12 minute read

Overoorlog en bevrijding van Spoolde

Over oorlog en bevrijding van Spoolde

Pier Karenbeld

Advertisement

De 10e mei 1940 staat bij Gerrie Knol, toen de zesjarige Gerrie van der Kolk, nog scherp in ’t geheugen. Haar vader was jarig die dag en al vroeg was ze met hem meegegaan naar de Spoolderenk om de kalfjes te voeren. Op dat moment zag ze druk verkeer over de IJsselbrug met niet lang daarna een enorme explosie. Het Nederlandse leger had de IJsselbrug laten springen om toch nog enigszins een hindernis op te werpen voor het kort daarna opmarcherende Duitse leger. De IJsselbrug lag geknakt in het water. De explosie bracht heel wat te weeg, veel glasschade, rondvliegende stukken teer en dakpannen die door de luchtdruk door de lucht vlogen. Diezelfde dag marcheerden de Duitsers Zwolle en omgeving binnen en de bezetting was begonnen. Aanvankelijk lijkt de bezetting nog wel mee te vallen. Voedsel en brandstofvoorziening schijnen nauwelijks problemen op te leveren, ondanks een paar strenge winters. Toch zijn er onderhand ook al wel een aantal veranderingen merkbaar.

Grimmiger

Zo moet iedereen boven de zestien jaar zich laten registreren en het meegekregen persoonsbewijs altijd bij zich dragen. Om voedselvoorziening op peil te houden wordt de tijdens de mobilisatie al ingevoerde voedseldistributie verder doorgevoerd en krijgt iedereen te maken met een heel strak stelsel van distributiebonnen. Het verenigingsleven in Spoolde lijkt nog weinig hinder te ondervinden, al geldt dat niet voor de Oranjevereniging. Die mag vanaf 1941 die naam niet meer dragen. Wat het overige verenigingsleven betreft zijn er volgens de jaarverslagen nog weinig belemmeringen. Alleen “IJsclub Spoolde” heeft last van beperkende maatregelen. De baan op de vijvers van

naar Berlijn om daar bombardementen uit te voeren. Meermalen gaat het luchtalarm af, wat in Spoolde de nodige onrust met zich meebrengt. Zo wordt In 1942 een Engels vliegtuig op de terug weg van Berlijn neergeschoten, dat brandend in de Spoolderenk neerstort (zie Papenacker 36). Iemand merkt later op: “Spoolde kenden wij vroeger van het luchtafweergeschut dat daar de Amerikaanse bommenwerpers, op weg naar Berlijn, beschoot. Mijn moeder had een nicht die met haar man tot half 1942 in het groene “schiethuusje” op de IJsselbrug woonde, een voormalig onderkomen voor kantonniers van Rijkswaterstaat. Het werd daar te gevaarlijk om op de IJsselbrug te blijven wonen, waarna zij vertrok.”

Geallieerden in aantocht

Na de invasie op Normandië 6 juni 1944 rukken de geallieerden zo snel op dat de bevrijding nabij lijkt. Helaas stagneert de opmars in september bij Arnhem, waarna voor het niet bevrijde deel van ons land nog een zware tijd wacht. De Duitsers zijn niet van plan zich zonder meer over te geven en versterken o.a. de IJssellinie, ooit in ’t leven geroepen door de Duitse generaal Todt. Spoolde krijgt met die te versterken linie nadrukkelijk te maken. het Engelse Werk mag ’s avonds niet meer verlicht zijn, de schaatsliefhebbers zijn afhankelijk van een volle maan. Pas in 1943 klinkt er verontrusting door. Het jaarverslag: “Er is het afgelopen jaar veel gebeurd in de wereld, maar daarover zullen wij maar zwijgen en ons bezig houden met verenigingszaken”. Kennelijk is er tussentijds wel het een en ander gebeurd Zo is o.a. het verenigingsleven teruggelopen. De Duitsers hebben in eigen land steeds meer mensen nodig nu ze oorlog voeren op meerdere fronten. Zo proberen ze arbeidskrachten te werven in de bezette gebieden. Eerst op vrijwillige basis, door mooie vooruitzichten te schetsen, maar als daar weinig animo voor blijkt te zijn, stelt de bezetter zich harder op en wordt de verplichte tewerkstelling, de “Arbeitseinsatz”, ingevoerd. Met onderduiken is in die beginfase nog weinig ervaring opgedaan. Omdat er in Nederland in die tijd ook veel werkeloosheid heerst, gaan Spooldenaren Wolter Groeneveld († 2013) en Derk Nijmeyer († 2002), min of meer vrijwillig gedwongen, naar Duitsland om daar boerenwerk te verrichten. Nijmeyer komt in de buurt van Hannover terecht, terwijl Groeneveld het geluk heeft dat hij net over de grens komt te werken. Hij mag ook af en toe met verlof. Tijdens zo’n verlofperiode in 1942 ziet hij tot z’n schrik dat er achter zijn ouderlijk huis, vlak bij de Katerveersluis, afweergeschut geplaatst is, een zogenaamde FLAK (Flugzeug Abwehr Kanon). Die is er niet voor niets neergezet. Zwolle ligt in de aanvliegroute van geallieerde vliegtuigen, die op weg zijn • Gerrie Knol-van der Kolk en Henk Esselink

Wolter Groeneveld gaat, na een tussentijds verlof, niet meer naar Duitsland terug en duikt onder in de buurt. Dat doen er meer, want er wordt behoorlijk jacht gemaakt op mannen die in Duitsland te werk gesteld zouden kunnen worden. Als de Nederlandse regering in ballingschap, vanuit Londen, na “Dolle Dinsdag” op 4 septem

• Pier (rechts) met Gerrit Zwakenberg

ber 1944, het spoorwegpersoneel oproept om in staking te gaan, duiken er ook veel “spoorhazen” onder. En er wonen er nogal wat in Spoolde, met name in de Beukenallee. Ondertussen heeft elke Spooldenaar, die ook maar een beetje ruimte over heeft, te maken gekregen met inkwartiering. In de Beukenallee is zelfs een schuurtje als gevangenis ingericht en er staat een gaarkeuken om de gravers voor de loopgraven van voedsel te voorzien. Ondertussen wordt er ook jacht gemaakt op radio’s en fietsen die in een eerder stadium niet ingeleverd zijn. Gelukkig zijn er soms ook Duitsers die op waarschuwen voor zo’n klopjacht, zodat dingen nog veilig gesteld kunnen worden. De klopjacht op werkers voor de “Arbeitseinsatz” gaat ook onverminderd door. Als vader Borst met zoon Aart op een gegeven moment vanuit Westenholte naar huis fietst, wordt hij aangehouden en moet hij z’n persoonsbewijs inleveren. Sterker nog, Aart wordt thuis, aan de Nilantsweg, afgezet en vader wordt meegenomen naar het gymnasium aan de Veerallee, waar ook veel anderen vast gehouden worden. Het wordt spannend in huize Borst, maar dank zij inspanning van meerdere kanten komt hij na 2 nachten weer vrij. Zijn beroep als aannemer maakt hem onmisbaar in de buurt, ook voor de Duitsers. Zo slepen ze vaak, ongevraagd, planken uit de werkplaats naar tegenover hun hun huis gelegen bongerd van boerderij “de Hertsenberg”. (het in 1992 gesloopte boerderijtje stond halverwege het Hertsenbergpad.) Daar stond afweergeschut opgesteld, dat vanwege de hoge waterstand op een gegeven moment met behulp van planken versleept moest worden. De Duitsers hadden het afweergeschut hard nodig om de talloze aanvallen op de IJsselbrug en het spoorwegemplacement af te slaan.

Een doolhof van loopgraven

Langzamerhand is Spoolde veranderd in een doolhof van loopgraven. Voor het graven ervan is weer een dringend beroep gedaan op vrijwilligheid, maar als dat niet genoeg manschappen oplevert, gaat ook dit weer onder dwang. Gerrie Knol (1935) en Henk Esselink (1937) zien het nog zo voor zich. Gerrie woonde destijds op Spoolderenkweg 17 en Henk dichtbij op de boerderij die later

moest plaats maken voor van Gend en Loos, nu Bouwmaat. Van heinde en verre, vaak vanuit Twente, kwamen gravers dagelijks naar Spoolde om de IJssellinie te versterken. De werkzaamheden stonden onder leiding van een wat ouder, in een opvallend goudkleurige jas gestoken iemand, op wie al gauw de naam goudfazant geplakt werd. Naast gravers uit de wijde omgeving moesten ook Spoolder boeren met paard en wagen op pad. Ze moesten hout halen ter versteviging van de loopgraven. Her en der waren er ook schuilkelders. Dat waren diep gegraven gaten met een koepeldak van golfplaten. Het dak werd overdekt met gras, modder en plaggen, zodat ze een evt. bombardement konden doorstaan en ook onzichtbaar waren voor de vijand. Gerrie herinnert zich nog dat ’s middags de gaarkeuken kwam met grote gamellen en dat de gravers hun portie afgemeten kregen in een metalen beker. Natuurlijk hadden ook zij inkwartiering. Streng werd er op toegekeken of de verduisteringseisen nageleefd werden. Gerrie: ”Zelfs de halve maantjes van de vensters moesten nog afgeplakt worden.” Toch waren de toezichthouders in ’t algemeen vrij rustige Duitsers, met in de herinnering van Henk zelfs een echte anti-nazi onder de gele

De ouderlijke woning van Henk Esselink aan de Spoolderenkweg

deren. Hij was afkomstig uit het Duits sprekende deel van Belgie, luisterend naar de naam Mathias, die maar al te graag hoopte dat het gauw afgelopen was. Vaak ging hij ’s avonds met vader Esselink mee naar buurman Horsman, zogenaamd naar z’n aldaar ingekwartierde maten. Het was hem echter vooral te doen om informatie van de geheime zender, waar Esselink en z’n buurman elke avond naar luisterden. Op de terugweg was steevast zijn vraag. “Wie geht’s, wie weit ist es”. Ook in de Spoolderenk stond afweergeschut opgesteld. De paarden die de wapens vaak moesten verplaatsen, stonden bij Zwakenberg aan de Meenteweg op stal. Dat waren niet hun eigen paarden, want die waren elders al veilig onder gebracht. Gerrie en Henk gingen tijdens de oorlog in Westenholte naar school, weliswaar naar verschillende lagere scholen, maar beiden moesten ze onderweg een afweergeschut passeren dat door militairen bewaakt werd. Dat gaf op bepaalde momenten een allesbehalve veilig gevoel. Op het laatst was naar school gaan er niet meer bij, omdat die inmiddels gesloten waren.

Voedselschaarste

Hoewel wonend in een agrarisch gebied, was er in de laatste dagen van de oorlog ook in deze omgeving wel sprake van schaarste. Mensen werden vindingrijk, slachtten illegaal en bedachten surrogaatproducten. Verstokte rokers zochten hun heil in eigen bouw tabak. En Gerrie herinnert zich nog de door haar vader zelf gemaakte roggemolen waarmee meel gemalen werd, o.a. voor de roggepap. En niet te vergeten de lekkere, zelf gemaakte

witte stroop van suikerbieten. Stedelingen gingen de boer langs voor melk en andere producten. Maar de schaarste in deze regio is werkelijk niks vergeleken met de tekorten en de hongersnood die in het Westen heerst. De Duitsers hebben uit wraak voor de spoorwegstaking de voedselleverantie naar het Westen stopgezet, wat desastreuze gevolgen heeft. Westerlingen, meestal vrouwen en kinderen, vaak te voet of per gammele fiets, stropen het oosten van het land af op zoek naar wat voedsel. De omgeving van Zwolle en m.n. ook Spoolde ligt daarbij in de route. Mocht ’t daarbij gelukt zijn wat voedsel te vergaren dan bestond altijd nog de kans dat het bij terugkeer op de IJsselbrug in beslag genomen werd. Er waren twee controleposten, één op de Spoolderbergweg, en één op de brug. Om de eerste te ontlopen, waar de gevreesde Landwacht postte, werd vaak de sluiproute via de Ruiterlaan genomen. Het waren vaak jonge Spooldenaren die daarbij een helpende hand boden. Maar je moest wel voor “Sperrtijd” bij de brug zijn. Er was namelijk een avondklok ingesteld die bepaalde dat je tussen 8 uur ’s avonds en 5 uur ’s morgens niet op straat mocht zijn. En wat als dat niet lukte. Dan moest je onderdak zoeken, bijvoorbeeld bij Dubbeldam in ’t Engelse Werk, dichtbij het start

Foto links baileybrug, foto rechts heimachine beide 1945. Foto's HCO.

Foto boven: de voorzijde en foto onder deel achterzijde van de tegel van Dubbeldam.

punt van de volgende dag. Vanaf half maart was de brug alleen nog maar toegankelijk voor militair verkeer. Niet voor niets werd de brug in 2005 gedoopt tot “Brug tussen angst en hoop”. Na de oorlog kreeg de familie Dubbeldam nog een tegel namens 2 families aangeboden, als dank voor

de geboden hulp (zie foto's vorige pagina). Bij die brug speelt zich vlak voor het einde van de oorlog, op 10 april nota bene, nog een afschuwelijk drama af. Uit pure wraak worden zes mensen met een nekschot dood geschoten en vervolgens in de IJssel gegooid; slechts een weet zich van de domme te houden en komt zwemmend vrij. Bij graafwerkzaamheden in ’t Engelse Werk komt men er achter dat daar een jaar eerder 4 mensen gefusilleerd zijn, die vervolgens in een door hen zelf gegraven kuil gegooid zijn. Ze krijgen later elders een herbegrafenis. Met een in 2001 opgericht monument in ’t Engelse Werk wordt de herinnering aan deze lugubere moord levend gehouden en elk jaar nog herdacht. (zie Papenacker 36)

De laatste fase

Aan de Zalkerveerweg is ondertussen ook met man en macht aan een stelsel van loopgraven gewerkt. Bertus van Weeghel (1937), wonend aan de Zalkerveerweg 9, heeft het allemaal zien gebeuren. Als de gravers

Persoonsbewijs van de moeder van Aart Borst.

tijdens de middagpauze iets te lang schaften, wordt er in de lucht geschoten om ze weer aan ’t werk te zetten. Uiteindelijk kan de verdedigingslinie de bevrijders niet tegen houden, want op zaterdag 14 april trekken de eerste Canadezen Zwollerkerspel, en dus ook Spoolde, binnen. Een Duitse militair zwaait met een witte vlag als de Canadezen de bruggetjes bij de Katerveersluizen oversteken. Voorzichtig trekken de bevrijders verder om nog meer achtergebleven Duitsers krijgsgevangen te maken. De meeste Duitsers zijn dan al aan de overkant van de IJssel en hebben daarbij de IJsselbrug ook laten springen. Voor hun vertrek hebben de Duitsers ook de grote sluisdeuren nog opengezet zodat ze van de overkant Spoolde nog kunnen beschieten. Zodoende is het nog verre van veilig en mag Gerrie van der Kolk die dag niet met Stina Zwakenberg mee naar de stad om de bevrijding te vieren. Verderop, bij de Zalkerveerweg, is het ook nog gevaarlijk. In de kerktoren van Zalk zitten nog Duitse schutters die de huizen en mensen aan de overkant onder schot houden. Hoewel de Canadezen het mitrailleursnest

van de Duitsers hebben overgenomen voelt de familie van Weeghel zich ook allesbehalve veilig. Vader en moeder, Bertus en broer Anton, maar ook twee buren hebben daarom een veilig heenkomen gezocht in de nabijgelegen schuilkelder. Erg comfortabel is het niet want er is maar

Bertus van Weeghel voor zijn woning aan de Zalkerveerweg (foto Thomas Kamphuis)

weinig ruimte. “Je moest een beetje zittend slapen, en dat twee nachten lang, want pas ’s maandags werden de Duitsers verjaagd.” Helaas wordt in de tussenliggende tijd nog een Canadese militair dodelijk getroffen. Bertus ziet nog zo voor zich hoe de dode ’s zondags met een vrachtwagen wordt afgevoerd. Tijdens die dagen hebben de Canadezen in hun huis vertoefd. Ook opa is daar achter gebleven, voelt weinig voor de schuilkelder en heeft koffie gedronken met de bevrijders. Er is zelfs nog een borrel op tafel gekomen. Uit voorzorg zijn de koeien de wei ingestuurd, vader en opa zijn maar al te bang dat de boerderij beschoten wordt en dat bij een eventuele brand het vee zal

This article is from: