Toelichting op de wijzigingingen in financieel en productioneel protocol 2017

Page 1

Toelichting op wijzigingen Financieel & Productioneel Protocol per 2017 Bij de uitwerking van het beleidsplan zijn de reglementen geactualiseerd en is het financieel & productioneel protocol op een aantal onderdelen herzien. Bepalingen die inhoudelijk wijzigen zijn groen gearceerd. De herziene reglementen en bijbehorend protocol treden per 1 januari 2017 in werking. Voor projecten die eerder al een beperkte ontwikkelingsbijdrage ontvangen hebben (bijvoorbeeld treatment) geldt dat bij eventuele vervolgaanvragen vanaf 1 januari (bijvoorbeeld scenario) de nieuwe, ruimere financiële kaders van toepassing zijn. Definities De definities in het protocol zijn afgestemd op wijzigingen in de reglementen. Ook zijn ter verduidelijking een aantal nieuwe definities toegevoegd zoals die van audiodescriptie, fictie, moodboard, vrijplaats en werkplan. Hoofdstuk 1 (financiële & productionele kaders) Het eerste hoofdstuk beschrijft de beoordelingsfasen en de financiële en productionele bepalingen die van belang zijn voor filmproducties en filmactiviteiten die met een bijdrage van het Fonds tot stand komen. De belangrijkste inhoudelijke wijzigingen zijn: 

Bij een ontwikkelingsaanvraag wordt het werkplan van het betreffende team een belangrijk onderdeel bij de beoordeling. Om in het kader van een optimale ontwikkeling maatwerk te kunnen leveren wordt het team gevraagd een onderbouwd plan van aanpak en motivatie mee te sturen.

Om de administratieve last te verlichten wordt voor een filmproductie die een beroep doet op een fondsbijdrage tot € 30.000 geen uitvoeringsovereenkomst meer afgesloten en het betaalritme versoepeld. Bijbehorende verplichtingen worden opgenomen in de verleningsbeschikking. Dit betreft o.a. de oplevering van bepaalde documentatie voordat het Fonds tot betaling over kan gaan, de contactmomenten met het Fonds en de uiterlijke opleveringsdatum.

Om te voorkomen dat de verstrekte bijdrage onderdeel wordt van enige financiële regeling met derden is in het Algemeen Reglement en het protocol opgenomen dat de rechten en verplichtingen die uit de subsidieverlening voortvloeien niet overdraagbaar, tot zekerheid te stellen of te cederen zijn aan derde partijen.

De Film Production Incentive is een belangrijk onderdeel geworden van de financiering van speelfilms, lange animatiefilms en documentaires. Wanneer de Incentive onderdeel is van het financieringsplan moet het begrotingsmodel van de Incentive voor alle fondsaanvragen gehanteerd worden.

In het huidige competitieve klimaat vraagt het Fonds de producent voldoende kosten voor de marketing en promotie van de film mee te begroten. Middelen voor marketing en promotie moeten in afstemming tussen producent en filmdistributeur worden ingezet. Rekening houdend met een gemiddeld productiebudget hanteert het Fonds voor majoritaire Nederlandse speelfilms en lange animatiefilms een minimum van 5% van de begrote productiekosten. Voor alle andere categorieën hanteert het Fonds een minimum van 2,5%.

Er zijn de afgelopen jaren belangrijke stappen gezet ten aanzien van audiodescriptie en ondertiteling. Vanaf 2017 moeten niet alleen alle majoritaire Nederlandse speelfilms en lange animatiefilms maar ook documentaires bestemd voor bioscoopuitbreng voorzien zijn van audiodescriptie en ondertiteling om de toegankelijkheid voor blinden,


slechtzienden, doven en slechthorenden te vergroten. Voor films met Engels als voertaal en/of die gericht zijn op een internationaal publiek kan de audiodescriptie ook in het Engels worden uitgevoerd. De bijdrage van het Fonds in de kosten wordt uitgebreid naar alle speelfilms met een reguliere realiseringsbijdrage die zonder suppletie tot stand komen. 

Het Fonds onderschrijft het Protocol Kindbegeleiding van Filmproducenten Nederland (FPN) ter regulering en waarborging van de belangen van minderjarigen (tot en met 12 jaar) die hun medewerking verlenen aan een filmproductie.

De inspanningen in de sector om duurzamer te produceren worden door het Fonds gestimuleerd. Aan het eind van de montagefase (picture lock) geven producenten een korte schriftelijke terugkoppeling van hun inspanningen en bevindingen, die eventueel met andere collega’s gedeeld kan worden.

Bij een kinder- en jeugdfilm moet een strategie omtrent filmeducatie onderdeel zijn van de marketingstrategie en daarmee van het crossmediale marketing & distributieplan.

De revolverende middelen kunnen geheel of grotendeels geherinvesteerd worden in de ontwikkeling, realisering en/of marketing-distributie van nieuwe filmproducties van dezelfde subsidieontvanger. Revolverende middelen die voor een nieuwe filmproductie worden ingezet hebben geen gevolgen voor een eventuele (nog aan te vragen) fondsbijdrage. Maximaal 50%van de middelen kan worden aangemerkt als nettoproducentenopbrengst waaruit afspraken met eventuele rechthebbenden, zoals de producent, regisseur en scenarist nagekomen worden evenals afspraken met risicodragende investeerders. Bij het ontbreken van aantoonbare afspraken met risicodragende investeerders of andere rechthebbenden dan de producent, moeten de middelen voor ten minste 75% geherinvesteerd worden in een nieuwe filmproductie.

Hoofdstuk 2 (Richtbedragen) De opbouw van dit hoofdstuk is geheel vernieuwd. De verschillende bijdragen die kunnen worden verleend zijn verbreed en grotendeels naar boven bijgesteld. Ideecheck

Het doen van een ideecheck vooruitlopend op een eventuele aanvraag is ongeacht de categorie een belangrijke stap in de ontwikkeling van een nieuw filmplan. Het biedt producent en makers de mogelijkheid om een uitgebreide formele aanvraag te optimaliseren. Nut en noodzaak van het doen van een ideecheck worden nader toegelicht aangezien in de nieuwe beleidsperiode meer financiële ruimte wordt vrijgemaakt voor minder films. Ontwikkeling

Een aanvrager heeft, afhankelijk van de categorie, verschillende mogelijkheden voor het doen van een ontwikkelingsaanvraag. Naast de reguliere aanvragen voor ontwikkelingssubsidie kan voor speelfilms en documentaires ook slatefunding worden aangevraagd. Daarnaast worden de bestaande samenwerkings- en talentontwikkelingsprojecten voortgezet, evenals speciale programma’s zoals de vrijplaatsen. Het bij de aanvraag gevoegde werkplan bevat naast een uitgebreide synopsis dan wel mini treatment of scenarioversie een beschrijving van het ontwikkelingsproces, de verschillende vormen van expertise die het team wil betrekken en de planning die het team voor ogen


heeft. Ook lichten de producent, de scenarist en regisseur hun visie op het project toe en gaat de producent in op de manier waarop het beoogde ontwikkeltraject bijdraagt aan de optimale ontwikkeling van het filmplan. Bij het verlenen van een bijdrage wordt uitgegaan van de in het protocol opgenomen richtbedragen en verdere financiële kaders. Bij reguliere projectaanvragen voor ontwikkeling biedt het Fonds - afhankelijk van categorie, de aard en complexiteit van het filmplan en van het ontwikkelingsproces dat het team voor ogen heeft - ruimte voor het schrijfproces, het betrekken van een scriptcoach, de regisseur en specifieke creatieve of technische specialisten of heads of department. Ook is er indien noodzakelijk ruimte voor het maken van proefopnamen of researchactiviteiten. Bij animatie en filmisch experiment kan er gelijktijdig met de scenario-ontwikkeling aan de beeldontwikkeling worden gewerkt (artwork, karakterontwikkeling, beat- en storyboards). Indien de aanvrager een productiemaatschappij is dan worden producersfee en overhead berekend over het subtotaal aan ontwikkelingskosten of zijn deze onderdeel van de totale bijdrage. Binnen het programma New Screen NL voor nieuw talent en innovatie blijft de specifieke regeling voor lowbudget films van kracht voor beginnend regietalent. Zowel beginnende als ervaren producenten kunnen een aanvraag indienen. Het gaat om films met dusdanige energie en urgentie dat deze binnen afzienbare tijd gerealiseerd kunnen worden. Voor deze films kan een beperkte ontwikkelingsaanvraag ingediend worden tot 25.000 euro gericht op de afronding van de schrijffase, de research en eventuele productieontwikkeling. Eventuele eerder aantoonbaar gemaakte kosten in de ontwikkeling kunnen worden meegenomen in de productiebegroting. Realisering

De bestaande aanvraagmogelijkheden blijven in stand en speciale en samenwerkingsprojecten worden voortgezet. De Transmediaregeling wordt met het wegvallen van het Mediafonds voortgezet in samenwerking met het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie. De basisbijdrage voor speelfilms (reguliere realiseringssubsidie en lowbudget films) is verder verhoogd en er wordt ruimte gemaakt voor Cinema Junior. De basisbijdragen bieden een steviger basis voor verdere financiering. In aanvulling daarop wordt de bijdrage voor promotie en marketing voor zowel speelfilms als documentaires verhoogd. Films geselecteerd binnen de programma’s Dutch Cross Over en Cinema Junior komen net als speelfilms die regulier worden ondersteund in aanmerking voor matching- en aanvullende bijdragen De mogelijkheid om een beperkte afwerkingsbijdrage aan te vragen blijft van kracht. In aanmerking komt: een filmproductie die geselecteerd is voor tenminste één toonaangevend filmfestival of tentoonstelling van een gerenommeerd museum of galerie, een filmproductie die gegarandeerd als voorfilm bij een bioscoopfilm vertoond zal worden of een filmproductie die is geselecteerd voor een online digitaal platform waarbij curatoren de kwaliteit bewaken. Een lijst van festivals en platforms is toegevoegd aan de festivallijst in het protocol. De bijdrage kan door het team vrij worden aangewend om de kosten van de productie, vertoning of distributie te dekken.


Distributie

Aangezien de distributie van arthouse films en documentaires veel tijd en energie vraagt van betrokken partijen wordt distributeurs ruimte geboden om interne kosten en overhead gedeeltelijk uit een distributiebijdrage te dekken. Bovendien wordt de fondsbijdrage kostprijsverlagend verstrekt. Dat wil zeggen dat deze bijdrage direct in mindering gebracht moet worden op de gemaakte kosten en dat de hiermee gedekte kosten geen deel meer uitmaken van de kosten die uit exploitatie-inkomsten moeten worden terugbetaald. Bij internationale festivalselectie zijn de kosten gespecificeerd die subsidiabel zijn: de bijdrage is bestemd ter gedeeltelijke dekking van reiskosten en hotelovernachtingen van de producent. De maximale bijdrage voor bioscoopuitbreng van Nederlandse bioscoopfilms in het buitenland is verhoogd. Voor distributie van buitenlandse arthouse films is slatefunding beschikbaar. Hoofdstuk 3 (recoupment) Na vaststelling van de subsidie kan een verzoek tot inzet van terugbetaalde exploitatieinkomsten gedaan worden. Dit verzoek moet gericht zijn aan het bestuur en vergezeld gaan van een gedetailleerde onderbouwing. De procedure wordt in hoofdstuk 3 van het protocol toegelicht. Hoofdstuk 4 (titelvermelding, ident en logogebruik) De formulering voor titelvermelding en inzet van de ident is enigszins gewijzigd. 20 november 2016


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.