5 minute read

de slag om een nieuwe wereldstad

de slag om een nieuwe

na een belegering van 53 dagen valt op 29 mei 1453 Constantinopel in handen van turkse strijders. istanbul is geboren. maar de priester met de gouden kelk is sindsdien nooit meer verschenen.

Advertisement

de Byzantijnse keizer Constantijn XI wordt in het najaar van 1452 benaderd door een Hongaar. Deze Urban biedt aan reuzenkanonnen voor hem te gieten. Jammer genoeg is zijn prijs te hoog en bovendien hebben de Byzantijnen niet de juiste materialen om het geschut goed te laten werken. Urban loopt direct over naar de aartsvijand, sultan Mehmet II, die hem met open armen ontvangt.

Vervolgens trekt de Turkse vorst maandenlang kalm en methodisch troepen uit zijn rijk samen. Op paasmaandag 2 april 1453 verschijnen die – vergezeld van groepen fanatieke derwisjen – onder de reusachtige muren van de bedreigde wereldstad Constantinopel. Zo’n 200.000 aanvallers staan tegenover een schamele 10.000 verdedigers, onder wie 3000 Italianen uit Venetië en Genua. De Genuees Giovanni Giustiani Longo is van hen de meest prominente. Hij is keizer Constantijn XI spontaan te hulp gekomen met een privélegertje van 700 man. Van de machtige Europese vorsten die door Constantijn onophoudelijk om hulp zijn gevraagd, steekt niemand ook maar een vinger uit om de medechristenen aan de Bosporus te verdedigen tegen het gevaar uit het oosten.

Als de sultan zich op 5 mei bij zijn leger voegt en zijn tenten laat opslaan tegenover de Romanuspoort, waar de stadsmuren uit een driedubbele fortificatie bestaan, begint het artilleriebombardement bijna direct, onder meer met… het kanon van Urban. Acht ton zwaar is het, acht meter lang en het kan projectielen afvuren van 700 kilo. Het wordt in positie gesleept door zestig ossen en tweehonderd man. Het ding is zo log en kolossaal dat het slechts zeven keer per dag kan worden afgevuurd, maar het resultaat mag er steeds zijn. Elke keer worden grote bressen in de muren geslagen. Maar door de lange tussenpozen – nodig voor het herladen – weten de toegesnelde Byzantijnse mannen en vrouwen de gaten met puin te dichten. De strijd golft wekenlang heen en weer en uiteindelijk laten veel Turkse commandanten de moed zakken. Het zal nooit lukken. De sultan besluit tot een laatste poging.

Op 24 mei 1453 zijn er binnen de stadsmuren onheilspellende voortekenen over een goede afloop. Het is volle maan, maar dan volgt plots een maansverduistering van drie uur. Keizer Constantijn geeft priesters opdracht de icoon van de moeder Gods in processie door de stad rond te dragen. Dezelfde icoon viel echter tot ieders afgrijzen uit zijn houder en op dat moment barst een wolkbreuk los van regen en hagel. De volgende dag hangt er een dichte mist die pas tegen de avond optrekt. Dan verschijnt er een mysterieus lichtschijnsel, dat van de fundamenten van de Aya Sophia omhoog kruipt naar het grote vergulde kruis op de top van de koepel. Ook de Turken in hun kamp buiten de muren nemen dit angstaanjagende fenomeen waar.

linkerpagina De oude stadsmuren van Constantinopel boven Constantinopel, afgebeeld in de kroniek van Neuremberg wereldstad

Maandag 28 mei, de 52ste dag van de belegering, stopt het aanhoudende bombardement en hangt er een diepe stilte. De sultan heeft een rustdag bevolen, voorafgaand aan de grote laatste aanval. De Byzantijnen beseffen dat het beslissende moment nabij is. In de stad leidt de keizer zelf een processie met iconen en relikwieën en die laat hij zelfs ook over de stadsmuren ronddragen. Dan spreekt hij de verzamelde troepen toe: “Dieren rennen weg voor dieren, maar jullie zijn mannen met een dapper hart en jullie zullen deze stomme bruten tegenhouden, en jullie zwaarden en speren in ze stoten, zodat ze weten dat ze niet vechten tegen hun eigen soort maar tegen de meesters van dieren.” ’s Avonds dromt de bevolking van Constantinopel spontaan samen in de grote kathedraal, de Aya Sophia, om te bidden. De keizer keert terug naar zijn paleis in Blachernae, neemt warm afscheid van zijn huishouding en rijdt te paard naar de muren voor een laatste inspectie.

De beslissende aanval begint in de vroege morgen van 29 mei met tromgeroffel en trompetgeschal. Strijdkreten vullen de lucht. Rij na rij bestormen de Turkse troepen het zwakke punt in de muren bij de Romanuspoort, maar schouder aan schouder vechtend weten de keizer en de Genuese krijgsheer Giustiani en hun mannen steeds weer de vijand terug te drijven.

Dan treden de beter getrainde Anatolische troepen van Ishak Pasha aan. Ook de tweede Turkse golf loopt echter stuk op de gepantserde formaties van verdedigers en hun schijnbaar ondoordringbare muur van schilden en speren. Giustiani heeft al zes uur lang hard gevochten en iedereen put moed uit deze bijzondere prestatie. Maar vlak voor het aanbreken van de dageraad raakt hij zwaar gewond. De keizer vraagt hem op zijn post te blijven, maar de Italiaan is te zwak om door te vechten en zijn mannen dragen hem weg naar zijn schip. Als ze hun commandant zien verdwijnen, zinkt de Genuezen de moed in de schoenen en trekken ze zich terug uit de strijd. De verdediging van Constantinopel wankelt, en de Janitsaren, de Turkse keurtroepen, zien hun kans. Weldra beheersen ze de buitenmuur en de binnenmuur. Tegelijk komen 50 Turken de stad binnen door een klein deurtje (kerkoporta), dat zomaar open blijkt te staan. Ze beklimmen de toren boven het poortje en Ulubatli Hasan hijst als eerste de Ottomaanse vlag. Zijn kreten en die van zijn medestrijders lokken andere belegeraars in groten getale. Zij klimmen over de bressen die de kanonnen in de muren hebben geslagen en stormen naar binnen. Nu ziet de keizer, die na het verdwijnen van Giustiani alleen de verdediging moet leiden, dat alles verloren is. Hij legt kalm en rustig zijn tekenen van keizerlijke waardigheid af en stort zich met enkele getrouwen en met geheven zwaard in het strijdgewoel. Constantijn XI Paleologus, laatste der Romeinse keizers, sterft als een anoniem soldaat en nooit is er meer een spoor van hem teruggevonden. Constantinopel is gevallen en wordt zoals in die dagen gebruikelijk intensief geplunderd en verwoest. Het verhaal gaat dat op het moment dat de Turkse strijders de Aya Sophia binnendringen de in ceremonieel gewaad gestoken priester, die net de mis opdraagt, zich met de gouden kelk in de hand omdraait, ‘in’ de muur stapt en verdwijnt. Volgens de legende komt hij slechts tevoorschijn als Istanbul weer een christelijke stad wordt.

Ironisch is het dat juist de Janitsaren bij de belegering de doorslag geven. Het zijn dus de uit hun gezin weggehaalde, gedwongen als Turkse soldaat opgeleide en verplicht geïslamiseerde christenkinderen die de stad – en daarmee het Romeinse rijk – na bijna 2000 jaar de doodssteek toebrengen. Met de intocht van sultan Mehmet II – die voortaan ook Fatih oftewel de veroveraar zal heten – wordt Istanbul geboren.

This article is from: