16 minute read

Klapekster wil bezoekers zo veel mogelijk buiten...

Om te kunnen genieten van de natuur!

“Ach, ik ga ermee slapen en sta ermee op,” lacht Chris van Boxel. Maar dan heeft ze het dit keer niet over Natuurpuntvoorzitter Drej Oomen, wel over “de chape, kabelgoten en noem maar op…” Als coördinator van de Klapekster volgt ze de verbouwingen van het bezoekerscentrum mee op. Het is de bedoeling om op zondag 2 juli de deuren feestelijk te heropenen. Over die grondige renovatie, de werking van Natuurpunt, het wel en wee van de Hoogstraatse natuur hadden we een uitgebreide babbel met Chris, Drej, verantwoordelijke Koen Verschueren en bestuurslid Jos Martens. Over de Klapekster new look zijn ze het allemaal roerend eens: “De ambitie blijft om de bezoekers ertoe te bewegen om zoveel mogelijk de natuur in de vallei van het Merkske zelf te gaan beleven. Je zou dus kunnen zeggen dat wij de mensen buiten willen, ja…”

Jos Martens was tien jaar geleden de ‘werfleider’ aan het hoofd van de vrijwilligersploeg die eigenhandig de bouwvallige stal van de kolonieboerderij tot een bezoekerscentrum ombouwde. “Toen deden we alles helemaal zelf. Eerlijk gezegd konden we ook niet anders, omdat we als natuurvereniging niet over de middelen beschikten om zo’n project uit te besteden. Nadeel daarvan is dat de werken dan maanden en maanden in beslag nemen.”

“Waar we nu niet de tijd voor hadden,” vult Chris van Boxel aan, “je kunt de vele vrijwilligers en de bezoekers niet anderhalf jaar of zo voor een gesloten Klapekster laten staan. We hebben dit keer dus wel de sloopwerken gedaan, maar vervolgens een aannemer ingeschakeld.”

Vocht

DHM: Was een grondige renovatie nu al echt nodig?

Chris: Toch wel. Het gebouw was niet zonder mankementen. Al snel bleken er niet voldoende toiletten, bijvoorbeeld. De circulatie doorheen het gebouw was ook erg onpraktisch, zo was het een heel geloop naar de drankvoorraden helemaal aan de andere kant in de kelder. Er waren ernstige vochtproblemen: vroeger was dit een paardenstal, nu deden de zouten in het optrekkend vocht de verf afbladderen, elke winter stond de kelder ook wel eens onder water. En nog belangrijker misschien, is dat we nood hadden aan meer ruimte om het stijgende bezoekersaantal aan te kunnen.

Koen Verschueren en Jos Martens slopen de vochtige muren

Koen Verschueren en Jos Martens slopen de vochtige muren

Koen Verschueren: Zelfs de binnenmuren hadden last van het vocht, dus als je alles al moet afkappen om vochtwerende folie aan te brengen, kun je maar beter het probleem structureel aanpakken. Het geeft de kans om alle muren weg te halen zodat er één grote, lichte ruimte ontstaat die meer mogelijkheden biedt.

Chris: Met onder meer een podium voor lezingen of voorstelling, een praktischer werkruimte voor de vrijwilligers, meer sanitair, een toilet voor rolstoelgebruikers, een bijkomende nooddeur. Het heeft ons maanden voorbereiding gekost om alles goed te herdenken en te plannen, aangezien we de beschikbare ruimte helemaal wilden herdenken. De toog, het winkeltje, de infostand, de keuken, werkruimte… liggen nu allemaal aan de straatkant. De collectie van het Spannenburgmuseum wordt niet meer apart tentoongesteld, maar veel meer geïntegreerd bij activiteiten.

DHM: Kan dit allemaal in een geklasseerd gebouw?

Drej Oomen: Dit gebouw zelf is niet geklasseerd als monument, wel ligt het in een beschermd landschap. De buitenkant van de gebouwen moet daarom bewaard blijven, de binnenkant niet. Voor elke wijziging aan de buitengevels moet je dus overleg hebben met de mensen van erfgoed. Hoewel wij nu een zeer grondige renovatie van de binnenruimte hebben, hopen we wel de sfeer van het bezoekerscentrum intact te laten. Is het overigens niet de beste bescherming van erfgoed dat er in geïnvesteerd wordt zodat het een duurzame bestemming kan krijgen?

Een Gageleer zal beslist smaken aan de nieuwe toog in de Klapekster…

Een Gageleer zal beslist smaken aan de nieuwe toog in de Klapekster…

Regionaal en biologisch

De Klapekster maakt voor hap en tap bewuste keuzes. In het bezoekerscentrum trekt Natuurpunt Markvallei zoveel mogelijk de kaart van de eerlijke, biologische en regionale producten. Ruime bekendheid geniet ondertussen het typische ‘Natuurpuntbier Gageleer’. Dit bier is 100% biologisch, een groot deel van de grondstoffen worden geteeld in de Kempen. Hetzelfde verhaal gaat op voor de biologisch gestookte jenevers van eigen makelij. De ‘Wortelse Tongklever’ wordt gemaakt op basis van plaatselijk geplukte sleedoorn, voor de ‘Bonte Dikkop’ gebruikt men pijpenstrootje.

Fruitsappen haalt men bij de Drie Wilgen, een biologische producent uit Heist-opden-Berg. Met Widar is er een nauwe samenwerking. De heerlijke cake, Fenegriekkaas en de knabbelstokken komen van deze Zondereigense biologische zorgboerderij en -bakkerij. Hun koeien grazen o.a. op percelen in het Turnhouts Vennengebied. Voor de thee en wijn klopt Natuurpunt Markvallei aan bij Wereldwinkel Hoogstraten. Chris van Boxel: “Ook met de Wereldwinkel hebben we een bijzonder goede verstandhouding. Onze jenevers bijvoorbeeld zijn ook in hun winkel in de Gelmelstraat verkrijgbaar.” (nad)

Geld

DHM: Wie betaalt die investering?

Drej: Wijzelf zijn niet de eigenaar van het gebouw, wij hebben het in erfpacht van de gemeente. Die heeft het op haar beurt in erfpacht van Kempens Landschap. De gemeente moet in principe instaan voor de onkosten aan de buitenkant van het gebouw – let wel, nu hebben we het enkel over dit gedeelte, niet over het boerderijgedeelte van de Bonte Beestenboel. Wanneer wij de gemeente en Stichting Kempens Landschap vroegen of we de werken mochten doen, stemden zij daarin toe. De totale kost voor Natuurpunt Markvallei is evenwel zo groot, dat de reserve die we hadden opgebouwd niet kan volstaan.

Is het niet de beste bescherming van erfgoed dat er in geïnvesteerd wordt?

Koen: Op de bank hoefden wij niet te rekenen, van zodra die horen dat je een vzw bent, gaan alle boeken prompt toe. Uiteindelijk hebben we onze toevlucht genomen tot een win-winlening. We hebben dus dertig mensen gevraagd of zij bereid zijn om ons tegen een schappelijke intrest een bedrag te lenen, waarvan wij jaarlijks een deel terugbetalen.

Drej: Het deed deugd om te ervaren dat de mensen die we aanzochten, zo’n groot vertrouwen in ons initiatief hebben. Wij vonden dus zonder veel problemen de nodige ‘aandeelhouders’. Uiteraard hebben wij vooraf grondig nagedacht over de terugbetaling. Die middelen halen wij vooral uit de inkomsten van de cafetaria in de Klapekster.

DHM: Ook in de Kolonie van Merksplas komt er een bezoekerscentrum, niet?

Chris: Ja, maar dat is toch echt wel een heel andere invulling. Zij zullen focussen op de geschiedenis van de kolonies, wij op de natuur. Onderling is er een wisselwerking, we verwijzen naar mekaar door wanneer de bezoekers nood hebben aan andere info.

Drej: Het gehele opzet is verschillend. De restauratie en invulling van de gebouwen in Merksplas is onvergelijkbaar veel groter en anders. Hier in Wortel hebben we veel meer natuur. Mensen warm maken om die natuur te beleven, dàt is onze doelstelling.

Chris: Bij ons zul je geen grote infoborden over de kolonie of zelfs over de natuur vinden. Wij willen inzetten op de informatie die onze vrijwilligers geven. We maken wel folders en banners en stellen die ter beschikking, maar het is er vooral om te doen dat de bezoekers zien en voelen dat ze hier terecht kunnen met hun vragen over de natuur. Wat is de mooiste wandeling hier? Kijk, we fotografeerden een paddenstoel, welke soort is dat? Onze vrijwilligers zullen hen op een enthousiaste manier antwoorden, dat is het soort van betrokkenheid die zelfs het beste infobord niet kan geven.

Koen: En dat dus op een zo laagdrempelige manier. Iedereen moet hier terecht kunnen. Wel of geen lid van Natuurpunt, wel of niet lid van een politieke partij, zowel de gewone toerist als de natuurkenner…

Chris: Met de verbouwing zullen we ook tijdig klaar zijn wanneer de kolonies in 2018 werelderfgoed worden. Onze bezoekersaantallen gingen nu al ieder jaar in stijgende lijn, minder bezoekers zullen we dan beslist niet krijgen, integendeel!

2016 in cijfers

Bezoekerscentrum De Klapekster werd in Wortel-Kolonie een succesverhaal, groter dan de initiatiefnemers destijds zelf durfden hopen. “Het begon vrij bescheiden in 2007 toen we nog alleen op de zondagen open waren. Dit volstond niet en vrij vlug gingen we ook op andere dagen openen waardoor het bezoekersaantal snel de hoogte in ging,” zegt coördinator Chris van Boxel. In 2010 kreeg het bezoekerscentrum al 16 000 bezoekers over de vloer. In 2016 staat de teller op 33.000.

Natuurpunt Markvallei is echter niet alleen de Klapekster, er is zo veel meer te doen. De cijfers van 2016: 94 georganiseerde publieksactiviteiten, 16 aangevraagde wandelingen, 48 aanvragen voor groepsbezoeken, 67 klasbezoeken, 38 cursusdagen , 4020 aantal deelnemers aan allerlei publieksactiviteiten, 87 cursisten, 96 cafetariavrijwilligers, 96 vergaderingen…

Het ledenaantal steeg van 169 aangesloten gezinnen in 2013 tot 906 in 2016. Voorzitter Drej Oomen: “De trend is in heel Vlaanderen positief, maar met onze afdeling steken we er wel een beetje bovenuit. Onze talrijke en veelzijdige activiteiten zijn hieraan uiteraard niet vreemd. En onze verwachting is dat de mogelijke erkenning van de beide Koloniën als werelderfgoed er nog een schep leden bovenop gaat geven.”

Die brede waaier aan activiteiten vraagt de inzet van vele vrijwilligers. Hun aantal stijgt jaarlijks, wat vooral te maken heeft met de positieve sfeer en met het grote aanbod aan dingen die mensen er kunnen doen om de handen uit de mouwen te steken. Administratie, communicatie, het verzorgen van de tuin, beheerswerken in de natuur, poetsen, tappen, natuuronderzoek, opvolgen van beleidszaken, computerwerk, onderhoud website, nadenken en doen. Een hoop bezigheden waarvoor je absoluut niet noodzakelijk een natuurspecialist hoeft te zijn.

Wie om welke reden dan ook op zoek is naar nieuwe uitdagingen, het adres is: bc.deklapekster@natuurpunt.be. Warm aanbevolen. (nad)

Leeuwendeel

DHM: De kolonie grenst aan Nederland, hebben jullie contacten over de landsgrens?

Drej: Eigenlijk gaat het om een veel ruimer gebied dan Wortel-Kolonie, wij zijn het bezoekerscentrum voor de vallei van het Merkske. In totaal gaat het om 1.500 hectaren natuur die door drie partijen beheerd worden: het Agentschap Natuur en Bos, Staatsbosbeheer en Natuurpunt. Van die drie zijn wij de kleinste partner.

Koen: De natuur houdt zich niet aan landsgrenzen, het is dus logisch dat we samenwerken met onze buren op vlak van ontsluiting en toegankelijkheid, studie en beheer. Wij zijn wel de enige die in dit gebied een bezoekerscentrum hebben. In heel wat beleidszaken op vlak van natuur zijn de Nederlanders een voorbeeld waar onze politiekers gerust wat inspiratie zouden kunnen vinden.

DHM: Niet alle politiekers dragen jullie een even warm hart toe. Bij de discussies over de gemeentelijke aankoopsubsidie van Den Rooy leek het voor sommigen alsof jullie zelfs geen Hoogstraatse vereniging zijn. Hoe zit dat nu precies?

Drej: Mag ik eerst en vooral zeggen dat wij met geen enkele partij een binding hebben?! Wij willen heel bewust apolitiek zijn, wij zoeken ook niet zelf de confrontatie op en voelen ons erg onwennig wanneer het die kant op gaat… Dat Natuurpunt een Hoogstraatse vereniging is, hoeft eigenlijk geen betoog. In 1979 gingen wij hier van start als lokale afdeling van de Wielewaal die in Turnhout was ontstaan. Wij tellen momenteel 906 aangesloten gezinnen in ons werkingsgebied Hoogstraten, Rijkevorsel en Baarle-Hertog. Het grote leeuwendeel daarvan is Hoogstraats. Onze werking beperkt zich al jarenlang tot die drie gemeenten. Ons bestuur is erg Hoogstraats getint, de meesten van onze 150 vrijwilligers zijn ook mensen van hier. We krijgen al meerdere jaren een subsidie als Hoogstraatse vereniging, waarvoor we trouwens dankbaar zijn. Onze Natuurpuntafdeling is dus echt wel Hoogstraats…

Waarover ging het dan in die discussie? De aankoop van een groot gebied als Den Rooy kunnen wij onmogelijk zelf financieren. Daarvoor rekent een afdeling dan op de solidariteit binnen het grotere Vlaamse geheel van Natuurpunt. Het is dus de nationale koepel die Den Rooy moet aankopen. Blijkbaar lag dat even wat moeilijk voor sommigen in de gemeente toen we die vroegen om hun eigen subsidiereglement voor de aankoop van een natuurgebied te volgen.

In het verlengde van de toog komt een fraai vormgegeven winkelgedeelte.

In het verlengde van de toog komt een fraai vormgegeven winkelgedeelte.

DHM: Waarin verschillen jullie van andere Natuurpunt afdelingen?

Drej: Onderling zijn er inderdaad heel wat verschillen. Wijzelf mogen rekenen op bijzonder veel actieve leden: 150 vrijwilligers op 906 aangesloten gezinnen, dat zul je elders niet zomaar terugvinden. Koen: Wij creëren ook een grote betrokkenheid van die vrijwilligers door laagdrempelig te werken en hen veel vrijheid te geven. Ze melden zichzelf aan om te komen helpen, ze kiezen zelf in welke mate en wanneer ze dat doen. Dat stimuleert mensen om de handen uit de mouwen te steken.

Drej: Mensen zien ook dat wij proberen het verschil te maken in de dingen die wij moeten doen: het aankopen van natuurgebied wanneer er zich een kans voordoet, onze nek uitsteken zelfs in netelige beleidszaken wanneer die de natuur in onze regio aanbelangen, een bezoekerscentrum openhouden.

Natuur houdt zich niet aan landsgrenzen, het is dus logisch dat we samenwerken met onze buren

Chris: Maar wie in ons bezoekerscentrum binnenkomt, zal nooit aangespoord worden om toch maar lid of vrijwilliger te worden. Men voelt de betrokkenheid van wie hier werkt, en dat triggert blijkbaar interesse van mensen. Vrijwilliger zijn in onze vereniging is in belangrijke mate een sociaal gebeuren, de vrijwilligers voelen zich goed in hun vriendengroep. Een voorbeeld daarvan is de groep die elke maandagvoormiddag samen beheerswerken uitvoert in Den Rooy.

Achteruit

DHM: Jullie maken je sterk dat je het verschil maakt, betekent dat dan dat de natuur in onze streek het goed doet?

Drej: Dat is een heel moeilijke vraag, moet ik zeggen. Aan de ene kant hebben we een aantal zaken echt wel kunnen redden zodat ze als stuk natuur bewaard blijven. Aan de andere kant is het niet goed met onze natuur gesteld. Het is heel jammer om vast te stellen dat de biodiversiteit bijzonder snel achteruitgaat. Kijk maar naar de sterke terugval van de leeuwerik, kievit, grutto, wulp. Dat los je dus niet op door Den Rooy aan te kopen.

Koen: De natuur doet het enkel in aaneengesloten gebieden als die aan het Merkske echt goed. Maar in het buitengebied is dat jammer genoeg helemaal niet zo. Er zijn te veel kleine landschapselementen verdwenen, de biodiversiteit lijdt daar erg onder. Om daar op termijn verandering in te brengen, moeten wij misschien nog meer gaan wegen op het beleid. Politiek wordt de zorg voor de natuur nog lang niet genoeg vertaald…

DHM: Is dat de reden waarom Natuurpunt zo hard stelling neemt in de dossiers van de meststallen in de vallei van het Merkske?

Drej: Ja, omdat dit zo’n belangrijke materie is. Het gaat om niks meer of minder dan de vrijwaring van een uniek stuk natuur. Het stroomgebied van het Merkske is 6000 hectare, waarvan 1500 hectare erkend is als natuurgebied. Zowel in Nederland als op Europees niveau erkent men het belang daarvan en zijn er beschermingsmaatregelen. Het vergunnen van de aangevraagde stallen is daar op geen enkele manier mee te rijmen.

Koen: Het is dus jammer genoeg wachten tot de Europese overheid Vlaanderen stevig op de vingers tikt omdat de natuurdoelstellingen echt niet gehaald worden. Er is een duidelijke kaderrichtlijn water die het Merkske tot speerpuntgebied maakt. De waterkwaliteit is er nog goed maar moet nog verbeteren. Daar zijn dwingende regels voor. Waar wachten de Vlaamse en lokale overheid dan nog op om de regelgeving toe te passen?

Vrijwilligers rollen de mouwen op voor het beheer van de verschillende natuurgebieden.

Vrijwilligers rollen de mouwen op voor het beheer van de verschillende natuurgebieden.

DHM: Maakt dit jullie dan niet moedeloos?

Drej: Dat mogen wij onze kinderen en kleinkinderen niet aandoen… Soms bekruipt je een dreigend gevoel van teleurstelling – maar gelukkig staat daar nog genoeg tegenover. De groeiende bijval die je ervaart van de mensen. De voorbeelden in Nederland die aantonen dat een goed ecologisch beleid wel degelijk kan.

Jos: Voor wie van de natuur houdt, is opgeven geen optie. Men moet ook niet denken dat wij het gemunt hebben op landbouwers, wel geloven wij dat er eenander landbouwbeleid moet komen. Ook een andere manier om aan landbouw te doen, moet rendabel kunnen zijn. Hoe verklaar je anders dat de prijzen voor landbouwgrond zo hoog blijven: 14 euro per vierkante meter in Meerle, 17 euro in Sint Lenaarts. Dan moet er toch nog geld te verdienen zijn in de landbouw als er zo’n prijzen gehaald worden?

Heel wat meer ruimte en licht in de nieuwe Klapekster; de toog en de winkelruimte komen tegen de straatkant; daarnaast is er nog opslagruimte wat veel praktischer werkt voor de vrijwilligers.

Heel wat meer ruimte en licht in de nieuwe Klapekster; de toog en de winkelruimte komen tegen de straatkant; daarnaast is er nog opslagruimte wat veel praktischer werkt voor de vrijwilligers.

Toerisme

DHM: Hoe moeilijk is het om het succes van recreatie en toerisme in natuurgebieden te rijmen met een duurzaam beheer?

Chris: We moeten blij zijn dat er alsmaar meer mensen de natuur opzoeken. In een gebied als Wortel-Kolonie kan recreatie perfect op de plaatsen waar dit opengesteld is. Het is de reden dat wij een heel aantal uitgestippelde wandeltrajecten met verschillende afstanden hebben. Maar men moet op de routes blijven, de honden aangelijnd houden en dus ook respecteren dat sommige kwetsbare gebieden niet toegankelijk zijn. Als een gebied voldoende groot is en we de bezoekers daarbinnen kunnen spreiden, dan blijft er voldoende evenwicht tussen zachte recreatie en goed natuurbeheer.

Jos: Als we een gebied aankopen, dan moet het ook wel de bedoeling zijn om dit toegankelijk te maken. Maar om de verscheidenheid aan soorten te vrijwaren, of om de eigenheid van een gebied in stand te houden, moet je mensen kunnen weghouden. Een mooi voorbeeld daarvan is een stuk hoogveen in Den Rooy, dat is veel te kwetsbaar om de wandelroute daar doorheen te sturen.

Drej: Dat klopt wel. Den Rooy is te klein om bijvoorbeeld naast een wandelpad ook nog eens routes te hebben voor ruiters of mountainbikers. Dit is gemakkelijker in een groot gebied met dreven zoals hier in de kolonie.

DHM: Hoe ver reiken de ambities voor Natuurpunt?

Drej: In de dingen blijven geloven en op die weg verder blijven groeien. Op naar de 1000 aangesloten gezinnen. Dat houdt ook in dat we ons blijven inspannen om waardevolle gebieden aan te kopen als er zich opportuniteiten voordoen.

Koen: En hopen dat de natuur beter kan doen wanneer ons ruimtelijk beleid beter wordt. Het zou toch vanzelfsprekend moeten zijn dat ook Vlaanderen en Hoogstraten de Europese regelgeving correct toepassen!

Chris: Hoe klonk het ook alweer: voor iedereen op wandelafstand natuur hebben. Zo belangrijk voor de gezondheid van de mens.

DHM: En voor de Klapekster als bezoekerscentrum?

Chris: Eerst en vooral de verbouwing goed afronden, daarna de mensen blijvend de weg laten vinden naar ons. Omdat ze voelen dat ze hier welkom zijn. Geld verdienen is hier niet het hoofddoel, wel de bezoeker of vrijwilliger plezier laten ervaren. De mensen dus in de natuur laten gaan. De Klapekster wil de mensen buiten!

Waar wachten de Vlaamse en lokale overheid dan nog op om de regelgeving toe te passen?

DHM: En om af te sluiten: hoe is die liefde voor de natuur bij jezelf ontstaan?

Drej: Als zestienjarige de rechttrekking van de Mark zien, dat was het ergste dat ik ooit meemaakte. Dat lag mij echt na aan het hart. Ik vond het een verschrikking om te zien hoe overal de mooie stukken verdwenen, beemden, bosjes, natte stukken… In de plaats kwamen overal landbouwvelden gekoppeld aan ruilverkaveling. Dat heeft mij nooit meer losgelaten.

Jos: Ik denk dat ik grotendeels ditzelfde antwoord moet geven, ja. Al van kleinsaf had ik van de natuur leren genieten. Niet altijd vanzelfsprekend misschien: want eerst wel eens een konijntje gestroopt, ook wel gejaagd… om uiteindelijk een echte natuurliefhebber te kunnen worden. Dat is het verhaal van stroper en boswachter, zeker?

Koen: Eigenlijk was het vanzelfsprekend om in de natuur te zijn. Ik woonde in Wortel, de vallei van de Mark was mijn achtertuin, de velden waren de speeltuin. En met vader mocht ik mee gaan jagen, dat ging nooit om veel schieten en doden, wel om het plezier van hele dagen in de natuur te wandelen en dingen te leren kennen.

Chris: Ik ben een tuinbouwersdochter, van jongsaf leren werken in het bedrijf, maar ook nog zwemmen in de Mark, spelen in het bos naast het huis. Natuurliefde werd niet echt gestimuleerd, maar dat ging bijna vanzelf. Nadat ik Drej leerde kennen, werd dat nog meer vanzelfsprekend. Zo gaat dat met goeie dingen, die gebeuren gewoon, toch? (mdl)

De (wereld) Tongklever van SJAH

© Karel Huet

© Karel Huet