Akademie Nieuws 114

Page 1

september 2012 nummer 114

akademie nieuws heinekenprijzen en heineken young scientists awards 2012


2

In dit nummer

Akademie Nieuws is de nieuwsbrief over de activiteiten van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en de Akademie-instituten Redactie-adres: knaw, Postbus 19121, 1000 GC Amsterdam T 020 551 0733 F 020 620 4941 communicatie@bureau.knaw.nl www.knaw.nl Een abonnement op Akademie Nieuws is gratis. Oplage: 4700 ISSN 0925-7446 Druk: Ten Brink, Meppel Vormgeving: Ellen Bouma, Alkmaar Omslagfoto: Lichtsculptuur van Peter Struycken onder het Nederlands Architectuurinstituut in Rotterdam. Foto: René de Wit/ Hollandse Hoogte

Eens per twee jaar kent de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen de Heinekenprijzen en de Heineken Young Scientists Awards toe. Op 27 september is de uitreiking van deze prijzen voor wetenschap en kunst. In dit nummer een portret van de wetenschappers en de kunstenaar die in de prijzen vielen.

Biochemie Titia de Lange – Chromosoomuiteinden die niemand interessant vond spelen een rol bij veroudering en kanker. Geert van den Bogaart – Prikkeloverdracht tussen zenuwcellen gaat ongelooflijk snel. Hoe doen die cellen dat?

Medische wetenschap Hans Clevers – De stamcel blijft weefsel maken, ook buiten het lichaam. Linda van Laake – Waarom doen kunstmatige hartcellen niet direct gewoon mee met kloppen?

Milieu William Laurance – Als wetenschappers weten we nog niet alles over de natuur, we weten wel wat er dringend moet gebeuren. Tjisse van der Heide – Hoe de wetenschap de biobouwers in de Waddenzee een handje helpt.

Geschiedenis Geoffrey Parker – Het is altijd moeilijker om een oorlog te beëindigen dan er een te beginnen. Uğur Ümit Üngör – De patronen die leiden tot massale slachtpartijen, zijn in grote lijnen overal hetzelfde.

Cognitie John Duncan – We kunnen nu gedetailleerd beschrijven hoe ons brein complexe functies uitvoert. Floris de Lange – Je ziet wat je denkt te zien. Verwachtingen sturen de waarneming.

Kunst Peter Struycken – Een van de eerste kunstenaars die computers inzette om kunst te maken.

Weekprogramma Heinekenprijzen

Vijfentwintigste jaargang, nr. 114 september 2012

De laureaten van de Heinekenprijzen en de Heineken Young Scientists Awards verzorgen in de week van de prijsuitreiking lezingen op verschillende plaatsen in het land.


Akademie Nieuws september 2012

3

door Hans van Maanen

Titia de Lange – Dr. H.P. Heinekenprijs voor de Biochemie en Biofysica 2012

Vroege liefde voor telomeren krijgt erkenning Telomeren zijn, zegt Titia de Lange zelf, haar lust en haar leven. ‘Ik kan eigenlijk niet goed uitleggen waarom ik die chromosoomuiteinden zo interessant vind – net zo min als je kunt uitleggen waarom je op iemand verliefd wordt of waarom je meer van Bach houdt dan van Brahms. Maar het gaat werkelijk diep, ik zou me geen ander onderwerp meer kunnen voorstellen. En ik besef dat ik heel veel geluk heb gehad een onderzoeksterrein te vinden waar ik zo van geniet!’ Om nu te zeggen dat de wetenschappelijke lotsbestemming van Titia de Lange in de sterren geschreven stond, nee. Veeleer was er sprake van een valse start, zo blijkt uit haar relaas van haar studietijd. ‘Ik studeerde biochemie aan de Universiteit van Amsterdam. Ik zat halverwege de jaren zeventig voor mijn kandidaats, voor een tentamen over onder andere DNA-replicatie. Ik zat me thuis voor te bereiden en kreeg het niet voor elkaar om die replicatie te laten lukken op papier. Ik begreep maar niet hoe dat kopiëren helemaal aan het eind van een chromosoom in zijn werk ging. In het midden was alles duidelijk, maar hoe werkte het aan het uiteinde? Daar klopte iets niet. Maar toen ik de docent ernaar vroeg, kreeg ik te horen dat ik er duidelijk niets van had begrepen en dat ik het leerboek nog maar eens goed moest bestuderen. Ik weet nog hoe gefrustreerd ik was.’

Titia de Lange

1955 Biochemica Hoogleraar Rockefeller University Codirecteur van Anderson Center for Cancer Research New York, Verenigde Staten

Ontvangt de Dr. H.P. Heinekenprijs voor Biochemie en Biofysica voor haar onderzoek naar telomeren, de beschermende uiteinden van chromosomen die onder meer een belangrijke rol spelen bij veroudering en kanker Titia de Lange foto Jussi Puikkonen


4

In het algemeen ervoer De Lange haar studie als weinig inspirerend en wat voor onderzoek haar aardig leek, wist ze eigenlijk niet. Maar het kwam goed, allereerst dankzij Richard Flavell, die enige tijd in Nederland met Piet Borst werkte en later grote faam zou krijgen als immunoloog. ‘In die tijd begonnen we veel beter greep te krijgen op het DNA. Met de toen net ontdekte restrictie-

Nu is het hot, toen een achterafgebied in de wetenschap enzymen en recombinant-DNA-technieken konden we het DNA in stukken knippen en genen lokaliseren en zelfs isoleren. Daarmee ging een hele nieuwe wereld open. Ik heb toen in Londen bij Flavell mijn hoofdvak gedaan en ben voor mijn promotie teruggegaan naar Nederland. Eerst naar de afdeling biochemie van de Universiteit van Amsterdam en later mee met Piet Borst, mijn promotor, naar het Nederlands Kankerinstituut. Piet werkte aan trypanosomen, de parasiet die slaapziekte veroorzaakt. Voordat ik bij hem begon had Lex van der Ploeg, een andere promovendus, iets geks gevonden, dat hij me liet zien toen hij bij Flavell in Londen op bezoek was. ‘Het lijkt wel’, zei hij, ‘alsof een van die trypanosoomgenen helemaal aan het uiteinde van een chromosoom ligt.’ Ik denk dat ik toen voor het eerst hoorde dat het uiteinde van een chromosoom ‘telomeer’ heette, maar ik was onmiddellijk gegrepen. Piet Borst daagde mij vervolgens uit om het bewijs te leveren dat het bewuste gen écht aan het eind van een chromosoom lag. Dat bleek eigenlijk met een enkel simpel experiment te doen, maar het was wel meteen goed voor een publicatie in Nature. Wetenschap was nog nooit zo makkelijk. En is daarna ook nooit meer zo makkelijk geweest...

mysterieus Daarna ging ik meer lezen over die mysterieuze telomeren. En wat bleek? Jim Watson had al in 1972 in Nature gepubliceerd over dat replicatieprobleem waar ik als derdejaarsstudente tegenaan gelopen was. Maar dat blad las ik toen nog niet en mijn docent had het stuk kennelijk gemist. Na haar promotie, en nog enige omzwervingen – ze werkte vijf jaar als postdoc bij Nobelprijswinnaar Harold Varmus – kwam De Lange ten slotte in 1990 bij de Rockefeller University, de instelling die ze sindsdien trouw is

gebleven. En waar ze directeur is van het Anderson Cancer Center en een eigen laboratorium heeft. Varmus kreeg zijn Nobelprijs in 1989 voor de ontdekking van oncogenen: gewijzigde versies van onze eigen genen die tot kanker leiden. ‘De oncogenen waren toen buitengewoon hot en er ging ontzettend veel geld naar toe. Ik heb me er ook nog even mee beziggehouden, maar ik wilde terug naar mijn telomeren. Dat was in die tijd een volstrekt achterafgebied in de wetenschap, waar niemand in geïnteresseerd was, maar ik had mijn zinnen erop gezet. Inmiddels zijn telomeren hotter dan hot. Ze zijn in verband gebracht met kanker en met veroudering, en farmaceutische bedrijven zijn naarstig op zoek naar methoden om alles wat er bij telomeren speelt, onder de knie te krijgen. ‘Het is wel opmerkelijk hoe dat in tien, twintig jaar is veranderd, ja’, merkt De Lange droogjes op.

schoenveter Een telomeer, zo is de klassieke vergelijking, is het plastic uiteinde van de schoenveter. Maar elke keer als een cel deelt, wordt de telomeer onvermijdelijk wat korter en na twintig, dertig delingen is de telomeer verdwenen en gaat de cel door eigen toedoen dood. Het reparatiemechanisme van de celkern ziet opeens een onherstelbare breuk in het DNA en zo’n breuk is hoe dan ook het signaal voor de cel om zelfmoord te plegen. Kankercellen hebben echter het eeuwige leven, mede doordat ze in staat zijn de slijtage van telomeren tegen te gaan: ze dwingen de cel tot de aanmaak van telomerase, een eiwit dat zorgt voor de aanmaak van nieuwe telomeeronderdelen. Waarmee we middenin de puzzels zitten die telomeren zo in het centrum van de belangstelling hebben gezet. Waarom maken gewone cellen geen telomerase? Heeft die slijtage een functie in het leven? Kunnen we kankercellen laten stoppen met die aanmaak van telomerase? Kunnen we veroudering van lichaamscellen tegengaan door telomeren te beschermen? Zijn er andere processen die de veroudering bespoedigen of remmen? ‘We moeten het niet overdrijven’, stelt De Lange. ‘Het is inderdaad ongelooflijk hard gegaan, maar we kennen eigenlijk alleen nog maar de algemene principes. We begrijpen nog lang niet hoe het precies werkt. Wel weten we dat het buitengewoon slim in elkaar steekt’, gaat ze, een versnelling hoger, verder met de toelichting van haar eigen onderzoek. ‘Telomeren worden beschermd door zes eiwitten, zo hebben we inmiddels ontdekt. Het is heel makkelijk te


Akademie Nieuws september 2012

5

onthouden: telomeren bestaan – bij de mens – uit zes DNA-basiseenheden, ze worden beschermd door zes eiwitten die we samen “shelterin” noemen. Deze beschermen tegen de zes soorten aanslagen die ze te duchten hebben van het reparatiemechanisme van de cel. Die reparatiemechanismen kennen we: dat zijn de methoden waarmee op andere plekken breuken in het DNA hersteld worden

Telomeren zijn een soort harlie’s Angels C en waartegen het shelterin zich dus moet verweren. Als er iets mis is in het DNA van de cel gaan er twee soorten alarm af. Zeg maar het brandalarm en het inbraakalarm. Het uiteinde van het chromosoom moet natuurlijk niet als een breuk in het DNA gezien worden, maar het lijkt er wel op en zou dus dat brand- of inbraakalarm kunnen aanzetten. Bovendien zijn er vier verschillende reparatieteams in de cel die de hele tijd aan het plakken en timmeren zijn om de gaten en breuken in het DNA te repareren. Ook die reparatieteams moeten van de telomeren afblijven. Dus shelterin heeft het enorm druk om die verschillende bedreigingen – twee alarmsystemen en vier reparatieteams – onder de duim te houden.’

rafeltouw ‘Op de een of andere manier zijn die shelterin-eiwitten in staat al die zes teams af te weren. Voor elk team moeten ze een andere truc achter de hand hebben, maar hoe ze dat voor elkaar krijgen, weten we nog volstrekt niet. Ze vormen een soort Charlie’s Angels: ze hebben verschillende dingen waar ze goed in zijn, er zijn taken die meer dan een eiwit kan uitvoeren, maar er zijn er ook waarvoor ze op de een of andere manier moeten samenwerken. Eigenlijk begrijpen we er nog amper iets van. We moeten misschien wel helemaal naar de structurele biologie en de röntgendiffractie om hiermee wat verder te komen. We hebben pas voor twee shelterin-eiwitten een begin van een model kunnen opstellen.’ Dat van die veter en dat plastic is overigens al lang achterhaald, alweer dankzij het werk van De Lange. Zij ontdekte dat een telomeer niet zozeer een kapje op het uiteinde van een chromosoom is, maar meer het uiteinde van een touw zoals dat door zeelieden en padvinders wordt gesplitst: het uiteinde wordt uiteengerafeld en op ingenieuze wijze met een lus weer teruggestopt. Het uiteinde van het touw en het chromosoom wordt in zichzelf

weggemoffeld. ‘Ook daarvoor blijken onderdelen van het shelterin verantwoordelijk: ze draaien het chromosoom op de juiste plek een beetje los, vormen een lus van het uiteinde en voeren die terug het chromosoom in. Zo wordt het reparatiemechanisme om de tuin geleid; er is geen los eindje meer dat gerepareerd moet worden. Fascinerend toch?’ ‘Ik weet uiteraard volstrekt niet of al dit werk ooit tot een toepassing zal leiden waar mensen beter van worden. Al denk ik wel dat goed onderzoek uiteindelijk altijd een toepassing vindt. Er is geloof ik geen vooruitgang in de kliniek mogelijk zonder goed fundamenteel onderzoek. Of we het nou in zaken als anti-verouderingsmiddelen moeten zoeken weet ik niet – ik heb niets tegen veroudering, integendeel –, maar ik hoop wel dat ons onderzoek eraan kan bijdragen om mensen gezond en productief oud te laten worden. Maar zelf zit ik niet te wachten op iets dat mijn leven met twintig, dertig jaar verlengt. Ik vind het zo net mooi geregeld.’

erkenning De Lange heeft al tientallen prijzen in de wacht gesleept, de eerste nog vóór haar doctoraalexamen, maar ‘het winnen van de Heinekenprijs betekent wel heel veel voor mij,’ zegt ze. ‘Het is ten eerste natuurlijk een zeer prestigieuze prijs. Als ik zie wie mij zijn voorgegaan, dat is toch wel een adembenemende line up. Het is buitengewoon eervol dat de commissie vindt dat ik in dat rijtje thuishoor. Wat ik als extra eer beschouw, is dat de prijs

Er is geen vooruitgang in de kliniek zonder goed fundamenteel onderzoek is toegekend door een Nederlandse commissie, aan twee Nederlanders. Nederlanders zijn over het algemeen niet zo vlot in het eren van landgenoten, ze zijn volgens mij eerder wat antichauvinistisch. Dat Hans Clevers en ik de prijs nu krijgen, toont aan hoe hoog Nederlandse wetenschap staat aangeschreven en dat we bereid zijn dat te erkennen. In de derde plaats, en dat vind ik heel speciaal, is het voor mij ongelooflijk dezelfde prijs te krijgen als Piet Borst, de man die mij wetenschappelijk heeft gevormd. Ik heb altijd enorm tegen hem opgekeken, zowel als wetenschapper als in zijn rol als publiek figuur. Hij is mijn wetenschappelijke vader en nu sta ik waar hij twintig jaar geleden stond. Dat vind ik geweldig.’


6

Geert van den Bogaart – Heineken Young Scientists Award voor de Biochemie en Biofysica 2012

Highspeed door het brein Neurotransmitters als serotonine en dopamine zijn bijna niet meer weg te denken uit het dagelijkse nieuws. Geert van den Bogaart hoeft dus niet helemaal bij het begin te beginnen als hij moet uitleggen wat hij de afgelopen vier jaar in het Duitse Göttingen gedaan heeft. ‘Ik heb me beziggehouden met het mechanisme achter het vrijkomen van neurotransmitters, aan het uiteinde van zenuwcellen’, vertelt de biochemicus. Die neurotransmitters zitten opgeslagen in kleine blaasjes; als er een signaal moet worden doorgegeven van de ene zenuwcel naar de andere, komen ze vrij. Ze worden dan uitgestort in de synaps, de verbindingsspleet tussen

Prikkeloverdracht gaat ongelooflijk snel de twee zenuwcellen, en aan de andere kant weer opgevangen. Waarna de prikkel verder reist. Het bijzondere is nu dat het uitstorten van die neurotransmitters zo ongelooflijk snel gaat. Binnen een paar tienduizendsten van een seconde hechten de blaasjes zich aan de celwand, smelten ermee samen waardoor de wand opengaat en de neurotransmitters in de synaps komen. Het is logisch dat het snel moet – als je je verbrandt, moet je vliegensvlug je hand terugtrekken. Maar hoe gaat het in zijn werk?

Geert van den Bogaart

1981 Biochemicus Junior groepsleider Nijmegen Centre for Molecular Life Sciences

Ontvangt de Heineken Young Scientists Award voor Biochemie en Biofysica voor zijn onderzoek naar celbiologische problemen

Het antwoord klinkt eenvoudig genoeg: ‘Ik heb ontdekt dat het membraan in de synaps heel anders in elkaar zit dan we altijd dachten. Op de plaatsen waar de blaasjes moeten fuseren is het buitengewoon instabiel. Hierdoor komt neurotransmitter alleen in de synaps vrij en niet bijvoorbeeld halverwege het uiteinde. Dat helpt verklaren waarom membraanfusie zo snel en selectief is. De organisatie van het membraan is er dus specifiek op gericht zo snel mogelijk stoffen in de synaps te krijgen.’ ‘Er wordt veel onderzoek gedaan naar het enorme netwerk dat onze hersenen vormen, maar op een gegeven moment kom je toch uit bij de fundamentele vraag: wat maakt een synaps tot een synaps? Het antwoord op die vraag is heel belangrijk voor het hersenonderzoek, om processen te begrijpen zoals leren, waarbij nieuwe synapsen ontstaan of oude juist selectief verdwijnen’. Als daarover meer duidelijkheid komt, wordt het wellicht mogelijk pijnstillers en antidepressiva gerichter te onderzoeken en te verbeteren. ‘En anesthetica’, voegt Van den Bogaart enthousiast toe. ‘Zoals lachgas, ether, chloroform en modernere middelen. Deze worden al bijna tweehonderd jaar toegepast in de chirurgie en bij de tandarts. Ze kunnen zeer exact worden toegediend, maar we hebben in feite nog geen idee hoe ze werken’. Het geheim moet in de synaps liggen, of in de membranen van de zenuwcellen, maar niemand die het weet. Een mooie million dollar question!’ Inmiddels werkt Van den Bogaart in Nijmegen, in het lab van immunoloog Carl Figdor – nog steeds aan synapsen, maar dan bij witte bloedlichaampjes. ‘Ik ga werken aan een bepaald soort witte bloedlichaampjes, aan killer-T-cellen. Dat zijn cellen die de opdracht hebben andere cellen, bijvoorbeeld van een virus of een bacterie, te doden. Dat doen ze door zich

heel stevig aan die cellen vast te hechten en dan dodelijke eiwitten in de vijandelijke cel te brengen. De spleet tussen de T-cel en de vijandelijke cel is de “immunologische synaps”, en ook hier zitten de eiwitten opgeborgen in blaasjes die met de celwand fuseren. Bepaalde eiwitten die neurologisch een grote rol spelen, zouden ook hier van belang kunnen zijn. Het aardige is, dat de immunologie hier achterloopt op de neurologie. Meestal is het andersom, maar in dit geval is het proces bij zenuwcellen veel beter begrepen dan bij afweercellen. Daar valt nog een hoop werk te doen’, voorspelt Van den Bogaart. Hans van Maanen

Geert van den Bogaart foto Jussi Puikkonen


Akademie Nieuws september 2012

7 door Hans van Maanen

Hans Clevers – Dr. A.H. Heinekenprijs voor de Geneeskunde 2012

Over toeval en het wonder van stamcellen De zoektocht naar stamcellen, met hun vermogen om uit te groeien tot nieuwe weefsels en organen, en de hoop dat we dat vermogen ooit kunnen benutten om zieke weefsels of zelfs organen te vervangen. Dat heeft Hans Clevers tot een baanbrekend onderzoeker gemaakt. In zijn Hubrecht-lab is het al gelukt om stamcellen te isoleren en ze te laten uitgroeien tot losse stukjes levende darm. Ook puzzelt hij op de vraag waarom darmcellen kunnen ontaarden in darmkankercellen en welke medicijnen in de toekomst mogelijk soelaas kunnen bieden. ‘Wat ons het eerst is gelukt’, legt Clevers op zijn onlangs betrokken presidentiële kamer in het Trippenhuis enthousiast uit, ‘is het kweken en laten groeien van darmepitheel, de binnenbekleding van de darm. Die binnenbekleding wordt elke vier dagen geheel vernieuwd. Dat is heel snel: de huid doet er anderhalve maand over, rode bloedcellen drie maanden en haren een paar jaar. Kennelijk is dat nodig omdat er nogal een aanslag op dat epitheel wordt gepleegd.’

binnenbekleding ‘Het epitheel van de darmen wordt gevormd door miljarden identieke eenheden, in slagorde naast elkaar. Ze bestaan allemaal uit een holte en een uitstulping: een “vlok” die de oppervlakte van de darm sterk vergroot, zoals de longblaasjes dat in de longen doen. ‘In de holte blijken een paar stamcellen te liggen die zich voortdurend delen. De dochtercellen worden langs de rand van de vlok naar boven geduwd, waar ze uitrijpen, en ten slotte bovenop de vlok terechtkomen om hun werk te doen. Na vier dagen zijn ze op, en worden ze afgestoten. Het is een continu proces, dat je gewoon onder de microscoop kunt volgen.’ ‘Ons ging het natuurlijk om die stamcellen. Die zijn we eigenlijk door puur toeval op het spoor gekomen. Ik was vijftien jaar geleden in Utrecht bezig met afweercellen en stuitte toen per ongeluk op de oorzaak van darmkanker. Het is echt serendipiteit dat we nu alweer bij toeval de darmstamcel hebben ontdekt. Ik denk niet dat we die ooit hadden gevonden als we planmatig hadden gewerkt. Het topsectorenbeleid van de overheid is belangrijk op het

grensvlak van wetenschap en industrie, maar zal nooit leiden tot dit soort ontdekkingen.’ ‘Het is ons gelukt die stamcel te isoleren, in leven te houden, en op te kweken. De stamcel blijft, met andere woorden, darmen maken in zijn petrischaaltje. Als je hem zijn gang laat gaan en goed verzorgt, ontstaat er een keurig bolletje met holtes en vlokken: een los stukje actieve darm. Hier, op dit filmpje, kun je het goed zien. Dit is zo’n bolletje muizendarm. Uit één enkele stamcel hebben

Miljarden identieke eenheden in slagorde naast elkaar we op het laboratorium van het Hubrecht Instituut vele bolletjes gemaakt en naar Japan gestuurd. Daar hadden ze muizen met een darmbeschadiging waardoor het epitheel was verdwenen. Onze bolletjes werden in de muizendarm losgelaten, zochten hun weg en nestelden zich als vanzelf op de plekken zonder epitheel, ontvouwden zich en gingen aan het werk. De darm repareerde zichzelf.’

lampje Stamcellen onderscheiden zich van gewone cellen, zo ontdekte de onderzoeksgroep van Clevers in 2007, eigenlijk slechts door één enkel gen, Lgr5. Dit gen was hij al eerder tegengekomen in darmkankercellen. Het bleek in talloze weefsels een belangrijke rol te spelen, vooral in weefsels die groeien of beschadigd zijn. In een spectaculair artikel in Nature lieten medeonderzoeker Nick Barker en Clevers zien hoe zij delende stamcellen


8

gemakkelijk konden herkennen door ze te laten oplichten. Ze maakten daarvoor gebruik van een vertrouwde techniek en bouwden het gen dat poliepen gebruiken om de zee te laten oplichten, in bij het te onderzoeken gen. Cellen waarin het gen actief is, zijn zo direct te lokaliseren: als het lampje het doet, werkt de stamcel goed. Niet alleen konden Clevers en collega’s zo de stamcellen op de bodem van de darmholtes laten oplichten, tot hun verrassing zagen ze ook allerlei lichtjes in andere weefsels aangaan. ‘In de maag, maar ook in de huid, de lever en de alvleesklier. Zodra ergens nieuw weefsel moet worden aangemaakt, worden de stamcellen actief. Zelfs in de hersenen blijken nog stamcellen te zitten. Overal waar

grote biobank met prostaattumoren op, om de verschillen tussen tumoren uit te kunnen pluizen. En we werken samen met het kinderziekenhuis van het UMCU voor taaislijmziekte. Ook hiervoor kun je met zo’n biobank veel nauwkeuriger kijken wat er precies misgaat in de cel en daar dan passende medicijnen bij zoeken.’

De stamcel blijft darmweefsel maken we keken, bleken ze te vinden. Alles pakte goed uit en al doende konden we veel artikelen schrijven.’ Een zo mogelijk nog grotere doorbraak kwam een paar jaar later, toen Clevers er bovendien in slaagde de stamcellen – zoals die van de darm – ook buiten het lichaam in leven te houden. Ook dat was volstrekt tegen ieders verwachting in. ‘We kunnen nu dus een biopt nemen van bijvoorbeeld een stuk gezond darmweefsel en die cellen buiten het lichaam in leven houden en laten groeien. Nog interessanter wordt het, om daarnaast een biopt te nemen van een stukje niet goed functionerende darm, en dan te vergelijken wat er precies mis is. Verder kunnen we kijken of die zieke darm, buiten het lichaam, zou reageren op bepaalde geneesmiddelen.’

biobank ‘Stel je voor, dan kunnen we eerst gaan onderzoeken bij iemand met darmkanker of de tumor wel reageert op chemotherapie, voordat een arts die gaat inzetten. We kunnen eerst uitzoeken welke mutatie verantwoordelijk is voor de tumor en vervolgens nagaan of daar iets aan te doen is. Zo kun je veel specifieker bestaande middelen inzetten en aan personalized medicine gaan denken – we richten de magic bullet midden in de roos.’ ‘Op deze manier kunnen we bovendien veel beter naar nieuwe middelen gaan zoeken. Een groot probleem bij bijvoorbeeld prostaatkanker is dat die negen van de tien keer onschuldig is, maar die ene keer wel heel agressief. Niemand weet hoe dat komt, dus veel mannen worden ten onrechte behandeld. We zetten op dit moment een

Hans Clevers foto Jussi Puikkonen


Akademie Nieuws september 2012

9

Op dit punt aangeland is Clevers niet meer te stuiten: ‘Een andere mogelijkheid die in zicht komt, is de regeneratieve geneeskunde, zoals we dat eerder bij die muizendarmen gedaan hebben. Je kunt dan denken aan nieuw weefsel na een hartinfarct, maar ook aan leverziekten of Parkinson of aan zoiets simpels als slecht genezende wonden. We krijgen nu uit bijna elk orgaan de stamcellen te pakken en kunnen die vervolgens in kweek brengen. Ik twijfel er niet aan dat we binnen tien jaar methoden hebben die we vervolgens ook werkelijk in de kliniek kunnen toepassen. In de muis kan het al – het is nu een kwestie van opschalen, veilig maken en aan de medische richtlijnen voldoen. We weten hoe het moet. Op het Hubrecht Instituut hebben we even hetzelfde gevoel als bij de ontdekking van het Lgr5 gen: alles wat we bedenken lijkt te werken. Inmiddels worden we hier en daar weer ingehaald. Ik weet van onderzoekers die op bepaalde terreinen alweer verder zijn dan wij, maar zo moet het ook. Het is een beetje als de Tour de France: soms kun je demarreren en maak je je los van het peloton, maar vroeg of laat dendert dat toch weer over je heen. De wet van de remmende voorsprong.’

groepsprijs De aankondiging dat Clevers een Heinekenprijs had gewonnen was nog amper de deur uit of hij werd benoemd tot president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Dat maakte hem tot winnaar van een prijs, toegekend door een instelling waarvan hij tevens de hoogste baas is. Clevers zit er niet mee, zo lijkt het: ‘Ik ben benieuwd hoe ze dat oplossen bij de uitreiking. Maar ik ben natuurlijk niet minder vereerd. Je hoort dan altijd te zeggen hoe trots je bent als je ziet wie je zijn voorgegaan en dat je zo ver kunt kijken omdat je op de schouders van reuzen staat. Maar eigenlijk vind ik dat wij, als prijswinnaars, juist op de schouders van jonge mensen staan: onze medewerkers, de promovendi, de mensen in het lab die ons helpen het werk te doen. Het is dus, vind ik, een prijs voor de hele groep waarmee ik in 1989 aan de slag ben gegaan, maar die voortdurend van samenstelling wisselt. De groep waar ik nu mee werk, is over een paar jaar tijd voor het grootste gedeelte weer uitgevlogen. En dan komen er weer nieuwe, jonge mensen. Kortom: we staan niet op de schouders van de mensen die ons zijn voorgegaan, maar op de schouders van de mensen die na ons komen.’

Hans Clevers

1957 Geneticus en arts Onderzoeker en voormalig directeur van het KNAW-Hubrecht Instituut, Utrecht Hoogleraar moleculaire genetica, Universiteit Utrecht President Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen

Ontvangt de Dr. A.H. Heinekenprijs voor de Geneeskunde voor zijn onderzoek naar de regulering van groei van levende weefsels tijdens de normale ontwikkeling van organismen en tijdens ongeremde tumorgroei


10

Linda van Laake – Heineken Young Scientists Award voor de Geneeskunde 2012

Hartreparatie met cellen Linda van Laake besteedt 70 procent van haar tijd in de kliniek – ze is in het vierde jaar van de opleiding tot cardioloog – en 40 procent aan onderzoek naar stamcellen. ‘Honderdtien procent, inderdaad. Maar dat kan, ik heb een aanstelling voor 48 uur. Ik heb het wel gescheiden: als ik in het ziekenhuis sta, hoef ik niet ondertussen naar het lab om experimenten te controleren, en andersom. Op het Hubrecht Instituut en hier in het Universitair Medisch Centrum Utrecht doe ik onderzoek naar regeneratie van het hart met behulp van stamcellen.’ Hoe dat zo? ‘Dat is toch superinteressant? Ik heb nog nooit meegemaakt dat mensen niet enthousiast werden als ze door de microscoop dat klompje kloppende cellen zagen, door ons opgekweekt uit stamcellen. En als arts vind ik het daarnaast heel prettig om aan iets te werken dat duidelijk met ziekte te maken heeft. We kunnen patiënten met hartfalen nog steeds niet genezen, behalve dan met een harttransplantatie. De huid herstelt zichzelf na een verwonding, maar het hart kan dat niet: dat vormt littekenweefsel’. Waarom kan de huid zich wel herstellen, en het hart niet? ‘Dat weten we niet. Het is wel opmerkelijk dat er in het hart zo weinig stamcellen te vinden zijn. Misschien is het in de

Linda van Laake

1980 Onderzoeker en cardioloog in opleiding KNAW-Hubrecht Instituut – Universitair Medisch Centrum Utrecht

Ontvangt de Heineken Young Scientists Award voor de Geneeskunde voor haar onderzoek naar regeneratie van het hart met embryonale stamcellen

evolutie zo gelopen omdat het voor het hart te gevaarlijk zou zijn om grote hoeveelheden cellen het ontwikkelingsproces tot hartspier te laten doormaken. Tijdens zo’n proces zou het hart immers tijdelijk juist zwakker kunnen worden, scheuren, of gevaarlijke ritmestoornissen kunnen krijgen. Een stukje kapotte huid, daar kom je wel overheen, maar een even niet werkend hart is meteen fataal. Wij werken vooral met embryonale stamcellen, cellen die zich – met de juiste prikkels – nog tot alle mogelijke organen en weefsels kunnen ontwikkelen, en met induced pluripotent stem cells. Dat zijn cellen uit bijvoorbeeld de huid die genetisch zijn teruggebracht naar het embryonale stadium en zich dan weer in alle mogelijke richtingen kunnen ontwikkelen.

maar ook tussen het moment van de dag en de schade die een patiënt aan het infarct overhoudt. Niet zo lang geleden is het zelfs gelukt die biologische klok uit te schakelen. Hartcellen blijven dan continu op hetzelfde niveau werken. Voor het onderzoek kan het dus nogal wat uitmaken op welk moment van de dag je proeven met hartcellen doet. Het kan best zijn dat het resultaat dat je in de ochtend hebt, niet opgaat voor de avond. Deze bevinding kan niet alleen gevolgen hebben voor ons onderzoek naar stamcellen, maar bijvoorbeeld ook voor het onderzoek naar hartmedicijnen. Op dat gebied is nog heel veel werk te verzetten.’ Hans van Maanen

Het gaat om het fundamentele onderzoek? ‘Ja, ik wil vooral begrijpen hoe het precies werkt en waarom. Er blijken nog steeds subtiele verschillen te bestaan tussen normale, gezonde hartcellen en uit stamcellen opgekweekte hartcellen. Als je die kunstmatige hartcellen in de hartspier inspuit, doen ze niet meteen gewoon mee met kloppen. Ze maken bepaalde stoffen aan waardoor er meer bloedvaatjes ontstaan, maar waardoor het hart ook meer bindweefsel maakt. Zo’n nieuwe hartcel komt natuurlijk in een slechte omgeving – afstervend spierweefsel waar allerlei ontstekingsreacties gaande zijn – dus misschien helpt het hem te overleven. Maar wij willen precies weten wat er aan de hand is.’ En wat is de meest recente ontdekking? ‘Ik ben iets nieuws op het spoor gekomen, waarvoor ik ook een Veni-subsidie van NWO heb gekregen. Het blijkt dat ook hartcellen een dag- en nachtritme kennen. Dat wisten we in zekere zin al uit het ziekenhuis. Er is niet alleen een duidelijk verband tussen het moment van de dag en de kans een infarct te krijgen,

Linda van Laake foto Jussi Puikkonen


Akademie Nieuws september 2012

11 door Marion de Boo

William Laurance – Dr. A.H. Heinekenprijs voor de Milieuwetenschappen 2012

Wetenschap voor de bulldozers uit Het werk van ecoloog William Laurance draait om zijn passie voor de bescherming van tropische ecosystemen. Zijn onderzoek naar de effecten van menselijke ingrepen zoals wegenaanleg, houtkap, jacht en bosbranden bracht hem naar kwetsbare natuurgebieden over de hele wereld. Hij toonde aan dat dergelijke bedreigingen van het tropisch regenwoud elkaar versterken, met desastreus resultaat voor flora en fauna. In de tien minuten die u nodig heeft om dit stuk te lezen, worden zo’n 120.000 bomen in het regenwoud omvergehaald. ‘Jaarlijks wordt zo’n 17 miljoen hectare tropisch regenwoud vernietigd’, zegt de Amerikaanse hoogleraar tropische bosecologie William Laurance. ‘Grote gebieden worden kaalgeslagen, het regenwoud wordt letterlijk en figuurlijk versnipperd. Natuurgebieden worden steeds kleinere eilanden in een vijandige omgeving. Bulldozers rukken op, kleine boeren branden het bos af met hun slash and burn praktijken, jagers en stropers op zoek naar bush meat slaan hun slag. In hoeverre kunnen planten- en diersoorten in het ecosysteem onder zulke omstandigheden duurzaam voortbestaan? Dat is de rode draad door mijn onderzoek.’ Laurance is een vaak geciteerde en zeer productieve wetenschapper. Hij publiceerde honderden artikelen, waarvan enkele tientallen in topbladen als Nature en Science, en schreef gezaghebbende leerboeken. Hij krijgt de Heinekenprijs niet alleen voor zijn grondige, veelzijdige onderzoek, maar ook voor de bevlogen manier waarop hij als ambassadeur van het regenwoud het maatschappelijke debat over de bescherming van tropische ecosystemen stimuleert. Hij geeft wereldwijd gastcolleges en publiekslezingen en schrijft regelmatig over actuele kwesties voor kranten en populairwetenschappelijke tijdschriften zoals New Scientist.

systematisch onderzoek Laurance’ nieuwste publicatie, recent in Nature, is het verslag van vijf jaar systematisch onderzoek naar het voortbestaan van de biodiversiteit in beschermde

tropische natuurgebieden. ‘Dit was een megaproject! We hebben zestig beschermde tropische parken in Amerika, Afrika en Azië systematisch onderzocht. Binnen die parken hebben we uiteenlopende taxonomische groepen geïnventariseerd, van zoogdieren tot insecten en van varens tot mossen. In elk park keken we naar meer

Gewend aan de stille duisternis van het regenwoud dan dertig functionele groepen organismen en meer dan twintig verschillende milieubedreigingen. Er hebben 262 verschillende experts aan meegewerkt, van wie velen wel twintig tot veertig jaar ervaring hebben als veldbioloog in het betreffende park. Als coördinator had ik mijn handen meer dan vol.’ De studie laat zien hoe het ervoor staat met de biodiversiteit in de diverse parken. Wat zijn nu precies de sleutelfactoren bij de bedreiging van het regenwoud en hoe zou men die kunnen verzachten? ‘Juist met zo’n grote, omvangrijke dataset trek je heldere conclusies die je anders niet kunt trekken’, zegt Laurance. ‘We zien overduidelijk dat de diverse bedreigingen van het ecosysteem elkaars effect versterken. Juist die combinatie van simultaan optredende factoren als wegenaanleg, houtkap, jacht, overbevolking en versnippering van het landschap blijkt bijzonder ernstig.’ Een voorbeeld. Je zou verwachten dat het aanleggen van een weg door een regenwoud juist voor vogels geen probleem hoeft te zijn, zij vliegen er immers wel overheen. In werkelijkheid blijken de tropische bosvogels echter zo gewend aan de stille, vochtige duisternis van het regenwoud, dat zij niet


12

alleen geen wegen oversteken, maar er zelfs ver uit de buurt blijven. ‘Daardoor draagt wegenaanleg bij aan de versnippering van hun habitat’, aldus Laurance. Wegenaanleg door het bos opent volgens Laurance een doos van Pandora. ‘Meestal zijn het fysieke beperkingen die ontbossing begrenzen. Ligt er eenmaal een weg, dan werkt dat een enorme schaalvergroting in de hand. Illegale houtkappers, jagers en stropers stromen toe. Grond wordt illegaal ontbost. Wereldwijd is wegenaanleg meestal nauw gecorreleerd met ontbossing. Wegenaanleg is wereldwijd een krachtige voorspeller van natuurvernietiging. In Afrika zie je daardoor een sterke toename van de jacht op bush meat. In Zuid-Amerika speelt kolonisatie door landloze arme boeren een sleutelrol. En in Azië wordt het bos opgerold om ruimte te maken voor soja- en oliepalmplantages. Ook in Afrika zijn die nu in opmars.’

schouders ophalen Zelf zegt hij vooral geschrokken te zijn van de conclusie dat de veranderingen rondom het park voor de biodiversiteit vaak bijna net zo funest zijn als wat zich in het park zelf afspeelt. Zo zal grootschalige ontbossing rondom een park vaak leiden tot meer illegale houtroof in het park zelf. ‘Voor veel parken geldt dat ze twintig, dertig jaar geleden zijn gesticht. De omgeving is sindsdien zozeer veranderd dat de parken nu eilandjes zijn in

Wegenaanleg opent doos van Pandora een sterk gedegradeerde omgeving. Je kunt niet een park beschermen en je schouders ophalen over wat er in de omgeving gebeurt’, zegt Laurance. ‘Dat is een belangrijke conclusie van ons onderzoek.’ Volgens zijn recente Nature-publicatie kan men de tropische parken grofweg opdelen in twee ongeveer even grote groepen, namelijk parken die ten onder gaan en parken die overeind blijven. De eerste categorie laat over de hele linie een forse afname van biodiversiteit zien. ‘Met name in Afrika zijn veel wildparken de laatste twintig, dertig jaar zeer sterk achteruitgegaan. Niet alleen de apen of de zoetwatervissen of de grote roofdieren hebben het moeilijk, maar ook tal van andere organismen, verdeeld over veel verschillende functionele groepen in het ecosysteem. We hebben lokale experts heel grondig en uitgebreid ondervraagd. Je moet heel goed geschoold zijn en het park grondig kennen om die verschillen te zien. De argeloze

ecotoerist ziet misschien overal nog kleurige bloemen. Hij hoort vogelgeluiden en geniet. Het valt niet meteen op dat alle boomkikkers verdwenen zijn. Een reservaat propvol wilde dieren is soms niet meer dan een laatste toevluchtsoord, omdat de hele omgeving recent op de schop geno-

Veel dieren trekken over lange afstanden men is, maar die soortenrijkdom blijft niet duurzaam voortbestaan. Bovendien trekken veel diersoorten over lange afstanden, ze hebben een groot leefgebied nodig. Dat kun je niet zomaar in stukjes hakken. Keer op keer blijkt dat grotere parken naar verhouding minder lijden dan kleinere.’

agressieve spelers Zelf werkte Laurance jarenlang in het Congobekken. ‘Het is een feit dat de jarenlange burgeroorlog, hoe afschuwelijk ook, de economische ontwikkeling en daarmee ook de teloorgang van de natuur heeft vertraagd. Nu de situatie minder gewelddadig is, zien we sinds kort een explosie van houtwinning en mijnbouw, met name van Chinese investeerders, maar ook van investeerders uit India, Brazilië, Australië en andere landen. Ook in de Miambo savannebossen in zuidelijk Afrika vindt op enorme schaal landverschraling plaats.’ Volgens Laurance is de mondiale natuurbeschermingssituatie de laatste tien à vijftien jaar radicaal veranderd. ‘China is zo’n agressieve speler op de wereldmarkt. Ze investeren zo gigantisch, op zo’n ongelooflijke schaal.

William F. Laurance

1957 Tropisch bosecoloog Onderzoekshoogleraar aan de James Cook Universiteit in Cairns, Australië Research associate Harvard en Smithsonian Tropical Research Institute, Panama Bijzonder hoogleraar internationale natuurbescherming Universiteit Utrecht

Ontvangt de Dr. A.H. Heinekenprijs voor de Milieuwetenschappen voor zijn onderzoek naar de effecten van menselijke ingrepen op het kwetsbare Amazonegebied


Akademie Nieuws september 2012

13

Onder de vlag van ontwikkelingssamenwerking roven ze op een enorme schaal onbewerkt hout uit de bossen. Dat is de minst economische manier om een bos te exploiteren, zodat de betreffende landen bijna niets aan de sloop van hun bossen verdienen.’

William F. Laurance foto Jussi Puikkonen

Als de interviewer een diepe zucht slaakt, schiet Laurance spontaan in de lach. ‘Tja, dat effect heb ik nou altijd op mensen. Maar dat is helemaal niet mijn bedoeling! Meestal gooi ik ook wat optimisme door mijn verhalen heen, anders heffen mensen hun handen ten hemel en


14

haken af. Sommige reservaten doen het veel beter dan andere. Neem bijvoorbeeld het Lobereservaat in Gabon. Hier is een spoorweg gebouwd, het regenwoud raakte dichter bevolkt en er werd veel gejaagd. Maar dankzij een actieve natuurbeschermingsbeweging zijn er nu grote, florerende natuurreservaten. Dat vraagt inspanningen en investeringen, dat weten we best. Soms zijn de oplossingen niet zo verbluffend ingewikkeld, het gaat er vooral om de boodschap helder en empathisch over te brengen. Natuurbehoud is een wereldwijde uitdaging, je kunt niet alle lasten bij de arme landen neerleggen. Bovendien – ook al weten wetenschappers nog niet alles over de natuur en zullen ze nooit alles weten – we weten wel degelijk wat er nu dringend moet gebeuren.’

geduldig blijven Is het niet onmetelijk frustrerend om als wetenschapper zo traag, geduldig te moeten werken, terwijl de natuurproblemen wereldwijd zo urgent zijn? ‘Soms wel’, erkent Laurance. ‘Een van mijn strategieën om het vol te houden is om in mijn vrije tijd met andere dingen bezig te zijn. Ik kijk nooit naar natuurdocumentaires, ik lees graag romans. Of ik ga met mijn gezin kamperen op een mooi, rustig eiland.’ Laurance’ vrouw werkt eveneens als tropisch bosecoloog. ‘Dat is geweldig. We zeggen wel eens dat we nu thuis niet meer over het werk gaan praten, maar eigenlijk doen we niet anders. Wetenschap is geen negen-tot-vijf vak. Als ik niet met een bioloog getrouwd was, zou mijn partner het vast niet gemakkelijk met mij uithouden! We hebben nog jonge kinderen, maar ik ben drie tot vier maanden per jaar van huis en mijn echtgenote gemiddeld een maand per jaar. Ik was net terug van de Salomonseilanden, toen zij alweer naar Brazilië moest. Maar je moet nu eenmaal blijven reizen om de vaart in de projecten te houden.’

dierentuin Van kinds af aan was Bill Laurance gek op dieren. ‘Mijn vader was veeboer, ik groeide op op een ranch in Idaho. Als jongetje was ik altijd met dieren bezig. Ik heb bergleeuwwelpjes en verweesde berenpups grootgebracht, ik hield roofvogels en vliegende eekhoorns. Als biologiestudent werkte ik ’s zomers in dierentuinen. Ik verslond de boeken van de Britse veldbioloog Gerald Durrell en kreeg uiteindelijk een zomerbaantje in zijn dierentuin op het kanaaleiland Jersey. Mijn droom was ooit mijn eigen dierentuin te hebben. Maar op den duur

ging ik inzien dat dierentuinen niet het antwoord zijn op de verwoesting van de natuur. Je moet de natuurbescherming versterken, ecosystemen beschermen. Toen ik van de ene op de andere dag tegen mijn hoogleraren zei dat ik ecoloog wilde worden en naar het tropisch regenwoud wilde, fronsten ze hun wenkbrauwen. Ik sprak niet eens Spaans! Uiteindelijk adviseerden ze me om dan maar

Datasets voor 75 miljoen iPads naar Australië te gaan, daar had je tenslotte ook tropisch regenwoud. Intussen was ik heel actief geworden in de West-Amerikaanse natuurbeschermingsbeweging en voor mij stond vast dat ik mijn onderzoek in dienst van de natuurbescherming wilde stellen.’

eigen lab Laurance promoveerde en trouwde in Australië. Het stel vertrok naar Panama en werkte een tijdlang bij het Smithsonian Tropical Research Institute op het eilandje Barro Colorado, maar keerde uiteindelijk terug naar Australië. Daar heeft Laurance in Cairns zijn eigen Laurance Lab. ‘We hebben hier enkele briljante promovendi en postdocs. Ze zitten over de hele wereld, iedereen hopt in en uit, want ik focus mijn onderzoek graag daar waar de natuurbescherming zeer dringend is. Een van zijn postdocs legt zich toe op het hanteren van grote hoeveelheden data. Met onze huidige datasets zou je 75 miljoen iPads kunnen vullen. Hij is onze number crunching specialist. Zonder overdrijving: ik zou me gemakkelijk twee jaar in een kamer kunnen opsluiten en een dozijn papers publiceren door alleen maar de datasets te bestuderen die we nu in huis hebben. Maar daar kom ik simpelweg niet aan toe.’ Het werk roept. Hoog op het lijstje van Laurance staat het steunen van enkele langlopende natuurbeschermingsstudies in het Amazoneregenwoud. Het geld van de Heinekenprijs is daarbij meer dan welkom.’


Akademie Nieuws september 2012

15

Tjisse van der Heide – Heineken Young Scientists Award voor de Milieuwetenschappen 2012

Biobouwers een handje helpen ‘Mijn onderzoek gaat over biobouwers, ook wel ecosysteemingenieurs: soorten zoals zeegras en mosselen die een gunstig milieu voor zichzelf scheppen. In intergetijdengebieden– dat zijn gebieden die droogvallen bij laagwater en bij hoogwater onder water staan, zoals de Waddenzee – staan biobouwers aan de basis van het ecosysteem. Zij houden de soortenrijkdom in stand. Ik ben projectleider van Waddensleutels, een ecologisch herstelproject. De afgelopen honderd jaar is de Waddenzee stapsgewijs veel biobouwers, die het sediment stabiliseerden, kwijtgeraakt. In de jaren dertig van de vorige eeuw verdween 150 vierkante kilometer aan ondergedoken zeegrasvelden, mede door de aanleg van de Afsluitdijk. In de jaren zestig velde een virusziekte de inheemse oesterbanken, ze kwamen nooit meer terug. In 1990 ging, vooral door overbevissing, in één jaar tijd vierduizend hectare aan mosselbanken verloren. In het oosten van de Waddenzee zien we nu een aarzelend herstel, maar waarom geldt dat niet ook voor het westen? Dat zijn belangrijke vragen, voor de wetenschap én voor natuurbeheerders. Met de biobouwers verdwijnen ook veel andere, bijbehorende soorten uit de Waddenzee. Zo jaagden vroeger dolfijnen in de zeegrasvelden en leefden er

Tjisse van der Heide

1979 Ecoloog Post-doc aan de Community and Conservation Ecology group Universiteit Groningen

Ontvangt de prijs voor zijn onderzoek naar zeegras en andere biobouwers in de Waddenzee

veel haaien, roggen en grote platvissen. Omdat we graag willen weten hoe we die verloren soortenrijkdom kunnen herstellen doen we allerlei proeven, bijvoorbeeld om het herstel van de mosselbanken een handje te helpen. Mossellarfjes die vrij in het water zweven zoeken houvast bij volwassen mosselschelpen, want het is lastig om je op los zand te vestigen. We experimenteren nu met kunstmatige mosselbanken en kokosmatten, waaraan de larfjes zich kunnen hechten, en met kooien om krabben en garnalen die mossellarven eten buiten te sluiten. Herstel van zeegrasvelden vraagt helder water. We hebben ontdekt dat ondergronds levende schelpdiertjes heel belangrijk zijn om zeegrasvelden gezond te houden. Zeegrasvelden staan in stromend water en vangen allerlei zwevende organische deeltjes weg, waardoor de planten het water helder maken. Ingevangen, dood organisch materiaal wordt weer afgebroken door bacteriën die hiervoor sulfaat uit het zeewater gebruiken, bij gebrek aan zuurstof in de zeebodem. Ze zetten dit sulfaat om in sulfide, maar dat is giftig voor het zeegras. Jarenlang was het een raadsel hoe zeegrasvelden gezond kunnen blijven als ze hun eigen milieu vergiftigen. Wij ontdekten dat in vrijwel alle zeegrasvelden, vooral in warmere streken waar de sulfideproductie hoog is, cirkelschelpen voorkomen. Die schelpdieren kweken in hun kieuwen bacteriën die het giftige sulfide weer omzetten in onschuldig sulfaat. Vervolgens hebben we in labexperimenten laten zien dat zeegras beter gaat groeien in aanwezigheid van de schelpjes, terwijl ook de schelpjes het beter deden als ze sulfide konden eten. Deze drietrapssamenwerking tussen zeegrassen, schelpdieren en bacteriën komt wereldwijd voor. In de Waddenzee zijn de schelpdieren niet gevonden. We weten

niet of dat in de jaren dertig anders was, of misschien zien we andere samenwerkingsverbanden over het hoofd. Herintroductieprojecten moeten terdege rekening houden met zulke relaties. Ik ben zelf een groot liefhebber van de Waddenzee, opgegroeid in Hijum, een dorpje vlakbij het wad. Als kind ging ik al met mijn vader mee, vogels tellen op de kwelders. Door te werken met studenten, door lezingen en nieuwsbrieven doe ik mijn best de resultaten van ons onderzoek uit te dragen.’ Marion de Boo

Tjisse van der Heide foto Jussi Puikkonen


16 door Mariette Huisjes

Geoffrey Parker – Dr. A.H.Heinekenprijs voor de Historische Wetenschap

Oorlog, begin er niet aan Noel Geoffrey Parker heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan kennis over de militaire en sociale geschiedenis van de vroegmoderne tijd in De Nederlanden. Bijzondere interesse heeft hij voor ‘The Dutch Revolt’, de opstand der Nederlanden tegen de heerschappij van de Spaanse koning Filips II. Hoe kwam u erbij om studie te maken van oorlog en dan speciaal oorlog in de zestiende eeuw? ‘Ik ben een van de eerste babyboomers; ik groeide op in de puinhopen van de Tweede Wereldoorlog. Net als vele van mijn generatiegenoten vroeg ik me af waar al die destructie vandaan kwam. Toen ik op de universiteit hoorde over de opstand van de Nederlanden tegen Spanje, raakte ik geïntrigeerd door de paradox dat de grootste wereldmacht van die tijd (een imperium van zo’n vijftig miljoen mensen) niet in staat bleek een opstand neer te slaan van een relatief kleine groep van zo’n honderdduizend man. Een intellectuele stimulans was daarbij dat zich in mijn eigen tijd een parallel conflict voordeed in Vietnam. Ook daar bleek een militaire grootmacht – in dit geval de Verenigde Staten – niet in staat om de tegenstand van een veel kleiner volk te breken. Het sterkte mij in mijn gevoel dat ik de juiste vragen stelde over de zestiende eeuw.’ Wij koesteren in Nederland een romantisch beeld van onze tachtigjarige oorlog, met helden zoals Willem van Oranje en Kenau Simons Hasselaar. U onderzocht het conflict van grotere afstand en spreekt niet van een oorlog, maar van een ‘opstand’. Hebt u ons van een heroïsch verhaal beroofd? ‘Ik denk dat ik met mijn boek The Dutch Revolt1 een perspectief heb toegevoegd. Ook bij mij winnen de Nederlanders en ook bij mij is Willem van Oranje een held. Maar de Nederlanders winnen door weerstand te bieden. De geuzen moeten vechten en ze moeten standhouden, maar ze hoeven de Spanjaarden niet te verslaan. Net zomin als de Vietnamezen de Amerikaanse luchtmacht of marine hoefde te verslaan, zo lang ze maar zorgden dat alle aanvallen van de Amerikanen hen niet vernietigden. 1 In het Nederlands verkrijgbaar als De Nederlandse opstand, van beeldenstorm tot bestand, uitgeverij Het Spectrum.

En in mijn boek The Military Revolution heb ik in detail beschreven hoe, juist in een periode waarin de aandacht van Filips II voor de Nederlanden verslapte, prins Maurits van Nassau samen met zijn neef Willem Lodewijk met een militaire innovatie kwam die vergaande consequenties had.’ Valt er voor ons een les te trekken uit deze parallelle conflicten, in de zestiende en de twintigste eeuw? ‘Oorlog is verschrikkelijk. Mijn werk leert dat we veel beter moeten nadenken, voordat we ermee beginnen. Voordat we Kosovo bombarderen, voordat we Vietnam, Irak of Afghanistan binnenvallen, zouden we eerst eens naar de geschiedenis moeten kijken. Een shock and awe tactiek loslaten op Irak in 2003 is in wezen niet anders dan de hertog van Alva naar De Nederlanden sturen in 1567. In beide gevallen gaat het om de bezetting van een

Een militaire grootmacht bleek niet in staat de tegenstand van een veel kleiner volk te breken land. Wat er daarna gebeurt, is nogal voorspelbaar: in het begin is er misschien succes, maar op den duur is de plaatselijke bevolking niet onder de duim te houden, tenzij er een gigantische investering komt in manschappen en materieel. En dan nóg. Het wordt altijd erger dan verwacht en het is altijd moeilijker om een oorlog te beëindigen dan om er één te beginnen. Dus de boodschap is: begin er niet aan.’ Uw The Military Revolution staat te boek als uw belangrijkste werk. Wat is die militaire revolutie? ‘In de zestiende eeuw zijn er in Europa vier belangrijke hervormingen op militair gebied doorgevoerd. Ten eerste zorgt de introductie van een magazijnstelsel, een


Akademie Nieuws september 2012

17

netwerk van opslagplaatsen met voedsel voor mens en dier, voor een betere organisatie van de bevoorrading van legers. Ten tweede kunnen mensen door een optimale combinatie van kanonnen en zeilschepen beter oorlog voeren op zee. Ten derde is er een nieuwe manier om vestingsteden te bouwen: de zogenaamde Italiaanse stijl, met muren die uitsteken als zaagtanden, waarvandaan kanonnen de vijand uit de buurt houden. Naarden is

daar een goed voorbeeld van. En tot slot is er die innovatie van prins Maurits en graaf Willem Lodewijk. Die laatste innovatie heeft u zelf tot aan de bron getraceerd, toch? ‘Ik vond een brief in het Koninklijk Huis Archief, van Willem Lodewijk aan zijn neef Maurits. Hij schrijft daarin dat hij in een boek over Romeinse krijgskunde een

Geoffrey Parker foto Jussi Puikkonen


18

tactiek voor op het slagveld is tegengekomen, waarbij het leger in linies is opgesteld. De voorste linie werpt en masse speren naar de vijand en trekt zich dan terug naar de achterste linie om een nieuwe speer te pakken. De tweede linie komt naar voren, bestookt de vijand en treedt dan terug et cetera. Zo staat de vijand bloot aan een voortdurend spervuur. Willem Lodewijk schrijft: “Weet u, mijn heer, ik denk dat wij hetzelfde zouden kunnen doen met musketten.” Het is een bijzondere brief, want je ziet hoe een uitvinding wordt geboren. Maurits probeert het een paar maanden later: de voorste linie vuurt en trekt zich dan terug om het geweer te laden. Eerst met een compagnie, dan met een bataljon en dan met een leger. En het werkt. Een jaar later vechten de Turken ook zo. En nog weer later iedereen.’ En dat is hoe wij de Tachtigjarige Oorlog wonnen? ‘Dat, maar zeker ook door die stedelijke versterking. De Nederlanden hadden veel steden die in de nieuwe Italiaanse stijl waren opgezet. De Spanjaarden moesten al die steden een voor een uithongeren, nu ze ze niet meer konden innemen. Haarlem lukte, maar dat duurde zeven maanden en na de overwintering waren de meeste Spaanse soldaten of dood of sterk verzwakt. De stad Leiden hield stand. De belegering van Zierikzee deed de Spanjaarden bijna aan het muiten slaan en bracht de Spaanse staat aan de rand van een bankroet. Dat zou twintig jaar eerder ondenkbaar zijn geweest.’

Geoffrey Parker

1943 Historicus Hoogleraar aan Ohio State University in Columbus Ohio, Verenigde Staten

Ontvangt de Dr. A.H. Heinekenprijs voor de Historische Wetenschap voor zijn grote bijdragen aan de kennis van de sociale, politieke en militaire geschiedenis van Europa tussen 1500 en 1650, met een speciale aandacht voor Spanje, Filips II en de Nederlandse Opstand; voor zijn bijdrage aan de militaire geschiedenis in het algemeen en voor zijn studie van de rol van het klimaat in de wereldgeschiedenis

U stelt dat de militaire revolutie in de zestiende eeuw nog veel ingrijpender consequenties had. ‘Ja, dat is mijn theorie. Ik kan ernaast zitten. Volgens mij biedt de revolutie in oorlogsvoering op land en zee in de zestiende eeuw een verklaring voor de enorme expansie van het Westen in de periode daarna. In termen van economie, intellect of moraal was het Westen namelijk

Oorlog voeren met heel weinig verlies van levens niet superieur aan de rest van de wereld. Waarom zaten er dan toch in de zeventiende eeuw Nederlandse kooplieden in Batavia en Colombo en geen oosterse kooplieden in Amsterdam? Ik denk dat als je je inferieure handelswaar op wilt dringen aan mensen aan de andere kant van de wereld, dat het helpt als je hun schepen kunt verwoesten en hun steden kunt bombarderen. Dan is er een handelsvoordeel.’ Zijn er sinds de zestiende eeuw nieuwe militaire revoluties geweest? ‘Sinds de jaren negentig van de vorige eeuw werd informatietechnologie voor het eerst geschikt gemaakt voor militaire doeleinden. Daarmee werd het mogelijk in real time ingewikkelde operaties uit te voeren op grote afstand. Denk maar aan de arrestatie van Osama Bin Laden, die in laatste instantie werd aangestuurd vanuit een control room in het Witte Huis. Het is nu ook mogelijk wapens te vervaardigen die zeer dodelijk zijn en zeer doelgericht, maar onbemand. De drone is daar een goed voorbeeld van. Zelfs als die uit de lucht wordt geschoten, sneuvelt er geen enkele Amerikaan. Tijdens de conventionele oorlog in Vietnam verloren de Verenigde Staten 55.000 man. Maar in de Tweede Golfoorlog kostte het de coalitie onder leiding van de VS nog geen tweehonderd mensenlevens om het regime van Saddam Hoessein ten val te brengen. En ook in Irak is het aantal Amerikaanse slachtoffers nog relatief beperkt. Dankzij technologie kan één partij het zich veroorloven om oorlog te voeren met heel weinig verlies aan levens. Historici neigen ertoe dat als een nieuwe militaire revolutie te beschouwen. Dat levert voor mij interessante gesprekken op met collega’s, waarin we zoeken naar parallellen met de militaire revolutie in de zestiende eeuw.’


Akademie Nieuws september 2012

19

En de opkomst van terrorisme, is dat geen revolutie? ‘Nee, terrorisme is er al veel langer. Denk maar aan de IRA of de RAF. Alleen voor de Amerikanen is het begonnen op 11 september 2001, het moment waarop ze voor het eerst beseften dat er mensen rondliepen die hen niet mochten, en dat terrorisme niet iets was waar alleen anderen mee te maken kregen.’ Een heel ander onderwerp dat u heeft onderzocht is de rol van het klimaat in de geschiedenis. Bent u daar als eerste mee begonnen? ‘Nee, het was de Franse historicus Le Roy Ladurie die in 1967 voor het eerst aandacht vestigde op de historische

Het klimaat bepaalt soms de loop van de geschiedenis rol van het klimaat, in zijn boek Histoire du climat depuis l’an mil. Hij vond het opvallend dat een periode van frequente opstanden in de jaren vijftig van de negentiende eeuw samenviel met vele overstromingen en mislukte oogsten, maar hij durfde toen nog geen harde conclusies te trekken. Inmiddels komen er steeds meer gegevens over schommelingen in het klimaat door de eeuwen heen beschikbaar, vooral dankzij onderzoek aan boomringen. Daardoor kon ik in mijn boek The Global Crisis: war, climate change and catastrophe in the seventeenth century2 het klimaat voor het eerst de hoofdrol geven en laten zien dat de koude periode tussen 1640 en 1710 in het Nederlandse achterland leidde tot talrijke sterfgevallen en economische stagnatie.’ Is er een directe relatie tussen klimaat en sociale onrust? ‘In sommige gevallen is dat aantoonbaar. Bijvoorbeeld bij de opstand van katholieke Ieren in oktober 1641, na enkele jaren van mislukte oogsten en tijdens een voor het Ierse klimaat uitzonderlijke sneeuwstorm. Vele opstandelingen waren mannen zonder werk of inkomen. Ze dreven protestanten uit hun huizen de sneeuwstorm in, een wisse dood tegemoet. De opstand werd een slachtpartij. De protestantse regering moest natuurlijk wel reageren. Zo begon het systeem van protestantse heerschappij over de katholieke Ieren, dat duurde tot 1998.’

2 Het Spectrum brengt in 2013 een Nederlandse vertaling uit van dit boek.

U bent nu 68. Bent u nog steeds actief? ‘Ja. Al heb ik tegenwoordig twee wandelstokken nodig, ik doe nog steeds ongeveer hetzelfde wat ik mijn hele leven heb gedaan: lesgeven aan de universiteit in Ohio, promovendi begeleiden en zelf onderzoek doen.’ Wat onderzoekt u momenteel? ‘Ik doe in New York onderzoek in de bibliotheek van de Hispanic Society of America, waar 23 bundels met oude Spaanse correspondentie zijn. Ik heb eerder dit jaar ontdekt dat die bundels een verloren gewaand deel van de beroemde Altamira-collectie bevatten. Dus nu help ik vijf dagen per week om die collectie op orde te brengen en lees ik brieven die niemand ooit heeft ingezien sinds ze gearchiveerd werden in de zestiende eeuw. Het gaat ook over Nederland, want er zijn brieven van Filips II bij. De Nederlanden zijn in die periode een van Filips’ grootste kopzorgen, dus hij schrijft er vaak over. Ook de brieven van Don Luis de Requesens zitten in de collectie. Hij was gouverneur-generaal van de Spaanse Nederlanden tussen 1573 en 1576. Ik hoop hier nieuwe dingen te ontdekken over de allereerste jaren van de “Nederlandse opstand” en zo weer iets aan de geschiedschrijving van het land te kunnen toevoegen.’


20

Uğur Ümit Üngör – Heineken Young Scientists Award voor de Historische Wetenschap

Fatale mix voor massageweld ‘In dit gebouw is het begonnen’, stelt Uğur Ümit Üngör plechtig, in het fraaie Amsterdamse grachtenpand waar het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust en Genocidestudies is gevestigd. Üngör koos aanvankelijk voor een studie sociologie, maar onderzoek doen naar zwerfvuil en bewonerstevredenheid in Groningse buitenwijken vond hij teleurstellend saai. Toen bleek dat het NIOD een master in Holocaust- en Genocidestudies verzorgde – de enige ter wereld – stuurde Üngör een dringend bericht waarmee zijn huidige collega’s hem nu nog plagen. Het kwam erop neer dat hij die opleiding moest doen. Hoe komt iemand erbij om zo’n deprimerend onderwerp met zo veel hartstocht te omarmen? Üngör, geboren in Turkije maar opgegroeid in Enschede, licht het toe. ‘Mijn jeugd vulde ik met oorlogsromans. In minder dan geen tijd had ik alle boeken over de Tweede Wereldoorlog uit onze Boekenbus verslonden. Ik kon me moeilijk voorstellen dat zich in zo’n vredig land als Nederland zulke wrede gebeurtenissen hadden voltrokken. Als puber werd ik geconfronteerd met de oorlog in Joegoslavië, het land waar wij elke zomer doorheen reden als we op familiebezoek gingen in Turkije en waar de mensen zo

Uğur Ümit Üngör

1980 Socioloog en historicus Universitair docent Universiteit Utrecht Docent/onderzoeker NIOD, Amsterdam

Ontvangt de Heineken Young Scientists Award voor de Historische Wetenschap voor zijn historisch-sociologisch onderzoek naar massaal geweld, nationalisme en staatsvorming

vriendelijk voor ons waren. En als jonge student las ik voor het eerst over de genocide op de Armeniërs. Ik was verbijsterd, want daar had ik als geboren Turk nog nooit van gehoord.’ Voor zijn masterscriptie dook Üngör in de Osmaanse archieven in Istanbul. ‘Ik wilde heel concreet, regionaal onderzoek doen, want zelfs toen geloofde ik nog maar half dat die genocide echt had plaatsgevonden.’

balans Inmiddels heeft Uğur Ümit Üngör zich ontwikkeld tot een internationale autoriteit op het gebied van genocidestudies en houdt hij over de Armeense genocide lezingen over de hele wereld. De jury voor de Heineken Young Scientists Award noemt Uğur niet alleen een excellente en toegewijde wetenschapper, maar prijst ook de balans die hij weet te bewaren bij een politiek gevoelig thema. ‘Ik ben historicus’, verklaart hij. ‘Ik wil dat de waarheid boven water komt, maar verbind daaraan geen politieke consequenties, zoals veel Armeniërs in de diaspora dat wel doen.’ Aan de masteropleiding Holocaust- en Genocidestudies is Üngör nu zelf docent. Hij leert toekomstige onderzoekers, diplomaten, ngo-functionarissen en tribunaaljuristen over de patronen die leiden tot massale slachtpartijen. Want die zijn in grote lijnen overal hetzelfde. ‘Er is altijd een fatale combinatie van interne crisis en extreme machtsconcentratie van een groep met een extreme ideologie. Als zo’n groep eenmaal de macht grijpt, zoals de Nazi’s in 1933 of het extreemrechtse Hutu Power in 1994 is er een point of no return en glijdt het land vaak af naar gewelddadigheid. Dan kan alleen ingrijpen van buitenaf het tij nog keren. In de hedendaagse wereld is Griekenland een gebied met een explosieve cocktail aan ingrediënten: het land verkeert in crisis, de politiek polariseert en de neonazistische Gouden

Dageraad geeft de schuld van alle problemen aan buitenlandse immigranten. Gelukkig lijken de Griekse kiezers aan te sturen op een geweldloze oplossing. Soms is het zwaar om een volle werkweek lang de mens op zijn slechtst te bestuderen, erkent Ümit Üngör. Maar er is ook een andere kant. ‘Nederland is een van de veiligste landen ter wereld. En als je uit het donker komt, zie je soms beter het licht.’ Mariette Huisjes

Uğur Ümit Üngör

foto Jussi Puikkonen


Akademie Nieuws september 2012

21

Berichten Akademie zorgvuldig en integer omgaan met wetenschappelijke onderzoeksgegevens

Contourennota geesteswetenschappelijke instituten KNAW zorgvuldig en integer omgaan met

wetenschappelijke onderzoeksgegevens

advies knaw

advies

Adviescommissie onderzoeksgegevens in de wetenschap De afgelopen tijd is er, naar aanleiding van enkele opvallende incidenten, veel gesproken en geschreven over de werkwijze van wetenschappers. Op verzoek van het KNAW-bestuur heeft de Adviescommissie onderzoeksgegevens in de wetenschap, onder voorzitterschap van Akademielid en staatsraad Kees Schuyt, zich verdiept in de wijze waarop onderzoekers omgaan met hun onderzoeksgegevens, en mogelijkheden bekeken om die werkwijze te verbeteren. Het advies Zorgvuldig en integer omgaan met onderzoeksgegevens wordt op vrijdag 21 september gepresenteerd tijdens een symposium in het Trippenhuis (14.00 uur - 17.30 uur). De KNAW organiseert dit symposium samen met de Vereniging van Universiteiten (VSNU). Op instigatie van de VSNU hebben de universiteiten eerder dit jaar hun gedragscode en hun beleid voor wetenschappelijke integriteit tegen het licht gehouden en waar nodig aangepast. Meer informatie op www.knaw.nl

Onlangs heeft het KNAW-bestuur de contouren vastgesteld van een vernieuwingsen stimuleringsprogramma voor de geesteswetenschappelijke instituten van de Akademie. Met zijn voorstel geeft het bestuur invulling aan de beleidsvoornemens uit de Strategische Agenda 2010-2015. In dat beleidsdocument wordt het belang van technologiestimulering voor de geesteswetenschappen onderstreept, evenals het belang van digitale ontsluiting van de unieke collecties van de KNAW-instituten. Om de samenhang van het onderzoek te vergroten en zwaartepuntvorming te realiseren dient de samenwerking met elkaar en met universiteiten te worden geïntensiveerd. Een vernieuwde, samenwerkende en samenhangende organisatie van de geesteswetenschappelijke instituten kan ervoor zorgen dat de instituten ook de komende jaren in de top van de internationale wetenschap kunnen blijven opereren. De contourennota verschijnt eind september in druk.

Eurekaprijs voor wetenschapscommunicatie Op 1 oktober wordt voor de eerste maal de Eurekaprijs voor wetenschapscommunicatie uitgereikt. Met de Eurekaprijs voor wetenschapscommunicatie bundelen NWO en de KNAW hun krachten voor het bevorderen van betrokkenheid bij en toegankelijkheid van wetenschappelijke kennis en inzichten voor een breed publiek. De Eurekaprijs wordt voortaan ieder jaar uitgereikt aan zowel een wetenschapper als aan een journalist. Zij krijgen de prijs voor hun uitstekende bijdrage aan het vergroten van de kennis en betrokkenheid van een breed publiek bij de wetenschap. De winnaars worden ieder beloond met 12.500 euro. De prijs is de opvolger van de NWO Eurekaprijzen en de KNAW Van Walree Prijs.

Wie de prijswinnaars zijn, wordt maandagavond 1 oktober bekendgemaakt. De prijsuitreiking in het Museon te Den Haag is een onderdeel van het Wetenschapsdiner waarmee NCWT het startschot geeft voor het Weekend van de Wetenschap/ Oktober Kennismaand.

Weekend van de Wetenschap De Oktober Kennismaand gaat voor het eerst van start met een Weekend van de Wetenschap op 6 en 7 oktober 2012. Verspreid over het hele land openen kennisinstellingen en onderzoeksinstituten hun deuren voor bezoekers. Nationaal Centrum voor Wetenschap en Technologie (NCWT) organiseert Oktober Kennismaand. Daarbij werken zij samen met de KNAW, NWO, met de ministeries van OCW en EL&I, de HBO-raad, VPRO/NTR, Vereniging Science Centra Nederland en de VSNU. Voor meer informatie zie www. oktoberkennismaand.nl

Kennis op Zondag Op zondagmiddag 7 oktober 2012 komen dertien topwetenschappers naar het Haagse Museon. Leden van de KNAW en De Jonge Akademie, Spinozisten en anderen laten het publiek in korte lezingen kennismaken met actueel wetenschappelijk onderzoek. Dick Swaab opent de middag met de lezing ‘Wij zijn ons brein: de ontwikkeling van ons karakter’. Daarnaast zullen in elk geval Ineke Sluiter (klassieke talen en culturen), Mike Jetten (biotechnologie), Elke Geraerts (psychologie), Mirjam Leunissen (materiaalkunde) en Alexander Tielens (astronomie) acte de présence geven. In de pauzes kunnen bezoekers in informele sfeer de sprekers ontmoeten. De KNAW organiseert Kennis op Zondag samen met NWO, de Volkskrant en het Museon. Kennis op Zondag is een onderdeel van het Weekend van de Wetenschap/Oktober Kennismaand.


22

Wetenschap. Een kwestie van vertrouwen De ooit vanzelfsprekende autoriteit van wetenschappers wordt steeds vaker ter discussie gesteld. Hebben Nederlanders en hun politici minder vertrouwen in de wetenschap dan voorheen? Hoe kan de stem van de wetenschap aan overtuigingskracht winnen? Deze en andere vragen komen aan de orde tijdens het KNAW-debat ‘Wetenschap. Een kwestie van vertrouwen?’ op 11 oktober 2012, vanaf 20.00 uur in debatcentrum SPUI25, Amsterdam. Sprekers zijn André Knottnerus, voorzitter Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Kees Schuyt, voorzitter KNAW-Adviescommissie onderzoeksgegevens in de wetenschap, en Huub Dijstelbloem, auteur van Onzekerheid troef. Het betwiste gezag van de wetenschap.

Academische Jaarprijs Op 24 oktober wordt in de Stadsgehoorzaal Leiden voor de zevende maal de Academische Jaarprijs uitgereikt. Het team van onderzoekers, promovendi en studenten met het meest overtuigende communicatieplan ontvangt de hoofdprijs van 100.000 euro om dit daadwerkelijk te realiseren. De drie finalisten zijn: • Team Scheepstra van de Rijksuniversiteit Groningen met Bevroren wildernis in beweging. Over-levende Noordpool • Team Brouwer van de Rijksuniversiteit Groningen met Love to know • Team Snik van de Universiteit Leiden met iSPEX; meet fijnstof met je smartphone Iedereen kan de komende tijd op www. labyrint.nl een stem uitbrengen op zijn favoriete team, dat daarmee kans maakt op de Labyrint Publieksprijs en daarmee op een item in het VPRO wetenschapsprogramma Labyrint. De Academische Jaarprijs is een initiatief van NWO, KNAW en NRC Media en VPRO/NTR. Daarnaast is er steun van sponsoren: SNS REAAL Fonds, Unilever Stichting Stadspartners Leiden en DDK. Meer informatie: www.academischejaarprijs.nl

Symposium Science for society: how?

De balans tussen gericht innovatiebeleid en goed wetenschapsbeleid is in Nederland momenteel onderwerp van stevige discussie. De tendens is om wetenschappelijk onderzoek sterk te richten op praktische toepassingen met direct economisch rendement. Nog afgezien van de vraag of dat tot het gewenste resultaat leidt, is een reëel risico dat het overige onderzoek – over de volle breedte van de wetenschap – in de knel komt. Waar effectief innovatiebeleid onmiskenbaar van belang is voor welzijn en welvaart op de korte termijn, is investeren in fundamenteel wetenschappelijk onderzoek een noodzakelijke voorwaarde voor behoud van welzijn en welvaart op de (middel)lange termijn. Daar komt bij dat er ook op de korte termijn voldoende ruimte moet blijven voor ander dan innovatiegericht onderzoek, zoals onderzoek naar grote maatschappelijke vragen op het gebied van energie, veiligheid en klimaatverandering. Hoe gaan andere landen met dit keuzevraagstuk om? Tijdens een KNAW- symposium op 26 oktober zullen vijf buitenlandse experts de totstandkoming en de gevolgen van het wetenschaps- en innovatiebeleid in hun land toelichten. Voor meer informatie en aanmelding zie www.knaw.nl/agenda.

Kinderboeken KITLV in het Centraal Bestand Kinderboeken Het Koninklijk Instituut voor Taal-, Landen Volkenkunde in Leiden beschikt over de grootste en meest uitgebreide collectie boeken, tijdschriften, foto’s en andere

documenten over Nederlands-Indië / Indonesië, Suriname, de Nederlandse Antillen en Aruba ter wereld. Een kleine, gespecialiseerde deelcollectie daarvan betreft kinderboeken. De beschrijvingen van deze kinderboeken zijn sinds kort opgenomen in een landelijke, overkoepelende databank: het Centraal Bestand Kinderboeken (CBK). Hiermee wordt de vindbaarheid van KITLV-titels voor gespecialiseerde onderzoekers en algemeen geïnteresseerden vergroot en vergemakkelijkt. Voor meer informatie www.kb.nl/vak/kinderboeken/ zoeken.html


Akademie Nieuws september 2012

23 door Mariette Huisjes

John Duncan – Dr. A.H. Heinekenprijs voor de Cognitiewetenschap

De psychologie als puzzel John Duncan wist als een van de allereerste wetenschappers een brug te slaan tussen fysiologische processen in het brein en het gedrag. Hij zorgde voor fundamenteel nieuwe inzichten in intelligentie en visuele waarneming. Daarnaast is Duncan een sociaal bewogen wetenschapper die zich vaak buiten de muren van het lab begeeft. Als toponderzoeker zou u overal op de wereld welkom zijn. Toch werkt u al bijna 35 jaar bij de Medical Research Council in Cambridge. Wat houdt u daar? ‘Wij verdelen hier onze aandacht tussen fundamenteel onderzoek en pogingen om volksgezondheid, onderwijs of andere aspecten van het dagelijks leven te verbeteren. Het instituut is opgericht kort na de Tweede Wereldoorlog als de Applied Psychology Unit. Het leek toen handig om wetenschappers te laten uitzoeken waarom zeelieden zwakke radarsignalen over het hoofd zien of hoe je het beste de cockpit van een straaljager kunt inrichten. Sindsdien waren we bijvoorbeeld betrokken bij de invoering van postcodes, het ontwerp van nieuwe muntstukken (hoe kun je ervoor zorgen dat mensen ze al grabbelend met hun hand in hun zak uit elkaar kunnen houden) en lang geleden bij de introductie van computers. Ik vind die relatie met praktische zaken gezond. Het contact met de buitenwereld helpt je te focussen op problemen die er echt toe doen.’ In uw boek How intelligence happens grijpt u terug op een definitie van intelligentie van Charles Spearman uit 1904. Waarom bouwt u voort op zo’n oude theorie en wat is er in de tussentijd misgegaan in de psychologie? ‘Ik zou niet willen zeggen dat er iets is misgegaan, maar de psychologie heeft een jaar of honderd nodig gehad om op haar pootjes terecht te komen. Je kunt de menselijke geest van oneindig vele kanten benaderen en dat is dus ook gebeurd. Onderzoekers hebben geprobeerd alle mogelijke facetten van de menselijke geest te doorgronden: van gezichtsherkenning tot schaakspelen, verhalen vertellen, persoonlijkheidstypes en menselijke emoties. Pas vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw begint zich langzaam maar zeker een consensus te vormen over de vragen die we als psychologen willen beantwoorden en

wat hiervoor geaccepteerde methoden zijn. Maar in de gehele honderdjarige geschiedenis vind je eilandjes waar mensen briljant werk hebben gedaan en enorme sprongen vooruit hebben gemaakt. Alleen bleven die pogingen losse steken, doordat er nog geen overkoepelende structuur was en de losse puzzelstukken dus niet met elkaar in verband konden worden gebracht. Het werk van Spearman is wat mij betreft een van die briljante stukjes werk.’ U hebt zelf een belangrijke bijdrage geleverd aan dat ‘op z’n pootjes terecht komen’ van de psychologie als wetenschap. Wie inspireerde u daarbij? ‘Ik was als student enorm gegrepen door het werk van Donald Broadbent, overigens een oud-directeur van het instituut waar ik nu werk. Hij was een van de eersten die tot een theoretische integratie wist te komen van een reeks cognitieve fenomenen die daarvoor volkomen los van elkaar leken te staan. Het idee van de menselijke geest als een informatieverwerkend systeem, een metafoor ontleend aan de eerste computers, was daarvoor een voedingsbron. Het bleek vruchtbaar om ervan uit te

Het gezicht van de moeder of het theekopje gaan dat het menselijk brein informatie verzamelt via de zintuigen, die in verband brengt met in het verleden opgebouwde kennis over de wereld om op grond daarvan effectief te handelen. Broadbent wist bovendien experimenten op te zetten die iets opleverden voor de wereld buiten het lab. Ik vond dat alles indrukwekkend en ik wilde zijn voorbeeld volgen. Tegelijkertijd studeerde ik in Oxford een combinatie van psychologie en


24

John Duncan foto Jussi Puikkonen

neurofysiologie. Neurofysiologie en cognitieve psychologie ontwikkelden zich eerst parallel, maar convergeerden in de late jaren tachtig. Het was een tour de force om die twee wetenschappen van de menselijke geest bij elkaar te brengen en ik heb het geluk gehad daaraan te mogen bijdragen.’

Een van de onderwerpen waar u psychologie en neurofysiologie met succes in elkaar schoof, betreft ons vermogen om onze aandacht specifiek te richten op bepaalde visuele prikkels. ‘We zijn ons er allemaal van bewust dat van alle prikkels die op ons netvlies vallen slechts een beperkt deel onze aandacht heeft. Door verschillende disciplines te


Akademie Nieuws september 2012

25

combineren hebben wij ontdekt hoe dit op fysiologisch niveau in zijn werk gaat. Visuele informatie komt aan in de achterkant van onze hersenen, in wat de primaire visuele cortex wordt genoemd. Zij wordt verspreid over een netwerk van hersengebieden, die allemaal verschillende aspecten van de informatie analyseren. Er is bijvoorbeeld

Neuraal netwerk voorspelt intelligent gedrag een deel dat de ruimtelijke verhoudingen in kaart brengt en zorgt dat we veilig door onze omgeving heen kunnen manoeuvreren of voorwerpen kunnen oppakken. Een ander deel herkent het gezicht van onze moeder of ziet dat er een kopje op tafel staat en geen bord. Dan ontrolt zich in ons brein een strijd om de aandacht, die bepaalt welk deel van de informatie voorrang krijgt: bijvoorbeeld het gezicht van onze moeder in plaats van het kopje. Dat neemt dan de controle over; de verschillende gebieden van het breinnetwerk bereiken als het ware overeenstemming dat ze de visuele prikkels die bij dat gezicht horen gaan verwerken. Door gedragsexperimenten, brain imaging en kennis uit de neurofysiologie te combineren, lukte het ons dit proces in detail te beschrijven. Dit leverde een gedetailleerd en fascinerend beeld op van de manier waarop basale processen in de hersenen onze geest in staat stellen complexe functies uit te voeren.’ Hebt u voor deze fundamenteel-wetenschappelijke doorbraak ook een toepassing kunnen vinden? ‘In ieder geval hebben we nu een verklaring voor bepaalde neurologische aandoeningen, die daardoor soms te genezen zijn. Bijvoorbeeld voor de merkwaardige afwijking die optreedt als een hersenbloeding een deel van iemands brein heeft beschadigd. Het komt dan voor dat de patiënt slechts één helft van zijn bord leegeet of één helft van zijn gezicht scheert. We weten nu dat dit komt doordat het visuele systeem niet in balans is en de patiënt zich eenvoudig niet bewust is van die andere helft van de visuele stimuli die op zijn netvlies vallen. Er wordt veel onderzoek gedaan naar manieren om dit te corrigeren, in de hoop dat deze patiënten een normaler leven kunnen leiden.’ Hoe hebben de steeds betere technieken om in onze hersenen te kijken uw vakgebied beïnvloed? ‘De laatste twintig jaar hebben we vele nieuwe dingen

ontdekt dankzij brain imaging. De techniek heeft ons daarnaast ook geholpen om waardevolle puzzelstukken uit honderd jaar psychologie te herkennen en met elkaar in verband te brengen. Een van de nieuwe ontdekkingen waar ik zelf bij betrokken was, is een neuraal netwerk in de frontale en pariëtale kwab dat cruciaal is om optimale oplossingen te vinden voor nieuwe uitdagingen en dat ook een belangrijke rol blijkt te spelen in intelligentietests. Dat je zo’n netwerk dat intelligent gedrag voorspelt kunt lokaliseren in het brein, had niemand ooit verwacht en we hadden het niet ontdekt als we niet met functionele MRI-scans driedimensionale afbeeldingen konden maken van hersenen in actie.’ Was deze ontdekking van een fysiologische basis voor intelligent gedrag een wereldomspannend collectief gebeuren of grotendeels het werk van u en uw instituut? ‘Ergens daartussenin. Ons viel als eerste de rol van dat specifieke netwerk op in hersenafbeeldingen, maar we baseerden ons daarbij op de data van andere onderzoekers. In 2000 kon ik laten zien wat er gebeurt in het brein van iemand die werkt aan een conventionele intelligentietest, aan de hand van neurologische metingen op PET-scans; dat was een belangrijke stap. En een andere bijdrage van onze groep was dat we het gedrag van mensen met een beschadiging in hun frontale hersenkwab bij ons onderzoek betrokken.’ Intelligentieonderzoek heeft een zeer breed toepassingsgebied. Gaat uw hart vooral uit naar patiënten met een hersenbeschadiging? ‘Ik ben in intelligentie op alle niveaus geïnteresseerd, maar hersenbeschadigingen zijn daarbij zeker belangrijk. Bijvoorbeeld de stoornissen die ontstaan als iemand

John Duncan

1955 Cognitiewetenschapper Adjunctdirecteur MRC Cognition and Brain Sciences Unit Cambridge, Verenigd Koninkrijk

Ontvangt de Dr. A.H. Heinekenprijs voor de Cognitiewetenschap voor zijn opmerkelijk multidisciplinaire en vernieuwende onderzoek naar de relaties tussen psychologie, gedrag en intelligentie enerzijds en neurologische processen anderzijds


26

bij een verkeersongeluk met zijn voorhoofd tegen de voorruit van een auto klapt of op het asfalt. Dan zie je vaak verward en ongeorganiseerd gedrag; de patiënt kan geen “mentaal programma” meer opstellen om doelgericht te handelen. Het komt er vaak op neer dat zo’n jonge man – deze verkeersslachtoffers zijn meestal jonge mannen – weer bij zijn ouders intrekt en daar de rest van zijn leven blijft. Een hartverscheurend scenario. Wij proberen te begrijpen hoe hun frontaalkwabben en andere

Ik bén al die neuronen in mijn brein hersencentra precies beschadigd zijn en hoe we hen kunnen helpen hun mentale leven weer enigszins op orde te krijgen. Het is extreem moeilijk om cognitieve vermogens te herstellen na een hersenbeschadiging, maar dat is zeker een van onze belangrijkste drijfveren.’ Als u nu aan het begin van uw onderzoekcarrière zou staan, in plaats van in de jaren vijftig, op welk onderwerp zou u zich dan storten? ‘Als ik veertig jaar jonger was, zou ik flink wat tijd en energie stoppen in de vraag hoe je de hersenen van jonge kinderen kunt trainen om intelligent gedrag te ontwikkelen. Ongetwijfeld is intelligentie deels aangeboren, maar ik snap nooit waarom mensen daardoor zo geobsedeerd zijn, want je kunt er verder weinig aan veranderen. Het is ook duidelijk dat ervaringen in de vroege kindertijd een enorme invloed hebben op de ontwikkeling van de hersenen en daar kun je wél wat aan doen. Maar wat precies? Hoewel die vraag al heel lang centraal staat in het intelligentieonderzoek, is er nog maar bar weinig vooruitgang geboekt. Met wat we nu weten en kunnen, krijgen we misschien meer focus. Zelfs al sta ik niet meer aan het begin van mijn loopbaan, toch ga ik hiermee aan de slag. Er zijn aanwijzingen dat mensen effectiever gedrag vertonen als je hun aanmoedigt om een probleem in stukjes op te delen. Daarmee wil ik aan de slag. Het lijkt me plausibel dat er heel wat impliciete training plaatsvindt als je met een eenjarige speelt, bijvoorbeeld wanneer je samen op een systematische manier een legpuzzel zit te maken. Ik weet niet precies hoe belangrijk dit is, maar ik zou er dolgraag achter komen.’

In Nederland zorgde een boek met de titel Wij zijn ons brein voor veel debat, onder andere over de vraag in hoeverre wij een vrije wil hebben. Herkent u deze discussie? ‘Ik ken dat boek niet, maar ik ben het in elk geval helemaal eens met de titel. Ik denk dat de mens en zijn brein twee kanten van dezelfde medaille zijn. Die discussie over de vrije wil herken ik wel, daar meng ik me vaak in. Alleen al door die vraag te stellen slaan we al blunderend een verkeerde denkrichting in. Wanneer je – zoals ik – gelooft dat we zijn wie we zijn door hoe we geboren zijn en door de invloeden uit onze omgeving, de waarden die onze ouders ons hebben bijgebracht, de invloed van onze vrienden et cetera, dan kun je die vraag niet stellen. Te zeggen “ik heb hier in vrijheid voor gekozen” is hetzelfde als te zeggen “alle factoren die mij gemaakt hebben tot wie ik ben, hebben hiervoor gekozen”. Het is niet zo dat alle neuronen in mijn brein mij dwingen om ergens voor te kiezen, ik bén al die neuronen in mijn brein.’


Akademie Nieuws september 2012

27

Floris de Lange – Heineken Young Scientists Award voor de Cognitiewetenschap 2012

Zien wat je denkt te zien In de film The Godfather komt een huiveringwekkende scène voor waarin studiobaas Jack Woltz op een ochtend wakker wordt, de dekens terugslaat en aan zijn voeteneind het afgezaagde hoofd van zijn favoriete renpaard aantreft. Floris de Lange zag de film als kind, maar interpreteerde de scène verkeerd. In zijn kinderlijke ontzetting meende hij dat Woltz wakker werd in een zee van bloed, doordat zijn benen ’s nachts geamputeerd waren. Jaren later bekeek de volwassen Floris de Lange de film opnieuw. En wéér zag hij het paardenhoofd niet. Pas toen zijn vriendin hem op het juiste spoor zette en hij de film terugspoelde, ontdekte hij zijn vergissing. Waarom nam het brein van de volwassen Floris het paardenhoofd in The Godfather niet waar? Het beeld daarvan werd buitengesloten door de sterke herinnering aan en verwachting van geamputeerde benen. Deze persoonlijke ervaring sterkte neurowetenschapper De Lange in zijn vermoeden dat ‘zien’ niet alleen een bottom-upproces is waarbij stimuli op de visuele cortex terechtkomen aan de achterkant van het brein en in ‘hogere visuele gebieden’ worden geïntegreerd tot een samenhangend beeld. Hij had al langer de indruk dat verwachtingen, opgebouwd

Floris de Lange

1977 Neurowetenschapper Leider onderzoeksgroep Donders Instituut, Radboud Universiteit Nijmegen

Ontvangt de Heineken Young Scientists Award voor Cognitiewetenschap voor zijn onderzoek naar visuele waarneming en motorische verbeelding

door eerdere ervaringen, de visuele cortex doorgeven wat hij waarschijnlijk zal gaan zien. Het waarnemingsproces kan daardoor sneller en efficiënter verlopen.

verwachting en waarneming Inmiddels is Floris de Lange een succesvol onderzoeker met een eigen groep aan het Nijmeegse Donders Instituut. De aandacht voor informatiestromen in de hersenen die top-downwaarneming beïnvloeden, is de laatste vijf jaar over de hele wereld sterk toegenomen. ‘Wij raken er steeds meer van overtuigd dat verwachtingen niet pas laat in het informatieverwerkingsproces een rol gaan spelen’, zegt De Lange, ‘maar dat zij fundamenteel zijn voor de waarneming.’ Zelf is hij een van de wetenschappers die bijdraagt aan een beter begrip van hoe dit in zijn werk gaat. In experimenten brengt hij de samenhang in kaart tussen het gedrag van proefpersonen (waar ze naar kijken, wat ze zeggen te zien) en de beelden die FMRI-scans, eeg’s en MEG’s maken van hun hersenen. Bij proefpersonen die een plaatje zien dat ze verwachten, blijken de visuele gebieden een stuk minder actief te worden dan bij proefpersonen die door een onverwacht plaatje worden verrast. Dat pleit voor een belangrijke rol van verwachting in de waarneming. Op dit moment onderzoeken De Lange en zijn groep de rol van bewustzijn bij visuele waarneming en de invloed van taal. Als proefpersonen bij herhaling een beeld zien zonder dat ze zich hiervan bewust zijn, dringt dit beeld dan eerder door in hun bewustzijn dan bij proefpersonen die niet eerder aan het plaatje zijn blootgesteld? En als een proefpersoon wordt blootgesteld aan woorden die een bepaalde beweging uitdrukken – zoals ‘opstijgen’ of ‘afdalen’– , zijn hun visuele systemen dan gevoeliger voor

respectievelijk bewegingen naar boven of naar beneden? ‘Er zijn nog vele vragen open’, stelt De Lange. Maar er komen ook steeds betere technieken beschikbaar om het brein te bestuderen. Zo wordt het met fMRIscans binnenkort mogelijk om individuele kolommen in het brein te bestuderen. ‘Daarmee kunnen we de berekeningen die het brein maakt op microniveau blootleggen. Ik ben ervan overtuigd dat we de komende jaren zowel op empirisch als op theoretisch vlak snel vooruitgang kunnen boeken.’ Mariette Huisjes

Floris de Lange foto Jussi Puikkonen


Boeken Akademie De contouren van een vernieuwings- en stimuleringsprogramma van de geesteswetenschappelijke Instituten van de KNAW De KNAW-instituten voor de geesteswetenschappen gaan meer samenwerken om in de internationale top van de wetenschap te blijven opereren. 32 pp., 978-90-6984-654-5, gratis

Kwaliteit en relevantie in de geesteswetenschappen Naar een adequaat systeem voor de beoordeling van wetenschappelijk onderzoek Een systeem dat zowel recht doet aan het werk van onderzoekers in het bewuste wetenschapsgebied als aan het belang van dat gebied voor wetenschap en samenleving. 52 pp., 978-90-6984-653-8, gratis

Zorgvuldig en integer omgaan met wetenschappelijke onderzoeksgegevens Hoe gaan onderzoekers om met hun onderzoeksgegevens en welke mogelijkheden zijn er voor verbetering? 132 pp., 978-90-6984-655-2, gratis

DANS Nederland in de jaren nul Proceedings derde Nederlandse workshop ESS Kees Aarts, Marion Wittenberg (red.) Deze bundel bevat laagdrempelige publicaties gericht op Nederlandse onderzoekers en andere geïnteresseerden. 178 pp., 978-90-8555-053-2, gratis via dans.knaw.nl

Huygens ING Classicale Acta 1573-1620 Deel IX: Provinciale synode Gelderland (2 banden) C. Ravensbergen De acta geven inzicht in de organisatie van de kerk, de opleiding en beroeping van predikanten, de verhouding tussen kerk en wereldlijke overheden, de doorwerking van de reformatie en theologische geschillen. 1028 pp. (in twee banden), 978-905216-170-9, € 60,00

Common fate, common future A documentary history of monetary and financial cooperation in Europe, 1947-1974 Marc Dierikx (ed.)

Policy and the evidence beast A Dutch study of the expectations and practices in the area of evidence-based policy Marjan Slob, Jan Staman

Naast documenten over de geschiedenis van de monetaire samenwerking bevat deze uitgave ook diverse illustraties die nieuw licht werpen op het verleden van de euro. 250 pp., 978-90-5216-180-8, € 19,00

48 pp., 978-90-7736-444-4, € 25,00

Bronnen voor de geschiedenis der dagvaarten van de Staten en steden van Holland vóór 1544. Deel 4: 1477-1494. Eerste stuk: inleiding, lijsten en indices H. Kokken en M. Vrolijk

Tweede aflevering van ‘Volta’, over cyber security en de kwetsbaarheid van infrastructuren zoals elektriciteits- en watervoorzieningen. 24 pp., gratis te downloaden via de website van het Rathenau Instituut

Een reconstructie van de vergaderingen van de Staten van Holland in de late Middeleeuwen en de daaraan voorafgaande vergaderingen van graaf en steden, en steden onderling. 100 pp., 978-90-5216-177-8, € 45,00

IISG Postcolonial migrants and identity politics: Europe, Russia, Japan and the United States in comparison Ulbe Bosma, Jan Lucassen, Gert Oostindie (eds) De bijdragen in deze bundel onderzoeken de historische achtergrond en actuele betekenis van deze migratiestromen, en de etnische en sociale samenstelling van de migrantengroepen. 278 pp., 978-0-85745-327-3, £ 56,00

Working on labor: essays in honor of Jan Lucassen Marcel van der Linden (ed) De 17 bijdragen aan dit Festschrift voor Jan Lucassen, bij zijn afscheid als hoogleraar Internationale en comparatieve sociale geschiedenis aan de Vrije Universiteit, gaan in de op de geschiedenis van werk en arbeidsverhoudingen. 432 pp., 978-90-0422-952-5, € 129,00

Rathenau Instituut Onderzoekscoördinatie in de gouden driehoek Een geschiedenis Harry Lintsen, Evert-Jan Velzing Is het topsectorenbeleid wel zo nieuw als veel betrokkenen doen vermoeden? 41 pp., € 25,00

Volta Science, technology and society in Europe. You’ve been hacked! Antoinette Thijssen, Pascal Messer en Janneke Visser

Fryske Akademy Philologia Frisica Anno 2008 Piter Boersma, Goffe Jensma en Reinier Salverda (red.) Een selectie van de lezingen over Oudfries, lexicografie, en letterkunde/cultuurgeschiedenis die gehouden zijn op het Fries filologencongres in 2008. 298 pp., 978-90-6273-908-0, € 25,00

De Vrije Fries Verdwenen maar niet vergeten. Themanummer rond de opheffing van de Academie van Franeker in 1811 Piet Bakker, Han Nijdam e.a. (red.) In deze bundel staan diverse artikelen over de opheffing van de Franeker universiteit en de invloed van het ontbreken van een universiteit in Friesland op de schoolprestaties. 272 pp., 978-90-6171-017-2, € 19,50

Gulden Vrijheid? Politieke cultuur en staatsvorming in Friesland, 1600-1640 Hotso Spanninga Studie over de wijze waarop de Staten-Generaal de Raad van State naar Leeuwarden stuurde en poogde voor de toekomst werkbare verhoudingen tussen Friesland en zijn bondgenoten te scheppen. 464 pp., 978-90-8704-296-7, € 45,00

Meertens Instituut Dat is andere taal! Streektalen en dialecten in Nederland Marc van Oostendorp en Rien van den Berg Streektaal en dialect in combinatie met thema’s als identiteit, macht,

liefde, toekomst, humor. Welke streektalen en dialecten zijn er, wat zijn de kenmerken? 256 pp., 978-90-0031-100-2, € 22,50

Shaping virtual lives Online identities, representations, and conducts Violetta Krawczyk-Wasilewska, Theo Meder & Andy Ross Het leven online is een onvervreemdbaar deel van het menselijk bestaan geworden en rechtvaardigt daardoor etnologisch onderzoek. 148 pp., 978-83-7525-671-0

Roots of Afrikaans Selected writings of Hans den Besten Wijlen Hans den Besten was hoogleraar aan de UvA en in Stellenbosch. Een selectie van zijn artikelen over de grammatica en de geschiedenis van het Afrikaans. 458 pp., 978-90-2725-267-8, € 105,00

Waddenacademie Van Wadden inspraak naar Wadden samenspraak Margreeth de Boer Hoe kunnen bewoners en bestuurders op de beste manier vorm geven aan de toekomst van de Wadden? Op die vraag probeert Margreeth de Boer vanuit haar kennis en ervaring antwoord te geven in dit derde deel van de lezingenreeks van de symposia van de Waddenacademie. 50 pp.,978-94-90289-25-6, gratis

Naar een duurzame sociaaleconomische ontwikkeling van de Wadden Eindrapportage sociaaleconomische denktank Waddenacademie. 37 pp., 978-94-9028-926-3, gratis


Akademie Nieuws september 2012

29

Peter Struycken wint Dr. A.H. Heinekenprijs voor de Kunst

Veelzijdig pionier Iedereen kent wel werk van de Nederlandse beeldend kunstenaar Peter Struycken, al is het maar het uit losse stippen opgebouwde portret van Koningin Beatrix dat dertig jaar na zijn creatie nog altijd een deel van de Nederlandse postzegels siert. Inmiddels zijn er vele plaatjes door computers gegenereerd. Het was Struycken die als een van de pioniers voor het eerst computers inzette om kunst te creĂŤren. Peter Struycken geldt als een van de bekendste en meest vooraanstaande kunstenaars in Nederland. Hij maakte in de jaren zestig van de vorige eeuw furore met geometrisch-abstracte schilderijen waarin vorm en kleur systematische veranderingsprocessen ondergaan. In 1968 was Struycken een van de eerste kunstenaars die de computer gebruikte om beelden te maken. De enorme mogelijkheden van de zich razendsnel ontwikkelende computertechnologie heeft hij de daarop volgende decennia ingezet voor kunstwerken met een grote visuele zeggingskracht.

rijkgeschakeerd Systematisch, logisch, consequent en controleerbaar onderzoek naar kleuren, vormen en processen, vaak met gebruik van digitale techniek, loopt als een rode draad door het oeuvre van Struycken. Zo ontwierp hij eind jaren zeventig met een eenvoudig computerprogramma

Peter Struycken (1939) beeldend kunstenaar

Ontvangt de Dr. A.H. Heinekenprijs voor de Kunst voor de manier waarop hij al vijftig jaar lang, op methodische wijze vormen, kleuren en processen toepast in vernieuwende en aansprekende werken. Bekende voorbeelden zijn de lichtarcade voor het Nederlands Architectuurinstituut in Rotterdam, het kunstwerk Blauwe golven op het Roermondplein in Arnhem, en postzegels met uit stippen opgebouwde afbeeldingen van Koningin Beatrix. Peter Struycken foto Jussi Puikkonen


30

De kunstenaar Peter Struycken werd in 1939 geboren in Den Haag. Vanaf 1957 studeerde hij aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in zijn geboortestad. In 1964 kreeg hij een aanstelling als docent aan de kunstacademie in Arnhem. Hij richtte de afdeling Monumentaal Nieuwe Stijl op, die studenten stimuleerde om kunst te verwerken in architectuur en stedenbouw. Sinds 1984 is Struycken Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.

een serie van zestien pasteltinten, die hij vervolgens toepaste in de kleurstelling van het auditorium van het Kröller-Müller Museum.

Kleurenpalet voor het Martiniziekenhuis in Groningen 2004-2007

Struyckens werk is grotendeels non-figuratief of decoratief. Het neemt vele vormen aan, variërend van tekeningen, schilderijen en video’s tot rijkgeschakeerde wandkleden. Ook ontwierp hij kostuums, decors en belichtings- en beeldprogramma’s voor ballet of muziek. Bij het grote publiek is Peter Struycken vooral bekend door zijn ontwerpen van interieurs en openbare ruimten. In de loop der jaren maakte hij meer dan honderd werken in opdracht, een ongekende hoeveelheid in Nederland. Beroemd werden bijvoorbeeld de hangende structuur van duizend gekleurde bollen in het hoofdkantoor van Aegon in Den Haag. En het werk Blauwe Golven, een golvend patroon opgebouwd uit witte en blauwe straatstenen op het Arnhemse Roermondplein, onder de brug over de Rijn.


Akademie Nieuws september 2012

31

Voor diverse gebouwen en interieurs ontwierp Struycken computergestuurde verlichting, zoals voor de onderdoorgang van het Nederlands Architectuurinstituut in Rotterdam. Bij avond laat het werk een regenboog van gekleurde lichtbanen zien. Ook het plafond van het Amsterdamse Muziektheater en de Concertzaal in Tilburg zijn van zijn hand. Door zijn werk neemt Struycken mensen mee op een reis door een dynamische driedimensionale kleurruimte, zoals bijvoorbeeld via een tien meter lang beeldscherm in het Groninger Museum. Wie Struyckens werk ondergaat, heeft geen idee van de systematische en methodische oorsprong van het werk. Het is verleidelijke, prachtige kunst, waarin de computer tot de beeldende middelen behoort en die de beschouwer nieuwe ervaringen geeft van ruimte, van vorm en van kleuren.

De prijs De Dr. A.H. Heinekenprijs voor de Kunst wordt sinds 1988 eens per twee jaar uitgereikt aan een gerenommeerd Nederlands kunstenaar van wie het werk extra aandacht verdient. Eerdere winnaars waren onder anderen Barbara Visser, Job Koelewijn, Daan van Golden, Aernout Mik, Guido Geelen en Marrie Bot.

Bron: C. Blotkamp e.a.: P. Struycken, Groninger Museum/NAi Uitgevers, 2007 KNAW-webdossier P. Struycken, 2012 Foto’s: Peter Struycken

Driedimensionale kleurstructuur in de hal van het hoofdkantoor van AEGON 1983-1986


32

Weekprogramma Heinekenprijzen De laureaten van de Heinekenprijzen, soms maar voor korte tijd in Nederland, verzorgen in de week van de prijsuitreiking lezingen op verschillende plaatsen in het land. Ook zijn er lezingen van winnaars van de Heineken Young Scientists Awards. Maandag 24 september Heinekenlezing door William Laurance Vrije Universiteit, De Boelelaan 1105, Amsterdam Heinekenlezing door John Duncan, ‘How intelligence is built in the brain’ 15.30 uur Academiegebouw, Radboud Universiteit Nijmegen, Comeniuslaan 2, Nijmegen Woensdag 26 september Heinekenlezing door William Laurance, onderdeel symposium ‘Relevant ecological research: Unwelcome messages for a world in transition?’ 13.00 uur – 18.00 uur Universiteit Groningen, Nijenborgh 9, Groningen Heinekenlezing door Geoffrey Parker, ‘The crisis of the 1590s reconsidered: Philip II, his enemies and climate change’ 15.30 uur – 17.30 uur Academiegebouw Universiteit Utrecht, Domplein 29, Utrecht Heinekenlezing door John Duncan, ‘A core brain system in assembly of cognitive episodes’ 16.30 uur Leiden Institute for Brain and Cognition, Universiteit Leiden, Pieter de la Court gebouw kamer SB45, Wassenaarseweg 52, Leiden Vrijdag 28 september Heinekenlezing door Titia de Lange, ‘How telomeres solve the chromosome end protection problem’ 11.00 uur – 12.00 uur Auditorium Nederlands Kanker Instituut – Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis, Plesmanlaan 121, Amsterdam Heinekenlezing door John Duncan tijdens minisymposium Cognitive Science Heineken Prize Winners program 14.30 uur Neuroimaging Center, Antonius Deusinglaan 1, Groningen Maandag 1 oktober Heinekenlezing door Titia de Lange, ‘How telomeres solve the chromosome end protection problem’ 16.00 uur – 17.00 uur Erasmus Universiteit, Onderwijscentrum, Collegezaal 1, Rotterdam

Dinsdag 25 september Lezing door Uğur Ümit Üngör NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies, Herengracht 380, Amsterdam Woensdag 26 september Lezing door Tjisse van der Heiden, onderdeel van het symposium ‘Relevant ecological research: Unwelcome messages for a world in transition?’ 13.00 uur – 18.00 uur Universiteit Groningen, Nijenborgh 9, Groningen Vrijdag 28 september Lezing door Floris de Lange tijdens minisymposium Cognitive Science Heineken Prize Winners program 16.15 uur Neuroimagining Center, Antonius Deusinglaan 1, Groningen

Overige activiteiten 1 oktober spreekt William Laurance over verlies aan biodiversiteit in beschermde tropische regenwouden, Universiteit Utrecht 9 oktober spreekt Hans Clevers over zijn stamcelonderzoek, SPUI25, Amsterdam Een actueel overzicht van het lezingenprogramma staat op www.knaw.nl/heinekenprijzen

In samenwerking met het digitale kanaal Holland Doc 24 presenteert de KNAW elke maandagavond in september een wetenschappelijke documentaire, uitgekozen door een laureaat van de Heinekenprijzen 2012. Meer informatie: www.hollanddoc24.nl John Duncan koos voor 49Up, een documentaire waarin een aantal mensen vanaf hun zevende iedere zeven jaar gefilmd is. Uitzending: maandag 3 september (deel 1) en maandag 10 september (deel 2) ca. 19.30 uur Geoffrey Parker selecteerde een aflevering van de Britse serie The World at War over de bezetting van Nederland. Uitzending: maandag 17 september ca. 19.30 uur Hans Clevers koos voor De magie van wetenschap, een serie portretten van markante Nederlandse wetenschappers. Eerste uitzending maandag 24 september ca. 19.30 uur


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.