75 jaar in de toekomst - Vuurwerk Jubileum Editie

Page 1

75 jaar in de toekomst

Vuurwerk Jubileum Editie

Lovestory: ontmoet tijdens de studie 30

Meer voldoening en betekenis in je werk? Neem zelf het voortouw! 10

De toekomst van kunstmatige intelligentie (AI) 37

Tima Bansal Professor of Strategy aan de Ivey Business School krijgt eredoctoraat 4 Speciale Vuurwerk-uitgave ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de faculteit. November 2023


Inhoud 7 Wetenschap en beleid: Hoe gaan onderzoekers om met politiek beleid? 10

Coverstory

Column

eer voldoening en betekenis in je M werk? Neem zelf het voortouw!

14 De onderzoekers van de toekomst 18 75 jaar School of Business and Economics in vogelvlucht

04

13

Tima Bansal

Rex Wang

Professor of Strategy aan de Ivey Business School krijgt eredoctoraat

Zijn investeerders bereid om financieel gewin opzij te zetten voor maatschappelijke impact?

24 75 jaar studieverenigingen “We willen een plek zijn waar iedereen zichzelf kan ontwikkelen”

Geschiedenis

Love story story Love

18

30

75 jaar

Love story

School of Business and Economics in vogelvlucht

Ontmoet tijdens de studie

26 Veranderende Studies? 29 De sleutel tot succes bij merkactivisme 32 Waar werken ze nu? 34 Hoe studenten zelf de regie nemen over hun leerproces 37 De kansen en gevaren van kunstmatige intelligentie 40 Tijdreizen naar 2098 2

Vrije Universiteit Amsterdam

43

aatschappelijk verantwoord M ondernemen: groene schijn of echte inzet?

46 Scientist Rebellion 48 Het belang van een leven lang ontwikkelen 50 De campus toen, nu en in de toekomst


Voorwoord Beste lezer, De faculteit die tegenwoordig getooid gaat met de voor buitenstaanders cryptische afkorting ‘SBE VU’, is inmiddels geruime tijd met academisch pensioen. Met een respectabele leeftijd van 75 jaar is het moment van het emeritaat alweer zonder actieve herinnering in het archief van de geschiedenis opgeslagen. Sinds het vorige lustrum is SBE verder gegroeid, in kwantiteit en kwaliteit.

Want to read this magazine in English? Scan the QR-code on the back or visit the link: vu.nl/sbe-jubilee-magazine

Colofon Hoofdredacteur Rachelle Wagner Redactieteam Stephanie Kampman, Mika Linse, Char-Lee Nielen, Evi Roelfs, Yrla van de Ven Met dank aan Aafke Jochems, Ab Flipse, Hans Visser Editorial Board Rob de Crom, Henri de Groot, Lonneke Korenromp, Marleen Stieger & Ina Putter Vormgeving Rudie Jaspers - VU Designstudio Beeldredactie Adrie Smits - VU Designstudio Fotografie Yvonne Compier, Peter Valckx, VU Historisch archief, Getty Images Contact vuurwerk.sbe@vu.nl Druk Repro VU Copyright © 2023 Vrije Universiteit Amsterdam

“Niks is onzekerder dan de toekomst. Maar kennis is en blijft de grondstof van vooruitgang” Het is allesbehalve ondenkbaar dat het totale aantal bachelor- en masterstudenten in het academische jaar 2024-2025 de recordgrens van 8.000 zal passeren, naast circa 2.000 jaarlijkse participanten in ons postacademische onderwijs. En met de komende EQUIS-accreditatie – nog zo’n obscure afkorting – treedt de faculteit toe tot de kleine elite van business schools met dat teken van erkenning, in combinatie met een dubbele AACSB-stempel van goedkeuring. Maar hier gaat het niet bij blijven. Gelukkig weet ik zeker dat wij bij de viering van deze heugelijke mijlpaal alvast vooruit kunnen kijken naar de volgende 75 jaar, uiteraard met uitdagingen, maar zeker ook met allerlei nieuwe successen. De universiteit met daarbinnen faculteiten, is een organisatievorm die bijzonder robuust is, met wortels in de klassiek oudheid. Want het grote belang van kennisopbouw en -verspreiding is van alle tijden, ook toekomstige.

Uiteraard zullen de VU en SBE in de toekomst bij de 150ste verjaardag van die laatste een vorm hebben aangenomen die afwijkt van wat wij in 2023 modern vinden, want elke tijd heeft zijn eigen moderniteit – een moderniteit die elke tijd als superieur beschouwt. Misschien is dan alles allang volledig gedigitaliseerd. Misschien geven robots les aan andere robots. Misschien heeft de VU een tweede SBE op Mars geopend. Misschien is de wetenschappelijke methode volledig geautomatiseerd. Misschien bestaat de economische discipline niet meer omdat alle schaarste is verdwenen. Misschien is bedrijfskunde vervangen door leefwetenschap. Niks is onzekerder dan de toekomst. Maar kennis is en blijft de grondstof van vooruitgang. Dat was al zo toen de mensachtigen de kracht van vuur ontdekten. En dat blijft zo, ook in de komende 75 jaar. Ook dat besef is het vieren waard. Arjen van Witteloostuijn Decaan School of Business and Economics

Vuurwerk Jubileum editie

3


Het recept voor duurzaam succes in het bedrijfsleven De druk op het bedrijfsleven om klimaat- en milieuvriendelijk te handelen wordt steeds groter. Dat weet ook Tima Bansal, hoogleraar aan de Ivey Business School (Universiteit van Western Ontario). Met een scherp inzicht in de complexe relatie tussen bedrijven en hun impact op de wereld, heeft Bansal zichzelf gepositioneerd als voorloper in het begrijpen van hoe organisaties kunnen bijdragen aan een duurzamere toekomst. Daarom reikt de Vrije Universiteit Amsterdam een eredoctoraat uit aan Bansal voor haar academische prestaties op het gebied van duurzame innovatie. Mika Linse

B

ansal staat bekend om haar interdisciplinaire benadering op het gebied van duurzaamheid, waarbij ze elementen van bedrijfskunde, milieukunde en maatschappelijke betrokkenheid integreert. Ze heeft een breed scala aan onderwerpen behandeld in haar werk, van het onderzoeken van de impact van duurzaamheidsinitiatieven op bedrijfsprestaties tot het analyseren van de rol van bedrijven bij het aanpakken van mondiale milieuproblemen. Bansal wijst op drie essentiële elementen die vaak ontbreken op het gebied van duurzame innovatie bij bedrijven. “Allereerst hebben bedrijven de neiging om te kortermijngericht te denken. Ten tweede willen bedrijven vaak wereldwijd opereren, terwijl duurzaamheid juist vraagt om een sterke lokale verankering. Ten derde willen bedrijven vaak groeien en opschalen, maar in het streven naar duurzaamheid kunnen we ons niet veroorloven dat alle bedrijven het doel hebben om een nog grotere omvang te krijgen,” aldus Bansal.

4

Vrije Universiteit Amsterdam


Op lokaal niveau samenwerken Kun je als bedrijf duurzaamheid in je strategie opnemen en je steentje bijdragen aan het milieu en de wereld, terwijl je tegelijkertijd winstgevend blijft? Dit vraagstuk houdt veel ondernemers bezig, maar Tima Bansal is vastberaden dat dit haalbaar is: “Je kunt waarde voor jezelf én de wereld creëren door innovatie, nieuwe producten, diensten en bedrijfsmodellen.” Bansal gebruikt een krachtig metafoor om haar punt te illustreren: “Zie jezelf als een ouder in een gezin. Als je alleen voor jezelf zorgt, zal het gezin uiteindelijk uit elkaar vallen. Maar als je zowel voor jezelf als voor je gezin zorgt en beide aspecten in evenwicht houdt bij elke beslissing die je neemt, ontdek je dat dit de beste benadering is. Ik geloof dat we dezelfde mentaliteit kunnen creëren voor bedrijven.” Bovendien benadrukt Bansal de noodzaak van samenwerking op lokaal niveau. “We moeten actief streven naar de overgang naar een circulaire economie. Dit betekent dat we lokaal gedreven oplossingen moeten omarmen, zonder altijd afhankelijk te zijn van geavanceerde technologieën. Concreet kunnen mensen bijvoorbeeld hun groenten actief kopen bij kleinschalige, lokale winkels die biologische en seizoensgebonden producten aanbieden. Of dat we het hergebruik en de recycling op lokaal niveau bevorderen om afval te verminderen en waardevolle materialen te behouden voor lokale productie,” zo geeft Bansal aan.

Network for Business Sustainability

“Je kunt waarde voor jezelf én de wereld creëren door innovatie, nieuwe producten, diensten en bedrijfsmodellen”

Naast haar nadruk op het belang van samenwerking tussen bedrijven, overheden en maatschappelijke organisaties, heeft Bansal ook een sterke focus gelegd op samenwerking. Ze heeft altijd geloofd in het potentieel van samenwerking tussen academici, bedrijfsleiders en maatschappelijke organisaties om positieve verandering teweeg te brengen. Haar onderzoekscentrum dat ze oprichtte in 2003, het Network for Business Sustainability (NBS), is een levendig voorbeeld van deze overtuiging. Bansal: “Bij NBS streefden we actief naar het verkleinen van de kloof tussen onderzoek en praktijk. Daarom bundelden we onze krachten met managers in Canada om hun specifieke vragen te beantwoorden, in plaats van ons uitsluitend te richten op academische vraagstukken. Ik ben ervan overtuigd dat we aanzienlijke vooruitgang hebben geboekt op dit gebied.”

Eredoctoraat Volgens Bansal is de oprichting van NBS een cruciale mijlpaal in haar inspanningen die uiteindelijk hebben geleid tot de toekenning van het eredoctoraat. “Het ontvangen van het eredoctoraat is een grote eer,” zegt ze. “Het is buitengewoon motiverend om erkenning te krijgen voor je inzet. Het bevestigt de waarde van mijn werk, maar zal het iets veranderen in mijn toewijding aan mijn werk? Nee, absoluut niet. Ik zal onverminderd blijven doen wat ik altijd heb gedaan.” Bansal past balans niet dagelijks toe in haar leven, zo stelt ze. “Je kunt denken: of

Vuurwerk Jubileum editie

5


ik ga ‘s avonds naar de sportschool of ik breng tijd door met familie en vrienden. Het is voor mij van belang om manieren te vinden om ze alle twee te integreren. Zo gaat het ook in mijn werk: ik heb mijn onderzoek geïntegreerd in mijn praktische werk, en ik combineer ze zonder iets te balanceren. Het een hoeft het ander dus niet uit te sluiten.”

“Het ontvangen van het eredoctoraat is een grote eer” Toekomst van duurzaam ondernemerschap Hoe ziet de toekomst van duurzaam ondernemerschap eruit? Als het aan Tima Bansal ligt, is samenwerking essentieel om de toekomst soepel te laten verlopen. “Het wrange aan duurzaam ondernemerschap is dat we de luxe van tijd niet hebben. Sommige mondiale milieukwesties bereiken een kritiek punt en als we niet snel iets ondernemen, wordt dit steeds problematischer. Dit betekent dat we allemaal, ongeacht onze achtergrond,

moeten samenwerken, of we nu in de praktijk werken of in de onderzoeksgemeenschap, jong of oud zijn,” zo stelt Bansal. Wat onderzoek betreft, denkt Bansal dat we de manier hoe we onderzoek doen moeten herzien. “Onderzoek moet nauw verweven zijn met praktijkgemeenschappen. We kunnen ons niet langer permitteren om onderzoek te doen, het te publiceren en dan na drie, vijf of tien jaar te verwachten dat de wereld is veranderd. De urgentie van deze kwesties vereist samenwerking met de praktijk.” Dit is ook het advies dat Bansal aan jonge onderzoekers geeft: “Leer zowel de taal van de praktijk als die van het onderzoek spreken. Het is van cruciaal belang om het traditionele paradigma van onderzoekers die geïsoleerd werken te doorbreken. Je hoeft niet te kiezen tussen beide werelden; we moeten simpelweg onze mensen anders opleiden,” concludeert Bansal.

“Het is van cruciaal belang om het traditionele paradigma van onderzoekers die geïsoleerd werken te doorbreken”

Eredoctoraat voor Professor Tima Bansal: Pionier in Duurzaamheid en Wetenschappelijke Relevantie Op 23 november krijgt professor Tima Bansal een eredoctoraat van de VU, ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de School of Business and Economics. Tima Bansal staat in de bedrijfskunde bekend om haar bijdragen op het gebied van duurzaamheid, kwalitatieve methodologie en haar inzet om wetenschap relevanter te maken voor de praktijk. Haar werk, met geavanceerde en vaak nieuwe kwalitatieve methoden, heeft belangrijke inzichten opgeleverd in hoe de dimensies van tijd, ruimte en schaal invloed hebben op de manier waarop duurzaamheid vorm krijgt in bedrijfsstrategie. Dit helpt bedrijven om sociale en milieudoelstellingen te combineren met winstgevendheid. Door het oprichten van het Network for Business Sustainability heeft ze deze inzichten ook buiten de academische wereld gebracht naar de bedrijven die daadwerkelijk werken aan – en worstelen met – duurzaamheid. Ze is een lichtend voorbeeld voor veel wetenschappers in hoe ze in haar wetenschappelijke werk, in rollen in de Academy of Management en in praktische initiatieven (zoals Innovation North) vanuit wetenschappelijk werk een bijdrage levert aan duurzame praktijken in het bedrijfsleven.

6

Vrije Universiteit Amsterdam

Elco van Burg


Wetenschap en beleid: Hoe gaan onderzoekers om met politiek beleid? Evi Roelfs

“Ik kreeg altijd al veel energie van ouderen. Je kunt heel veel van ze leren, zolang je ze respecteert en in hun waarde laat”

H

et beeld van wetenschappers die in een ivoren toren onderzoek doen is hardnekkig. Maar onderzoek kan ook echt impact maken op beleid en dus op de samenleving. Zo blijkt uit deze twee voorbeelden van promovendi van de School of Business and Economics, die ieder met hun eigen onderzoek streven naar impact binnen het Nederlandse zorgstelsel.

Passie voor ouderenzorg Chantals interesse in de ouderenzorg begon al op jonge leeftijd. Tien jaar lang werkte ze tijdens de zomers fulltime in de ouderenzorg. Ze verleende thuiszorg, verrichtte huishoudelijke taken, bood gezelschap aan ouderen en hield een waakzaam oogje in het zeil. “Ik kreeg altijd al veel energie van ouderen. Je kunt heel veel van ze leren, zolang je ze respecteert en in hun waarde laat. Je kunt echt iets voor ze betekenen, met eenvoudige dingen. Het is fijn om er voor iemand te zijn.”

Chantal Schouwenaar

Beleid als inspiratiebron Chantals interesses liggen bij beleid en onderzoek. Tijdens haar bijbaan merkte ze, net zoals Roger, dat er een kloof was tussen wat er in de praktijk gebeurt in de ouderenzorg en wat beleidsmakers in Den Haag bedenken. Het is volgens Chantal waardevol om als onderzoeker kennis te hebben van beide aspecten. Beleid kan namelijk soms ook een startpunt zijn voor academisch onderzoek. “Het invoeren van beleid zorgt ervoor dat er iets verandert in de maatschappij. Het kan een startpunt zijn. Je onderzoekt de situatie vóór de invoering van beleid en de situatie ná de invoering van het beleid. Dat kun je bevragen. Mijn proefschrift is eigenlijk heel flexibel. Je reageert als onderzoeker op wat er in de praktijk gebeurt.”

Menselijk aspect aan onderzoek Voor Chantal is de link met de maatschappij van groot belang. Haar onderzoek gaat grotendeels over cijfers en statistieken, maar sommige aspecten zijn moeilijk te kwantificeren, zoals informele en formele zorg. “Wanneer kleinkinderen op bezoek

Vuurwerk Jubileum editie

7


gaan bij hun grootouders levert dat geen financieel gewin op, maar het draagt wel aanzienlijk bij aan het geluk en de kwaliteit van leven van ouderen. Omdat dit geen geld oplevert, vindt Den Haag dit complex. Ik probeer dergelijke aspecten te kwantificeren. Het onderzoek dat ik verricht, draait om mensen. Veel mensen kunnen zich hiermee identificeren. Vrijwel iedereen heeft wel een familielid of kennis die zorg nodig heeft.”

“Wanneer kleinkinderen op bezoek gaan bij hun grootouders levert dat geen financieel gewin op, maar het draagt wel aanzienlijk bij aan het geluk en de kwaliteit van leven van ouderen” Chantal Schouwenaar onderzoekt tijdens haar PhD de zorg voor mensen met dementie in Nederland en richt zich daarbij op de economische aspecten. Momenteel doet ze onderzoek naar hoe we ervoor kunnen zorgen dat ouderen langer thuis kunnen blijven wonen en waarom dat soms ook niet lukt.

8

Vrije Universiteit Amsterdam

J

aarlijks wachten meer dan 80.000 mensen op behandeling bij de gespecialiseerde GGZ. Elke maand dat iemand langer op de wachtlijst staat, zorgt ervoor dat twee procent van de patiënten zijn of haar baan verliest. Dat blijkt uit onderzoek van Roger Prudon. Zijn aanbeveling? Verkort de wachtlijsten. “Dat is zowel goed voor het individu als voor de samenleving als geheel. Kortere wachtlijsten kunnen ervoor zorgen dat patiënten behouden blijven voor de werkzame bevolking.”

Rol van de onderzoeker Roger spant zich in om de economische impact en het kostenplaatje van de lange GGZ-lijsten in kaart te brengen. “Ik probeer het zo concreet mogelijk te maken, om het uiteindelijk voor het beleid ook zo makkelijk mogelijk te maken.” Roger vindt dat hij als onderzoeker input kan leveren aan de overheid en instanties om keuzes te maken, maar dat het niet zijn taak is om deze keuzes uit te voeren. “Het is de taak van de beleidsmakers om wel of niet iets met het onderzoek te doen dat wij als wetenschappers aanleveren.”


Maatschappij als inspiratiebron voor academisch onderzoek

Wetenschap en Den Haag ver uit elkaar

Het belang van maatschappelijke inspiratie voor academisch onderzoek is voor Roger cruciaal. Hiervoor kijkt hij vooral naar het nieuws. Roger: “Blijkbaar zijn dat de dingen waar men tegenaan loopt. Je wilt onderzoek doen dat interessant en belangrijk is. Je wilt onderzoek doen dat er toe doet.” Zodra hij een onderwerp heeft en de juiste data tot zijn beschikking heeft kan Roger aan de slag.

Roger erkent dat er soms een kloof bestaat tussen wetenschappelijk onderzoek en het beleidsvormingsproces in Den Haag. Hij zou graag zien dat het besluitvormingsproces sneller gaat. Hij is dan ook de eerste die naar de relatie tussen de lange wachtlijsten en welke invloed dat heeft op de kans op werk heeft gekeken. “Niemand wil de wachttijden, niemand wil dat deze lijsten zo lang zijn. Het is gewoon een heel groot probleem. Je kunt ook niet verwachten dat het gelijk wordt opgelost, zo werkt het helaas niet in de realiteit.” Waar het geld in de zorg naartoe gaat wordt bepaald door politieke keuzes. “Ik kan zeggen dat de wachttijden slecht zijn en dat ze korter moeten zijn, maar uiteindelijk gaat het om geld. Waar willen we het aan uitgeven?”

Relatie tussen onderzoeker en beleidsmaker Roger is van mening dat voor veel toegepast economisch onderzoek het goed zou zijn om meer contact te hebben met beleidsmakers. Beleidsmakers zouden daar volgens hem ook meer waarde aan moeten hechten. “Voor mij is het heel nuttig om met beleidsmakers in gesprek te gaan. Ik krijg daardoor een beter idee van hoe het systeem in elkaar zit. Ik heb drie jaar onderzoek gedaan naar de WIA, ik heb nu wel door hoe het systeem in elkaar zit. Je kunt lang ergens onderzoek naar doen, maar beleidsmakers weten precies waar de pijnpunten zitten.”

“Ik hoop dat mijn onderzoek een puzzelstukje is in het grotere geheel”

Puzzelstukje in het grotere geheel Binnen de academische wereld is het belangrijk dat je artikel in een academisch tijdschrift wordt geplaatst. Voor Roger is dat niet bevredigend. “Ik denk dat er een reden is waarom onderzoek wordt gedaan. Ik hoop dat mijn onderzoek een puzzelstukje is in het grotere geheel, dat bijdraagt om samen tot een oplossing te komen die de maatschappij verder helpt. Ik hoop dat mijn onderzoek wordt meegenomen bij het maken van politieke beslissingen, maar helaas is de realiteit dat daar vaak tijd overheen gaat.”

Roger Prudon is promovendus bij de Vrije Universiteit Amsterdam en doet onderzoek naar de wisselwerking tussen (geestelijke) gezondheid, werk en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. Vanaf augustus 2024 start hij als assistent-professor in toegepaste micro-economie aan de Lancaster University.

Vuurwerk Jubileum editie

9


Meer voldoening en betekenis in je werk? Neem zelf het voortouw! Mika Linse

10

Vrije Universiteit Amsterdam


I

n een snel veranderende arbeidswereld waarin het traditionele concept van werk voortdurend verandert, zoeken werknemers naar manieren om meer voldoening en betekenis uit hun professionele leven te halen. Het zoeken naar een nieuwe baan is een veelvoorkomende oplossing als je het plezier in je werk verloren bent, maar een andere effectieve oplossing is job crafting. Job crafting stelt werknemers in staat om actief de inhoud van hun baan aan te passen om zo een werkervaring te creëren die naadloos aansluit bij hun individuele behoefte, interesses en vaardigheden.

“Er valt nog veel te verbeteren als het gaat om het creëren van werkomgevingen die productief, motiverend én bevredigend zijn voor werknemers” Hoe zorg je ervoor dat werknemers zelf de regie kunnen nemen over de invulling van hun taken en werkzaamheden? En wat betekent dit voor de toekomst van werk? Hoogleraar Maria Tims van de Vrije Universiteit deelt haar visie.

Gebrek aan kennis zorgt voor slechte banen Tims doet onderzoek naar de manier waarop werk wordt vormgegeven door werkgevers en werknemers, en benadrukt dat mensen die banen ontwerpen voor anderen vaak onvoldoende kennis hebben van werkdesign (het creëren van werkomgevingen die productief, bevredigend en motiverend zijn voor werknemers). Om dit te illustreren, haalt ze een onderzoek aan van haar Australische collega’s: “In dit onderzoek werd mensen gevraagd een baan te ontwerpen voor een onderzoeksassistent. Wat bleek? Mensen met weinig kennis over werkdesign voegden alleen taken aan de functie toe die erg op elkaar leken, namelijk het opslaan van documenten van projecten op de juiste plek. De gedachte daarachter was: als je de documenten van ‘Project A’ opslaat, dan kun je net zo goed hetzelfde doen voor ‘Project B’. En zo ontstond een hele simpele baan gericht op slechts een of enkele vaardigheden. Dit is hét recept voor mentale problemen: mensen vinden het te saai, worden beperkt in hun ontwikkeling, krijgen een burn-out of verlaten de organisatie.” Het viel de onderzoekers op dat organisatiepsychologen de mensen waren in het onderzoek die wél goede banen creëerden, juist door genoeg afwisselende taken toe te voegen aan de baan: “Dat is een interessante bevinding. Als je geen kennis van werkdesign hebt, dan ontwerp je over het algemeen kwalitatief slechtere banen dan mensen die deze kennis wél hebben. Op dit vlak is er dus nog veel ruimte voor verbetering.”

Vuurwerk Jubileum editie

11


Openheid nodig voor dialoog over goede kwaliteit werk Tims constateert dat werknemers steeds actiever hun baan naar eigen wens aanpassen. Tims: “Maar dit gebeurt nog niet altijd op de juiste manier. Veel mensen craften hun baan zonder dit te bespreken met hun leidinggevenden of collega’s, terwijl het juist belangrijk is om hen erbij te betrekken. Als je je baan verandert, dan kan dat impact hebben op het werk dat je doet en op het werk dat je zou moeten doen, waardoor je collega’s kunt belasten met extra werk. Door hier open over te zijn, kun je kijken hoe je je baan kunt aanpassen zonder dat dit negatief uitpakt voor de mensen waar je mee samenwerkt.”

“Een simpele ‘hoe gaat het?’ is echt niet meer voldoende, de werkgever moet doorvragen naar de mentale gezondheid, weerbaarheid en tevredenheid van de werknemer” Anderzijds speelt de werkgever ook een belangrijke rol bij het faciliteren van job crafting, zo benadrukt de hoogleraar: “Het is belangrijk dat je als organisatie initiatieven als job crafting bespreekbaar maakt en niet de kop indrukt. Het jaarlijkse evaluatiegesprek tussen werkgever en werknemer is niet voldoende om kennis te hebben van wat er speelt bij de werknemer: We kunnen scherper zijn op die dialoog. Een simpele ‘hoe gaat het?’ is echt niet meer voldoende, de werkgever moet doorvragen naar de mentale gezondheid, weerbaarheid en tevredenheid van de werknemer. Er moet ook ruimte zijn om die dialoog aan te gaan, want ga je als werknemer aankaarten dat je iets anders wilt? Of dat je je verveelt? Of dat je de werkdruk te hoog vindt? In een gesloten organisatiecultuur waarin mensen bijvoorbeeld geen zwaktes durven te tonen is het lastig om deze vragen aan de kaak te stellen. Als het werk open besproken kan worden, dan kunnen er ook oplossingen worden gevonden zodat de baan goed blijft passen bij de wensen van de werkgever en de werknemer. In bepaalde gevallen kan de werknemer zelf actie ondernemen door middel van job crafting, en in andere gevallen zal de werkgever iets op moeten lossen.” Technologische vaardigheden worden belangrijker Je blijft langer bevlogen als je sleutelt aan je functie en werkgevers houden je langer aan boord. Job crafting is dus de vaardigheid van de toekomst, maar wat kunnen we nog meer verwachten van de veranderende werkomgeving? “Mensen die kunnen

12

Vrije Universiteit Amsterdam

omgaan met nieuwe technologieën worden steeds belangrijker. Vaardigheden zoals data-analyse, programmeren en omgaan met AI-tools worden steeds belangrijker in verschillende sectoren en functies. Het vermogen om nieuwe technologieën te begrijpen, ermee te werken en ze effectief toe te passen, zal een duidelijk concurrentievoordeel bieden en nieuwe kansen creëren in de arbeidsmarkt van de toekomst,” zo geeft Tims aan. Als het gaat om werkomstandigheden, denkt Tims dat dit op dezelfde voet verder gaat. “We gaan steeds meer hybride werken, er wordt steeds meer extern personeel ingehuurd en er zullen steeds meer mensen gebruik maken van grote platforms als Uber en Deliveroo omdat zij een grote mate van flexibiliteit bieden. Daarnaast zal AI veel banen overbodig maken, maar er zullen tegelijkertijd ook veel nieuwe banen ontstaan. Om nieuwe dingen te kunnen doen, zijn ook mensen nodig die deze uitvinden, bouwen, monitoren en verbeteren.” HR moet blijven opleiden en vooruitdenken Volgens Tims speelt HR-personeel een essentiële rol in hoe organisaties zich het beste kunnen voorbereiden op de veranderingen in de toekomst van werk. “Veel sectoren zijn continu in verandering. HR-managers moeten er dicht op zitten om op de hoogte te blijven van alle veranderingen die spelen in hun sector. Daar hoort het inzetten op opleidings- en trainingsprogramma’s binnen organisaties ook bij, zodat werknemers de juiste vaardigheden leren. Dit geldt ook voor nieuwe vaardigheden die nu nog niet in de organisatie zitten, maar die mogelijk wel belangrijk gaan worden in de toekomst. Dus voor het behoud van een competitieve voorsprong zul je als organisatie oplettend moeten zijn en vooruitdenken,” concludeert Tims.

Maria Tims is hoogleraar Future of Work aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Haar expertise ligt op het gebied van work design, oftewel de manier waarop wij allemaal ons werk vormgeven. Haar onderzoek richt zich op hoe proactieve gedragingen binnen teams kunnen worden beheerd en wat er gebeurt als teamleden hun banen anders vormgeven. Tims ontving een NWO-subsidie voor haar onderzoek.


Zijn investeerders bereid om financieel gewin opzij te zetten voor maatschappelijke impact? Rex Wang

Duurzaam beleggen en investeren in Environmental, Social, and Governance (ESG) assets trekken steeds meer de aandacht van zowel academici als professionals. Recent onderzoek voorspelt dat de totale waarde van wereldwijde ESG-assets tegen 2025 naar verwachting meer dan 53 biljoen dollar zal bedragen, wat meer dan een derde is van het totale beheerde vermogen wereldwijd. Maar ondanks de populariteit van duurzame investeringen, blijft een cruciale vraag onbeantwoord: voegen ESG- of groene assets waarde toe voor investeerders, naast de verwachte risico- en rendementseigenschappen? Momenteel is er nog geen definitief antwoord op de bovenstaande vraag. Hoewel sommige experimentele en enquêteonderzoeken suggereren dat sociale waarden een belangrijkere rol spelen bij impact-bewust investeren dan financiële motieven, benoemen veel investeerders ook hogere rendementen als een belangrijke drijfveer om ESG-principes te omarmen. Het onderzoeken van deze vraag met behulp van real-world data is complex, omdat we een situatie moeten vinden waarin we twee assets met identieke verwachte rendementen en risico’s kunnen vergelijken, maar waarbij alleen hun ESG-profielen verschillen. Samen met Dr. Shuo Xia van het Halle Institute for Economic Research en de Universiteit van Leipzig, ben ik deze uitdaging aangegaan. In ons onderzoek hebben we groene obligaties van Amerikaanse gemeenten gebruikt als onderzoeksetting om de niet-financiële drijfveren van investeerders te scheiden van de financiële voordelen van duurzaam beleggen.

Deze setting heeft twee voordelen. Ten eerste zijn groene obligaties identiek aan conventionele obligaties van dezelfde uitgever, met uitzondering van het feit dat de opbrengsten expliciet worden gebruikt voor milieuvriendelijke en duurzame projecten. Dit betekent dat de financiële rendementen en risico’s gelijk zijn voor groene en conventionele obligaties van dezelfde gemeente. Ten tweede zijn groene obligaties vaak kleinschalig, waardoor groene investeerders (als ze aanwezig zijn) de prijs kunnen beïnvloeden door het grootste deel van de aanbiedingen te kopen. Als groene obligaties duurder worden uitgegeven of verhandeld dan normale obligaties van dezelfde uitgever, dan laat deze extra premie, die we greenium noemen, zien dat investeerders bereid zijn een lager rendement te aanvaarden voor investeringen die beter passen bij hun sociale waarden. In ons onderzoek werken we aan een nieuwe manier om de extra prijs (greenium) van groene obligaties te beoordelen. Deze methode is gebaseerd op het principe van no-arbitrage pricing, wat betekent dat we proberen te zorgen dat er geen mogelijkheid is voor winst zonder risico. Voor elke groene obligatie creëren we eigenlijk een denkbeeldige gewone obligatie die dezelfde financiële opbrengsten en risico’s heeft. De greenium is dan het prijsverschil tussen de groene obligatie en deze denkbeeldige gewone obligatie. Met behulp van een steekproef van 3.699 Amerikaanse gemeentelijke groene obligaties die zijn uitgegeven tussen juni 2013 en december 2020, hebben we vastgesteld dat de prijs van groene obligaties gemiddeld ongeveer 3% hoger ligt.

Daarnaast hebben we ontdekt dat de prijs van groene obligaties wordt beïnvloed door de interesse van investeerders die milieuvriendelijke investeringen zoeken. Wanneer ESG-investeerders zich minder zorgen maken over greenwashing, bijvoorbeeld door externe certificeringen of betere kredietbeoordelingen, zien we dat de prijs van deze groene obligaties hoger is. De prijsstijging is ook groter wanneer lokale investeerders meer bewust zijn van klimaatverandering en meer vertrouwen hebben in de inspanningen van de uitgevende instellingen om het milieu te beschermen. Dit vertrouwen wordt vaak beïnvloed door lokale milieuregelgeving en de handhaving ervan. Kortom, ons onderzoek wijst erop dat groene obligaties tegen een hogere prijs worden uitgegeven en verhandeld. Dit laat zien dat een aanzienlijk deel van de investeerders bereid is om extra te betalen voor milieugerelateerde en maatschappelijke voordelen, naast hun financiële overwegingen.

“Een aanzienlijk deel van de investeerders is bereid om extra te betalen voor milieugerelateerde en maatschappelijke voordelen” Vuurwerk Jubileum editie

13


De onderzoekers van de toekomst Na het voltooien van hun studie, met het schrijven van hun scriptie als laatste horde, vinden de meeste studenten snel een baan in het bedrijfsleven. Maar sommige alumni konden na hun scriptie, geloof het of niet, geen genoeg krijgen van het doen van onderzoek. Voor hen lonkt een carrière in de academische wereld. Zo ook voor PhD-studenten Lynn Bouwknegt en Damla Diriker en gepromoveerd onderzoeker Sorravich Kingsuwankul. Yrla van de Ven

14

Vrije Universiteit Amsterdam


Lynn Bouwknegt Promovendus Lynn Bouwknegt onderzoekt hoeveel waarde mensen toekennen aan groen in de directe omgeving van hun huis. Nuttige informatie voor gemeenten en projectontwikkelaars, die dan de bouwplannen beter kunnen laten aansluiten bij de behoefte aan groen. Lynn Bouwknegt stapte op achttienjarige leeftijd de Vrije Universiteit Amsterdam binnen voor een bachelor Economie, gevolgd door het masterprogramma Spatial, Transport and Environmental Economics. Eigenlijk had ze niet durven dromen dat ze daarna zou gaan promoveren. “Tijdens mijn master vroeg mijn scriptiebegeleider of ik als onderzoeksassistent wilde werken. Dat werk vond ik zo leuk, dat ik me wilde inschrijven voor een research master, een tweejarig programma ter voorbereiding op een promotieplek. Maar toen kwam er toevallig net een PhD-positie vrij en ben ik daarvoor gegaan!”

“Ik wil studenten graag inspireren en laten zien wat je met onderzoek kunt bereiken”

De promotieplek van Lynn is een samenwerking tussen de Vrije Universiteit Amsterdam en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in Den Haag. Een ideale combinatie, volgens Lynn. “Zo krijg ik zowel input vanuit beleidsmakers, als vanuit de wetenschap. De onderzoeksvraag waar ik aan werk (hoeveel waarde kennen mensen toe aan een groene woonomgeving, red.) komt van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Daardoor weet ik dat de resultaten van mijn onderzoek ook zullen worden gebruikt voor beter beleid.” De combinatie is soms ook wel lastig, want ze kan maar op één plek tegelijk aanwezig zijn, terwijl ze zowel haar collega’s op de campus als bij het PBL graag regelmatig spreekt. Maar het werken met veel collega’s zorgt er ook voor dat ze minder vaak het gevoel heeft er alleen voor te staan. “Dat is bij promoveren soms wel een risico. Het is best competitief en uiteindelijk ben je toch veel bezig met je eigen onderzoek, ook al heb je veel contact met andere promovendi.” Promoveren omvat veel meer dan alleen onderzoek doen, en Lynn haalt ook veel energie uit het lesgeven aan studenten. “Ik wil studenten graag inspireren en laten zien wat je allemaal met onderzoek kunt bereiken. In de toekomst hoop ik samen met collega’s de colleges nog interactiever te maken, meer uitdagende opdrachten te verzinnen en de eigen input van studenten te verwerken in de vakken die ik doceer.”

Vuurwerk Jubileum editie

15


Sorravich Kingsuwankul Onderzoeker Sorravich Kingsuwankul maakt gebruik van economische experimenten om oneerlijk gedrag te doorgronden en te leren hoe het te ontmoedigen is. Hij promoveerde aan de Universiteit van Lyon in Frankrijk en werkt sinds 2022 aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Daarvoor volgde hij een bachelor in India en een master in zijn geboorteland Thailand. Tijdens die master in Bangkok maakte hij voor het eerst kennis met experimenteel onderzoek. “Het was voor mij een grote verrassing dat economen, net als natuurkundigen, ook gebruik maken van experimenten om hun theorieën te toetsen,” aldus Sorravich. Zijn scriptiebegeleider zag in Sorravich potentie en moedigde hem aan om te solliciteren voor een promotieplek in Europa. Sorravich: “In Europa kreeg ik de kans om de voorlopers in experimenteel economisch onderzoek te ontmoeten. Ik ontdekte in Lyon dat je je als onderzoeker niet op slechts één onderwerp hoeft te focussen, maar jezelf steeds kunt blijven vernieuwen.” Na een conferentie in Tilburg wist hij zeker dat hij na zijn promotie naar Nederland wilde gaan, vanwege de open cultuur. “Ik zag dat hoogleraren en jongere onderzoekers een goede band met elkaar hebben en als gelijken met elkaar communiceren, dat vind ik erg prettig.” Het bedenken van experimenten verveelt volgens Sorravich nooit. “Ik kan er al mijn creativiteit in kwijt. Ook zijn de resultaten vaak verrassend.” Toch is een baan als onderzoeker niet altijd makkelijk. Daarom heeft hij nog wel wat tips voor mensen die overwegen om te beginnen met een PhD: “Besef dat je carrière niet het enige is wat je definieert. Investeer ook in contact met andere promovendi, zodat jullie elkaar kunnen steunen, en praat regelmatig met je begeleiders. En weet dat je problemen niet in je eentje hoeft op te lossen.”

16

Vrije Universiteit Amsterdam

“Als onderzoeker focus ik me niet op één onderwerp, maar blijf ik mezelf vernieuwen”


Damla Diriker Promovendus Damla Diriker doet onderzoek naar hoe innovatie binnen samenwerkingsverbanden kan bijdragen aan het oplossen van ingewikkelde maatschappelijke uitdagingen. Zo onderzocht ze bijvoorbeeld hoe digitale platformen, zoals collaboratieve crowdsourcing, kunnen worden ingezet om de problemen die verband houden met de COVID-19-pandemie aan te pakken. In het platform dat ze heeft bestudeerd, werd het publiek uitgenodigd om gezamenlijk oplossingen voor deze problemen te bedenken door hun kennis en ervaringen op het platform te delen.

“Ik mag zoveel verschillende mensen interviewen en zien hoe de wereld er door hun ogen uitziet”

Het idee om te gaan promoveren ontstond tijdens haar research master Business in Society aan de Vrije Universiteit Amsterdam en de Universiteit Amsterdam. Tijdens die studie werkte ze als onderzoeksassistent bij het KIN Center for Digital Innovation. “Dat vond ik een hele fijne werkplek. Ik had een goede werkrelatie met mijn begeleiders en ik zag dat KIN veel connecties heeft met mensen van buiten de academische wereld, bij allerlei bedrijven en maatschappelijke organisaties,” vertelt Damla. “Dat vind ik nu ook het leukste aspect van mijn promotieplek, ik mag zoveel verschillende mensen interviewen en krijg dan wat mee van hoe de wereld er door hun ogen uitziet.” Onderzoek doen stelt soms wel haar geduld op de proef. “Het duurt heel lang voordat je resultaat ziet van je werk. Je moet eerst een onderzoeksopzet uitwerken, interviews afnemen, data verzamelen en verwerken, en pas dan zie je de eerste resultaten. Dat vind ik soms lastig, want ik ben best ongeduldig.” Maar door met vrienden te praten over haar werk, kan ze alles goed relativeren. En het werk is erg variërend. “Ik geef ook les en ben medeoprichter van Impact Lab, een initiatief voor co-creatie op basis van uitdagingen, waar studenten samen nieuwe oplossingen kunnen bedenken voor maatschappelijke problemen,” aldus Damla.

Vuurwerk Jubileum editie

17


75 jaar School of Business and Economics in vogelvlucht Een faculteit is meer dan alleen een locatie en haar academische prestaties. Dat geldt in ieder geval voor de School of Business and Economics, die inmiddels zo’n vier keer van gebouw is gewisseld en ongeveer net zo vaak van naam. Het DNA van de faculteit zit in haar mensen. Zoals de hoogleraren die ooit studenten naar de FEBO stuurden voor een kroketje. De studenten uit de jaren ’70 die fanatiek marxistische posters verspreidden in de faculteit. Vijfenzeventig jaar na de oprichting staat de faculteit nog als een huis. Want zelfs als aan dat huis het nodige is verbouwd, blijkt de fundering ijzersterk. Rachelle Wagner

18

Vrije Universiteit Amsterdam


De oprichting “De oprichting verliep anders dan de meeste mensen denken.” Het is het eerste wat zowel universiteitshistoricus Ab Flipse als emeritus-hoogleraar Monetaire Economie Hans Visser zeggen als we ze spreken over de oprichting van de faculteit. Daarmee doelen ze op de – zelfs voor universitaire begrippen – lange aanloop van de totstandkoming van de faculteit. De eerste plannen voor een economische faculteit waren er al in 1938 – maar liefst tien jaar voordat deze daadwerkelijk werd opgericht. In 1938 kende de Vrije Universiteit de Faculteit der Rechten, Godgeleerdheid, Letteren & Wijsbegeerte, en Wis- & Natuurkunde. Om te voldoen aan de eis van de overheid om een zogeheten volledige universiteit te zijn, was het echter nodig om hier ook een vijfde faculteit aan toe te voegen op korte termijn. De VU was tenslotte sinds 1905 wettelijk erkend, wat betekende dat ze aan de eisen van de overheid moest voldoen. Deels omdat een economische faculteit simpelweg goedkoper was dan een medische, maar ook omdat beseft werd dat de samenleving steeds meer behoefte kreeg aan economen, begon een commissie eind jaren dertig plannen te smeden voor een economische faculteit. De naam die constant in de brieven en memo’s van de commissie wordt genoemd als aangewezen persoon om de faculteit te trekken is níet de later bekend geworden Jelle Zijlstra, Z.W. Sneller of Folkert de Roos, maar – de waarschijnlijk de voor velen onbekende – Jan Ridder.

De eerste plannen voor een economische faculteit waren er al in 1938 – maar liefst tien jaar voordat deze daadwerkelijk werd opgericht.

Jan Ridder was eind jaren dertig een veelbelovend econoom, prominent financieel ambtenaar bij het departement van Financiën én verwant aan het gedachtegoed van de VU. Bovendien vond hij dat het bij zijn toenmalige werkgever, de Nederlandse Economische Hogeschool in Rotterdam (de voorloper van de Erasmus Universiteit) “ontbrak aan iedere vorm van richting en grondslag”. Ridder wilde een voorbeeld nemen aan het katholieke Tilburg, waar economen zich fundamentele vragen stelden over de toepassing van economische theorie en welke invloed dat heeft op het mensbeeld: “Er waait daar een frissche wind en er heerscht geestdrift.” Aan de VU zou dat uiteraard vanuit calvinistisch oogpunt moeten gebeuren. Dit alles maakte Ridder bij uitstek de man om de basis te leggen voor de gloednieuwe faculteit. De Tweede Wereldoorlog gooide tijdelijk roet in het eten, maar na de bevrijding in 1945 konden de plannen weer uit de la worden gehaald. De commissie zag Jan Ridder nog steeds als mogelijk boegbeeld en spil van de nieuwe faculteit. Hoewel hij in 1944 een benoeming nog afwees om zich te kunnen richten op de wederopbouw van Nederland, leek een buitengewoon hoogleraarschap wellicht een optie te zijn. Een noodlottig vliegtuigongeval in 1946 op Schiphol waarbij Ridder om het leven kwam zorgde ervoor dat er opnieuw moest worden nagedacht over wie vorm zou kunnen geven aan de economische faculteit.

Dat bleek niet eenvoudig. De economische faculteit mocht dan een radicaal andere koers willen varen dan bijvoorbeeld Rotterdam, maar de prominente kandidaten van die tijd, ook als ze zelf gereformeerd waren, leken zich niet per definitie te kunnen vinden in het ‘tweeledige profiel’ dat werd gezocht: “inhoudelijk gezien een vakman, levensbeschouwelijk werd streng toegezien op de gereformeerde gezindte.”

Vuurwerk Jubileum editie

19


De start van de faculteit De keuze viel uiteindelijk op de nog piepjonge en onervaren 29-jarige Jelle Zijlstra als een van de eerst aangestelde hoogleraren. Samen met professor Z.W. Sneller en F.L. van Muiswinkel – beiden ook gehaald uit Rotterdam – was aan hen de taak om de nieuwe faculteit op poten te zetten. En in 1948 was het dan eindelijk zover: maar liefst een ruime 10 jaar na de eerste plannen, ging de Economische en Sociaal Wetenschappelijk faculteit officieel van start.

Voor meer verdieping over de stichting van de faculteit, zie het artikel ‘In Rotterdamsche Sfeer’.

De aanloop kende zijn hindernissen, maar ook toen de faculteit eenmaal bestond, was er wrijving tussen Zijlstra, Sneller, Van Muiswinkel, de in 1949 aangetrokken Folkert de Roos, en het toenmalige bestuur van de VU. Want waar Ridder zich helemaal kon vinden in het calvinistische wetenschapsideaal, vonden de nieuw-aangestelde hoogleraren dat plat gezegd onzin. Economen gebruiken immers in elke school dezelfde begrippen, dezelfde rekenmethodes, dezelfde methodologie, aldus de hoogleraren. In het faculteitsblad Economisch Bulletin vatte professor J.G. Knol het bij het 40-jarig bestaan van de faculteit bondig samen: “De faculteit moest ook naar het oordeel van de besturende colleges een waardevolle bijdrage leveren aan de architectonische kritiek op de samenleving en de daarin aanwezige machtsverhoudingen.” Daartegenover stonden de toenmalige hoogleraren, wier opvattingen professor Knol als volgt

Voor wie een wandeling in de buurt maakt van het Vondelpark: de statige villa staat er nog steeds en is nu een kantoorpand.

20

Vrije Universiteit Amsterdam

echode: “De theoretische economie is waardevrij en moet dat ook blijven.” Het getouwtrek zou in de jaren daarop voortduren en beide partijen zouden waarschijnlijk zeggen dat een compromis nooit helemaal werd bereikt.

Intrek op de Koningslaan Bij een nieuwe faculteit hoorde vanzelfsprekend een nieuw gebouw. De VU was eind jaren ’40 verspreid over de grachtengordel en Amsterdam-Zuid, en er werd gezocht naar een geschikt onderkomen. Tot die tijd werd de gloednieuwe faculteit tijdelijk ondergebracht in het scheikundig laboratorium aan de De Lairessestraat 174. “Het verhaal gaat dat alle economiestudenten aan het einde van de dag naar huis gingen met kleding vol chemische luchtjes, zodat de vrouw van hoogleraar Zijlstra wanneer hij thuiskwam na een lange werkdag en treinreis terug naar Rotterdam, snuivend opmerkte dat hij stonk,” vertelt universiteitshistoricus Ab Flipse. Lang hoefde ze gelukkig niet de chemische dampen in te ademen. In 1949 was het zover: na een verbouwing van een dubbele villa op de hoek van de Koningslaan en de Emmalaan kreeg de nieuwe economische faculteit zijn eigen gebouw: Koningslaan 31-33. De net geen honderd studenten (waarvan één vrouw) namen hun intrek in het gebouw – sommigen zelfs letterlijk als onderkomen. De huismeester G. Bouma kreeg er zijn eigen stulpje en het werd zelfs als pied-à-terre door professor Sneller gebruikt. De huismeester Bouma was ook een soort vertrouwenspersoon voor zowel studenten als docenten, volgens Flipse: “Omdat hij er woonde, ving hij natuurlijk van alles op. Studenten die mopperde over docenten, docenten die op hun


Internationale faam De faculteit groeide ondertussen gestaag. En bij groei komt uitbreiding, waaronder het kijken over de grenzen. De internationalisering van Nederlandse universiteiten – waaronder de VU – is de afgelopen jaren veelvuldig in het nieuws gekomen. Moeten we nu wel of niet meer internationale studenten en docenten aantrekken? Wat betekent dat voor het curriculum? De taal waarin we lesgeven? Internationalisering lijkt zowel het tover- als het taboewoord van de afgelopen jaren. Maar al in de jaren ’70 van de twintigste eeuw begon de faculteit – sinds 1963 gesplitst als economische faculteit en sociale faculteit - internationaal naam te maken. En dat is vooral te denken aan één man: professor Linnemans. Een ontwikkelingseconoom, toevallig ook uit Rotterdam. Waar De Roos en Sneller zowel in publicaties als lessen vooral nationaal gefocust waren, vond Linnemans dat de faculteit zich buiten onze landsgrenzen mocht begeven.

Het gebouw op de Koningslaan werd als pied-à-terre door een van de professoren gebruikt. beurt weer bij hem polsten, om erachter te komen wat die studenten nou van hen vonden. ”Een soort informele voorloper van de huidige evaluaties dus. Opmerkelijk is dat de VU ook toen al een aantrekkingskracht had op studenten die de eerste waren in hun familie die gingen studeren. Emeritus Hoogleraar Hans Visser – inmiddels al bijna vijftig jaar verbonden aan de VU – was zo’n student. Hij herinnert zich zijn open dag begin jaren ’60 nog goed. “Ik heb nergens anders gekeken.” vertelt hij. “Ik wist gewoon: hier wilde ik zijn.” Visser behoorde tot een van de vele studenten afkomstig uit middenstandsgezinnen die uiteindelijk voor de VU kozen. De sfeer was gemoedelijker, de docenten toegankelijker én het was bovendien een stuk beter geregeld dan op die andere Amsterdamse universiteit, aldus de hoogleraar. Visser herinnert zich dat studenten die van de UvA overstapten naar de VU soms met tranen in hun ogen vroegen ‘of de cijfers hier wél gewoon goed verwerkt konden worden’. Betrouwbaarheid, deskundigheid: daar stond en staat de VU nog steeds bekend om. Dat werd door sommigen weleens uitgelegd als ‘saai en duf’, maar zelfs toen was het al een eigenschap waarmee de VU zich positief kon onderscheiden ten opzichte van andere universiteiten.

In 1973 werd het huidige Hoofdgebouw officieel geopend. Inhoudelijk, maar ook letterlijk. Ontwikkelingseconomie, die zich per definitie afspeelt op mondiaal niveau, was toen bovendien een hot topic. Overigens niet alleen in de economische wereld, maar (juist) ook op andere vakgebieden. Dat blijkt wel uit een snelle blik in de VU-magazines van de jaren ‘70, waarin veelvuldig en vanuit verschillende hoeken aandacht werd geschonken aan ontwikkelingsvraagstukken en ontwikkelingslanden – zoals deze toen nog werden genoemd.

Vuurwerk Jubileum editie

21


Roerige tijd In dezelfde tijd was het op het wereldtoneel zeer onrustig, wat zijn directe weerslag had op de universiteit. De Koude Oorlog, de Vietnamoorlog en het neo-marxisme lieten vooral onze studenten niet onberoerd. Er waren regelmatig studentenprotesten op de campus waar ook economiestudenten gretig aan meededen. In 1981 werd er zelfs een tripje georganiseerd naar Budapest, om daar een bezoek te brengen aan een universiteit, een vestiging van IBM en de vakbonden te bezoeken. Harmen Verbruggen, later hoogleraar Environmental Economics en decaan van 2004 tot 2013, herinnert zich: “De faculteitsvereniging, die vooral gastsprekers uitnodigde en excursies voor de studenten organiseerde, werd omgedoopt tot studentenvakbond. Er was maatschappijkritiek en er werd geijverd voor zogenaamde politieke economie.” Posters van Lenin werden fanatiek opgehangen in de faculteit. Tot grote onvrede van de docenten. Het antikapitalisme, waar veel studenten zich in konden vinden, stond lijnrecht tegenover de gangbare economische opvattingen en de lesstof. De vroegere discussies bij de oprichting van de faculteit over de vraag of economie neutraal is en moet zijn en welk doel ze dient, kregen een reprise. Flipse ziet het vooral als een tijd waarin de studenten meer inspraak wilden in het reilen en zeilen van de faculteit, en zelf mee wilden besturen. Dat leidde soms tot spanningen, hoewel die aan andere faculteiten veel grotere waren dan bij economie. Vandaag bestaat er een sterk afgezwakte vorm met een facultaire studentenraad die niet zo zeer zelf meebestuurt, maar advies geeft.

Het antikapitalisme stond lijnrecht tegenover de gangbare economische opvattingen en de lesstof

Kantelpunt In de jaren ’80 keerde de rust weer terug op de faculteit. Uiteindelijk, zoals Flipse zegt, dachten veel studenten in de faculteit toch aan ‘carrière maken’. Bedrijfskunde als opleiding is in die tijd dan ook in opmars. Visser, toen inmiddels al een tijd werkzaam bij de faculteit, begon dan ook een onderscheid te zien in het type studenten dat de faculteit aantrok. Aan de ene kant de economiestudenten die wat losser waren, misschien zelfs wel wat idealistischer – een overblijfsel van de ontwikkelingseconomie uit de jaren ’70 - en de bedrijfskundestudenten aan de andere kant, die regelmatig in pak en das bij colleges verschenen.

In de jaren ‘80 trok de faculteit een ander type studenten aan 22

Vrije Universiteit Amsterdam

In 1987 werd Econometrie aan de naam van de faculteit toegevoegd en werden we officieel ‘De Faculteit der Economische Wetenschappen en Econometrie’. “Achteraf bezien kan het jaar 1987 als een kanteljaar worden gezien,” zegt Verbruggen daarover. Behalve dat de econometristen onderdeel werden van de faculteit werd het Tinbergen Instituut opgericht: een unieke samenwerking tussen de Erasmus Universiteit, de Universiteit van Amsterdam en de Vrije Universiteit. De nadruk werd zowel in het programma-aanbod als in het wetenschappelijk onderzoek meer gelegd op Bedrijfskunde en de faculteit groeide nog verder, waarbij Bedrijfskunde en de latere Engelstalige afsplitsing ‘International Business Administration’ een vlucht namen in studentenaantallen.


De School of Business and Economics Dat brengt ons uiteindelijk bij de dag van vandaag. Onze faculteit heeft vele gedaantewisselingen ondergaan, maar de basis is uiteindelijk altijd dezelfde gebleven: economie (en bedrijfskunde en econometrie) bedrijven vanuit gedegen methodiek, maar ook altijd ter discussie stellen vanuit wélke context we deze bedrijven. In 1988 schreef professor Knol het volgende over zijn hoop waar de faculteit in de toekomst zou staan: ‘Een faculteit die weet heeft van de maatschappelijke problemen en die bereid is om in steeds sterkere mate het denken dienstbaar te doen zijn aan de oplossing van die problemen.” Vijfendertig jaar later kunnen we met recht stellen dat we daar met de gehele faculteit en onze alumni elke dag keihard aan werken.

Voor dit artikel is er gebruik gemaakt van de volgende bronnen: • Economisch Bulletin – 1988/1989, nummer 2, jaargang 20 • Geheugen van de VU – geheugenvandevu.nl (redactie Ab Flipse) • Jelle zal wel zien – biografie / dissertatie Jonne Harmsma • ‘In Rotterdamsche sfeer’: Economische wetenschap aan de Vrije Universiteit tussen Ridder en Zijlstra’ - Jonne Harmsma. • VU Magazine, 5e jaargang, editie 4, pagina 17, 1976.

Met veel dank aan Universiteitshistoricus Ab Flipse en Emeritus Hoogleraar Hans Visser voor hun input. Tussen haakjes Natuurlijk kan in een paar pagina’s niet de gehele geschiedenis van de faculteit nauwkeurig worden uiteengezet. Het is onvermijdelijk dat we bepaalde tijdsvakken of gebeurtenissen hebben overgeslagen of minder uitgediept dan we zouden willen. We hebben geprobeerd een aantal hoogtepunten van de faculteit als uitgangspunten te nemen – juist ook waar in het verleden minder aandacht aan is besteed. Voor wie meer wil lezen over vijfenzeventig jaar SBE, verwijzen we dan ook graag naar de genoemde bronnen. Wie zelf historisch onderzoek wil doen naar de faculteit, verwijzen we graag naar de universiteitshistoricus om te kijken welke mogelijkheden er zijn.

Vuurwerk Jubileum editie

23


“We willen een plek zijn waar iedereen zichzelf kan ontwikkelen” Het bestuursjaar van Max Cristina, voorzitter van Aureus, en Lotte Witke, voorzitter van Kraket, zit er inmiddels op. Met voldoening kijken ze terug op afgelopen jaar. Wat heeft Max het meeste geleerd uit dit jaar? “Op zo’n jonge leeftijd al zo’n grote verantwoordelijkheid hebben.” Voor Lotte gaat het vooral om haar leiderschapsstijl. Volgens haar bestaat er niet één manier om leiding te geven; je moet je aanpassen aan je bestuur en hen vooral heel goed leren kennen. “Iedere persoon is anders en heeft een andere behandeling nodig.” Evi Roelfs

Tradities Aureus is een van de grootste én meest actieve faculteitsverenigingen van Nederland. Inmiddels telt Aureus 6000 leden, waarvan er 200 actief zijn. Kraket telt 1280, waarvan er ruim 70 actief zijn. Aureus viert dit jaar, net zoals de faculteit, haar 75e bestaan. Kraket bestaat in 2023 51 jaar.

24

Vrije Universiteit Amsterdam

Hoewel Lotte en Max vertellen dat er veel is veranderd in de afgelopen jaren binnen de studieverenigingen, blijven ze ook trouw aan de langdurige tradities. “We gaan al jaren op Kraketweekend en dat ziet er altijd hetzelfde uit. We huren een groot huis voor een weekend met alle leden. Hier hebben we een groot feest, een biercantus waarbij het drinken van bier en zingen centraal staat, tot slot is er een pubquiz. Mensen blijven ieder jaar weer terugkeren, dat is heel erg leuk om te zien. Niet alleen de biercantus blijft terugkeren, ook de ‘case day’: een jaarlijks terugkomend evenement voor de leden van Kraket. Bij de case day komen bedrijven langs om een specifieke case te presenteren. Hier komen veel studenten op af, het is een leuke en informatieve dag voor econometriestudenten. Ook bij Aureus zijn bepaalde evenementen vaste prik. Voor Aureus is dit hun eindfeest,

altijd op de laatste werkdag van het oude bestuur. “We hebben dan een uitgebreid diner met alle leden en het oude bestuur wordt toegezongen door het nieuwe bestuur,” geeft Max aan.

Uitdagingen Aureus en Kraket staan voor verschillende uitdagingen. Volgens de voorzitters liggen de uitdagingen voor de studievereniging op verschillende vlakken. “Na corona is er minder verbinding tussen de studenten onderling. Wat ik nu zie, is dat studenten minder naar colleges gaan omdat er veel online wordt aangeboden. Bij de studievereniging sta je juist met elkaar in contact. Ik hoop dat we voor altijd de verbindende factor zullen zijn voor de econometriestudenten. Ook is het een uitdaging voor Kraket om alle technologische innovaties bij te benen.


Internationale studenten

“Ons doel is om een verlengstuk te zijn voor studenten tijdens hun tijd aan de School of Business and Economics”

Bestuur Aureus

Max hoopt in de toekomst met Aureus nog meer te kunnen groeien op het gebied van inclusiviteit en diversiteit. “Wat je merkt is dat de actieve leden nog steeds voornamelijk Nederlandstalig zijn. Dat is niet representatief voor de School of Business and Economics, aangezien de faculteit juist veel internationale studenten aantrekt.” Voor de toekomst wil Max dat iedereen Aureus kan vinden. Ook de internationale student. “Tegenwoordig hebben we ook een bestuur waarin ook internationale studenten een rol kunnen vervullen.

Het gaat zo rap met alle ontwikkelingen. Je moet als vereniging echt bij houden om relevant te blijven. Ik heb daar alle vertrouwen in. Studieverenigingen worden geleid door studenten en zijn voor studenten. We zitten er midden in.”

Veranderingen Lotte en Max zien ook dat de studieverenigingen meebewegen met de veranderende wereld. “Bepaalde thema’s als duurzaamheid, inclusiviteit en diversiteit zijn de afgelopen jaren belangrijker geworden. Daarin worden nu echt grote stappen gezet. Voorheen ging alles in het Nederlands. De leden van de besturen waren ook Nederlands. Nu is alle communicatie naar het Engels gegaan. Daarnaast maken we ook meer gebruik van meer technologie. Zo is Salesforce ingevoerd als ons CRM-systeem, de data wordt nu beter verzameld en daardoor

Bestuur Kraket

kunnen we beter en sneller beslissingen nemen,” aldus Max. Lotte voegt daaraan toe dat op het oog simpele praktijken zijn veranderd met behulp van technologische innovaties. “Vroeger notuleerden oude besturen van Kraket met de hand tijdens de vergadering, vervolgens typte ze dat thuis uit op hun computer, dat is nu wel anders.”

“Bepaalde thema’s als duurzaamheid, inclusiviteit en diversiteit zijn de afgelopen jaren belangrijker geworden” Vuurwerk Jubileum editie

25


Daarnaast geldt dat elke commissie minstens één internationale student telt.” Kraket heeft daarentegen minder internationale studenten die lid zijn. Volgens Lotte komt dit doordat de opleiding econometrie nog niet zo lang in het Engels wordt gegeven. “Internationale studenten zijn welkom bij Kraket, maar ze vinden het soms lastig om ons te vinden. Voor de toekomst wordt het een uitdaging om internationale studenten aan ons te binden.”

“Die verbindende rol van de studievereniging begint al tijdens de introductieweek die elk jaar wordt georganiseerd” de faculteit,” aldus Max. “De vier pijlers van Aureus zijn skills, academisch, sociaal en carrière. Als vereniging zijn we er voor de studenten en doen er alles aan om ervoor te zorgen dat de studenten zich binnen deze vier pijlers kunnen ontwikkelen. Ons doel is om een verlengstuk te zijn tijdens hun tijd aan de School of Business and Economics.”

Seat at the table

Verbinden

De studieverenigingen spelen een grote rol op sociaal gebied, maar de afgelopen jaren hebben Aureus en Kraket zich ook steeds meer ingezet voor de verbetering van het onderwijs voor studenten. “We hebben nu echt een seat at the table bij

De studievereniging verbindt. Die verbindende rol van de studievereniging begint al tijdens de introductieweek die elk jaar wordt georganiseerd. Max en Lotte benadrukken hoe belangrijk deze rol is voor de studenten. “Dat is het eerste mo-

26

Vrije Universiteit Amsterdam

ment dat ze elkaar ontmoeten. Vanaf dat moment beginnen we met het aanbieden van sociale gelegenheden waar studenten elkaar kunnen ontmoeten. Hier ontstaan vriendengroepen, starten ze hun commissie en worden ze actief. Het begin van een hele mooie tijd.” Max: “Het liefst willen we dat iedereen die studeert bij de faculteit ook lid wordt van Aureus. We willen iets bieden voor elke student, zodat ze er gebruik van kunnen maken en we een plek zijn waar iedereen zichzelf kan ontwikkelen.”


De sleutel tot succes bij merkactivisme Sebastiaan van Leeuwen

Tegenwoordig worden mensen overal overspoeld door advertenties, of ze nu door de stad lopen, wachten op de bus, tv kijken op de bank of hun sociale media openen. Ons brein heeft als reactie daarop een filtermechanisme ontwikkeld om alleen de interessante, relevante en opmerkelijke berichten te selecteren, waardoor slechts een handjevol advertenties echt opvalt. Marketingstudent Sebastiaan van Leeuwen raakte geïntrigeerd door dit fenomeen, bekend als merkactivisme, en schreef er zijn thesis over. Patagonia en Bud-light Merken zijn zich bewust van het filterproces van ons brein en bedenken voortdurend nieuwe strategieën om zich in het hoofd van de consument te nestelen, waarbij een merk een controversieel standpunt inneemt in een sociaal-politiek debat om de aandacht te trekken en op een gedurfde manier een actueel probleem aanpakt. Een voorbeeld van merkactivisme is Patagonia, een duurzaam kledingmerk dat in 2020 de boodschap “vote the assholes out” op hun kledinglabels zette, verwijzend naar Amerikaanse politici die klimaatverandering bagatelliseerden. Deze actie ging viraal op sociale media en haalde het nieuws in Amerika. De reacties varieerden van negatieve kritiek over de taal tot zeer positieve reacties over de gedurfde aanpak. Vanuit marketingoogpunt was dit een slimme zet van Patagonia. Natuurlijk brengt merkactivisme, vanwege het controversiële karakter, risico’s met zich mee. Het kan ook grandioos misgaan. Neem bijvoorbeeld Budweiser, dat

in april aankondigde samen te werken met transgendermodel Dylan Mulvaney voor hun Bud Light-divisie. Conservatieve bierdrinkers en beroemdheden reageerden hier negatief op. Bud Light werd geboycot en er werden zelfs video’s gedeeld waarin conservatieve Amerikanen Bud Light-blikjes met geweren neerschoten. De verkoop van Bud Light kelderde dramatisch. Fit tussen merk en boodschap Omdat merkactivisme een relatief nieuwe marketingstrategie is, vond ik het interessant om te onderzoeken hoe belangrijk de afstemming tussen merkwaarden en het ingenomen standpunt is voor het succes van zo’n campagne. Met andere woorden, hoe cruciaal is het dat het merk en de controversiële boodschap bij elkaar passen? De resultaten van mijn onderzoek tonen aan dat deze afstemming essentieel is voor brand advocacy (wanneer een bedrijf zijn klanten gebruikt om viraliteit te genereren). Als merken willen dat consumenten hun merk actief ondersteunen en promoten, moeten ze

ervoor zorgen dat hun waarden en de merkactivismecampagne op dezelfde golflengte zitten. Dit geldt echter alleen als het merk intrinsiek gemotiveerd is voor de campagne, omdat ze het sociale of politieke probleem echt willen aanpakken, en niet alleen voor financieel gewin of om populair te zijn bij het publiek (dus een extrinsieke motivatie). Kortom, als een merk besluit de weg van merkactivisme in te slaan, moet het zich bewust zijn van de risico’s. Óf de campagne slaagt met vlag en wimpel, óf het merk komt van alle kanten onder vuur te liggen. Het is van cruciaal belang dat het merk goed voorbereid en oprecht is, anders kan het in deze strijd ten onder gaan.

“Als merken willen dat consumenten hun merk actief ondersteunen en promoten, moeten ze ervoor zorgen dat hun waarden en de merkactivismecampagne op dezelfde golflengte zitten” Vuurwerk Jubileum editie

27


Veranderende Studies? De bacheloropleiding Bedrijfskunde richt zich op het onderzoeken en oplossen van de uitdagingen waarmee bedrijven worden geconfronteerd vanuit diverse disciplines, waaronder strategie, marketing, human resource management en financieel management. Evi Roelfs

A

lumnus Martijn van Dalen is afgestudeerd in 2005 en werkt inmiddels als interim manager en management consultant en hij is politiek campagneleider/bestuurslid en voormalig raadslid in Utrecht. Alumna Michelle Wolthuis heeft in 2023 haar bachelor afgerond en was tijdens haar bachelor actief betrokken bij de studievereniging Aureus. Beiden hebben zich gespecialiseerd in marketing. Hoe hebben zij hun tijd aan de VU ervaren? Wat is hun visie op de arbeidsmarkt? En zijn er verschillen tussen nu en twintig jaar geleden?

Waarom hebben jullie gekozen voor de bachelor Bedrijfskunde?

Michelle: “Mijn ouders hebben een eigen bedrijf waar we ook boven wonen. Ik kreeg dus al op jonge leeftijd van alles mee van hoe een bedrijf precies werkt. Ik knutselde vroeger ook altijd heel veel. Ik wist daarom al snel dat ik de marketingkant op wilde: het combineert mijn interesse in het bedrijfsleven, maar ik kan er ook mijn creativiteit in kwijt. Ik vind het daarnaast leuk om content te creëren. Mijn interesse ligt vooral bij consumer behaviour: waar reageren consumenten wel of niet op? Als je dat gedrag door hebt, dan zie je dit terug op allerlei domeinen. Zowel online maar ook offline. Ik vind dat een hele interessante wereld.” Martijn: “Wat mij aantrekt aan de marketingwereld is het creëren van een imago van een organisatie. Ik koop ook bepaalde merken kleding - niet vanwege de kwaliteit, maar vooral vanwege het imago dat je ermee kan opbouwen. Het gaat om de niet-tastbare waarde van een product. In het begin van mijn studies ben ik heel erg bezig geweest met de uitvoering van marketing; het doen van marktonderzoek en het opzetten van een campagnes. De fascinatie voor imago en marketing is langzaam gegroeid richting corporate strategy, het gedrag van organisaties, het veranderen van organisaties en hoe je mensen meekrijgt in die verandering.”

28

Vrije Universiteit Amsterdam

Waarom een bachelor aan de Vrije Universiteit Amsterdam?

Michelle: “Je kon echt je eigen programma indelen. Het eerste anderhalf jaar staat vast, maar daarna kan je anderhalf jaar zelf keuzevakken en specialisatierichtingen kiezen. Ik wist al snel dat ik de Finance- en Accounting-vakken wilde laten vallen, cijfers zijn niet mijn sterkste kant.” Martijn: “Toen ik begon met studeren, was het nog niet mogelijk om Marketing aan de universiteit te doen. De VU had destijds een goede reputatie, Jan-Peter Balkenende gaf er in die tijd zelfs les. De vakken die de VU aanbood waren doorslaggevend voor mijn keuze.”

“Toen ik begon aan mijn studie, was het nog niet eens mogelijk om specifiek marketing te studeren aan de universiteit”


Jullie zitten in andere carrièrefasen, hoe kijken jullie tegen de huidige arbeidsmarkt aan?

Michelle: “Ik moet helemaal onderaan beginnen op de ladder. Werkgevers kijken tegenwoordig naar wat je náást je studie hebt gedaan en welke werkervaring je hebt opgedaan. Ik merk dat bijvoorbeeld bij het solliciteren voor stages, het is echt een slagveld. Het is ontzettend moeilijk om ergens binnen te komen. Mijn uiteindelijke ambitie is om mijn weg te vinden in de wereld van digital marketing.”

“Ik wil mijn weg vinden in de wereld van digital marketing” Diversiteit De diversiteit die de bachelor Bedrijfskunde te bieden heeft, was voor zowel Martijn als Michelle een aantrekkelijke factor die hen naar de VU trok. Marc Bahlmann is zeven jaar opleidingscoördinator van de bachelor Bedrijfskunde geweest en benadrukt dat de diversiteit van de opleiding in die periode altijd onveranderd is gebleven en dat dit de kern is van Bedrijfskunde. Gedurende de bachelor krijg je een inkijk in alle bedrijfskundige disciplines. Dit basisconcept is door de jaren heen hetzelfde gebleven, aldus Bahlmann.

Martijn: “Toen ik een baan zocht was er een aantal bedrijven waar iedereen wilde werken. Dat is nog steeds zo, voornamelijk bij de Big Four-bedrijven (red. Deloitte, EY, KPMG en PwC) en grote corporates zoals Unilever, Philips en Nestlé. Reclamebureaus waren toen ik net begon op de arbeidsmarkt extreem populair, net zoals consultancybedrijven. Zelf kwam ik na elders gewerkt te hebben als senior consultant binnen bij Deloitte. Daar voerde ik als manager veel sollicitatiegesprekken. Wij namen bij Deloitte in percentage heel weinig mensen aan. Er wordt ook verder gekeken dan alleen je cv. Het gaat er ook om wie je bent als persoon. Bij mij is één aspect vooral belangrijk: kan ik iemand meenemen naar een klant? Hoe representatief is deze persoon naar de klant toe?”

Wat is de grootste uitdaging voor de toekomst van de opleiding? “De grootste uitdaging voor de toekomst van de bachelor is om te blijven leveren wat wij willen leveren, maar dat we te maken hebben met steeds veranderende omstandigheden. Om studenten vaardigheden te leren en ze te helpen zich te ontwikkelen tot een bedrijfskundig professional. En dat terwijl hun omgeving door bijvoorbeeld kunstmatige intelligentie continu verandert. Ondanks deze ontwikkelingen, moeten we blijven inzetten op het verbeteren van de vaardigheden en kennis van de student. Leren is voor een klein deel inspiratie, maar voor een groot deel transpiratie. Je moet je inspannen om jezelf te ontwikkelen. Kunstmatige intelligentie gaat daar in de toekomst absoluut een rol in spelen, maar we blijven inzetten op die transpiratie. Je moet blijven werken, dat is ook de mentaliteit die later van je wordt gevraagd in het bedrijfsleven.”

Hoe probeert de opleiding Bedrijfskunde continu te innoveren? “Ongeveer tien jaar geleden hebben we een verandertraject doorgevoerd. We hebben de opleiding daarmee grondig herzien en zijn we veel meer gaan inzetten op keuzevrijheid binnen het programma en het bieden van flexibiliteit aan studenten. Voorheen doorliepen studenten allemaal hetzelfde programma. Sinds het verandertraject is er veel meer ruimte voor flexibiliteit. Studenten kunnen hun eigen opleiding vormgeven. Daarin zijn we echt onderscheidend ten opzichte van andere bedrijfskunde-opleidingen in Nederland.”

“Leren is voor een klein deel inspiratie, maar voor een groot deel transpiratie” Vuurwerk Jubileum editie

29


Love y r o t s

30

Vrije Universiteit Amsterdam


De School of Business and Economics biedt niet alleen een omgeving voor academische ontwikkeling, maar is ook een voedingsbodem voor romantiek. Dit bleek ook het geval te zijn voor Lisanne Tigchelaar (20) en Cemre Süler (20). Beiden bevinden zich momenteel in hun derde jaar van de bacheloropleiding Econometrie. Hun liefdesverhaal begon in 2022 en in 2023 deden ze allebei een bestuursjaar bij Kraket. Evi Roelfs

L

isanne en Cemre leerden elkaar kennen tijdens hun eerste jaar van de bachelor Econometrie in een werkgroep. “Door de coronamaatregelen vond veel online plaats. Dit was de enige fysieke werkgroep.” Zowel Lisanne als Cemre wonen in Hoofddorp bij hun ouders. “We reisden samen met andere studenten met de bus van Hoofddorp naar de VU. Dankzij deze werkgroep zijn we ook in dezelfde vriendengroep beland.” Cemre was al snel overtuigd van hoe leuk Lisanne was en heeft veel moeite gedaan om haar voor zich te winnen: “Ik zorgde ervoor dat ik aanwezig was bij activiteiten waar zij ook was en probeerde dezelfde bus te nemen die zij nam. Soms bleef ik net iets langer bij activiteiten zodat we samen naar huis konden reizen.” Lisanne geeft toe dat ze aanvankelijk niet veel van Cemre moest hebben. “Achteraf denk ik dat ik Cemre onbewust wel leuk vond, maar ik vond het ook erg spannend. Ik durfde me er nog niet helemaal aan over te geven.” Uiteindelijk sloeg de vonk over tijdens de wintersport van Kraket in 2022. Cemre: “Toen durfde ik na een paar drankjes mijn liefde aan Lisanne te verklaren tijdens een avondwandeling door de sneeuw.”

Relatie met een medebestuurslid In 2023 zaten Cemre en Lisanne samen in het bestuur van Kraket. Net voor het begin van hun bestuursjaar werd hun relatie officieel. ”Tijdens onze eerste bestuursvergadering gaven de andere bestuursleden aan dat ze liever geen relaties binnen het bestuur wilden zien. Tijdens die vergadering moesten wij toegeven dat we een relatie hadden.” Cemre en Lisanne waren dus zowel bestuursleden als elkaars partners. Volgens Lisanne leverde dat geen problemen op. “Ik vond het eigenlijk heel leuk. Of er nu iets leuks of minder leuks gebeurde tijdens ons bestuursjaar, je kon er gemakkelijk over praten. Ik denk dat we dat allebei als prettig hebben ervaren.” Lisanne benadrukt dat het soms ook lastig kan zijn. “Natuurlijk gedroegen we ons niet overdreven klef als we met het hele bestuur waren. Overdag kun je niet echt als een stel functioneren, dan ben je meer collega’s.” Cemre voegt toe: “Er waren ook momenten dat we elkaar elke dag van tien tot vijf zagen, dat was veel. Buiten de bestuurstijden zagen we elkaar

“We volgen dezelfde vakken, als ik het over moeilijke wiskundige sommen heb dan snapt ze het gelijk” natuurlijk ook nog. Ik vond samen een bestuursjaar doen terwijl je een relatie hebt niet moeilijk, eigenlijk heel leuk. We hadden verschillende taken en zaten elkaar niet in de weg. Daarom hebben we eigenlijk nooit discussies gehad.”

Gedeelde interesses Econometrie is een gedeelde interesse in de relatie van Cemre en Lisanne. “Soms praat ik over bepaalde termen of concepten waar mijn moeder niets van begrijpt. Maar Lisanne begrijpt het wel omdat we dezelfde vakken volgen.” Cemre vindt het leuk om met Lisanne te programmeren. Lisanne is er iets minder enthousiast over. “Ik vind programmeren wel leuk, maar ik ben er nog niet zo bedreven in. Als ik het vaker gedaan heb, lijkt het mij leuk om het samen te doen.” Desondanks draaien de afspraakjes van Lisanne en Cemre niet alleen om econometrie. Ze squashen samen elke week en houden van reizen. Daarnaast verassen ze elkaar elke maand met een activiteit. “We zijn laatst gaan paardrijden en hebben samen een kaasproeverij gedaan,” vertelt Cemre.

Toekomstplannen Samen reizen staat hoog op het lijstje van toekomstplannen van Cemre en Lisanne. “In de winter gaan we naar Praag, Lisanne vindt het leuk om de kerstmarkten te bezoeken.” Aankomende zomer gaan Lisanne en Cemre de grootouders van Cemre bezoeken in Turkije. Over mogelijke samenwoonplannen heeft het stel nog niet nagedacht. “We willen eerst onze studies afronden voordat we daarover na gaan denken.”

Vuurwerk Jubileum editie

31


Waar werken ze nu? Oud VUstudenten en hun werkplekken Mika Linse

Vanessa Bolle Duurzaamheidsadviseur bij Lidl International - Duitsland

Zodra onze studenten de collegebanken verlaten en de arbeidsmarkt betreden, kunnen ze vele kanten op. Zo kun je bijvoorbeeld gaan werken in het bedrijfsleven, bij de overheid of je kunt je eigen bedrijf starten. Waar belanden oud-studenten van de School of Business and Economics? We werpen een blik op de werkplekken van onze alumni, die zich verspreid bevinden over de hele wereld.

32

Vrije Universiteit Amsterdam

Na het voltooien van haar master Business Administration in 2019, is Vanessa Bolle momenteel werkzaam als duurzaamheidsadviseur bij Lidl International in Duitsland. “In samenwerking met mijn collega’s binnen het klimaatteam, meten we de emissies van broeikasgassen in onze supply chain en nemen we stappen om deze te verminderen. Mijn rol omvat vooral het leiden van zowel nationale als internationale projecten om de uitstoot van Lidl te verminderen, terwijl ik onze leveranciers begeleid bij het stellen en bereiken van wetenschappelijk gefundeerde klimaatdoelen. Ik ben enorm dankbaar voor de flexibiliteit die Lidl mij biedt. Ondanks dat mijn functie verbonden is aan het hoofdkantoor in Zuid-Duitsland, werk ik volledig op afstand vanuit mijn huis vlakbij Hamburg in Noord-Duitsland. Samen met dit fantastische team, kan ik me simpelweg geen betere werkomgeving voorstellen. Bovendien worden er bij Lidl diverse bedrijfsvoordelen aangeboden, waaronder voordelige sportmogelijkheden.”


Jacopo Lanti Security Risk Manager bij Lloyds Banking Group - Londen In 2016 rondde Jacopo Lanti de master Business Management and Strategy af. Momenteel vervult hij de functie van Security Risk Manager bij Lloyds Banking Group in Londen. “Mijn tijd bij de VU was ontzettend leerzaam en heeft me gevormd tot de strategische en kritische denker die ik nu ben. Ik ben dankzij mijn studie in staat om verder te kijken dan alleen de operationele taken en ik kan mijn aandacht vestigen op hoger management. In mijn functie bij Lloyds Banking Group ben ik betrokken bij het opzetten, uitvoeren en handhaven van onze beveiligingsstrategie en het operationele model. Dit is cruciaal om ons gecombineerde risicoprofiel effectief te beheren. Het goede nieuws is dat ik hierbij niet alleen opereer. Ik heb voortdurend toegang tot internationale experts met wie ik kan leren en ideeën kan uitwisselen, wat mijn groei nog verder bevordert.”

Vinicius Casarin Resource Manager bij DocuSign São Paulo Vinicius Casarin is per augustus 2023 als Resource Manager gestart bij DocuSign. In 2016 voltooide Vinicius zijn master Human Resource Management en na enkele tussenstappen heeft hij zijn weg gevonden naar DocuSign. Hier heeft hij de verantwoordelijkheid om interne consultants toe te wijzen aan nieuwe opdrachten, waarbij zijn team strategisch wordt ingezet op projecten die aansluiten bij hun vaardigheden en competenties. “De cultuur bij DocuSign is geweldig! Sinds ik ben gestart, heb ik me altijd zeer welkom gevoeld. Zowel mijn leidinggevenden als mijn collega’s zijn buitengewoon vriendelijk en bieden ondersteuning wanneer dat nodig is. De organisatie legt een sterke nadruk op ons welzijn, en we hebben een overvloed aan initiatieven die van DocuSign een hele aangename werkplek maken. Het kantoor in São Paulo beschikt over een ruime en comfortabele plek om kort te ontspannen, voorzien van koffie, kosteloze snacks, zitbanken en zelfs een balkon. Ook al werk ik het grootste deel van mijn tijd vanuit huis, het fysieke kantoor bezoeken is steeds weer een geweldige ervaring.” “Ik geloof echt dat mijn ervaring aan de Vrije Universiteit Amsterdam mijn carrièrepad heeft veranderd. Ik heb veel geleerd tijdens mijn master, waarbij ik vooral mijn kennis heb uitgebreid op het gebied van bedrijfsontwikkeling, leiderschap en multiculturele omgevingen. Maar het leren beperkte zich niet tot de collegezalen. Ik heb ook geleerd van mijn medestudenten en vrienden op de Uilenstede campus, dit was mijn eerste ervaring om te leven met mensen uit zoveel verschillende culturen van over de hele wereld. Het was de meest waardevolle ervaring die ik in mijn leven heb gehad.”

Vuurwerk Jubileum editie

33


Active Blended Learning Hoe studenten zelf de regie nemen over hun leerproces Mika Linse

Een paar jaar geleden werd Active Blended Learning (ABL) geïntroduceerd als een van de belangrijkste onderwijsinitiatieven aan de School of Business and Economics (SBE). Het doel van ABL is om studenten door middel van nieuwe technologische mogelijkheden actief te betrekken bij hun eigen leerproces, waarbij samenwerking, kritisch denken en probleemoplossend vermogen worden gestimuleerd. Hoe is dit idee ontstaan en hoe pakt de Vrije Universiteit dit aan? Universitair hoofddocenten Norman Seeger en Ella Hafermalz delen hun visie.

D

e pandemie bracht ingrijpende veranderingen teweeg in alle aspecten van het VU-onderwijs. Met de sluiting van de universiteitscampus en het stopzetten van face-to-face lessen werden docenten en studenten gedwongen zich aan te passen aan virtuele leeromgevingen. Hafermalz: “Hoewel dit zeker uitdagend was, leidde deze periode tot een heroverweging van onze onderwijsmethoden en zette dit het ABL-project in gang. We ontdekten dat online onderwijs in sommige gevallen efficiënter is, maar dat de campus nog steeds essentieel blijft voor persoonlijke ontmoetingen. En dat is een belangrijk aspect van ABL bij SBE: welke onderwijsvorm sluit het beste aan bij het leerproces van de studenten? Bijvoorbeeld, 1-op-1-gesprekken of kennisclips zijn zeer geschikt voor online onderwijs, terwijl in het fysieke onderwijs dieper op de leerstof kan worden ingegaan.” Norman Seeger beaamt dit: “We zien dat

34

Vrije Universiteit Amsterdam

studenten een zeer diverse groep zijn, dus een uniforme aanpak is niet wenselijk. Studenten hebben verschillende voorkeuren; sommigen gedijen beter bij fysiek onderwijs, terwijl anderen de voorkeur geven aan online colleges.” ABL biedt docenten een scala aan mogelijkheden om hun onderwijs te verrijken, maar implementeren zij dit in hun eigen onderwijs? “We hebben workshops georganiseerd waarin docenten hun ervaringen en methoden met

elkaar konden delen. Dat was ontzettend waardevol, omdat docenten vaak geen inzicht hebben in hoe anderen hun colleges vormgeven. Niet alleen leren ze dan van elkaar, maar ook kunnen ze hun lessen beter op elkaar laten aansluiten, waardoor studenten duidelijkere leerlijnen krijgen. Het VU Centre for Teaching and Learning levert ook een belangrijke bijdrage door docenten te helpen bij het integreren van ABL in hun lessen,“ zo geeft Hafermalz aan. Ook Seeger ziet de toegevoegde waarde van de workshops. “We willen voorkomen dat docenten vast blijven zitten in dezelfde bubbel en 20 jaar lang hetzelfde blijven doen. Door contact te maken met andere docenten binnen het studieprogramma kunnen ze kennis uitwisselen en elkaars werkwijze leren kennen. Het is

“We willen voorkomen dat docenten vast blijven zitten in dezelfde bubbel en 20 jaar lang hetzelfde blijven doen”


“We ontdekten dat online onderwijs in sommige gevallen efficiënter is, maar dat de campus nog steeds essentieel blijft voor persoonlijke ontmoetingen” belangrijk dat er enige consistentie is in de leerervaring, zodat studenten niet steeds geconfronteerd worden met nieuwe structuren. Maar binnen dat kader hebben docenten de vrijheid om bepaalde tools en structuren te gebruiken die passen bij hun vakgebied en de behoeften van de studenten. Deze diversiteit maakt het leerproces rijker.” Veel docenten doorbreken de traditionele structuur door een blok in meerdere delen op te delen. “In plaats van een blok van zes weken met één tentamen aan het einde, hebben we meerdere

toetsingsmomenten geïntroduceerd. Hiermee zorgen we ervoor dat studenten regelmatig de stof herhalen en niet alles op het laatste moment hoeven te leren. Een student gaf een heel interessante opmerking in een evaluatieformulier, waarin hij zei dat hij de drie momenten van toetsing als stressvol ervoer, maar dit wel een betere methode vond dan één eindexamen. Dit symboliseert heel goed hoe ABL werkt. Als studenten de manier van toetsing van het eerste beoordelingsmoment niet goed begrepen of zich niet op de juiste manier hadden voorbereid, hadden ze nog twee andere kansen om zich te herpakken en beter te presteren.” Daarnaast kunnen online tools de drempel verlagen voor het stellen van vragen. “Veel docenten gebruiken Mentimeter tijdens colleges, een online tool waarmee studenten anoniem vragen kunnen stellen over de stof die we behandelen. Hierdoor krijgen we

feedback van studenten die in een volle collegezaal geen vragen zouden stellen,” stelt Hafermalz. Hafermalz benadrukt dat de sleutel tot het succes van het ABL-project ligt in het actiever en creatiever communiceren. “We hebben alle essentiële ingrediënten om het ABL-project tot grote hoogtes te brengen. Maar momenteel constateren we dat het voornamelijk beperkt blijft tot kleine, lokale kringen, en er zijn mensen die niet volledig op de hoogte zijn van onze inspanningen. Daarom is het van cruciaal belang om elkaar te verbinden en de kracht van activerend onderwijs wijd te verspreiden.” Seeger erkent de complexiteit van het betrekken van alle studenten bij het leerproces. “Het is niet altijd eenvoudig om iedere student bij ABL te betrekken en ervoor te zorgen dat de meerderheid er de vruchten van plukt. We moeten bovendien docenten vertrouwd maken met veranderingen en nieuwe ontwikkelingen, zodat ze ten volle kunnen profiteren van de ongekende mogelijkheden die ABL biedt,” concludeert Seeger.

Vuurwerk Jubileum editie

35


e = “sum = lambda(x, y) x + y; print(su tStream(code))); var ast = parse (TokenStream

putStream(code))); v S.parse(code).print to string({ beautify: true })); console.log( tify:

e })); eval(code); function js_prog(exp) { return “(“ + e js_call(exp) { return js (exp.

c) + “(“ + exp.args.map(js).join(‘ code = “(function “; if (exp.name) code += make_var(exp.

e); code + “){“; code += “return “ + js (exp.body) + “ })”; return code; } f p.left) +

.operator + js (exp.right) + “)”; } function js_binary rator + js (exp.right) + “)”;

ction js_atom (exp) { return JSON.s Multiplication Table</title> <script type=”text/

ascript”>window ; var code = “sum = lambda (x, y) x + y; print (sum (2, 3));”; var ast

t = parse (TokenStream (InputStream (code))); var code make_js( t to string({ beautify:

e })); console.log( UglifyJS.parse(cod al (code); function js_prog (exp) { return “(“ +

.prog.map(js).jo urn js (exp.func) + “(“ + exp.args.map(js).join(“, “) + “)”; } func “; if

p.name) code += make_var(exp.name); code += “(“ + exp.vars return “ + js (exp.body) + “})”;

urn code; } function js_binary ator jstw(exp.right) + “)”; function js_atom (exp) { De + on ik

kelingen gebied bda(x, y) x + y; print(sum(2, 3));”; var ast ast = parse (TokenStream (InputStream (code))); van kunstm atige code = make_js (as to string({ beautify: true console.log( UglifyJS.parse(code) intelligentie })); ga an de); function js_prog(exp) { return “(“ + exp.prog.map(js).join n js(exp.func) + “(“ + exp. razendsnel. s.map(js).join(“, “) + “)”; } functi ; if (exp.name) code += make_var(exp.name); code += Dat biedt ka en, + exp.vars.i turn “ + js (exp.body) + })”; return ns code; } function js_binary(e) or + js maar ook gevaren. p.right) + “)”; } function js_binary(exp) { return “(“ + _+ “)”; function js_atom (exp) {

urn JSON.s Multiplication Table</title> <script type=”text/javascript”>window var code op he t

urn JSON.stringify(exp.value); ] title> <script type=”text/javascript”> window.print =

ction(txt) bda(x, y) x + y; print(sum(2, 3));”;var ast = parse(TokenStream(I eam (InputStream

de))); var code make_js (ast); console.log( Ugli : true })); console.log( UglifyJS.

se(code).print_to_string({ b rog (exp) { return “(“ + exp.prog.map(js).join(“, “) + “)”; }

ct

+

1322519/30s.map(js).join(“,

ml><head><title>Multiplication

“)

+

“)”;

Table</title>

}

function

<script

js_lambda

type=”text

(exp)

{

v=

console.log(txt);};var

e = “sum = lambda(x, y) x + y; print(su tStream(code))); var ast = parse (TokenStream

putStream(code))); v S.parse(code).print to string({ beautify: true })); console.log( tify:

e })); eval(code); function js_prog(exp) { return “(“ + e js_call(exp) { return js (exp.

c) + “(“ + exp.args.map(js).join(‘ code = “(function “; if (exp.name) code += make_var(exp.

e); code + “){“; code += “return “ + js (exp.body) + “ })”; return code; } f p.left) +

.operator + js (exp.right) + “)”; } function js_binary rator + js (exp.right) + “)”;

ction js_atom (exp) { return JSON.s Multiplication Table</title> <script type=”text/

ascript”>window ; var code = “sum = lambda (x, y) x + y; print (sum (2, 3));”; var ast

t = parse (TokenStream (InputStream (code))); var code make_js( t to string({ beautify:

e })); console.log( UglifyJS.parse(cod al (code); function js_prog (exp) { return “(“ +

.prog.map(js).jo urn js (exp.func) + “(“ + exp.args.map(js).join(“, “) + “)”; } func “; if

p.name) code += make_var(exp.name); code += “(“ + exp.vars return “ + js (exp.body) + “})”;

urn code; } function js_binary ator + js (exp.right) + “)”; function js_atom (exp) {

urn JSON.s Multiplication Table</title> <script type=”text/javascript”>window var code

bda(x, y) x + y; print(sum(2, 3));”; var ast ast = parse (TokenStream (InputStream (code))); 36

Vrije Universiteit Amsterdam

code = make_js (as to string({ beautify: true })); console.log( UglifyJS.parse(code)


De kansen en gevaren van kunstmatige intelligentie Hoe kunnen organisaties de kansen van kunstmatige intelligentie benutten, zonder zichzelf, hun klanten of de samenleving in gevaar te brengen? Onderzoekers van onze faculteit geven vanuit hun eigen expertise raad. Yrla van de Ven

Generatieve kunstmatige intelligentie

I

n november 2022 maakte het brede publiek kennis met ChatGPT, en binnen 2 maanden maakten al 100 miljoen gebruikers wereldwijd gebruik van deze moderne chatbot. Sindsdien zijn er nog geavanceerdere taalmodellen online gekomen en kunnen ook afbeeldingen en video’s met kunstmatige intelligentie worden gegenereerd. Volgens Frans Feldberg, hoogleraar Data Driven Business Innovation, moeten we niet naïef zijn: kunstmatige intelligentie is een systeemtechnologie die in potentie de relaties tussen individuen, organisaties en overheden fundamenteel kan veranderen. Een technologie waarvan de invloed te vergelijken is met de introductie van elektriciteit. Hij is medeoprichter van het Data Science Alkmaar, een “platform voor innovatie waar bedrijfsleven, publieke sector en onderwijs/onderzoek uit Noord-Holland samenwerken om de kansen die big data en kunstmatige intelligentie bieden op een verantwoorde wijze te benutten, ten behoeve van regionale economische groei en ontwikkeling.” Via dat platform kunnen organisaties colleges en workshops bijwonen over digitale innovaties zoals kunstmatige intelligentie. Op een college over ChatGPT in juni in het AFAS stadion in Alkmaar kwamen ruim 500 personen af.

“Grote techbedrijven en startups ontwikkelen datagedreven producten en diensten, onder andere gebruikmakend van kunstmatige intelligentie, die de bijl aan de wortel leggen van het bedrijfsmodel van veel organisaties. Ik raad organisaties daarom aan om niet naïef te zijn, niet te hopen dat het een trend is die vanzelf overwaait en hen niet treft,” adviseert Feldberg. “Ga met deze nieuwe technologieën aan de slag. Onderzoek wat het voor je organisatie en je bestaansrecht betekent. En grijp de kansen die data en kunstmatige intelligentie bieden, maar wel op een verantwoorde wijze.”

“Wees niet naïef en grijp de kansen die data en AI bieden, op een verantwoorde wijze”

Vuurwerk Jubileum editie

37


Medische AI Ook in de medische wereld biedt kunstmatige intelligentie veel kansen, bijvoorbeeld om sneller en nauwkeuriger patiënten te diagnosticeren. Maar om die kansen te benutten zullen zorgorganisaties wel veranderingen moeten aanbrengen in de zorgprocessen, weet organisatiewetenschapper Mohammad Rezazade Mehrizi. De afgelopen vijf jaar is hij bezig geweest met onderzoek naar het gebruik van kunstmatige intelligentie in de radiologie. “Als kunstmatige intelligentie wordt gebruikt bij diagnoses, veranderen de inhoud en de volgorde van de handelingen die artsen moeten uitvoeren. Daar

“Het is voor organisaties belangrijk om bij medewerkers voldoende, maar niet te veel, vertrouwen in algoritmes te kweken” moet het ziekenhuis op worden ingericht. Daarnaast is het belangrijk dat organisaties weten hoe ze bij medewerkers voldoende, maar niet te veel, vertrouwen in kunstmatige intelligentie kunnen kweken,” zegt Rezazade Mehrizi. Een deel van het onderzoek werd onlangs gepubliceerd in Nature Scientific Report. “In een experiment lieten we radiologen een mix van correcte en incorrecte suggesties van een algoritme zien. In de helft van de gevallen gaven we de radiologen expres een incorrecte suggestie. Wat bleek is dat de radiologen ongeveer even vaak de correcte als de incorrecte suggesties volgden. Ze hadden dus te veel vertrouwen in het algoritme.” De onderzoekers keken ook naar twee mogelijke manieren om het vertrouwen te reguleren: het aanbieden van extra informatie bij de suggestie van het algoritme en radiologen eraan herinneren dat ze kritisch moeten zijn op kunstmatige intelligentie. “We verdeelden de radiologen in het experiment willekeurig in verschillende groepen. Sommige groepen kregen meer informatie dan andere. Ook kregen sommige groepen een positieve video over kunstmatige intelligentie te zien, en andere juist een video waarin de gevaren werden belicht.”

38

Vrije Universiteit Amsterdam

Uit het experiment bleek dat beide methoden geen significant effect hadden op het vertrouwen van de radiologen. Alle groepen volgden ongeveer even vaak de incorrecte suggesties op. Rezazade Mehrizi en zijn collega’s blijven daarom onderzoek doen naar welke methoden wél werken om het vertrouwen te temperen. Ook brengt Rezazade Mehrizi medische experts, ontwikkelaars van nieuwe technologie en organisatiewetenschappers samen in een Learning Lab. Deze samenwerking tussen de VU School of Business and Economics en het Leids Universitair Medisch Centrum maakt het mogelijk om in een veilige omgeving te experimenteren met nieuwe technologieën, wat veel nuttige inzichten oplevert. Rezazade Mehrizi: “Als organisatiewetenschappers denken wij mee over hoe die nieuwe technologieën het beste kunnen worden geïmplementeerd in organisaties.”


“Algoritmes zijn ongeschikt voor het aanpakken van morele, ethische en sociale vraagstukken” “Verder maakt het een algoritme niet uit in welk land het wordt gebruikt, algoritmes zijn ‘agnostisch’ voor cultuur. Voor organisaties is het dan gemakkelijk om overal hetzelfde algoritme uit te rollen. Maar voor mensen maakt de omgeving wél uit,” vervolgt Moser. Een derde verklaring voor blind vertrouwen is dat de resultaten van algoritmes, bijvoorbeeld scores of percentages, machtig en overtuigend zijn. Moser: “Misschien klinkt dit wat vreemd, want wij mensen denken vaak dat wij de baas zijn over technologie. Maar wanneer we worden geconfronteerd met de uitkomst van zo’n geavanceerd rekenmodel, is het heel moeilijk om níet mee te gaan in de logica van het getal.” De ontwikkelingen op het gebied van kunstmatige intelligentie lijken niet meer te stoppen, maar organisaties hebben volgens Moser de plicht om verantwoord om te gaan met deze nieuwe technologie. “Voor het aanpakken van morele, ethische, en sociale vraagstukken zijn algoritmes ongeschikt,” aldus Moser.

Ethische vraagstukken Het is voor organisaties aanlokkelijk om algoritmes los te laten op grote hoeveelheden data en zo bijvoorbeeld beter zicht te krijgen op wat klanten willen of hoe bedrijfsprocessen efficiënter kunnen worden ingericht. Maar die algoritmes zijn, volgens organisatiewetenschapper Christine Moser, ongeschikt om morele, ethische en sociale vraagstukken aan te pakken. Als voorbeeld noemt zij de berichtgeving uit september waaruit bleek dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) privacygevoelige informatie van GGZ-patiënten verzamelt om een algoritme te voeden dat de zorgvraag zou moeten voorspellen. “Op het eerste oog lijkt dit een planningsvraagstuk. Maar toch wordt er hier op een onethische manier gebruik gemaakt van zeer privacygevoelige data,” zegt Moser. Organisaties mogen volgens Moser best gebruik maken van algoritmes, maar moeten er niet blind op vertrouwen. Toch doen ze dat volgens haar te vaak. In haar onderzoek vindt ze daar drie belangrijke oorzaken voor. Moser: “Om te beginnen is het voor organisaties makkelijk om dingen in getallen uit te drukken, in het kader van ‘meten is weten’. Algoritmes lijken dan een goede oplossing, want die kunnen goed met getallen overweg. Maar niet alles is uit te drukken in getallen. Een vraag zoals ‘Op een schaal van 1 tot 10, hoe voelt angst?’ dekt duidelijk niet de lading. Sommige dingen kun je niet meten.”

Vuurwerk Jubileum editie

39


Tijdreizen naar 2098 Bestaat SBE over 75 jaar nog? Zo ja, hoe ziet het onderwijs er dan uit? Zitten we nog bij de Zuidas of is Amsterdam door de stijgende zeespiegel ondergelopen? En hebben machines dan de mens buitenspel gezet? Een student, docent, onderzoeker en professor maken een tijdreis naar eind deze eeuw. Aafke Jochems

I

k zou het niet weten!” Dat is zowat het eerste wat professor financial accounting Kees Camfferman (57) uitroept. Ook docent Rosario Paradiso (32), onderzoeker Inge Brokerhof (37) en student Nienke Janssen (20) vinden het moeilijk voorspellingen te doen waar SBE in 2098 staat. Maar als ze eenmaal hun tijdreis beginnen, barsten ze los.

Brokerhof en Paradiso denken allebei dat SBE bestaansrecht blijft hebben als het vasthoudt aan de kerntaak: studenten leren kritisch en analytisch na te denken en onafhankelijk onderzoek faciliteren. Brokerhof onderzoekt hoe verhalen bijdragen aan de ontwikkeling van identiteit, hoe ze een toekomstvisie bieden en mensen laten nadenken over bedrijfsethiek: “De universiteit an sich staat al eeuwenlang voor wetenschappelijk onderzoek waarbij je vérder probeert te kijken dan de alledaagse realiteit.

40

Vrije Universiteit Amsterdam

Waarbij je de ruimte hebt om diepere vragen te stellen en te onderzoeken. De universiteit kijkt naar problemen vanuit diverse invalshoeken; breder dan het financiële frame dat vaak het bedrijfsleven en zelfs de overheid domineert. Hopelijk kijkt SBE over 75 jaar nog steeds met vernieuwende lenzen en biedt het nieuwe inzichten.”

Computer says no Brokerhof verwacht niet dat machines de kerntaak van de universiteit gaan overnemen, hoe goed artificial intelligence, machine learning en andere toekomstige technologieën zich ook zullen ontwikkelen: “Fantastisch dat AI taken kan overnemen, maar AI moet in dienst staan van de mens. We moeten zelf nadenken hoe we de universiteit en breder de maatschappij en ons werkleven inrichten. Hoe we als mens kunnen

floreren, hoe we met het milieu omgaan. Dat moeten we niet aan machines overlaten. We moeten geen slaaf worden van technologie en machines.” Camfferman denkt dat mensen zich niet makkelijk buitenspel laten zetten: “Computer says no, pikken mensen niet. Het idee dat je de hele samenleving zou kunnen automatiseren en we met z’n allen alleen maar vakantie hoeven te houden, geloof ik ook niet. Mensen willen graag meedoen, geld verdienen, willen hun plaats in de economie en samenleving innemen en de verdeling bepalen van wie wat krijgt.


“Hopelijk kijkt SBE over 75 jaar nog steeds met vernieuwende lenzen en biedt het nieuwe inzichten” Daarvoor hebben we de economie, economische instituties, ondernemingen en overheidsorganisaties nodig. Menselijk handelen blijft bestaan.” Volgens Camfferman hebben machines economie en maatschappij in 2098 dus niet overgenomen. Maar het onderwijs wel? “Als computertechnologie zo goed is dat het zelfstandig onderwijsprogramma’s kan ontwikkelen, uitvoeren en onderhouden, dan heb je geen docenten en studenten nodig. Want diezelfde computers kunnen dan ook bedrijven en overheid runnen,” stelt Camfferman. “Maar dat verwacht ik niet. Er zullen nog steeds docenten nodig zijn om alles te overzien, bij te houden en beslissingen te nemen. Net als dat er studenten nodig zijn. De essentie van een universitaire vorming is bovendien niet welke specifieke kennis je leert, maar dat je je hersens traint om je je hele leven kennis eigen te kunnen maken.”

Een betere docent Paradiso geeft onder meer het vak Supply Chain Lab aan SBE, Mathematical Optimization aan de bètafaculteit en was in 2022 winnaar van de Junior Education

Awards. “Ik weet zeker dat machines de herhalende taken van docenten over 75 jaar hebben overgenomen. Maar docenten zullen dan nog altijd mens zijn. Ook al bereiken machines nog zo’n sophisticated niveau dat ze niet lijken te verschillen van mensen. Ik denk dat je eind deze eeuw zelfs een betere docent kunt zijn, omdat veel aan machines is uitbesteed. Hoewel de manier van lesgeven zeker verandert, blijven sommige aspecten. Zo zorg je er als docent nog steeds voor dat de studenten de kennis begrijpen, maar ook dat ze er kritisch over nadenken en het bevragen. Je traint studenten om zelf nieuwe tools en inzichten te bedenken. De nadruk zal gaan liggen op het persoonlijke contact en op persoonlijke supervisie. Een machine gaat dat niet vervangen.”

Tweedejaars student econometrie Nienke Janssen is voorzitter van de Studentenraad. Ze hoopt dat Paradiso gelijk heeft. “Het is belangrijk om lesstof samen met mensen te bespreken en discussies te voeren. Al is het ook wat je gewend bent. Misschien is het over 75 jaar heel normaal dat docenten machines zijn. Ik hoop dat een toekomstige technologie à la ChatGPT een hulpmiddel blijft en dat je als student nog steeds zelf moet nadenken en kennis op moet doen. Juist daarvoor is de universiteit.” Janssen maakt het 150-jarig jubileum wellicht nog mee, ze is dan 95. Ze is bang dat het menselijk contact op locatie dan veel minder is, terwijl ze dat zelf nu zo waardeert aan het studentenleven.

2098

Vuurwerk Jubileum editie

41


Is de campus eind deze eeuw nog steeds in Amsterdam-Zuid? Ze hoopt dan ook dat haar mogelijke (achter)kleinkinderen nog altijd naar de campus gaan om elkaar te ontmoeten, samen colleges te volgen - ook al kan dat vanuit elke plek op de wereld - samen wat te eten en uit te gaan. “Ik denk wel dat SBE nog internationaler zal zijn. Engels of de taal van de wereldmacht op dat moment zal de voertaal zijn.” Volgens Brokerhof zal de universiteit in de toekomst wellicht toegankelijker zijn: “Wie weet zijn de studenten dan meer over generaties verdeeld en kun je later in je leven makkelijker teruggaan naar de universiteit. Om je kennis bij te spijkeren, scherp te blijven of zelfs te switchen van vakgebied.”

Op de Zuidas of op Mars? Is de campus eind deze eeuw nog steeds in Amsterdam-Zuid? Door de stijgende zeespiegel staat Amsterdam misschien wel voorgoed onder water. Brokerhof oppert grappend een dependance in de ruimte, Paradiso noemt Mars met een knipoog. Janssen ziet een ondergelo-

42

Vrije Universiteit Amsterdam

pen Amsterdam als mogelijkheid: “Het houdt me wel bezig. Met toekomstige technologieën kunnen we het hopelijk voorkomen. En niet alleen klimaatproblemen, ook andere wereldproblemen. Er is dan veel meer kennis beschikbaar om technologieën te ontwikkelen die oplossingen bieden.” Camfferman haalt aan dat SBE vlakbij de Zuidas ligt met de grote bedrijven. Het kan dat SBE meeverhuist als die bedrijven verkassen. “Ook andere omgevingsfactoren spelen mee,” vult hij aan. “Hoe gaat het dan met Nederland, met Europa en met de overheidsfinanciën? Er moet geld verdiend worden om een universiteit te kunnen veroorloven. Misschien is SBE over 75 jaar wel voor zichzelf begonnen. Of is het onderdeel van een grote onderwijsketen met vestigingen op verschillende locaties. Of ingelijfd door een groot bedrijf. Dat het een op winst gebaseerde onderwijsinstelling is.” Brokerhof huivert van het idee dat SBE wellicht een business wordt in plaats van een onafhankelijk instituut voor onderzoek en onderwijs: “Als samenleving moeten

“Menselijk handelen blijft bestaan” we geld over hebben om kritisch denken te financieren, zonder dat het tot een bepaald financieel resultaat moet leiden.” “Wat we zouden moeten doen,” besluit Paradiso, “is vooruitlopen op de grote bedrijven. Wij moeten toonaangevende kennis produceren, zodat grote bedrijven naar ons toe komen juist vanwege die kennis. Zo kan SBE niet alleen over 75 jaar nog bestaan, maar ook gegroeid zijn. Ik zie de dreiging dat grote techbedrijven universiteiten overnemen, maar als SBE innovatiever is dan die bedrijven voorkom je dat. Er is dus hoop voor de toekomst. Waarbij de kennis wel open kennis moet blijven, dus voor iedereen beschikbaar. Want universiteiten inclusief SBE zijn er ook puur omwille van de wetenschap.”


Maatschappelijk verantwoord ondernemen: groene schijn of echte inzet? Van zowel bedrijven als overheden wordt verwacht dat ze zich bezighouden met maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO), waarbij ze aandacht hebben voor het milieu, hun medewerkers en de bredere samenleving. Mika Linse

Rob van Eijbergen

H

oewel bedrijven zich groener voordoen dan ze in werkelijkheid zijn, is er een stijgende lijn te zien van bedrijven die een goed MVO-beleid hanteren. “Er wordt steeds meer transparantie geëist en de wetgeving rond MVO wordt steeds scherper. Maar we zijn er nog niet,” stelt hoogleraar integriteit en kwaliteit Rob van Eijbergen.

MVO is niet meer weg te denken uit het bedrijfsleven. Tegelijkertijd vinden er ook veel ontwikkelingen plaats, zo ziet ook Christopher Wickert, hoogleraar Corporate Social Responsibility: “Je merkt dat het een trend is, die steeds meer aan betekenis wint. Dat is grotendeels verbonden met de klimaatdoelen waaraan bedrijven vandaag de dag verplicht zijn om verslag uit te brengen. Vroeger was er meer sprake van zelfregulering door de industrie, ook wel zachte wetgeving genoemd, maar dat is nu fundamenteel veranderd.” Rob van Eijbergen voegt daaraan toe: “MVO is bovendien een integraal onderdeel van de arbeidsmarkt geworden, vooral voor de jongere generatie. Deze generatie stelt andere eisen aan bedrijven en werkgevers dan bijvoorbeeld mensen van generatie X en hecht er belang aan wanneer ze overwegen ergens te gaan werken. Zo staat flexibiliteit hoger in het vaandel, net als duurzaam vervoer en de mogelijkheid tot onbetaald verlof.”

Vuurwerk Jubileum editie

43


Betrek de jongere generatie

Christopher Wickert

Wetgeving belemmering voor goed MVO-beleid Als bedrijf word je voortdurend geconfronteerd met nieuwe uitdagingen als het gaat om het maatschappelijk verantwoord ondernemen. Van Eijbergen ziet de wetgeving als een van de grootste hindernissen: “De huidige wetgeving is niet afgestemd op de behoeften van de samenleving. Zo woon ik op een woonboot in Amsterdam en wilde zonnepanelen installeren. Na een hoop weerstand moest ik zelfs de wethouder van Amsterdam benaderen om toestemming te krijgen voor het plaatsen van zonnepanelen op mijn dak. Dit soort tegenstand, bureaucratie en ingewikkeldheden vormen ook struikelblokken voor bedrijven. Bovendien is er nog steeds een generatie die prioriteit geeft aan winstgevendheid boven duurzaamheid, wat resulteert in kortetermijnbeleid. Deze mentaliteit begint weliswaar langzaam te veranderen, maar bedrijven worden hiermee geconfronteerd.” Wickert beaamt dat: “De realiteit is dat duurzaamheid geld kost. Uit een van mijn onderzoeken blijkt dat het een grote uitdaging is om binnen een bedrijf enthousiasme te creëren voor MVO in functionele afdelingen waarin het MVO-beleid uiteindelijk wordt uitgevoerd, zoals inkoop, productie en financiën.”

“De huidige wetgeving is niet afgestemd op de behoeften van de samenleving” 44

Vrije Universiteit Amsterdam

Wat doe je als je transparant wilt communiceren over je MVO-beleid, maar zorgen hebt over mogelijke beschuldigingen zoals het onterecht claimen van een groen imago? Volgens van Eijbergen is een langetermijnstrategie belangrijk om je duurzaamheidsclaims te versterken. “Het is van belang om je medewerkers hierin te betrekken en gezamenlijk een visie te creëren over waar we naartoe willen werken. Vaak zit de verandering in de kleine details en ik ben er sterk van overtuigd dat het belonen van werknemers op diverse manieren een effectieve strategie is. Dit kan bijvoorbeeld worden bereikt door ruimte te bieden voor vrijwilligerswerk en door flexibele reisbeleidsmaatregelen te implementeren. Het betrekken van jongere medewerkers is van groot belang, aangezien zij vaak frisse en scherpe ideeën hebben over dit onderwerp.” Volgens Wickert vormt greenwashing vooral een groot probleem voor bedrijven die oprecht bezig zijn met duurzaamheid. “Dit komt omdat greenwashing het algemene vertrouwen in bedrijven aantast en ruimte geeft aan bedrijven die zich als duurzaam voordoen terwijl ze dat eigenlijk niet zijn. Ik denk daarom dat het verstandig zou zijn als een goed MVO-beleid verplicht wordt gesteld door de overheid en als belanghebbenden de mogelijkheid hebben om dit beleid publiekelijk te controleren.”


MVO in de toekomst Met een maatschappij die zich alsmaar bewuster wordt van de impact van bedrijven in hun omgeving, gaat MVO in de toekomst een nog belangrijkere rol vervullen. Zowel van Eijbergen als Wickert zien kansen hierin. Wickert licht toe: “Ik denk dat er in de samenleving een sterke wens is om duurzamer te handelen. Naar mijn mening is het belangrijk dat we ons niet langer richten op het zakelijke aspect van MVO, maar ons eerder afvragen wat het ethische argument is. We moeten dus kijken naar hoe we bedrijven duurzamer kunnen maken zonder dat dit afhankelijk is van een directe toename van winstgevendheid.” Van Eijbergen ziet vooral kansen als het gaat om arbeidsmarktproblematiek: “Het is van belang om te begrijpen wat de nieuwe generatie werknemers verlangt. Succesvolle bedrijven worden niet alleen gekenmerkt door de beste klanten, maar vooral door hun vermogen om de juiste medewerkers aan te trekken én te behouden.”

“Succesvolle bedrijven worden niet alleen gekenmerkt door de beste klanten, maar vooral door hun vermogen om de juiste medewerkers aan te trekken én te behouden”

Christopher Wickert is hoogleraar Corporate Social Responsibility bij de School of Business and Economics en directeur van het VU Business & Society Knowledge Hub. Hij is ook onderzoeksdirecteur van de Afdeling Management & Organisatie aan de VU Amsterdam. Zijn onderzoek richt zich op maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) en duurzaamheid bij bedrijven, evenals de bredere relatie tussen bedrijven en de maatschappij door gebruik te maken van verschillende stromingen binnen de organisatie- en managementtheorie.

Rob van Eijbergen is hoogleraar Integriteit en Kwaliteit bij de School of Business and Economics. Hij heeft een PhD in Organizational Change behaald aan de Universiteit Leiden. Als vooraanstaande academicus op het gebied van Ethiek, Bestuur en Samenleving, ligt zijn expertise in het onderzoeken van de ethische dimensies van diverse organisaties en hun impact op de samenleving. Zijn onderzoek richt zich op het begrijpen en bevorderen van integriteit binnen organisatiestructuren en processen.

Vuurwerk Jubileum editie

45


W

etenschappers hebben al vaak de noodklok geluid over klimaatverandering. Inmiddels voeren sommige wetenschappers ook actie voor beter klimaatbeleid via het collectief Scientist Rebellion, waaronder ontwikkelingseconoom Wendy Janssens en econometrist Julia Schaumburg van de Vrije Universiteit Amsterdam. Wat motiveert de wetenschappers om zich aan te sluiten en hoe zijn wetenschap en activisme te combineren?

Scientist Rebellion “Politici doen te weinig met inzichten uit de klimaatwetenschap, dus spreek ik me uit” Yrla van de Ven Het interview werd in september afgenomen

46

Vrije Universiteit Amsterdam

Als ontwikkelingseconoom komt hoogleraar Wendy Janssens veel in het mondiale zuiden. Daar zijn de gevolgen van klimaatverandering al veel zichtbaarder dan in Nederland. “Tijdens ons onderzoek in Keniaanse ziekenhuizen, zagen we ineens een grote piek in het aantal gevallen van ondervoeding bij kinderen. Door uitzonderlijke droogte waren veel oogsten mislukt. Rond diezelfde tijd waren in Pakistan, waar ik met een ander onderzoeksteam werkte, veel dorpen onbereikbaar geworden of zelfs weggevaagd door enorme overstromingen,” licht Janssens toe. Ze spreekt tijdens haar werk in het buitenland veel mensen die de gevolgen van klimaatverandering ondervinden, en dat maakt een diepe indruk. Janssens: “In Nederland dringt de urgentie van het klimaatprobleem nog niet bij iedereen door, terwijl de gevolgen in het mondiale zuiden nu al zeer ernstig zijn. Vooral problematisch is dat lage- en middeninkomenslanden het meest kwetsbaar zijn voor klimaatverandering, maar de minste middelen hebben om

“Lange tijd vertrouwde ik erop dat de overheid wel zou doen wat nodig is, maar het gaat veel te langzaam”


de gevolgen te dragen.” Het vormde voor haar de motivatie om zich aan te sluiten bij Scientist Rebellion, een zustervereniging van Extinction Rebellion speciaal voor wetenschappers. Ook is ze in juni voor het eerst naar een demonstratie van Extinction Rebellion geweest, waarna in september meer protestacties volgden.

zullen krijgen,” aldus Janssens. Schaumburg vult aan: “We leiden de beleidsmakers en managers van de toekomst op, die moeten op basis van alle beschikbare informatie de beste keuzes kunnen maken.” Het goede nieuws is dat het faculteitsbestuur onlangs heeft toegezegd hier inderdaad serieus werk van te maken.

Ook Julia Schaumburg, hoogleraar Econometrie, heeft zich aangesloten bij Scientist Rebellion. Voor haar gaf het gebrek aan urgentie bij de overheid de doorslag. “Per toeval kwam ik in contact met mensen van Scientist Rebellion, en toen pas ging ik beseffen hoe volstrekt ontoereikend de overheidsmaatregelen tot nu toe zijn. Lange tijd vertrouwde ik erop dat de overheid wel zou doen wat nodig is, maar het gaat veel te langzaam,” aldus Schaumburg.

Schaumburg voerde ook actie voor het verbreken van de banden tussen universiteiten en de fossiele industrie. In april kondigde het college van bestuur van de Vrije Universiteit Amsterdam aan dat ze geen onderzoekssamenwerkingen meer aan zal gaan met fossiele bedrijven, tenzij die zich aantoonbaar inzetten voor de energietransitie.

Niet over een nacht ijs Beide wetenschappers hebben lang nagedacht voor ze besloten om naar een actie van Scientist Rebellion te gaan. “Als econometrist doe ik geen onderzoek naar de fysieke oorzaken en gevolgen van klimaatverandering, dat zag ik als grootste belemmering,” zegt Schaumburg. “Maar ik weet als wetenschapper wel hoe bijzonder de consensus is die blijkt uit de internationale IPCC-rapporten over het klimaat. Aan het rapport uit april 2022 (WG III: Mitigation of Climate Change, red.) werkten 278 auteurs mee, die meer dan 18,000 wetenschappelijke studies hebben geanalyseerd. Hun conclusie is eenduidig: klimaatverandering wordt veroorzaakt door mensen en de gevolgen zijn catastrofaal. Ik voel me als wetenschapper verplicht om deze duidelijke boodschap van mijn collega-wetenschappers met het bredere publiek te delen.” “Het is natuurlijk belangrijk om je geloofwaardigheid als wetenschapper te bewaken,” voegt Janssens toe. “Collega’s die zich publiekelijk en activistisch uitspreken over het klimaatbeleid ontvangen regelmatig negatieve reacties, waarin ook hun wetenschappelijke integriteit wordt aangevallen. Tegelijkertijd kunnen wij juist een cruciale rol spelen door wetenschappelijke legitimiteit te geven aan een goed-onderbouwde boodschap van klimaatactivisten. Daar ligt ook een belangrijke verantwoordelijkheid voor ons. Over die spanning voer ik veel gesprekken met collega’s.”

Klimaat in het onderwijs Vijfentwintig jaar geleden demonstreerde Janssens, toen nog student, ook al voor het klimaat. “Toen bezetten we de Weesperstraat in Amsterdam tegen de vervuiling, en organiseerden we acties om de minister van Onderwijs ervan te overtuigen dat klimaat een plek moest krijgen in alle universitaire opleidingen. Helaas is dat nog steeds niet gerealiseerd.”

Subsidies fossiele industrie De subsidies van de Nederlandse overheid op het gebruik van fossiele brandstoffen zijn beide onderzoekers een doorn in het oog. Eind 2022 ondertekenden Janssens en Schaumburg samen met ruim 380 andere economen een opiniestuk in Het Financieele Dagblad en ESB waarin werd opgeroepen om de subsidies voor fossiele brandstoffen per direct stop te zetten. “Economen zijn het erover eens dat je met subsidies gedrag juist aanmoedigt, dus als je fossiele brandstoffen subsidieert houd je verandering actief tegen,” licht Janssens toe. Toch is er volgens Schaumburg sinds het opiniestuk te weinig veranderd in Den Haag. “Politici ondernemen te weinig actie naar aanleiding van alle wetenschappelijke inzichten over klimaatverandering en klimaatbeleid. Daarom spreek ik me uit.” Eerder deze maand publiceerde Janssens met 19 collega’s daarom opnieuw een brandbrief in Het Financieele Dagblad en ESB. “De tijd dringt, en zolang de overheid geen afdoende maatregelen neemt, blijft actie hoogst noodzakelijk.”

“We leiden de beleidsmakers en managers van de toekomst op, die moeten op basis van alle beschikbare informatie de beste keuzes kunnen maken”

Nu ze hoogleraar zijn, zitten beiden met de decaan aan tafel om te pleiten voor het opnemen van verplichte kennis over klimaat in alle opleidingen van de School of Business and Economics. “Het is belangrijk dat álle studenten leren over het klimaat en klimaateconomie, omdat ze er in de toekomst allemaal mee te maken

Vuurwerk Jubileum editie

47


Advertorial

Het belang van een leven lang ontwikkelen In een tijd waarin kennis een cruciale sleutel tot vooruitgang vormt, is een leven lang leren en ontwikkelen een steeds belangrijker onderdeel van onze loopbaanontwikkeling geworden. Om maatschappelijke uitdagingen aan te pakken en positieve verandering in gang te zetten, is het belangrijk om kennis en vaardigheden te blijven ontwikkelen. Een goede vervolgstudie bereidt je voor op de toekomst en helpt je om je ambities waar te maken. Je verwerft nieuwe inzichten en ideeën die jou zowel in je professionele als persoonlijke leven vooruit helpen, en die je in staat stellen om een bijdrage te leveren aan een vooruitstrevende samenleving. Verder studeren houdt je relevant en toekomstbestendig, en - niet onbelangrijk - het is ook nog eens heel leuk om weer even student te zijn.

Banen en carrières evolueren voortdurend als gevolg van technologische vooruitgang en de grote maatschappelijke uitdagingen van deze tijd. Bedrijven en organisaties moeten snel kunnen inspelen op de veranderingen die daarmee gepaard gaan. Zo heeft de pandemie het remote werken versneld en daarmee nieuwe werkstructuren en samenwerkingsvormen geïntroduceerd. De toenemende nadruk op duurzaamheid en milieubehoud heeft geleid tot nieuwe carrièremogelijkheden in

48

Vrije Universiteit Amsterdam

groene technologieën, hernieuwbare energie, circulaire economie en milieubeheer. Maar ook de inzet van automatisering en AI en aandacht voor diversiteit en transparantie op de werkvloer vragen om nieuwe kennis en vaardigheden van professionals. Om relevant te blijven op de arbeidsmarkt zul je je dus moeten blijven ontwikkelen. Een passende vervolgstudie stelt je in staat om je eigen ambities te verwezenlijken en van betekenis te blijven voor werk en samenleving.

Maar opnieuw gaan studeren verrijkt je ook op persoonlijk vlak. Het is een investering in jezelf die zich op vele manieren uitbetaalt en bij kan dragen aan een betekenisvol en boeiend leven. Het houdt de geest scherp en prikkelt de nieuwsgierigheid. Door je eigen denken aan te scherpen en een eigen visie te ontwikkelen kun je constructief deelnemen aan gesprekken en tot nieuwe ideeën komen. Dit zal niet alleen je professionele groei bevorderen, maar kan ook resulteren in een versterkt gevoel van zelfvertrouwen en zelfbewustzijn in je persoonlijke leven, evenals meer diepgang in je relaties. Bovendien bouw je tijdens een vervolgstudie aan een waardevol netwerk van professionele relaties. Je ontmoet docenten, collega’s en gelijkgestemden met wie je ervaringen kunt delen en ideeën kunt uitwisselen. Wie weet welke deuren naar nieuwe carrièremogelijkheden en samenwerkingsverbanden er voor je opengaan!


Tegenover al deze positieve opbrengsten van een leven lang ontwikkelen, loert het gevaar van overbelasting. Vooral als je al een drukke baan hebt, met daarnaast een gezin en andere verplichtingen kan die studie erbovenop leiden tot een te zware werkdruk en een verstoorde balans tussen werk- en privéleven. Onderschat de impact daarvan niet. Het is belangrijk om vanaf het begin aandacht te hebben voor jouw eigen welzijn en dat van de mensen om je heen. Bespreek het op tijd met de docent of opleidingscoördinator als je het gevoel hebt dat de druk te hoog wordt. Zij kunnen je helpen de gezonde balans weer te vinden. De School of Business and Economics kent een lange traditie in postgraduate en executive onderwijs. Al sinds 1957 bieden we hoogwaardige programma’s voor professionals aan. Altijd

“Leren is net als sporten. Blijf dus bewegen, zorg ervoor dat je vrijstaat en dat je medespelers je kunnen zien. Zo is het ook met leren” in deeltijd, dus goed te combineren met werk- en privésituatie. Inmiddels hebben we een portefeuille met ruim 80 verschillende programma’s en ons aanbod groeit nog steeds. Het beslaat een breed scala van langlopende opleidingen zoals MBA’s en deeltijd masterprogramma’s binnen verschillende vakgebieden, tot kortlopende programma’s gericht op een specifieke ontwikkelingen als duurzaamheid of datagedreven sturing, of meer generieke onderwerpen als leiderschap en verandermanagement. In alle opleidingen staan de ontwikkelingen en daaruit voortvloeiende onderwijsbehoeftes vanuit de werkvloer centraal. Op die manier borgen ook wij onze toekomstbestendigheid.

Bekijk welke mogelijkheden er voor jou zijn op het gebied van Executive Education op sbe.vu.nl/ee

Vuurwerk Jubileum editie

49


De splinternieuwe campus bevond zich aan de rand van Amsterdam in Buitenveldert. Omringd door weiland, nog net niet in the middle of nowhere, maar waar het wel al steeds drukker begon te worden. Het Hoofdgebouw was toen het net werd geopend in de jaren ’70 bovendien een architechtonisch hoogstandje. Parkeren was, zoals op de foto te zien, overigens toen ook al een crime.

50

Vrije Universiteit Amsterdam

De campus toen,

nu


en in de toekomst De VU campus is inmiddels het bruisende hart van de Zuidas. Jong en oud komt hier bijeen om te studeren, maar ook om naar het theater of de bioscoop te gaan, te borrelen of een evenement te bezoeken. De campus leeft en wordt aan alle kanten uitgebreid.

De campus blijft ook in de toekomst groeien; letterlijk en figuurlijk. Over niet al te korte tijd is er een groene campus met veel natuur, rustige plekken om te studeren en bijeen te komen. De campus is en blijft meer dan alleen een plek om colleges te volgen. En wie weet: misschien staat er over 75 jaar inderdaad een dependance op Mars!

Vuurwerk Jubileum editie

51


Want to read this magazine in English? Scan the QR-code or visit the link: vu.nl/sbe-jubilee-magazine


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.