd het kwetsbaar voor wateroverlast. Kleine veenrivieren breidden zich uit tot meren. De eerste meren ontstonden op de laagste plaatsen van oude rivieren, zoals de Purmer. Toen het Almere zich uitbreidde tot de Zuiderzee, werden delen van het land in de regio Waterland weggeslagen. Marken had tot dan toe onderdeel uitgemaakt van het vasteland van Waterland, maar werd toen een eiland.

Bronnen hoofdstuk historie J. K . De Cock (1975), Historische geografie van Waterland: schatrijk, steunpunt monumenten en archeologie noord holland, (2018),

42


waterland historie samenvatting historie clonclusies voor ontwerp

en

De analyse van de historie van Waterland laat zien hoe het land zich door menselijke bewerking van wildernis tot cultuurlandschap veranderde. Samenwerking speelt een cruciale rol bij het toegankelijk maken van onze omgeving. Het is belangrijk dat we slimme manieren ontwikkelen om zowel op het land als op het water te bouwen. Historisch gezien hebben we al gebruik gemaakt van bouwtechnieken zoals terpen en palen, die ons in staat stellen om te bouwen in waterrijke gebieden. Naast de technische aspecten van bouwen met water, is ook de typologie van de oorspronkelijke dorpen interessant om te bestuderen. Deze dorpen zijn vaak op een unieke manier aangepast aan hun omgeving en laten zien hoe mensen vroeger een harmonie vonden tussen land en water. Het cultuurlandschap dat is ontstaan rondom deze dorpen heeft inmiddels ook een natuurlijke waarde gekregen. Het is een plek waar zowel mens als natuur gedijt. Echter, er zijn wel problemen die moeten worden aangepakt, zoals het inklinken van veen als gevolg van menselijk handelen. Dit heeft invloed op de stabiliteit van de omgeving en vraagt om oplossingen die zowel duurzaam als effectief zijn. Als we

bouwen in waterrijke gebieden, moeten we rekening houden met het feit dat water altijd een deel van het landschap is geweest en zal blijven. Daarom moeten we streven naar een balans tussen wildernis en cultuurlandschap, waarbij we respect hebben voor de natuurlijke eigenschappen van het gebied en tegelijkertijd ruimte creëren voor menselijke activiteiten. Al met al is het van groot belang om samen te werken en innovatieve oplossingen te ontwikkelen om onze omgeving toegankelijk te maken. Door te leren van het verleden en aandacht te besteden aan zowel technische als ecologische aspecten, kunnen we bouwen aan een harmonieuze relatie tussen mens en natuur in waterrijke gebieden. Een analyse van de architectonische oplossingen zal in kapitel 3 volgen.

43


II.

44


de nes grondonderzoek De volgende stap van mijn onderzoek is een analyse van de grond en het gebruik van deze als bouwmateriaal. Door de geschiedenis van de polder als buitendijks stuk land is de opbouw van de grond bijzonder. De zee heeft in het verleden regelmatig de polder overstroomt en zo is er een beschermed laag klei op het veen. Veenbodem Kenmerkende bodem van het veenlandschap. Onze slapste bodem en de enige die door het leven is gevormd. Veen ontstaat als planten in moerassen sneller groeien dan ze worden afgebroken. Dode planten stapelen zich op tot dikke lagen. Tot in de twintigste eeuw kwamen bij ons uitgestrekte veenmoerassen voor. Omdat

ze niet geschikt waren voor landbouw (te zuur), werden ze afgegraven voor brandstof (turf).

Zeekleibodem kenmerkende bodem van het zeekleilandschap Zeeklei ontstaat als in zeewater zwevende slibdeeltjes naar de bodem zinken. Nu gebeurt dat nog in de Waddenzee en de Zeeuwse delta. Duizenden jaren geleden bedekte de zee ook meer landinwaarts gelegen delen van Nederland. Grote delen van laaggelegen Nederland hebben daarom een zeekleibodem. Schelpen herinneren aan het zeeverleden. Ze maken de bodem kalkrijk. Zout is deze oude zeeklei niet meer, want regen heeft de bodem schoongewassen.

https://www.geologievannederland.nl/ ondergrond/bodems

45


II. Bescherming Veen

aangrenzende polder. Het waterpeil is wel gelijk, hierdoor is de nes duidelijk droger dan de omliggende polder.

Kleigrond op Veen is een natuurlijke manier waardoor het veen voor uitdroging beschermd wordt. Bij uitdroging van veen wordt stikstof uitgestoten wat schadelijk voor het klimaat is. Ook bouwen op veen of het nathouden van veengebieden helpt tegen deze schadelijke uitstoot. In het schoolgebouw en het landschapsontwerp rondom worden alle bovengenoemde maatregelen onderdeel van het ontwerp. Door de afgezette klei is de nes hoger gelegen dan de

3.5 NAP

-1.5 NAP -1.56 NAP

-1.2 NAP -1.56 NAP

-0.9 NAP

Weidevogels

2.2 NAP 0.3 NAP

ZP -0.4 NAP/ WP -0.2 NAP

Polder Opperwoud

Buitendijkse P

Waterlandse Zeedijk

Bodemdaling Sloot

Duiker

Kalkarme Klei Veen

Greppel Bestaand maaiveld

Klei Huidige situatie

46


de nes grondonderzoek

https://www.dinoloket.nl/

Polder de Nes

Markermeer

Co2 No2

Stuw open in winter

Markermeer Onnatuurlijke fluctuatie zomers hoog peil

1m 4-5 m

Zand Verzilting

47


II. De ambitie van het project is een zo gesloten mogelijke kringloop van bouwmaterialen van de locatie. Dat betekent dat de meeste bouwmaterialen van de locatie zelf kunnen komen of tenminste teruggegeven kunnen worden aan de locatie. Oppervlaktes de Nes: 248000 m2 de nes 76427 m2 oevers omgeving met riet Gebouw: Riet: (5 op 1) 4000 m2 dak 20000 - 40000 m2 riet te oogsten Klei: (1 op 1) 584 m omtrek x 30 x 3m = 525 m3 525 m2x 1m diep afgraven Hout: niet geoogst maar nieuwe bomen laten groeien

48


lokaal materiaal

RIET

20000 - 40000 m2 riet 4000 m2 riet dak KLEI

584 m leem wanden 525 m3 klei HOUT

49


II. Materiaal Leemsteen 1. Basis: 30 % zand 30% klei 30%zilt 2. meer vezels: minder draagkracht, beter isolerend 3. minder vezels: meer draagkracht 4. grotere toeslagen (schelpen) = groter steen formaat 5. droger stenen persen/stampen nat stenen „vormen“ 6. materiaal verbruik 1:1 7. lichtere stenen(ongebrand) fysieke bescherming wind en water 8. gebrande kalk als maakt het watervast maar steen kan niet meer aan grond toegevoegd worden 10. meer stroming = zand minder stroming = klei/zilt

Test 1: droog 2/4 grond vochtig, 1/4 cement , 1/8 schelpen

Test 2: droog 3/4 grond vochtig, 1/8 cement , 1/8 schelpen, zand

11. goed onderhouden 50 jaar of meer

info en diagram Studio Crith Test 3: droog 2/3 grond vochtig, 1/6 cement , 1/6 zand 1/8 schelpen, zand Klei onder water

50


materiaal klei Test 1: nat 1x klei (toplaag) 2x zand 0.2x water 0.2x hennep

Test 2: nat

Test 3: nat

2x klei (zeegrond) 1x klei (toplaag) 0.5x zand 0.2x water 0.2x kleine schelpen 0.3x grote schelpen

1x klei (toplaag) 0.5x zand 0.2x water 0.5x hennep 0.5x kleine schelpen

1. materiaal bibliotheek: klei soorten, zand/schelpen, andere toeslag zoals hennep, hooi, riet

3. persen/vormen van steen

4. uit de mal halen

2. juiste menging

5. drogen

51


II.

materiaal klei

Stampleem Met kalklagen voor weerbestendigheid. Geïsoleerd met stro of licht isolerend, zonder isolatie. Mooie gelaagdheid, de ondergrond zichtbaar maken. Tot 4 verdiepingen zelfdragende constructie wanden. Voorkeur rechte lijnen of repetitieve ronde vormen. Loodrecht gebouwd. Structuur binnen wand mogelijk.

52


materiaal hout Berk Gemakkelijk te bewerken. Middelhard maar wel constructief. Vaak voor meubels gebruikt.

Els Gemakkelijk te bewerken. Middelhard maar wel constructief. Vaak voor meubels gebruikt.

Wilg Gebruikt voor gereedschapsstelen of gevlochten. Wilgenmatten als wand afgedicht met klei. Bouwmateriaal kan „geoogst“worden zonder plant te verwijderen. https://toverleven.cultu.be/houtsoorten-en-toepassingen

53


II. Riet - dakbedekking voornamelijk onder een hoek van meer dan 25° : stijler = meer levensduur (tot 40jaar ) - eenjarig geoogst - helophyt (reinigend) - oogst december tot april(buiten broedseizoen) - 30 cm dikte ongeveer 39 kg per m² kan ook in ronde en gebogen vormen toegepast worden

LANGS sterk isolerend en waterbestendig

DWARS sterk geluid absorberend op beschermde plekken buiten voor insecten en vogels aantrekkelijk

54


materiaal riet

TIJ, RO&AD Architecten en RAU, 2019

55


II.

56


57


II.

waterpeil

Huidige situatie Te laag waterpeil polder In de huidige situatie sluit het waterniveau van de polder de Nes aan de Polder achter de dijk aan. Het peil ligt op -1.56 NAP. Door een duiker aan de zuidzijde van het pand wordt het niveau gelijk aan de polder gehouden. Omdat de polder de Nes anders dan de binnendijkse polder tijdens de Zuiderzee periode werd overspoeld ligt het maaiveld nu hoger. Hierdoor is de polder eigenlijk te droog.

Het werd vijf jaar na de afsluiting nog kunstmatiger gemaakt door een peilbesluit dat nog steeds de ecologische mogelijkheden bepaalt. Het peil werd hoog ingesteld in de zomer en laag in de winter. Eigenlijk precies het omgekeerde van wat er in een natuurlijk meer gebeurt. Daar daalt het waterpeil in de zomer (sterk) door verdamping en stijgt dit in de winter door regen. Zomer en winterpeil zijn nu steeds gelijk met als gevolg dat oevers eigenlijk steeds op dezelfde plek aan golferosie worden blootgesteld.

Omgedraaid peil Markermeer Na het afsluiten van de Zuiderzee door de Afsluitdijk werd het Markermeer een kunstmatig meer.

Duiker (verbinding polder systeem)

PEIL - 1,56 NAP Sluis(verbinding Markermeer)

PEIL Zomer - 0,20 NAP PEIL Winter -0,40 NAP

58


chtigheid BRON: http://bom.services.geodesk.nl/bom_2018/index.html structuur Oorspronkelijk Structuur Ook de structuur van sloten en greppels was in het verleden fijnmaziger dan nu. Het terugbrengen van het oude slotenpatroon zorgt voor een grotere variatie aan structuur en mogelijkheid van vernatting van deelgebieden.

LEGENDA

1880

analyse bodem vocht waterland oost, buitengewoon

2020 (infrarood)

LEGENDA 59


II.

fauna

Fauna Verschillende groepen vogels en andere dieren hebben afwijkende voorkeuren voor mate van natheid van leefgebieden omdat ze op verschillende manieren hun voedsel opnemen. Maar ook de mate van openheid van een landschap heeft invloed op welke dieren er gaan leven.

De openheid van het landschap is zowel voor weidevogels, voor het beschermd broedgebied als ook als cultureel erfgoed en identiteit een belangrijk kenmerk. Andere dieren en ook mensen leven wellicht graag beschermd, in het riet, broekbos of aan of in bebouwing.

60


attentieafstanden

Moerasvogels Weidevogels

50 m 200

m

100

m

Rietvogels

Attentie afstanden - Maximale beleving en minimale verstoring

Representatief voor alle bewoners van de polder heb ik vooral de gevoeligheid van verschillende soorten vogels geanalyseerd.

4 2 1

Concluderend zijn moeras- of bosvogels minder gevoelig dan vogels die in het riet gaan broeden. Het meest kwetsbaar voor verstoring zijn de weidevogels, die ook door opgaande elementen zoals bebouwing gestoord kunnen worden. Maar ook de soort van verstoring heeft invloed. Zo is een voorspelbaar, dus bijvoorbeeld een vaste route volgend en niet gemotoriseerde bron het minst verstorend. Verder heeft de duur en de afstand invloed op de mate van verstoring.

Grutto

61


II. Vogel

Verstorings gevoeligheid

Scholekster 7

Kievit

Watersnip

(huis) Zwaluw

Fuut

Kleine Karekiet

Ransuil

Zilverreiger

Koekkoek

verstoringgevoeligheid van vogels, K.L.Krijgsveld, Bureau aardenburg, 2008

leefgebied

kruiden- en st hoog waterpe slootranden. extensief beh

9

open nat gras hoog) en stru open, natte e

7

vochtig tot na kruidenrijk, rij veen; ook in g

4-5

7

3-5

4-6

6-7

3

leeft in en aan huisen verdw

komt voor in en moerasge verborgen in

rietmoerassen en vaarten, m rietslootjes in rietland. leeft graag in losse bosgeb agrarisch land

in open lands in bebouwde water

diverse halfop de hoogste d duinen en ou Heggenmuss kwikstaarten z 62


tructuurrijk grasland met een eil, plas-dras en afgevlakte Omring natte plekken door heer

attentieafstanden afstand

opgande elementen

150m

100 m

sland: korte (maximaal 10 cm uctuurrijke vegetatie met daarin en slikkige plekken.

47-142m

200 m

at, zeer extensief gebruikt en jk gestructureerd grasland op gemaaid rietland

100-150m

n gebouwen, in moderne wijnt vaak nestruimte

25-75m

0m

n bijna alle soorten binnenwater ebieden, nesten graag n het riet

75-250m ?

n en rietkragen langs plassen maar broedt ook in smalle n polders. Ook eenjarig

25-75m

n of op het rand van (moearas) bieden en in de buurt van d.

25-75m

0m

50-100m

0m

schappen te vinden maar ook e gebieden en in bomen langs

pen landschappen voor, met dichtheden in moerassen, ude cultuurlandschappen. sen, rietzangers, karekieten en zijn favoriete soorten

50m

63


II. Analyse buitendijkse polders langs het Markermeer Toen de Waterlandse Zeedijk gebouwd werd zijn er andere gebieden buitendijks gehouden. Anders dan bij de Polder de Nes die nu nog de hoofdfunctie landbouw heeft, zijn deze buitendijkse polders langs het Markermeer inmiddels tot natuur en recreatiegebieden ontwikkeld. Om beter te leren

begrijpen welke beheer- en inrichtingsstrategieën voor de polder de Nes tot een weer toegankelijk gebied met verhoogde natuurwaarde kan leiden, heb ik de andere buitendijkse polders onderzocht. Interessant is, dat beide andere polderdelen anders dan de Nes, zoals ook in het verleden meer openbare functies en geen privé gebruik kennen.

1. 2.

3.

64


casestudies buitendijkse polders 1. Hemmeland

2. De Nes

3. Ijdoorn

65


II. Hemmeland: Een buitendijkse polder die tot de jaren 70 als agrarisch land wordt gebruikt. Omdat het land regelmatig overstroomde is de functie verandert. Er wordt zand aangebracht en verschillende boomsoorten aangeplant en er is een recreatiegebied ontstaan. De structuur van de wandelpaden en sloten volgt grotendeels de bestaande polderstructuur. Door de aanleg van een jachthaven is het aantal luwe oevers nog sterker verminderd maar deze worden inmiddels weer hersteld. Delen van het gebied mogen dan ook weer onder water

komen te staan waar dan een natuurlijk moerasgebied ontstaat. Voor het agrarisch gebruik zou het buitendijkse stuk een moeras(bos)achtig karakter gehad hebben.

66


casestudie Hemmeland Ten noorden ruiger gebied veel op NAP niveau. Dijk heeft op de meeste plekken een geringe hoogte van rond een halve meter. Ten oosten is er ten delen zelfs geen dijk.

Voorste Witteveen & Bosl: Oever verbetering luwe gebieden

67


II. Ijdoorn Ijdoorn is ook een buitendijkse polder. Naast de agrarische functie stond hier in de 13de eeuw een nederzetting. Na een grote overstroming, de Sint Elizabeths-vloed in de 14eeuw verdween deze nederzetting en werd de zeedijk aangelegd. Nu is de Polder Weidevogelnatuurgebied. De oorspronkelijke polderstructuur is blijven bestaan maar delen van het gebied mogen delen van het jaar volledig onder water staan. De ondiepe plassen die zo ontstaan zijn een belangrijke voedselbron voor weidevogels. Ijdoorn is NN gebied en onder beheer en eigendom van Natuurmonumenten. Op dit moment wordt onderzocht of het gebied ook aantrekkelijker kan worden voor vissen.

0.0 NAP

-0.5 NAP

0.1 NAP

68


casestudie Ijdoorn

Doelsoorten Weidevogels

Kievit

Grutto

Tureluur

Schokekster

Lepelaar

Rietvogels

Baardman

Anderen Fauna

Wateral

Roerdomp

Heemst

Rietorchis

Ringslang

Flora

Dotterbloem

Lisdodde

Riet

69


II. Verlanding: (binnendijks)

3 fases van verlanding

Een proces dat in alle referentieprojecten terug te zien is, is de verlanding. Het gericht vernatten van de gebieden, stimuleert ook juist de groei van planten die dan als biomassa weer grond toevoegen uiteindelijk. Dit proces, dat de wildernis herstelt, kunnen wij mensen ondersteunen en bijsturen. Hiervoor hebben wij 3 knoppen om aan te draaien:

Verlanding in water begint altijd met een semi-terrestrische fase (fase 1, kragge nog onder water), gevolgd door een terrestrische fase (fase 2, kragge boven water) en tenslotte een verzuringsfase (fase 3, kragge zo dik, dat regenwater zich er in ophoopt en er veenmos gaat groeien).

1. het waterpeil

Welke soorten in deze fasen voorkomen, is (mede) afhankelijk van de voedselrijkdom van het water. In eutroof (voedselrijk) water zijn belangrijke systeembouwers van fase 1: Liesgras, Moeraszegge, Riet, Grote en Kleine lisdodde, Gele lis, Pluimzegge, Krabbenscheer en Moerasvaren. In fase 2 komen daar soorten als Melkeppe, Wolfspoot, Moeraswalstro, Dikkopmos, Moeraslathyrus, Rietorchis en Echte koekoeksbloem bij. In fase 3 kan veenmos-rietland ontstaan (met veenmossen, Veenpluis, Ronde zonnedauw en Welriekende nachtorchis) en zelfs moerasheide (met Dophei en Gagel) als de kragge nog dikker en droger wordt. Het beheer bestaat uit maaien (veenmosrietland in de winter).

2. de golven en wind hinderen 3. de nutriënten toevoer Hoe verlanding werkt en in welke snelheid een drassig gebied verlandt tot moeras of zelfs bos laat het onderstaand onderzoek in de laagveenpetgaten in de Westbroekse Zodden zien. Hier is de gemeten verlandingssnelheid rond 60 cm per jaar. Het duurde ongeveer 11 jaar tot de helft van het gebied verland was. Dat bij een luw waterpeil tot 1 meter. Bij meer dan 2 meter waterdiepte treedt geen verlanding en geen rietgroei meer op. OBN-onderzoek Verlanding in laagveenpetgaten

Soorten:

Roos Loeb (onderzoekscentrum B-WARE

70


verlanding

71


II.

verlanding

Verlanding (buitendijks) Ook buitendijks hebben wij invloed op het verlandingsproces en het verbeteren van waterkwaliteit en het leefmilieu voor fauna en flora. Wij kunnen de golven remmen en zo luwte creëren en ook door de groei van planten wordt luwte gestimuleerd. Er zijn weinig natuurlijke oevers langs het Markermeer te vinden. Dat heeft ook met het omgedraaid winter- en zomerpeil te maken, maar ook met het feit dat er weinig beschermde luwte te vinden is. Door erosie van de golven breken zelfs nieuw toegevoegde oevers snel af. Belangrijk is dus vooral deze door bijvoorbeeld een stortsteen dam, zoals bij de Hoeklingdam (die bijna dezelfde geëxponeerde zuidwest oriëntatie als de Nes heeft). Hier is wel de doorstroming een probleem, die bij de Nes beter zou kunnen worden opgelost door slechts één instroom-opening te hebben.

Hoeklingendam

Peil verschill zomer winter

72


73


Kapitel III. Het landschapsontwerp

74


” Zijn wij er bijna?” vraag ik.

Mama parkeert de fiets op het parkeerterrein wat een beetje tussen

bomen verstopt is, er staan al een paar auto’s en een paar ouders met hun kinderen komen ook met de fiets aan. Het laatste stuk tot de school gaan wij lopen. Tussen een paar bomen en struiken heen

gaan wij lang en houten wand lopen. Ineens ontdek ik wel een klein gaatje in de muur. Mama heeft het niet eens gezien want het is op

mijn ooghoogte:” kijk eens er zijn zeker een miljoen vogels achter de wand!” Ik zie een vogel die heel gek vliegt en weer een andere maakt

gekken geluidjes, het klinkt een beetje als “gruttoo, gruttoo”. Ieder

gaatje in de wand is verschillend hoog en groot zodat je altijd weer iets anders kan zien. Hier hebben de vogels blijkbaar wel voldoende water en eten je kan zelfs wat water zien staan op het gras! Mama

roept dat wij wel nu verder moeten maar dat ik er nu ieder ochtend naar kan kijken. Later leer ik van mijn juf dat ze deze muur hebben

gemaakt om de vogels te beschermen, omdat ze snel door laude

kinderen gestort zouden worden en wij ze dan helemaal niet meer zouden zien, dat snap ik wel.

75


III. Landschapsconcept Polder de nes Zoals casestudies van andere buitendijkse polders hebben aangetoond, functioneerden deze plekken historisch ook als tussenruimte van water en land en zijn ze omgevormd tot openbare ruimtes of natuurgebieden. Bij de polder de Nes is het doel om allebei de publieke en de natuurlijke functies terug te brengen. De verschillende manieren van beheer van polderlandschap en het water worden gepresenteerd als een landschapstentoonstelling. Hierdoor leren kinderen wat de invloed van menselijk ingrijpen of juist niet ingrijpen is. De klassieke landschapsindeling met het gebouw als kader helpt bij het overbrengen van deze boodschap. Het landschap wordt opgedeeld in drie delen: het cultuurlandschap, de tuin en de wildernis. De school ligt op het kruispunt van deze drie delen. De school is strategisch gevestigd aan de rand van de polder, zodat de afstanden naar de weidevogels in de polder gewaarborgd blijft. Daarnaast dient het gebouw als hulpmiddel voor de natuur door beschutting te bieden en om luwte te creëren richting de wildernis en het open water. Een deel van de polder wordt vernat en mag verlanden, door middel van een stuw kan hier het water

zoals het natuurlijk kan zijn toe gelaten worden. Aan de kant van het open water wordt de groei van natuurlijke oevers ondersteund door golven en wind te hinderen middels het gebouw en een stortsteen dam in het verlengde. De tuin van de school is voornamelijk een beschermde speelplek en moestuin voor menselijk gebruik. Daarnaast wordt de polder op verschillende manieren beheerd en biedt het zowel natte als drogere plekken om een structuurrijk weidevogelgebied te creëren. 4 habitats: polder - weidevogelland extensief agrarisch gebruik (schapen en weidevogels) moeras - langzame verlanding naar moeras water door stuw (riet en moeras vogels) buitendijks - oever luwtes verschillende zones door storsteen en onderwater natuur aan gebouwen (doelsoorten driehoeksmossel en duikeend rond 2m water diepte) tuin -op dijk voor kinderen hemelwater retentie, moestuin etc. (insecten en mensen)

76


concept

CULTUUR LANDSCHAP | DE TUIN | WILDERNIS

Albert Cuyp

Monet

Hans van der Vloed

77


78


79


80


81


III.

Polder Opperwoud

Buitendijkse P

Waterlandse Zeedijk Veenweide

Bodemdaling Sloot

Klei

Greppel

Veen

Duiker

Klei

Polder Opperwoud

Buitendijkse P

Wilg en Es

Dijk Nieuwe dijk

Veenweide

Klei

Permanent droog

Veen

Moeras

Deels onder water

Klei

Natuurlijke materiaal bronnen en processen

82


Doorsnede landschap

Polder de Nes

Markermeer

Co2 No2

Onnatuurlijke fluctuatie zomers hoog peil

1m 4-5 m

Zand

Verzilting

Verzilting

Polder de Nes

Waterpeil huidig -1,56 NAP

Markermeer

verhoogt: -1,2 NAP

Klei Riet Lisdodde

Ondiep water

Natuurlijke fluctuatie Zomers laag peil

Stuw

Onnatuurlijke fluctuatie zomers hoog peil

Dieper water

Klei

Klei + Zand

Zand

83


III.

Veenweide beheerd

Moerasvogels 50 m

100

m

Rietvogels

Vernatten en mozaikbeheer polder

84


beheer

Grasland Extensief mozaik beheer met oud slootpatroon

(Moeras) bos geen Beheer

Rietland minimaal beheerd (~4 jaar)

Omgedraaid Waterpeil: Winterpeil hoger dan Zomerpeil

Markermeer geen beheer

Groeistructuuren voor onderwaternatuur

NUTRIENTEN GOLVEN

Golvenbreker (haaks op zuid-west richting wind)

PEIL

Verhoogt waterpeil polder-1.56 NAP --> -1.10 NAP

Landschapstentoonstelling - verschillende manieren van beheer

85


III.

Beheer, observeren en gebruiken van het landschap als onderde Moeras

Rietzones

Niet beheerd

Minimaal beheerd

Robuuster Eventueel verwijdert hout (september tot maart)

rond ieder 4 jaar (per jaar een andere zone) rond december/januari maaien

kan verwerkt worden (winter)

eventueel verwijderen bomen

spelen en ontdekken (alle seizoenen)

verwerken riet (januarimaart) riet vogels observeren (zomer)

Plasdras

ver weg van verstoring Waterpeil hoog houden taluds uitgraven jaarlijks (juli-augustus) klei als bouwmateriaal (augustus -september) vogels observeren (voorjaar tot naarjaar) laangzam oplopen talud met slibrijke oevers

86


beheer

eel van het curriculum Kruidenrijk grasland

Extensief beheerd

Extensief beweiding

Tuinbouw/ permanent beweid

permanent beheerd

op 2 tijdstippen een keer per jaar maaien (october + juni) door roboter (licht en rustig) leren over techniek

voorbeweiding (maart-april) groente tuin voor school eten korter gras voor kuikens (mei-juni) zaaien en grond voorbereiden (voorjaar) maaien van binnen naar leren over verzorging van buiten over meerdere dage vee (februari) oogsten en koken (zomerverspreid naarjaar) scheren (mei-juni) rust van (april tot juni) wol verwerken (oktober maken van voer van december) gemaait gras (october)

87


III. Groei stappen Polder 1. Huildige situatie

2. Afgrenzen studie gebied moeras

3. Terug brengen oud slotenpatroon en verlanding buitendijkse polder stortsteen eilandjes voor extra luwte

4. Gelijker tijd met stap 2-3 bouw en groei school

88


groei

1

2

5

3

6

4

1. polder 2. moeras (<0.9m waterdiepte) sneller verlanding 3. stortsteen muur en zandeilanden (<2 m waterdiepte) draag verlanding

3

4. palen onder gebouwen groei onderwaternatuur 5. speel moeras 6. tuin tussen gebouwen

89


90

-2.0

-1.5

1.5

AP

+1N

-1 W

P .2 -1

ZP .4

0.0 =

-1.5

-1.0

1:10 helling

ZP

-0

.5

-1

.0

-1.0


91

-0.5

-3

.0

-1

.0

-2

.0

-1.

AP

1N

=+

0.0

.4 -1

P

W

.

-1

0

5

20

50

1:500

100


III. Groei landschap en school: De school en verschillende onderdelen van het landschap groeien samen over de jaren heen. Afhankelijk van de hoeveelheid leerlingen kan de school, zonder het landschap te verstoren, krimpen en groeien. Het landschap, met name de wildernis gaat verlanden. Wordt een gebouwdeel niet meer benodigd zo dienen de bouwmaterialen zoals klei als extra nieuwe grond voor de plek en versnelt het verlandingsproces. Fotos: referentie verland landschap (Oerwoud) Diemer Vijfhoek

92


groei Masterplan jaar 1- 5

93


III. Masterplan jaar 5-15

94


groei Masterplan jaar15-...

95


III. Ontwerp landschap en school:

bestaande situatie: droge polder een lage dijk

deel van polder wordt afgegrenst door nieuwe dijk

Voor de landschap tentoonstelling wordt een deel van de polder teruggegeven aan de wildernis. Door een nieuwe dijk te bouwen kan de bestaande dijk worden doorbroken en middels een stuw gericht water worden toegelaten om dit deel te laten verlanden totdat een moerasbos ontstaat. Op het kruispunt van nieuwe en oude dijk zit de school. Richting het open water en het moeras maakt het gebouw met zijn in- en uitkepingen veel contact met het landschap. Op de dijk richting straat staat een vogelkijkmuur die richting de polder kijkt. Kinderen kunnen zo terwijl ze door het moeras richting school wandelen ook een kijkje nemen naar het polderlandschap, zonder de kwetsbare vogels te verstoren. Tegelijkertijd vormen vogelkijkmuur en gebouwdelen een oksel waarin kinderen beschermd het moeras kunnen verkennen en veilig in de ruige natuur kunnen spelen.

CULTUUR LANDSCH

96


ontsluiting toelaten toelaten toelaten van van van water water water ininpolder in polder polder door door door stuw stuw stuw hooftdstructuur hooftdstructuur hooftdstructuur school school school en enen vogelkijkmuur vogelkijkmuur vogelkijkmuur

HAP CHAP HAP||DE DE | DE TUIN TUIN TUIN ||WILDERNIS WILDERNIS | WILDERNIS

grooei grooei grooei van van van natuurlijk natuurlijk natuurlijk buitendijkse buitendijkse buitendijkse natuur natuur natuur toelaten toelaten toelaten (verlanding (verlanding (verlanding ~~60 60 ~ 60 cm cmcm per per per jaar) jaar) jaar) jaar jaar jaar 11en2 en2 1 en2

school school school groeit groeit groeit en enen beweegt beweegt beweegt mee mee mee met met met groeind groeind groeind landschap landschap landschap strotsteen strotsteen strotsteen eilanden eilanden eilanden samen samen samen met met met lokalen lokalen lokalen ininverlengde in verlengde verlengde van van van school school school

66 6 11 1

22 2

55 5 33 3

44 4

1. 1.1.laag laag laag waterstand waterstand waterstand snelle snelle snelle verlandin verlandin verlandin ±25 ±25 ±25 jaar jaar jaar moeras moeras moeras 2. 2.2.drager drager drager verlanding, verlanding, verlanding, natuurlijke natuurlijke natuurlijke oevers oevers oevers beschermen beschermen beschermen 3. 3.3. interactie interactie interactie gebouw gebouw gebouw met met met natuur natuur natuur (ruimtes (ruimtes (ruimtes vormen) vormen) vormen) uitlopers uitlopers uitlopers gebouw gebouw gebouw passief passief passief sturend sturend sturend elemten elemten elemten (bij (bij (bij voorbeeld voorbeeld voorbeeld stortsteen) stortsteen) stortsteen) 4. 4.4. onderwaternatuur onderwaternatuur onderwaternatuur onder onder onder drijvend drijvend drijvend gebouw gebouw gebouw delen, delen, delen, interactie interactie interactie open open open ww 5. 5.5. tuin tuin tuin als alsals reflectie reflectie reflectie punt, punt, punt, vorm vorm vorm geving geving geving gericht gericht gericht op opop menselijk menselijk menselijk gebruik gebruik gebruik 6. 6.6. naar naar naar polder polder polder observerend, observerend, observerend, maar maar maar actiever actiever actiever invloed invloed invloed mens mens mens op opop natuur natuur natuur

97


III.

98


99


III.

100


101


Kapitel IV. onderzoek schooltypes

102


Nu zie ik ook verstopt tussen een paar kleinere boompjes en riet aan de linker kant dat er een paar speel elementen die helaas wel een beetje in het water staan maar ook de school

zelfs wordt eindelijk zichtbaar. Het lijkt er beetje als of ze uit de grond gegroeid is met riet op het dak en de muren net zoals in het bosje naast mij, wat grappig. De wanden zijn ook

niet alle recht zoals bij ons thuis maar hebben soms een ronde

vorm. Door grote glazen deuren stappen wij naar binnen in een kleine hal waar al een paar kinderen met hun ouders staan.

De wanden lijken uit aarde te zijn en voelen lekker koud een

ruw aan. Het ruikt zelfs een beetje naar aarde. Op de vloer kan wat gras ontdekken maar het is in een soort lijm en best glad, aan de vloer zal ik nu even niet ruiken.

103


IV. Schoolmodellen De school WilderNes is een basisschool voor ongeveer 200 kinderen, gebaseerd op de Montessori-principes, die kinderen helpt onze intrinsieke verbinding met onze natuurlijke omgeving te ontdekken. De reden waarom ik voor een school met Montessorionderwijs heb gekozen is de unieke samenwerking en betekenis van architectuur in het onderwijs zelf, zoals ook in het verleden architecten als Herman Herzberger en Aldo van Eyck hebben laten zien. Architectuur en docenten kunnen tegelijkertijd de kinderen ondersteunen om hun eigen perspectief te vormen in hun relatie met de natuurlijke omgeving van waar de school gebouwd is. Vorm, materiaal en ruimtes geven indirect en direct steun bij deze zoektocht en maken de relatie van mens en natuur tastbaar en processen beleefbaar.

om interactie onderling te stimuleren maar ook ruimte om terug te trekken te bieden. Architectuur die aanleiding geeft om te spelen en zelfstandig te ontdekken.

De belangrijkste eigenschappen van de architectuur die uit het Montessori-onderwijs en de ecocentrische school naar voren komen zijn: De relatie naar buiten en het leren in de buitenruimte. De (tussen)ruimte om het kind op te leiden tot een sociaal wezen binnen maatschappij en natuurlijke omgeving en 104


schoolmodellen Ontwikkelingsgericht onderwijs

• • • • •

ontdeken vanuit zijn eigen ontwikkeling brede persoonsontwikkeling (context en cultuur) zingeving reflecteren en observeren werken met themas (projecten)

Dalton onderwijs

• • • • •

Samenwerking Vrijheid en verantwoordelijkheid Effectiviteit Zelfstandigheid Reflectie

Vrijeschool onderwijs

• • • • •

Antroposofie: een mens bestaat uit lichaam, ziel en geest. Leerlingen laten uitgroeien tot mensen die zelf richting geven aan hun leven. Hoofd, hart en handen Ritme van de dag en jaar Vrijheid in hun visie realiseren.

Jenaplan onderwijs

• • •

• •

Wereldoriëntatie: leerstof uit de maatschappij Gesprek, spel, werk en viering Leerlingen van verschillende leeftijden en ontwikkelingsniveaus in een stamgroepen Zelfstandig spelen en leren afgewisseld door gestuurd en begeleid leren. Gedrags- en prestatiebeoordeling in samenspraak met de leerling.

Montessori onderwijs

• •

• • • • • • •

leer mij het zelf te doen’ gebruik maken van aangeboren nieuwsgierigheid en speelsheid van kinderen leren in (architectonisch) ontworpen omgeving met verschillende leerplekken Zelfstandigheid en eigen perspectief vormen Verantwoordelijkheid ondersteunt worden bij eigen ontdekkingstocht individuele of groepsopdrachten brede persoonsontwikkeling (context en cultuur) kinderlijke maat in omgeving

105


IV. (School-) Typologieën Om te onderzoeken welke ruimtelijke kwaliteiten bijdragen leveren in het leerproces, vooral in het Montessorionderwijs, heb ik een aantal scholen een gebouwen waar kinderen leven en leren onderzocht en in de volgende studie samen gevat. Gezondheid I relatie naar buiten OPENLUCHTSCHOOL Tussenruimte I kinderen opleiden tot sociale wezens binnen maatschappij NOOR E MOBIN KLEIN AMSTERDAM Spelen en zelfs ontdekken I ontwerp vanuit afmetingen kind FUJI KINDERGARTEN MONTESSORISCHOOL DELFT BURGERWEESHUIS

106


onderzoek architectonische typologien

1:200(A4)

Openluchtschool - Jan Duiker 1:200(A4) 1:200(A4)

20

0 1:200(A4)

Noor e mobin - Fea Studio

20

0 1:500(A4)

Klein Amsterdam - Search

1:500(A4)

0

20

Fuji kindergarten - Tezuka architects

1:500(A4)

1:500(A4)

0

20

1:500(A4)

Montessorischool Delft - Herman Herzberger

0

Burgerweeshuis - Aldo van Eyck

20

1:500(A4) 1:500(A4)

1:500(A4)

0

20

107


IV. Openluchtschool Land: Nederland Architect: Jan Duiker Grootte: 1328 m2 Jaar: 1930 Schooltype: basisschool (openluchtschool voor het gezonde kind) Antal kinderen: 240 (9 groepen) (port gebouw en hoofdgebouw) Jan Duiker is in het jaar 1930 architect voor de eerste Nederlandse openluchtschool. Veel gevallen van tuberculose laten mensen over gezondheid en welzijn nadenken. De missie is preventie in plaats van genezing en zo zullen de scholen ook een bijdrage leveren. Voor ziektes als tuberculose is op dit moment het enige wat helpt zonlicht en

verse lucht. En leeromgeving waar kinderen altijd toegang naar veel licht en lucht hebben is de basis van alle openluchtscholen. De school van Jan Duiker is een redelijk simpel vierkant volume waarbij op iedere verdieping 2 klaslokalen aan een derde buitenlokaal grenzen met dezelfde afmetingen als het binnenlokaal. Het buitenlokaal is altijd naar het zuiden georiënteerd, de lokalen zuidoost en zuidwest. Aan de noordkant zijn alleen functionele ruimtes. De betonnen kolommen structuur zit iets achter de gevel wat een maximale openheid voor de gevels mogelijk maakt. Verder is het buitenlokaal bijna het hele jaar te gebruiken en beschermd van regen en wind door zijn oriëntatie en ligging tussen de verdiepingen. Anders als andere openluchtscholen, zoals de ‚Ecole de plein air‘ bij Parijs, ligt deze school niet in de natuur maar beschut binnen een stedelijk blok midden in de stad.

108


onderzoek architectonische typologien

109


IV.

1:200(A4)

1:200(A4)

1:200(A4)

20

110


onderzoek architectonische typologien

Conclusies voor ontwerp - Door bescherming en oriëntatie is het buitenlokaal te gebruiken in alle seizoenen - Buiten en als onderdeel architectuur

binnenruimten van dezelfde

www.openluchtschool1.n http://hiddenarchitecture.net/open-air-schoo/ sander nelissen, duikers’ open airschool: re-use or contin-use?, 2012 hugo mondragón guillermo marini, open-air schools: architectures for care and education, 2020 caroline; bakkum, jan. licht & lucht: 75 jaar: 1930-2005 eerste openluchtschool, 2005 ,

111


IV.

onderzoek architectonische typologien

Openluchtscholen in andere landen Munkegaard school, Arne Jacobsen, 1957, denemarken

Schets van Neutra van niet gebouwd school (1928)

112


Emerson School, Richard Neutra, 1938, USA

Ecole de plein aire, Eugène Beaudouin, Marcel Lods, 1930, frankrijk

113


IV. Noor e mobin Land: Iran Architect: Fea Studio Grootte: 7000m2/2200m2 Jaar: 2017 Schooltype: basisschool (educatief dorp voor kinderen tot verantwoord burgers op te leiden) Aantal kinderen: 90-180? De school ‚Noor e Mobin‘ is opgericht met een klein budget maar met grote ambities. Het doel van de school is om studenten op te leiden tot goede burgers waarbij hun talenten en sociale capaciteiten gesterkt worden. De studenten leren in een educatief dorp met spannende tussenruimtes die uitnodigen met elkaar te communiceren of te spelen. De school als dorp werkt door verschillende functies in eigen volumes vorm te geven en de tussenruimtes werken als speel- of rustplekken. Zo hebben sport, educatieveen landschappelijke elementen elk een eigen maaiveld niveau. Door het spel van tussenruimte en gesloten volumes ontstaan spannende zicht-relaties die uitnodigen tot interactie maar

ook tot focus. Ook grenzen die normaal door buitenmuren of een hek gedefinieerd worden kunnen in de tussenruimtes door de kinderen zelf bepaald worden. Volgens de visie van de school is dat veel dichter aan het echte leven dan alleen maar een klaslokaal te zien. Tot nu toe biedt de school ruimte voor 3 groepen van de basisschool. Maar het complex zal in toekomst uitgebreid worden tot een stad van verschillende school dorpen naast elkaar. Voor elk groep is er een klaslokaal, en atelierruimte en een multifunctionele ruimte. Verder is op het dak ook nog een buitenlokaal.

114


onderzoek architectonische typologien

115


IV.

Conclusies voor ontwerp - verschillende ruimtes per groep - de school als dorp - tussenruimtes op verschillende niveaus voor sport, rust en speel - kader van school definieert door plateau en niet een hek

https://www.gooood.cn/the-noor-e-mobin-g2-primary-school-semnan-province-iran-by-fea-studio.htm https://www.archdaily.com/911483/the-noor-e-mobin-g2-primery-school-fea-studio

116


onderzoek architectonische typologien

1:500(A4)

0

20

1:500(A4)

117


IV. Klein Amsterdam Land: Nederland Architect: Search Grootte: 2000m2 Jaar: 2019 Schooltype: basisschool (leren in de tussenruimte, ontwikkelingsgericht onderwijs) Aantal kinderen: 240 (8 groepen) De school ‚Klein Amsterdam‘ is opgericht naar het concept van leren in de tussenruimte geïnspireerd door de filosoof Hannah Arendt. “De tussenruimte is een plek van ontmoeting, waar de kinderen en de wereld elkaar tegenkomen. Uit de ontmoeting ontstaan steeds weer bijzondere momenten van leren en ontdekken. Leren over echte onderwerpen en situaties die spelen op dit moment, en van de mensen die je daarbij ontmoet; de buren, de straat, de buurt, de stad.” (kleinamsterdam.school.nl) De manier van onderwijs is ontwikkelingsgericht. Dat betekent dat kinderen, zoals ook later in de maatschappij, hun bijdrage binnen een gemeenschappelijk project kunnen kiezen, aangepast aan hun eigen ontwikkeling. Binnen een jaar zijn er rond 4

projecten met themas als waarde of duurzaamheid waarin de kinderen dicht aan het echte leven, bijvoorbeeld door een winkel op te richten, vaardigheden zoals schrijven en lezen leren. Volgens Arendt moet de school de wereld presenteren aan de leerlingen. Zij gebruikt de metafoor van de ‘tafel van de wereld’ waaraan wij mensen met z’n allen zitten, met allemaal een verschillend perspectief op die wereld en ook op elkaar (Arendt 1999, p. 60) Architectonisch wordt deze ruimte om samen te werken vormgegeven door een grote gemeenschappelijke ruimte met doorzicht naar de leslokalen en buitenruimte. Verder kunnen de klaslokalen heel flexibel worden ingericht en ook samengevoegd worden door schuifbare wanden. Door deze mate aan flexibiliteit kan in ieder project opnieuw bepaald worden welk kind het beste aan welke taak en in welke groep wil werken. Belangrijk voor het concept is ook dat ook externe “experts” zoals wetenschapper, kunstenaars of andere specialisten onderdeel worden van het onderwijs. Hierdoor worden buitenwereld en school dichter bij elkaar gebracht.

118


onderzoek architectonische typologien

119


IV.

Conclusies voor ontwerp - De school als Tussenruimte tussen maatschappij en familie - Flexibel klaslokalen ruimte die kunnen krimpen en groeien - Leren met projecten en thema’s en externe experts

Interview, oct. 2022, Eva Vesseur, Klein Amsterdam kleinamsterdam.school https://search.nl/#!content/klein-amsterdam

120


onderzoek architectonische typologien

0

20

121


IV. Fuji Kindergarten Land: Japan Architect: Tezuka architects Grootte: 1300m2 Jaar: 2007 Functie: kleuterschool Aantal kinderen: 500 Een hele ander vorm van dorp is de kleuterschool ‚Fuji‘ in Tokio. Een groot ovaal met een doorsnede van 183m is volledig doorwaadbaar en toegankelijk. Ook het dak, doorbroken door een aantal bestaande bomen, is onderdeel van de gebruiksruimte. Ook het concept van deze school volgt in de basis het Montessori concept en geeft de kinderen veel ruimte en plekken om zelf te ontdekken. Er zijn geen extra speelelementen, alleen in de architectuur geïntegreerd, de bestaande

onderzoek architectonische typologien bomen met klimnetten rondom, een glijbaan van het dak naar beneden en plekken met water en aarde. Zo zijn er bij regen een aantal watervallen die vanuit het dak naar de binnenhof vallen en daar een speelelement vormen. Het hele gebouw kan naar de binnenhof toe worden geopend en vormt zo een ruimte zonder muren. Alleen multifunctionele meubels zorgen voor ruimtelijke scheiding. Kinderen zullen hierdoor tot onafhankelijke en sociale mensen worden opgevoed. Volgens de architect hebben kinderen reuring, rommel en drek nodig om hun omgeving te verkennen en echt te kunnen beleven. De basis speelbehoeftes voor hun volgens de architect: • samen rondjes rennen; • in bomen klimmen, ergens op zitten; • met water spelen en bouwen; • ergens vanaf springen en glijden; • onder iets kruipen, zich verstoppen.

122


123


IV.

Conclusies voor ontwerp - Ontwerp baseert op de speelwens van kinderen met hun natuurlijke omgeving - Speelplekken als onderdeel van de architectuur maar ook de natuur (bijvoorbeeld water) - Binnen en buiten worden een ruimte

http://www.tezuka-arch.com https://ideas.ted.com/inside-the-worlds-best-kindergarten www.archdaily.com

124


onderzoek architectonische typologien

1:500(A4)

1:500(A4)

0

20

1:500(A4)

125


IV.

onderzoek architectonische typologien

Montessorischool Delft Land: Nederland Architect: Herman Herzberger Grootte: 900m2 (2700m2) Jaar: 1960 (uitbreiding 1970,1980,2010) Schooltype: basisschool (montessorionderwijs) Aantal kinderen: 150 (5 groepen) -240 (9 groepen) De visie van Montessorionderwijs is “help mij het zelf te doen”. Zelfstandigheid en kinderen als evenwaardig Ten opzichte van volwassenen is erg belangrijk. Kinderen wordt de ruimte gegeven op eigen tempo en uit eigen initiatief te leren. Hiervoor hebben kinderen een variatie aan leeromgevingen nodig die de school hun biedt. Kinderen zitten op deze school niet alleen in rijtjes in een lokaal, maar in de hele school zijn zitplekken en nissen te vinden waar kinderen op hun eigen manier; zittend, liggend, staand of in beweging kunnen leren. Het principe van de school maakt gebruik van de aangeboren nieuwsgierigheid en speelsheid van kinderen. Verder zitten in het Montessorionderwijs leerlingen van verschillende leeftijden in dezelfde groepen.

Architectonisch worden deze principes vormgegeven door een spel van maaiveldniveaus ingebouwd meubilair en creëren van verschillende ruimtes. De lesruimtes zelf hebben twee verschillende niveaus en een L vorm. De reden voor deze vorm is dat kinderen zo meer verschillende activiteiten naast elkaar kunnen volgen zonder elkaar te verstoren. Alle lokalen zijn georiënteerd naar de tuin en hebben voor het raam integreerde tafels. De brede corridor is meer een gemeenschappelijke ruimte met integreerde meubels, speelen ontmoetingsplekken. Onder lichtkoepels zijn nissen tussen lokaal en hal voor geconcentreerd en individueel leren. De lokalen zijn geconcipieerd als woningen met verschillende ruimtes van extrovert en sociaal tot introvert en individueel. De ruimte onder de lichtkoepel voor het lokaal is een buffer naar de centrale ruimte, een soort van straat waar iedereen vrij mag bewegen. Deze manier te bouwen, met geometrische vormen en kleine eenheden in een menselijke maat, wordt structuralisme genoemd. Kenmerkend voor deze gebouwen is ook een decentrale opbouw en meerdere ingangen als in een dorp.

126


127


IV.

Conclusies voor ontwerp Ruimtelijke differentiatie van introvert tot extrovert, door hoogteverschil, licht en zichtbaarheid (op bouw lokaal en gemeenschappelijke ruimtes) nissen voor individuele plekken

Maten afgestemd op verhoudingen van een kinderachtig, menselijke schaal (structuralisme)

- Integreerde meubels en objecten voor vrij gebruik en kiezen van leeromgeving

hiddenarchitecture.net/montessori-schoo/ montessoridelft.nl/ chris huisman, architectuur van het montessorionderwijs, 2021 maarten van den driessche ‘the journey of children,Oase 72, 2003’

128


onderzoek architectonische typologien

0

20

1:500(A4)

1:500(A4)

129


IV. Burgerweeshuis Land: Nederland Architect: Aldo van Eyck Grootte: 5700m2 Jaar: 1960 Functie: weeshuis Aantal kinderen: 125 Een ander voorbeeld van structuralisme is het Burgerweeshuis van Aldo van Eyck. Gebouwd als thuis voor kinderen is de menselijke maat en het kleinschalige van een dorp belangrijk in het ontwerp.

onderzoek architectonische typologien ziet hij de cirkel als een ruimte zonder kern. Ook binnen en buiten kent door het maken van drempels en hoogte verschillen niet een eenduidig grens. Ook de vormentaal van speelplekken is eenvoudig. De compositie van de vormen en het gebruik door kinderen maken het pas een goed ontwerp. Hij geeft “werktuigen” zoals een klimrekje, een rij stenen of een zandbak aan de kinderen die door hun eenvoudige vormentaal veelvoudig kunnen worden gebruikt.

Het gebouw bestaat uit 328 modules van 3,36x3,36m met een koepel erop. Er tussen zijn soms grotere koepels voor gemeenschappelijke ruimtes of open gehouden delen, patio’s met speelplekken. Hierdoor worden binnen en buiten gelijkwaardig. Ook voorkomt van Eyck een centrale plek te creëren maar kiest voor meerder knooppunten waardoor een vloeiende verbinding en gelijkwaardigheid van alle ruimtes ontstaat. Naast de orthogonale vormen is de cirkel een belangrijk element in van Eycks architectuur. Hierbij 130


131


IV.

https://arcam.nl/architectuur-gids/burgerweeshuis/ https://architectenweb.nl/nieuws/artikel.aspx?ID=41919 Lotte Zaaijer, Aldo van Eyck, 2006

132


onderzoek architectonische typologien

0

20

133


IV. Inspiratie uit bezoek burger weeshuis Aldo van Eyck

simpel geometrien als speel aanleidng werkt goed

relief in vloer - speelse zit elementen

venster op kinder ooghoogte

zichtbaar water afvoer en verlaagd zitelement geometrie om binnen en buiten te verbinden

patios - afgesloten en overzichtelijk maar wel beperkt zichtverbinding naar buiten 134


verbinding binnenruimtes

overgang binnen, buiten en patios door relief en vorm Conclusies voor ontwerp - eenvoudige vormentaal en compositie als speelelementen - vloeibaar binnen en buitenruimte door tussenzones (bijvoorbeeld drempel of doorgetrokken dak)

- meerdere knooppunten van assen in plaats van een centrale ruimte voor meer interactie en verbinding - kleinschalige basisstructuur voor de menselijke maat 135


IV.

beschermde buiten leerplekken met zuid-oriëntatie

verbinding binnen en buiten door één architectonische taal

leerpleinen tussen lokalen

dynamische overgang binnen en buiten

ruimtes flexibel vergroten en verkleinen

school als tussenruimte tussen familie en maatschappij

136


conclusies onderzoek architectonische typologien

de tuin als veilig speelplek

kleinschalig basisstructuuren meubels in kindermaat

ruimtelijke grenzen (introverte tot extroverte ruimtes) zachter door gebruik van hoogteverschil

integreerde meubels en nissen in architectuur voor individuele plekken voor kinderen en natuur

simpele geometrische vormen in contrast met natuur om spel en eigen ontdekkingen binnen landschap te stimuleren

knooppunten van visuele assen in plaats van een centrale ruimte

137


IV.

138


139


IV. Tussenruimte Marken een uniek klimaat, koel in de zomer, warm in de winter, en nodigen uit om elkaar te ontmoeten en vormen een belangrijke plek voor de gemeenschap. Een ander kenmerk, en dit is essentieel voor het verkrijgen van een ecocentrisch perspectief, is hoe de gebouwen het zicht op de omgeving framen. Door de beperking van het uitzicht, word je bewuster van wat je ziet.

Onderdeel van een holistisch ontwerp is ook om naar het culturele erfgoed van een plek te kijken en te leren van de kennis van een plek die tot uiting komt in de lokale architectuur. Het analyseren van lokale typologieën vormt het raamwerk voor het architectonisch ontwerp. Een typologie die mij inspireerde is de opstelling van individuele huizen in Marken. Een gevolg van het feit dat Marken een voormalig eiland is, is dat het vroeger erg werd blootgesteld aan de elementen. De huizen zijn zeer dicht bij elkaar geplaatst zodat ze allemaal op de beschermde hogere terp (een kunstmatige heuvel) passen. Tussen de huizen is een interessante tussenruimte ontstaan. Deze ruimtes bieden

14

2

15

1

7

3 11

6

4

13

12

5 8

9 10

1

2

3

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

4

5

140


tussenruimte Marken

141


IV.

142


tussenruimte Marken

143


144


tussenruimte Marken

145


IV.

146


tussenruimte Marken

147


Kapitel V. ontwerp school

148


Sommige kinderen zitten al de ronde zitelementen die verdeelt

in de ruimte staan, anderen kijken naar de binnentuin met een

moestuin die je ook vanuit hier kan zien. Een paar kinderen zijn al met hun juf bezig om in de tuin soort van steentjes op de

grond te groeien. Een vriendelijke vrouw komt naar ons toe en verteld dat ze aan het zaaien zijn en er uit de zaadjes ons lunch

zal groeien. Ze zegt dat ik dat volgend jaar zeker ook mag doen.

Een beetje raar vind ik, want in de tuin zie ik niets eetbaars, hoe kan dan uit die steentjes die de kinderen gooien voedsel worden?

149


V. Concept school De school ligt dus precies op de grens van water en land, cultuurlandschap en wildernis. De wildernis is een afgescheiden deel van de polder en vormt als natuurlijk proces een contrast met het in standgehouden cultuurlandschap. Deze wildernis zal langzaam veranderen in een (moeras)bos, een toekomstig en klimaatbestendig landschap. De architectuur is gebouwd om de dynamiek van veranderende waterstanden en de natuur rondom aan te passen en te ondersteunen. Zoals casestudies

de context de context

CULTUUR CULTUUR LANDSCHAP LANDSCHAP | |

van andere buitendijkse polders hebben aangetoond, functioneerden deze plekken historisch ook als tussenruimte van water en land en zijn ze omgevormd tot openbare ruimtes of natuurgebieden.

NOORD NOORD-OOST

NOORD-WEST

WEST

OOST

ZUID-WEST

het ruggengrat het ruggengrat

CULTUUR CULTUUR LANDSCHAP LANDSCHAP | | WILDERNIS | | WILDERNIS

De bestaande situatie is eenisteeen droge De bestaande situatie te droge Een deel wordtwordt afgegrenst door door Een van deelpolder van polder afgegrenst polder die door een lage polder die door een dijk lageafgegrenst dijk afgegrenst nieuwe dijk en gegeven aan de wilnieuwe dijkterug en terug gegeven aan de wilwordtwordt van het Door Door de watervanMarkermeer. het Markermeer. de water- dernis. middels een stuw weer weer dernis. middels een kan stuwhet kanwater het water peil tepeil verhogen wordtwordt de natuurwaarde van van in de in te verhogen de natuurwaarde polder toegelaten worden. Het Het de polder toegelaten worden. de polder verbeterd zonder zij functie als als de polder verbeterd zonder zij functie gebouw vormtvormt een scheiding tussentussen cul- culgebouw een scheiding cultuur landschap te verliezen cultuur landschap te verliezen tuurlandschap en wildernis. En dient ook als tuurlandschap en wildernis. En dient ook als vogelkijkmuur vogelkijkmuur

ZUID-OOST ZUID

het hart het hart

CULTUUR CULTUUR LANDSCHAP LANDSCHAP | DE TUIN | DE | WILDERNIS TUIN | WILDERNIS

De tuin Deals tuin centrale als centrale beschermde beschermde collectieve collectieve ruimte. ruimte. In de In tuin dedient tuin dient als ontmoetingsplek als ontmoetingsplek en moestuin en moestuin

150

Moe moe 2. o wate 3. o stee golv 4. o 5. tu geb 6. p


concept

de extremiteiten

de grooei

de krimp

1 6

2

5 4

ZW

3

MOERAS | OEVER | OPEN WATER

Moeras: laag waterstand snelle verlanding ±25 jaar moeras (60cm per jaar) 2. oever: drager verlanding, natuurlijke oevers onderwaternatuur langs palen 3. oever: in verengde met het gebouw uitlopers stortsteen door golven te breken ontstaat luwte 4. onderwaternatuur: onder drijvend gebouw delen 5. tuin: productief en als reflectie punt binnen het gebouw 6. polder: bescherming door gebouw

Interactie school en wildernis het gebouw ondersteunt de natuur. Natuur en school kunnen samengroeien

Als minder schoolruimte benodigt wordt kunnen de meeste delen van het gebouw direct weer aan de grond toegevoegd worden waar het materiaal ook eerder vandan kwam

151


152


153


.0

-2

0.0

=+

1N AP

.0

-1

-1.0

.0

-1

V.

-0.5

154


ZP .4 -1 W P .2 -1 -1.5

2

4 1.

ZP

-3

.0

-

P

W

. -1

155


IV. Opbouw en groei

Leven van natuur (planten)

w ou

Jaar 1- 2 60 kinderen

b ge s( ra ) oe jk m di op

Door de jaren heen gaat de school, net als het landschap groeien en veranderen. Zo kan in de eerste jaren, tijdens het bouwen van de school in deze al les worden gegeven. Dat gebeurt in het begin alleen met de lokalen voor groep 1 en 2 en sommige functionele ruimtes in gebruik. Hierdoor kunnen de kinderen letterlijk samen met hun school groeien. Als er op een moment minder behoefte aan ruimte is kan de school op dezelfde manier ook krimpen en wordt het materiaal en de ruimte weer onderdeel van het landschap.

Leven in natuur (dieren)

pold er en bov (gebouw in en dijk )

r

ve

oe

op

)

len

pa

Leven met natuur (materiaal)

w en ate on r (g de eb r w ou at w d er r ijv )

Reflecteren realtie mens en natuur: cultuur (polder)

w

ou

b (ge

en

d

Leven als natuur (water)

Leer en levens cyclus

Jaar 3- 5 120 kinderen

156


opbouw en groei

Lokaal boven stuw

Eetruimte met keuken in tuin Lokaal uitkijktoren

Tuin (c e ruimte ntrale )

Lokaal op het water

Circulatie en Leerpleinen

Jaar 5- 15 200 kinderen

Jaar 16- ? 400 kinderen

157


V.

Groep 1-2

omschrijving Onderwijsruimte

aantal personen in ruimte Oppervlak (m2) Totaal (m2) Opmerking

aantal

Groep 1/2 Berging Toiletten Speelplein/leernissen

3 1 5 3

25

54 16 2,5 20

dicht bij entree en gekoppelt aan buitenruimte in bos noord oost, gebouwen op dijk 162 (uitbreiding langs dijk) 16 12,5 60 in hal of tussen lokalen

Groep3+4+5 Berging Toiletten Speelplein/leernissen

3 1 5 3

25

54 16 2,5 20

162 gekoppelt aan binnentuin, deels onder water 16 12,5 in hal of tussen lokalen 60

Groep 6+7+8 Berging Toiletten Speelplein/leernissen MIVA Onderwijs extra Adiministratieve ruimte Directie Receptie Teamkamer Spreekkamer MIVA Toiletten Personeel

3 1 5 3 1 2

25

54 20 2,5 20 4 54

lokaal op palen in het riet en op het water 162 mogelijkheid voor eerste uitbreiding school 20 12,5 60 in hal of tussen lokalen 4 108 in landschap (drijvend+boomhut)

Groep 3-5

Groep 6-8

25

1 1 1 2 1 2

16 10 54 16 4 2,5

Algemeene ruimte Eetruimte

120

Keuken Berging keuken/tuin

30 20

centrale ruimte technische ruimte berging schoonmaak gym kleedkamers wasruimte docentenruimte berging

180 20 4 308 18 13 6 63

2 2

16 dicht bij entree 10 54 32 4 5 flexibel te gebruiken ruimte central in/aan binnentuin ook leerkeuken kindern (gekoppelt aan tuin en eetruimte) deels circulatieruimte gekoppelt aan entree en groep 1/2

14x22 x5,5 m 36 min 3 meter breed 26 gekoppelt aan kleedruimte 4,5 x 14m

225

Programma Op basis van onderzoek van andere Montessorischolen met vergelijkbare maat is het bovenstaande programma uitgangspunt voor het ontwerp. Bijzonder is het gebruik van de corridor als tussenruimte en ruimte voor bijzondere leerplekken en leerpleinen.

158


programma

Lokaal boven stuw groep 1/2 op de dijk Eetruimte met keuken in tuin Bibliotheek in de Polder Lokaal uitkijktoren

Gymzaal

groep3-5 op palen

Circulatieruimte (430 m2) met leerpleinen ( 200 m2) Circulatieruimte buiten overdekt (400m2) Groepslokalen (6x 54m2 324 m2)

groep6-8 drijvend

Functionele ruimtes (125m2) Bijzondere lokalen (330m2) Administratieve Ruimte (112m2)

op het water

Gymzaal (440m2) 1961 m2

Programma

159


160


161


V.

tuin

De tuin, het hart van het gebouw Het hart van het gebouw is de tuin, deze vormt naast cultuurlandschap en wildernis het derde landschapselement. De tuin is een plek voor het verzamelen, verbouwen en eten van voedsel in een beschermd klimaat. Het volume van de eetruimte steekt in de tuin en wordt zo centraal element ervan. Met een symmetrische indeling en de arcade aan de zuidkant heeft de tuin een klassieke uitstraling, dat benadrukt de originele functie van een tuin, een ingekaderde plek met de hoofdfunctie van plezier en rust voor de mens. De tweede functie is een groente- en fruittuin, hierbij helpt de gevel van het gebouw in vorm van een slangenmuur de warmte van de zon vast te houden.

Het gebouw als lichnaam (ruggengraat, hart, extremiteiten)

referentie slangenmuur

het gebouw als lichnaam (ruggengraat, hart, extremiteiten)

+

+

5.0

2.0 -

-

Tussenruimte

1.0

0 = + 1.0 NAP

2.0

162


De vrouw die mijn nieuwe juf wordt verteld verder dat

de geoogste groentes uit de tuin samen bereid en gegeten worden in de keuken die ik ook al ontdekt had omdat deze in een gebouw midden in de tuin is.

-

0.5

-

1.4-1.2 -

3.0

163


V.

164


tuin

165


V. Functionele ruimtes als ruggengraat De functionele ruimtes van de school, gymzaal en bibliotheek zijn gebouwd als onderdeel van de dijk en vormen de ‘ruggengraat’ van de school. Het scheiden van wildernis en cultuurlandschap, het beschermen van de weidevogels die zich snel laten verstoren en toch waarneembaar maken door de entree van het gebouw vorm te geven als een vogelkijkmuur.

166


het ruggengraat

167


168


169


170


171


V.

Perspectieven

De lokalen, perspectieven

verschillende voor de onderwaternatuur. Door de jaren heen kunnen kinderen verschillende perspectieven op Tussenruimte Marken als inspiratie hun omgeving ervaren, die ook met de seizoenen en door de jaren heen veranderen.

Richting de wildernis bevinden zich de klaslokalen en het gebouw Het gebouw als lichnaam reikt met zijn “uiteinden” in het (ruggengraat, hart, extremiteiten) landschap. Elk gebouwencluster heeft een andere interactie met het water: sommige staan hoog op de dijk, andere op palen of drijvend, en sommige liggen zelfs in het water. Dit biedt verschillende perspectieven. De gebouwen stimuleren de groei van natuurlijke oevers door golven te breken en te functioneren als groeistructuren +

+

2.0 -

-

5.0

0 = + 1.0 NAP

1.0

2.0

1.4-1.2

Verschillende perspectieven

+

6.5

-

1.4-1.2 -

-2.0

172


-

0.5

-

1.4-1.2 -

3.0

+

5.0

+

-

0.5

173

2.5


V.

174


Perspectieven

175


V.

176


Perspectieven

177


V.

Het gebouw als lichnaam (ruggengraat, hart, extremiteiten)

Tussenruimte Marken als inspiratie

Tussenruimte

De architectuur van de school helpt, net als een leraar in het Montessorionderwijs, de kinderen om hun eigen mening te vormen over onze relatie tot de natuurlijke omgeving, en biedt unieke en diverse perspectieven op hun omgeving. Onderdeel van deze unieke perspectieven zijn de tussenruimtes tussen klaslokalen, geïnspireerd op de positionering van huizen in het historische dorp Marken. Deze ruimtes bieden beschutte ruimten om elkaar te ontmoeten en te leren, maar ook om het zicht op dat landschap te omkaderen en te benadrukken.

Tussenruimte Marken als inspiratie

178


Tussenruimte

179


V.

180


(montessori) principes architectuur

181


115

ar

V. Montessorie principes en lokalen

115

Als resultaat van meerdere casestudies van Montessorischolen of andere architecturale ruimtes die kinderen helpen hun eigen mening te vormen, heb ik 5 architectonische principes gedestilleerd: De tussenruimte die de individuele klaslokalen met elkaar verbindt, wordt één ‘leerplein’ wanneer deze wordt geopend en kinderen van verschillende 115 leeftijdsgroepen (1,2 -3,4,5 -6,7,8) samen kunnen leren. Door hoogteverschillen en 72nissen 53 kunnen de kinderen kiezen hoe en 31 of samen, binnen waar ze alleen of buiten willen leren. Bovendien zijn de meubelen modulair en gemakkelijk te verplaatsen. Modulor kind 4 -6 jaar De ongedefinieerde vormen (Groep 1/2) van ruimtes gebaseerd op eenvoudige geometrieën stimuleren de kinderen om het gebruik zelf te verkennen. De afmetingen van de kinderen 130 bepalen de maat van meubels en vloerniveaus, maar ook van de ramen die als zitelement 82 richting het landschap dienen of 58 zich op ooghoogte van kinderen bevinden 35 als ze langs een raam lopen.

Modulor kind 7 -9 jaar (Groep 3-5)

53

72 35

31

Modulor kind 4 -6 jaar (Groep 1/2)

130

82 58

4

35

Modulor kind 7 -9 jaar (Groep 3-5)

150

93 605 40

Modulor kind 10 -12 jaar (Groep 6-8)

182


(montessori) principes architectuur Tussenruimte

Flexibel mobulair

Tussenruimte: zachte overgang binnen en buiten. Geleid zicht van gebouw naar natuur. Tussenruimte: zachte overgang binnen en buiten. Geleid zicht van gebouw naar natuur.

Leerplein

Nisjes en hoogteverschillen

Kinderlijke maat

Leerplein als centrale gemeenschappelijke ruimte. Vrije keuze voor beweging. Flexibel te Leerplein als centrale gemeenverbinden lokalen. schappelijke ruimte. Vrije keuze voor beweging. Flexibel te verbinden lokalen.

Nisjes om terug te trekken en hoogte verschillen voor verschillende keuzes Nisjes om terug te trekken en aan leerplekken hoogte vershcillen voor verschillende keuzes aan leerple(samen/alleen). kken (samen/alleen)

Flexibele meubels een eenvoudige geometrieën

Kinderlijke maat

Flexibele meubels. Als zit- en werkelementen maar ook speelelementen. De ronde vormen nodigen uit om samen te werken.

De lichaamsmaten van kinderen in een bepaalde leeftijd komen ook in vensters terug, deze kunnen zo ook als meubilair gebruikt worden. 183


Ik was bijna vergeten afscheid te nemen van Mama, even knuffelen en dan volg ik samen met de andere kinderen de juf naar ons lokaal.

Dat is niet ver lopen en wij zijn er zo. Als eerst gaan wij in een kring zitten in een verdiept deel van het lokaal dat handig genoeg al een cirkel vormt. Dat is heel fijn, ik was al bang dat ik alleen zou moeten zitten of de juf niet kan horen, maar zo zit iedereen even ver van

elkaar. Maar toch ben ik al een beetje naar buiten aan het gluren. Ik

zie nu weer de speel elementen die gelukkig hier ook droog blijken

te staan en wat paden die tussen de boompjes en het riet verdwijnen. Daar zou ik graag op ontdekking tocht gaan! Blijkbaar heb ik dit hardop gezegd, want de juf lacht en zegt dat wij dat zo gaan doen. Ze vertelt ook nog dat dit een moerasbos heet, maar de boompjes nog heel klein zijn omdat het pas samen met de school, die even oud als

ik is, mocht groeien. Toen hadden ze een deel van de polder door de

dijk afgegrensd, waar wij net overheen liepen. En zo de polder weer onder water gezet. Bijna vanzelf is dus nu een bosje aan het ontstaan.

De lokalen van groep 1 en 2 staan op de oude dijk en zijn zo beschermd van het open water wat ik aan de andere kant van lokaal door wat

lagere vensters zag. Nu gaan wij naar buiten en leren nog iets over vogels! Aan deze kant van het gebouw zijn namelijk nestplekken onder het dak verstopt. Wij zien een paar vogeltjes heel druk bezig over ons

hoofd van binnen naar buiten vliegen. De juf vraagt de wat oudere kinderen om de vogels en de nest plekjes te tellen. Dan vraagt ze wat de vogels in hun bek hebben. Ik weet het antwoord:” Ze hebben

iets van het gele gras in hun bek, om hun nest voor te bereiden!” De juf is onder de indruk, over vogels weet ik al best wat. Een vraag heb ik dan toch wel: “Waarom komen deze vogels zo dicht bij ons

terwijl de andere vogels een wand nodig hebben om in de buurt te blijven?” De juf verteld iets over de weidevogels die grotere attentie afstanden hebben dus sneller verstoord worden, de vogels hier zijn zwaluwen die graag in de buurt van gebouwen zijn, maar ook de

184


andere moerasbewoners zullen wij wat vaker zien. Nu mogen wij op

ontdekkingstocht gaan. Wij rennen op de paden door het riet. Het is een stuk hoger dan ik dus wij kunnen heerlijk verstoppertje spelen.

Heel ver weg kunnen wij niet komen omdat het al best dicht gegroeid is en ook wat natter is op sommige plekken. Tot dat het tijd is voor lunch. Dat doen wij altijd samen en wat oudere kinderen koken samen met hun juf. Het proeft heel erg lekker en ik heb best trek na al

het spelen. Nu gaan wij weer naar ons lokaal en ik ben erg moe.

De ruimte is ineens kleiner getoverd. De wanden kunnen blijkbaar

bewegen. Een paar kinderen en ik ook mogen in een kleiner gedeelte

even een dutje doen terwijl de anderen weer iets nieuws leren. Nu

dat ik lig zie ik dat het plafond gemaakt van houten balken, een beetje

op onze zolder lijkten ook van riet is. Het is net alsof je van onder de aarde de stokjes bekijkt, grappig. Het is hier lekker rustig en ik val langzaam in slaap.

185


V.

186


constructie en materiaal Materiaal en constructie Ook het materiaal van de gebouwen is een sterke verbinder met het landschap. De meeste materialen groeien op het terrein en kunnen er direct naartoe worden teruggestuurd. Het gebruik van de materialen creëert verschillende sferen maar maakt ook de verbinding met de plek en de natuur beleefbaar. De aangestampte aarde van de muren onthult de geschiedenis van de locatie en toont de schelpen die in de klei zijn gevonden. Wanneer het gebouw of delen ervan niet meer worden gebruikt en de beschermlaag van de daken tegen weersinvloeden wordt verwijderd, lossen de muren weer op in de grond en vormen zo zelf een beschermlaag voor het veengebied. Het riet, waaruit het dak bestaat, laat het gebouw opgaan in de natuur. Hierdoor worden ook de rustigere ruimtes binnen gestimuleerd als wanden plafondmateriaal. Andere constructies zijn gemaakt van hout

en zijn gemakkelijk te demonteren en opnieuw te gebruiken. Zo groeien kinderen niet alleen op met een nieuw perspectief op hun natuurlijke omgeving en haar processen, maar kunnen school en natuur in de loop van de tijd samengroeien en krimpen.

187


V.

188


189


V.

190


constructie en materiaal

191


V.

Nadat ik wakker ben geworden mogen wij de school nog eventjes een beetje ontdekken. Er zijn heel veel leuke plekjes en nissen om te

verstoppen en te zitten. Af en toe kun je, net zoals bij ons lokaal, naar het water kijken. Soms lijkt het zelfs alsof de daken over gaan in het landschap en de muur van losse stenen in het water verdwijnt. Daar

ga ik zeker later nog iets over leren. Maar ik weet als dat het te

maken heeft met het breken van de golven en de natuur weer houvast te geven om te groeien, dat vertelden ze ergens in de ochtend vandaag tegen de ouders.

De dag is al bijna over maar als laatste mogen wij nog een hele bijzondere plek bekijken. Wij lopen langs ons lokaal verder en komen

bij een ruimte met een glazen vloer! En er is geen dijk maar water

onder ons. In het midden is een wiel dat door wat oudere kinderen en volwassenen wordt gedraaid. Ineens stroomt het water van de

ene naar de andere kant! Het is dus niet alleen maar voor mij een bijzonder dag maar ook voor de polder! Want de stuw mag open en extra water voor het bosje wordt binnengelaten.

192


193


Afstudeerproject Jacoba Istel Master Architectuur Academie van Bouwkunst Amsterdam 21.11.2023 Mentor: Jolijn Valk Comissioner 1: Dingeman Deijs Comissioner 2: Dirk Sijmons


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.