18 minute read

“Rommel? Kijk daar eens doorheen!”

Het humoristische universum van Gie Segers

Het begint te kriebelen, de lente is in het land en mensen met groene vingers zijn dan niet meer te houden. Zeker Gie Segers niet. Deze duivel-doet-al met bakken humor en een groot hart voor de natuur loopt rond met grote plannen. “Hij loopt altijd rond met grote plannen”, fluistert zijn vrouw Jee (Van Loock) ons glimlachend toe. Toen we de oprit van hun huis in de Sluiskensweg in Meer opreden, kregen we Gie onmiddellijk in de gaten. Hij heeft onze komst coronaveilig voorbereid en de buitenkachels op zijn bijzondere terras branden al. Als we rondkijken krijgen we direct een goede indruk van de filosofie van Gie: rommel bestaat niet, als je het goed weet te gebruiken is rommel ook gewoon heel mooi! Het was de aanzet voor een onnavolgbaar gesprek dat ons van losse vrouwkes en uitgeplante pisbloemen, via een schouw uit Waterloo en een paardenflieter, naar afbrokkelende stenen van de kerktoren voert tot aan een Guldensporenslag jaren na datum…

Gie Segers

Gie Segers

De zwarte van Geel

Gie Segers woont tegen Maxburg en de Krochten aan. Je hoort het al… bijna op het einde van de wereld. Samen met Jee Van Loock woont hij daar al 35 jaar in hun woning die dateert uit de jaren dertig en die ooit eigendom was van “De zwarte van Geel”.

“Het was een café en tegelijkertijd ook een winkeltje. Het opmerkelijke was dat de woning vroeger twee voordeuren had, één voor het café en één voor de winkel. Vlakbij de grens kan je al raden dat er hier het één en ander over en onder de toog ging. De “zwarte van Geel” had - naar men beweert - een “los” vrouwke. Ze had er het handje van weg om de douaniers rond haar vinger te winden en zodanig af te leiden dat de illegale praktijken des huizes in het verborgene bleven.”

“Ik heb “De zwarte van Geel” nooit gekend hoor. We kochten het huis van een blinde man. Hij had hier een stal met legkippen en een kleine moestuin. De legkippen boden hem de mogelijkheid om eieren te rapen en in zijn moestuin stonden koordjes gespannen zodat hij er ook in kon werken. Ik begon aan de tuin met het aanleggen van enkele zichtlijnen, en daarrond hebben we dan later onze tuin opgebouwd. Maar dat was geen sinecure. De bramen stonden hier twee meter hoog. Geld hadden we in het begin niet op overschot en in plaats van een kraan te huren ben ik er dan maar met de “schup” aan begonnen. Een hele zomer lang heb ik niets anders gedaan dan “geschupt”, drie steken diep!”

Een hele zomer deed ik niets anders dan schuppen

Billenkoek

“De microbe voor de natuur is er altijd geweest. Van jongsafaan waren wij buiten bezig”, zegt Jee. “ In onze jeugd was dat normaal. We leefden op de boerderij, gingen ravotten in de bossen en we waren eigenlijk constant buiten.” Gie: ”Binnen moest je enkel zijn om te eten en te slapen, zo was dat. We hebben allebei een toffe tijd beleefd in onze jeugd. En het is omdat we zoveel buiten waren dat ook de liefde voor de natuur en het natuurbehoud zijn gegroeid. Dat laatste was wellicht niet de bedoeling van onze ouders. Zij zagen buiten werken eerder als een verplicht nummer om de kost te verdienen en het leven op de boerderij kon hard zijn. Daar ontsnapten wij ook niet aan. We moesten ook hard werken. Ik probeerde er altijd onderuit te geraken en ik heb dan ook dikwijls billenkoek gehad. Amai, dat was niet min. Maar in die tijd ook niet ongewoon, hoor.”

“De schouw hier komt uit Waterloo en dit hier zijn arduinen dorpels die ik redde van de breekmolen…”

“De schouw hier komt uit Waterloo en dit hier zijn arduinen dorpels die ik redde van de breekmolen…”

Gie is geboren en getogen aan de ecoduct in Loenhout. “Mijn jeugd kon ik dus doorbrengen in een toen nog prachtige omgeving. Je zou dat nu niet zeggen. Maar in die tijd was die streek daar nog echt mooi. Het had veel weg van de kolonie, met prachtige dreven en houtkanten. We waren met zeven kinderen thuis en we zaten eigenlijk altijd in de bossen.” Eind de jaren zestig kwam daar bruusk verandering in. “De snelweg werd aangelegd en de ruilverkaveling zorgde er voor dat alle houtkanten, dreven en bossen verdwenen. Een paar relicten doen je nog terugdenken aan die tijd, maar het is er in die regio echt niet fraaier op geworden.”

De buitenkachels op zijn bijzondere terras branden al.

De buitenkachels op zijn bijzondere terras branden al.

Boerendochter

Gie leerde Jee kennen in mei 1979. Jee weet het nog heel goed. “Het heeft nog wel twee maanden geduurd voordat we een koppel werden, want toen we mekaar voor het eerst zagen had ik nog een ander lief….” Jee was ook een boerendochter, haar vader was een tijdlang schepen in Hoogstraten en boerde langs de Loenhoutsebaan. “In de buurt van het ronde punt met de aardbei.”, verduidelijkt Jee. “We woonden dus niet ver van mekaar af, dat kon je gemakkelijk met de velo doen”, vult Gie aan.

Jee: “Alleen ben jij wel nooit met de velo naar ons gekomen. Ik twijfelde er zelfs aan of je wel kon fietsen. Elke keer was hij daar met zijn felblauw Escortje.”

De filosofie van Gie: rommel bestaat niet, als je het goed weet te gebruiken is rommel ook gewoon heel mooi!

De filosofie van Gie: rommel bestaat niet, als je het goed weet te gebruiken is rommel ook gewoon heel mooi!

Ze hebben er in ieder geval goede herinneringen aan overgehouden. Jee was bijzonder actief in de KLJ, dat vond ze allemaal veel belangrijker dan school. Hun uitgaansleven situeerde zich vooral in de Far West, indertijd een geliefd café bij de jeugd.

In stilte waren wij dan een beetje jaloers

Jee en Gie hebben twee kinderen. “Ons Leen en ons Tinne. Die hebben we wel op een andere manier opgevoed.”, lacht Jee. “Ze zijn het huis al uit hoor en er is ook al een kleinkind. Toen onze dochters jonger waren sloten ze zich ook aan bij JNM Markvallei, de Jeugdbond voor Natuur en Milieu. Ze maakten er geruime tijd deel uit van de leiding en beleefden een zalige tijd. In stilte waren wij dan een beetje jaloers.”

Distels zeisen

“Onze ouders hadden een boerderij, maar het waren maar keuterboerkes,” kijkt Gie terug op zijn eigen jeugd. “Als kleine bengel ging ik naar de tuinbouwschool. De eerste dag op de speelplaats herinner ik me nog goed. En? Van waar zijde gij? Ah, een boer uit Loenhout? En wat voor een tractor hebben jullie? …dat werd daar groot jolijt. Wij hadden geen tractor, wij deden alles nog met een paard. Ja, dat werd niet hoog ingeschat.”

“Ze stuurden me naar de tuinbouwschool, maar niet echt met de bedoeling om me nadien te laten boeren. Na school moest ik direct gaan werken. Ik ben begonnen in de slachterij in Meer. Sorry, de tijden zullen wel veranderd zijn, maar op den duur werd je daar toen echt een beest. Dat bleef dus echt niet lang duren. Nadien ben ik bij een aannemer begonnen die de bermen van autowegen en industrieterreinen onderhield, het woord “beheren” kende men toen nog niet.”

“We stonden op het terrein van een raffinaderij in Antwerpen en de baas vroeg wie er kon zeisen. Ik liet enthousiast weten dat ik dat wel kon. Vanaf toen moest ik daar hele dagen distels zeisen. Ze zetten me er af en ’s avonds kwamen ze me weer halen. Ik moest de hele dag zeisen en op den duur kon ik gewoon mijn eigen schoofzak niet meer vinden. Met al die buizen, ik geraakte daar echt mijne weg kwijt. Later werkte ik nog een tijd bij een boomkweker en uiteindelijk ben ik bij Wirtz terechtgekomen.”

Pisbloemen op rij

Hoe hij bij Wirtz terechtkwam? “Ik kende niks van planten, maar ik kon wel “schuppen” en dat was nodig. In het begin moest ik elke dag de fiets op naar Sint Lenaarts om mee te rijden naar de Wirtz om dan te gaan schuppen ergens in België. Tuinarchitectuur Wirtz had een gigantisch assortiment van planten en voor ze naar de tuinen verhuisden moesten die allemaal de grond in. Dat was mijn job, maar mijn interesse voor planten werd hier wel echt aangescherpt.

Een prachtige oude duiventil, helemaal in steen en cement, kreeg al een plaatsje aan de rand van de amfibieënpoel die er komt na 20 jaar plannen.

Een prachtige oude duiventil, helemaal in steen en cement, kreeg al een plaatsje aan de rand van de amfibieënpoel die er komt na 20 jaar plannen.

Ik kreeg er goesting in. Die passie had ik ook al in mijn jeugd hoor. Thuis waren ze totaal niet geïnteresseerd, als het niet om te eten was dan moesten ze er niets over weten. Bij mij was dat toch anders. Ik plantte pisbloemen (paardenbloem) en boterbloemen netjes op rijtjes in mijn hofke.”

Al van in het begin heeft Gie een aantal ideeën over zijn eigen tuin in zijn hoofd die hij probeert te realiseren. Zo nam hij zich twintig jaar geleden voor om een amfibieënpoel aan te leggen. “Deze zomer ga ik er aan beginnen. Ideeën moeten bij mij rijpen, ik moet materialen kunnen verzamelen en als alles dan in mekaar past begin ik er aan. Ik schrik er soms zelf van hoe de dingen vorm krijgen. Mijn tuin is nog altijd een project in wording.”

Mijn tuin is altijd een project in wording

Op hun gemak

In de tuinen waar hij werkt, gaat het er anders aan toe. Tuinarchitect Wirtz heeft nu al meer dan veertig jaar een trouwe werknemer aan Gie. Hij doorkruist met zijn vrachtwagen het hele land en komt op die manier op allerlei tuinwerven. Het cliënteel van Wirtz bestaat voor het merendeel niet uit “Jannekes en Miekes” en is eerder exclusief.

Maar hij heeft ook zijn mening over hoe een tuin er zou moeten uitzien. “Met de architecten van het bedrijf heb ik regelmatig discussies. Ze hebben weinig kaas gegeten van wat bijvoorbeeld een bloemenweide inhoudt, de relatie tussen pinksterbloemen en het oranjetipje is vreemd voor hen. Een tuin is nog altijd in de eerste plaats iets natuurlijks en daarom zou natuurbeheer eigenlijk de basis moeten uitmaken van hun opleiding. Een zacht glooiende helling moet je niet ophogen, die moet je gebruiken om de natuur nog meer kansen te geven. Een tuin met een draad omheen, een kiezeltuin of een tuin met kunstgras… dat zijn voor mij geen tuinen. In onze tuinen moeten vogels en dieren zich op hun gemak voelen en vrij kunnen bewegen. We zorgen voor veel nectarplanten voor de insecten en proberen zoveel mogelijk rekening te houden met de natuur. Als we dat allemaal doen, creëren we het grootste natuurgebied van Vlaanderen!”

“Een tuin is altijd nog in de eerste plaats iets natuurlijks.”

“Een tuin is altijd nog in de eerste plaats iets natuurlijks.”

Gie staat er soms nog versteld van hoe onwetend veel mensen zijn over de natuur. “Tijdens de winter doet iedereen moeite om de vogeltjes zoveel mogelijk te voederen. Aan elke tak in hun tuin hangt dan wel een mezenbol. Maar in de zomer hanteren ze even vrolijk de gifspuit om rupsjes te bestrijden. Dat valt toch niet met mekaar te rijmen?”, vraagt hij zich af.

IJsbeer en flamingo

Het is behaaglijk warm op het terras. Een ooievaar en de Heilige Maria kijken op ons neer terwijl we genieten van de koffie en de sappige verhalen van Gie. Ons oog valt op een grote imitatie-ijsbeer die ons vanonder een afdak aanstaart en als we nog iets beter kijken lijkt het alsof iets verder een plastic flamingo staat te pronken. Alhoewel het nog vroeg op het jaar is, tjilpen de vogels en is het om ons heen een geritsel van jewelste.

Gie vertelt dat zijn tuin eigenlijk volledig bestaat uit gerecupereerd materiaal. “De schouw hier komt uit Waterloo en dit hier zijn arduinen dorpels die ik redde van de breekmolen… Op de bouwwerven waar ik voor mijn werk kom, ontdek ik van alles. Het zijn allemaal materialen die worden weggegooid. Maar gelukkig heb ik een kraan en een vrachtwagen ter beschikking en kan ik die dingen redden van het stort, al leidt dat al eens tot wanhoop bij Jee… Ik stockeer ze hier tot ze passen in mijn plannen. Ik kijk door de rommel heen. Ik krijg iets in de mot en weet al onmiddellijk wat ik er ooit mee zou kunnen doen. Kijk maar, van jou staat hier ook iets en hij wijst parmantig naar een buitenkachel die inderdaad voordien als binnenkachel nog van mij geweest was.” Bij een tweede bezoek heb ik Gie dan ook maar blij gemaakt met een forse ijzeren ketting. Benieuwd hoe die in zijn plannen zal passen!?

Ik krijg iets in de mot en weet al wat ik er mee kan doen

Efteling

Het maakt dat de tuin een hoog Efteling-gehalte heeft. Als we een wandeling maken, vallen we van de ene verrassing in de andere. Een gigantische voorraad stenen in alle maten, formaten en gewichten - allemaal met een doel - valt onmiddellijk op. In een kleine serre staan al de planten die het niet zo hebben op de winterse kou. Trots haalt Gie plots een zelf gemaakt rek tevoorschijn. “Ik heb dat gemaakt met allemaal “mikken” die ik heb liggen. Het dient om mijn materiaal aan op te hangen in de schuur. En zo knutsel ik vanalles in mekaar. Bij Natuurpunt weten ze dat ook wel. Als ze iets nodig hebben weten ze me te vinden. Maar ik doe dit ook wel graag.”

In het serretje en in zijn moestuin kweekt Gie overigens allerhande bijzondere planten. “Op dat vlak heb ik wel een afwijkende mening binnen Natuurpunt. De aversie tegen niet-invasieve exoten begrijp ik niet goed. Er zijn zeker exoten die een functie kunnen opnemen.

Met zijn creatieve ideeën zorgt Gie vaak voor een extra beleving tijdens activiteiten van Natuurpunt.

Met zijn creatieve ideeën zorgt Gie vaak voor een extra beleving tijdens activiteiten van Natuurpunt.

Natuurlijk heb ik het ook niet voor Japanse duizendknoop of reuzenbalsemien (onbeheersbaar woekerende exoten die de inheemse flora veel kwaad berokkenen, nvdr). Maar dat wil niet zeggen dat alle exoten per se slecht zijn voor de natuur”, geeft hij nog mee.

H. Hart bij de kippen

We lopen uit op een oude duiventil, helemaal in steen en cement. Een prachtig exemplaar is het en het heeft al een plaatsje gekregen aan de rand van de amfibieënpoel die er deze zomer zal komen. Twee grote bananenplanten staan goed ingepakt te pronken, straks mag het frakske er af als het weer wat warmer wordt. Het kippenhok is een pareltje. “Het Heilig Hartbeeld dat er middenin stond is door het geweld van de kippen gehavend. Maar de spreuk die tegen de muur hangt blijft parmantig overeind.” Gie begint al te lachen als hij ons de spreuk laat lezen: “Twee kippen komen mekaar tegen. Zegt de ene kip tegen de andere. Hoe is het met je kinderen? Goed hoor. De ene is advocaat en de andere uitsmijter.“

Amai, gij moet nog veel snoeien!

Het typeert hem ten voeten uit, altijd met een kwinkslag en met een stevige knipoog. Het moet allemaal niet te serieus zijn. Zo kan hij vooral heel goed relativeren. “Mijn schoonzus kwam ooit op bezoek en toen ze onze tuin zag, zei ze “Amai gij moet nog veel snoeien!” Tot haar grote verbazing antwoordde ik dat ik net klaar was!”

Aan het hoofd van een Stap en Trap activiteit in 2018.

Aan het hoofd van een Stap en Trap activiteit in 2018.

In zijn vrije tijd nemen de natuur en planten een belangrijke plaats in. Zo stapte hij mee in het project van het Koolhof. Een groep vrijwilligers neemt daarbij de begijnhoftuin van het Stedelijk Museum onder haar hoede. “Het is een heel plezant idee om oude groenten in ere te herstellen en de hof ook de uitstraling te geven van een tuin uit de vorige eeuw. Sommigen kennen er niet veel van, maar iedereen is bereid om mekaar mee op sleeptouw te nemen om de dingen beter te leren kennen en te kunnen. Elke vrijdagnamiddag komt een ploegje samen en je ziet het ongelooflijk hard vooruit gaan. Dat is echt motiverend. Ik heb hier nu een insectenhotel klaar staan voor het Koolhof. En toen de duiven de kolen teisterden, maakte ik een vogelverschrikker met een merelnest in zijn buik. Op die manier kan ik mijn creatief ei een beetje kwijt.”

Straalmotoren

Ook bij Natuurpunt is hij meer dan een goede bekende. “Een zelfde gevoel heb ik bij Natuurpunt, waar ik inderdaad al vele jaren vrijwilliger ben. Hier ben ik verzeild geraakt door Jack Govaerts. Ik kocht schoenen bij hem, hij had een winkeltje samen met zijn vrouw May in de Donckstraat in Meer. Ik geraakte er mee aan de babbel en hij nodigde me uit om met Natuurpunt een busreis te maken naar Flevoland. Ik leerde er Wim Verschraegen, Bart Hoeymans en Tom Verschraegen kennen en de dingen die we tijdens die busreis allemaal zagen, trokken me helemaal over de streep. Na een spaghetti-avond in de Mussenakker was ’t vertrokken. Alles hangt wat aan mekaar. De JNM organiseerde een aantal kampjes en weekends hier in de tuin en ik trok meer en meer met de vriendengroep van Natuurpunt op.”

Zijn bijdrage is er niet gering. Met zijn creatieve ideeën zorgt hij vaak voor een extra beleving tijdens activiteiten. Iedereen kent hem als de man die zich graag verkleedt, een grote kindervriend die zorgt voor net dat beetje meer. Zo zorgde Gie tijdens de winterperiode voor een echte voedertafel voor de vogels - met borden, glazen en bestek dus. Voor een mineralententoonstelling kwam hij aanzetten met een gigantisch rotsblok, voor een optreden kwam hij op de proppen met een heksenbezem met drie straalmotoren… met Gie is humor nooit veraf.

Flieter

Honderduit vertellend komt Gie helemaal op dreef. De ene anekdote volgt de andere op, het wordt lachen met tuiten. Hij vertelt over het horloge van Jack, kippen die hij in slaap liet vallen en hoe hij ooit koeien liet omvallen. “Het horloge van Jack, dat was echt een verhaal dat gewoon te gek is om verzonnen te zijn. Jack Govaerts kreeg voor zijn plechtige communie een horloge met een “flix-a-flex”-bandje. Toen Jack een paard in de gaten kreeg dat aan het plassen was, merkte hij de grote “flieter” op en vond het een geweldig idee om eens te kijken of zijn horloge er omheen paste.

Trots haalt Gie plots een zelf gemaakt rek tevoorschijn. “Ik heb dat gemaakt met allemaal “mikken”

Trots haalt Gie plots een zelf gemaakt rek tevoorschijn. “Ik heb dat gemaakt met allemaal “mikken”

Alleen, na het plassen is die “flieter” natuurlijk ook snel weer weg… en zo ook het horloge. Daar stond Jack. Later tijdens wandelingen stopten we bij elk paard en werden we muisstil. Misschien is dit wel het paard dat…”

Misschien is dit wel het paard dat…

Kippen laat hij echt in slaap vallen, maar die koeien omgooien … “Dat was eigenlijk een grap. We waren op stap met enkele “nieuwe” Natuurpunters. Mensen die ons eigenlijk niet zo goed kenden. Onderweg beginnen we een verhaal over koeien. Dat je die op een sierlijke manier op hun zij kan leggen. En tegen mekaar allemaal aan het uitleggen hoe we dat deden… aaien over het bolleke, iets in de oren fluisteren, recht in de ogen kijken, buikske ruis, … Niks van aan natuurlijk, maar we vertelden het met zoveel overtuiging dat we het zelf begonnen te geloven.”

Kinderen voelen zich op één of andere manier altijd aangetrokken door hem. “Ik heb er zelf niet echt een verklaring voor. Maar ik zet me op knieën en voeten, zet een zot gezicht op en ik heb heel de nest aan me hangen. De kinderen van de mensen van Natuurpunt noemden me steevast “Zotte Gie” en elke keer als ze me zagen, werd het een bestorming om me zo snel mogelijk op de grond te krijgen.”

Dat leverde nogal rare taferelen op

Schrikken

Via de KWB van Meer geraakte Gie betrokken bij het veilig overzetten van de zangertjes tijdens nieuwjaarke zoete. “Ik verkleedde me dan ook altijd. Dat leverde nogal rare taferelen op. Zo verkleedde ik me als palmboom, met onder andere allemaal flesjes Palm. Het was een hele constructie die ik op die manier mee te zeulen had en ik had er uiteraard heel wat bekijks mee. Maar de lol was er wel wat af toen bleek dat ik met mijn kostuum niet binnen geraakte in de café’s en dus tot grote hilariteit van iedereen telkens buiten moest blijven staan.”

“We hebben ze in Hoogstraten ook even laten schrikken,” gaat Gie verder. “Toen ik bij een feestje bij Frans van der Kaa hoorde dat er steenstukjes van de Hoogstraatse kerktoren afbrokkelden, ben ik onmiddellijk met Bart en Wim naar mij thuis gereden. Daar haalden we enkele grote blokken Franse zandsteen op en die hebben we in het donker snel over de nadar aan de kerk heen gegooid. Dat leverde ’s morgens bij de hoogmis ongetwijfeld verbaasde blikken op. Ook burgemeester Van Aperen bleek toen danig onder de indruk geweest te zijn. Al had hij wel door dat het om een volgens hem “flauwe” grap ging.”

Breydel met pispot

Zijn grappen brachten Gie ook wel eens in een lastig parket. “We waren met Natuurpunt in de Argonne (Frankrijk). Tom Verschraegen nam de hele groep op sleeptouw voor een excursie. Ik bleef wat hangen en zou de afwas wel doen. Ik wilde hen evenwel verrassen. In het houthok achter het huis waar we verbleven, vond ik wat attributen en ik verkleedde me als Jan Breydel, met een pispot op mijn hoofd… Ik ging op pad om die gasten eens goed te doen verschieten en dat lukte aardig. Goed gelachen en nadien ging ik met de groep terug naar huis.

... met buikkrampen van het lachen op de grond

Maar door het gewicht van mijn uitrusting kon ik natuurlijk niet zo goed volgen en raakte ik wat achterop. Komt daar toch ineens het Frans leger aan, een colonne van tanks en legervoertuigen met allemaal soldaten… en ik stond daar als Jan Breydel! Ik heb toen meteen mijn indrukwekkendste pose aangenomen, die Natuurpunters lagen met buikkrampen van het lachen op de grond. En gelukkig, ook die Franse soldaten zagen er de humor van in en stonden allemaal in “geef acht”. Zouden ze geweten hebben wie Jan Breydel was?” (oa)

DE WERELD VAN SJAH

Lentekriebels

Lentekriebels

© Karel Huet