Mbo Onderzoeksdag 2015

Page 1

MBO ONDERZOEKSDAG 2015 OPMAAT VOOR NIEUW ONDERZOEKSELAN IN HET MBO ZWOLLE, 12 NOVEMBER

|1


2

|


|3


MBO ONDERZOEKSDAG

COLOFON Titel Auteur Datum Ontwerp ISBN / EAN

Mbo Onderzoeksdag 2015, opmaat voor nieuw onderzoekselan in het mbo Anneke Westerhuis, José van den Berg, Elke van Doorn April 2016 Visuele Notulen 978-94-6052-101-0

Expertisecentrum Beroepsonderwijs T 073 687 25 00 Postbus 1585 info@ecbo.nl 5200 BP ’s-Hertogenbosch www.ecbo.nl

© ecbo 2016 Overname van teksten, resultaten en ideeën uit deze publicatie is vrij toegestaan, mits met bronvermelding.

4

|


MBO ONDERZOEKSDAG

INHOUD VOORAF

6

HOE HET BEGON

8

DE DOELEN

10

DE VOORBEREIDING

12

DE OPZET

16

DE CIJFERS

20

DE IMPRESSIES

22

TERUGBLIK ร N VOORUITBLIK

50

BIJLAGE 1

54

BIJLAGE 2

55

Een korte introductie door Marc Vermeulen

En waar we naartoe willen

Versterken, inspireren en kennis delen

Van een idee tot een terugkerende gebeurtenis

Een strak en goed geรถrganiseerd programma dat werkt

De Mbo Onderzoeksdag in cijfers

Impressies van de Mbo Onderzoeksdag

Vanuit het heden naar een betere toekomst

Leden van de inhoudelijke werkgroep

Leden van de adviesraad

|5


MBO ONDERZOEKSDAG

VOORAF EEN KORTE INTRODUCTIE DOOR MARC VERMEULEN Twaalf november 2015 werd in Zwolle de eerste Mbo Onderzoeksdag gehouden. Wat begon als een spontane vraag van enkele mbo-docenten naar een ontmoetingsplatform voor het uitwisselen van onderzoekservaringen is in ongeveer een jaar uitgegroeid tot een beweging waaraan vele docenten, leidinggevenden en onder­zoekers zich hebben verbonden. Misschien is dat wel het meest bijzondere aan deze dag; het feit dat alle betrokkenen zich zonder voorbehoud voor de totstandkoming van de eerste Mbo Onderzoeksdag hebben ingezet. Dat geldt voor de mbo-onderzoekers die speciaal voor deze dag presentaties hebben voorbereid, voor professionele onderzoekers, medewerkers van mbo-instellingen en sectororganisaties en leden van docentenorganisaties die tijd hebben vrijgemaakt om de inhoudelijke voorbereiding op zich te nemen, voor de organiserende instel­lingen (Deltion College, Landstede, Hogeschool Windesheim en ecbo) en voor de bestuurders die in de adviesraad voor de positionering van deze dag een belangrijke ambassadeursrol hebben vervuld. Dat nagenoeg unaniem (98%) de bezoekers de Mbo Onderzoeksdag voor herhaling vatbaar vinden is niet alleen een compliment voor de organisatie. Het bewijst des te meer dat de dag aan een behoefte voldoet. Ongetwijfeld zal onderzoek doen de komende jaren in vele mbo-instellingen een vlucht nemen, de Mbo Onderzoeksdag zal zijn platformrol dan nog meer dan nu waar kunnen maken. Deze publicatie is bedoeld als inspiratiebron voor degenen die er de eerste keer niet bij waren en voor het vastleggen van de ervaringen van hen die er wel waren. Maar vooral als basis voor het brede gesprek hoe de mbo-sector aan onderzoek vorm wil geven. Marc Vermeulen Voorzitter adviesraad Mbo Onderzoeksdag

6

|


MBO ONDERZOEKSDAG

|7


MBO ONDERZOEKSDAG

HOE HET BEGON EN WAAR WE SAMEN NAAR TOE WILLEN Op mbo-scholen doen steeds meer docenten en stafmedewerkers zelf onder­ zoek. Een toenemend aantal mbo-docenten komt in een (master)opleiding met onder­ zoek in aanraking en wil graag ook na de opleiding met on­der­zoek doorgaan. Ook wor­den onderzoekresultaten toegankelijker voor de praktijk van de school en gaan vaker over onderwerpen die voor het mbo van belang zijn. Al met al neemt de interesse voor onderzoek en het doen van onderzoek onmiskenbaar toe en ontstaat geleidelijk een onderzoekgemeenschap en –cultuur in het mbo. Voor individuele docenten en mede­werkers is het echter vaak zoeken naar ruimte om onderzoek te kunnen doen en om collega-onderzoekers te kunnen ontmoeten. Ze ervaren dat hun onderzoek vaak op het tweede plan belandt om­ dat andere belangrijke zaken aandacht vragen, of dat het doen van onderzoek een individuele aangelegenheid blijft. In de afgelopen jaren is Expertisecentrum

8

|

Beroepsonderwijs (ecbo) regelmatig door docentonderzoekers benaderd met de vraag of er geen platform georganiseerd kan worden voor het ontmoeten van medeonderzoekers en het uitwisselen van kennis en ervaring. Deze vraag werd concreter met de suggestie of ecbo geen Onderwijsresearchdag (ORD) voor het mbo kan organiseren. De associatie met de ORD was snel gelegd omdat het bezoeken van de ORD in eerste instantie was bedacht om aan deze behoefte te voldoen. De ervaring was echter dat deze organisatievorm te grootschalig en te breed van opzet is voor het ondersteunen van de ontwikkeling van een onderzoekgemeenschap in het mbo. Deze behoefte duidt op een interessante ontwikkeling. Sowieso is in academische kringen onderzoek naar het beroepsonderwijs een weinig populaire bezigheid. Daarnaast is onderzoek over het mbo dat belangstelling genereert veelal incident-gedreven (Amarantis, Leiden). Bovenal, het is onder­ zoek over het mbo en niet van het mbo.

De ontwikkeling die we nu zien gaat over onderzoek van het mbo. Met onderzoek van het mbo ontwikkelt zich een traditie in het baseren van schoolbeleid en onderwijsontwikkeling op evi­dence: is de daling van de uitval inderdaad terug te voe­­ ren op de nieuwe aanpak? Wat weten we over de betrouw­ baar­heid van de toetsvormen waaruit we een keuze willen maken? Onderzoek dat is in­ gebed in de besluitvorming waar teams en leidinggevenden regelmatig mee te maken hebben.


MBO ONDERZOEKSDAG

|9


MBO ONDERZOEKSDAG

DE DOELEN VERSTERKEN, INSPIREREN EN KENNIS DELEN Een platform voor onderzoek van het mbo vraagt een voor het mbo herkenbare organisatievorm. Dit is een Mbo Onderzoeksdag geworden die in samenwerking met regionale partners en op een mbo-locatie wordt georganiseerd. De dag heeft een drieledig doel: Op sectorniveau Het versterken van de onderzoekgemeenschap in het mbo die zich inzet voor het verbeteren van het onderwijs. Het doen van goed onderzoek

10

|

en de deelname aan onderzoek (‘onderzoekende houding’) stimuleren, uitwisseling van onderzoeksthema’s en –ervaringen mogelijk maken en een actieve verspreiding van resultaten van onderzoek. Op instellingsniveau Inspiratie bieden voor het doen van onderzoek en de inbedding van onderzoek in de schoolcommunity, toegankelijk maken van onderzoeksresultaten en het stimuleren van de ontwikkeling

van lokale/regionale onderzoekgemeenschappen. Op individueel niveau Bijdragen aan het vergroten van onderzoekcompetenties en de kennis van en over onderzoek bij docenten, docententeams en (team)management.


MBO ONDERZOEKSDAG

| 11


MBO ONDERZOEKSDAG

DE VOORBEREIDING VAN EEN IDEE TOT EEN TERUGKERENDE GEBEURTENIS Bij de organisatie van de eerste Mbo Onderzoeksdag zijn vele personen betrokken. Een zeer belangrijk markeringspunt was de bereidheid van drie Zwolse scholen (Deltion College, Landstede en Hogeschool Windesheim) om samen met ecbo als initiatiefnemers op te treden in het organiseren van een Mbo Onderzoeksdag. Deltion College bood zich aan als locatie voor deze eerste editie en heeft de facilitaire ondersteuning (ruimtes, techniek, catering, etc.) voor zijn rekening genomen. Enthousiast onthaal Om de Mbo Onderzoeksdag een functie te geven in het versterken van het onderzoeksklimaat in het mbo is contact gezocht met NRO en het ministerie van OCW. Daar kreeg dit spontane initiatief een enthousiast onthaal. Daarmee - en met de datum voor de eerste editie op 12 november 2015 - was de dag een feit en konden anderen beslissen om ook een bijdrage aan de dag te leveren. De inhoudelijke voorbereiding Een wat de ‘inhoudelijke werkgroep’ is genoemd heeft zich bezig gehouden met de

12

|

concrete invulling van de dag - van de ontwikkeling van het format tot en met het werven en begeleiden van presentatoren. Voor deelname aan deze werkgroep is bewust gezocht naar een brede en gevarieerde samenstelling (zie bijlage 1), omdat het uitbouwen van een

ONDERZOEK IN HET ZONNETJE ZETTEN DAT OP KWALITEIT EN BENUTTING IETS EXTRA’S LAAT ZIEN. initiatief tot een traditie steun en eigenaarschap vraagt van vele organisaties. Een tweede reden is dat het volstrekt onbekend was of onderzoekers uit mbo-instellingen interesse (en tijd) zouden hebben om voorstellen te maken en deze te presenteren. De beste garantie is het bereiken van de doelgroep via zoveel mogelijk eigen netwerken en persoonlijke contacten. En tot slot brengt

het persoonlijk werven en begeleiden van inleiders simpelweg veel werk met zich mee dat het best verdeeld kan worden over meerdere personen die dat vaak naast hun dagelijks werk moeten doen. Over één punt waren de leden van de inhoudelijke werkgroep het snel eens. Bij het format van de dag - stimuleren (van benutting) van onderzoek van het mbo en vergroten van onderzoekcompetenties - past niet een werkwijze waarin presentatievoorstellen of geaccepteerd of afgewezen worden. Eerder: feedback op de vraagstelling, aanpak en getrokken conclusies, op de doorwerking van de uitkomsten in de organisatie en op de wijze waarop deze in een presentatie zijn verwoord. Bij het stimuleren van goed onderzoek en de benutting van onderzoek past het idee om onderzoek in het zonnetje te zetten dat op deze punten (kwaliteit en benutting) iets extra’s laat zien. In dit format past niet dat we een selectie maken op grond van moeilijkheidsgraad of omvang. Wel dat we voor het publiek van de Mbo Onderzoeksdag


MBO ONDERZOEKSDAG

inspirerende – en navolgbare – voorbeelden uitlichten. De Adviesraad Aan de Mbo Onderzoeksdag is ook een adviesraad ver­­bonden (zie voor de samenstelling bijlage 2). Deze raad vervult een ambassadeursrol en denkt daarnaast mee over de functie van de Mbo Onderzoeksdag in het versterken van het onderzoeksklimaat in het mbo. In de adviesraad zijn de doelen en de opzet van de Mbo Onderzoeksdag besproken en zijn twee accenten gelegd: de methodische kant van het onderzoek en het praktisch gebruik van onderzoeksresultaten.

Op beide thema’s zouden naast de presentaties van de mbo-onderzoekers ook workshops door experts gegeven moeten worden. Bijvoorbeeld over de eisen die je aan een goede vraagstelling mag stellen of wat ervoor nodig is om onderzoeksresultaten doorwerking te geven in de praktijk. Mbo-onderzoekers moeten hun bevindingen ook met ervaren onderzoekers kunnen delen. Op het eerste thema benadrukte de adviesraad om in de feedback een ondergrens aan te houden; het gepresenteerde onderzoek moet goed zijn en een voorbeeldfunctie hebben.

Reacties van indieners “Hierbij mijn poging om de feedback te verwerken. Daar ik meer docent ben dan onderzoeker kost het me vrij veel moeite.” “Hartelijk dank voor je kritische vragen en opmerkingen. Het nodigt mij uit om nog eens goed naar het voorstel te kijken.” “De toelichting in de bijlage is voor mij helder en biedt voldoende input om mijn voorstel aan te scherpen.”

| 13


MBO ONDERZOEKSDAG

Een ander aandachtspunt is de publiciteit. Het is een nieuw initiatief in het mbo en de mogelijkheid om onderzoek te presenteren moet breed bekend worden in de sector. Daarnaast is het belangrijk

HET GEPRESENTEERDE ONDERZOEK MOET GOED ZIJN EN EEN VOORBEELDFUNCTIE HEBBEN.

om de Mbo Onderzoeksdag als initiatief van de docenten uit de sector neer te zetten. Het zijn de docenten die met onderzoek aan de slag willen. Daarom moet er ook voldoende ruimte zijn voor de deelnemers om elkaar te spreken buiten de workshops; het is ook een netwerkdag.

Om dezelfde reden moet op de eerste dag ook bekend gemaakt kunnen worden waar de volgende Mbo Onderzoeksdag plaats zal vinden.

Omdat de sector van de Mbo Onderzoeksdag een terugkerende gebeurtenis wil maken is een goede evaluatie belangrijk. We moeten weten wat de deelnemers van de eerste Mbo Onderzoeksdag vonden; waar hebben ze wat aan gehad en wat nemen ze mee naar huis?

Ervaringen met het feedback geven door de inhoudelijke werkgroep “De Mbo Onderzoeksdag is een nieuw fenomeen en we beseffen dat we met z’n allen nog het goede format moeten ontdekken. We hebben daarom in het voorbereidingsteam afgesproken om nauw contact te houden met indieners van bijdragen aan de Mbo Onderzoeksdag, om samen te kijken hoe bijdragen goed tot hun recht kunnen komen en voor deelnemers prikkelend en inspirerend zijn.” “Dank voor het plezierige gesprek over je voorstel. We spraken af dat je, gehoord het gesprek en de doelstellingen van de dag, je voorstel nog eens goed bekijkt, m.n. op het punt van focus: proces/product, wat wil je je collegae melden over je onderzoek? Je maakt de tekst van je voorstel gereed voor publicatie op de website van de onderzoeksdag en je zendt die via mijn email voor half juli in.” “Het trof me in alle voorstellen die ik tot nu heb gezien: allemaal willen ze graag met de resultaten aan de slag, zijn meer praktisch dan theoretisch georiënteerd. Heb ik ook besproken, maar het kan geen kwaad dat in de aanloop naar de presentaties nog wat fijn te slijpen. Ik pak dat wel op in de verdere voorbereiding daarop. Dat betekent dat ik met alle drie nog weer contact zal zoeken.“

14

|


MBO ONDERZOEKSDAG

| 15


MBO ONDERZOEKSDAG

DE OPZET EEN STRAK EN GOED GEÖRGANISEERD PROGRAMMA DAT BOEIT Het idee was om de eerste dag meteen goed neer te zetten. Met een strak en goed georganiseerd programma dat van het begin tot het eind de aanwezigen boeit en vooral niet als een nachtkaars uitgaat omdat deelnemers bijtijds naar huis willen. Toch moet er ook tijd genomen worden om het doel van de dag goed te communiceren en vraagt de eerste Mbo Onderzoeksdag om een mooie opening die de support voor dit initiatief door het beleid,de wetenschap en organisaties binnen het mbo symboliseert.

Voor de deelnemers is het van belang dat ze in de relatief korte periode van één dag snel op hun gemak zijn, hun weg kunnen vinden en snel contacten kunnen leggen. De kern van de dag zijn de drie rondes van 15 workshops waarin docent-onderzoekers hun onderzoek presenteren en bezoekers en collegaonderzoekers gelegenheid hebben met elkaar van gedachten te wisselen.

eerste indrukken en het bekend maken van de nominaties voor de eerste aanmoedigingsprijzen voor onderzoek in het mbo. Deze aanmoedigingsprijzen worden uitgereikt voor de onderzoekspresentaties met een heldere en interessante vraagstelling, de keuze voor een goede onderzoeksmethode en voor de doorwerking van de uitkomsten in de onderwijspraktijk.

De afsluiting heeft een spannend en feestelijk tintje door het vragen van spontane

Het programma 09.00 – 09.45 Inloop en registratie 09.45 – 11.00 Plenaire programma - dagvoorzitter: Donatello Piras - Opening door minister Jet Bussemaker - “Stromen van kennis” - keynote door prof. dr. Geert ten Dam - Donatello Piras in gesprek met... 11.00 – 11.15 Verdeling over de workshops 11.15 – 12.15 Workshopronde 1 – keuze uit 15 workshops 12.15 – 13.30 Lunchpauze 13.30 – 14.30 Workshopronde 2 – keuze uit 15 workshops 14.30 – 14.45 Wissel workshops 14.45 – 15.45 Workshopronde 3 – keuze uit 15 workshops 15.45 – 16.00 Verplaatsen naar plenaire zaal 16.00 – 16.30 Uitreiking aanmoedigingsprijzen Mbo Onderzoeksdag

16

|


MBO ONDERZOEKSDAG

| 17


18

|


| 19


MBO ONDERZOEKSDAG

DE CIJFERS DE MBO ONDERZOEKSDAG IN CIJFERS Drie rondes van elk vijftien workshops vormden de kern van de Mbo Onderzoeksdag. In deze 45 workshops is een grote variëteit aan thema’s aan de orde gekomen. In de tabel zijn ze globaal op inhoud geclusterd. De ontwikkeling van teams en hun deskundigheid, maar ook pedagogischdidactische onderwerpen en curriculumontwikkeling houden

veel docent-onderzoekers bezig. Vijf workshops gingen over het doen van onderzoek zelf. In deze workshops vroegen onderzoekers feedback op de vraagstelling en hun aanpak. Eén workshop was specifiek gewijd aan de kunst van het formuleren van eenduidige vragen. In totaal hebben 60 mboonderzoekers op 12 november hun onderzoek gepresenteerd.

Alleen, maar ook vaak in twee- of drietallen. Enkele presentaties zijn afgevallen. Enkele onderzoekers besloten op grond van de feedback hun voorstel terug te trekken omdat het onderzoek net was gestart en er nog weinig te melden was. Andere vielen af omdat de onderzoekers academici bleken te zijn of medewerkers van adviesbureaus die de voordelen van een door hen ontwikkeld instrumentarium of werkwijze


MBO ONDERZOEKSDAG

wilden demonstreren. Onderzoekspresentaties stonden alleen open voor medewerkers van mboinstellingen. Ze konden zich laten vergezellen door een professionele onderzoeker op voorwaarde dat ze in het te presenteren onderzoek daarmee hadden samengewerkt. De uitzondering op deze regel is een workshop over het formuleren van onderzoeksvragen, een

suggestie van de adviesraad. Deze is uitsluitend door professionele onderzoekers gegeven. De andere onderzoekers zijn werkzaam bij een groot aantal mboinstellingen (20), voor het overgrote deel roc’s. Kenmerkend voor de Mbo Onderzoeksdag is dat een strikt onderscheid tussen bezoekers, onderzoekers, en workshopleiders ontbreekt.

Thema workshop

Aantal

Pedagogisch-didactisch

8

ICT in het onderwijs

3

Curriculumontwikkeling (incl. taal en rekenen)

7

Teamontwikkeling (incl. deskundigheidsbevordering en HRM)

12

VSV

2

Studiecoaching en loopbaanbegeleiding

2

Ouderbetrokkenheid

1

Samenwerking onderwijs-bedrijfsleven

5

Onderzoeksmethode en aanpak

5

De onderzoeker in de ene workshop is bezoeker, of workshopleider, in een andere. In totaal hebben, inclusief genodigden, 213 personen aan de Mbo Onderzoeksdag meegedaan. Het kaartje laat zien dat ze uit alle delen van het land naar Zwolle zijn gekomen, alleen niet uit het meest zuidelijke deel van het land.

Verschillende roc’s A12

Noorderpoort

Albeda College

Nova College

Alfa College

ROC van Twente

Deltion College

ROC Mondriaan

Drenthe College

ROC West-Brabant

Friesland College

ROC Midden Nederland

Graafschap College

ROC de Leijgraaf

Horizon College

ROC van Amsterdam

ID College

Scalda

Landstede

SintLucas

| 21


MBO ONDERZOEKSDAG

DE IMPRESSIES IMPRESSIES VAN DE MBO ONDERZOEKSDAG 1. Opening door minister Bussemaker Tijdens de opening van de Mbo Onderzoeksdag gaat dagvoorzitter Donatello Piras (Nederlands Debat Instituut) in gesprek met minister Jet Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De eerste Mbo Onderzoeksdag. Een nieuwe stap. Wat vindt u daarvan? “Het is een mooi, goed initiatief. Het is erg belangrijk dat er in het mbo aan onderzoek wordt gedaan. We denken bij onderzoek vooral aan de universiteit. Inmiddels weten we dat er in het hbo ook veel aan onderzoek wordt gedaan. Dat is belangrijk en moet vooral gekoppeld worden aan de beroepsgroep. Dat geldt voor het mbo nog meer. Studenten hebben baat bij docenten die zich blijven ontwikkelen en de kennis van vandaag tot zich nemen. Communities met elkaar vormen, met elkaar, maar ook met het bedrijfsleven in de regio of andere onderwijsinstellingen, privaat of niet. Dat kan helpen om het regionale profiel van instellingen aan te scherpen.

22

|

Onderzoek kan daarbij behulpzaam zijn.” Eindelijk een initiatief dat ‘bottom-up’ is ontstaan “Klopt, dat is mooi, dan werkt het ook beter. Ik kan wel dingen opleggen, zoals ik me nu bijvoorbeeld druk maak over examenkwaliteit; ik moet kunnen garanderen dat alle examens die studenten krijgen goed gevalideerd zijn. Tegelijkertijd ben ik blij met de beweging van onderop.

“ONDERZOEK DOEN IS EEN MANIER OM DE PROFESSIONALISERING BIJ DOCENTEN TE VERSTERKEN.” Eigenaarschap moet bij docenten liggen. De drive om er dan mee aan te slag te gaan vergroot de kans op succes. Mijn taak is dat te ondersteunen. We hebben al de lerarenbeurs om bijvoorbeeld je master te halen, maar ook een promotiebeurs, zodat je als docent kunt promoveren op

onderzoek, van mbo tot wo. Onderzoek doen is een manier om de professionalisering bij docenten te versterken. Het gaat niet alleen om de kennis die ze met onderzoek hebben gekregen, maar het gaat om de houding, om het stellen van vragen. De wereld verandert zo snel dat je nieuwsgierig en onderzoekend moet blijven om informatie van buiten naar binnen te halen en nieuwe samenwerkingsverbanden aan te gaan. Dan heb je docenten nodig die niet zeggen ‘ik heb geleerd hoe het gaat en zo blijft het’. Maar een houding als ‘wat leer ik’ en wat kan ik bijdragen aan het bijdetijdse vakmanschap van studenten? We hebben diverse instrumenten om te stimuleren dat er meer onderzoekend gekeken wordt naar wat er in de wereld gebeurt, dat leraren zichzelf ontwikkelen. Daarnaast moeten mbo-instellingen zich daar waar het kan profileren en duidelijker maken waar zij regionaal of landelijk in uitblinken. Ik zeg erbij: dit is niet nieuw, er zijn al veel mensen met onderzoek bezig. We kunnen wel het zoeklicht zetten op wat er allemaal al gebeurt. Schijnwerpers zetten op wat mensen nu al doen.


MBO ONDERZOEKSDAG

Van onderop. Ik kan me voorstellen dat lectoren van het hbo, of practoraten van het mbo, gaan samenwerken. Beide verzorgen ze beroepsonderwijs: je leidt op en onderzoek moet verbonden zijn met onderwijs. Dat is de primaire en belangrijkste taak van alle mbo-instellingen: mensen opleiden voor een beroep, maar ook voor een leven. Studenten moeten niet alleen sociale vaardigheden leren, maar ook voorbereid zijn op een werkzaam leven waarin veel verandert. Het mag allemaal innovatief en onderzoekend, maar altijd moet de link met de beroepspraktijk en het onderwijs gemaakt worden.�

U zei in De Volkskrant dat onderzoekers een brug moeten slaan tussen de veranderende arbeidsmarkt en het onderwijs. Hoe kunnen we dat concreet maken? “Dat is concreet. Docenten in het kader van professionalisering een tijdje bij een bedrijf laten meelopen en bij bedrijven de scholen binnenhalen. Ik denk dat als we echt nadenken over de toekomst van het onderwijs dat het voor een deel plaatsonafhankelijker wordt. Dat hoeft niet alleen de beroepsvakken te betreffen, maar ook andere vakken. We hebben het over digitalisering en blended learning. Met name het regionaal investeringsfonds

voor school, bedrijfsleven en regionaal bestuur geeft mogelijkheden om die kennis uit het afnemend veld binnen te halen in de scholen. Het is ook van belang dat die actuele inzichten ook weer in die opleidingen verwerkt worden. De kans dat dit gebeurt is groter wanneer het onderzoek door docenten zelf wordt gedaan. Niet altijd achter het laatste snufje aan, maar nadenken over wat het betekent voor de inrichting van het curriculum. Hoe geef je studenten mee dat ze om kunnen gaan met situaties die ze nog niet kennen.

| 23


MBO ONDERZOEKSDAG

Pragmatisch oplossingsvermogen. Moet je vaak met elkaar doen, daar hoort ook weer bij: creativiteit.” U kunt zich uw eigen onderzoek herinneren. Wat wilt u vanuit uw eigen onderzoeksvraag meegeven aan de mensen die dit jaar wellicht een eerste stap in mbo-onderzoek hebben gedaan? “Geniet van het voorrecht dat je nieuwsgierig bent en dat je daar handen en voeten aan kan geven. Ik heb onderzoek doen als iets bijzonders ervaren, als een schatkamer waar je informatie uit kan halen en je dingen kunt verbinden wat nog niet eerder is gebeurd.

24

|

Pionieren. Het gevoel dat je de volgende stap zet. Helaas ook tegenslag. Ik weet dat iedereen dat heeft. Mijn tip: bouw zelf communities op, bijvoorbeeld met mensen die met hetzelfde soort onderzoek bezig zijn, of uit een heel andere hoek. Samen sparren met en stoom afblazen bij mensen die je ook verder kunnen helpen als je het even niet meer ziet zitten. Ik zou vooral zeggen: geniet ervan. Het is fantastisch om op die manier met je beroep en de kennis van vandaag en morgen bezig te zijn.”

“DE KANS DAT ACTUELE INZICHTEN IN DE OPLEIDINGEN VERWERKT WORDEN IS GROTER WANNEER HET ONDERZOEK DOOR DOCENTEN ZELF WORDT GEDAAN.”


MBO ONDERZOEKSDAG

| 25


MBO ONDERZOEKSDAG

2. Het belang van onderzoek in het mbo Dagvoorzitter Donatello Piras sprak in het plenaire openingsprogramma van de Mbo Onderzoeksdag ook met andere gasten over het belang van onderzoek in het mbo. Faciliteren van onderzoek Theo Rietkerk (CvB Landstede) en Marc Otto (CvB Deltion College) spraken over de rol van schoolbestuurders in het faciliteren van het doen van onderzoek in het mbo. Marc Otto benadrukte dat er eerst sprake moet zijn van willen: “ik word sceptisch van het organiseren van onderzoek. Je moet het zelf willen, het moet van onderop komen”. Theo Rietkerk gaf aan dat verbinding tussen onderzoek en onderwijs noodzakelijk is voor vernieuwing: “als we niet verbinden, lopen we een paar jaar achter”. Toenemende belangstelling Marjolein Held (BVMBO) en Betty Haarsma (COMN) spraken over de toenemende belangstelling van docenten in het mbo voor het doen van onderzoek en de impact van een masteropleiding op het leraarschap. Marjolein Held: “we hebben steeds meer docenten die een masteropleiding hebben gedaan. Daarin is veel kennis over ons mbo ontwikkeld en dat moeten we met elkaar delen.” Betty Haarsma merkt

26

|

op: “De impact van onderzoek is groot voor docenten; je hebt een belangrijke functie in je team om het gesprek aan te gaan”. Bundelen van kennis Jorick Scheerens (Media College Amsterdam) pleitte voor de stichting ‘ieder mbo een practoraat’. Met deze stichting wil hij komen tot een nationaal netwerk van expertisecentra in het mbo, waarbij “practoraten een bundeling zijn, het is niet iets nieuws”.

“IK WORD SCEPTISCH VAN HET ORGANISEREN VAN ONDERZOEK.” Positieve ontwikkelingen Prof. dr. Rob Martens (Expertisecentrum Beroepsonderwijs) ging in op het professionaliseren van onderzoek in het mbo. Hierbij merkte hij op: “er zijn zoveel veranderingen rond het nadenken over de rol van onderzoek. Heel positief”. Martens wijst op de veranderingen in het Standaard Evaluatie Protocol (SEP) voor wetenschappelijk onderzoek. “Dat klink misschien wat abstract, maar zoals ook minister

Bussemaker bevestigde, biedt dat enorme kansen voor onderwijsonderzoek. Valorisatie van wetenschappelijk onderzoek wordt namelijk veel belangrijker en daarmee de kans voor onderwijsonderzoekers om veel meer vraaggestuurd met de praktijk samen te werken. Dat kan ertoe leiden dat onderwijsonderzoek veel relevanter wordt en het onderwijs er ook veel meer mee wil gaan doen.” 3. Stromen van kennis, keynote door prof. dr. Geert ten Dam Prof. dr. Geert ten Dam sprak in haar keynote over de verbinding tussen onderwijs, onderwijsontwikkeling en onderzoek. Zij ging in op de vraag ‘hoe kan onderzoek in het mbo door docenten bijdragen aan kwalitatief sterk onderwijs dat bij de tijd blijft?’. Hoe kan je beter inspelen op de cognitieve verschillen tussen studenten in een groep, hoe kan je beter samenwerken met het bedrijfsleven, hoe kan je er voor zorgen dat studenten leren leren – óók op de werkplek, wat zijn succesvolle strategieën om voortijdig schoolverlaten tegen te gaan? Dit zijn maar een paar van de opgaven waar het mbo vandaag de dag voor staat: meer differentiatie,


MBO ONDERZOEKSDAG

meer flexibiliteit, meer mogelijkheden voor studenten om zich te ontwikkelen. Goed en aantrekkelijk beroepsonderwijs verzorgen is geen gemakkelijke opgave. Beroepsonderwijs weten neer te zetten dat alle jongeren boeit en bindt en daarbij het werkveld betrekt, vraagt om een stevige verbinding tussen onderwijs, onderwijsontwikkeling en onderzoek. Het organiseren van een Mbo Onderzoeksdag is dan ook een schot in de roos. De vragen waarmee ik startte, ontleen ik aan de onderzoeken die u vandaag aan elkaar presenteert. Die onderzoeken hebben bijna allemaal een ‘verbeter-vraag’. De samenleving staat niet stil en stelt hoge eisen aan jongeren. Hoe kan onderzoek in het mbo door docenten bijdragen aan kwalitatief sterk onderwijs dat bij de tijd blijft? In mijn bijdrage ga ik op deze vraag in en koppel daar een paar bijzondere uitdagingen aan. Onderwijs en onderzoek hebben elkaar nodig om duurzame kwaliteitsverbetering te realiseren Het lijkt vanzelfsprekend dat onderwijs en onderzoek elkaar nodig hebben. Toch laten docenten en onderzoekers zich te weinig aan elkaar gelegen liggen. Wetenschappelijke

onderzoekers houden zich doorgaans bezig met vragen en onderwerpen die leerlingen, studenten, docenten en onderwijsinstellingen minder belangrijk vinden, zijn vooral gericht op publicaties voor het wetenschappelijke forum en minder op popularisering van wetenschappelijke kennis, en zijn meer gericht op generaliseerbare kennis en theorievorming dan op het direct veranderen van de onderwijspraktijk. Docenten, op hun beurt, zijn niet bereid of in staat beschikbare kennis te benutten. Of ze vinden onderwijsonderzoek niet overtuigend of praktisch. Ze ervaren hun situatie vaak als net even anders en benutten onderzoeksresultaten niet creatief voor de eigen schoolpraktijk. Ik heb docenten vaak horen verzuchten: “Het sluit niet aan bij waar we hier mee bezig zijn”, of “Onze studenten zijn nu eenmaal anders”. Het schuurt kortom. De ervaringen van de afgelopen decennia laten keer op keer zien dat het klassieke Research & Development-model in het onderwijs niet werkt. En daarmee bedoel ik een manier van werken waarbij onderzoeksinstituten kennis ontwikkelen, pedagogische centra of kenniscentra dat vertalen in onderwijsaanpakken en –vernieuwingen, en onderwijsinstellingen op basis

daarvan onderwijs verzorgen, of zoals een schoolleider ooit tegen me zei: “waar docenten elders gezette koffie uitserveren”. Het gevolg van deze taakverdeling, deze schotten in de educatieve infrastructuur is dat de kwaliteit en effectiviteit van het onderwijs, evenals de innovatieve kracht van het mbo minder is dan mogelijk én minder dan maatschappelijk gewenst is. Kennis moet stromen om duurzame kwaliteitsverbetering te realiseren. De spil van een goed functionerende kenniscyclus bent u. Ook als u wellicht niet als vanzelf geïnteresseerd bent in ‘onderwijsonderzoek’, wilt u ongetwijfeld weten hoe het is gesteld met uw studenten en waar u voor verbetering kunt zorgen. Daar zit immers de bezieling van uw werk. Op goede gronden vragen we vandaag de dag van docenten dat ze stapsgewijs, maar systematisch werken aan de verbetering van het onderwijs. Evenals professionals in de zorg of de jeugdzorg, zouden docenten vooral evidencebased te werk moeten gaan. Voor het verzamelen van wetenschappelijke evidentie over onderwijsaanpakken – wat werkt nou echt – is de route van experimenteel onderzoek de gouden standaard. In lijn met deze klassieke

| 27


MBO ONDERZOEKSDAG

benadering van evidencebased onderwijs heeft het de sterke voorkeur dat docenten en onderwijsinstellingen alleen veranderingen doorvoeren als hiervoor – vooraf – voldoende bewijs van effectiviteit geleverd is.

leerlingen aan experimentele en controle condities stuit vaak op praktische en soms ook ethische bezwaren. Ik heb in het onderzoek met mijn promovendi vaak meegemaakt dat docenten vanuit hun verantwoordelijkheidsgevoel en professionaliteit ´het Een effectieve werkwijze is beste voor hun leerlingen een werkwijze die past bij de en studenten willen´ en zich lokale situatie niet houden aan de instructie Natuurlijk is het gewenst dat van de onderzoeker. Ze laten in het onderwijs zo effectief pedagogische en morele en efficiënt mogelijk gewerkt overwegingen prevaleren wordt. Maar er is na meer dan boven onderzoekstechnische. 30 jaar onderwijsonderzoek De school is ook geen weinig robuust bewijs voor ‘wat laboratorium. In uw werkt’. Er zijn niet heel veel onderwijspraktijk komt u ‘ondubbelzinnige uitkomsten’ regelmatig voor onverwachte van onderwijsonderzoek en ingewikkelde kwesties te waar iedereen zijn voordeel staan, die op dat moment mee zou moeten doen. We om ‘een oplossing’ vragen. U weten op een paar terreinen handelt dan naar bevind van vooral wat niet werkt – niet zaken, met praktische wijsheid. onbelangrijk overigens. Bijvoorbeeld: multitasken is nadelig voor leren; geef geen aparte lessen kritisch denken want dan beklijft het niet; beginners kunnen slecht uit de voeten met zelfontdekkend leren. Dat we zo weinig algemene, generaliseerbare kennis hebben over wat goed onderwijs is, ligt niet aan de kwaliteit van het onderwijsonderzoek. Die is internationaal hoog en Nederlandse onderzoekers doen het goed. In ‘real life omstandigheden’ Het onderwijs leent zich echter spelen bovendien specifieke maar heel beperkt voor zuiver vragen en problemen waar een experimenteel onderzoek. generaliserende aanpak vaak Random toewijzen van geen goed antwoord op biedt.

“HET ONDERWIJS LEENT ZICH MAAR HEEL BEPERKT VOOR ZUIVER EXPERIMENTEEL ONDERZOEK”

28

|

Wat bij de ene docent en zijn leerlingen werkt, kan voor andere docenten, leerlingen en scholen helemaal niet werken. Laat me dat illustreren met een voorbeeld over rekenen; een onderwerp dat ook in het mbo de gemoederen danig bezighoudt. U heeft weliswaar uitstel gekregen voor het meetellen van rekenen in de slaag/zakregeling, maar de vraag hoe u uw studenten goed aan het rekenen krijgt blijft onverkort van belang. U herinnert zich wellicht de controverse van een paar jaar geleden over traditioneel versus realistisch rekenen. Kun je leerlingen nu het beste leren rekenen in de context van bijvoorbeeld de beroepspraktijk en sta je verschillende oplossingsstrategieën toe, of kies je voor het stap-voor-stap aanleren en inoefenen van standaardalgoritmen en leer je leerlingen eerst kale opgaven oplossen voordat je de stap maakt naar toepassingen? De KNAW vergeleek de rekenprestaties van leerlingen bij de verschillende rekenmethoden en vond géén noemenswaardige verschillen. De KNAW constateerde: “Binnen een bepaalde rekendidactiek bestaan vaak grotere verschillen in de leerlingprestaties dan tussen rekendidactieken. De specifieke uitwerking van de didactiek en de interactie tussen leraar en leerling spelen


MBO ONDERZOEKSDAG

| 29


MBO ONDERZOEKSDAG

kennelijk een grotere rol dan de algemene rekendidactische principes”. Een effectieve werkwijze is dus een werkwijze die past; bij uw instelling, bij uw studenten en bij de kwaliteiten, ervaring en motieven van u als docenten. Verbeteren door onderzoek: een voorbeeld uit de gezondheidszorg Dit inzicht kunnen we gebruiken bij het omgaan met onderzoek. Resultaten van onderzoek moeten altijd geïnterpreteerd worden in het licht van de lokale situatie. Cruciale vragen zijn dan: wat geldt hier ook, wat kan ook hier tot een verbetering leiden en wat vraagt om aanpassingen? En juist het kunnen maken van betekenisvolle aanpassingen vraagt om onderzoekende docenten. Docenten die kennis nemen van elders uitgevoerd onderzoek; docenten die onderzoeksresultaten samen met collega’s tegen het licht houden; docenten die met een onderzoeksblik naar hun eigen onderwijs kijken en zelf onderzoek uitvoeren; docenten die samenwerken met ‘derden’. Dit zijn kwaliteiten die niet iedere individuele docent hoeft te hebben, maar op teamniveau kun je niet meer zonder. Hoe stel ik me dit in praktijk voor? Ik maak daarvoor een uitstapje naar de gezondheidszorg. De

30

|

behandeling van darmkanker is succesvoller sinds artsen gebruik maken van informatie van hun collega’s. Chirurgen registreren in een landelijke databank gegevens over patiënten en hun behandeling: leeftijd, bijkomende ziekten, stadium van de tumor, uitzaaiingen en type operatie. Zo kunnen artsen hun eigen cijfers vergelijken met die van anderen en achterhalen hoe ze de zorg kunnen verbeteren. Het aantal patiënten bij wie vanwege complicaties een nieuwe ingreep nodig was, daalde in een jaar tijd met maar liefst een kwart. Eric Hans Eddes, initiatiefnemer van dit project (Stichting DICA) en zelf chirurg, zegt dat het voor een lokale arts lastig is om de grote lijn te zien. Daarvoor doet hij te weinig behandelingen. Als hij het ene jaar geen sterfgevallen meemaakt en het jaar erop wel, denk hij al snel dat het toeval is. Pas als hij zijn eigen cijfers naast de landelijke gegevens legt, worden eventuele problemen zichtbaar. Eddes kijkt naar eigen zeggen nu veel kritischer naar zijn eigen behandelmethoden.

voor het onderzoeken van ‘wat werkt’ in de praktijk, in complexe situaties waarin allerlei factoren een rol (kunnen) spelen. De kernvraag van dit type onderzoek is welke interventie/methode het beste werkt, voor wie, en onder welke omstandigheden. Kijk gestructureerd hoe een aanpak waarmee je bepaalde doelen wilt nastreven in de praktijk is verlopen en leg de uitkomsten zorgvuldig vast op een manier die vergelijken met gegevens van andere docenten en mbo’s mogelijk maakt. Toetsen kunnen daarbij behulpzaam zijn. Maar ook informatie over hoe het uw studenten na de opleiding vergaat of over de motivatie van studenten: wat hebben ze in hun ogen gehad aan je onderwijs? Zijn ze meer gaan lezen, met meer plezier? Voelen ze zich steviger op hun leerwerkplek? Hoe doen ze het in het hbo? Enzovoorts.

Een vorm van onderzoek doen die eveneens dicht tegen het werk van u als docenten aan ligt is ontwerpgericht onderzoek: een les, een lessenreeks, een format voor werkplek-leren ontwikkelen, Onderzoek voor en in de uitproberen, evalueren (zijn praktijk de resultaten zoals u die Begrijpt u me goed: het beoogde), bijstellen, nog onderwijs is geen ziekenhuis eens uitproberen - al dan en een student geen patiënt. niet bij een nieuwe groep. In Maar ook voor het onderwijs vergelijking met het klassieke biedt observationeel experimentele onderzoek is vergelijkend onderzoek kansen. de dagelijkse onderwijspraktijk Het is bij uitstek geschikt ook hier het uitgangspunt; de


MBO ONDERZOEKSDAG

kennis over effectiviteit wordt ‘van onderop’ opgebouwd, via uw verbeterpogingen voor uw studenten in uw instelling. Het is onderzoek door en voor docenten. Het draagt bij aan schoolontwikkeling en de kwaliteit van uw onderwijs en aan een kennisbasis voor het hele beroepsonderwijs. De website BVEKennis.nl zou een prima plek zijn om het uitgevoerde observationeel vergelijkend onderzoek en ontwerpgerichte onderzoeken met elkaar te delen. Ik zou dan wel enige strengheid betrachten. Ik gaf het al aan: als u wilt weten tot welke resultaten uw aanpak leidt in vergelijking met de aanpak van andere docenten moet u de resultaten van uw onderwijs op zo’n manier onderzoeken en rapporteren dat vergelijken mogelijk is. Met eigen toetsen lukt dat meestal niet. Maak dus waar mogelijk gebruik van bestaande al dan niet gestandaardiseerde instrumenten (beter goed gejat dan slecht bedacht); stel eigen vragenlijsten of observatie-instrumenten ruimhartig beschikbaar aan elkaar; ben transparant over de manier waarop je iets hebt onderzocht. En vooral ook, ben kritisch op elkaars producten. De stichting Dutch Institute for Clinical Auditing maakt om die reden gebruik van ‘dataverificatie’ (een onafhankelijke controle op

de kwaliteit en volledigheid van de gegevens) en een toetsingscommissie bestaande uit peers. Ze vindt dat dit de waarde van de onderzoeken voor de praktijk verhoogt. Iets soortgelijks zouden we in het onderwijs ook moeten doen.

“ONDERZOEK EN RAPPORTEER DE RESULTATEN OP ZO’N MANIER DAT VERGELIJKEN MOGELIJK IS” Samenwerking tussen docenten en onderzoekers Ook praktijkgericht onderzoek moet namelijk goed onderzoek zijn. Alleen al daarom ben ik een warm pleitbezorger voor samenwerking tussen docenten en onderzoekers. Een paar jaar geleden heeft de Onderwijsraad gepleit voor een model van universitaire onderwijscentra, naar analogie van het universitair medisch centrum. Een aantal scholen werkt in dit (virtuele) model - denkt u dus vooral niet aan nieuwe instituten in nieuwe panden met naambordje - samen met onderzoekers, lectoren en lerarenopleidingen om kennis te ontwikkelen op het gebied van onderwijsverbetering.

Voor het mbo zou het werkveld daar vanzelfsprekend bij horen. Wetenschap en onderwijspraktijk worden letterlijk dichter bij elkaar gebracht. Er is sprake van een voortdurende wisselwerking tussen de betrokkenen. De vraag naar onderzoek of naar de evaluatie van een verbetertraject komt hieruit voort, zodat zowel de docenten zelf als de betrokken onderzoekers de gekozen richting dragen. Schaal kan hierbij van belang zijn. Docenten die geconfronteerd worden met vergelijkbare vragen en gesteld staan voor vergelijkbare uitdagingen, werken in zo’n netwerk samen met onderzoekers om een bepaald onderwijsonderzoek op te zetten. Vervolgens participeren zij in dat onderzoek en evalueren zij na afloop de betekenis van het verbetertraject voor de eigen school. Onderzoekers kunnen ten slotte het voortouw nemen in het vertalen van de onderzoeksresultaten naar meer algemeen toepasbare kennis, waardoor deze overdraagbaar wordt binnen en buiten het samenwerkingsverband. Na verloop van tijd kan zo’n virtueel samenwerkingsverband andere vragen bij de kop pakken, van partners wisselen of eenvoudigweg ophouden te bestaan.

| 31


32

|


Het moeten geen gestolde instituten worden. Dergelijke netwerken ontstaan niet ineens. Ze moeten groeien. Dit geldt niet alleen voor de ontwikkeling van de deelnemers zelf - docenten met een meer onderzoeksen ontwikkelingsgerichte oriëntatie en onderzoekers met een meer praktijkgerichte insteek. Het geldt ook voor de ontwikkeling van de benodigde ‘infrastructuur’. Ik ben blij dat de minister stevig gaat investeren in mbo-lectoraten. Met de honderd miljoen euro uit het ‘regionaal investeringsfonds mbo’ kan de samenwerking tussen praktijk, onderwijs en onderzoek beter vorm krijgen. Als het bedrijfsleven nu ook mee wil gaan betalen, kunnen we het proces versnellen. Ik heb binnen het hbo gezien hoe belangrijk extra middelen zijn om de omslag te kunnen maken van fragmentarisch en geïsoleerd onderzoek naar een onderzoeksfunctie die geïntegreerd is in de instelling. Zo kunnen hbo-docenten die een goed, op innovatie gericht onderzoeksplan hebben samen met anderen een aanvraag doen bij het Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek SIA binnen NWO dat dergelijk onderzoek van hogescholen financiert en stimuleert. Het gaat om geoormerkt geld, waar niemand anders ‘aan mag

komen’. Zo’n bescherming is belangrijk om dit type onderzoek de gelegenheid te geven tot wasdom te komen. Gelukkig zijn ook de onderzoeksmiddelen van Expertisecentrum Beroepsonderwijs (ecbo) bij NWO terecht gekomen en daar geoormerkt voor het beroepsonderwijs. Maak er gebruik van! Ook wordt binnen het hbo hard gewerkt aan een voor docenten en studenten toegankelijke kennisinfrastructuur; artikelen, onderzoeksverslagen, ze moeten allemaal online ingezien kunnen worden. Ze zijn per slot van rekening met publiek geld gefinancierd. Het mbo kan in dit opzicht van het hbo leren. De MBO Raad zou hierin het voortouw moeten nemen, want er is een gezamenlijke inspanning nodig. Wat instellingen zelf moeten doen Wat de instellingen zelf moeten doen, is onderzoek en ontwikkeling goed inbedden in het eigen beleid. Aandacht voor onderzoek en onderzoekend vermogen hangt nog te vaak af van de inzet en voorkeuren van individuele docenten. Het volgen van masteropleidingen wordt weliswaar gestimuleerd, maar de onderzoeksvragen die docenten oppakken zijn vaak niet gekoppeld aan schoolontwikkelingsvragen

of aan een instellingsbrede onderzoeksagenda. Ze hangen los in de organisatie. Voor een duurzaam onderzoeksklimaat is focus en massa nodig. Dames en heren, ik sluit af. Ik heb in mijn bijdrage aangegeven dat de samenleving hoge eisen stelt aan het mbo. In het realiseren daarvan kunt u als onderzoekende docenten veel betekenen. U kunt het onderwijs bij de tijd houden en systematisch blijven verbeteren in het licht van de bagage die uw studenten nodig hebben. Dat kan vooral door onderzoek dat dicht tegen uw onderwijspraktijk aanligt (observationeel onderzoek en ontwerpgericht onderzoek). Om te komen tot duurzame kwaliteitsverhoging van het mbo is het essentieel dat kennis niet alleen wordt ontwikkeld, maar ook gedeeld en benut in de onderwijspraktijk. U moet niet alleen gebruik (kunnen) maken van elders ontwikkelde kennisproducten, maar vooral ook elkaar informeren over innovatieve effectieve praktijken en een proces van ‘kennisverrijking’ en ‘leren van en met elkaar’ op gang brengen. En als dan ook nog onderzoekers van universiteiten en hogescholen daarbij aansluiten gaat kennis sterker stromen. Ik ben blij dat u met elkaar vandaag een traditie inluidt.

| 33


MBO ONDERZOEKSDAG

4. Wat kwam in de workshops aan de orde? In drie workshoprondes konden aanwezigen steeds kiezen tussen vijftien workshops. Hier een korte impressie van iedere workshop. 1. Jezelf redden in een innovatieve omgeving. Het probleemoplossend vermogen van studenten versterken. Johan Crielaard (ROC A12) Veel studenten van de afdeling Mechatronica van ROC A12 liepen vast in een examenproject. Volgens de docenten lag dit aan een te weinig ontwikkeld probleemoplossend vermogen. Johan Crielaard onderzocht hoe een innovatieve leeromgeving kan bijdragen aan een beter probleemoplossend vermogen van studenten. Hij formuleerde in deze workshop een aantal pedagogische en didactische aanbevelingen om dit probleemoplossend vermogen te versterken. 2. Vitaliteitsmanagement op orde! Werken met plezier en passie aan duurzame inzetbaarheid. Mieke Droste-van Ginkel, Bert Groothengel, Jaap Neutkens, Corine Baart (ROC van Twente) ROC van Twente vindt het belangrijk dat de verschillende generaties medewerkers duurzaam inzetbaar blijven. Hoe brengen we bij docenten én bij leidinggevenden

34

|

bewustwording op gang van het belang van duurzame inzetbaarheid? De onderzoekers gaven in hun workshop handvatten voor het starten van een dialoog leidend tot minder ziekteverzuim, meer professionaliteit en verantwoordelijkheid nemen voor het eigen functioneren. 3. Back to basics! Motivatie, betrokkenheid en zelfregulerend leren verhogen. Miriam Cents-Boonstra (Graafschap College) Motivatie heeft een duidelijk effect op de schoolprestaties van studenten. Hoe kunnen scholen en docenten de motivatie en betrokkenheid van studenten vergroten? In het onderzoek is het gedrag van docenten geobserveerd en is een korte interventie ontwikkeld om het autonomie versterkend gedrag van docenten te verhogen. Miriam Cents-Boonstra ging in haar workshop op deze interventie in en op de geleerde lessen over effectief gedrag van docenten om studentmotivatie te verhogen. 4. E-learning onder de loep. Plaatsonafhankelijk onderwijs binnen de kaders van BOT. Hilbert Otten & Miranda Kiewiet (Deltion College), Wim Trooster (Hogeschool Windesheim) Bij vier opleidingen van Deltion College zijn e-learning

pilots uitgevoerd. Voldoen deze aan de criteria van onderwijskwaliteit en die van begeleide onderwijstijd (BOT)? De onderzoekers vonden onder meer dat de kwaliteit van het onderwijs door e-learning op z’n minst gelijk bleef of zelfs verbeterde. De BOT-criteria werden ook grotendeels gehaald (na implementatie waarschijnlijk volledig). Reden voor het Deltion College om plaatsonafhankelijk werken met behulp van ict verder te ontwikkelen en te implementeren. In deze workshop deelden de onderzoekers de opgedane kennis. 5. Spijbelende studenten in de grote stad. Verkenning van de wegen om verzuim terug te dringen. Nico Hemelaar (ROC Mondriaan) Het achterhalen van de redenen voor het spijbelgedrag van niveau 2 studenten in grote steden en het vinden van een mogelijke oplossing is onderwerp van het promotieonderzoek van Hemelaar. Op basis van literatuuronderzoek, dataonderzoek en enquêtes heeft hij een coderingsstelsel ontworpen waarmee wordt aangegeven welke actie bij welke student het meest effect heeft. Soms is een sms’je genoeg, in het andere uiterste kan een mobiel verzuimteam worden ingeschakeld. In zijn


MBO ONDERZOEKSDAG

workshop pleitte Hemelaar voor een betere match tussen de reden van verzuim en de te plegen interventie. 6. Bevorderen van studiesucces. Schoolfactoren om voortijdig schoolverlaten tegen te gaan. Adinda Hukema-Storteboom (Landstede), Greta de Wit (Windesheim) De opleiding Eerste verkoper (niveau 3, bol) van Landstede had in schooljaar 2012-2013 een laag diplomaresultaat en veel voortijdig schoolverlaters. Dit onderzoek zocht naar mogelijke oorzaken en de factoren die de school kan beïnvloeden. Deze workshop ging in op deze maatregelen en de opbrengsten voor de opleiding. Daarnaast is aandacht besteed aan denkstappen en facetten van praktijkonderzoek. 7. Van vmbo kader naar mbo niveau 3. Verbetertraject doorstroom vmbo-leerlingen naar mbo. Geerte Damman (Noorderpoort) Het onderzoek had als doel de doorstroom van vmbokader naar de opleiding Zorg & welzijn mbo niveau 3 te verbeteren. Er is in ander onderzoek gekeken naar de doorstroom en pedagogischdidactische verschillen die leerlingen tussen vmbo en mbo ervaren. Ook is een doorlopende leerlijn ontwikkeld

met specifieke aandacht voor de vaardigheden die vmbo’ers nodig hebben op het mbo. Damman ging in op de uitkomsten van het andere onderzoek en de effecten van de doorlopende leerlijn. 8. Docentvaardigheden verbeteren. Op weg naar individuele leerlijnen in het mbo. Marco Verschure (ROC West-Brabant) Voor het ontwikkelen van docenttrainingen – om te kunnen bijdragen aan de ontwikkeling en uitvoering van individuele leerlijnen voor studenten – maakte Marco Verschure gebruik van een model voor instructional design. Daarmee bracht hij leerbehoeften en leeromgeving in kaart. Ook ontwikkelde hij trainingen voor loopbaanleren, coaching en feedback. In zijn workshop vroeg Verschure feedback om onderwijsontwikkeling en onderzoek laagdrempelig te verbinden. 9. Taalbewust beroepsonderwijs in het mbo. Een kans voor het entreeonderwijs. Frank Schaafsma (Deltion College) In dit onderzoek heeft Schaafsma zijn team meegenomen in taalbewust lesgeven. Dit deed hij met een kwalitatief praktijkonderzoek door middel van concrete interventies, onderbouwd door

een theoretisch kader, zonder dat de leraren allerlei cursussen of andere tijdrovende acties hoeven te ondernemen. In deze workshop vertelde hij over de aanleiding, opzet, methodes en conclusies van het onderzoek en de dilemma’s die hij is tegengekomen bij onderzoek doen in het eigen team. 10. Het nieuwe rekenen in het mbo. Verschil in motivatie tussen studenten. Giel Hanraets (ROC Midden Nederland) De verschillen in rekenscores tussen leerlingen uit verschillende groepen zijn groot. Waar ligt dat aan? Hoe zit het met de rekenmotivatie van deze groepen? Er lijkt inderdaad een samenhang te zijn in motivatie voor rekenen en de resultaten op het examen. Zeker als rekenen minder relevant is voor de beroepsrichting, zijn studenten minder of zelfs niet gemotiveerd voor rekenen. Hanraets gaat in zijn workshop verder in op de rekenmotivaties van studenten. 11. Rekenen met digitale leermiddelen. Effect van een elektronische leeromgeving op motivatie en leerresultaat. Bart Voshol (Deltion College) In dit onderzoek is gekeken naar het effect van digitale leermiddelen op de motivatie en resultaten van tweedejaars mbo-studenten Verf- en Applicatietechniek.

| 35


MBO ONDERZOEKSDAG

Het onderzoek maakt deel uit van een groter onderzoek om onderwijsbehoeften van verschillende niveaugroepen te duiden. Inhoud van zijn workshop was het effect van digitale leermiddelen op motivatie en resultaat, en de veranderende rol van de docent bij de inzet van digitale leermiddelen. 12. Sport motiveert!? Curriculum in topsportcontext voor risicojongeren. Marieke Fix (Landstede) Vier mbo-instellingen hebben curricula ontworpen voor risicojongeren met een hoge kans op voortijdig schoolverlaten om ze toe te leiden naar een nieuwe opleiding of werk. Bijzonder is dat de opleidingen in een topsportomgeving zoals een voetbalstadion of topsporthal worden gegeven. Fix onderzocht de typische kenmerken van de vier curricula. In haar workshop besprak ze de successen van onderwijs in een topsportcontext en hoe dit project kan bijdragen aan vermindering van voortijdig schoolverlaten. 13. Wat is eigenlijk de vraag? Goede vraagarticulatie als vertrekpunt bij praktijkonderzoek. Monique Ridder (Hogeschool Windesheim), Elly de Bruijn (Universiteit Utrecht),Liesbeth Baartman (Hogeschool Utrecht)

36

|

Praktijkgericht onderzoek begint met het signaleren van een praktijkprobleem en het formuleren van een voor de praktijk herkenbare onderzoeksvraag. Dat is minder eenvoudig dan het lijkt. In de workshop gingen deelnemers met vraagarticulatie aan de slag om een praktijkprobleem in kaart te brengen en te vertalen naar een praktijkrelevante onderzoeksvraag. Zij kregen inzicht in het waarom en waartoe van onderzoek op basis waarvan je een onderzoeksvraag kunt opstellen die je op een goede manier kunt onderzoeken en die bruikbare resultaten oplevert. 14. Het herkennen van beweegtalent door mbo CIOS/Sb studenten. Aansluiting Talentherkenning bij opleidingen. Saskia Torn Broers (Graafschap College) Saskia Torn Broers onderzocht hoe haar Talentherkenningsprogramma bij andere opleidingen aansluit. Ze inventariseerde wensen over talentontwikkeling in bewegingslessen. In de workshop vroeg ze tips over de aansluiting met andere opleidingen en feedback op haar Talentherkenningsprogramma om dit verder te verbeteren. 15. Multisectorale onderzoeksomgeving. Mbo/ hbo-studenten binnen een

Europees centrum voor mentoring. Szilvia Simon (Friesland College) Het MentorProgramma Friesland moet een leer- en onderzoeksomgeving worden voor mbo en hbo in Friesland. Met haar onderzoek wil Simon bijdragen aan kennisverwerving en conceptontwikkeling ten behoeve van het expertisecentrum. Zij vroeg feedback over het vinden van de juiste onderzoekfocus en een passende onderzoeksmethode. 16. RIM: ruimtelijk inzicht in de metaal. Ruimtelijk inzicht en motivatie vergroten. Felix Kruese (Graafschap College) Met zijn ontwerponderzoek wil Felix Kruese het verwerven van ruimtelijk inzicht door studenten vergemakkelijken. Op basis van observaties en interviews met studenten, docenten en praktijkopleiders heeft hij RIM ontworpen: Ruimtelijk Inzicht in Metaal. Met RIM maken studenten op zoveel mogelijk manieren gebruik van hun zintuigen om hun ruimtelijk inzicht te vergroten en de kennis beter te laten beklijven. RIM is ook vertaald naar RIB: Ruimtelijk Inzicht in de Bouw. Hij vertelde in zijn workshop over het product dat hij heeft ontwikkeld. 17. Co-creatie bij curriculumontwerp. Hybride werkplaatsleeromgeving voor cross-mediale opleidingen.


MBO ONDERZOEKSDAG

Hans de Vries (Saxion) & Eugene van Wijk (ROC van Twente) Opleidingen kunnen vaak onvoldoende inspelen op snelle ontwikkelingen, veranderende technologieën en toepassingen in de mediawereld. Het crossmediale innovatieproject levert een duurzaam en hybride curriculum op in de vorm van een productiehuis: een werkplaatsleeromgeving voor studenten. De onderzoekers hebben het programma geëvalueerd en deelden hun bevindingen in de workshop. 18. Kiezen ván en óp niveau. Studenten helpen het juiste opleidingsniveau te kiezen. Herman Kruis en Peter den Boer (ROC West-Brabant) Op het Johan Cruyff College van het Zoomvliet College voor economie en administratie (deel van ROC West-Brabant) schatten veel studenten het combineren van sport en opleiding te rooskleurig in. Hoe kunnen we studenten helpen het juiste niveau te kiezen? Peter den Boer onderzocht of een ingezette oplossing en de begeleiding voldoende blijken en hoe studenten na een half jaar hun keuze ervaren. Het experiment was een succes. De workshop ging over dit succes en mogelijke vervolgstappen. 19. De docent als e-coach. Verbeteren van ouderbetrokkenheid. Annette van Liere (ROC van Twente)

ROC van Twente wil samen met docenten meer ervaring opdoen met ouderbetrokkenheid en is betrokken bij een experiment met de docent als e-coach van mbo-studenten en ouders met als inzet de ouderbetrokkenheid te vergroten. Doel is om inzicht te krijgen in de relatie tussen ouderbetrokkenheid en het voorkomen van schooluitval. Annette van Liere ging in haar workshop in op het experiment, de opgeleverde producten en de voorlopige resultaten. 20. Praktijkonderzoek op de kaart. Ervaringen van het ID College. Kathinka Groenink & Erica Wijnands (ID College) Hoe kun je praktijkgericht onderzoek én een onderzoekende houding bij docenten stimuleren? Op basis van hun onderzoek over de verbetering van studentmotivatie, docentmotivatie en verbinding met andere studieonderdelen gingen Kathinka Groenink en Erica Wijnands in hun workshop het gesprek aan over deze vraag. 21. Succesvol samenwerken met het bedrijfsleven. Samen goed gekwalificeerd personeel opleiden. Mireille Aalfs (ROC Midden Nederland) Samenwerking tussen ROC Midden Nederland en het bedrijfsleven vindt

onder andere plaats in adviesraden: overlegorganen met vertegenwoordigers uit bedrijfsleven en onderwijs. Mireille Aalfs analyseerde de samenwerking, gedeelde ambities, individuele belangen en het werkniveau van de deelnemers aan een adviesraad. Haar aanbevelingen voor succesvolle samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven deelde ze in deze workshop. 22. Professionele dilemma’s. Kansen voor opleiders in een hybride leeromgeving. Lotte van Hal, Irma Gelderblom (Landstede) In dit onderzoek is gekeken naar wat het verbinden van werk- en leerprocessen van studenten in een hybride leeromgeving vraagt van de professionaliteit van opleiders. Het heeft geleid tot een aanpak die de professionele dialoog tussen opleiders een prominente plek geeft in het team. Lotte van Hal en Irma Gelderblom deelden in deze workshop aanbevelingen om een professionele dialoog op gang te brengen en in gang te houden. 23. Docententeam als leergemeenschap. Factoren en interventies die invloed hebben op het ontwikkelproces. Bart Zandvliet (Nova College) Docenten en docententeams moeten zich meer

| 37


MBO ONDERZOEKSDAG

verantwoorden en professionaliseren. Een goede manier om daarmee om te gaan, is het docententeam te ontwikkelen tot leergemeenschap. Op basis van literatuuronderzoek en interviews zijn een teamvisie en een gemeenschappelijke pedagogische aanpak gecreĂŤerd. Bart Zandvliet vertelt in deze workshop over de interventies en hoe deze bijdragen aan de professionele ontwikkeling van het docententeam als leergemeenschap. 24. SLIMme leermechanismen. Hoe leren docenten in samenwerkingsrelaties? Wim Schuitema (Scalda), Ton

38

|

Bruining (KPC Groep) Het doel van het innovatieproject SLIM (Samenwerkend leren is meesterschap) van ROC Scalda was het ontwikkelen van een systematische samenwerkingsmethodiek voor het beter afstemmen van het onderwijsaanbod op vragen uit het bedrijfsleven. Schuitema en Bruining hebben een aantal docenten uit het SLIMproject gevolgd. Zij gingen in op vier leermechanismen en hoe deze kunnen worden ingezet door schoolorganisaties om de samenwerking met bedrijven vorm te geven in een professionele leeromgeving.

25. Doet goed voorbeeld goed volgen? Effect van voordoen en expliciteren op zelfsturend leren. Jolanda Cuijpers & Marielle den Otter (ROC de Leijgraaf) Dit onderzoek gaat over het effect van modeling (voordoen) en articulation (expliciteren) door docenten. Stimuleren deze interventies de ontwikkeling van zelfsturende leervaardigheden van studenten? Het blijken goede handvatten voor de docent om een balans tussen sturing en zelfsturing te bereiken. In de workshop gingen de onderzoekers in op de effecten van modeling en articulation.


MBO ONDERZOEKSDAG

| 39


MBO ONDERZOEKSDAG

26. Teamleren stimuleren. Effectieve interventies voor samenwerkende docenten. Angela Bults (ROC van Amsterdam) In dit onderzoek is gekeken naar bruikbare interventies om teamleren te stimuleren. Op basis van literatuuronderzoek, interviews en vragenlijsten onderzocht Bults wat een team effectief maakt, in welke mate teamleren al voorkomt en wat de behoeftes zijn van team en management. Inhoud van haar workshop waren criteria voor goede interventies om teamleren te stimuleren.

College) Vanuit betrokkenheid bij de ‘Werkgroep Vluchtelingen in het mbo’ deelde Christian de Kraker zijn passie en inzichten over onderzoek naar vluchtelingen in het mbo. Het onderzoek dat hij in de workshop presenteerde ging over het stimuleren van taalbewust beroepsonderwijs van vakdocenten aan vluchtelingstudenten. Deze studenten kampen met een taalachterstand, waardoor ze niet makkelijk kunnen doorstromen in het mbo.

27. Beter projectonderwijs. Naar een hoger rendement en meer tevredenheid. Erik de Vries-Gonggrijp (Horizon College) Hoe kan projectonderwijs verbeterd worden qua begeleidingsstructuur, werkwijze en wijze van beoordeling, met als doel een toename van de tevredenheid van de leerlingen en het rendement van het projectonderwijs? Deze vraag stond centraal in het onderzoek van Erik de Vries-Gonggrijp. Hij ging in de workshop uitgebreid in op de door hem ontwikkelde werkwijze.

29. Wat kan de masterdocent (en zijn onderzoek) betekenen voor het mbo-onderwijs? Succesfactoren en knelpunten. Cees den Hartog (Deltion College), Marjanne Hagedoorn (Landstede), Marielle Kuijper (Windesheim) Deze workshop ging over de manier waarop de school de masterdocent positioneert en gebruik maakt van onderzoek dat in het kader van de masteropleiding is uitgevoerd. Er is stilgestaan bij succesfactoren en knelpunten. Ook was er ruimte voor discussie en het uitwisselen van ervaringen vanuit de vraag: wat kan de master-docent (en zijn onderzoek) voor het mboonderwijs betekenen?

28. Nederlands leren, integraal proberen! Ondersteuning van de taalzwakke student. Christian de Kraker (Alfa

30. Studentenbetrokkenheid: Inzet van pedagogisch actierepertoire en interpersoonlijk docentgedrag. Martijn Broers

40

|

(Scalda) Met zijn onderzoek wil Martijn Broers een bijdrage leveren aan het terugdringen van voortijdig schoolverlaten. Hoe kan met beter interpersoonlijk docentgedrag de studentbetrokkenheid worden vergroot? In zijn presentatie vroeg Broers input om zijn onderzoeksvragen scherper te formuleren. Ook vroeg hij feedback op de onderzoeksmethode en onderzoeksinstrumenten. 31. Groei door professionele verbinding. Samen professionaliseren in een opleidingsteam. Karin Gehrels (Drenthe College) Met haar onderzoek wil Karin Gehrels een bijdrage leveren aan het professionaliseren van docenten van een opleidingsteam door middel van samenwerkend leren. Met video-opnames van lessen en intervisiebijeenkomsten wordt samen gewerkt aan het eigen handelen voor de klas. Zij vertelde over haar ervaringen met het professionaliseringstraject en deed aanbevelingen voor vervolgstappen. 32. Juist beslissen tijdens het praktijkexamen. Factoren die een rol spelen in de beoordeling van de proeve van bekwaamheid. Rianne Boehmer-Banning (ROC A12)


MBO ONDERZOEKSDAG

Het oordeel van praktijkexaminatoren moet deskundig en betrouwbaar zijn. Boehmer-Banning deed onderzoek naar factoren die van invloed zijn op de kwaliteit van beslissingen van praktijkexaminatoren tijdens de proeve van bekwaamheid. De workshop ging over factoren die een rol spelen in de beoordeling en van belang zijn om de kwaliteit van examenbeslissingen te verhogen. 33. Betrouwbaar en valide. Beter beoordelen van werkplekleren. Paulien Knol (Horizon College) Dit onderzoek richt zich op het ontwerp van een betrouwbaar en valide instrument om het werkplekleren van tweedejaars studenten te beoordelen. Knol ging in haar workshop in op de geleerde lessen van haar onderzoek. Ze heeft die verwerkt in aanbevelingen en een stappenplan voor het maken van een competentiematrix als hulpmiddel voor een betrouwbare beoordeling. 34. Korte intensieve internationale mbouitwisselingen. Het effect op de persoonlijkheid gemeten. Martha Vreijsen (Horizon College) Martha Vreijsen onderzocht het effect van een intensieve internationale uitwisseling op de persoonlijkheidsaspecten

Openheid, Vriendelijkheid en Emotionele Stabiliteit, in het perspectief van studenten èn van ouders. De effecten zijn groot. Vreijsen ging in haar workshop in op de resultaten en de mogelijke effecten op studenten. Met minder vakantie en meer internationale contacten tijdens de uitwisseling is een week voldoende. 35. Strategisch lezen voor studie en beroep. Leesvaardigheid van bblstudenten vormgeven. Georgia Vasilaras (ROC de Leijgraaf), Edith Vissers (KPC Groep) Hoe kan strategisch lezen worden vormgegeven? Naast het effect van een door de onderzoekers ontwikkelde interventie op de leesvaardigheid van studenten is ook gekeken naar professionele ontwikkeling van docenten en de werkbaarheid van de interventie. De resultaten zijn in de workshop gepresenteerd. In de workshop kwamen ook dilemma’s aan bod die je tegenkomt bij het uitvoeren van praktijkgericht onderzoek in het mbo. 36. Wat zegt de professional zelf? Docenten vo en mbo over professionaliseren en teamleren. Carin Hogenbirk (Noorderpoort), Klaas Keizer, Pim Hulsman (Eridanos) Het doel van dit onderzoek

is inzicht te krijgen in de ‘binnenkant’, door aan docenten zelf te vragen welke betekenis zij toekennen aan professionalisering en teamleren en hoe zij het effect van teamleren beoordelen in relatie tot de ontwikkeling en prestaties van leerlingen. De onderzoekers deden in hun workshop aanbevelingen om teamleren vooral maatwerk te laten zijn. 37. Differentiatie in de rekenles. Verbetering van het rekenonderwijs in het mbo. Giel Hanraets (ROC Midden Nederland), Suzanne Verveer (ROC Albeda College), Monica Wijers, Vincent Jonker (UU) Hoe kunnen mbo-instellingen hun rekenonderwijs versterken en de resultaten verbeteren? De onderzoekers bespraken in de workshop een scholingstraject over het model van interne convergerende differentiatie en andere hulpmiddelen die het onderzoek heeft opgeleverd, zoals ontwerpen voor gedifferentieerde rekenlessen. 38. Serious gaming. Verbetering van communicatieprocessen bij ict-studenten. Tom Hogendoorn (Nova College) Kan serious gaming helpen bij de communicatieve vaardigheden van ictstudenten? Dit is de ambitie van SLEM: Serious games voor Leren en Examineren in

| 41


MBO ONDERZOEKSDAG

het Mbo. Gebruikersonderzoek is benut om de game te verbeteren. In zijn workshop deelde Tom Hogendoorn de uitkomsten van dit onderzoek: heeft serious gaming invloed op de leerresultaten van de studenten? 39. Talentontwikkeling van docenten. Katalysator voor krachtgerichte begeleiding van studenten. Mieke Haverkort (SintLucas) Het traject ‘Pedagogische Tact’ is in eerste instantie ingezet om docenten te professionaliseren in pedagogisch-didactisch handelen. De benadering van studenten door docenten is verschoven van probleem- naar krachtgericht. De resultaten van het onderzoek - die gedeeld zijn in deze workshop - zijn te gebruiken voor persoonlijke ontwikkeling van docenten en voor het beter matchen van rollen en taken met talenten van docenten door de schoolleiding. 40. Digitalisering in het werkveld. Bijblijven met je onderwijscurriculum. Manon Osterop, Angelique van Balen (Nova College) Hoe kunnen opleidingen hun curriculum up-to-date houden, in lijn met de digitale ontwikkelingen in het werkveld? Osterop en Van Balen gaven in hun workshop aanbevelingen voor scholen om op de hoogte te blijven van recente ontwikkelingen op het

42

|

gebied van digitalisering in het werkveld. Ook deelden ze hun ervaringen over de lessenserie die zij ontwikkeld hebben. 41. Samenwerken aan werkplekleerbegeleiding. Onderzoek naar kritische succesfactoren. Richard Voss (Friesland College) Wat zijn kritische succesfactoren in de begeleiding van werkplekleren? Uit literatuuronderzoek en interviews met begeleiders, toekomstige docenten en het managementteam destilleerde Richard Voss factoren als faciliteiten, deskundigheid en de juiste match en betrokkenheid. Voss maakte ons in zijn workshop, naast deze succesfactoren, ook deelgenoot van de innovaties en interventies die zijn ingezet op basis van zijn onderzoek. 42. Coachen binnen Landstede. Effecten en randvoorwaarden van coachen. Sandra Brandenburg (Landstede) Hoe kan de tevredenheid van studenten over coaching worden verbeterd? En hoe tevreden zijn de coaches over de inhoud en randvoorwaarden van coaching? Aanbevelingen uit het onderzoek zijn het beter gebruiken van leermiddelen en materialen voor coaching en dit te stimuleren door extra ondersteuning van coaches

en instructiebijeenkomsten. De input van het onderzoek wordt gebruikt in de nieuwe teamplannen. De onderzoeker deelde de geleerde lessen in haar workshop. 43. Vrij lezen op mbo en hbo. Gezamenlijk onderzoek om de onderwijspraktijk te verbeteren. Erna van Koeven, Yvonne Leeman (Hogeschool Windesheim), Frank Schaafsma (Deltion College) In dit onderzoek verbeteren mbo- en hbo-docenten samen onderzoekend de onderwijspraktijk. De focus: hoe kan vrij lezen worden vormgegeven en ingebed in het curriculum, zodat het motiveert en bijdraagt aan leesontwikkeling en persoonlijke en sociale ontwikkeling? En welke organisatorische interventies ondersteunen en ontwikkelen leraren bij vrij lezen? De onderzoekers gingen In de workshop vooral in op het samen onderzoek doen van mbo- en hbo-docenten. 44. Leren en werken verbinden. Van verstandshuwelijk naar liefdesrelatie. Erna de Wolff-ter Beek (Albeda College) Wat zijn de leeropbrengsten van een leerontwerp waarin leren en werken met elkaar zijn verweven? Deze vraag wil Erna de Wolff-


MBO ONDERZOEKSDAG

ter Beek beantwoorden in haar onderzoek. In haar presentatie wilde zij feedback op de keuze van de onderzoeksinstrumenten. Adviezen om prestatieindicatoren voor Verzorgende uit te werken in vragenlijsten waren ook welkom. 45. Van voorbereidend naar beroepsopleidend? Wereldoriëntatie implementeren in het curriculum. Leonie Gaikema-van Randen (Alfa College) Wereldoriëntatie wordt wel in het vmbo gegeven, maar in het mbo niet meer. Mbo-studenten die willen doorstromen naar de pabo of aanverwante hbo-

opleidingen zijn hierdoor soms niet toelaatbaar. Het Alfa College, opleiding Onderwijsassistent, is vorig jaar een pilot gestart met workshops over wereldoriëntatie. Gaikema wil zoeken naar de haalbaarheid deze lessen vanaf het eerste jaar aan te bieden. In de workshop vroeg zij feedback op het onderwerp en tips voor de aanpak.

| 43


MBO ONDERZOEKSDAG

“Aan de dynamiek en inspiratie vandaag valt niets af te dingen. Beroepsonderwijs is een enorme sector, die grote stappen aan het zetten is. Het is zaak om die stappen vooral te blijven zetten, het liefst nog grotere stappen. We moeten proberen weer zo’n bijeenkomst te organiseren. Er is sprake van achterstallig onderhoud, we hebben nu de richting en koers te pakken. Laten we hier een paar jaar serieus aan werken.”

Marc Vermeulen TIAS, voorzitter Adviesraad

44

|


MBO ONDERZOEKSDAG

| 45


MBO ONDERZOEKSDAG

46

|


MBO ONDERZOEKSDAG

“Bij mij blijft vooral het woord verbinding hangen. Ik ben blij dat professionals uit allerlei hoeken zich betrokken voelen bij onderzoek in het mbo. Ik hoop dat het vanzelfsprekend wordt dat onderzoek een onderdeel van het mbo is.�

Inge Vossenaar Directeur Directie mbo, Ministerie van OCW

| 47


MBO ONDERZOEKSDAG

5. Uitreiking aanmoedigingsprijzen Mbo Onderzoeksdag Dagvoorzitter Donatello Piras sluit de dag af met het bekendmaken van de nominaties voor de aanmoedigingsprijzen. Het gaat nadrukkelijk niet om het allerbèste onderzoek, maar om het meest inspirerende. De winnaars ontvangen een beeldje ‘de ouverture’. En een door Windesheim verzorgde onderzoekstraining ‘Onderzoek in de context van het beroepsonderwijs’, waarmee onderzoekers zich verder kunnen bekwamen in het proces van vraagstelling, via uitvoering, tot doorwerking in het onderwijs. Er zijn prijzen voor drie aspecten van onderzoek. Per thema zijn drie onderzoeken genomineerd, waaruit door een deskundige jury de winnaar is gekozen. Alle juryleden (Dick van Meeuwen, Hoornbeek College en lid van de kerngroep onderzoek MBO Raad; Jelle Kaldewaij, directeur NRO, Harry Frantzen, directeur Domein Bewegen en Educatie hogeschool Windesheim) hebben als mistery guests aan de workshops van de genomineerden meegedaan. Het eerste thema is de vraagstelling: zijn de onderzoeksvragen helder (‘onderzoekbaar’) geformuleerd, inspirerend voor

48

|

andere mbo-onderzoekers, relevant voor het mbo? Felix Kruese (voorstel 16) Adinda Hukema Storteboom en Greta de Wit (voorstel 6) Rianne Boehmer-Banning (voorstel 32) De tweede voor de onderzoeksmethode: is de onderzoeksmethode voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen samenhangend en consistent toegepast/ past de methode bij de vraagstelling? Johan Crielaard (voorstel 1) Herman Kruis en Peter den Boer (voorstel 18) Georgia Vasilaras en Edith Vissers (voorstel 35) En de derde voor de doorwerking van het onderzoek: is het onderzoek ingebed in de schoolorganisatie /worden bevindingen toegepast in de instelling of zelfs daarbuiten? Hilbert Otten, Miranda Kiewiet en Wim Trooster (voorstel 4) Christian de Kraker (voorstel 28) Manon Osterop en Angelique van Balen (voorstel 40)


MBO ONDERZOEKSDAG

| 49


MBO ONDERZOEKSDAG

TERUGBLIK ÉN VOORUITBLIK VANUIT HET HEDEN NAAR EEN BETERE TOEKOMST Twee-derde van de bezoekers, waaronder ook de presentatoren en workshopleiders, heeft door mee te doen aan een enquête laten weten wat ze van de dag vonden. Wat vonden de bezoekers? Van hen was maar liefst 96% (zeer)tevreden. Vrijwel alle bezoekers (98%) vinden de Mbo Onderzoeksdag dan ook voor herhaling vatbaar. Uit de toelichtingen blijkt dat de tevredenheid van de deelnemers op veel aspecten betrekking heeft. Om te beginnen op het idee van zo’n dag: “Allereerst vind ik het initiatief om een Mbo Onderzoeksdag te organiseren een fantastisch idee. Er wordt al veel onderzoek gedaan in het hbo waarbij docenten worden gestimuleerd om a.d.h.v. een gedegen onderzoek bij te dragen aan de kwaliteit van het onderwijs. In het mbo is daar ook veel vraag naar, maar wordt dat nog niet erg gestimuleerd. Het uitvoeren van onderzoeken rondom actuele thema’s in het mbo is zeer belangrijk om zo duidelijk in kaart te brengen

50

|

welke concrete stappen moeten worden ondernomen om specifieke doelen te bereiken”. Maar ook op de organisatie van de dag: de opkomst, de (informele) sfeer, het (hoge) tempo, de opening met de diversiteit aan sprekers, de keynote, de locatie, de logistiek, de mix van deelnemers en van onderwerpen, de aandacht voor onderzoek van leidinggevenden, managers en de minister. Dit is wat het mbo nodig heeft: “Eindelijk weer een positieve actie rond imago en status mbo”. Ook het plenaire openingsprogramma is goed ontvangen. Zeer veel bezoekers (86%) vonden de openingswoorden van minister Bussemaker (zeer) aansprekend. Dat geldt ook voor de keynote van Geert ten Dam (83%). De meningen over de workshops zijn eveneens positief, vooral over de inhoud. Maar er is ook ruimte voor verbeteringen. In sommige workshops is vooral gezonden: “Het werden workshops genoemd, maar dat is iets

anders dan je onderzoek presenteren”. Een aantal bezoekers heeft de kwaliteit van de workshops als wisselend ervaren, ze waren niet allemaal even goed: “de eerste die ik bezocht was matig, de laatste erg leuk”. Presentatoren zouden moeten nadenken over de betekenis van het gepresenteerde in een andere omgeving. Terwijl sommige presentaties dicht bij het eigen onderzoek bleven is in andere de transfer wel tot stand gekomen: “Twee van de drie workshops geven aanleiding om na te denken over hoe resultaten in onze situatie benut kunnen worden. Met een workshopleider is een afspraak gemaakt voor nadere verkenning van het onderwerp”. Een aandachtpunt is de verdeling van de bezoekers over de workshops. Omdat de bezoekers vrij konden kiezen was die hier en daar erg onevenwichtig. Wat betreft de aanmeldingen valt op dat niet alle bezoekers gewend zijn dat je ook als


MBO ONDERZOEKSDAG

presentator of workshopleider moet betalen. Het idee dat je op een dag als deze aanwezig bent als deelnemer, workshopleider en presentator en van rol wisselt en dat het onderlinge contact belangrijker is dan het onderscheid tussen presenteren en deelnemen aan workshops moet beter gecommuniceerd worden. Voor de meeste bezoekers blijken collega’s de belangrijkste informatiebron van informatie over de Mbo Onderzoeksdag. En daarnaast: de website, sociale media, een lectoraat, het masternetwerk van het eigen roc, de masteropleiding, de eigen onderzoeksbegeleider. Verreweg de meeste inleiders (81%) vinden dat het format voor het indienen van voorstellen goed bruikbaar is. Ook over de feedback op de ingediende voorstellen is de meerderheid tevreden (66%), is 26% neutraal en 9% ontevreden. Vooral het proces kan hier en daar beter: “jammer was wel dat mijn verbeterde versie in de mailbox van de reviewer is blijven hangen”. Het blijkt het soms lastig de goede toon te treffen. Zo voelde een indiener zich beoordeeld vanuit een wetenschappelijk en niet een praktijkgericht onderzoekskader. Deelname aan de Mbo Onderzoeksdag levert veel op. Een samenvatting van de reacties: zet aan tot vervolg en

verdieping, geeft meer focus op eigen onderzoeksactiviteiten, levert inspiratie door het enthousiasme en de aanmoediging van de workshopbezoekers en voor het op de agenda zetten van onderzoek in de eigen schoolorganisatie, biedt nieuwe ideeën voor verder onderzoek en levert nieuwe contacten op. En meer in het algemeen geeft de dag een impuls aan de totstandkoming van een onderzoekstraditie in het mbo: “mooi om te zien dat onderzoek op een aantal mbo’s al zo’n concreet thema is”.

“INSPIREREND OM IN MIJN EIGEN ROC DOOR TE GAAN MET DE GROEP VAN MASTERDOCENTEN” Samengevat in de woorden van een bezoeker: “Zeer waardevolle dag. Inspirerend om in mijn eigen roc door te gaan met de groep van master-docenten en te gaan voor het starten van een brede onderzoeksgroep gericht op o.a. positionering in de regio en verbetering van het onderwijs”. De toegevoegde waarde van onderzoek voor de ontwikkeling van de sector Is het bij het begin van een

beweging van het doen van onderzoek door docenten in het mbo al mogelijk uitspraken te doen over de toegevoegde waarde voor de sector? Moet die zich niet eerst bewijzen? Kristalliseert toegevoegde waarde zich, in de woorden van minister Bussemaker, in een beweging van onderop waarin eigenaarschap bij de uitvoerders (docenten) ligt, niet geleidelijk uit? Welke betekenis geven docenten zélf aanonderzoek? Voor één van de (genomineerde) presentatoren geeft onderzoek een stem aan leerlingen en docenten om te zoeken naar oplossingen: “Deze dag heeft mij aangemoedigd de komende jaren verder praktijkgericht onderzoek te doen en kennis toe te passen op de plek waar ik werk, niet vanwege de nominatie maar omdat onderzoek hoort bij je vak als docent. Praktijkgericht onderzoek heeft voor mij een meerwaarde. Je geeft de leerlingen, je collega’s een stem, je vraagt ze hoe het op hen overkomt en je kijkt samen naar betere oplossingen, ondersteund door verschillende theorieën” (Christian de Kraker, docent Alfa College). Onderzoek van mbo-docenten is praktijkonderzoek; onderzoek gericht op onderwijsverbetering op vele terreinen. Onderzoek over thema’s en vragen die dicht tegen het werk van docenten aan liggen. Wat onderzoek als middel

| 51


MBO ONDERZOEKSDAG

voor praktijkverbetering dan voor heeft op andere maakt het voorbeeld uit de keynote van prof. ten Dam uit de medische wereld duidelijk. Het is voor iemand die midden in de praktijk staat lastig is om de grote lijn te zien. Als toetsuitkomsten het ene jaar anders zijn dan in het voorafgaande is de conclusie snel getrokken dat het verschil met toevalligheden te maken heeft. Pas in een systematische vergelijking vallen de patronen op. Een docent kan zelf die patronen ontdekken, daar zijn geen professionele onderzoekers voor nodig. Wel helpt het om binnen een docententeam of een onderzoekscommunity van docenten om data te vergelijken en met elkaar naar die patronen te zoeken.

schoolontwikkelingsvragen of aan instellingsbrede onderzoeksagenda’s. Ze hangen los in de organisatie. Voor een duurzaam onderzoeksklimaat is focus en massa nodig”.

Of onderzoek daarmee ook het eigendom van docenten is? Bezoekers en sprekers leggen verschillende accenten. Ten Dam is duidelijk, onderzoek moet zijn ingebed in het schoolbeleid: “wat de instellingen zelf moeten doen, is onderzoek en ontwikkeling goed inbedden in het eigen beleid. Aandacht voor onderzoek en onderzoekend vermogen hangt nog te vaak af van de inzet en voorkeuren van individuele docenten. Het volgen van masteropleidingen wordt weliswaar gestimuleerd, maar de onderzoeksvragen die docenten oppakken zijn vaak niet gekoppeld aan

Vooruitblik Het werken aan een onderzoeksklimaat of –cultuur vraagt van mbo-onderzoekers dat ze hun vragen verbinden met thema’s die in teams leven. Peter Lourens, accountmanager Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en lid van de inhoudelijke werkgroep omschreef dat zo: “Teams bestaan uit allerlei docenten en instructeurs. De één is master opgeleid, de ander heeft nog ‘olie onder de nagels’. Die diversiteit maakt een team sterk. Wanneer de masteropgeleide docenten de lessen die ze geleerd hebben overbrengen in het team,

52

|

Inbedding is om twee redenen van belang: het maakt de kans groter dat docenten met affiniteit voor hun onderzoek de uitkomsten gehoor vinden bij hun docententeam en de teamleider. In de tweede plaats wordt onderzoek-doen minder van toevalligheden afhankelijk en kan gericht aan een duurzaam onderzoeksklimaat worden gewerkt, ook in de zin van het toegankelijk maken van onderzoeksresultaten die de sector heeft voortgebracht en het ontwikkelen van een kennisbasis in de eigen instelling.

heeft iedereen daar profijt van. Hun onderzoekende houding, meer genuanceerde inbreng en aangevulde kennis en vaardigheden zijn van grote waarde. Het team moet daar wel voor openstaan. Soms krijgen docenten het signaal ‘leuk, twee jaar buitenspelen, maar ga nu maar weer lesgeven’. Dat is zonde. Mijn tip: koester je nieuw verworven vaardigheden en treedt ermee naar buiten. Inspireer je team. De student heeft er uiteindelijk profijt van.” En het vraagt van mboinstellingen om na te denken over de invulling van een ‘onderzoeksbeleid’. Moet het accent liggen op inbedding in al bestaande procedures als de pdca-cyclus en voor beleidstoetsing of moet de nadruk liggen op ruimte geven aan creativiteit, nieuwsgierigheid en het betreden van nieuwe paden met een stimulerende rol voor teamleiders en een faciliterende rol voor de instelling? De ontwikkeling van onderzoek van het mbo vraagt de inzet van docenten en instellingen. Voor de groei van een onderzoeksklimaat is ook de betrokkenheid van anderen van belang. Vele actoren, lerarenopleidingen, docentenorganisaties, gespecialiseerde mboonderzoekers, het initiatief ‘ieder mbo een practoraat’, Centra voor Innovatief


MBO ONDERZOEKSDAG

Vakmanschap en databases als BVEkennis.nl kunnen zichzelf als bouwstenen van de kennisinfrastructuur van het mbo beschouwen. Ook op sectorniveau is de vraag naar inbedding van onderzoek - in een kennisinfrastructuur - aan de orde. Het verhogen van de professionele kwaliteit van het leraarschap is één van de speerpunten in de mbosector. Inzet is de kwaliteit van het professioneel handelen te versterken door onder meer een krachtiger koppeling aan onderzoek. Niet door van docenten

onderwijsonderzoekers te maken, maar door docenten te equiperen en te inspireren om reflectief te handelen. Om waar nodig afstand te nemen van routinepraktijken en gewoontes en meer systematisch na te gaan wat kan verbeteren en wat de resultaten zijn van hun interventies, wat belangrijke ontwikkelingen zijn in praktijk en wetenschap of wat de ervaringen van andere scholen of collega’s zijn. Deze persoonlijke openheid, bereidheid tot reflectie en nieuwsgierigheid vragen een omgeving die dit gedrag ondersteunt en faciliteert; een onderzoeksklimaat. Dit klimaat

zal de mbo-sector grotendeels zelf moeten ontwikkelen aangezien, anders dan bijvoorbeeld het hbo, het mbo nog geen onderzoekstraditie kent en evenmin is ingebed in een (schooloverstijgende) kennisinfrastructuur voor het doen van onderzoek en het werken met onderzoeksresultaten. Er zijn inspanningen langs meerdere lijnen nodig om het onderzoeksklimaat in de sector tot bloei te laten komen. De Mbo Onderzoeksdag heeft bewezen daar een bijdrage aan te kunnen leveren.

| 53


MBO ONDERZOEKSDAG

BIJLAGE 1 LEDEN VAN DE INHOUDELIJKE WERKGROEP Anneke Westerhuis (voorzitter, ecbo) Betty Haarsma (alumnivereniging masterdocenten) Bram Esselink (ROC van Nijmegen) Cees den Hartog (Deltion College) Conny Daansen (Nova College) Ellen Verheijen (MBO Raad) Elly de Bruijn (Universiteit Utrecht/Hogeschool Utrecht) Frank de Jong (STOAS Vilentum) JosĂŠ van den Berg (ecbo) Linda Sontag (NRO) Loek Nieuwenhuis (Hogeschool Arnhem Nijmegen) Marco Snoek (Hogeschool van Amsterdam) Marielle Kuijper (Hogeschool Windesheim) Marjanne Hagedoorn (Landstede) Marjolein Held (BVmbo) Peter Lourens (Ministerie van OCW) Ruud Baarda (SBB)

54

|


MBO ONDERZOEKSDAG

BIJLAGE 2 LEDEN VAN DE ADVIESRAAD Anneke Westerhuis (ecbo, secretaris) Bas Derks (Ministerie van OCW) Jan van Zijl (MBO Raad) Jelle Kaldewaij (NRO) JosĂŠ van den Berg (ecbo, projectleider Mbo Onderzoeksdag) Marc Otto (Deltion College) Marc Vermeulen (Universiteit Tilburg, voorzitter) Mark Boiten (Windesheim) Monique Volman (VOR)

| 55


MBO ONDERZOEKSDAG

56

|


MBO ONDERZOEKSDAG

| 57


58

|

2016


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.