PO-Raad Congres 2016

Page 1



KENNIS VOOR MORGEN

3

10 JUNI 2016 – PAPENDAL ARNHEM


Bekijk de congresvideo


P7

KENNIS VOOR MORGEN

INHOUD WAAROP MOETEN JOUW (TOEKOMSTIGE) KINDEREN STRAKS VOORBEREID ZIJN? P19

OPENING

P21

ARJEN LUBACH

P27

WORKSHOP: EEN VISIE OP BURGER­SCHAP IN HET ONDERWIJS; ACTUELER DAN OOIT

P31

LEZING: WIE GEEFT LEIDING AAN DE PROFESSIONELE DIALOOG?

P37

5

WORKSHOP: PASSEND ONDERWIJS VRAAGT OM SUPER­GOVERNANCE WORKSHOP: SCHOOLZELFEVALUATIES

P45

20-MINUTENSESSIES

P49

POLITIEK DEBAT

P57

HOE HEEFT U DE DAG ERVAREN?

P61

ALV 9 JUNI 2016

P63

COLOFON

10 JUNI 2016 – PAPENDAL ARNHEM

P41


MIRJAN ALBERS

(Adviseur) – Cubiss “Ik wil graag dat het zelfstandige en kritische burgers worden die zien wat er in de wereld speelt, zichzelf reflecteren en dat bewustzijn omzetten in een door hun gekozen pad. Dit zijn voor mij de drie belangrijkste vaardigheden die kinderen mee moeten krijgen. We moeten beginnen met de lerarenopleidingen te veranderen. Leraren worden nu vooral didactisch en pedagogisch opgeleid en het zou goed zijn dat zij meer ontwerpbekwaam worden. Ik bedoel hiermee dat zij in staat moeten zijn hun eigen lessen te beoordelen en reflecteren. Leraren moeten nadenken over hoe het bij kinderen overkomt en hun lessen durven te veranderen wanneer dit nodig is. Dit lef stralen ze dan ook uit naar de leerlingen en dat is nodig. De leraren moeten in hun eigen kracht staan om kinderen in hun kracht te brengen. Hopelijk leidt dit uiteindelijk tot een dialoog met collega’s en leerlingen, zodat ze samen het onderwijs vormgeven en veranderen.”


KENNIS VOOR MORGEN

WAAROP MOETEN JOUW (TOEKOMSTIGE) KINDEREN STRAKS VOORBEREID ZIJN? VINCENT LAMMERS

Uitgeverij Zwijsen

“We moeten hen voorbereiden op onze innovatieve maatschappij. Er is zoveel keus en kinderen kunnen alle kanten op. Dit maakt het uitdagend om je eigen weg te vinden. Schoolbestuurders moeten hen daarbij helpen. Het is belangrijk om kinderen een goede structuur te bieden, maar ook weer niet teveel. De vrijheid en ruimte om je eigen weg te vinden is heel belangrijk. Wij moeten hen laten zien welke wegen er zijn.

10 JUNI 2016 – PAPENDAL ARNHEM

Schoolbestuurders spelen een cruciale rol. Zij moeten de kaders aanbrengen waarbinnen kinderen zelf meer regie kunnen voeren. Die kaders hebben betrekking op kwaliteit en professionali­ sering. We moeten eigenlijk de setting creëren zodat kinderen de ruimte en handvatten krijgen om hun eigen leerproces vorm te geven.”

7


KOEN OOSTERBAAN

(Bestuurder) SKO Flevoland en Veluwe “Het is belangrijk dat zij over vaardigheden beschikken om de juiste keuzes te kunnen maken. Er zijn straks beroepen die er nu niet zijn. Om hen op die veranderende maatschappij voor te bereiden, heb je vaardigheden als kritisch nadenken, samenwerken en een onderzoekende houding voor nodig. Die moeten we hen nu meegeven. We moeten daarom nu het onderwijs inrichten om deze vaardigheden bij hen te ontwikkelen. Een verschuiving van onderwijzen naar begeleiden is daarbij wenselijk. Ik vind dat we ons meer als coach in plaats van als leraar moeten opstellen. Alleen dan kunnen leerlingen zelf regie voeren, waarbij zij hun eigen leervragen formuleren, onderzoeken vormgeven en een eigen portfolio ontwikkelen.”


KENNIS VOOR MORGEN

THEA MEIJER

(Bestuurder) SPO Utrecht “Ik zou willen dat zij straks als zelfbewuste burgers hun weg weten te vinden. Dat zij bezig zijn met hun omgeving, duurzaamheid, maar bovenal het vormgeven van hun eigen leven. En dat zij in staat zijn hun eigen leefgemeenschap vorm te geven en daarbinnen goed gedijen.

10 JUNI 2016 – PAPENDAL ARNHEM

Op onze scholen zijn we nu bezig om kinderen nieuwe en andere leervormen aan te leren, waarbij zelfregie een prominente rol speelt. Ook het meegeven van gedegen kennis van rekenen, taal, maar ook burgerschap en maatschappij blijft belangrijk. Onze maatschappij en wereld verandert snel, maar deze kennis blijft belangrijk om als fundering te fungeren waarop zij verder kunnen bouwen. Het jasje waarin we deze kennis overdragen moeten we veranderen.”

9


HARRY VAN DE KANT

Voorzitter college van bestuur van stichting Panta Rhei “We leven in een onzekere en uitdagende maatschappij. De vele veranderingen vragen om een hoop flexibiliteit. De invloed van technologie is enorm en vaste systemen en instituties vallen om. Zo telt Nederland bijvoorbeeld meer zzp’ers dan ooit, ik ben benieuwd hoe die tendens zich ontwikkelt. Ook interesses en behoeftes veranderen. Al deze veranderingen hebben impact op scholen. Ik vind het bijzonder interessant hier vandaag met collega’s over na te denken en te discussiëren om zo een passende aanpak te bedenken. Hoe die eruit komt te zien? Nog geen idee.”


KENNIS VOOR MORGEN

ANJO MOOREN

Schoolleider basisschool De Regenboog

11

10 JUNI 2016 – PAPENDAL ARNHEM

“De kinderen van de toekomst moeten zich bewust zijn van de maatschappij waarin ze leven. Daarnaast is het belangrijk dat ze zich betrokken voelen bij deze maatschappij, zowel op sociaal als op zakelijk vlak. Bij dit gevoel van verbinding is een rol weggelegd voor de school. Naar mijn beleving hebben veel hedendaagse problemen namelijk te maken met het gevoel aansluiting te missen, om buitengesloten te zijn. Helaas kun je als school natuurlijk niet alle wereld­ problematiek wegnemen, maar je kunt je wel bewust zijn van de invloed die je wél hebt. Het is dus belangrijk kinderen van jongs af aan te betrekken en een sterk sociaal vangnet voor hen te creëren. Ik hoop vandaag kennis te maken met nieuwe manieren om dat vorm te geven.”



KENNIS VOOR MORGEN

13

10 JUNI 2016 – PAPENDAL ARNHEM

“In ieder kind schuilt een kracht: ze willen leren en de wereld verkennen.”



KENNIS VOOR MORGEN

OPENING RINDA DEN BESTEN

“Ons doel is dat scholen zelf hun kwaliteiten laten zien.”

Hoe zorgen we dat wie voor een dubbeltje geboren wordt, weer een kwartje kan worden? Kansenongelijk­ heid stond op het jaarlijkse congres van de PO-Raad in congrescentrum Papendal centraal. Voorzitter Rinda den Besten opende de dag met een vlammend betoog aan de sector om in actie te komen voor kansen voor álle kinderen.

15

In haar openingsspeech lanceerde Den Besten een vijfpuntenplan om de kansenongelijkheid in ons stelsel aan te pakken:

2. In onze sector gaan we, met teams, met leraren, kritisch het gesprek aan over de kwaliteit van het schooladvies.

10 JUNI 2016 – PAPENDAL ARNHEM

1. Die brede basisvoorziening voor kinderen van 0-4 jaar, moet er komen.


“Er moet een Onderwijs Kansen Check komen om te toetsen of beleid niet toch onbedoeld kansenongelijkheid bevordert.”

3. Leg het selectie-moment later dan groep 7/8 waar het nu zit. Weg met de vroegselectie! 4. Brede scholengemeenschappen en brede of dakpanbrugklassen moeten weer de norm worden; kinderen worden volwassenen die zullen moeten samenleven, en waar leer je dat beter dan op school? 5. Doorstroom moet op alle niveaus (ook MBO/HBO/WO) en op alle overstappunten verbeteren. Minister Bussemaker heeft aangekondigd in het najaar met een plan te komen om kansenongelijkheid tegen te gaan. De PO-Raad wil daar met bovenstaande punten bijzonder graag aan meewerken, zo beloofde Den Besten. Er moet een Onderwijs Kansen Check komen om te toetsen of beleid niet toch onbedoeld kansenon­ gelijkheid bevordert.

Den Besten vraagt zich wel af wat de politiek nu echt wil. “Op dit moment is het onderwijs kosten-ef­ ficiënt ingevuld. Redelijke prestaties tegen een geringe bekostiging. De overheid wil dat het primair onderwijs ambitieus is en innovatief, maar laat één ding duidelijk zijn: de basisbe­ kostiging is krap, scholen kunnen daar net voldoende kwaliteit voor leveren van het onderwijs van nu. Dat bewijzen ze. Maar willen we echte innovatie, onderwijs van de toekomst, dan moet er geïnvesteerd worden. Je hoeft geen econoom te zijn om te beseffen dat dat nóóit uit de huidige middelen kan.’’ Download hier de volledige speech van Rinda den Besten. Lees ook het interview over kansenongelijkheid dat Rinda den Besten eerder gaf aan dagblad Trouw.


KENNIS VOOR MORGEN

17

10 JUNI 2016 – PAPENDAL ARNHEM



KENNIS VOOR MORGEN

19

10 JUNI 2016 – PAPENDAL ARNHEM



“Laat je nooit vertellen dat iets niet kan.”

KENNIS VOOR MORGEN

ARJEN LUBACH

21

10 JUNI 2016 – PAPENDAL ARNHEM



KENNIS VOOR MORGEN

“Als je op vakantie gaat hoor je altijd: ‘Geniet!’ Gebiedende wijs, het is verplicht. Ik probeer dat altijd al te doen, niet alleen op reis.” 23

“Ambitie betekent voor iedereen iets anders en kan steeds veranderen.” 10 JUNI 2016 – PAPENDAL ARNHEM



KENNIS VOOR MORGEN

25

10 JUNI 2016 – PAPENDAL ARNHEM


EEN VISIE OP BURGER­SCHAP IN HET ONDERWIJS; ACTUELER DAN OOIT


KENNIS VOOR MORGEN

WORKSHOP DR. BRAM EIDHOF

Wat is het vertrekpunt? Europees gezien zitten Nederlands leerlingen in de achterhoede als het gaat om burgerschapskennis. Het gaat hierbij vooral om feitelijke

27

10 JUNI 2016 – PAPENDAL ARNHEM

“Onderwijs moet kinderen stimuleren meer vaderlandslievender te worden.”

Burgerschap in het onderwijs: er is nog een wereld te winnen Bram Eidhof presenteert aan de aanwezige schoolbestuurders en medewerkers van de PO-Raad, de belangrijkste bevindingen van zijn proefschrift ‘Influencing Youth Citizenship’. In dit onderzoek over burgerschap constateert hij dat er verschillende ideeën bestaan over wat goed burgerschap is. De verschillende pogingen van de aanwezigen in de zaal om tot een eenduidige definitie van goed burgerschap te komen illustreren dit. In die discussie helpt het om onderscheid te maken tussen doelen en waarden die breed gedeeld worden (zgn. consensusdoelen) en schoolspecifieke doelen, die voort kunnen vloeien uit de waardeoriëntatie van een school.


en historische kennis over zaken als politiek, religie en mensenrechten. Enkele bestuurders onderstrepen de urgentie en zien dit als een goed moment om burgerschap op planmatige wijze in het onderwijs vorm te geven. Meerdere bestuurders zien burgerschapskennis als een onderdeel van burgerschapsvorming. Volgens hen ontbreekt het gevoelsaspect en moreel handelen. Er wordt te weinig gekeken naar de normen en waarden die we als samenleving willen vormgeven en uitdragen. Een bestuurder geeft verder aan: “Kinderen moeten zelf de ruimte krijgen om te ervaren wat gepast en ongepast is. Normen en waarden kun je niet alleen overdragen en uitdragen, die moet je ook ontdekken en zelf ervaren.� Kortom: waar te beginnen? De een pleit om de definitie die vastgelegd is in de grondwet te volgen. De ander vindt de kerndoelen uit het WRR-rapport uit 2006, dat in opdracht van voormalig Minister-President Jan Peter Balkenende is uitgevoerd, een goed vertrekpunt.

Dilemma’s en uitdagingen De wisselende interpretaties en meningen over de definitie van goed burgerschap illustreren de uitdagingen waar de onderwijssector voor staat. De ontwikkeling van burgerschapsonderwijs begint op iedere school met het formuleren van een visie op burgerschap en concrete leerdoelen. Daarnaast geven schoolbesturen en leraren aan dat zij wegens beperkte capaciteit, tijd en kennis keuzes maken hoe en in welke mate er ruimte is om burgerschap in het lespakket op te nemen. Taal, rekenen en andere vakken krijgen de voorkeur. Tevens ontbreekt het bij de Onderwijsinspectie aan duidelijke richtlijnen vanuit de politiek, waardoor zij maar marginaal kan toetsen of scholen goed invulling geven aan burgerschap. Verschillende bestuurders pleiten ervoor om ook ouders, leerlingen en andere betrokkenen bij het vormgeven van burgerschapsonderwijs te betrekken. Velen zijn het erover eens is dat ouders een belangrijke rol spelen in het meegeven van normen en waarden bij hun kinderen.


29

10 JUNI 2016 – PAPENDAL ARNHEM

Taal als kans Er zijn niet alleen dilemma’s en uitdagingen. Er liggen ook mooie kansen. Uit het onderzoek van Bram Eidhof blijkt dat de ontwikkeling van taalvaardigheid samenhangt met de ontwikkeling van burgerschapsattitudes, -vaardigheden en kennis. Taal is belangrijk om betekenis te geven en te krijgen, zeker bij meer empathisch georiënteerde vraagstukken en thema’s die spelen in onze samenleving. Meerdere schoolbestuurders zijn enthousiast over het idee om te onderzoeken of de context waarbinnen taal gedoceerd wordt, veranderd kan worden om gelijktijdig enkele facetten van burgerschap bij leerlingen te ontwikkelen en te stimuleren. Dit zou een uitgelezen kans kunnen zijn om twee vliegen in een klap te slaan. Dat neemt niet weg dat veel scholen nog aan het begin staan van een meer integrale en planmatige aanpak van burgerschapsonderwijs.

KENNIS VOOR MORGEN

“Ik daag u uit zelf goed burgerschap te definiëren, het is niet aan de overheid om dat te doen.”


WIE GEEFT LEIDING AAN DE PROFESSIONELE DIALOOG?


KENNIS VOOR MORGEN

LEZING PROF. DR. JOSEPH KESSELS

31

10 JUNI 2016 – PAPENDAL ARNHEM

“Professionalisering van leraren verdient meer aandacht.”

Leiderschap, initiatief en motivatie Wie geeft leiding aan de professionele dialoog? Prof. Dr. Joseph Kessels buigt zich tijdens zijn lezing over deze vraag. Wie hoopt een eenduidig antwoord te krijgen, komt bedrogen uit: “Ik heb het antwoord niet. Ik weet welke richting het op gaat, maar het blijft zoeken.” Kessels is sinds kort met emeritaat als hoogleraar Human Resource Development en Educational Leadership aan de Universiteit van Twente en de Open Universiteit. Tijdens zijn lezing verkent Kessels de volgende stappen in professionalisering binnen het onderwijs. Zetten we deze stappen op de klassieke manier zoals we die kennen in de formele vorm van bijscholing? Of moet het drastisch anders?


Leiderschap en initiatief Om een gemeenschappelijk doel uit te dragen en over te brengen is volgens Kessels leiderschap nodig; het vermogen om invloed uit te oefenen teneinde iets teweeg te brengen bij anderen. Kessels stelt dat dit vermogen noodzakelijk is om een verbeterslag te maken op het gebied van professionalisering. Leraren moeten leiderschapskwaliteiten ontwikkelen en meer initiatief nemen om zo een hoogwaardige professional te worden. Maar hoe komt het dat sommige mensen (te) weinig initiatief nemen? Het lijkt erop dat we dat afgeleerd hebben: “De manier waarop we onderwijs vormgeven zorgt ervoor dat je na verloop van tijd niet zo makkelijk meer bij een collega meekijkt”, legt Kessels uit. Toch is verbinding maken een voorwaarde om een volgende stap te zetten. Hoe meer verbindingen een professional maakt, hoe meer kans op een interessante uitwisseling en dus ook kennisontwikkeling.

Intrinsieke motivatie Daarnaast lijkt het erop dat een hiërarchische vorm van leidinggeven volstaat voor het op orde brengen van de basis huishouding, maar dat het mensen ook dom houdt. Lager in de hiërarchische rang nemen mensen minder verantwoording en ontwikkelen ze zich minder snel. Juist het bevorderen van het geloof in eigen kunnen van mensen binnen de werkomgeving is volgens Kessels heel belangrijk. Omdat ieder mens de natuurlijke behoefte heeft om ergens bekwaam of zelfs goed in te zijn, loont het de moeite deze drijfveer te stimuleren in plaats van te ontmoedigen. Dit kan door meer te kijken naar wat er goed gaat in plaats van wat er beter moet en in kaart te brengen welke kwaliteiten er binnen de organisatie zoal aanwezig zijn. Daarbij helpt het om de gedachten eens te laten gaan over vragen als: wat maakt jou bijzonder? Hoe zou je dat bij ons kunnen inzetten? En: welke dromen had je toen je studeerde?


Gedeeld leiderschap Wat valt er op bij het zien van een school vissen of een zwerm vogels? Niemand lijkt formeel de leiding te nemen en toch bewegen ze in perfecte synergie. Dit principe wordt steeds meer verkend om grip te krijgen op vraagstukken die niet langer vanuit een centraal punt aanstuurbaar zijn. Gedeeld leiderschap is het vermogen om invloed uit te oefenen in een specifieke werksituatie op basis van expertise en ervaring. Dit kan snel wisselen, zoals je ook terugziet bij het Amerikaanse orkest Orpheus Chamber Orchestra. Het orkest opereert al 30 jaar zonder dirigent en met succes. Bij een stuk waarin de trompet de hoofdrol speelt, neemt de trompettist de leiding en hetzelfde principe geldt voor de andere spelers. Dit model kan ook gebruikt worden in de bedrijfswereld en is bovendien direct toepasbaar. Het is een goede manier om verschillende kwaliteiten aan het licht te brengen, te waarderen en tot bloei te laten komen.

33

10 JUNI 2016 – PAPENDAL ARNHEM

Transformationeel leiderschap Zowel binnen onze cultuur als in de natuur zien we verschillende vormen van leiderschap terug. Volgens Kessels werkt transformationeel leiderschap goed voor schoolleiders. Transformationeel leiderschap gaat om een aansprekende visie die mensen mee op sleeptouw neemt. Hierbij is het van belang om medewerkers intellectueel te stimuleren, om mensen aan te moedigen op inhoudelijk domein een volgende stap te zetten en grenzen te verleggen. In dit geval betekent dat ook dat de leider een sterke affiniteit met de inhoud van het vak moet hebben. Daarnaast gaat het om een stuk persoonlijke betrokkenheid. Geef mensen aandacht, weet wat er speelt en informeer daar ook naar. Dit zorgt voor een binding waardoor gezag en invloed makkelijker geaccepteerd worden. Bovendien geeft het een hecht familiegevoel binnen een team. Niet te vergeten is het charismatische aspect, dat te maken heeft met presentatie en uitstraling.

KENNIS VOOR MORGEN

“De klassieke hiërarchische manier van sturen houdt medewerkers dom. Het creëert gehoorzaamheid en afhankelijkheid. Dat werkt belemmerend.”



KENNIS VOOR MORGEN

35

10 JUNI 2016 – PAPENDAL ARNHEM


PASSEND ONDERWIJS VRAAGT OM SUPER­GOVERNANCE


KENNIS VOOR MORGEN

WORKSHOP SIETSKE HENDRIKS & MARIEKE DEKKERS

37

10 JUNI 2016 – PAPENDAL ARNHEM

“Wees je bewust en school jezelf in de richting van governance en samenwerkingsverbanden.”

Governance in het onderwijs staat nog in de kinderschoenen, maar governance in samenwer­ kingsverbanden binnen het passend onderwijs al helemaal. Samenwerkingsverbanden zijn ingewikkelde organisaties met complexe relaties tussen de betrokken partijen. Onderzoekers van TIAS School for Business and Society en adviesbureau BMC Advies stelden onlangs vast dat goed bestuur van samen­ werkingsverbanden in het passend onderwijs vraagt om supergovernance. Sietske Hendriks MA en drs. Marieke Dekkers MME gaan dieper in op wat dit inhoudt en hoe onderwijsprofes­ sionals supergovernance het beste kunnen toepassen.


niet te veel tijd en geld kosten. Sinds de nieuwe wet is daar een nieuwe dimensie bij gekomen: het vraagstuk van governance in samenwerkings­ verbanden binnen het onderwijs. “Juist omdat passend onderwijs zo belangrijk is en er veel geld mee gemoeid gaat, is ook de bijbehor ende governance belangrijk”, legt Hendriks uit.

Het belang van goed bestuur Wanneer we aan onderwijs denken, denken we aan het kind. We denkenaan opvoeding, vorming, het tot bloei laten komen van talent. De bestuurlijke kant van het onderwijs is daarentegen een stuk abstracter en daarmee vaak het ondergeschoven kind. Governance, oftewel goed bestuur, mag vooral

Waar gaat goed bestuur, good governance, over? • Roldefinitie Er is een bestuursstructuur en –cultuur passend bij het type organisatie en de aard van de primaire processen. • Rolbesef Alle bij de governance betrokkenen zijn zich bewust van hun positie(s) en rol(len). • Rolneming Alle betrokkenen zijn in staat zich rolvast te gedragen en te schakelen tussen verschillende rollen.


• Reflectie Alle betrokkenen zijn bereid te spreken over en te reflecteren op hun gedrag, onderlinge relaties, interacties en de effectiviteit daarvan.

39

10 JUNI 2016 – PAPENDAL ARNHEM

Samenwerkingsverbanden zijn nieuwe, complexe en afwijkende organisaties. Zo nieuw zelfs, dat Dekkers voorafgaand aan haar eigen onderzoek eerst een nieuwe definitie over dit type organisatie moest formuleren. Een samenwerkingsverband is een interbestuurlijke organisatie met een bovenbestuurlijke opdracht, zo stelde zij. Samenwerkingsverbanden hebben een forse maatschappelijke opdracht waar veel stakeholders met veel verschillende belangen bij betrokken zijn. Deze samenwerkings­ verbanden brengen ook weer specifie ke governance vraagstukken met zich mee op het gebied van rolverwarring, tegenstrijdige belangen, onduidelijke bevoegdheden en het ontbreken van een plek voor inbreng van het eigen instellingsbelang van het schoolbestuur.

Toepassing van supergovernance De belangrijkste conclusie is dat participanten van samenwerkingsverbanden extra goed na moeten te denken over de risico’s en valkuilen van good governance. Een samenwerkingsverband is geen schoolorganisatie, daarmee vraagt het iets anders van governance. Een schoolorganisatie is een enkelvoudige organisatie, een samenwerkingsverband een interbestuurlijke. Daarbij gaat het niet alleen om een eigen inbreng, samenwerken is een must. Hoe is deze complexe materie het beste toe te passen? Dekkers: “Door de bewustwording van risico’s, valkuilen en van de complexiteit van het samenwerkingsverband. Daarnaast helpt het om in het samenwerkingsverband gebruik te maken van wat er onlangs op dit onderzoeksterrein verscheen. Dat is het vlugschrift, maar ook de aanzet tot een code Goed Bestuur. Reflecteer op gedrag en voer samen het gesprek.”

KENNIS VOOR MORGEN

“Juist omdat passend onderwijs zo belangrijk is en er veel geld mee gemoeid gaat, is ook de bijbehorende governance belangrijk.”


SCHOOLZELFEVALUATIES


KENNIS VOOR MORGEN

WORKSHOP DR. ARNOLD JONK & HERMAN BIJSTERBOSCH

41

10 JUNI 2016 – PAPENDAL ARNHEM

Goede schoolzelfevaluaties leiden tot meer vrijheid en zelfregie Het toezicht vanuit de Onderwijsinspectie op scholen in het primaire onderwijs is veranderd. De wijze waarop zij nu haar wettelijke taak uitoefent moet leiden tot meer zelfregie van scholen en een beter inzicht en borging van de basiskwaliteit. “Schoolzelfevaluaties spelen daarbij een cruciale rol”, aldus Herman Bijsterbosch, coördinerend inspecteur bij de Onderwijsinspectie. Samen met hoofdinspecteur primair onderwijs en expertisecentra Arnold Jonk, geven ze een heldere en duidelijke presentatie over de nieuwe rol van de Onderwijsinspectie en waarom een goede schoolzelfevaluatie zo belangrijk is. In slechts een klein uur werd een hand vol vragen en onderwerpen naar ieders tevredenheid behandeld. Er bleef zelfs voldoende tijd over om van het zomerse weer te genieten.


Waarderen in plaats van beoordelen Er komt meer ruimte voor scholen om zelf invulling te geven aan ambities ter verbetering van de kwaliteit van het onderwijs binnen hun scholengemeenschap. In tegenstelling tot voorheen beoordeelt de Onderwijsinspectie in de toekomst alleen nog de basiskwaliteit van scholen. De basiskwaliteit bestaat uit de drie pijlers: eindopbrengsten, didactisch handelen en sociale veiligheid. Met een goede basiskwaliteit als fundering is er voor scholen voldoende ruimte om eigen ambities en doelstellingen ter verbetering van de kwaliteit te formuleren en te implementeren. Deze ambities en doelstellingen kunnen onder andere betrekking

hebben op de maatschappelijke opdracht, het verbeteren van de schoolzelfevaluaties en strategische financiĂŤle planningen. Dit wordt in de toekomst niet meer beoordeeld, maar enkel nog gewaardeerd. Met name dit punt riep vragen op bij het publiek. Een waardering is in de ogen van enkele aanwezigen nog steeds een oordeel. Herman Bijsterbosch legt uit dat met betrekking tot de zelf geformuleerde ambities en doelstellingen niet meer met het vingertje gewezen wordt. Een school wordt hier niet meer op afgerekend, maar wel aangemoedigd en gestimuleerd om het goed en realistisch vorm te geven en te implementeren. Wat is een goede schoolzelfevaluatie? Om de basiskwaliteit op orde te hebben zijn goede schoolzelfevaluaties noodzakelijk. Een goede communicatie tussen een school en de Onderwijsinspectie is


resultaat is er minder draagvlak en minder aanleiding om successen te vieren. Hier ligt een belangrijke taak voor het schoolbestuur. In de praktijk Indien een school haar zaakjes op basis van goede zelfevaluaties op orde heeft en de basiskwaliteit minimaal voldoende is, dan voert de Onderwijsinspectie slechts een keer in de vier jaar steekproefsgewijs controles uit. De controles zijn veelal gedifferentieerd en gaan in op een specifiek kwaliteitsaspect. De controles zijn vanaf nu gericht op de hele schoolgemeenschap en niet meer op een individuele school. De veranderde aanpak zal niet leiden tot nog meer papierwerk. Het moet leiden tot een wederzijdse stimulans om de (basis)kwaliteit van scholen, en het onderwijs in zijn geheel, naar een nog hoger niveau te tillen. Deze nieuwe rol wordt door iedereen toegejuicht. Aan schoolbestuurders nu de schone taak om de Onderwijsinspectie in deze rol te houden.

43

10 JUNI 2016 – PAPENDAL ARNHEM

daarbij belangrijk. Het schoolbestuur is vanaf nu het directe aanspreekpunt. Van hen wordt een proactieve houding met betrekking tot het meten, borgen en sturen op kwaliteit verwacht. Dit is alleen mogelijk als inzichtelijk is wat er gemeten moet worden en welke doelstellingen daaraan zijn gekoppeld. Evalueren is meten. Een goede evaluatie zorgt voor continuïteit en heeft een duidelijke focus. Is de focus te breed, dan leidt dit tot minder bruikbare kwalitatieve gegevens. Aan de uitkomsten dienen vervolgens harde conclusies te worden verbonden, die onderschreven worden door mensen van binnen en buitenaf. Duidelijkheid en een grote mate van objectiviteit is vereist om goed bij te kunnen sturen. Maar iedere koerswijziging of bijsturing heeft alleen een kans van slagen wanneer dit door iedereen binnen de organisatie wordt gedragen. Laat daarom betrokkenen en eigenaren hun eigen verbeteraanpak schrijven en maak alle aanbevelingen uit evaluaties zichtbaar. Zonder zichtbaar

KENNIS VOOR MORGEN

“Basiskwaliteit bestaat uit drie pijlers: eindopbrengsten, didactisch handelen en sociale veiligheid. “


DOORSTROOM VAN KLEUTERS HERMAN BIJSTERBOSCH

Coördinerend inspecteur bij Onderwijsinspectie “Deze sessie bood een kort overzicht van de belangrijkste bevindingen uit de brochure Doorstroom van Kleuters. Uit onderzoek blijkt dat er veel kleuters blijven zitten terwijl dit geen invloed heeft hun verdere loopbaan. De brochure is een pleidooi om een soepele overgang te bewerkstelligen. Om kleuters niet onberedeneerd te laten zitten en om te zoeken naar oplossingen waardoor dit helemaal niet meer nodig is. Omdat ik zelf betrokken was bij het opstellen van dit document bood de sessie voor mij weinig nieuwe inzichten. Wel merkte ik dat de informatie voor een aantal andere aanwezigen wel degelijk eye openers te bieden had. Zo leerde een mevrouw dat de voormalige overgangsgrens van 1 oktober niet langer van toepassing is.”


KENNIS VOOR MORGEN

20-MINUTENSESSIE

JOHAN BERGHUIS

Algemeen Directeur Bartiméus Welke sessie heeft u gevolgd en waarom? “Ik wist dat het NRO iets deed met onderzoek en wij hebben veel meer onderzoek nodig om het onderwijs goed door te kunnen ontwikkelen. Vandaar dat ik met interesse hun 20-minutensessie heb gevolgd.”

10 JUNI 2016 – PAPENDAL ARNHEM

Wat vond u er van? “Kort, bondig en duidelijk. Het meest is me bijgebleven dat je op basis van een zogeheten literatuursearch meer inzicht kunt krijgen over bepaalde type onder­ zoeksvragen en het effect ervan. Daarnaast kan ik bij het NRO altijd een vraag neerleggen en nemen ze er vervolgens de tijd voor om hun kennis en expertise met je te delen. Dat is heel fijn.”

45



KENNIS VOOR MORGEN

47

10 JUNI 2016 – PAPENDAL ARNHEM


GEEN LEERRECHT, MAAR ONTWIKKELRECHT


“Wat gaan jullie doen om de academische leraar voor de klas te houden?”

49

10 JUNI 2016 – PAPENDAL ARNHEM

Gespreksleider Richard Engelfriet opent het afrondende politieke debat met goed nieuws: alle betrokken partijen stemden in met het onderhandelaarsakkoord. Dat betekent onder andere loonsverhoging voor al het onderwijspersoneel. Dat lijkt op een goede stap in de richting. Het publiek in de zaal blijft echter onbewogen en lijkt niet enthousiast. Vicevoorzitter Drs. Simone Walvisch legt uit: “Dit is een resultante van een doorvertaling van de Wet Werk en Zekerheid. Een wet waar wij niet om hebben gevraagd en die bovendien diep ingrijpt op de bedrijfsvoering van het onderwijs.” Een wet die volgens veel onderwijsprofessionals resulteert in meer regels en minder vrijheid. En dat juist terwijl er een enorme behoefte is aan autonomie en bewegingsruimte. Dat blijkt ook uit de drie pijlers die de PO-Raad graag vertaalt ziet in het nieuwe verkiezingsprogramma: • De beste leraren voor de klas • Sterke basisvoorziening • Onderwijs op maat met ICT

KENNIS VOOR MORGEN

POLITIEK DEBAT


Over deze drie thema’s gaan drie politici en drie schoolbestuurders in discussie. De aanwezige drie politici, Ingrid van Engelshoven van D66, Michel Rog van CDA en Rik Grashof van GroenLinks, zijn allemaal betrokken bij het schrijven van de verkiezingsprogramma’s. Werk aan de winkel dus: gewapend met de beste argumenten en een flinke dosis charisma trekken schoolleiders Ewald van Vliet van Luca Onderwijs, Jeroen Gommers van de Vereniging van Vrijescholen en Sytske Feenstra van de stichting Jong Leren ten strijde om deze belangrijke punten op de politieke agenda te krijgen. Beste leraar voor de klas Jeroen Gommers beaamt het verlangen naar meer ruimte: “Willen we ontwikkelbekwame docenten, dan hebben we ruimte nodig om dat binnen de organisatie goed vorm te geven.” Ingrid van Engelshoven sluit zich daarbij aan: “Je uit waardering voor een onderwijsprofessional niet

alleen in de vorm van een hoger salaris, maar ook in het vertrouwen om vrijuit te kunnen bewegen en naar eigen inzicht en expertise te handelen. Het is belangrijk, maar soms weleens lastig voor politici, om te durven loslaten en de verantwoordelijkheid terug te leggen waar hij hoort. Natuurlijk moeten er afspraken zijn, maar laat ‘het hoe’ over aan mensen die er echt verstand van hebben.” Michel Rog ziet een verhouding van 60/40 voor zich: 40 procent is vastgelegd door de politiek, de overige 60 procent vult de school naar eigen inzicht in. De Wet Fusietoets moet volgens hem, met het oog op vrijheid en het voortbestaan van scholen, dan ook een stuk soepeler. Uit het publiek komt per sms een prangende vraag binnen: wat gaan jullie doen om de academische leraar voor de klas te houden? Iedereen lijkt het erover eens te zijn dat een hoger salaris een must is, maar volgens Ingrid van Engelshoven werkt ook de ruimte


om kennis en kunde met collega’s te delen stimulerend. Om dat te kunnen doen is het volgens haar wel nodig paal en perk te stellen aan het vele aantal lesuren.

51

10 JUNI 2016 – PAPENDAL ARNHEM

Sterke basisvoorziening De PO-Raad wilt een sterke basisvoorziening voor alle kinderen met extra ondersteuning voor kinderen met een achterstand. Dit zodat kinderen hun talent op de beste manier kunnen ontwikkelen van hun eerste tot hun twaalfde levensjaar. Jeroen Gommers denkt de kansongelijkheid te verkleinen door een basistoegang voor jonge kinderen bij wet vast te leggen, de mogelijkheden voor een integraal kindcentrum te realiseren en om weten regelgeving te versoepelen. Rik Grashof lijkt het daar helemaal mee eens te zijn: “Wat mij betreft kan het zo in het verkiezingsprogramma.” Toch lijkt er ook wat onbegrip en miscommunicatie tussen de verschillende politici te zijn over wat er precies onder een

sterke basisvoorziening verstaan wordt, vooral met het oog op de verschillende leeftijden van kinderen. Michel Rog: “In grote lijnen zijn we het met elkaar eens, maar er wordt flink ingezet op het formele leren op jonge leeftijd. Dat is goedbedoeld, maar ik ben bang dat we op deze manier vanaf een te jonge leeftijd aan kinderen gaan trekken.” Rik Grashof spreekt dat tegen: “Het lijkt misschien dat wij kinderen vanaf 2 jaar al op school willen zetten, maar dat is natuurlijk niet zo.” Ingrid van Engelshoven geeft het belang van het constateren en behandelen van ontwikkelproblemen op jonge leeftijd aan: “Daar kun je beter vroeg bij zijn, zowel voor de kansen van het kind als de kosten. Het is dan ook geen leerrecht, maar een ontwikkelrecht.”

KENNIS VOOR MORGEN

“Wat mij betreft kan het zo in het verkiezingsprogramma.”


“ICT is niet de oplossing voor alles, maar ik denk dat ICT ons kan helpen om passend onderwijs beter in te richten. “

Onderwijs op maat met ICT Sytske Feenstra: “ICT helpt leraren goed onderwijs te bieden, maar deze omslag vergt veel van ons personeelsbeleid. Het geld dat het primair onderwijs ontvangt om dit waar te kunnen maken is niet voldoende.” Rik Grashof kampt met dezelfde problemen: “Het is echt een geldkwestie. Het is idioot dat er in het basisonderwijs zo weinig gebruik gemaakt kan worden van ICT.” Michel Rog vraagt zich af of dit probleem wel prioriteit heeft: “Waarom zo’n focus op ICT als zaken als duurzaamheid zoveel belangrijker zijn?” Sytske reageert: “ICT is niet de oplossing voor alle problemen, maar het helpt ons om passend onderwijs beter in te richten. Op drie niveaus lesgeven in een groep is een intensieve en moeilijke klus, ICT maakt dit makkelijker.”

Huiswerk Richard Engelfriet sluit het debat af met huiswerk: “Laten we GroenLinks laten zien dat de fusietoets zeker geen bestuurlijk thema is, maar dat het gaat om het belang van goed onderwijs en van werkende leraren. Laten we CDA uitleggen waarom ICT wel degelijk een top 3 prioriteit is. En laten we D66 uitleggen dat het goed is na te denken over het aantal uur voor de klas, maar geef ons ook het vertrouwen om daar zelf over te beslissen.”


KENNIS VOOR MORGEN

53

10 JUNI 2016 – PAPENDAL ARNHEM



KENNIS VOOR MORGEN

55

10 JUNI 2016 – PAPENDAL ARNHEM



KENNIS VOOR MORGEN

HOE HEEFT U DE DAG ERVAREN? JELLE KALDEWIJ

(Directeur) NRO 57

10 JUNI 2016 – PAPENDAL ARNHEM

“Ik vond het een heel fijne dag. Zo was een veel gehoord geluid dat de scholen heel graag zelf de regie willen voeren. Daarvoor moeten ze ook de ruimte krijgen. Verder gaat het wederom over geld. Er moet mijn inziens meer budget vrijkomen om het opleidingsniveau van leraren en andere schoolprofessionals nog verder op te schroeven. Daarmee creëer je bij hen meer tijd en capaciteit om over onderwijs na te denken en een onderzoekende houding te stimuleren. Hier ligt ook voor het NRO een mooie verbinding. Wij willen leraren van waardevolle input en informatie kunnen voorzien, om zo samen de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren.”


SYLVIA VELTMAAT

(Bestuurder) Fluvius “Het waren levendige, humoristische en gezellige dagen. De inhoud stond voorop en sprong eruit. Iedereen voelt zich betrokken en wil er daarom voor gaan. Kortom: ik ga met een goed gevoel naar huis.”

ANKO VAN HOEPEN

(bestuurder) Alpha Scholengroep “De rode draad van de afgelopen dagen is dat we met z’n allen voor kansgelijkheid voor iedereen gaan. Simpelweg mouwen opstropen en ervoor gaan. Er werd ook weinig gezeurd en ik vond het prachtig om te zien dat mijn collegabestuurders ook diverse workshops verzorgden. Ja, het waren twee topdagen.”


KENNIS VOOR MORGEN

MARTON DE PINTH

(Bestuurder) PROO Leiden 59

10 JUNI 2016 – PAPENDAL ARNHEM

“Het was een prettige dag waarbij ik het leuk vond om gelijkstemden te spreken en als klankbord te gebruiken. De inhoud stond voorop en dan is het fijn om dit met je collega’s te bespreken. Zaken als ‘hoe doe jij dit’ en ‘hoe implementeer jij dit in de praktijk’? Daarnaast vind ik het altijd leuk om veel bekende en nieuwe gezichten te ontmoeten. En aan het einde van de dag was er nog een mooi irritatiemomentje waarbij politici lieten blijken nog ver van de praktijk af te staan. Dat soort zaken heb je ook nodig op een dag als deze en houdt iedereen op scherp. Ik heb in ieder geval genoten van vandaag.”



KENNIS VOOR MORGEN

ALV 9 JUNI 2016

61

10 JUNI 2016 – PAPENDAL ARNHEM



KENNIS VOOR MORGEN

COLOFON PO-RAAD:

Karen Titulaer Daan Brinkman Elise Haarman Fotografie: Jelle IJntema

63

Met dank aan congreslocatie Papendal

10 JUNI 2016 – PAPENDAL ARNHEM

www.visuelenotulen.nl info@visuelenotulen.nl 026 - 202 21 78



Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.