WOON-RUIMTE, afstudeerproject van Daan Foks

Page 1

WOON-RUIMTE EEN FILOSOFIE OVER WONEN

Daan Academiedaan_foks@hotmail.comFoksvanBouwkunst Amsterdam Master MachielMichacommissieVibekeMarcelLaurenscommissie:ArchitectuurJantenKateLokGieskesexaminatoren:deHaasSpaan

Aldo van Eyck

“Het is goed dat wij ons blijven afvragen - zonder een antwoord te kunnen geven - hoe het komt dat de mens vandaag niet meer in staat is juist datgene te maken wat hij toch krachtens zijn wezen voor alles behoort te kúnnen maken, wisselende omstandigheden ten spijt: een omgeving waarin hij zichzelf herkennen kan, zijn identiteit niet behoeft te verliezen, en ook niet vereenzamen zal; zich zelf niet in de kou zet of laat zetten. Kortom, een omgeving waar het goed is te zijn.”

Vanuit het idee dat de hoeveelheid ruimte niet zozeer het probleem zou zijn, maar eerder de manier waarop deze gebruikt werd, begon dus de zoektocht naar kwaliteit van ruimte in de steeds kleiner wordende woning. Maar, hoe toetst met wat kwalitatief is? Is dat aan de hand van de hoeveelheid spullen die men kwijt kan in een woning, of is dit misschien aan de hand van hoeveel ruimten een woning bevat? In zekere zin is kwaliteit dus moeilijk meetbaar, zeker omdat het zo subjectief is.

VOORWOORD

Dit project begon ooit als een zoektocht naar kwaliteit van ruimte in de steeds kleiner wordende woning. 50.000 woningen moesten er gemaakt worden tot 2025, en tegelijkertijd leek er een tendens dat de woningen in de stad steeds kleiner werden. Ruimte is schaars, vierkante meters worden duurder. Betaalbaar wonen is dus kleiner wonen. Sommigen maakten daarom de keuze de stad te verlaten, er was namelijk niet genoeg ruimte.

Om het meetbaar te maken, is de zoektocht naar kwaliteit begonnen bij het woord ‘wonen’. De definitie, of essentie van het woord, stelt ons namelijk is staat te bepalen waartoe een woongebouw zich moet verhouden. Met de zoektocht naar de betekenis van ‘wonen’ is het project verworden tot wat het nu is. Hiermee is het project ook opengebroken en beperkt zich niet slechts meer tot de kleine woning maar is de focus verschoven naar het functioneren van de woning.

Natuurlijk zijn er woonconcepten waarbij de woning naar eigen inzicht verbouwd kan worden, maar enerzijds heeft niet iedereen de behoefte om zelf te (ver)bouwen, anderzijds is een dergelijk concept voor de hurende bewoner ook onwaarschijnlijker. ‘Woon-ruimte’ focust zich op onbekende huurder en zoekt vrijheden tot het ‘eigen’ maken zonder de woning fysiek aan te hoeven passen.

EEN FILOSOFIE OVER WONEN

Dit woon-concept krijgt vorm doormiddel van 125 appartementen in de Spaarndammerbuurt op de Brediuslocatie. Het kavel, als typisch left-over plek, biedt de mogelijkheid de stad extra te verdichten. Maar daarnaast is dit ook een buurt waar verschillende gedachten over het wonen tot uiting zijn gekomen. Hier wordt een nieuwe gedachte over het wonen aan Eentoegevoegd.zorgvuldige

Project ‘woon-ruimte’ betreft -hoe kan het ook anders- een woongebouw. Maar, waartoe dient een woning zich eigenlijk te verhouden wanneer we niet weten wie daar zullen wonen? Een studie in het woord ‘wonen’ leert dat wonen de ‘eigen’ manier is waarop we ruimte innemen. Het wonen is in die zin dus een hele specifieke aangelegenheid, we zijn allemaal anders en hebben verschillende behoeften. Als je daar over nadenkt, is het eigenlijk gek dat veel van de woningen die we bouwen zijn opgebouwd met eenzelfde format: eet/woonkamer, master bedroom en eventueel een bijkamer. Formaat van ruimte en positionering van het keukenblok bepalen hierbij in grote mate hoe een ruimte wordt gebruikt en ingedeeld. Het wonen zou eigenlijk meer vrijheid moeten bieden tot het ‘eigen’ maken.

Door woonruimten gelijkwaardig in grootte te maken, wordt het gebruik ervan uitwisselbaar en ontstaat er vrijheid zelf te bepalen waar elke ruimte voor wordt gebruikt. Het toekennen van een functie aan een ruimte kan zo plaats vinden op basis van behoeften, oriëntatie - elke woning is namelijk tweezijdig georiënteerd - of de onderlinge schakeling van ruimten. Door de ruimten op te bouwen met materialen die de tand des tijds kunnen weerstaan - een draagstructuur van betonnen balken en kolommen met een houten inbouw - ontstaat er een eenvoudig maar kwalitatief casco. Beide materialen zijn prima overschilderbaar en ook hier staat het vrij deze eigen te maken.

afweging tussen woonconcept en verhouding tot buurt resulteert in een gesloten bouwblok met een hof waarbij drie poorten een alzijdige toegang creëren en aansluiten op het Zaanhof. De rationele bakstenen gevels, als consequentie van het achterliggende woonprogramma, vormen een nieuwe straatwand. In deze eenheid als gebouw, toont het gebruik zich doormiddel van openslaande vouwpuien, welke een extra dynamiek geven aan de straat. Hier bevinden zich ook de entree’s voor de begane grond woningen. Diepe neggen in de plint creëren een buffer tussen woning en straat en bieden tevens plek tot ‘eigen’ maken. Samen met een bar en wassalon ontstaat er zo ruimte voor ontmoeting tussen gebouw en buurt. De woningen op de verdieping worden ontsloten via de binnenstraat en de bovenstraat. Door overmaat en ligging aan het hof bieden ook zij een fijne plek voor ontmoeting voor bewoners onderling. Zo ontstaat er van het ‘eigen’ op de schaal van de woning, ook vooral een ‘ons’ op de schaal van gebouw en buurt.

WOON-RUIMTE

Toch is dit wonen als ‘zich bevinden’ geen op zichzelf staand iets. Dit wonen behoeft namelijk te verrichtte handelingen om in stand blijven. Zonder voeding of bescherming overleeft men immers niet. De filosoof Heidegger zag daarom ook het bouwen als onderdeel van het wonen en zei daarover het volgende: “Het bouwen als wonen ontwikkelt zich tot een bouwen dat teelt, namelijk het gewas - en tot een bouwen dat gebouwen opricht.”

DE BETEKENIS VAN WONEN

Het woordenboek verklaart ‘het wonen’ als ‘het zich bevinden’. Zodra men ter wereld komt, neemt men ruimte in en daarmee ‘bevindt zich’ men ergens op aarde. Men woont op aarde zou je kunnen zeggen.

Resoluut gezegd zou iets dat er niet toe doet, er voor hetzelfde geldt niet hoeven zijn. Het ertoe doen, komt vanuit het van waarde zijn. Zo verliezen bijvoorbeeld voorwerpen die hun functie niet meer kunnen uitoefenen hun waarde en worden weggegooid. In sommige gevallen vinden ze een andere roeping, of bevatten ze naast het uitoefenen van hun functie nog een andere waarde: zoals bijvoorbeeld emotionele waarde. In dat geval blijft de prullemand ze bespaard. Hetzelfde geldt eigenlijk voor de mens, daar ben ik achter gekomen gedurende het schrijven van een essay over ‘waarom wij doen wat wij doen’. Hoewel niet altijd bewust, lijkt al het menselijk handelen erop gericht een bestaan te waarborgen. Dit doen wij in het vinden van redenen tot bestaan, maar dat kan alleen door de ander. Zij vormt namelijk de spiegel waaraan wij ons verhouden. De erkenning of miskenning van de ander, als spiegel van ons ertoe doen, stelt ons in staat de manier te bepalen waarop wij ertoe willen doen. Dit is belangrijk, want de eigen manier waarop iemand ertoe doet, geeft hem identiteit. Het maakt hem uniek en onvervangbaar en vindt daarmee zijn reden tot bestaan, het ‘zich bevinden’.

Het bouwen als wonen biedt dus de basis van waaruit het wonen zich ontwikkelt tot de ontplooiing van de identiteit. Deze ontplooiing als de instandhouding van het ‘zich bevinden’ verwordt, net als het ‘bouwen als wonen’, een zorg dragen voor hetgeen woont. De manier van wonen wordt bepaald door de manier van het ‘zorg dragen’ en de schaal waarin dit zich manifesteert. Zo voorziet bijvoorbeeld een herder op een andere manier en in een andere schaal in zijn woonbehoefte dan de stedeling. Het wonen is hiermee in zekere zin dus ook niet gelimiteerd tot slechts de woning an sich. Dat is ook logisch: zo werken wij bijvoorbeeld op een kantoor, in een winkel of op het land. Genieten wij in onze vrije tijd misschien van een wandeling in het bos, de stad of het strand. Het zijn dergelijke zaken, de zaken van alledag, het waar en de manier waarop wij deze doen die ons maken tot de unieke en onvervangbare persoon die wij Daarmeezijn. zou ik ook zeggen dat het wonen, in de breedste zin, de ‘eigen’ manier is waarop ruimte wordt ingenomen en ingezet voor het bestaan.

Toch beperkt het wonen als de instandhouding van het ‘zich bevinden’ zich niet slechts tot het bouwen als wonen. Waarom zou men namelijk activiteiten ondernemen om dit wonen in stand te houden? Wat zet ons aan tot een bouwen dat teelt, en tot een bouwen dat gebouwen opricht? Wat heeft dit tot doel?

Wonen, een alledaagse daad die zich eigenlijk maar moeilijk laat verklaren. Dat is bijzonder, gezien er jaarlijks zoveel nieuwe bouwwerken verrijzen om in te wonen.

ANNOWatNUbetreft de 3-kamer woning valt de hiërarchie in ruimten het meest op. Vaak is er één hoofdruimte, de woon/eetkamer, waarbij ook hier de positie van het keukenblok en de oriëntatie van de ruimte ten opzichte van het raam naar alle waarschijnlijkheid zal bepalen waar de eettafel komt te staan. Daarmee wordt gelijktijdig bepaald in welke zone het ‘woon’ gedeelte komt. Vervolgens zijn er nog twee ruimten te verdelen, waarbij de grootste altijd beoogd is als hoofdslaapkamer. In zijn formaat is deze namelijk zo bedacht dat hier een tweepersoonsbed in past waarbij je hopelijk, als deze al niet dermate is geoptimaliseerd, redelijk comfortabel omheen kunt lopen en nog een kast in de kamer kunt zetten. In zijn ondergeschiktheid door formaat verwordt de laatste kamer altijd een ruimte die als slaapkamer voor volwassen eigenlijk nét niet goed functioneert maar waarbij je, mocht je met een huisgenoot wonen, hier met veel geluk misschien nog net een tweepersoonsbed in kwijt kunt. Een dergelijke ruimte is dan wel weer geoptimaliseerd als zijnde kamer voor een eenpersoonsbed waarmee het als kinderkamer dan ook gewoon zou voldoen. In het luxe geval dat deze ruimte niet in gebruik wordt genomen door een kind of huisgenoot, verkrijgt een dergelijke ruimte opeens de vrijheid elke andere functie, ondergeschikt aan het wonen, eten en slapen, te kunnen herbergen. Deze overmaat biedt dan ruimte voor een persoonlijke bestemming.

Bij de 1-kamer appartementen zal in de meeste gevallen de woning worden opgedeeld in zones waarbij de woon/eet-zone zich aan het raam bevindt. Enerzijds zal dit zijn om een dergelijke zone de kwaliteit van uitzicht en daglicht te bieden, anderzijds om het slapen, wat daarmee geen andere keuze meer heeft dan zich tussen deze woon/eet-zone en het keukenblok te situeren, een wat private setting te bieden ten opzichte van het

raam.WONEN

Ter illustratie van deze gelijksoortigheid en standaardisatie, is er een eigen selectie gemaakt uit het projectenboek van de gemeente Amsterdam. Hierbij is een persoonlijke observatie dat bij vele woning plattegronden in één opzicht duidelijk is wat de functie van elke ruimte zal zijn. Voor zover de woning uit meerdere ruimten bestaat, bepaald de hiërarchie in formaat in grote mate het gebruik van de ruimte. Daarnaast is de plaatsing van het keukenblok en de oriëntatie van de ruimte ten opzichte van het raam ook in grote mate dicterend voor hoe deze ingericht zal worden.

Dit zou te wijten kunnen zijn aan de druk op de woningmarkt en daarmee het schaarser worden van ruimte, waarbij er simpelweg geen andere oplossing lijkt te zijn dan het zo optimaal mogelijk benutten van de wél beschikbare ruimte. In deze zin is het dan ook geen gekke gedachte dat elk element dat niet per se noodzakelijk lijkt voor het uitoefenen van zijn functie wordt geschrapt. Iets dat niet van waarde is, zou er namelijk net zo goed niet kunnen zijn.

In de zomer van 2019 heeft architect Marc Reniers, als Architect in Residence van het architectuur centrum Amsterdam, een analyse verricht naar Amsterdamse woningbouw plattegrond. Om tot een representatieve doorsnede van de Amsterdamse woningbouwmarkt te komen, is er een selectie gemaakt van ruim 120 projecten, verschillend in grootte, locatie, opdrachtgeverschap etc. Een van de dingen die hij opmerkt, zijn de vele gelijksoortige, ‘standaard’-plattegronden. Ook wijst hij op de grote hoedanigheid nagenoeg identieke ‘microwoningen’, welke steeds meer voorkomen.

0. woonkamer/slaapkamer/keuken/overige 1. woonkamer/eetkeuken 2. master bedroom 3. slaapkamer/overige 1-k 2-k 3-k 0. 1. 2. 2.1. 1.3. 2. 1. 2.3.

Gezien de huidige woningnood, met name in de grote steden, zijn de mogelijkheden ruimte in te nemen beperkt. Het bouwen van 52.500 woningen in Amsterdam, in de periode tot 2025, zou hier een oplossing voor moeten bieden. Daarmee komt het zwaartepunt ook te liggen op de mate waarin deze woningen men in staat stelt deze in te zetten voor hun bestaan. Dát de woningen een manier bieden ingezet te worden voor een bestaan staat buiten kijf! Echter is dit niet per se een prestatie an sich wanneer men bedenkt dat grotten ons dit ook ooit hebben geboden. Maar als we het wonen, zoals we eerder hebben opgemerkt, niet slechts als een op zichzelf staand fenomeen beschouwen, in welke mate voldoen we daar dan momenteel aan?

De sterke hiërarchie in ruimte en zonering komt mijns inziens voort uit de grote mate van optimalisatie. Het is ook logisch dat wanneer alle overmaat verloren gaat, er een ruimte overblijft die slechts de functie kan uitoefenen waarvoor het is beoogd.

Wanneer we het wonen inderdaad beschouwen als de manier waarop wij ruimte innemen en inzetten voor ons bestaan, in welke mate stelt de huidige (Amsterdamse) woningbouw men daar nog toe in staat?

1.1. Little Manhatten, Studio Ninedots 4. North Orleans, SeARCH 2. 3. 4. 5. 6. 2. Natique, OZ 5. RIBW/MO, Peutz 3. Change=, OZ 6. Nieuwdok, Moke Architecten

1.1. De Spartaan, KOW 4. De Spakler, Mecanoo 2. 3. 4. 5. 6. 2. Struikbuurt fase 1, Inbo 5. Haveneiland blok 49B, Klunder architecten 3. De leermeester, Marlies Rohmer Architects 6. PUUUR BSH, Atelier PUUUR

1.1. Scheepvaartskwartier - blok 7A, Geurst & Schulze Architecten 4. B’Mine, Paul de Ruiter Architects 2. 3. 4. 5. 6. 2. Struikbuurt fase 1, Inbo 5. De Hagen, Inbo 3. Scheepvaartkwartier - blok 6A, Moriko Kira Architect 6. Scheepvaartkwartier, Studio Ninedots

Hoewel de woonomstandigheden aanzienlijk zijn verbeterd, is er ook kritiek op de manier waarop dit plaats heeft gevonden.

Onder andere CIAM en de Moderne Beweging kwamen tot een ideaalbeeld waarin de activiteiten van de mens werden opgesplitst en gereduceerd tot die van het wonen, werken, recreëren, slapen, eten etc. Ervan uitgaande dat deze activiteiten eigen ruimtelijke eisen zouden stellen, werden deze als functionele grondslagen van het wonen in beeld gebracht waarbij onderzoek werd verricht naar de ideale woonvorm door middel van efficiëntie en optimalisatie. Dit ideaalbeeld werd dan ook grootschalig toegepast. Om het wonen in Nederland naar een hoger niveau te brengen werd in 1946 zelfs Stichting Goed Wonen opgericht. Met de ideologie van licht, lucht en ruimte en een streven naar individualiteit werden voorlichtingscampagnes gegeven en tijdschriften uitgebracht. De radio echter, zorgde voor collectieve huiselijkheid waarbij gezinnen ‘s avonds rondom de tafel zitten. Bij nieuwbouwwoningen werd door middel van het plaatsen van de lichtpunten in de plafonds, zelfs geprobeerd de inrichting van de huiskamer te sturen en zo de centrale (collectieve) rol van de tafel te verschuiven.

In Nederland vormt zich een nieuwe beweging, de Forumgroep, welke door middel van het uitbrengen van publicaties een nieuwe positie ten opzichte van architectuur aanneemt.

WONEN ANNO TOEN

Het is dan ook logisch dat hier verandering in aangebracht moest worden. Enerzijds ging men anders nadenken over wonen, zo werd het ook als een missie gezien om arbeiders op te voeden en morele beschaving bij te brengen, anderzijds maakte nieuwe productiemethoden het eenvoudig om grootschalig in ‘goede’ woningen te voorzien.

Herman Hertzberger, ook lid van de Forumgroep, wijst in zijn samenvatting van de colleges Architectuurbeschouwing (19731982) - “Ruimte maken, ruimte laten” naar de consequenties van de manier waarop dergelijke ideologieën werden doorgevoerd: “Door de mensen collectief voor te schrijven waar ze hun tafels en hun bedden - generaties lang - zullen moeten neerzetten, veroorzaken wij de gelijkschakeling zelf. Deze collectieve stolling van individuele bewegingsvrijheid heeft iedere plek van huis en stad gekoppeld aan een voor opgezette bedoeling, en dat op een zo weinig geïnspireerde wijze, dat daarmee alle schakeringen die de identiteit uitmaken bij voorbaat uitgedoofd zijn.”

John Habraken, actief in de redactie van Forum van 1964 tot 1968, schreef in 1961 zijn manifest “de dragers en de mensen” waarin hij zijn kritiek uit op de massawoningbouw. Hierin zet hij uiteen hoe de massawoningbouw in zijn zoektocht naar de ideale woonvorm voor een bepaalde doelgroep, voorbijgaat aan het gegeven dat het individu zich niet laten vatten in een dergelijk concept.

De eerdergenoemde tafel, waaraan het gezin collectief naar de radio luisterde, is ook een mooi voorbeeld die de tegenstelling van de toenmalige woon ideologie laat zien. Het grootschalig aansturen naar individualiteit, bijvoorbeeld door het positioneren van de lichtpunten ter verandering van de collectieve rol van de tafel, brengt op zijn beurt ook weer een uniformiteit tot stand.

Toch is deze ontwikkeling niet iets nieuws in de woningbouw. In de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw leidde economische, functionele en hygiënische redenen ook al tot geoptimaliseerde plattegronden met als resultaat een scheiding van functies. Dit is ook ergens wel te verklaren gezien de ontwikkeling toentertijd een reactie lijkt te zijn op de woonomstandigheden van de negentiende, - en begin twintigste eeuw. Wegens de groeiende industrialisatie trokken veel mensen naar de stad waardoor er een groot te kort aan woningen ontstond. Goede woningen waren duur en veel mensen leefden in armoede. Zo kwam het dat veel gezinnen met te veel mensen in te kleine woningen eindigden. Ook de voorzieningen in de woningen zelf waren erbarmelijk. Gezien de omstandigheden sprak men zelfs van verkrotting. Johanna ter Meulen, een bekende pionier van de sociale woningbouw, schreef aan het begin van de negentiende eeuw het volgende: “Zolang er krotten zijn zullen mensen erin wonen. Zolang de schromelijke ongelijkheid van heden heerst in onze maatschappij zal het vraagstuk van de volkshuisvesting nooit worden opgelost.”

Wanneer we de link weer leggen met het heden, waarin ook een schaarste aan woningen heerst en waarbij - nu vanwege economische redenen - de plattegrond van de woning wordt geoptimaliseerd en gestandaardiseerd, zien we een vreemde paradox. Enerzijds lijkt alles dat overbodig is voor het uitoefenen van de functie geschrapt te worden, anderzijds lijkt dit een teloorgang van de identiteit te zijn. Als we er dan inderdaad van uitgaan zoals we eerder hebben opgemerkt, dat het wonen niet een op zichzelf staande activiteit is, en het wonen als bouwen en later het wonen dat zich ontwikkelt tot het ontplooien van de identiteit een vereiste is voor de in stand houding van het ‘zich bevinden’, dan zullen we moeten concluderen dat de huidige woningbouw hier niet aan voldoet.

Wanneer we bovenstaande lezen, kunnen we allereerst opmaken dat uniformiteit, zoals al is opgemerkt, niet per se het probleem is. Het probleem lijkt te liggen in de mate waarin een ruimte (in bovenstaand geval een wooncel) slechts één functie op een vooraf gestelde wijze herbergt. In “Ruimte maken, ruimte laten” lijkt Hertzberger dit te wijten aan de scheiding van functies, wat de aanleiding zou zijn geweest tot het karakteriseren van activiteiten met daarbij horende ruimten. Maar dat het scheiden van functies een aanleiding is geweest, hoeft mijns inziens niet te betekenen dat dit zelf ook onderdeel van het probleem is. Sterker nog, naast dat het heeft bijgedragen aan het verbeteren van de hygiëne, is het in zekere mate ook een bijdrage geweest aan het wonen dat zich ontwikkelt tot de ontplooiing van de identiteit. Waar aan het begin van de twintigste eeuw gezinnen vaak nog met veel personen één en dezelfde ruimte deelden, biedt de scheiding van bijvoorbeeld het wonen en slapen, door het toevoegen van een eigen (slaap) ruimte een extra mogelijkheid voor het individu zichzelf te kunnen zijn. Daar waar bijvoorbeeld kinderen zich voorheen nog in toom moesten houden vanwege het delen van ruimte (misschien wilde vader wel rustig de krant lezen), zou de eigen (slaap)kamer nu een waar paradijs kunnen zijn waarin zij hun eigen fantasieën tot leven kunnen brengen. Hoewel dit later verder uitgeweid zal worden, is hopelijk al duidelijk dat het scheiden van de functies an sich dus niet het probleem is. Het is echter de mate waarin dit is doorgevoerd - namelijk vanuit de veronderstelling dat de afzonderlijke woon activiteiten hun eigen, specifieke, ruimtelijke eisen zouden stellen - dat het problematisch maakt.

Adolf Loos schreef ooit: “We zitten niet op een bepaalde manier omdat de meubelmaker de stoel op een of andere manier heeft gemaakt, de meubelmaker maakt een stoel op een manier zodat wij comfortabel kunnen zitten, omdat dat de manier is waarop wij willen zitten.”

En, als dit laatste dan het geval is, op wat voor manier zouden we dan moeten wonen, zodat we dergelijke vrijheden weer Zoalsterugkrijgen?hetkind zijn slaapkamer behalve als een plek om te slapen, ook interpreteert als plek om te spelen en daarin de ruimte vindt zijn vrije zelf te kunnen zijn, zo zou ook de woning in zijn geheel moeten functioneren.

Leidt een uniforme aanpak, of uniformiteit, dan per definitie tot de uitschakeling van de identiteit? Wanneer we het wonen dat zich ontwikkelt tot de ontplooiing van identiteit, daadwerkelijk beschouwen als onderdeel van het wonen, zullen we ontdekken dat een bepaalde vorm van uniformiteit noodzakelijk is. In de erkenning of miskenning van de ander, verkrijgt de identiteit zijn zin of bestaansrecht. Daar waar dit bij miskenning niet het geval is, vindt men in erkenning een gelijkgestemde of zelfs verwantschap. Men is op een bepaald niveau verenigd, united, uniform. Dat dit van belang is voor het ‘zich bevinden’ en daarmee het wonen, komt doordat dit een ‘ertoe behoren’ en daarmee een ‘ertoe doen’ genereert. Iets wat er niet toe doet, verliest immers zijn bestaansrecht. Een zekere mate van uniformiteit is dus essentieel. Het ergens toe behoren is volgens mij dan ook van belang voor een ‘thuis’ gevoel. De grote tegenstelling in de uniformiteit is dat zij, behalve dat zij verenigd, de mens ook in staat stelt zich te onderscheiden, uniek te zijn en zichzelf te ontplooien ten opzichte van diezelfde Inuniformiteit.deuniformiteit

Daarom pleitte Habraken voor zelfstandige woonunits, op zo’n danige manier dat deze aangepast kon worden zonder dat dit een andere woning zou aantasten. Een dergelijke oplossing zou de mens weer in staat stellen tot een bouwen als wonen, en de woning daarmee passend bij zijn (veranderlijke) behoeften en dus identiteit kunnen maken. Vanuit deze gedachten kwam hij tot de dragers: “constructies die zelfstandige woningen bevatten zoals een boekenkast boeken bevat die er, ieder apart uitgenomen en in geplaatst kunnen worden.”

UNIFORMITEIT, HET SCHEIDEN VAN FUNCTIES EN KADERS

an sich lijkt dan ook niet per se het probleem te liggen, maar waar ligt deze dan wel? Ook hier wil ik enkele woorden van Hertzberger aanhalen: “Wanneer in de functionele stad en de functionele plattegrond de identiteit van de opdrachtgevers verloren is gegaan, dan is dat niet te wijten aan het feit dat de wooncellen uniform zijn, maar aan de wijze waarop ze uniform zijn, namelijk zodanig dat ze een bepaalde functie slechts in één van tevoren vastgestelde en stringent gestandaardiseerde gedaante tolereren.”

Maar ondanks zijn gevecht tegen de uniformiteit is de drager zelf echter ook een uniforme oplossing. Echter, zijn structuur zou op een zodanige manier ingericht zijn dat deze de vrijheid biedt voor een eigen invulling. Wat hierbij belangrijk is op te merken, is dat de door hem gegeneerde vrijheid nog steeds gebonden is door de kaders van, en de kavels binnen de dragers. Los van de vraag of een stad bestaande uit dergelijke dragers überhaupt wel een wenselijke woonomgeving oplevert, moet de vraag gesteld worden of wij eigenlijk niet altijd gebonden zijn door kaders? Niet alleen de dimensies van de kavels of het land maar ook de eigenschappen van de context of financiële mogelijkheden beperken onze vrijheid in bouwen als wonen en het wonen dat zich ontwikkelt tot de ontplooiing van de identiteit. Een absolute vrijheid bestaat dus ook niet, maar de vrijheid ligt binnen de kaders en net als ‘de ander’, vormen de kaders juist een spiegel waar wij ons ten opzichte van kunnen verhouden en van waar uit wij ons kunnen ontplooien. Het is dan ook interessant te bedenken dat ondanks dat de woonruimte in de stad gelimiteerd is, zowel qua hoeveelheid als qua grootte, de trek naar de stad aan lijkt te houden. Blijkbaar zijn vele bereid het een en ander aan dergelijke vrijheden in te leveren wanneer men zich liever identificeert met de stad het leven van alledag dat zich daarin afspeelt.

Maar wat wonen betreft, is dit eigenlijk nog wel het geval? Kunnen wij nog wel wonen op de manier die wij willen, of wonen wij op een bepaalde manier omdat we zo gehuisvest worden?

Gezien er altijd kaders zijn, zou het zien van dergelijke kaders als probleem ook een oneindig gevecht worden. De oplossing hoeft daarmee ook niet in de verruiming van kaders te liggen wat mij betreft. Wanneer we het kind en zijn slaapkamer nemen, dan zagen we dat de scheiding in functies aanleiding is geweest tot een het creëren van extra ruimte met de vrijheid iets te laten ‘zijn’. Wanneer we de scheiding doorvoeren, waar Hertzbergers eigenlijke kritiek ook lag, en we maken ruimtes sec voor slapen en sec voor spelen, dan zien we dat er wederom een extra ruimte benodigd is, namelijk die voor het spelen. Maar juist in een tijd waar ruimte zo’n schaars goed is, is hier geen plek voor. Daarmee verkrijg je dan inderdaad dat de kaders van de woning wel een belemmering zijn. Het succes van het scheiden van functies ligt hem dus niet zozeer in de mate waarin een ruimte is gemaakt voor een specifiek beoogde activiteit, maar eerder in de mate waarin het voorziet in ruimte om deze in te richten naar de verschillende behoeften. Gezien bepaalde behoeften voor sommige mensen niet goed samengaan, (denk hierbij bijvoorbeeld aan het eerdergenoemde lezen van de krant door vader en het spelen door het kind) is het daarom ook goed te voorzien in diverse ruimtes. Dit biedt de mogelijkheid voor een gelijktijdig bestaan van wellicht de meest uiteenlopende behoeften, in één woning. Met zijn titel ‘Ruimte maken, Ruimte laten’ slaat Herman Hertzberger dan ook de spijker op zijn kop, maar hoe doen wij Waardit? Habraken met zijn dragers een schaal te groot dacht, bieden de Superlofts van Marc Koehler Architects in wezen eenzelfde mogelijkheid tot bouwen als wonen. De kaders zijn het casco waarbinnen de bewoner de vrijheid heeft een eigen invulling te geven. De kracht van het project zit hem in de overmaat en de ‘gelaten’ ruimte. Zo heeft de bewoner niet alleen de mogelijkheid zélf zijn indeling te maken, maar biedt de overmaat ook lucht, zodat de invulling niet sec een functionalistisch gevolg is van de basisbehoeften. In de voorbeelden op de volgende pagina is dan ook duidelijk te zien dat het casco meerdere invullingen toestaan, en dit gebeurt dan ook. Dit toont ook aan dat wanneer men niet per se aan de standaard plattegrond gebonden is, er soms op een vrij verrassende maar vooral ook een persoonlijke manier invulling wordt gegeven aan het wonen. Hoewel dit een prachtig voorbeeld is van hoe het bouwen als wonen verwordt tot het wonen dat zich ontwikkelt tot de ontplooiing van de identiteit, moeten we in acht nemen dat dit koopwoningen zijn. Het kopen van een woning biedt de bewoner de mogelijkheid te investeren in zijn woning, zonder dat dit perse kapitaal verlies betekent. Sterker nog, naast dat een dergelijke investering het eigen woongenot verhoogt, zou deze de woning zelfs meer waard kunnen maken. Hoewel de door de Superlofts geboden vrijheid in het eigen maken van de woning redelijk uniek is, heeft elke woning eigenaar in principe de vrijheid zijn woning aan te passen naar gelang zijn behoeften. Dit is echter niet voor iedereen weggelegd. Slechts een derde van de Amsterdamse woningvoorraad, berekend in 2017, bestond uit koopwoningen. Dit betekent dat de overige

EEN OPLOSSING?

In het concept van de Solids is getracht de ‘anonieme opdrachtgever’ een gezicht te geven. Zowel op IJburg (Solid 1) als in West (Solid 11) is er een gebouw ontworpen in opdracht van Stadgenoot waarbij de huurder, net als bij de Superlofts, invulling zou kunnen geven aan zijn eigen woning. Arcam schreef hierover het volgende: “Een solid is een in principe bestemmingsvrij gebouw, bedoeld om huurders zoveel mogelijk flexibiliteit te geven bij het gebruiken van de ruimte. Wonen, werken of een combinatie van die twee, en ook het in de loop der tijd wijzigen van functies: het moet allemaal mogelijk zijn.”

66% van de woningvoorraad wordt verhuurd, waarbij de gereguleerde huur zo’n 43% besloeg. Maar daarnaast is het goed om te bedenken dat er bij particuliere huur ook ontzettend veel woningdelers zijn. Het grote merendeel van de Amsterdamse bevolking is dus een huurder en geen koper. In tegenstelling tot de koopwoning betekent een investering in de huurwoning, tenzij in goede overeenstemming gekomen met de verhuurder, bijna altijd kapitaal verlies. Los daarvan, is het als huurder zelfs niet eens altijd mogelijk of toegestaan om de woning aan te passen naar andere wensen of woonomstandigheden. Verder is het gezien de schaarste op de woningmarkt ontzettend lastig überhaupt een woning te bemachtigen. Wil je een enigszins betaalbare woning huren in Amsterdam, kun je nu eenmaal niet te veel eisend zijn. Het is het wonen van deze mensen, de huurder, dat mij het meest interesseert. Hoewel er voor hen, opgesplitst in doelgroepen als studenten, young professionals, singels of koppels, woningen worden ontworpen, ontwikkeld en gemaakt, is er zelden tot nooit een daadwerkelijke connectie met de uiteindelijke bewoner. Zij zijn de ‘anonieme opdrachtgever’ zoals Aldo van Eyck dat noemde. “De bouwmeester hield zich steeds bezig met het maken van enkelvoudige gebouwen of een meervoud van enkelvoudige gebouwen. De bescheiden miljoenen - zij allen die de huizen en straten bewoonden - waren de opdrachtgevers niet. Aan hén behoefde hij geen aandacht te schenken - soms zijdelings, maar dan was de opdrachtgever een andere, evenals hij sociaal en emotioneel een buitenstaander. Neen, de miljoenen van toende ‘anonieme opdrachtgever’ van nu - gaven de opdracht aan zichzelf en maakten wat zij nodig en voor zichzelf juist achtten in het kader van de wisselende omstandigheden en beperkte mogelijkheden. Zij beriepen zich op een grote school vaklieden uit eigen midden. De band met hen was direct; even direct ook de band met de bewonderenswaardige resultaten.”

In de praktijk bleek dit echter niet zo’n succes als gehoopt. Nul20 schreef in zijn artikel over de Solids dat bij gebrek aan belangstelling, Solid 1 is omgebouwd tot reguliere huurwoningen voor het middensegment. In Solid 11 werden bewoners de mogelijkheid geboden hun ‘solidscontract’ om te zetten naar een regulier huurcontract. Dit is omdat een groot deel van hen veel overlast ervaart van de hotelgasten, die het gebouw ook herbergt.

BG BG 1e 1e 1eBG Marc Koehler Architects, Superlofts (concept) indeling 1 indeling 2 indeling 3

Als een eerste aanzet hiertoe zou men kunnen neigen naar flexibiliteit, maar in beschouwing daarvan zullen we eerst tot een overeenstemming moeten komen wat dit dan eigenlijk betekent. Hoewel het woordenboek een meervoud aan betekenissen geeft, geloof ik dat flexibel, in de zin de van meegaand, voor onze situatie het meest van toepassing is. Deze overeenstemming is belangrijk, het stelt ons namelijk in staat onderscheidt te maken in wat het is, en hoe het verkregen kan worden. Herman Hertzberger schreef namelijk in ‘Ruimte maken, Ruimte laten’, ook een stuk over flexibiliteit waarvan onderstaand twee fragmenten:

Wanneer er met neutraliteit een situatie wordt gecreëerd waarbij alles mogelijk zou zijn, genereert het gelijktijdig een ‘om het even’, het maakt eigenlijk niet zo uit wat er zou plaats vinden en toont daarmee eenzelfde onverschilligheid ten opzichte van de gebruiker als bij de uniformiteit.

Zowel bij koop,- als bij huurwoningen is de absolute vrijheid deze naar eigen invulling eigen te maken enerzijds dus niet voor iedereen bereikbaar, anderzijds, zoals bij Solid 1 het geval leek, wellicht ook niet door iedereen gewenst.

Hoewel van Eyck naar mijns inziens absoluut een punt had, moeten we ook wel bedenken dat de mens net zoals zij niet meer op de koe afstapt voor een glaasje melk, ook een andere relatie heeft verkregen tot de woning. Dat zij een andere positie heeft aangenomen bij de totstandkoming van de woning, stelt hen namelijk ook in staat zich bezig te houden met andere zaken en zich daarin te ontplooien. Ook dit is onderdeel van het wonen dat zich ontwikkelt tot de ontplooiing van de identiteit.

“Weliswaar past een flexibele opzet zich aan elk veranderd gegeven aan, maar zij zal voor géén enkel gegeven de meest geschikte oplossing leveren; zij zal op elk ogenblik iedere oplossing kunnen leveren behalve de meest geëigende.”

Dan is er natuurlijk ook nog de flexibiliteit door middel van aanpasbaarheid, maar persoonlijk geloof ik niet dat daar de oplossing in ligt. Wanneer je namelijk iets maakt om aangepast te worden, voldoet het behalve aan de mogelijkheid zich aan te kunnen passen, nooit ten volle aan wat het moet doen. Toch lijkt er ook een andere optie te zijn. In navolg op de flexibiliteit komt Herzberger namelijk met het volgende: De enige constructieve houding tegenover het zich veranderende gegeven (maar laten we het in kader van ons onderzoek vooral ook verscheidenheid noemen) is een vorm die deze veranderlijkheid als permanente - dus op zichzelf weer statische - situatie vooropstelt: een vorm die polyvalent is; d.w.z. die zonder zelf te veranderen voor meerdere doelen bruikbaar is en dan bij minimale flexibiliteit een optimale oplossing mogelijk maakt. De kracht van dit concept is dat de vorm, het element of de ruimte voor een, laten we zeggen, specifiek gebruik beoogd is, maar zodanig dat deze open staat voor de interpretatie van een ander gebruik. De manier waarop hij dan ook de trap toepast, welke als statisch object een manier is om van A naar B te komen, maar ook interpretabel is als plek om te zitten, is natuurlijk een van de bekendste voorbeelden. Een ander geslaagd voorbeeld is kantoorgebouw Centraal Beheer. Hier creëert hij ruimte-eenheden als primaire bouwstenen die elk de verschillende programmaonderdelen kunnen herbergen. In hun formaat, vorm er ruimtelijke organisatie zijn ze specifiek ontworpen voor het beoogde programma waarbij de invulling van de eenheden open blijft staan voor interpretatie: zij zijn Depolyvalent.mogelijkheid tot meervoudig gebruik vanwege zijn vermogen op meerdere manieren geïnterpreteerd te worden, toont zich, ondanks dat het element of de ruimte statisch is, in gebruik opvallend meegaand met verschillende en veranderlijke behoeften. Daarmee zou je kunnen zeggen dat polyvalentie ook een middel is tot flexibiliteit, alleen nu in de zin van bruikbaarheid en niet aanpasbaarheid. Ook moet er gezegd worden dat de ruimte-eenheden in Centraal Beheer zich in zekere mate zelf ook neutraal opstellen. Dat is ook logisch, anders zou de ruimte tot interpretatie verloren gaan. Gezien de vorm van neutraliteit zou je hier echter eerder spreken van een onpartijdigheid in plaats van onverschilligheid. Zoals een ouder (hopelijk) evenveel van al zijn kinderen houdt, geen ondergeschikt aan de ander, en hen zo vrijlaat in hun manier van zijn. Het lijkt erop dat ook Hertzberger hier heeft gekozen voor een gulden middenweg.

Ten eerste vertelt bovenstaand fragment ons dat Herzberger flexibiliteit gelijkstelt aan neutraliteit. Echter, als we flexibiliteit zien als zijnde meegaand, moeten we onderscheidt maken en erkennen dat neutraliteit een manier zou zijn om tot een flexibele situatie te komen. Ten tweede is het goed te wijzen op hoe de flexibele (neutrale) opzet het vermogen heeft zich aan te passen aan ‘elk veranderd gegeven’. Ook dit wordt vaak gegeven als betekenis voor flexibiliteit, maar het vermogen zich aan te passen, ook wel adaptiviteit genoemd, is net als neutraliteit slechts een mogelijkheid tot flexibiliteit.

En zo verwordt onze zoektocht er dus een naar de gulden middenweg waarin we het wonen voor de ‘anonieme opdrachtgever’ op zo’n danige manier proberen in te richten dat deze het ‘eigen’ specifiek gebruiken van de ruimte oproept, zonder dat het een specifiek gebruik dicteert. Hierbij, en daarom is het de middenweg, moet de bewoner ontzien worden in de zorgen van het daadwerkelijke bouwen, omdat zij in dit geval - net als het melken van de koe - zich met andere zaken bezighoudt en daarin het bouwen als wonen en het wonen dat zich ontwikkelt tot de ontplooiing van de identiteit vindt.

FLEXIBILITEIT, NEUTRALITEIT, AANPASBAARHEID EN POLYVALENTIE

“Men heeft gegrepen naar flexibiliteit als een loper om de verroeste sloten alsnog open te krijgen. Wanneer het mogelijk zou zijn om zo neutraal te bouwen dat het gebouw nog alle kanten op kan zou het dus, althans in theorie, mee kunnen veranderen onder invloed van tijd en verscheidenheid.”

Zijn werkelijke kritiek ligt in wezen dus op adaptiviteit door neutraliteit. Dit lijkt begrijpelijk. De neutraliteit waar hij over spreekt neigt namelijk erg naar een bepaalde onverschilligheid, iets waar ook de problematiek van de uniformiteit in zat. De onverschilligheid in de uniformiteit van de wooncellen ten opzichte van de gebruiker lag hem namelijk in de mate waarin ze maar een bepaalde functie, slechts in één van tevoren vastgestelde stringent gestandaardiseerde gedaante tolereren.

kantoorplek vergaderplek toiletgroep zit-wachtplek pauzeplek restaurantplek sociaalsociaalanti 2 personen 3 personen 4 personen Herman Hertzberger, Centraal Beheer, Apeldoorn 1968 - 1972

Laten we als concept voor het wonen om zich te kunnen ontwikkelen tot de ontplooiing van de identiteit, eens het principe nemen van de polyvalente ruimte eenheden, zoals deze is toegepast in Centraal Beheer.

met bijvoorbeeld een dienende functie als het keukenblok. Op een dergelijke manier zijn er tal van configuraties mogelijk waarin de bewoner geheel vrij staat de eenheden naar eigen interpretatie in te vullen. Daarnaast is het ook denkbaar dat er verschillende woningen ontstaan, bestaande uit een verschillend aantal aan eenheden. Zo zouden er met het huidige schema woningen van 38 m², 57 m², 76 m² of zelfs groter gemaakt kunnen worden. Maar de grote vraag natuurlijk blijft, wanneer elke eenheid gelijk is, maakt het dan nog uit welk gebruik waar komt? Creëert dit ook niet een ‘om het even’? Het antwoord is nee. De keuze wat voor gebruik er in welke eenheid plaats zal vinden, zal enerzijds voortkomen vanuit de gebruikers voorkeur voor de relatie van ruimten onderling, de relatie in verhouding tot de dienende ruimte, maar het moet vooral ook komen van hoe elke eenheid in relatie staat met zijn context. Elke ruimte zou iets anders van de context moeten verkrijgen zonder dat hierbij een nieuwe hiërarchie ontstaat. Zo is het voorstelbaar dat iemand die graag wakker wordt met de zon op zijn gezicht, de kamer georiënteerd op het oosten verkiest om te gebruiken als plek om te slapen. Iemand die liever in de ochtendzon zijn ontbijt geniet, zal er misschien juist voor kiezen daar zijn eettafel neer te zetten.

EEN WONEN DAT ZICH LAAT ONTWIKKELEN TOT DE ONPLOOIING VAN DE IDENTITEIT

De basis begint dan bij het maken van ruimten of kamers die beoogd zijn voor het wonen, zonder daar een specifiek gebruik te dicteren. Gezien we eerder hebben opgemerkt hoe groot de invloed van het keukenblok in een ruimte is op het gebruik daarvan, moet deze samen met alle overige dienende elementen losgekoppeld worden van de bediende ruimten. Zo ontzien we deze laatste van een voor opgelegd gebruik en ontstaan er autonome ruimten.

NOTE: De conclusie en het concept zoals hierboven en hiernaast beschreven, zijn het startpunt geweest van het ontwerp. Vanuit dit startpunt het project doorontwikkelt tot wat het nu is.

Voor onze bediende ruimte eenheden nemen we één formaat. Het gebruik van de ruimte wordt daarmee niet meer gedicteerd door een hiërarchie in grootte. Het bouwbesluit vereist ten minste één verblijfsruimte van 11 vierkante meter, waarbij de breedte tenminste 3 meter bedraagt. Laten we in eerste instantie deze minimale maat nemen voor ons concept. Voor zover een gewenst gebruik van een ruimte die van de huiskamer zou zijn, betekent dit dat deze misschien iets kleiner wordt ten opzicht van de gestandaardiseerde woningplattegrond. Overig gebruik zou daarentegen wellicht meer overmaat krijgen. Daarnaast is het goed ook te bedenken dat ruimte nu eenmaal een schaars goed is geworden. Om elke ruimte onafhankelijk naar elk gewenst gebruik in te kunnen zetten, moet deze zelfstandig bereikbaar zijn. Een gewenst gebruik zou niet gehinderd moeten worden omdat de ruimte die daarvoor wordt gebruik, ook het gebruik als toegang dicteert: een verkeerszone is dus essentieel. Om te voorkomen dat een mogelijk gebruik gelimiteerd wordt door de afmetingen van de ruimte eenheid, zouden deze eenheden onderling koppelbaar moeten kunnen zijn. Zo zouden twee eenheden, één grotere kunnen verworden. Tegelijkertijd biedt een dergelijke koppelbaarheid ook de mogelijkheid de verkeerszone toe te voegen aan de bediende ruimten. Op deze manier zou de verkeerszone, naast de mogelijkheid de bediende ruimte te vergroten, ook bediende ruimten kunnen verbinden

concept serving mogelijkmogelijkservedverkeerszonespacesspacestekoppelentekoppelen badkamerkeukenstudie woonkamereetkeukenslaapkamer badkamerkeukenslaapkamerberging woonkamer badkamerkeukeneethoek slaapkamerwoonkamerrelatieslaapkamermetcontext

CONCEPTTijdensde

doorontwikkeling van het concept is de keuze gemaakt elke woning tweezijdig georiënteerd te maken. Gezien elke kamer gelijkwaardig is, biedt de tweezijdige oriëntatie een extra dimensie aan de mogelijkheid een kamer te gebruiken voor een bepaalde functie. De woning en zijn relatie tot de context krijgt zo veel meer keuze mogelijkheid, aanleidingen in het toekennen tot een bepaalde functie aan een ruimte. Eerder is al het voorbeeld benoemd van het wakker worden in de ochtend zon, of de keuze juist te ontbijten in de ochtendzon maar tweezijdige oriëntatie biedt ook de mogelijkheid van een straatzijde en een luwe zijde. Verder is in de doorontwikkeling van het concept ook besloten de verkeersruimte te elimineren. De overweging hiervoor wordt op de volgende pagina’s toegelicht.

de woning met interpretabele ruimten TOEGEPAST

In het geval van de Werkbund van E2a kan men er niet omheen de woning te gebruiken, zonder de keuken te doorkruizen. In sommige culturen is het wenselijk de keuken af te scheiden, of uit het zicht te onttrekken en zou een configuratie als deze niet wenselijk zijn. Verder val op dat in de sequentie van ruimten, bepaalde gebruiken in sommige ruimten wordt uitgesloten. Het is namelijk onwaarschijnlijk dat de kamers, nu getekend als slaapkamers, uitgewisseld kunnen worden met de eet, - en de woonkamer. Men zal immers niet via de slaapkamer naar een woonkamer gaan bijvoorbeeld.

E2A,Werkbund, Berlijn Uiteraard is dit geen nieuw concept. Er zijn talloze voorbeelden van projecten waarbij gelijkwaardige ruimten worden toegepast. Echter, wanneer men kijkt naar hoe deze functioneren vallen twee zaken op.

Een verkeersruimte zou een oplossing kunnen bieden om alle gelijkwaardige kamers ook echt autonoom te kunnen gebruiken. Dit is het geval in het Guna Huis, van Pezo von Ellrichhausen. De keuken is apart ondergebracht en op deze manier laat de woning dus ook vrij in culturele gebruiken. Toch breng de verkeersruimte, behalve de mogelijkheid ruimten autonoom te gebruiken, ook veel loze ruimte met zich mee. Zeker in een tijd waarin ruimte schaars is en vierkante meters duurder worden, voelde dit als een zonde. Daarom is er getracht in ‘woon-ruimte’ om de verkeersruimten als zijnde gang te elimineren. Zones die dienen om van kamer naar kamer te komen, krijgen ruimte voor dubbel gebruik. Op deze manier blijft elke bediende ruimte autonoom maar is er geen verloren ruimte.

Pezo von Ellrichshausen, Guna house, Concepcion

uitgangspunten elke bediende ruimte is autonoom en gelijkwaardig in grootte In de sequentie van ruimten is het altijd mogelijk ten minste een bediende ruimte te bereiken zonder de keuken te doorkruisen en zo wordt ook vrijgelaten in culturele gebruiken elke woning is meerzijdig georiënteerd en heeft tenminste één bediende ruimte per zijde

modellen model 1 model 3model 2

Zoals eerder is benoemd bevat het plan enkele verkeerszones. Dit zijn met name de trapruimten. Op de begane grond bevat het plan een splitleven. Het uitgangspunt bij deze trappen was elke trapruimte een visuele connectie zou bieden tussen de ruimten die zij verbindt. Zo blijft een bepaalde vorm van koppelbaarheid tussen functies in stand gehouden. Verder maakt dat de manier waarop de trappen in de ruimten zijn gesitueerd, er altijd plek overblijft voor dubbelgebruik. Zo is het denkbaar dat hier misschien een kleine studie of zit plek wordt gemaakt. trappen isometrie01 trap 1 begane grond trap 2 begane grond

isometrie01

trappen

isometrie23 isometrie23

trap 1 verdieping trap 2 verdieping

Hetzelfde geldt voor de trapruimten op de overige verdieping. Ook hier wordt extra plek geboden voor eventueel een studie, of zitplek. Wanneer gekoppeld aan een keuken zou het hier ook denkbaar zijn een eettafel neer te zetten. Hier, op de verdieping, zouden deze ruimten veel meer mee kunnen doen als zijnde verblijfsruimte i.p.v. verkeersruimte, afhankelijk van de interpretatie. Verder, naast dat zij de kwaliteit bieden van extra plek, bieden deze ruimten ook altijd de kwaliteit van extra hoogte doormiddel van een vide in het midden of aan de zijkant van de ruimte.

drager - inbouw

de keuken - materialisatie

De gedachte van het eigen maken stopt niet bij de interpretatie van ruimten. Door de ruimten op te bouwen met materialen die de tand des tijds kunnen weerstaan - een draagstructuur van betonnen balken en kolommen met een houten inbouw - ontstaat er een eenvoudig maar kwalitatief casco. Beide materialen zijn prima overschilderbaar en ook hier staat het vrij deze eigen te maken. In een huurwoning is het namelijk helemaal niet ongebruikelijk wanden, kozijnen, plafonds of eventueel houten vloeren te schilderen. In woon-ruimte wordt het keukenblok daar aan toegevoegd. Het werken met betonnen penanten en houten inbouw toont het skelet zich ook in de woning. De houten inbouw is een zichtbare invulling van de wand. De deur, in gesloten vorm, kan op zijn beurt ook meedoen als wand. Het is denkbaar bepaalde ruimte niet te koppelen omdat zij via een andere ruimte ook toegankelijk zijn. Men zou er dan zelfs voor kunnen kiezen een kast voor de deur te plaatsen. De deuren, waneer helemaal opengeslagen, doen wederom mee als wand. Nu als zijnde houten laag voor de betonnen penanten. In deze vorm is het mogelijk ruimten te koppelen. Men kan er dus voor kiezen deuren permanent tegen elkaar open te zetten.

LOCATIE

locatie en bouwplannen in stad

beëindiging Spaarndammerbuurt beëindiging Spaarndammerbuurt beëindiging Spaarndammerbuurt

4.

7.

Spaarndammerbuurt ook een ontzettend interessante buurt vanwege zijn geschiedenis. Dit is een buurt waar men bij uitstek nadacht over het wonen. Eerder is al benoemd dat vanwege de trek naar de stad en overbevolking nieuwe en gezondere vormen van wonen gevonden moesten worden. Vanuit verschillende politieke gedachte en diverse geloofsovertuigingen verrezen woonblokken voor arbeiders. Bij elk bouwblok werd er vanuit eigen ideologie vormgegeven aan het wonen. Het bekendste voorbeeld is misschien wel die van woongebouw Het Schip, waarbij architect Michiel de Klerk vanuit de overtuiging dat ook de gewone mens mooi moest wonen opdat dit hen betere burgers zou maken, geleid tot een heus arbeiders Paleis. In deze context voegt ‘woon-ruimte’ hier een nieuwe gedachte over het wonen toe.

1. buitenring Zaanhof, architect: T.Kuipers en A.Ingwersen Christelijke Woningstichtig Patrimonium, 2. binnenring Zaanhof, architect: H.J.M. woningbouwverenigingWalenkamphetWesten (socialistisch)

6

4 67 4 4 5 8 9

Dit woon-concept krijgt vorm in de Spaarndammerbuurt op de Bredius locatie. Gelegen aan de rand van de buurt, tussen het spoor en de lijnwerkplaats van de Nederlandse Spoorwegen, het Brediusbad en het Zaanhof voelt de locatie als een overblijfsel. Men zou het kavel kunnen beschouwen als een opzichzelfstaand kavel, buitengesloten door het Zaanhof. Toch zijn er ook aanleidingen om het kavel te beschouwen als een extensie van de Spaarndammerbuurt en zijn er zelfs mogelijkheden te zien tot toekomstige doorontwikkeling.

Wanneer men kijkt naar de grotere schaal, van het kavel ten opzichte van de stad, kan men in het kavel een gelijkenis zien ten opzichte van vele bouwlocaties waar nu wordt gebouwd en ontwikkeld. Gezien de schaarste in ruimte om de stad te kunnen verdichten, zien we dat plekken, denk bijvoorbeeld aan Sloterdijk, Lelylaan, waarvan deze in eerste instantie niet optimaal leken om te kunnen wonen, nu bij uitstek plek bieden voor verdichting. Nieuwe ontwikkelingen in het bouwen, zoals bijvoorbeeld het maken geluidluwe gevels, maken het mogelijk om toch kwalitatieve woningen te maken op deze left-over plekken langs

9.

Verderinfrastructuur.isde

5.

3. architect:Oostzaanstraat,W.Greve jr. HIJSM, woningbouw vereniging spoorwegmaatschappij Publiekearchitect:Zaandammerplein,K.deBazelWerken(gemeente) Het architect:Schip,M. de WoningstichtingKlerkEigen Haard Polanenstraat met wijkgebouw Hebron, architect: C. Kruyswijk ontwikkeld door Nederlandse Hervormde gemeente architect:PolanenstraatT.Kuipers en A.Ingwersen Christelijke Woningstichtig Patrimonium, 8. particulierearchitect:SpaarndammerplantsoenM.deKlerkopdracht Woningstichtingarchitect:SpaarndammerplantsoenM.deKlerkEigenHaard123

kenmerkend - de wand - exterieur - straten

kenmerkend - de wand - plekken

de wand - interieur - pleinen, hoven en parken

kenmerkend - de wand - interieur - binnenhoven

kenmerkend - de poort - het tussen - de verbinding

kenmerkend - portiek en woonbeukritme entreebeuk woonbeukwoning a woning b geaccentuurdentreezonegevel gespiegeld rond portiek

STEDENBOUWKUNDIGE INPASSING

gebouw in context - gebouw als gesloten bouwblok hof en parkeergaragelichtbeuken bergingen - halfverdiept onder hof

extra buitenruimte aan spoorzijde voor levendigheid commerciele ruimten op kop, woon-werkruimten op hoeken entree’s en stijgruimten straat omleiden om gebouw - toegang parkeergarage - beweging

ONTWERP

Vanwege de schaal van het gebouw is gekozen voor een grotere korrel in het metselwerk. Gelijktijdig is hierbinnen weer een kleinere schaal aangebracht zodat er een ontdekking plaatsvindt wanneer met het gebouw nadert.

Een spel in de negge creëert de subtiele driedeling van plint, midden en kroon. Op de begane grond zijn de negge het diepst, zodat er plek en ruimte ontstaat. Op de drie verdiepingen daarboven zijn de negge twee stenen diep. Dit geeft het gebouw zijn massa. Op de bovenste verdieping komen de kozijnen verder naar buiten, zo wordt de kop gemarkeerd.

De woningen worden ontsloten via de straat, de binnenstraat en de bovenstraat. Daar waar gebouwen in de context hun ritme verkrijgen door het gebruik van de portiek, is dat hier niet het geval. Hier verkrijgt het gebouw zijn ritme door de achterliggende woonruimten. Dit maakt de gevel wat rigider. De striktheid die dit met zich meebrengt, wordt doorbroken door de openslaande vouwpuien. Deze geven de gevel van het gebouw een nieuwe dynamiek. Entrees worden subtiel gemarkeerd doordat zij verder terug liggen in het gebouw. Binnen het ritme tonen zij zich als een ontdekking. Subtiel maar toch duidelijk. Dat het gebouw opgebouwd zou worden uit baksteen stond buiten kijf. In zijn bakstenen verschijning zoekt het namelijk verwantschap met zijn omgeving.

principe doorsnede B 0 1 5 10 principe doorsnede - A - 1/500

principe doorsnede A 0 1 5 10 principe doorsnede - B - 1/500

begane grond 0 1 5 10 begane grond - 1/500begane grond 0 1 5 10

bel-etage / eerste verdieping 0 1 5 10 bel-etage / eerste verdieping - 1/500begane grond 0 1 5 10

tweede verdieping 0 1 5 10 tweede verdieping - 1/500begane grond 0 1 5 10

derde verdieping 0 1 5 10 derde verdieping - 1/500begane grond 0 1 5 10

vierde verdieping 0 1 5 10 vierde verdieping - 1/500begane grond 0 1 5 10

Het plan bevat in totaal 125 woningen, met 64 verschillende typen variërend tussen de 52m² en 162m². De hoeveelheid aan typen is een gevolg van een zoektocht naar diversiteit met een gelijke bouwsteen. De gedachte van het ‘eigen’ of uniek maken van de woning, waarbij iedereen in basis (behalve soms grootte) hetzelfde krijgt, maar voor eenieder toch anders kan zijn of gebruikt worden, is ook het uitgangspunt geweest bij het vormen van de typen. Zo verwordt iets generieks, iets specifieks.

type 1 aantal: 1x ontsluiting: straat type 2 aantal: 1x ontsluiting: straat type 3 aantal: 3x ontsluiting: straat type 4 aantal: 1x ontsluiting: straat type 5 aantal: 1x ontsluiting: straat type 6 aantal: 1x ontsluiting: straat type 7 aantal: 3x ontsluiting: straat type 8 aantal: 1x ontsluiting: straat type 9 aantal: 1x ontsluiting: straat type 10 aantal: 1x ontsluiting: straat type 11 aantal: 1x ontsluiting: straat type 12 aantal: 3x ontsluiting: straat type 13 aantal: 2x ontsluiting: straat type 14 aantal: 3x ontsluiting: straat type 15 aantal: 5x ontsluiting: straat type 16 aantal: 2x ontsluiting: straat type 17 aantal: 2x ontsluiting: straat type 18 aantal: 2x ontsluiting: binnenstraat type 19 aantal: 1x ontsluiting: straat type 20 aantal: 1x ontsluiting: hal type 21 aantal: 1x ontsluiting: binnenstraat type 22 aantal: 1x ontsluiting: binnenstraat type 23 aantal: 1x ontsluiting: binnenstraat typen

type 24 aantal: 1x ontsluiting: binnenstraat type 25 aantal: 1x ontsluiting: binnenstraat type 26 aantal: 1x ontsluiting: binnenstraat type 27 aantal: 1x ontsluiting: binnenstraat type 28 aantal: 1x ontsluiting: binnenstraat type 29 aantal: 1x ontsluiting: binnenstraat type 30 aantal: 1x ontsluiting: binnenstraat type 32 aantal: 1x ontsluiting: hal type 33 aantal: 1x ontsluiting: binnenstraat type 34 aantal: 2 x ontsluiting: binnenstraat type 31 aantal: 2x ontsluiting: binnenstraat type 35 aantal: 1x ontsluiting: binnenstraat type 37 aantal: 1x ontsluiting: binnenstraat type 38 aantal: 1x ontsluiting: binnenstraat type 42 aantal: 2x ontsluiting: binnenstraat type 36 aantal: 1x ontsluiting: binnenstraat type 39 aantal: 5x ontsluiting: binnenstraat type 43 aantal: 2x ontsluiting: binnenstraat type 44 aantal: 4x ontsluiting: binnenstraat type 41 aantal: 1x ontsluiting: binnenstraat type 40 aantal: 1x ontsluiting: binnenstraat typen

type 48 aantal: 2x ontsluiting: binnenstraat type 45 aantal: 2x ontsluiting: binnenstraat type 49 aantal: 1x ontsluiting: hal type 47 aantal: 2x ontsluiting: binnenstraat type 46 aantal: 2x ontsluiting: binnenstraat type 53 aantal: 3x ontsluiting: portiek type 50 aantal: 1x ontsluiting: portiek type 54 aantal: 2x ontsluiting: portiek type 55 aantal: 2x ontsluiting: portiek type 52 aantal: 2x ontsluiting: portiek type 51 aantal: 2x ontsluiting: portiek type 59 aantal: 1x ontsluiting: portiek type 56 aantal: 8x ontsluiting: bovenstraat type 60 aantal: 1x ontsluiting: bovenstraat type 61 aantal: 1x ontsluiting: bovenstraat type 58 aantal: 1x ontsluiting: bovenstraat type 57 aantal: 1x ontsluiting: bovenstraat type 62 aantal: 3x ontsluiting: bovenstraat type 64 aantal: 10x ontsluiting: bovenstraat type 63 aantal: 2x ontsluiting: bovenstraat typen

maquette 1/50

maquette 1/50

Het afsnijden van de punt geeft het gebouw een duidelijke kop, lijnt uit met, - en sluit daarmee aan op het tegenoverliggende woongebouw, maar bovenal creëert het ruimte en plek voor een pleintje.

fragment begane grond / bel-etage - 1/125

Aan dit plein is een publieke functie geschakeld in de vorm van een cafetaria of barretje. Aan weerszijde van deze publieke functie bevinden zich entrees voor de woningen. De entree aan de spoorzijde is meer gericht op de bewoners, hier bevinden zich ook postkasten. Aan de Zaanstraat zijde kan men ook het trappenhuis binnenkomen, maar deze entree verbindt ook de bar met de wassalon. Bewoners van het gebouw kunnen deze zo binnendoor bereiken, maar deze is ook toegankelijk voor buurtbewoners. Zij kunnen zo gebruik maken van de wassalon, en bij het wachten gebruik maken van de bar.

Achter de wassalon bevindt zich een lichtbeuk. Dit kleine hofje biedt de woningen geschakeld rondom, hun tweezijdige oriëntatie. De twee trappenhuizen waartussen deze is geschakeld hebben een visuele verbinding met dit hof, zodat ook daar nog wat licht binnenkomt.

fragment begane grond / bel-etage - 1/125

Het gebouw bevat drie poorten. Het gebaar van de poort, zijn materialisatie, maar ook de materialisatie van de hellingbaan maken de overgang van straat naar hof voelbaar. Het hof is semi-openbaar. Het is toegankelijk, maar een buitenstaander zal zich snel te gast voelen. De bewoner zal zich daarentegen vrijer voelen in zijn gebruik van het hof. Doordat de meeste woningen ook geschakeld zijn aan het hof, zal er grote sociale controle zijn Aan twee van de poorten zijn entrees geschakeld. Je komt dus binnen via de poort. Bij alle entrees zijn de postkasten als object in de ruimte bedacht. Met een hoogte van 1,1 meter nodigt deze uit tot vertraging. Hier zou men stil kunnen staat voor ontmoeting of een praatje. Deze entreehal leidt vervolgens tot het trappenhuis en later de lift. De steektrap naast de lift biedt toegang tot de parkeergarage en de bergingen.

fragment begane grond / bel-etage - 1/125

zich geen paden bevinden, is het hof begroeid met grassen en planten. Door deze in verschillende cyclussen te maaien ontstaan er wederom plekken. Het merendeel van het hof zal op deze manier bestaan uit wat hogere grassen met beplanting. Vanuit de woning stapt men dus ook met de voeten in het gras. De plekken waar de grassen korter zijn gemaaid bieden plek. Hier kunnen eventueel tafeltjes of stoeltjes neergezet worden voor en door bewoners om elkaar te ontmoeten.

fragment hof - 1/125

Het hof is bedacht als een echte groene binnenwereld. Hoewel het hof semi-openbaar is, is het toch echt bedoeld voor de bewoners. Zij zullen hier immers ook zorg voor dragen.

Drie stenen paden verbinden de poorten en vormen een rondloop in het hof. Daarnaast breken zij het hof in vieren, waardoor zones ontstaan. In de middelste zone bevinden zich enkele bomen. Doordat de parkeergarage ook een rondloop betreft, kunnen zij in het midden dus in de volle grond Daarstaan.waar

fragment hof - 1/125 fragment hof - 1/125

fragment begane grond / bel-etage - 1/125

fragment begane grond / bel-etage - 1/125

fragment begane grond / bel-etage - 1/125

Op de hoeken van de gebouwen bevinden zich woon-werkruimten welke koppelbaar zijn aan een woning. Afhankelijk van de wens/ vraag, zouden deze in zijn geheel, als vier kamers, afgenomen kunnen worden, maar ook zouden deze opgesplitst kunnen worden in twee ruimtes.

fragment begane grond / bel-etage - 1/125

fragment begane grond / bel-etage - 1/125

Aan de spoorzijde bevindt zich de poort welke tevens als entree functioneert voor het parkeren. Hier leidt een hellingbaan omlaag naar de parkeergarage en de bergruimten, en een voetpad biedt toegang tot de entree en het hof. De woningen aan de spoorzijde hebben ook een buitenruimte aan de straat. Net zoals de weg om het gebouw voor beweging en levendigheid rondom het gebouw zorgen, dragen ook deze buitenruimten hieraan bij. Qua materialisatie doet deze zone mee met het gebouw, en door ze net een steen te verhogen ten opzichte van de straat, wordt nét even geaccentueerd dat deze zone bij het gebouw hoort.

fragment begane grond / bel-etage - 1/125

21 fragment - doorsnede - 1/75

gevelfragment 1:50 fragment - gevel - 1/75

DE STRAAT

woning straat 1/2 1:50 - begane grond - indeling A woning straat 2/2 1:50 - bel-etage / 1e verdieping - indeling A woning straat 1/2 - begane grond - indeling A - 1/75 woning straat 2/2 - bel-etage / 1e verdieping - indeling A - 1/75

woning straat 2/2 1:50 - bel-etage / 1e verdieping - indeling B woning straat 1/2 1:50 - begane grond - indeling B woning straat 1/2 - begane grond - indeling B - 1/75 woning straat 2/2 - bel-etage / 1e verdieping - indeling B - 1/75

DE BINNENSTRAAT

woning binnenstraat 1/2 - 2e verdieping - indeling A - 1/75 binnenstraat2/2 - 3e verdieping - indeling A - 1/75

woning

woning binnenstraat 1/2 1:50 - 2e verdieping - indeling A woning binnenstraat 2/2 1:50 - 3e verdieping - indeling A

woning binnenstraat 1/2 1:50 - 2e verdieping - indeling B

woning binnenstraat 2/2 1:50 - 3e verdieping - indeling B

woning binnenstraat 1/2 - 2e verdieping - indeling B - 1/75 woning binnenstraat2/2 - 3e verdieping - indeling B - 1/75

DE BOVENSTRAAT

woning bovenstraat 1:50 - 4e verdieping - indeling A woning bovenstraat - 4e verdieping - indeling A - 1/75

woning bovenstraat 1:50 - 4e verdieping - indeling B woning bovenstraat - 4e verdieping - indeling B - 1/75

TOT SLOT

Project woon-ruimte is het resultaat van een zoektocht naar kwaliteit, een poging tot iets goeds. De ultieme vorm van het wonen zou natuurlijk die zijn waarin de mens zelf betrokken is bij de bouw van hun woning. Zo wordt de woning het meest ‘eigen’. Echter, binnen de kaders van de huidige maatschappij is dit niet voor iedereen realistisch en door sommige zelfs ook niet gewenst. Binnen deze kaders, is gezocht naar een tastbare en concrete oplossing; iets dat zich in de hedendaagse context zou kunnen manifesteren. Het project, hierdoor wat pragmatisch van aard, toont hopelijk vooral ook aan dat het ook nu al anders zou kunnen en prikkelt hopelijk tot verder nadenken over, - en ontwikkeling van het wonen.

Met speciale dank Laurenscommissieleden:aan:JantenKateMarcelLokVibekeGieskesLindaBakkerWesleyBlokkerJosFoksRonaldJanssenMabelKeussRoelvanLoon

Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.