Pilotenlijnen

Page 1

Pilotenlijnen

Peter Velter


INTRO Als resultaat van de intensieve luchtoorlog zijn veel bemanningsleden van geallieerde vliegtuigen in vijandig gebied terecht gekomen. Behulpzame bewoners hielpen hen om uit handen van de Duitsers te blijven. Via de zogenoemde pilotenlijnen zijn velen van hen, na diverse omwegen, weer naar Engeland kunnen terugkeren. Peter Velter heeft over dit stukje oorlogshistorie, met name over de lijn "Hohenwalt", het navolgende artikel geschreven. Tekstdelen met gekleurde achtergrond zijn door de redactie toegevoegd.

Dhr. Hohenwalt ontving uit meerdere landen dankbetuigingen, waaronder deze uit Frankrijk.

92

Dank is verschuldigd aan Martin (Broer) Hohenwalt die, speciaal voor deze publicatie, de vaak unieke oorlogsdocumenten van zijn vader beschikbaar heeft gesteld. Eveneens is dank verschuldigd aan Jozef Bussels voor zijn uitvoerig archiefwerk.


Pilotenlijnen Pilotenlijnen zijn ontsnappingsroutes waarlangs tijdens de oorlog vluchtelingen door het verzet naar bevrijd gebied werden geloodst. In dit artikel betreft het in het bijzonder bemanningsleden afkomstig van neergestorte geallieerde vliegtuigen. Ook andere vluchtelingen zoals ontsnapte krijgsgevangenen, joden en Engelandvaarders maakten van deze lijnen gebruik. Daarbij was er in feite minder sprake van vaste lijnen, maar meer van netwerken van medewerkers aan het verzet die dachten elkaar te kunnen vertrouwen. Vooral de rijksgrens was, door de voortdurende bewaking, een formidabel obstakel dat zonder detailkennis van het terrein en de lokale omstandigheden moeilijk was te nemen. Zonder hulp van het verzet was het daarom bijna niet te doen. Veel landgenoten - die van oudsher op een of andere manier met de rijksgrens te maken hadden - kwamen vroeger of later in aanraking met hulp aan vluchtelingen. Daarbij valt te denken aan douaniers, marechaussees, controleurs van de De rode lijn op de kaart geeft een crisiscontroledienst, medewerkers van de luchtverdediging, politiemensen, maar ook kloosterlingen, geestelijken, veehan- van de vluchtroutes aan van Oler, delaars, transporteurs en smokkelaars. Veel mensen uit deze via Haler, naar Molenbeersel (B). kringen hebben zich vanaf het begin actief ingelaten met hulp aan vluchtelingen. In grote lijnen zijn er drie golven geweest van vluchtelingen die op deze wijze naar de vrijheid zijn geholpen. Aanvankelijk ging het hierbij vooral om Franstalige krijgsgevangenen die in aanzienlijke aantallen de gevangenkampen (Etalages) in het noorden van Duitsland zijn ontglipt. Door de toenemende onderdrukking van de joden door de Duitse bezetter kwam daarna een tweede stroom van joodse vluchtelingen op gang. Door de intensivering van de luchtoorlog tenslotte kwamen er steeds meer gestrande vliegtuigbemanningen terecht in de ontsnappingsroutes.

Pilotenlijnen 93


Luchtoorlog In de eerste oorlogsjaren was het de Britse Royal Air Force (RAF) die het in haar eentje moest opnemen tegen de Duitse Luftwaffe. Van meet af aan begonnen de Britten met het bombarderen van Duitse steden en fabrieken. Zij moesten daarbij meestal over Nederlands grondgebied vliegen. Door de Luftwaffe werd een luchtverdedigingslinie opgebouwd die bestond uit een elkaar overlappend netwerk (Kammhuberlinie) van peilradars, zoeklichten en vliegvelden. In onze omgeving lagen bijvoorbeeld de vliegvelden van Venlo, Gilze-Rijen en Sint-Truiden en stonden er radargestuurde zoeklichten in Bakel ("Bazi") en Weert ("Truthahn"). In Hunsel zelf was een kampement van de Luftwaffe aanwezig waarin de radargegevens van de peilstations werden verwerkt tot instructies aan de Duitse jagers ter onderschepping van de geallieerde bommenwerpers. Dit kampement lag op een terrein plaatselijk bekend als "de Schollenberg".

"BOMBER HARRIS" Sir Arthur Harris (1892-1984) werd in 1941 benoemd tot 'Air Marshal' en kreeg in februari 1942 het commando over 'Bomber Command'. Zijn bijnaam 'Bomber Harris' dankt hij aan zijn tactiek van tapijtbombardementen op Duitse steden in de Tweede Wereldoorlog.

94

Tot het jaar 1942 leed de RAF voortdurend verliezen - in het bijzonder bij dagmissies - waarbij verliespercentages van 1030 procent geen uitzondering waren. Daarbij ging het om betrekkelijk kleine aantallen bommenwerpers. Dit veranderde eerst nadat ook Amerika betrokken raakte bij de oorlog. In dit verband is 20 februari 1942 een gedenkwaardige dag te noemen: De dag namelijk waarop de Amerikaanse generaal Ira Eaker als nieuwe bevelhebber werd benoemd van de in Engeland gestationeerde USAAF Eight Bomber Command. Ook op diezelfde dag werd door de Britten Air Marshal (Sir) Arthur Harris benoemd tot bevelhebber van de RAF Bomber Command. Al in mei en juni van dat jaar werden door RAF Bomber Command de drie eerste missies met duizend bommenwerpers gevlogen, waarbij Keulen, Essen en Bremen werden getroffen. Begin 1943 begon de systematische strategische bommenoorlog waarbij de RAF 's nachts met Lancasters en Halifaxen zijn oppervlaktebombardementen uitvoerde en overdag in gevechtsformatie vliegende B-17 Flying Fortresses en B-24 Liberators van de USAAF de precisie bombardementen uitvoerden. In het jaar 1943 werden echter nog steeds aanzienlijke verliezen geleden, vooral door het ontbreken van lange afstand jagers.


Dit veranderde pas in de winter van 1943-1944 door de ingebruikname van de P-51 Mustang die het ver boven vijandelijk gebied opnam tegen de Luftwaffe en zo uiteindelijk bijdroeg aan het luchtoverwicht van de geallieerden. In het laatste oorlogsjaar was de rol van de Luftwaffe vrijwel uitgespeeld, mede door gebrek aan brandstof en ervaren piloten. De luchtoorlog heeft geleid tot grote materiële en personele verliezen, waarbij ruim 6000 vliegtuigen op Nederlands grondgebied aan hun einde zijn gekomen. Bijna de helft daarvan was afkomstig van de RAF, ruim een derde deel van de Luftwaffe en ongeveer een achtste deel van de USAAF. Elke neergehaalde viermotorige bommenwerper betekende meestal een verlies van 7 bemanningsleden bij de Britse RAF en 10 bij de Amerikaanse USAAF. Tweederde deel van de bemanningen is daarbij om het leven gekomen. Van de rest wist slechts één op de zeven uit handen te blijven van de Duitse bezetter. In totaliteit ging het daarbij in ons land om circa 1300 bemanningsleden. Van dit aantal is bijna de helft via de pilotenlijnen over de rijksgrens gebracht. Overlevingspakket Vanwege het risico van hun missie werden de bemanningsleden op pad gestuurd met handige instructies en uitgerust met een aantal praktische hulpmiddelen die in een noodsituatie van pas konden komen. De belangrijkste instructie was duidelijk: "Vermijd gevangenschap en onverhoopt gepakt worden, probeer te ontsnappen." Daarna luidde het verder: "Als je moet springen wacht zolang mogelijk met het openen van de parachute, des te sneller ben je uit de voeten. Probeer bij de val uit de buurt van gebouwen, spoorlijnen en vooral wegen te blijven. Begraaf je parachute en blijf niet in de buurt, maar ga naar een beschutte omgeving. Neem dan voldoende rust en verwijder de militaire kentekens van je uniform. Probeer in contact te komen met behulpzame omstanEnkele onderdelen uit het ders. Geef alleen je naam, rang en dienstnummer prijs. Draag overlevingspakket. beslist geen wapen meer als je civiel gekleed bent. Bewaar geen namen van helpers; bij ontdekking door de vijand worden zij ter dood gebracht.

Pilotenlijnen 95


Neem op elke missie een vuurwapen, speciale laarzen, een ontsnappingsetui met verborgen ontsnappingshulpjes mee. Het rubberen etui bevat op zijden doeken gedrukte landkaarten, vreemd geld, een vijl (handzaag) en kompas. In het waterdichte trommeltje zijn verpakt Horlicks voedselblokjes, een tube melk, chocola, kauwgom, Benzadrine peppillen, Halazone waterzuiveringpoeder, lucifers, garen, een kompas en rubberen fles. De verborgen hulpjes bestaan uit voorwerpen als knopen, pennen, pijpen of in het uniform weggewerkte kompasjes, verband en een apart soort vliegerlaarzen met mes. Van deze laarzen kun je gemakkelijk gewone lage schoenen maken, dan val je minder op." Anthony en Mervyn

Begraafplaats bij de kerk in Tungelroy.

96

Ook Hunsel bleef niet onberoerd door bemanningen die met hun parachutes uit neerstortende bommenwerpers zijn gesprongen. In de nacht van 29 december 1943 keerde Lancaster B Mk. II DS834 KO-F van het 115 Squadron RAF terug van een missie naar Berlijn en vloog in Tungelroy zijn noodlot tegemoet. Drie bemanningsleden konden echter tijdig het vallende toestel verlaten van wie alleen de Engelse boordwerktuigkundige, de twintigjarige Anthony Gunnell, uit handen van de bezetter wist te blijven. Hij kwam terecht op een veld buiten de kom van Ell maar kwetste daarbij zijn been. Terwijl hij daar lag en zich niet kon bewegen moest hij door te roepen aandacht trekken. Door buurtbewoners werd hij op een karrenschot vervoerd naar een huis waar hij door dokter F. van de Oever uit Thorn werd verzorgd. Daarna moest hij zich vier weken lang schuil houden in een hooiberg. Door de gids Beunckens werd hij vervolgens over de Belgische grens gebracht en via Molenbeersel en Lanaken verder getransporteerd. Zijn tocht naar Engeland heeft door de nodige omzwervingen echter nog 9 maanden geduurd, aldus het relaas in zijn brief van 4 mei 1978. De vier minder fortuinlijke bemanningsleden K. Bell, L. Jones, G. Johnson en A. Wilkinson liggen sindsdien naast elkaar begraven op het R.K. kerkhof van Tungelroy.


Een paar maanden later, in de nacht van 10 februari 1944, was Mosquito B Mk IV DZ558 van het 109 RAF Squadron onderweg voor een zogeheten padvindermissie naar Krefeld. Onmiddellijk na het lossen van de vier hoogexplosieve bommen werd het toestel getroffen door een luchtafweergranaat die de rechter motor uitschakelde. Met de moed der wanhoop keerde de piloot Robert Leigh zijn brandende vliegtuig om en begon aan de terugtocht met ĂŠĂŠn motor. Omdat dit type vliegtuig verder geheel uit hout bestond ('flying trees' - vliegende bomen genoemd) moest de tweekoppige bemanning al spoedig het toestel verlaten. Brandend als een fakkel boorde het toestel zich weldra in de grond dichtbij het buurtschap Laar. In tegenstelling tot de piloot kon zijn Nieuw-Zeelandse landgenoot, de navigator Mervyn Breed, zich met behulp van zijn parachute in veiligheid brengen. Hij kwam neer op enige afstand van het dorp Ittervoort en begon vandaar te voet aan zijn terugtocht. Op eigen houtje passeerde hij twee dagen later, op een afgelegen plek richting Weert, de Belgische grens en kwam vervolgens in Bree terecht. Met hulp uit een - zo bleek later - verraden ontsnappingslijn belandde hij, via Lanklaar en Hasselt, in Brussel waar hij op 28 februari 1944 samen met Stalag Luft I, Barth. negen Amerikaanse bemanningsleden door de Gestapo werd opgepakt. Na een maand eenzame opsluiting werd hij overgedragen aan de Luftwaffe. Tot zijn bevrijding op 30 april 1945 zat Mervyn als krijgsgevangene opgesloten in Stalag Luft I te Barth, aldus zijn geschrift van 9 mei 1979. De piloot ligt begraven te Eindhoven.

Pilotenlijnen 97


Ontsnappingsroutes in Hunsel Door de unieke ligging van Hunsel, pal langs de Belgische grens, hebben zich een aantal passageroutes ontwikkeld vanuit Ittervoort, Neeritter, Hunsel en Haler. Achtereenvolgens komen zij in de vier navolgende beschrijvingen aan de orde. Thorn-Ittervoort Door betrokkenheid van de dienstleiding van de crisiscontroledienst (CCD) bij hulp aan vluchtelingen was voor andere medewerkers de weg vrij om zich ook in te laten met dergelijke activiteiten. De controleurs J. Vries uit Ittervoort en Mertens uit Thorn – geholpen door de plaatselijke marechaussees Versteegen, Ubaghs en van der Knaap – hebben zich verdienstelijk gemaakt met de hulp aan Franstalige krijgsgevangenen. Daarbij hadden zij soms contacten met de andere ontsnappingsroutes. In het voorjaar van 1944 hebben zij ook enkele tientallen bemanningsleden de grens overgezet.

Controleur Jan Vries uit Ittervoort.

Vervoersbewijs voor tarwebloem.

98

Centrale CrisisControleDienst Deze dienst was, tijdens de oorlogsjaren, door de Duitsers opgericht. Niet alleen de Duitse bezetting, maar ook de blokkades van de geallieerden leidden tot problemen in de voedselvoorziening. Bij de rijksgrenzen werd veel gesmokkeld. De CCCD (vaak CCD genoemd) werd ingesteld om deze illegale handel te bestrijden. Diverse producten, zoals de veelgevraagde thee, koffie en rookwaren, werden schaars. Er werd een distributiestelsel met bonnen ingevoerd met als doel de schaarste zo eerlijk mogelijk onder de bevolking te verdelen. Zonder vervoersbewijs mochten producten niet vervoerd worden. Buiten dit distributiesysteem ontwikkelde zich een levendige zwarte markt. Goederen en voedsel werden buiten het distributiesysteem gehouden en, vaak tegen woekerprijzen, verhandeld. Vooral tijdens het oogsten van landbouwproducten werden door de CCCD strenge controles uitgevoerd.


Vaak werden in beslaggenomen goederen naar Duitsland getransporteerd. De controleurs van de CCCD hadden een grote bewegingsvrijheid en konden dag en nacht in de weer zijn. Neeritter Door toedoen van de bisschop gevestigd te Roermond werd al in 1941 de top van de crisiscontroledienst betrokken bij hulp aan vluchtelingen. De hoofdambtenaren Lahey en Bouman - die vanwege hun functie over vervoer beschikten en tijdens spertijd op straat mochten verblijven - werden zeer actief in de hulp aan krijgsgevangenen. Het belangrijkste contact voor hen beiden was in Neeritter bij veehandelaar Renier van de Vin. Van de Vin (Huike Neer) bewoonde samen met echtgenote M. Tholen, de twee oudere pleegkinderen Graad en Anna Heythuyzen en hun zeven kinderen de Zonnehoeve aan de grens met België. Door zijn veelvuldige contacten over de grens – onder andere met slager Albert Coenen te Dilsen en veehandelaar Theodoor Florquin te Geistingen – kon zich op de Zonnehoeve het belangrijkste schuiladres voor krijgsgevangenen in Limburg ontwikkelen. Dankzij de lokale hulp van pater van Gestel, kapelaan in Hunsel, en de gestuurde aanwezigheid Pater van Gestel met een vluchteling van de bevriende marechaussees Oosterling en Veger – deze laatste was tijdelijk zelfs in de kost bij Renier – konden grote aantallen vluchtelingen de rijksgrens passeren in Neeritter. Vooral met hulp van de beide pleegkinderen Heythuijzen en helpers van Florquin werden aan de lopende band krijgsgevangenen overgezet.

De Zonnehoeve in Neeritter. Pilotenlijnen 99


Daarnaast zijn ook ruim 25 bemanningsleden langs deze route kunnen ontkomen. In november 1943 werden de laatste twee groepen piloten overgezet. Op 6 november waren de Amerikanen William Whitlow, John Ashcraft, Eldon Broman en Ross Repp aan de beurt, op 15 november hun landgenoot John Bradley die daarmee waarschijnlijk de laatste vlieger was die door Renier is geholpen. In het aantekeningenboekje van Theodoor Florquin staan de namen genoteerd van 14 bemanningsleden (dat daarmee wellicht niet compleet is). Velen kwamen vervolgens terecht in de windmolen van Dilsen op het adres van Gertrude Moors. Vandaar ging het meestal per tram verder naar Tongeren en Luik. In veel gevallen werd dan de reis voortgezet via Brussel en Parijs, over spoorverbindingen. Uiteindelijk was het doel om het Britse Gibraltar te bereiken, zodat teruggekeerd kon worden naar de thuisbasis in Engeland. Het illegale werk van de familie van de Vin bleef echter niet onopgemerkt. Al in 1942 en ook in 1943 vonden enkele inspecties plaats als gevolg van infiltraties in de Belgische routes verderop in de keten. Mede daardoor werd het gebruik van deze route voorzichtigheidshalve geleidelijk aan verminderd. Op 24 januari 1944 was het spel echter afgelopen door de inval van de Sicherheitspolizei (Sipo) uit Hasselt. Echtgenote M. Tholen en pleegzoon Graad werden prompt gearresteerd en afgevoerd. Renier en pleegdochter Anna lagen ziek te bed en werden door ingrijpen van dokter van den Oever, wegens zogenaamd besmettingsgevaar, naar het ziekenhuis in Weert afgevoerd. Zij ontsprongen daarmee de dans.

PERSPUBLICATIE 1965 …….Vrijdag viert opperwachtmeester N. Veger in Bergen zijn zilveren dienstjubileum. Op 19 augustus 1940 kreeg de heer Veger als eerste standplaats Neeritter aangewezen aan de Belgische grens, waar hij bij de Koninklijke Marechaussee kwam. De bezetters doopten deze naam later om in Nederlandse Staatspolitie. Tijdens de oorlog heeft Opper Veger veel gedaan in het ondergronds verzet. Heel wat Engelse en Amerikaanse piloten en Franse gevangenen vonden via hem (Veger was vermomd als pater) de weg naar de vrijheid terug. Voor deze prestaties werd hij na de krijgsbrand door de geallieerde opperbevelhebbers Eisenhouwer, Churchill en De Gaulle onderscheiden…….

Politieman Veger in Hunsel 1944 100


Door tussenkomst van het bisdom en betaling van een voor die tijd grote som losgeld (1200 gulden) werd echtgenote M. Tholen drie weken later weer vrijgelaten. Graad echter wist al een week eerder te ontsnappen uit de gevangenis te Hasselt en dook onder. Daarna was het nagenoeg afgelopen met de hulp aan vluchtelingen op de Zonnehoeve. Het werk werd door de andere routes overgenomen, zoals eerder gebeurde op momenten dat de Sipo actief was. Op 13 augustus 1950 mochten Renier en Graad een hoge Franse onderscheiding in ontvangst nemen wegens hun hulp aan krijgsgevangenen.

Na ontvangst van de hoge Franse onderscheiding werden de gedecoreerden in Neeritter feestelijk onthaald.

Pilotenlijnen 101


Hunsel-Uffelse Sinds begin 1944 werd vanuit Lanaken door Albert Geeraerts een ontsnappingslijn – genaamd 'Zero' - opgezet richting Luik en Brussel die een rechtstreekse connectie had met Hunsel. De uit Bilzen afkomstige Hubert Beunckens was een van zijn medewerkers. Hij zat toen ondergedoken in Hunsel. De keren dat Hubert weer naar huis ging loodste hij, meestal via Uffelse, bemanningsleden over de rijksgrens en bracht hen dan halfweg tot in Meeswijk. Vaak werd hij opgewacht door Anna Timmermans uit Lanaken.

OP PAD LANGS DE PILOTENLIJN

Kapelaan van Gestel.

Onder deze titel wordt een beeld geschetst van de werkwijze bij een transport via de pilotenlijn. Hoewel er geen namen van personen in zijn genoemd, en daarmee vraagtekens bij de authenticiteit gesteld kunnen worden, is dit artikel vanwege de beeldvorming toch opgenomen. In april 1944 moesten, in enkele dagen tijd, verschillende transporten via de pilotenlijn plaatsvinden. Er werden toen, per week, ca. 10 vluchtelingen doorgeloodst. Vanwege deze drukte werd voor één van deze tochten de ongebruikelijke route via de Uffelse molen verkozen. Op een kille voorjaarsavond werden vier Amerikaanse bemanningsleden afgeleverd. Vóór de groep liepen twee gidsen die in geval van nood alarm zouden slaan. Dit gebeurde, afhankelijk van de weersomstandigheden, met een lamp of met een fluitsignaal.

Brug over de beek bij de Uffelsemolen. 102


Op ongeveer 100 meter afstand volgde een gids met de groep vluchtelingen, en weer 100 meter verder werd de rij gesloten door nogmaals twee gidsen. De gidsen waren goed op de hoogte van de grensbewaking door marechaussees en douaniers. Ook kende men de werktijden en de te controleren locaties van de, in Thorn gelegerde, Duitse patrouilles. Vanaf het kledingatelier Kwaspen in Neeritter liep hun route naar de Uffelse molen en van daaruit weer terug. Maar op deze avond week het tijdschema van de Duitse patrouille af van het gebruikelijke. De voorste gidsen gaven plotseling het sein "onveilig". Tot overmaat van ramp kwam bijna gelijktijdig een alarmsein van de achterste begeleiders. Wegduiken was het parool. De gids met de Amerikanen lieten zich allen in het ijskoude water van de Uffelse beek zakken en verborgen zich onder de brug bij de Uffelse molen. Even later hoorde men de Duitse patrouille naderen. Onbewust van hetgeen zich onder hun voeten bevond voerden de Duitsers op de brug wel een half uur lang gesprekken. Al die tijd moest de groep onder de brug, bewegingsloos in het koude water, blijven wachten. Uiteindelijk kwamen de twee voorposten terug en gaven het sein "veilig". Op de afgesproken plaats in Molenbeersel werden de Amerikanen, met een vertraging van meer dan ĂŠĂŠn uur, afgeleverd. Franse krijgsgevangenen waarvan Om van daaruit hun tocht naar de vrijheid te hervatten.

er velen weer, via ontsnappingslijnen, konden terugkeren naar hun vaderland.

Hubert was ook degene die de controleurs van de CCD uit Ittervoort en Thorn in verbinding heeft gebracht met de lijn Zero. Verder was hij een bekende van kapelaan van Gestel uit Hunsel. Deze op zijn beurt heeft op momenten dat de afvoer via de Zonnehoeve stokte enkele keren gezorgd voor passages via Uffelse. Dit betrof echter een klein aantal vluchtelingen. Oler-Haler Nadat begin 1944, wegens de arrestaties van de echtgenote en pleegzoon van Renier van de Vin, de route over Neeritter geheel was stilgelegd, werd de bestaande route via Oler-Haler intensiever gebruikt. Vanaf 1942 werd langs deze route een groot aantal Franstalige krijgsgevangenen over de rijksgrens geloodst door Baer Hohenwalt en zijn beide helpers uit Oler: Willem Levels en Sjang Verstappen.

Pilotenlijnen 103


Deze krijgsgevangenen werden door diverse gidsen (Spee, Vullers, Boonen en Evers) aangeleverd vanuit bekende schuiladressen uit de omgeving van Haelen van de families Vilrokx, Vossen en Dubois. De vluchtroute vanaf Oler via Haler liep over de Velterbrug of eigenlijk de daarvoor in de plaats opgerichte noodbrug – en vervolgens langs boerderij de Kiks. Waarschijnlijk ging de route verder via de huidige Engerstraat en langs diverse zandpaden in de richting van de Belgische grens. Dergelijke paden in deze omgeving werden ook druk gebruikt door smokkelaars. Na het passeren van de grens werden de vluchtelingen overgedragen aan de Belgische contactpersoon Mathieu Aendekerk. Dit was een goede bekende van Baer Hohenwalt. Deze route was zo gekozen om voldoende afstand te bewaren tot het Luftwaffe kampement gelegen aan de Schollenberg. Meer dan eens werd de passage georganiseerd met een vrachtwagen waarbij tientallen personen ineens werden overgezet, zodat in totaliteit meer dan 450 Franstalige krijgsgevangenen naar hun vaderland konden ontsnappen. Vooral door toedoen van Baer Hohenwalt – bijgestaan door zijn echtgenote - heeft deze route geen last ondervonden van infiltraties of overvallen door de Sicherheitspolizei. Daarom is ze als een van de weinige gedurende de gehele oorlog in gebruik gebleven. Zijn invloed was zodanig dat in de omgeving werkzame marechaussees en douaniers de Boerderijtje Mathieu Aendekerk net wacht werd aangezegd als ze hun medewerking als bijstaanover de grens in Molenbeersel. ders niet verleenden naar genoegen van de ploeg van Hohenwalt. Ondanks de rantsoenering kon men over voldoende middelen beschikken om hulp te bieden aan vluchtelingen. Daarnaast waren er in de omgeving voldoende bossen, hokken en ook hooimijten aanwezig, waar men in geval van nood kon schuilen.

104


OLER Het gehucht Oler telde ongeveer vijftig verspreid liggende woningen en boerderijen. Baer Hohenwalt vormde, met zijn smederij, cafĂŠ, benzinepomp en winkel in huishoudelijke artikelen, een belangrijke spil in de dorpsgemeenschap van het gehucht Oler. Een gehucht dat verder was voorzien van een bakkerij, melkfabriekje, korenloods en een molen met graan- en meelhandel.

De uit 1874 stammende Marie Louise molen van de familie Symkens, was het markantste bouwwerk van Oler dat op 26 september 1944 door Brits artillerievuur zwaar werd beschadigd.

Van een groot aantal vluchtelingen zijn 36 militairen met naam en toenaam bekend gebleven. (Zie daarvoor het bijgevoegde overzicht). Pilotenlijnen 105


Van 26 militairen zijn ook de controlelijsten uit de oorlog bewaard gebleven. Deze controlelijsten annex passe-partouts werden vervaardigd om de piloten te kunnen legitimeren. Deze passe-partouts werden gemaakt om te voorkomen dat infiltranten van de Duitse bezetter zich konden mengen onder de bemanningsleden. Via radioverbinding met Engeland werden deze gegevens namelijk nagetrokken en op juistheid beoordeeld. Hoewel alle passages uiteindelijk zonder mankementen zijn verlopen hebben zich meer dan eens incidenten voorgedaan die heel wat slechter hadden kunnen aflopen. Van de toen drieëntwintig jarige Canadese vlieger en onderwijzer Richard Garrity uit Verdun, Quebéc, zijn de wederwaardigheden uit eerste hand bekend gebleven. Richard was op 16 juni 1944 als navigator op zijn 20ste missie vertrokken naar de synthetische benzinefabriek van Sterkrade bij Oberhausen. De Halifax waarin hij zat werd echter kort na middernacht geraakt door luchtafweergeschut en vuur vanuit een nachtjager. Het vliegtuig stortte neer in de buurt van Meijel. Hijzelf kon zich – als enige overlevende– met behulp van zijn parachute in veiligheid brengen en kwam terecht in de buurt van Neer. Hij had geluk en werd spoedig naar het schuiladres van de familie Dubois op landgoed "de Bedelaar" gebracht. Samen met andere lotgenoten begon zijn tocht naar de Belgische grens. Ze werden daarbij bijna betrapt door een patrouille die ook nog enkele schoten had gelost. Door handig gebruik te maken van het terrein kon de groep heelhuids ontkomen.

De passe-partout van Richard Garrity. 106


Passe-partout Robert Punter.

Passe-partout van Leslie Shimmons.

Pilotenlijnen 107


Passe-partout van W. Kinney. 108


Een briefje met huisadressen in Frankrijk; Victor MĂŠlaye en Martin Georges zijn Franse vluchtelingen die door Hohenwalt zijn geholpen.

Passe-partouts van Dennis Frank Walker en Eric Grisdale die door de familie Hohenwalt bewaard zijn gebleven. Pilotenlijnen 109


Baer Hohenwalt Oler 1962.

110

Voor zijn hulp aan bemanningsleden uit geallieerde bommenwerpers heeft Baer Hohenwalt zowel het Amerikaanse Eisenhower-certificaat als het Britse Tedder-certificaat ontvangen. Ook de Franse regering heeft zich ingespannen om de erkentelijkheid tot uitdrukking te brengen voor de hulp aan hun krijgsgevangenen. Een door generaal Charles de Gaulle ondertekende Franse oorkonde is hiervan nog de stille getuige.


Twee onderscheidingen die de heer Hohenwalt mocht ontvangen voor zijn hulp aan vele vluchtelingen.

Pilotenlijnen 111


Jack Trend

Passe-partout Jack. M. Trend.

In het overzicht van bemanningsleden die vanuit Kelpen-Oler over de Belgische grens zijn geloodst valt de naam op van sergeantvlieger Jack Trend. Jack, de radiotelegrafist, heeft als enig bemanningslid de crash overleefd van Lancaster B Mk III LM465 van het 15de Squadron RAF op 13 juni 1944 aan de Heesweg te Meerlo. Samen met 302 andere toestellen was de Lancaster met roepnaam LS-U onderweg voor een missie naar de Nordstern synthetische olieraffinaderij bij Gelsenkirchen, ter hoogte van Venlo. Echter, op de aanvliegroute boven Noord Limburg, werd het toestel al onderschept door een Duitse nachtjager en daarbij zo zwaar beschadigd dat de bemanning onmiddellijk eruit moest. Dit lukte maar ten dele. Slechts drie van de zeven bemanningsleden konden het toestel nog verlaten, maar alleen Jack overleefde de sprong. De volgende dag werd hij ter plaatse door de familie Vissers opgevangen en later opgehaald door de ondergrondse. Dit gebeurde één week na de geallieerde invasie van Normandië waardoor Jack de eerste was die in bezet gebied het goede nieuws kon vertellen. Vandaar begon hij zijn geslaagde ontsnappingstocht langs diverse schuiladressen, te beginnen in Well, Griendtsveen, Deurne, Nuth en daarna ook in Kelpen-Oler. Op 10 september 1944 maakte Jack achter de frontlinie contact met het Amerikaanse leger. Daarna keerde hij terug naar zijn basis Mildenhall Suffolk in Engeland. Op 7 juni 2008 is voor Jack Trend een grote wens in vervulling gegaan. Op die gedenkwaardige dag is door hemzelf, als inmiddels bijna zevenentachtig jarige, een Lancastermonument onthuld aan de Heesweg 10 te Meerlo, precies op de plek van de crash. Dit ter ere van de zes overige bemanningsleden waarvan de stoffelijke resten na de oorlog ter aarde zijn besteld op de Britse Militaire oorlogsbegraafplaats Jonkerbosch bij Nijmegen.

112


Bij nader onderzoek is gebleken dat de Duitse piloot Gustav Sarzio, die de Lancaster in Hunsel neerschoot, ook verantwoordelijk was voor deze crash.

Lancaster monument in Meerlo (NL). Jack M. Trend.

Pilotenlijnen 113


Gedurende het voorjaar van 1944 tot aan het moment dat het oorlogsfront langs het kanaal WessemNederweert de passages onmogelijk maakte, zijn een aanzienlijk aantal bemanningsleden over de rijksgrens geloodst. Tot aan het moment van de bevrijding werden enkele groepen piloten opgevangen te Kelpen, in een kippenhok gelegen in het Keversbroek. Deze groepen zijn door Dries Mooren en zijn echtgenote vanuit de nabij gelegen Jeurissenhof verzorgd met voedsel, zelfs onder de ogen van enkele ingekwartierde Duitsers. In 1981 ontving Dries Mooren postuum het verzetsherdenkingskruis voor zijn daden. Balans Duidelijk is dat het grondgebied van Hunsel zonder meer een belangrijke rol heeft gespeeld in de hulp aan vluchtelingen, te beginnen aan Franse krijgsgevangen en daarna aan gestrande bemanningsleden. Een rekensom op basis van de beschikbare gegevens leidt tot het volgende opmerkelijke resultaat: In totaliteit zijn in de oorlog ongeveer 2000 Franse krijgsgevangenen de provincie Limburg gepasseerd. Van dit aantal hebben ruim 1350 militairen over het grondgebied van Hunsel de weg naar de vrijheid gevonden, waarvan meer dan 900 via Neeritter en meer dan 450 via Oler-Haler. Van het totale aantal van meer dan 600 uit Nederland ontsnapte bemanningsleden is ruim de helft via de provincie Limburg ontkomen. Van deze (330) bemanningsleden is een aanzienlijk deel over het grondgebied van Hunsel de rijksgrens gepasseerd. Bij benadering zijn dan 90 bemanningsleden in het geding, waarvan de helft via de passage Oler-Haler is ontsnapt en de ander helft via de overige passages in Hunsel. De pilotenlijnen op Hunsels grondgebied waren hiermee een belangrijke bijdrage aan de weerstand tegen de Duitse bezetter.

114


Op Brits initiatief is het Nederlandse maandblad "De Wervelwind" uitgegeven vanaf april 1942 tot en met december 1944. Het boekje verscheen in Londen en werd door de Royal Air Force boven Nederland verspreid. Uit het eerste nummer is hierna geciteerd. ONE OF OUR AIRCRAFT IS MISSING Het Engelsche volk heeft, vol ontroering en enthousiasme, de verhalen vernomen over Engelsche piloten, die boven Nederlandsch gebied met een parachute uit hun vliegtuig hebben moeten springen en die door moedige Nederlanders geholpen zijn terug naar Engeland te komen. En thans wordt de nieuwe Engelsche film Een onzer vliegtuigen keerde niet terug (de geijkte term uit de CommuniquĂŠs van het Ministerie van Luchtvaart), elken avond voor een ontroerd en bewonderend publiek vertoond. De film vertelt het verhaal van de bemanning van een Engelschen bommenwerper die uitvliegt om de Mercedes-Benz fabrieken te Stuttgart te bombarderen. "Het beeld van het netwerk van vuur, veroorzaakt door de "Flak" van den vijand aan de Nederlandsche kust is adembenemend. Men ziet de vliegtuigen duiken door de stralen van zoeklichten en den storm van de luchtafweergranaten boven Stuttgart om hun bommen nauwkeurig midden op het doel te werpen. De projektielen vallen midden op laaiende branden, die reeds eerder gesticht zijn door andere leden van het aanvallende eskadrille. En ge ziet hoe het vliegtuig getroffen wordt. Een der motoren valt uit. De tweede motor brengt hen terug tot over de grens van Nederland, maar geeft het dan ook op en de bemanning moet uit het vliegtuig springen.

Pilotenlijnen 115


Dan wordt het verhaal een opeenvolging van ontsnappingen en moedige trotseering van den vijand, met als hoofdpersonen de Nederlandsche patriotten die den vliegers helpen. De jonge onderwijzeres, die niet wil gelooven dat de bemanning uit Engelschen bestaat en niet uit Moffen totdat zij het onloochenbare bewijs heeft gekregen, is een prachtige figuur. De oude vrouw, die onder haar rok de overgebleven parachute die nog niet verbrand is, verbergt; het spannende onderzoek door den Duitschen officier in de kerk, waar de vliegers, in van Nederlanders geleende burgerkleeding, zich verborgen houden tussen de welgezinde bevolking; een jonge N.S.B.-er opduikt; de goedhartigen groentenvrouw, die de vliegers verstopt onder stroo achterin haar wagen en ze, door haar scherpe tong, langs de Duitsche wachtposten weet te krijgen; het ongeveinsde genoegen van de Hollanders, als zij het Herrenvolk zien wegduiken in schuilkelders als het luchtalarm weerklinkt; dat alles is spannend en prachtig. Tenslotte ziet men de vliegers zee kiezen in een klein roeibootje."

116


ONDERDEEL SEXTANT


ONDERDEEL VAN NAVIGATIECOMPUTER


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.