9 minute read

Interview met bokser Kocabas: Die verdomde Spelen

die verdomde spelen

Bokser Hüsnü Kocabaş geldt als hét bokstalent van Nederland. Door allerlei omstandigheden heeft hij zich onlangs niet kunnen kwalificeren voor zijn grote

Advertisement

Olympische droom: zijn derde poging mislukte in Athene. “Boksen is gewoon mijn ding.”

DOOr ozan Türkdoğan

“b oksen in de ring is een geweldige ervaring, ik weet niet hoe ik het je moet uitleggen. Misschien heb je als kind weleens gevochten op straat terwijl je je bloed voelde koken, je adrenaline door je lijf voelde gaan. Daar kun je boksen mee vergelijken. Het is alleen nóg heftiger en nóg intenser. Ik krijg zo’n enorme kick als ik in de ring sta.” 14 jaar was Hüsnü toen hij op televisie Orhan Delibaş zag boksen op de Olympische Spelen van 1992 in Barcelona. Delibaş won er zilver. Hüsnü dacht: zo wil ik ook boksen.

Hij schreef zich in bij de sportschool Olympia in Den Bosch. Eigenaar van de sportschool, Hennie Mandemaker, ving de jonge Brabander op. “Toen zag ik meteen dat hij een sterke wilskracht heeft,” zegt Hennie, die nu al veertien jaar zijn trainer is. Nederland had een gebrek aan bokstalent en de Nederlandse Boks Bond (NBB) was zeer verheugd met de talentvolle bokser. Zó verheugd dat deze de leeftijdsgrens verlaagde waardoor boksers in spe al op hun veertiende wedstrijden konden boksen in plaats van op hun zestiende.

De jonge Hüsnü begon zelfverzekerd aan zijn carrière; hij won wedstrijden, hij viel op, hij was ambitieus. Op zijn zeventiende was hij Nederlands kampioen bij de junioren. Hüsnü werd de opvolger van Delibaş genoemd. Apetrots was hij. 2000 Was een belangrijk jaar voor de inmiddels negenvoudig Nederlands kampioen. De bokser had een paar belangrijke toernooien te spelen. Tijdens een kwalificatietoernooi voor de Europese Kampioenschappen in Engeland versloeg hij een belangrijke Russische concurrent die drievoudig Europees en wereldkampioen was. In de finale verloor Hüsnü van een Engelsman. “Die finale had ik makkelijk kunnen winnen, maar de jury gaf

thuisvoordeel aan de Engelsman, want een paar maanden later stond ik weer in de ring tegen hem en ik won toen ruim op punten.”

De dag na de finale in Engeland vloog hij naar Italië, om de volgende dag alweer de boksring in te stappen. Dit keer om zich te kwalificeren voor de Olympische Spelen. Zijn tegenstander was de Franse kampioen Mourad Hamidoud. Hüsnü won. Daarna schakelde hij een Albanees uit. Hij was nog maar één wedstrijd verwijderd van de Spelen in het Australische Sydney. Maar de bokser was na zes wedstrijden achter elkaar zonder enige rust fysiek en mentaal helemaal op. De wedstrijd tegen de Hongaar werd hem teveel. Hüsnü had teveel van zichzelf geëist, hij wilde té graag. Hüsnü kon de Spelen nu wel vergeten. “Het was een teleurstelling vooral omdat het licht in zicht was, maar zeker geen ramp. Ik was nog maar twintig en dacht: ‘Ik krijg mijn kans toch nog wel’.”

Hüsnü maakte zich achteraf boos dat hij de finale in Engeland had gespeeld, want dat was sportief gezien niet nodig, omdat een finaleplaats voldoende is om je te plaatsen voor de EK. Waarom werd hem dit niet afgeraden? Zijn coach Mandemaker zegt dat de boksbond financiële belangen had bij Hüsnü: “De nationale bondscoaches hadden belangen als Hüsnü veel wedstrijden speelde want hij was één van de weinige boksers.” Hij legt de verantwoordelijkheid ook bij zichzelf: “Ik had Hüsnü tegen kunnen houden maar heb

het niet gedaan. Een bokser speelt normaliter twaalf wedstrijden per jaar, bij Hüsnü waren dat 25 wedstrijden in een jaar. Ik was te onervaren om Hüsnü in bescherming te nemen.” Dat deed Hüsnü voortaan in het buitenland, in Duitsland. In eigen land was er gebrek aan concurrentie, de bokser kon zich niet ontwikkelen zoals hij wilde. In 1999 begon hij bij de Duitse club Bayer Leverkusen. Hüsnü werd in zijn eerste en tweede jaar kampioen in de Duitse tweede divisie. Na zijn promotie naar de eerste divisie werd hij wederom kampioen. Drie jaar lang bleef Hüsnü ongeslagen in de Duitse competitie.

Deze mooie reeks viel in het buitenland op. In het geboorteland van zijn ouders wilden ze hem in Turkije zien boksen. Fenerbahçe toonde belangstelling. Een paar dagen later kocht de nu vijfvoudig Duits kampioen een enkele reis, bestemming Istanbul. Immers, het Turkse boksen is beter ontwikkeld dan het Nederlandse, bovendien kon hij daar ook wat geld verdienen hoewel dat nooit zijn primaire reden is geweest.

Hij moest vijf wedstrijden winnen om Turks kampioen in zijn gewichtsklassement (<60 kg) te worden. Van collega-boksers hoorde Hüsnü dat hij 1000 Duitse mark (500 euro) premie zou krijgen als hij landskampioen werd. “Ik was destijds een jong broekie van twintig jaar, ik zat helemaal alleen in een hotelkamer in Istanbul, zelfs zonder trainer. Toch was het een geweldige leerervaring.”

Voorafgaand aan de finale werd Hüsnü verteld dat hij niets zou krijgen als hij zou verliezen. “Dit was niet afgesproken, ik zou alle onkosten vergoed krijgen. Tijdens de voorbereidingen op de finale dacht de bokser alleen maar aan de overwinning, want hij zou zich wel erg stom voelen om met lege handen terug te keren naar Nederland. Hoewel Turkije een mooi land is en zijn wortels daar liggen voelde hij zich toch een buitenbeentje: “Mijn collega-boksers zeiden altijd: ‘Kijk, daar heb je die Alaman (Duitser).’ Ik had vaak de nieuwste schoenen aan terwijl die boksers daar uit eenvoudige, arme gezinnen kwamen. Dat ik niet hetzelfde was als zij viel ons allemaal op.”

Na Duitsland werd Kocabaş ook in Turkije kampioen en kreeg hij al zijn onkosten vergoed. De beloofde premie bleef echter uit. Na het kampioenschap belde de Turkse bondscoach met de vraag of Hüsnü voor Turkije wilde uitkomen. Nee, zei Hüsnü, hij had het daar nu wel gezien.

Bij de NBB was het ondertussen doorgedrongen dat dit talent toch wel professioneel getraind moest worden, wilde hij ooit nog eens de Olympische Spelen meemaken. Sinds 1992, de tijd van Delibaş, was er nog steeds geen Nederlandse bokser die de OS had gehaald. Daarop haalde de bond in 2004 een bekende Cubaanse toptrainer, Ismael Salas, binnen. Deze had al zeven wereldkampioenen getraind en werd wereldwijd gezien als één van de beste coaches. Hüsnü: “Hij was heel secuur, de trainingen duurden soms urenlang zonder onderbreking totdat ik het beheerste. Salas kon mij motiveren en had de kunde om mij 100 procent te laten functioneren.”

Hennie Mandemaker bleef ondertussen gewoon Hüsnü’s coach. “De basis van het boksen heb ik bij Hennie geleerd en van Salas heb ik eigenlijk de rest opgestoken. Zo is mijn

“Boksen is gewoon mijn ding. Het is mijn passie en mijn leven, ik zal er nooit mee stoppen. ”

voetenwerk door hem stukken beter geworden.” Ook voor Mandemaker was de komst van Salas een groot voordeel, vindt Kocabaş: “Hennie was er altijd bij tijdens de trainingen, hij wilde zien hoe Salas het deed en kon veel van hem opsteken.”

Het eerste belangrijke toernooi was de EK in Kroatië, waar tevens een ticket voor de Olympische Spelen in Athene viel te halen. Maar meteen ging het al mis. In zijn eerste wedstrijd werd Hüsnü uitgeschakeld door de kampioen uit Azerbeidzjan. Hennie was woedend omdat de juryleden, OostEuropeanen, ‘een overduidelijk valse puntentelling’ hanteerden. “Voorheen stond het boksen bekend om zijn vriendjespolitiek en corruptie, de juryleden bevoordeelden hun landgenoten. Gelukkig gaat het tegenwoordig wat beter.”

In tegenstelling tot de kwalificatie in 2000 kwam deze klap voor Hüsnü wel hard aan. Na die intensieve trainingen voelde Hüsnü zich sterk en fit, en nu moest het gaan gebeuren. De naweeën van de klap waren ook te merken in het tweede kwalificatietoernooi in Bulgarije. De Brabander vloog er in de eerste ronde al uit. Hij had een offday zoals hij het noemde.

Nog één kans kreeg Hüsnü, in Azerbeidzjan. “De trainingschema’s werden weer hervat en ik kon opnieuw beginnen, het was echt slopend. In de aanloop naar dat toernooi praatte ik urenlang met Salas, hij probeerde mij te motiveren...” De Turkse Nederlander werd de eerste wedstrijdronde vrijgeloot: “Voor het eerst in mijn carrière had ik een goede loting getroffen, ook de komende wedstrijden waren te doen.” Maar ook dat pakte anders uit. Inmiddels was hij eraan gewend geraakt dat de dingen anders liepen dan hij verwachtte. Tegen de Poolse kampioen Mariusz Koperski raakte Hüsnü geblesseerd, wat later bekend zou staan als het ‘kopstootincident’.

Hoe het precies gebeurde kan Hüsnü zich niet meer herinneren, wel weet hij dat de Pool met zijn hoofd tegen de onderlip van Hüsnü kwam. Gevolg: een gescheurde lip. Hüsnü ging door en in dezelfde ronde kreeg hij de genadeklap. “Het begon heftig te bloeden maar ik wilde door, ik dacht alleen maar aan de Spelen. De dokter stopte de wedstrijd en ik kon wel huilen als een klein kind. Onderweg naar de kleedkamer zag ik dat alle ogen op mij gericht waren, en in de spiegel schrok ik me te pletter. Ik zag mijn lip helemaal naar buiten hangen, als een gescheurd vel papier. Ik dacht alleen nog maar: ‘Ik ben de rest van mijn leven verminkt’.”

De bokser had ook nog eens de pech dat dit hem moest overkomen in Azerbeidzjan. Hij moest van de dokter zijn eigen hechtdraad en naald kopen voor de hechtingen. “Ik sprak de dokter in het Turks aan en smeekte hem zijn best te doen.” Hij kreeg 28 hechtingen.

Dat Hüsnü ondanks alle tegenslagen een doorzetter is, bewijst het jaar 2005 wel. Dat was tot nog toe het hoogtepunt van zijn carrière. Hij won het wereldkampioenschap voor militairen in Zuid-Afrika – hij is wachtmeester bij de Koninklijke Marechaussee. In het jaar daarop won Hüsnü de prestigieuze The King Cup in Thailand, na de wereldkampioenschappen het belangrijkste toernooi.

In de daaropvolgende periode had Hüsnü te kampen met veel ellende als blessures en ziektes. “Ik was misschien wel in mijn beste periode toen ik op de EK in 2006 geblesseerd raakte.”

Tijdens het volgende toernooi in 2006, de WK, liep de bokser na een opvallend goede loting voedselvergiftiging op waardoor hij maandenlang niet in de ring kon staan. De kwalificatie voor de Spelen in Peking begon met de WK in Chicago in 2007. Hier werd Hüsnü uitgeschakeld door een Rus, de wereld-, Europees én Olympisch kampioen.

Begin dit jaar had Hüsnü een herkansing om zich kwalificeren voor de Spelen in Peking. In Italië, het land waar hij in 2000 nog werd uitgeschakeld, moest hij ‘slechts’ een Oekraïner verslaan. Hüsnü verloor met twee punten verschil van de latere winnaar van het toernooi.

Diep verontwaardigd was hij. “Ik probeer het nog één keer en als het dan niet lukt: pech gehad. Want ik ben nu op mijn hoogtepunt qua leeftijd, 28 jaar, nu moet het lukken en anders nooit meer.”

Zijn allerlaatste kans lag in Athene. Hüsnü was niet de strijdbare bokser zoals voorheen. Lusteloos stapte hij de ring in. Hij verloor van een middelmatige bokser uit Georgië.

Het grote bokstalent van Nederland kon wederom niet naar Peking, ‘die verdomde Spelen’.

Hüsnü traint nog steeds. “Boksen is gewoon mijn ding,” zegt hij. “Het is mijn passie en mijn leven, ik zal er nooit mee stoppen.”

Of hij zal proberen zich te kwalificeren voor de Olympische Spelen in 2012 wil Hüsnü nog niet zeggen. Het is nu tijd voor bezinning en voor rust. Eventjes maar. Hij moet zich klaarmaken voor de Europese Kampioenschappen, in november alweer.

This article is from: