Transfer 4 (februari 2014)

Page 1

t ran sfe r

vakblad over internationalisering in het hoger onderwijs

Staren we ons blind op MOOC’s?

4

jaargang 21 | februari 2014

living labs zetten hogescholen internationaal op de kaart | universiteitsraad rotterdam kiest toch niet voor engels als vergadertaal | nederlands-duitse

artsenopleiding is kleine revolutie | boris dittrich zag in de vs het belang van ambitie


4 Transfer is een onafhankelijk vakblad voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs en onderzoek. Transfer is ook online: www.nuffic.nl/transfer. Transfer is een uitgave van de Nuffic, de Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs. Verschijnt acht keer per jaar. Redactie Els Heuts (hoofdredacteur), Annelieke Zandvliet en Ralph Aarnout Aan dit nummer werkten mee Annemieke Bosman, Alexandra Branderhorst, Xander Bronkhorst, Helma Erkelens, Tim Ficheroux, Han van der Horst, Ria Jacobi, Yvonne van de Meent, Erik van Oudheusden, Daphne Riksen, Rineke Wisman, Michiel Ytsma Beeld AGE Fotostock, Guy Ackermans, Pierre Crom/ANP, Merlin Daleman/De Beeldredaktie, Philip Driessen, Pascal Dumont, Richard Koek/Redux, Diederik van der Laan/De beeldredaktie, Kay Nietfeld/ EPA, Martin Roemers/Hollandse Hoogte, Al Saheed Group, Daniël Schmidt, Klaas Jan van der Weij/HH, Levien Willemse. Redactieraad Ries Agterberg (DUB), Sebastiaan den Bak (Neth-ER), Klaartje van Genugten (Fontys), Leonard van der Hout (Hogeschool van Amsterdam), Joep Huiskamp (TU Eindhoven), Erwin Ploeger (Unesco-IHE) Redactieadres Nuffic, Postbus 29777, 2502 LT Den Haag, tel.: 070 – 4260126 / 4260144 / 4260122 fax: 070 – 4260399 e-mail: eheuts@nuffic.nl, azandvliet@nuffic.nl, raarnout@nuffic.nl Abonnementen Transfer is gratis verkrijgbaar. Geïnteresseerden kunnen zich voor een gratis abonnement aanmelden via www.nuffic.nl/transfer. Adreswijzigingen Abonnees kunnen adreswijzigingen doorgeven via het contactformulier op www.nuffic.nl/transfer Vormgeving en lay-out Sabrina Luthjens BNO en Christina Schürmann (www.makingwaves.nl) Druk Drukkerij Verloop, Alblasserdam Overname artikelen Het overnemen en vermenigvuldigen van artikelen uit Transfer is slechts geoorloofd na schriftelijke toestemming van de hoofdredactie. Omslag Opname van een MOOC aan de TU Delft. Foto: Hans Stakelbeek Transfer 5, jaargang 21, verschijnt op 3 april

transfer

E-student Tot voor kort had hij alleen via skype en e-mail contact met docenten en medestudenten. De 29-jarige Indonesiër Sigit Angdrew begon in september vanuit Jakarta online vakken te volgen van de Delftse master Watermanagement. Eind januari kwam deze student pas naar Nederland om proeven te doen in het laboratorium en om tentamens af te leggen. Al was het technisch gezien niet eens noodzakelijk om dat hier te doen. Sigit Angdrew haalde als ‘e-student’ de nationale media. Want het is bijzonder dat iemand zijn bul kan halen zonder in de collegebankjes te hebben gezeten. Maar ooit zal het aantal onlinestudenten in de meerderheid zijn, voorspelde collegevoorzitter Dirk Jan van den Berg bij het verhaal van de Indonesiër in de Volkskrant. Ook minister Bussemaker ziet dat wereldwijd, en sinds vorig jaar eveneens in Nederland, de ene na de andere Massive Open Online Course (MOOC) verschijnt en wordt gevolgd door vaak tienduizenden studenten uit meer dan honderd landen. Het is nu zaak om de ontwikkelingen niet langer af te wachten, vindt de minister, ook al is het nog niet duidelijk waar die toe zullen leiden. In een brief over open en online onderwijs aan de Tweede Kamer maakte Bussemaker vorige maand duidelijk dat zij alle universiteiten en hogescholen wil aanmoedigen om hiermee te experimenteren. Zo kan Nederland wellicht profiteren van ‘first mover advantage’, hoopt zij. Als stimulans stelt de minister de komende jaren telkens 1 miljoen euro beschikbaar. Moet iedere docent nu dus MOOC’s maken en de collegezaal verruilen voor de camera? Dat denkt Bussemaker niet. Zij benadrukt dat onderwijsinstellingen elk op eigen wijze de mogelijkheden van open en online onderwijs moeten benutten. En dat zij het meer als aanvulling op dan als vervanging van het bestaande onderwijsaanbod ziet. ‘Direct contact tussen docent en student en binding van student en docent met de onderwijsinstelling zal altijd noodzakelijk blijven’, schrijft de minister. ‘Dat was al zo in de tijd van Erasmus en is nu nog evenzeer van belang.’ Als het aan Bussemaker ligt, blijven studenten als Sigit Angdrew ook in de toekomst naar Nederland komen. Mede dankzij het visitekaartje dat onze hogeronderwijsinstellingen internationaal afgeven via open en online onderwijs. annelieke zandvliet azandvliet@nuffic.nl


r

inhoud

10–19

20

28

3

Open en online onderwijs Open en online onderwijs staat de laatste tijd volop in de belangstelling, getuige onder meer de brief daarover die minister Bussemaker onlangs naar de Tweede Kamer stuurde. In deze Transfer extra aandacht voor dit thema. Zo praten we met Fred Mulder, hoogleraar Open Educational Resources (p. 10–12). Hij pleit voor gratis online leermaterialen die vrij beschikbaar zijn voor iedereen. Massive Open Online Courses, de zogeheten MOOC’s, zijn hot – zeker bij universiteiten. Maar hoe zet je die op? (p. 14–16). Open en online onderwijs in het hbo staat centraal in het opiniestuk op pagina 17. En een medewerker van de TU Delft vertelt over zijn ervaringen met twee online masters voor studenten in Jemen (p. 18–19).

Living Labs helpen hbo bij profilering in buitenland Hogescholen kunnen hun internationaliseringsactiviteiten naar een hoger plan tillen door deel te nemen aan een Living Lab. Dit nieuwe instrument voor internationale samenwerking, gefaciliteerd door de Nuffic, verenigt hogescholen, bedrijven en overheden in binnen- en buitenland rond thema’s uit het Nederlandse topsectorenbeleid. Pilots in Indonesië en Zuid-Korea verlopen erg goed.

Universiteitsraad in Rotterdam kiest niet voor Engels Voor het tweede jaar op rij hebben twee internationals zitting in de universiteitsraad van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Aanvankelijk moesten zij zich met een tolk redden. De afgelopen maanden werd, op proef, vergaderd in het Engels. Omdat de voordelen niet bleken op te wegen tegen de nadelen, krijgt de proef geen vervolg.

En verder 2 Colofon en redactioneel  4 Kort nieuws  13 Aanpakken: internationaliseerders aan het werk  23 Column Erik van Oudheusden  24 Nederlands-Duitse artsenopleiding is kleine revolutie  27 Sorry? Pardon! Misverstanden in het buitenland  30 Gelezen  31 Onbekend terrein: Boris Dittrich over zijn studieverblijf in de VS


Foto: Pascal Dumont

4

nieuws

op kamers in moskou Kudakwashe Ndlova, een 25-jarige student uit Zimbabwe, drinkt een kop thee op zijn gedeelde kamer in Moskou. Het is een van de beelden waarmee fotograaf Pascal Dumont een blik biedt achter de deuren van een studentenflat in de Russische hoofdstad. Van de beveiliging bij de ingang, tot de wastafels die bewoners gebruiken om hun kleding te wassen. Bekijk de hele serie op www.bit.ly/student-in-moskou.

Meldpunt voor eigen bijdrage buitenlands studieonderdeel Het Interstedelijk Studentenoverleg (ISO) heeft een meldpunt geopend waar studenten terecht kunnen als zij extra kosten moeten maken voor bijvoorbeeld een verplicht studieonderdeel in het buitenland. Instellingen waar dat het geval is, krijgen een brief van de studentenorganisatie met het verzoek dat te veranderen en reeds geïnd geld terug te betalen. Een voorbeeld is de UvA, meldt Folia. Een buiten­ landonderzoek is daar een verplicht onderdeel van de bachelorstudie Sociale Geografie en Planologie. En studenten moeten zelf een grote bijdrage leveren aan de reis naar het buitenland, aldus het ISO. Alleen als zij het onderzoek succesvol afronden, krijgen zij een ‘buitenlandervaringssubsidie’. Voor studenten die de

februari 2014 | transfer

reis niet kunnen betalen, biedt de UvA volgens het ISO geen alternatieve opdracht. Het ISO beroept zich op artikel 7.50 lid 1 van de WHW. Daar staat dat de inschrijving aan een bekostigde hogeronderwijsinstelling niet afhanke­ lijk gesteld mag worden van een andere geldelijke bijdrage dan het voor de betreffende student geldende collegegeld. In 2010 maakten studenten met succes bezwaar tegen de kosten die de hotelschool van Zuyd in rekening bracht voor onder meer stagebemiddeling. De hogeschool maakte de bijdrage van 550 euro voor twee stages, waarvan een in het buitenland, toen vrijwillig.  (AZ)


5

Websites informeren buitenlandse student onvoldoende Het overgrote deel van de universi­ teiten en hogescholen biedt toekom­ stige studenten in het buitenland op zijn website onvoldoende infor­ matie. Dat concludeert de commissie die toeziet op naleving van de Gedragscode Internationale Student in het Hoger Onderwijs. De commissie deed vorig jaar eerst een steekproef bij twaalf instel­ lingen. Daarbij werd gecontroleerd of hun websites alle informatie bieden waartoe zij zich door het ondertekenen van de gedragscode hebben verplicht. De uitkomst was aanleiding voor de commissie om de websites van alle 76 bij de gedragscode aangesloten instellingen te onderzoeken. Deze keer werd alleen gekeken naar de vijf punten die in de steekproef slechte scores opleverden. Een op de vier instellingen bleek aan geen van die vijf vereisten te voldoen. Zo worden kwaliteits­ criteria waaraan het onderwijs moet voldoen en de processen ter naleving daarvan, nauwelijks op de website geplaatst. Vaak staat er wel kort iets over rankings en accreditatie. Ook informatie over de Onderwijs- en Examenregeling wordt onvoldoende verstrekt. Soms vermelden instel­ lingen de procedure die moet worden doorlopen voor het aanvragen van visa en vergunningen. Maar slechts enkele noemen de studievoortgangseis die sinds vorig jaar gekoppeld is aan de verblijfsvergunning voor studenten van buiten de EU.  (AZ)

218.750 Zoveel schnitzels verorberen studenten in Leipzig per jaar. Oftewel: zes stuks per student, meer dan aan andere Duitse universiteiten. In Berlijn eten studenten jaarlijks 1,2 schnitzel per persoon, in Hamburg nog geen halve, zo blijkt uit naspeuringen van tijdschrift Zeit Campus. Over de populariteit in Wenen, de bakermat van de schnitzel, zegt het onderzoek niets.

Instroom aan Nederlandse universiteiten uit buurlanden Exciting, de Britten halen voor het eerst de Belgen in …

Sonderbar, dit jaar opnieuw minder Duitsers, maar ze gaan nog altijd ver aan kop.

Amai, 't aantal Belgen stijgt nog steeds, maar minder snel dan ’t aantal Britten.

2013: 638 2012: 551 2011: 335

2013: 498 2012: 411 2011: 395

2013: 3.029 2012: 3.216 2011: 3.362 bron: vsnu, januari 2014. totale aantal instromende internationals: 11.756.

februari 2014 | transfer


6

nieuws

De beurs van…

Virtuele ondersteuning voor Afrikaanse docenten

karen tuason (27)

masterstudent voedselveiligheid aan de wageningen universiteit

Je komt van de Filipijnen. Is het moeilijk voor jou om hier te zijn nu jouw land puin moet ruimen na de tyfoon?

“Ik heb gelukkig geen persoonlijke verliezen geleden, maar ik leef natuurlijk erg met mijn landgenoten mee. Er is zoveel honger op de Filipijnen. In Quizon, waar ik vandaan kom, werk ik voor een organisatie die boeren leert effectiever landbouw te bedrijven. Ik wil helpen de Filipijnen op te bouwen. Het is hartverscheurend om vanuit Nederland te moeten aanzien hoe zo’n orkaan dat hele proces weer een paar passen terug zet.”

Waar zit de mogelijkheid tot groei op de Filipijnen?

“Op dit moment koopt de regering groot­ grondbezitters uit ten gunste van arme pach­ ters. Die mogen het land nu naar eigen inzicht gaan bebouwen. Het mooiste is als ze daar dan meteen industrie aan koppelen. Als de suiker­ boeren gaan samenwerken met de cacaoboeren en zelf een chocoladefabriek neerzetten, bereiken ze meer dan wanneer ze ieder alleen hun eigen lapje grond blijven bewerken.”

Wat neem je straks uit Nederland mee terug naar Quizon?

“Naast alle kennis die ik hier opdoe? Een fiets! Ik vind het fantastisch dat iederéén hier fietst. Bij ons doen alleen de allerarmsten het, terwijl het zo goed voor je is.”  (AB) februari 2014 | transfer

Foto: Guy Ackermans

Jaarlijks komen honderden studenten, promovendi en cursisten uit ontwik­ kelings­landen naar Nederland met een NFP-beurs. Wie zijn zij en wat doen zij?

UNESCO heeft plannen voor een virtueel instituut om de kwaliteit van docenten in het Afrikaanse hoger onderwijs te bevorderen. Dat meldt University World News. Het instituut moet kennis verspreiden over onder meer lesgeven aan grote groepen, het ontwikkelen van onderwijspro­ gramma’s en onderzoeksvaardigheden. Aanleiding voor het plan is een enquête van UNESCO onder studenten en docenten in heel Afrika, waaruit bleek dat de kwaliteit van

Afrikaanse docenten ver onder de maat is. Ook de verenigde kwaliteits­ instituten voor het Afrikaanse hoger onderwijs stellen dit onderwerp al geruime tijd aan de kaak. Het Virtual Institute for Improving Quality of Higher Education in Africa (VIIQHE) moet dit voorjaar van start gaan en zal ten minste drie jaar draaien. In die periode wil UNESCO 60 procent van de docenten in zuide­ lijk Afrika bereiken. Zij kunnen gratis deelnemen aan de online colleges.  (RA)

Beurzenplan Zweedse bestuurders Door de introductie van collegegeld voor studenten van buiten de EU in 2011 is hun aantal in Zweden enorm teruggelopen. Daarom doen Zweedse bedrijven en hogeronderwijsinstel­ lingen het voorstel om 1.500 beurzen beschikbaar te stellen voor deze groep, meldt University World News. Bestuurders van onder meer Ericsson, Volvo en de Universiteit van Gothenburg zetten in de Zweedse krant Dagens Nyheter uiteen hoe de beurzen verdeeld zouden kunnen

worden tussen onderwijs­instellingen. Daarbij speelt een rol hoeveel studenten van buiten de EU zij hebben, en daarnaast welk aantal daarvan naar schatting in aanmerking zou komen voor een werkvergunning. De bestuurders schrijven dat niet alleen het aantal studenten van buiten de EU sinds 2011 is teruggelopen met 80 procent, van zo’n 8.000 tot net iets meer dan 1.600. Er zijn ook steeds minder studenten die een werkver­ gunning krijgen.  (AZ)

Canadese overheid ambitieus, docenten kritisch De Canadese overheid wil het aantal internationale studenten voor 2022 verdubbelen tot zo’n 450.000 per jaar. De regering trekt 5 miljoen dollar (ruim 10 miljoen euro) uit om de onderwijsmarketing in onder meer Brazilië, India en China naar een hoger plan te trekken. Internationale studenten stimuleren de economie en werkgelegenheid, zo is de gedachte. The PIE News citeert minister van Internationale Handel Ed Fast die de plannen toelicht: “Onze strategie helpt ons Canada’s zakelijke belangen overal ter wereld te behartigen.”

Tegelijkertijd klinkt er kritiek op de innige Canadees-Chinese samen­ werking in het hoger onderwijs. In december riep de Canadese vereniging van universitair docenten (CAUT) universiteiten op niet langer Confucius Instituten te huisvesten en alle samen­ werking stop te zetten. “Confucius Instituten zijn politieke armen van een autoritair regime”, aldus CAUTdirecteur James Turk. “Ze beperken de vrijheid van meningsuiting over controversiële onderwerpen en horen geen ruimte te krijgen op onze campussen.”  (RA)


7

De Duitse onderwijsminister Johanna Wanka.

Duitsland verdient zijn investe­ ringen in onderwijs aan buitenlandse studenten sneller terug dan Nederland, zo blijkt uit recent onderzoek. Maar geld is voor de Duitse minister van onderwijs Johanna Wanka niet het enige dat telt. Gemiddeld levert een buitenlandse student de Duitse schatkist gedurende zijn studie 2.500 euro extra belasting­ inkomsten per jaar op, becijfert onder­ zoeksbureau Prognos in opdracht van het Duitse ministerie van Onderwijs. Eenmaal afgestudeerd zorgt de buiten­ landse student jaarlijks voor ruim

28.000 euro aan belastinginkomsten, als hij in Duitsland blijft. Iedere buiten­ landse student doet de werkgelegen­ heid met 0,14 fte stijgen. Iedere afge­ studeerde die in Duitsland blijft, levert 0,30 fte op. Volgens het onderzoeksbureau verdient Duitsland de investeringen in het onderwijs aan buitenlandse studenten sneller terug dan andere Europese landen. Als 20 procent van de afge­ studeerden 7,5 jaar in Duitsland blijft werken, zijn alle gemaakte kosten terugverdiend. In Nederland zou deze rekening volgens Prognos pas na

en

u -b e r z

cv

Foto: Kay Nietfeld/EPA

Buitenlandse student voor Duitsers lucratiever

beurs

deadline

start studie/onderzoek

Hongarije, studie

15 mrt

sep

Hongarije, onderzoek

15 mrt

sep

Hongarije, PhD

15 mrt

sep

Hongarije, zomercursus

15 mrt

jul/aug

Polen, onderzoeksstage

15 mrt

eind sep

Polen, zomercursus

15 mrt

jul/aug

Griekenland, studie

15 apr

sep

Griekenland, zomercursus

15 apr

jul/aug

Rusland, studie

20 apr

dec

Meer informatie op www.wilweg.nl/cv

9,7 jaar vereffend zijn, in Zwitserland slechts na bijna 25 jaar. Oostenrijk haalt het break even-punt het snelst: na 6,7 jaar. De verschillen in terugverdientijd ontstaan volgens de onderzoekers doordat de belastingdruk in de landen uiteenloopt. In Zwitserland is de belastingdruk laag en zijn opleidings­ plaatsen aanzienlijk duurder dan in de andere landen. Overigens is onduide­ lijk hoeveel internationale studenten na hun afstuderen in de onderzochte landen blijven werken. Prognos baseert zich in zijn rapport mede op een studie die het Nederlandse Centraal Planbureau (CPB) in 2012 publiceerde. Daarin werd geconclu­ deerd dat als 19 procent van de buiten­ landse studenten in Nederland zou blijven werken, dit de Nederlandse overheid jaarlijks zo’n 740 miljoen euro zou opleveren. Volgens het CPB was een blijfpercentage van 19 procent een conservatieve schatting. De Duitse minister van Onderwijs, Johanna Wanka is blij met de resultaten van het onderzoek. Het belangrijkste is voor haar echter dat internationali­ sering uitwisseling van kennis, ideeën en inzichten stimuleert. Ook directeur Margret Wintermantel van de DAAD, de Duitse Nuffic, wil niet alleen naar kosten en opbrengsten kijken. “Terugkeerders maken zich in eigen land dienstbaar met de hier opgedane kennis en fungeren daar als vrienden en ambassadeurs voor Duitsland.”  (RA)

@freddyweima

Volgens @timeshighered horen @tudelft, @UniWageningen @maasuniversity bij de 100 meest internationale universiteiten

februari 2014 | transfer


8

nieuws

Foto: Nuffic

Drie Nuffic Neso’s in Azië sluiten hun deuren

Nuffic Neso Mexico wordt afgeslankt.

De promotie van het Nederlandse hoger onderwijs in Zuidoost-Azië wordt teruggeschroefd. De Nuffic Neso’s in Vietnam, Thailand en Taiwan gaan sluiten, die in Zuid-Korea wordt afgeslankt en gehuisvest bij de Nederlandse ambassade. Daartoe heeft de Nuffic besloten, na de opdracht van het ministerie van Onderwijs de begroting van het Neso-programma met een derde te verminderen. Ook andere buiten­

landse kantoren van de Nuffic moeten inleveren en hun dienstverlening aanpassen. Vanaf 2015 wordt zo jaarlijks € 1,9 miljoen bezuinigd. In Vietnam en Thailand wordt een Neso-functionaris ondergebracht bij de Nederlandse vertegenwoor­ diging. Het kantoor in Indonesië krijgt een regio­ nale functie en gaat heel Zuidoost-Azië bedienen. Ook het Neso-kantoor in Mexico wordt afgeslankt en ondergebracht bij de Nederlandse ambassade. De kantoren in Brazilië, Rusland, India en China blijven bestaan. De Nuffic Neso’s houden zich niet alleen bezig met het promoten van het Nederlandse hoger onder­ wijs in het buitenland. Ze stimuleren ook inter­ nationale samenwerking tussen onderwijsinstel­ lingen, organiseren alumni-activiteiten en voorzien de Nederlandse instellingen van informatie over internationale onderwijsmarkten. De kerntaken van de Nuffic Neso’s – de generieke promotie van het Nederlandse hoger onderwijs en het behouden van buitenlands talent voor de Nederlandse arbeidsmarkt – blijven gewaarborgd, aldus Han Dommers van de Nuffic. Onderzocht wordt of dienst­ verlening aan afzonderlijke instellingen tegen vergoe­ ding kan worden aangeboden.  (RA)

Populariteit Duitsland bij internationals neemt toe Duitsland wint aan populariteit als studie­ bestemming. Van de internationale studenten die er in 2012 een opleiding volgden, noemde 61 procent het land zijn eerste keus. In 2009 was dat nog 47 procent. Dat blijkt uit een onderzoek van onder meer het Duitse ministerie van Onderwijs. Ook over informatievoorziening zijn de buiten­ landse studenten aanzienlijk beter te spreken. Anno 2012 was zo’n 60 procent tevreden over de voorlichting over de wetten en regels waarmee zij in Duitsland te maken krijgen. In 2009 was slechts 20 procent daar tevreden over. Toch heeft het kabinet Merkel III, dat in november werd geïnstalleerd, nog ambities op het gebied van internationalisering. De coalitie

februari 2014 | transfer

van CDU en SPD wil dat het aantal internatio­ nale studenten in Duitsland tot 2020 met een derde toeneemt tot 350.000. Ook moet dan de helft van alle Duitse studenten een deel van zijn studie in het buitenland hebben gevolgd. Nu is dat een derde. De regering kondigde daarnaast aan dat de universiteiten en hogescholen de komende jaren kunnen rekenen op ‘stabiele groei’ van hun basis­ financiering. Ook in aanvullende instrumenten, zoals het Exzellenzinitiative, wordt fors geïnves­ teerd. Die hebben zich duidelijk bewezen, aldus de coalitiepartners, aangezien ze de internationale concurrentie- en innovatiekracht van het Duitse onderzoek hebben versterkt.  (RA)


9

Verbeterpunten voor stimuleren studentenmobiliteit lers van het rapport erkennen dat het scorebord geen volledig beeld geeft. Zo zijn administratieve hindernissen buiten beschouwing gelaten, omdat het te moeilijk bleek daar indicatoren voor te ontwikkelen en informatie over te verzamelen. Het is de bedoeling om het scorebord in 2015 te actualiseren. Nederland zou dan beter kunnen scoren door infor­ matievoorziening over en begelei­ ding bij studeren in het buitenland te evalueren. Ook met het invoeren van gestandaardiseerd persoonlijk advies voorafgaand aan en na afloop van het buitenlandverblijf valt winst te boeken, net als met kwaliteits­zorg rondom leer­

overeenkomsten en labels voor diploma­ supplementen en ECTS. Als het aan de Tweede Kamer ligt, formuleert minister Bussemaker concrete doelen voor studenten­ mobiliteit en geeft zij ook aan hoe die kunnen worden behaald. De minister kan die elementen opnemen in haar visie op internationalisering, die zij voor de zomer naar het parlement stuurt. De VVD wil bovendien dat Nederland kampioen wordt in het binnenhalen van Europees geld voor uitgaande mobiliteit van studenten en docenten. Ook willen de liberalen dat het werven van buiten­ landse studenten wordt toegespitst op bèta- en techniekopleidingen.  (AZ)

Foto: Klaas Jan van der Weij/Sportbeeld/Hollandse Hoogte

Nederland kan een voorbeeld nemen aan Duitsland, België, Spanje, Frankrijk en Italië bij het bevorderen van studenten­ mobiliteit. Die landen bieden de beste informatievoorziening en ondersteu­ ning. Dat valt op te maken uit het mobi­ liteits-scorebord van de EU. De Tweede Kamer wil bovendien dat minister Bussemaker concrete doelen en acties vaststelt voor studentenmobiliteit. Vijf indicatoren liggen ten grondslag aan het scorebord van de EU. Daarvan is de meeneembaarheid van studiefinancie­ ring het sterkste punt van Nederland. Die wordt als ‘zeer goed’ beoordeeld, de hoogste score op ‘excellent’ na. De grootste verbeterpunten zijn de kennis van vreemde talen en de erken­ ning van in het buitenland behaalde studiepunten. Maar ook op die vlakken presteert Nederland al voldoende. De score voor informatievoorziening en begeleiding enerzijds en steun voor studenten uit minder bevoorrechte milieus anderzijds, is ‘goed’. Het mobiliteits-scorebord brengt het nationale beleid in kaart van EU-lidstaten gericht op het onder­ steunen en aanmoedigen van studenten­ mobiliteit. IJsland, Turkije, Liechtenstein en Noorwegen zijn eveneens opge­ nomen in het overzicht. Gegevens van Zwitserland ontbreken. De opstel­

enda ag

datum

organisator

evenement

locatie

meer informatie

10–15 mrt

o.a. SURF

Open education week

ntb

www.surf.nl/agenda

11 mrt

Nuffic

jaarcongres

Utrecht

www.nuffic.nl/jaarcongres

3 apr

PIE

seminar over samenwerking met niet-EU-landen binnen Erasmus+ en Horizon2020

Utrecht

www.pieonline.nl

3–4 apr

EUA

Annual conference

Brussel

www.eua.be/events

9–10 apr

UAF en SAR

Scholars at Risk Network Global Congress

Amsterdam

www.scholarsatrisk.nyu.edu februari 2014 | transfer


10

online ho

Foto: Philip Driessen

fred mulder, hoogleraar open educational resources:

‘We moeten anders gaan kijken naar fysieke mobiliteit’ Onderwijsinstellingen moeten leermaterialen en cursussen online delen, vindt UNESCO-hoogleraar Open Educational Resources Fred Mulder. Ook als dat betekent dat er minder internationale studenten naar Nederland komen.

februari 2014 | transfer


11

“Ik juich dit toe, maar de minister pakt maar een deel daarmee gepaard gaande vrees voor ontwrich­ van het verhaal. Dat is niet genoeg.” We spreken Fred ting van het huidige onderwijsbestel, heeft de Mulder begin januari op de Open Universiteit (OU) OER-beweging “een boost” gegeven, zegt Mulder. in Heerlen. Een dag eerder heeft Onderwijsminister Maar met open onderwijs zelf hebben MOOC’s Jet Bussemaker haar plannen voor volgens hem vaak weinig te ‘open en online hoger onder­ maken. “MOOC’s worden meestal “Traditionele instellingen wijs’ naar de Kamer gestuurd. niet onder een open licentie kunnen door, zolang ze In De Wereld Draait Door kondigde verspreid en studenten kunnen maar snappen dat niet alle niet zelf beslissen in welke periode de minister ’s avonds het digitale leermiddelen van henzelf tijdperk in het hoger onderwijs aan. ze de video-colleges willen hoeven zijn” Mulder, oud-rector magnificus volgen. Voor het voortgezet en van de OU, is blij met de media­ beroeps­onderwijs is het concept belangstelling voor online onder­ bovendien niet aan de orde.” wijs, maar vindt dat de aandacht Dat Nederlandse universiteiten als van het ministerie te veel uitgaat naar de MOOC’s Leiden en Delft zich met hun MOOC’s hebben aange­ (Massive Open Online Courses), de cursussen sloten bij de business driven Amerikaanse consortia, waarmee Amerikaanse topuniversiteiten als Stanford vindt Mulder merkwaardig. “Waarom onderneemt en Harvard sinds 2011 wereldwijd triomfen vieren. bijvoorbeeld de LERU (League of European Research Volgens Mulder is dat “een beperkte en riskante Universities, red.) niets op dit vlak?” visie”. De nadruk op MOOC’s, aangeboden en gecon­ Wikiwijs troleerd door ondernemingen als Coursera, edX en Nederland staart zich blind op het succes van de Udacity, vertroebelt volgens hem het zicht op “echt Amerikaanse MOOC’s en op de eigen achterstanden open onderwijs”. op dat vlak, meent Mulder. Terwijl volgens hem Eigenlijk vanzelfsprekend ook een ander perspectief mogelijk is. Nederland Mulders opstelling is begrijpelijk. Sinds 2011 zit internationaal immers in de voorhoede wat bekleedt hij aan de OU een UNESCO-leerstoel betreft OER. Open Educational Resources (OER). Hij pleit voor De OU had in 2006 de nationale primeur. Op initia­ leer­materialen die gratis online te vinden zijn tief van Mulder werden 25 korte cursussen open en en vrij gebruikt kunnen worden, door iedereen. online gepubliceerd. De TU Delft volgde in 2007 met De gebruikers mogen het materiaal bovendien een OpenCourseWare-project. Eind 2009 lanceerde aanpassen, aanvullen of verbeteren. De bedoeling is toenmalig Onderwijsminister Ronald Plasterk dat de nieuwe versies ook weer via internet worden het internetplatform Wikiwijs, waar leraren van verspreid. Bij OER kan het gaan om losse leermate­ alle onderwijsvormen lesmateriaal kunnen delen. rialen of artikelen, maar ook om complete cursussen. “Daarmee was Nederland het eerste land ter wereld De materialen worden aangeboden via websites van met een nationaal programma voor OER, voor alle onderwijsinstellingen zelf, maar bijvoorbeeld ook via onderwijssectoren. Met een platform, communities, YouTube of iTunesU. professionalisering van docenten en evaluatieonder­ Mulder noemt het “eigenlijk vanzelfsprekend” dat zoek naar gebruik van OER.” leermiddelen en cursussen die met publiek geld zijn De hoogleraar noemt het een gemiste kans dat ontwikkeld, vrij beschikbaar komen. In die zin sluit minister Bussemaker in haar beleidsplannen de OER-gedachte aan bij concepten als ‘open access’ niet voortbouwt op die erfenis. De subsidie voor bij wetenschappelijke publicaties en ‘open data’ bij Wikiwijs liep eind vorig jaar af, zonder dat duidelijk onderzoeksgegevens. is hoe het programma verder gaat. Het Massachusetts Institute of Technology (MIT) was Mulder vindt dat de overheid in tijden van crisis en in 2001 de eerste onderwijsinstelling die cursussen slinkende budgetten sterker moet inzetten op OER. gratis verspreidde. UNESCO zag de potentie van Het concept beantwoordt volgens hem aan elk van de het concept en lanceerde de term OER. Met de Paris drie verantwoordelijkheden die een overheid heeft OER Declaration worden overheden sinds 2012 opge­ voor het onderwijs. “Met OER kun je tegelijkertijd roepen om publiek gefinancierde leermiddelen onder de doelmatigheid, de kwaliteit en de toegankelijkheid open licenties beschikbaar te stellen. van het onderwijs vergroten. Dat is uitzonderlijk: De grote belangstelling voor de MOOC’s en de meestal gaat het een ten koste van het ander.”

februari 2014 | transfer


12

OER zou daarom op alle niveaus leidend moeten worden binnen het reguliere onderwijs, stelt de hoogleraar. “Dat reikt veel verder dan de MOOC’s waarvan de mogelijkheden vaak beperkt zijn tot werving van internationale studenten, studie­ oriëntatie of het wegwerken van deficiënties.” Mulder ziet echter ook dat docenten nog huiverig zijn voor de vernieuwing met OER. Hij begrijpt die terughoudendheid. Hij merkt verder dat instellingen zich afvragen hoe ze de inzet en ontwikkeling van OER moeten organiseren, ondersteunen en betalen. De hoogleraar suggereert daarom om via het hrmbeleid docenten te stimuleren en via de prestatie­ afspraken met de overheid instellingen te belonen als ze OER inzetten. De Europese Commissie heeft de OER-boodschap al wel begrepen, vindt Mulder. De mededeling Opening up Education, die in september 2013 het licht zag, ziet MOOC’s als onderdeel van de veel bredere ontwik­ keling naar OER. Het kan volgens de OU-hoogleraar een interessant alternatief gaan bieden voor de Amerikaanse aanpak.

Staaltje innovatie Zelf nam Mulder vanuit de European Association of Distance Teaching Universities het initiatief tot een eerste pan-Europese MOOC’s-alliantie, OpenupEd. “Daaraan doen nu instellingen – vooral open univer­ siteiten – uit elf landen mee, met cursussen in twaalf talen. En het is echt open.” Bij de wereldconferentie van open universiteiten gaf Mulder onlangs in China de aanzet tot een mogelijke uitbreiding van OpenupEd naar andere continenten. “Over massive gesproken ... dan praat je echt over mega-instellingen. De Chinese open universiteit heeft 3,5 miljoen studenten, de Indiase Indira Gandhi open universiteit ruim 4 miljoen.” De hoogleraar, die wederom is gevraagd als advi­ seur van de Europese Commissie, denkt zelfs dat het Europese programma de potentie heeft om een opvolger te worden van het Bologna-proces. “Bologna was een staaltje innovatie van de bovenste plank. Top-down en bottom-up zag iedereen de nood­ zaak om iets te doen aan de mobiliteit, kwaliteit en harmonisatie. Daarmee zijn we een voorbeeld geweest voor de wereld. Nu is er een soortgelijk momentum.”

Virtuele mobiliteit Mulder is zeer tevreden met de aankondiging van Bussemaker dat studenten voortaan studiepunten moeten kunnen krijgen voor online gevolgde cursussen. Potentiële problemen hierbij, bijvoor­

februari 2014 | transfer

beeld rond kwaliteitsborging, zijn volgens hem over­komelijk. “Examencommissies moeten beoor­ delen of een online cursus en de afsluiting daarvan voldoet aan de eisen van de opleiding.” Voor internationaliseerders kan deze ontwikke­ ling grote gevolgen hebben, waarschuwde Mulder afgeloen najaar in Brussel tijdens een bijeenkomst van de Academic Cooperation Association (ACA). “Onze mobiliteitsprogramma’s kosten veel geld, ze vormen een dure investering. Als er online cursussen zijn, hoeft er veel minder te worden gereisd en kunnen veel meer mensen, ook buiten het hoger onderwijs, profiteren van internatio­ naal aangeboden onderwijs. Dat zullen we ook in Nederland merken. We moeten anders gaan kijken naar fysieke studentenmobiliteit. Ik zeg niet dat die helemaal moet verdwijnen, wel dat die sterk geflan­ keerd gaat worden door virtuele mobiliteit.” Mulder ziet nu al dat instellingen hierop inspelen. “De TU Delft heeft inmiddels besloten drie master­ programma’s grotendeels online aan te bieden. Ook Wageningen gaat hier meer op inzetten, en er volgen er meer. In Amerika biedt het hoog aange­ schreven Georgia Tech een master computer science volledig online aan, tegen een fractie van de prijs van de on-site-versie. Met mijn UNESCO-pet op ben ik blij met deze mogelijkheden. Voorheen werden studenten uit ontwikkelingslanden vaak verleid om te blijven in het land waar ze gingen studeren.”

Interactie en inspiratie De hoogleraar benadrukt overigens dat niemand hoeft te vrezen dat al het onderwijs binnenkort via internet zal plaatsvinden. De gedachte dat grote groepen studenten straks alleen maar MOOC’s volgen, of een samenraapsel van online cursussen, deelt hij evenmin. Ook als er manieren komen om dergelijke cursussen te certificeren zodat de waarde ervan beter te peilen is, ziet hij dat niet gebeuren. Mulder: “Er zal altijd behoefte blijven aan een offline onderwijsomgeving met docenten die samenhang in het curriculum aanbrengen en nieuwe ontwik­ kelingen duiden. Een sociale leeromgeving met docenten en mede-studenten biedt interactie en inspiratie en ruimte voor projectonderwijs, werk­ groepen en practica. De traditionele instellingen kunnen gewoon door, zolang ze snappen dat niet alle leermiddelen van henzelf hoeven te zijn. Zo simpel is het.”

xander bronkhorst


13

aanpakken Wat komt er kijken bij internationalisering in het hoger onderwijs? Betrokkenen vertellen over hun werk.

‘Groepsactiviteit helpt bij het leren van een taal’

Foto’s: Merlin

Daleman/D

tie e Beeldredak

Op eigen houtje een digitale taalcursus voltooien vergt veel van een student, weet Kristien Mijten van Fontys Talencentrum. “Samen naar een punt toewerken en een keer flink lachen zijn belangrijk.” Studenten hebben verschillende redenen om Nederlands te willen leren, vertelt Kristien Mijten, coördinator Nederlands als tweede taal (NT2) bij het talencentrum van Fontys. “Vaak doen ze dat voorafgaand aan een stage. Dan willen ze met collega’s kunnen praten en een mail kunnen versturen. Of studenten krijgen na een poosje hier behoefte om te verstaan wat hun roommate zegt en meer te begrijpen bij het boodschappen doen.” Soms krijgt iemand een Nederlandse vriend of vriendin, of speelt cv-opbouw een rol. “Maar het komt ook voor dat een student Nederlands wil leren als tegen­ wicht bij een technische opleiding.” In elk geval is er genoeg belangstel­ ling voor de minor Dutch die het Talencentrum verzorgt. Met ongeveer achttien inschrijvingen per semester is Nederlands weliswaar minder populair dan Spaans, maar dat komt doordat veel Nederlandse studenten voor die taal kiezen. Naast de minor worden bij voldoende interesse ook avondcursussen aangeboden, die studenten tegen beta­ ling van ruim 400 euro voor veertien lessen kunnen volgen. “Dat prijskaartje is soms wel een punt”, merkt Mijten, “daar is echt motivatie voor nodig.” Toch heeft zij twijfels bij gratis cursussen, zoals bijvoorbeeld de Rijksuniversiteit Groningen aanbiedt.

Dan is de kans dat studenten het volhouden minder groot, denkt ze. Het lijkt haar wel een goed idee om studenten korting te geven op de avond­ cursus. “Zo’n gebaar vind ik ergens ook wel terecht. En dat zou het aantal deel­ nemers kunnen verhogen.”

Digitaal Hoe denkt Mijten over digitale cursussen, die minister Bussemaker wil aanbieden aan studenten in het buiten­ land ter voorbereiding op hun komst naar Nederland? Ook daaraan kleven volgens haar nadelen. “Digitaal leren werkt alleen als er een groepsactiviteit aan vastzit. Er moet een beloning zijn om de module tot een goed einde te brengen. En het leren van een taal vergt veel energie. Het gaat met kleine stapjes, net als leren skiën. Samen naar een punt toewerken en een keer flink lachen zijn belangrijk.” Eigenlijk moet in dit artikel ook een cursist aan het woord komen, vindt de NT2-coördinator. Daarom stuurt ze een mail door van een Duitse student die net een stageplek heeft gevonden bij een Nederlands bedrijf. “Ik kan nu nog een keer zeggen dat ik ongelofelijk blij ben dat ik de cursus taal en cultuur heb gevolgd (...)”, schrijft hij.

annelieke zandvliet februari 2014 | transfer


Foto's: Pierre Crom/ANP

14

online ho

Opname van een MOOC in Leiden.

nederlandse universiteiten ontdekken mooc’s

Nieuwe onderwijsvorm i spannend experiment Binnen het online onderwijs zijn Massive Open Online Courses sterk in opkomst. Steeds meer Nederlandse universiteiten storten zich op de ontwikkeling van zulke zogeheten MOOC’s. Voorlopers in Amsterdam en Leiden vertellen over hun ervaringen met deze nieuwe onderwijsvorm, waarbij complete cursussen – inclusief uitleg van een docent, huiswerk en feedback – online worden gegeven. Arie den Boon weet nog goed hoe veel werk het was. Twee jaar geleden nam hij voor de faculteit Maatschappij- en Gedragswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam (UvA) een eerste video op, bestemd voor een Massive Open Online Course (MOOC). Met een technicus, iemand voor de grafi­ sche ondersteuning en docent Rutger de Graaf stond de projectmanager MOOC’s in de binnentuin van het Oost-Indisch Huis in Amsterdam. “Rutger moest pratend naar de camera lopen. Het was een paar minuten video, maar door beeld- en geluidproblemen zijn we er een dag mee bezig geweest.” Een leerzame ervaring, vindt hij achteraf. “Inmiddels weten we dat we het eenvoudig en praktisch moeten houden.

februari 2014 | transfer

Charismatische docenten zijn belangrijker dan punt­ gave producties.” De UvA was in februari 2013 de eerste Nederlandse universiteit die een MOOC online zette. Ze haalde daarmee het achtuurjournaal en de landelijke pers. Wereldwijd bekeken ruim 17.000 mensen de eerste video. Den Boon nam het initiatief daartoe nadat hij in 2011 had deelgenomen aan de MOOC Artificial Intelligence van de Amerikaanse Stanford University. “Ik was erg enthousiast over deze nieuwe vorm van didactiek”, vertelt Den Boon. “Het was spannend, gaf een fantastisch groepsgevoel, was rijk aan voor­ beelden en de interactie op het forum was enorm.” Den Boon begon een lobby om ook aan de UvA een


15

is ­vooralsnog

De eerste Nederlandse MOOC’s De Universiteit van Amsterdam kwam in februari 2013 als eerste met een MOOC: Introduction to Communication Science. Ruim 17.000 mensen uit tachtig landen bekeken de eerste video.

MOOC van de grond te krijgen. “Ik dacht meteen aan communicatiewetenschap, een van de speerpunten van de UvA. Een MOOC is een mooie kans om zo’n opleiding internationaal bekender te maken en op die manier topstudenten en toponderzoekers aan te trekken. Ik wilde leren wat er wel en niet mee kan en zien of MOOC’s voor ons interessant zijn.”

Bierviltje Toen Den Boon in mei 2012 de benodigde middelen bij elkaar had, kocht hij een camera en een tablet en ging hij met collega’s aan de slag. Hij dacht aanvan­ kelijk dat de MOOC in september 2012 live zou gaan. Maar zelfs toen de cursus in februari 2013 uiteindelijk startte, was hij nog niet helemaal af. Er werden wekelijks acht video’s van elk zo’n drie minuten “De discussie over wat beschikbaar gesteld. onderwijs goed maakt, In die video’s is de docent in krijgt een enorme boost” beeld, of een schetsende hand. “Het is alsof je in de kroeg iets krijgt uitgelegd op een bierviltje”, vertelt Den Boon. “Dat is veel prettiger en minder saai dan wanneer je PowerPoint-slides krijgt voorgeschoteld. De filmpjes geven verder niet alleen uitleg, ze moeten ook prikkelen tot nadenken en discussie op het bijbehorende forum.”

Van de bijna 3.500 actieve deelnemers haalden ruim vijfhonderd het eindcertificaat. De kosten voor de UvA bedroegen 100.000 euro; voor nieuwe MOOC’s is 50.000 euro begroot. De volgende MOOC’s draaiden in het najaar, nu loopt er nog een. Dit jaar volgen er vijf. De Universiteit Leiden trok in 2013 46.000 deel­ nemers uit 153 landen met de MOOC European Law; 2.800 mensen deden alle opdrachten en tests. Ook hier kostte de eerste MOOC ongeveer een ton en is voor volgende cursussen ruwweg de helft daarvan beschikbaar. De MOOC Terrorism startte afgelopen september met 26.000 deelnemers uit 160 landen en wordt begin 2014 herhaald. Leiden ontwikkelt in 2014 minimaal zes nieuwe MOOC’s. Deelnemers kunnen voortaan tegen een vergoeding van enkele tientjes een geverifieerd certificaat krijgen. Ook de Technische Universiteit Delft heeft MOOC’s. In september startten Water Treatment (29.000 aanmeldingen uit meer dan 150 landen, 500 eind­ certificaten) en Solar Energy (bijna 57.000 aan­ meldingen uit ruim 150 landen, 2.900 certificaten). Kosten per MOOC circa 100.000 euro. Dit voorjaar staan drie MOOC’s gepland.  (DR)

februari 2014 | transfer


16

De meeste MOOC’s hebben een vaste begin- en einddatum. Wekelijks worden nieuwe video’s en opdrachten online gezet. Bij iedere video kunnen quizvragen worden gesteld, er kunnen tussentijds toetsen worden afgenomen en er is een eindtoets voor het behalen van een certificaat. Het forum stimuleert actieve participatie van de deelnemers. “Daar ga je heen als je vragen hebt of als je de quizvragen fout hebt beantwoord”, licht Den Boon toe. “Je krijgt er uitleg van medestudenten. We hebben gemerkt dat je het modereren – gedurende de cursus kost dat ongeveer een uur per dag – niet door de docent moet laten doen; dan slaat de discussie dood. Daarom doet een medewerker communicatie dat, samen met een student-assistent.”

Experimenteren De UvA koos voor het MOOC-platform Coursera, nadat eerst ervaring was opgedaan met Sakai. “Toen we begonnen bestond Coursera nog niet en was het platform edX nog vrij klein”, legt Den Boon uit. “Nu groeit Coursera als kool en bereik je er een groot publiek mee. Voor onze eerstvolgende MOOC hebben zich al 40.000 studenten ingeschreven: een groter aantal dan de UvA aan studenten heeft.” Ook de Universiteit Leiden begon vroeg met MOOC’s. Spin in het web is daar Marja Verstelle, programmamanager MOOC’s en Online leren bij het Centre for Innovation. “Leiden heeft samen met de TU Delft al vijf jaar ervaring met OpenCourseWare; er staan zo’n veertig vakken online. Voor ons zijn MOOC’s een nieuwe fase. Wij willen via experi­ menten de potentie ervan onderzoeken, in plaats van eerst een visie te formuleren en een verdienmodel te ontwikkelen”, vertelt Verstelle. Leiden koos, net als de UvA, voor Coursera als MOOC-platform. “EdX nam toen nog geen buiten­ landse partners aan”, licht Verstelle toe. “Coursera had een goed aanbod en vroeg geen exclusiviteit. Ook biedt Coursera interessante features, zoals peer-assessment van gemaakte opdrachten. En je bereikt enorme aantallen potentiële deelnemers. Verder wordt kennisuitwisseling tussen universi­ teiten flink gestimuleerd.” De eerste Leidse MOOC, over Europees recht, werd in november 2012 aangekondigd en ging in mei 2013 live. Daarna volgde een MOOC over terrorisme. Verstelle: “Onze MOOC’s duren vijf tot zes weken; we zetten aan het begin van elke week zes videocolleges online van maximaal een kwartier. Dat is een prettige lengte waar je makkelijk tijd voor kunt

februari 2014 | transfer

inruimen. Het vraagt van de docent dat hij puur de essentie behandelt.”

Promotiefilmpje Voor de video-opnames wordt gezocht naar wat het beste past bij de persoon die in beeld komt. “Een docent moet zich vooral senang voelen”, zegt Verstelle. “Er kunnen dus kortere of langere scènes zijn, opgenomen in de eigen kamer, de opnamestudio of elders en afgewisseld met ander beeldmateriaal.” Studenten bedienen de camera, voor de video­ productie huurt de universiteit expertise in. Voor het ontwikkelen van een MOOC, van aankon­ diging tot ‘uitzending’, rekent de Universiteit Leiden een halfjaar. Eerst wordt een format bedacht en met de docent uitgeprobeerd wat werkt. Leerdoelen worden bepaald, de stof begrensd, het script geschreven en de opdrachten ontwikkeld. “Als de blueprint klaar is, maken we een promotiefilmpje voor Coursera en kunnen mensen zich inschrijven”, vertelt Verstelle. “Dan begint de productiefase van een maand of drie. Is de MOOC eenmaal live, dan beperken we de tijd die de docent ermee kwijt is. Student-moderatoren houden de discussie op het forum bij en sturen weke­ lijks een samenvatting van inhoudelijke vragen aan de docent. Die gaat daar in een korte video-chat op in.” Leiden toetst de deelnemers met een wekelijkse multiple­choicetest en een eindtest. De optionele advanced track van iedere MOOC kent daarnaast een peer-reviewed opdracht. “Als je daaraan wilt meedoen, moet je minimaal één essay van drie anderen en van jezelf nakijken. Coursera regelt alle logistiek. De docent moet van tevoren natuurlijk wel goed nadenken over het beoordelingsmodel.”

Enthousiast Een interessante bijkomstigheid van MOOC’s vindt Verstelle dat ze heel veel data opleveren. “Je kunt bijvoorbeeld analyseren welke factoren bijdragen aan studiesucces, en de uitkomsten gebruiken in het campusonderwijs. Hiervoor zetten we momenteel een onderzoeksprogramma op.” Hoewel het maken van een MOOC kostbaar is, raadt Verstelle aan niet eerst een verdienmodel te gaan bedenken. “Zie het als een experiment in onderwijs­ vernieuwing”, zegt ze. “Wij merken dat docenten en bestuurders er enthousiast van worden. De discussie over wat onderwijs goed maakt, krijgt een enorme boost.”

daphne riksen


17

Foto: Diederik van der Laan/ De Beeldredaktie

opinie

‘Hbo, investeer in het delen van digitaal materiaal’

Ook binnen hogescholen bestaan allerlei plannen om MOOC’s te ontwikkelen. Dat is niet in alle gevallen een goed idee, vindt Ria Jacobi. Volgens haar kan het hbo beter investeren in het onderling delen en hergebruiken van digitaal onderwijsleermateriaal. Vooral universiteiten zijn op dit moment bezig met het ontwik­ kelen van Massive Open Online Courses (MOOC’s). Voor hen spelen internationale profilering en rankings een belangrijke rol, net als het aantrekken van buitenlandse studenten. De meeste MOOC’s zijn dan ook Engelstalig. Het ontwik­ kelen van zo’n MOOC kost minstens 50.000 euro. Is het voor hogescholen, die zich vooral op de Nederlandstalige markt richten, zinvol om daar ook zo veel geld voor uit te trekken? Ook het hbo heeft natuurlijk parade­ paardjes die zeer internationaal geori­ ënteerd zijn. Denk maar aan het Fashion Institute (AMFI) van de Hogeschool van Amsterdam. Daarnaast hebben hogescholen vaak ook enkele internati­ onale opleidingen. In die gevallen is het ontwikkelen van een MOOC het over­ wegen waard. Wel dient de vraag zich dan aan, op welk platform je die plaatst, zodat de MOOC ook goed te vinden is. Coursera en edX, waar veel internatio­ nale studenten naar kijken, zijn voor het hbo niet beschikbaar. Ik denk dat hogescholen online onderwijs beter op een andere manier kunnen vormgeven: door samen te

werken en te delen. Denk aan digitale bijspijker­modules voor basisvakken, taalonderwijs of bètaonderwijs. Zowel Nederlandse als internatio­ nale studenten zouden daarmee geholpen zijn. Online studiekeuze­ trajecten en verrijkingsmateriaal in honours-trajecten lenen zich er ook voor om open beschikbaar te worden gesteld. In het trendrapport over Open Education dat op 10 maart verschijnt, staan nog enkele suggesties.

“Content is niet hetzelfde als onderwijs; het is aan de docent om in het college iets met die content te doen” Ik merk dat er een zekere angst bestaat om eigen onderwijs­ leermaterialen open online te zetten en zo onderwijs ‘weg te geven’. ‘Krijg ik er iets voor terug?’, wordt er gevraagd, of ‘Is het wel goed?’. Die koudwater­vrees is niet nodig. Content is niet hetzelfde als onderwijs; het is aan de docent om in het college iets met die content te doen. Verder is op internet al heel veel onderwijs­

content te vinden, bijvoorbeeld van de Khan Academy, op YouTube of bij de Universiteit van Nederland. Durf dus te delen! En pak de kans om elders ontwikkelde onderwijsleermaterialen te hergebruiken. Online en open onderwijs is een aanvulling op onderwijs in de klas, geen vervanging daarvan. De docent geeft betekenis aan de content, bij­voorbeeld door er vragen bij te stellen. Daardoor gaan studenten er actief mee aan de slag. En wie bij digitaal toetsen filmpjes toevoegt in de feedback, kan studenten naast de antwoorden ook uitleg bieden. Net als minister Bussemaker denk ik dat open en online onderwijs enorm veel potentie heeft. Door stap voor stap te experimenteren en te evalueren, kunnen we het onderwijs her­ontwerpen. Dan investeren we niet alleen in imago, maar vooral in onderwijsvernieuwing en onderwijskwaliteit.

ria jacobi Ria Jacobi is beleidsmedewerker onderwijs aan de Hogeschool van Amsterdam en lid van de special interest group Open Education van SURF

februari 2014 | transfer


18

online ho

tu delft zet twee masterprogramma’s op in jemen

Uit nood geboren online studies zijn onverwacht succes Politieke onrust, terroristische aanslagen, ontvoeringen en tribale gevechten. Onder die extreme omstandigheden wist de TU Delft in Jemen twee masteropleidingen op te zetten. Alleen dankzij online onderwijs konden de studenten hun opleiding ook afmaken. Dat succes smaakt naar meer. Het was de lastigste klus uit zijn loopbaan. Bert Geers leidt als adviseur ICT4development bij de TU Delft informatiseringsprojecten in ontwikke­ lingslanden. De afgelopen twintig jaar werkte hij in conflictgebieden als Sri Lanka, Nicaragua, Oekraïne en Mozambique. Maar Jemen was het allermoeilijkst. “Het is een diep verscheurd land. Het wordt omringd door rijke oliestaten, maar heeft zelf nauwelijks natuurlijke hulpbronnen. Het heeft alleen een heel grote, jonge, slechtopgeleide bevolking”, vertelt Geers. Jemen balanceert voortdurend op de rand van burgeroorlog. Het land zit vol wapens, centraal gezag ontbreekt. “Niets is er voorspelbaar. Je weet niet of er de volgende dag stroom is, of er water is, of er bussen rijden, of de scholen open gaan. Dat vraagt een heel andere manier van organiseren dan wij gewend zijn.” Toch lukte het Geers en zijn projectteam in Jemen twee masterstudies op te zetten. Afgelopen juni ontvingen de eerste 25 afgestudeerden hun diploma, deze maand studeren nog 35 Jemenieten af. Dit kleine wonder kon zich alleen voltrekken doordat de TU halverwege het project volledig overschakelde op online onderwijs. Een uit nood geboren aanpak, benadrukt Geers. “Ik was aanvankelijk zeer sceptisch, maar het is boven verwachting goed gedaan.”

Eenzaam computertje De masteropleidingen zijn een vervolg op een eerder TU-project in Jemen. In 2006 hielp Geers het Jemenitische ministerie van Onderwijs met een

februari 2014 | transfer

ICT-plan voor de acht universiteiten in het land. “Er was nog geen internet. Er stond alleen hier en daar een eenzaam computertje.” Het project werd finan­ cieel ondersteund door het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken, vanuit het toenmalige ontwikkelings­programma NPT. In 2008 werd de TU Delft vervolgens betrokken bij het opzetten van twee masterstudies op het grensvlak van techniek/ICT en management. Ook dat project werd ondersteund vanuit het NPT. De masters werden ondergebracht bij de Universiteit van Taiz – met 35.000 studenten de derde universiteit van Jemen. “We hebben die twee programma’s met veel moeite in de lucht gekregen”, vertelt Geers. In 2009 en 2010 begonnen tachtig studenten aan de tweejarige masters. Allemaal mensen met een baan, meestal op een olieveld waar twee of vier weken continu wordt gewerkt, waarna iemand een paar weken vrij heeft. Geers: “In die perioden planden wij onze onderwijsactiviteiten.” Nederlandse docenten werden ingevlogen. Zij introduceerden een nieuwe manier van lesgeven. “In Jemen zijn ze gewend dat een docent een boekje voorleest”, legt Geers uit. “Wij zorgden voor interactie en debat. Dat sloeg aan.” Begin 2011 werd het moeilijk. De Arabische opstand rukte op naar Jemen, de onveiligheid nam toe. Buitenlandse Zaken zette het project stop, tot groot verdriet van Geers en zijn staf. “Maar onze lokale partners konden onze veiligheid niet meer garanderen.” In de loop van 2012 mocht het worden voortgezet, onder voorwaarde dat er geen Nederlanders meer naar Jemen gingen. Daarom werd overgestapt naar online onderwijs. “Studenten wilden het programma zo graag afmaken”, vertelt Geers. “En wij hadden zelf ook veel geïnvesteerd.”

Chatsessies Dankzij speciaal ontwikkeld zelfstudiemateriaal, klassikale chatsessies en intensieve individuele begeleiding op afstand, konden de Jemenieten door­ studeren. Studenten die geen snelle internetverbin­ ding hadden, kregen de chatsessie opgestuurd op cd. Alleen de verdediging van de afstudeerscripties gebeurde niet online. Daarvoor vlogen de Jemenitische


Foto: Al Saheed Group

19

Diploma-uitreiking aan de studenten in Jemen.

studenten én het Nederlandse beoordelingspanel vorig worden gedacht over online onderwijs. Blom werkte voorjaar naar Egypte, waar het toen redelijk veilig was. jarenlang voor de Nuffic in Jemen. “Dit is een De diploma-uitreiking was overigens wel in Jemen. totaal nieuwe werkwijze, ook voor Nederlanders. Geers: “Afstuderen is in Jemen één groot familie­ Maar voor Jemenieten zeker. Zij zijn gewend om feest, die plechtigheid moesten hun lesje uit de kast te trekken “In Jemen weet je niet of er en op te dreunen. Bij e-learning we daar organiseren.” Ondanks de de volgende dag stroom is, ligt de focus op zelfstudie en gevaarlijke situatie waren Geers of er water is, of er bussen bestaat het onderwijs uit coaching en twee andere Nederlanders erbij. rijden en of de scholen “We hebben zes jaar met die mensen en begeleiding.” open gaan” gewerkt. Ze verdienden het. En met Blom denkt dat lokale begeleiding deze kleine delegatie waren de risi­ van Jemenitische docenten en een co’s behapbaar.” mix van online en klassikaal onder­ wijs – blended learning – voorlopig de beste oplossing Interactie is. De expert op afstand deelt zijn kennis, de lokale Uit een evaluatie blijkt dat de studenten enthousiast docent verzorgt de begeleiding. zijn over hun ‘internetopleiding’. Ze zien online Toekomstmodel onderwijs vanuit het buitenland als een mogelijk­ heid om het kennisniveau in hun land op te krikken. Geers deelt deze bezwaren. Hij ziet het voor Jemen Wel vinden ze dat Jemen moet investeren in sneller ontwikkelde concept niet meteen als toekomstmodel internet, om bijvoorbeeld ook interactieve video­ voor capaciteitsopbouw in ontwikkelingslanden. colleges mogelijk te maken. Maar de wereldwijde digitale revolutie in het hoger Ondanks het enthousiasme van de studenten onderwijs biedt volgens hem wel nieuwe mogelijk­ vindt Maarten Looijen, Delfts emeritus-hoogleraar heden voor ontwikkelingssamenwerking. Met gratis informatiesystemen en eveneens betrokken bij online studiemateriaal kunnen universiteiten in het project, het ontbreken van face to face-contact het zuiden hun onderwijsprogramma’s verbeteren. een minpunt van de online aanpak. “Vooral bij de “Niemand hoeft meer ondermaats materiaal te managementvakken is veel interactie nodig. Dan wil tolereren.” Maar goed onderwijsmateriaal is niet je studenten in de ogen kunnen kijken. Door het voldoende. “We moeten lokale docenten opleiden, ontbreken van persoonlijk contact is het niveau van zodat zij met het online materiaal onderwijs kunnen het Engels ook eerder een struikelblok.” ontwerpen dat voor hun studenten relevant is.” Ook consultant Han Blom, een andere betrokkene michiel ytsma/yvonne van de meent bij het project, vindt dat er niet te simpel moet

februari 2014 | transfer


20

achtergrond

hbo exporteert toepassingsgerichte aanpak

Living Labs zetten hogescholen internationaal op de kaart In IndonesiÍ helpen hbo-studenten een nootmuskaat-exportbedrijf de logistiek te verbeteren, terwijl Nederlandse kunststudenten samen met Zuid-Koreaanse collega’s een serious game voor de gezondheidszorg ontwikkelen. Met het nieuwe Living Labsconcept kunnen hogescholen in het buitenland laten zien waar ze goed in zijn: een brug slaan tussen onderwijs, onderzoek en de beroepspraktijk.

februari 2014 | transfer


21

Foto: Martin Roemers / HH

Met 17.508 eilanden, waarvan er zo’n 6000 bevolkt zijn, is Indonesië een logistieke nachtmerrie. Chair Ollong, mede-eigenaar van het familiebedrijf PT Ollop dat duurzaam geproduceerde nootmuskaat naar Nederland exporteert, weet er alles van. Zijn bedrijf is gevestigd op het Molukse eiland Ambon en neemt nootmuskaat af van meer dan vijfhonderd boeren. De oogst gaat per vrachtwagen naar Ambon-stad, dan per boot naar de haven van Surabaya om vervol­ gens verscheept te worden naar Nederland. Ollong zou de specerijen natuurlijk liever vanaf Ambon naar Nederland sturen. “Maar voor inter­nationaal trans­ port zijn havens met betere faciliteiten nodig”, legt de ondernemer uit. Om het transport te verbeteren heeft het familie­bedrijf zich aangesloten bij het logistieke Living Lab dat drie hogescholen hebben opgezet in Indonesië. Het Living Lab-concept is door de Nuffic ontwikkeld op verzoek van de Vereniging Hogescholen. Hbo-instellingen hadden behoefte aan een instrument waarmee ze in het buitenland kunnen laten zien waar ze goed in zijn: een brug slaan tussen onderwijs, onderzoek en de beroeps­praktijk.

kunnen bundelen.” Verder staan er gesprekken op stapel met het havenbedrijf van Surabaya dat ook aangesloten is bij het netwerk. “Het Living Lab is voor ons super waardevol. Samen met gerenommeerde bedrijven en kennisinstellingen kunnen we logis­ tieke processen opzetten die in de toekomst hopelijk zorgen voor een betere kwaliteit van ons product”, zegt Ollong.

Topsectoren

Het Living Lab in Indonesië ging een jaar geleden als eerste van start. In september volgde een pilot in Zuid-Korea gericht op het ontwerpen van games (zie kader op p.22). Het thema van een Living Lab moet aansluiten bij het Nederlandse topsectoren­beleid. De deelnemende hogescholen kunnen zich daardoor internationaal profileren met een zwaartepunt of kennisthema waar ze zich in Nederland op concen­ treren. Living Labs kunnen alleen opgericht worden in landen waar de Nuffic een Neso-kantoor heeft. “Wij bekijken samen met overheden, plaatselijke kennis­ instellingen en bedrijven op welk thema of in welke sector kansen liggen”, vertelt Arjan Koeslag, account­ manager ondernemerschap bij de Nuffic. Krachten bundelen Nieuwe Living Labs komen er in China op het gebied Living Labs zijn netwerken waarin Nederlandse van toerisme en in Brazilië rondom de biobased hogescholen en bedrijven samenwerken met lokale economy. Ook is er een pilot in Rusland gepland, universiteiten, overheden en ondernemingen rond maar daar komt het Living Lab niet goed van de grond. een kennisgerelateerd thema. De activiteiten van een “Het vanuit Nederland gekozen kennisthema duur­ zame energie sloot niet goed aan op de onderzoeks­ Living Lab starten met stages en afstudeeronderzoek vragen van de Russische partners. Daarnaast hebben van studenten. De deelnemende kennisinstellingen, de Russische bedrijven er moeite mee om kennis open­ overheden en bedrijven bouwen dat uit tot grotere baar te maken en delen”, verklaart onderzoeksprogramma’s. De opge­ dane kennis wordt gedeeld en Koeslag de moeizame introductie “Toegepast onderzoek daaruit ontstaan onderwijsmodules, van het concept in Rusland. en stages zijn nieuw in trainingen voor werknemers van de In Indonesië slaat de Living Indonesië, maar iedereen deelnemende bedrijven en nieuwe Lab-aanpak juist goed aan. gaat er heel creatief onderzoeksprojecten. “Toegepast onderzoek, stages en mee om” In het Living Lab Logistics Indonesia netwerkprojecten zijn nieuw in zoeken de Hogeschool Rotterdam, Indonesië, maar iedereen gaat er NHTV en de Hogeschool van heel creatief mee om”, vertelt Frits Arnhem en Nijmegen naar nieuwe Blessing die in Jakarta zorgt voor methoden om de vervoersproblemen in het eilan­ de lokale coördinatie. “Het Living Lab is hier echt iets denrijk aan te pakken. Dat doen ze in samenwer­ levends, iets wat organisch groeit.” Er is ook erg veel king met vier Indonesische universiteiten, drie behoefte aan de ontplooide activiteiten. “Logistiek Indonesische ministeries, een groot transportbedrijf, is in Indonesië erg belangrijk. En het land is in tran­ sitie en schreeuwt om beter gekwalificeerde afge­ drie Indonesische havenbedrijven, het Havenbedrijf studeerden”, weet Blessing, die als lector logistiek Rotterdam en adviesbureau Witteveen+Bos. van de Hogeschool Rotterdam al een gezamenlijke Vorig jaar hebben een Nederlandse en twee master logistiek management opzette met de Trisakti Indonesische studenten onderzoek gedaan bij PT University in Jakarta. Ollop. “Ze hebben het hele logistieke proces in kaart Nugroho Dwi Priyohadi, directeur HRM van het gebracht, van de nootmuskaatboom tot het eind­ havenbedrijf op Surabaya beaamt dat. “Wij nemen product”, vertelt Chair Ollong. “Binnenkort gaan deel aan het Living Lab om te leren van de succes­ nieuwe studenten uitzoeken welke andere lokale volle Nederlandse logistieke sector”, mailt hij. “Maar bedrijven internationaal leveren, zodat we de krachten

februari 2014 | transfer


22

Betrokkenen bij het Living Lab in Indonesië.

met overheden en bedrijfsleven kunnen opbouwen, stelt Harms. “Als de Hogeschool Rotterdam dit zelf had moeten organiseren, zaten we nu nog in een opstartfase.”

Hoger plan

ook om ons personeel te scholen.” Het Indonesische haven­bedrijf heeft al verscheidene werknemers naar Nederland gestuurd voor cursussen. Dwi Priyohadi deed de cursus Port Management in Rotterdam. Hij vond het “nuttig om academische zaken te leren en praktische ervaringen uit te wisselen.”

Gezamenlijke klanten Robbert Zwartbol, student logistiek bij de NHTV, deed afstudeeronderzoek binnen het Living Lab. Met een studiegenoot onderzocht hij de samenwerking tussen de business units van Samudera, een logistiek dienst­ verlener met onder meer een rederij en pakhuizen. “Wij zagen dat de business units beter kunnen samen­ werken wanneer ze de klant als een gezamenlijke klant beschouwen. Daarom hebben we voorgesteld een gecombineerde klantendatabase op te zetten en die aanbeveling neemt het bedrijf over”, vertelt hij. Twee Indonesische studenten deden in dezelfde periode ander onderzoek bij Samudera. “Wij keken vanuit de Nederlandse invalshoek en zij vanuit het Indonesische, daar konden we elkaar mee helpen.” Nieuwe studenten zetten binnenkort het onderzoek voort. Zwartbol: “Wij waren de eerste buitenlanders die ooit bij Samudera hebben rondgehuppeld. Dankzij het Living Lab heeft men bij het bedrijf gezien dat je studenten kunt inzetten om tot nieuwe inzichten te komen.” Het Living Lab biedt Nederlandse studenten niet alleen een mogelijkheid internationale ervaring op te doen. “Bedrijven in Indonesië zien dat onze studenten heel praktijkgericht onderzoek kunnen doen, dat is fantas­ tisch”, constateert Heleen Harms, directeur inter­ nationale relaties bij de Rotterdam Business School van Hogeschool Rotterdam. “Dankzij het Living Lab promoten we het hbo en Hogeschool Rotterdam daar enorm.” Door de netwerkaanpak heeft de hogeschool veel meer en veel sneller samenwerkingsrelaties

februari 2014 | transfer

Vanwege het succes met de eerste Living Labs gaat de Nuffic het instrument hbo-breed aanbieden. Door de bezuinigingen op het Neso-programma moeten hogescholen straks wel betalen voor de ondersteuning. Arjan Koeslag heeft er vertrouwen in dat ze dat de moeite waard zullen vinden. “Internationale projecten van hogescholen komen tot nog toe vaak niet verder dan losse afstudeeronderzoeken en studentenuitwis­ seling. Living Labs kunnen zorgen voor structurele samenwerking tussen bedrijven, overheden, onderzoe­ kers en studenten en kan de internationalisering in het hbo op een hoger plan tillen.”

alexandra branderhorst

Serious games

Vijf studenten en een docent/onderzoeker van de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht (HKU) reisden afgelopen september naar het Zuid-Koreaanse Pohang om er samen met Koreaanse studenten een serious game voor de gezondheidzorg te ontwikkelen. Het was de aftrap van het Living Lab creatieve industrie waarin de opleiding games & interactie van de HKU samenwerkt met de technische universiteit in Pohang en de nationale universiteit in Seoel. In opdracht van een Koreaanse organisatie die uitvindingen promoot, ontwikkelden de studenten ook een game om basisschoolleerlingen innovatief te leren denken. “Wij zijn goed in het ontwerpen van informatieve en educatieve games. Onze Koreaanse partners zijn goed in entertainment games en techniek. We kunnen dus veel van elkaar leren”, vertelt Marjanne Paardekooper, directeur internationale relaties van de HKU. Deze maand komen Zuid-Koreaanse studenten met hun hoogleraar naar Nederland om hun technische kennis te delen. De HKU is enthousiast over het Living Lab-concept. “Vaardigheden als ondernemen, onderzoeken, samenwerken en innoveren worden allemaal aangesproken.” De hogeschool onderzoekt de mogelijkheid voor een creatief Living Lab in Indonesië en wil het concept doorontwikkelen. “Wij vinden het belangrijk om maatschappelijke organisaties en de gebruiker als vierde partij in de samenwerking te betrekken”, aldus Paardekooper.  (AB)


23

column

De enige alumni­ vereniging van Rwanda

erik van oudheusden

De Rwandese samenleving is zeer fijnmazig georganiseerd. Elk district, elk dorp, elke heuvel en elke straat heeft een leider die de boel in de gaten houdt en die aan zijn of haar superi­ euren rapporteert. Het is niet makke­ lijk om iets verborgen te houden in Rwanda en dat kan soms beklemmend zijn. Maar op het gebied van kennis en toegepaste wetenschap is, verrassend genoeg, nog een wereld te winnen als het om informatiedeling en netwerken aankomt. Behalve voor Rwandezen die in Nederland hebben gestudeerd. Alfred Byigero studeerde in 2006 in Twente, waar hij ontdekte dat studenten uit andere landen zich orga­ niseerden en na terugkeer contact met elkaar onderhielden. Wat Colombiaanse en Indonesische studenten deden, wilde hij ook. In 2008 lukte het hem om, met hulp van de Nederlandse ambassade in Kigali, een alumni­ vereniging op te zetten. “Wij zijn de enige alumnivereniging van Rwanda”,

zegt Byigero niet zonder trots. De alumnivereniging beheert een database met namen en contact­ gegevens van alle Rwandezen die aan een Nederlandse universiteit hebben gestudeerd. Voorlopig zijn alleen studenten met een Nederlandse master of PhD welkom, later komen daar wellicht nog mensen bij die voor kortere tijd in Nederland hebben gestudeerd. Netwerken is het voornaamste doel van de vereniging. Veel alumni hebben het na terug­ keer in Rwanda ver geschopt. Onder de ruim driehonderd leden die de vereniging inmiddels telt, bevinden zich topmensen uit het bedrijfsleven en de Rwandese overheid. Elk jaar organiseert de alumni­ vereniging een middag waar nieuwe leden worden geïntro­duceerd. Byigero spreekt van een steeds verder groeiende ‘pool of skills and knowledge’, waarbij de leden elkaar helpen. Daarnaast stellen leden van

de alumni­vereniging zich beschikbaar om Nederlandse bedrijven wegwijs te maken in Rwanda en hen te helpen om investeringsmogelijkheden te verkennen. Ze doen dat niet geheel zonder eigenbelang: wie weet wat dat hun weer oplevert aan contacten en contracten. Op de ambassade houden we maar al te graag contact met deze mensen, die Nederland zonder uitzondering een warm hart toe dragen. Het zijn waarde­ volle contacten die ons helpen de Rwandese samenleving beter te begrijpen. Ze vervullen een steeds belangrijkere rol als makelaar tussen Nederlandse bedrijven en kennis­instituten en Rwandese partners. Economische diplomatie kent vele gezichten. Erik van Oudheusden werkt als politiek secretaris op de Nederlandse ambassade in Kigali, Rwanda. Hij schrijft deze column op persoonlijke titel.

februari 2014 | transfer


24

achtergrond

opzetten nederlands-duitse artsenopleiding vergt heel veel geduld

Kleine onderwijsrevoluti Het leek zo eenvoudig. De universiteit in Oldenburg wilde een medische opleiding opzetten en was gecharmeerd van het patiëntgeoriënteerde programma van de universiteit in Groningen. Maar het simpelweg kopiëren van het Nederlandse programma, stuitte op bezwaren van artsen en ziekenfondsen. Een gezamenlijk Nederlands-Duits-programma was onhaalbaar. “We hebben het Groninger curriculum

Het is vanuit Groningen nog geen vijf kwartier rijden naar het Duitse Oldenburg, maar de cultu­ rele barrières zijn veel groter dan de fysieke afstand doet vermoeden. Bij het opzetten van een gezamen­ lijk bachelorprogramma geneeskunde stuitten de Rijksuniversiteit Groningen en de Carl von Ossietzky Universiteit niet alleen op tegenstand van Duitse artsen, maar ook op gedetailleerde wettelijke voor­ schriften waaraan onderwijsprogramma’s bij de oosterburen moeten voldoen. Na een aanloop van zeven jaar zijn vorig studiejaar toch de eerste veertig Duitse bachelorstudenten aan hun op Nederlandse leest geschoeide artsenopleiding begonnen. En tien Nederlandse coassistenten hebben een opleidings­ plaats in Oldenburg gevonden. De eerste stappen op weg naar wat de European Medical School Oldenburg-Groningen zou moeten worden, werden in 2004 gezet. Oldenburg wilde een medische faculteit opzetten om in de toekomst verzekerd te zijn van voldoende huisartsen in de regio. Vanwege de goede samenwerking met de rechten­ faculteit zocht de Carl von Ossietzky Universiteit expertise bij de Groningse buur. Het universitair medisch centrum zag meteen voordelen in de samen­ werking. In Nederland zijn opleidingsplaatsen voor specialisten schaars, terwijl de drie Oldenburgse ziekenhuizen een tekort aan coassistenten hebben. Het werd een grensoverschrijdende samenwerking met gesloten beurzen.

Patiëntgeoriënteerd De Groningse medische faculteit heeft een vernieu­ wend patiëntgeoriënteerd curriculum dat Oldenburg

februari 2014 | transfer

graag wilde overnemen. Het onderwijs is volledig opgebouwd rondom patiënten en hun ziektebeelden. “Ons bachelorprogramma heeft wekelijkse thema’s. Elk thema begint met een hoorcollege waarin een patiënt live vertelt over zijn ziekte”, vertelt hoogleraar neurologie Jan Kuks, die nauw is betrokken bij het samenwerkingsproject. “Daarna geeft de docent kort uitleg over het ziektebeeld en kunnen de studenten vragen stellen aan de patiënt. Vervolgens krijgen ze opdrachten mee om die week uit te werken in klein­ schalige tutorgroepen.” Het theorieonderwijs wordt gekoppeld aan het patiënten­college. “Stel, je hebt in het college een staarpatiënt. Dan kun je een college geven over de verschillende oorzaken voor slechtziendheid op latere leeftijd en ook de anatomie en de fysiologie van het oog behandelen”, legt de neuroloog uit. Invoering van het patiëntgeoriënteerde programma betekende een kleine onderwijsrevolutie voor Duitsland, waar het medisch onderwijs nog erg tradi­ tioneel is opgezet. Duitse geneeskundestudenten zien de eerste twee leerjaren meestal geen patiënten en volgen alleen basisvakken als natuurkunde, schei­ kunde, biologie, anatomie en fysiologie. Invoering van het Groningse opleidingsmodel stuitte dan ook op weerstand bij de vele gremia die in Duitsland met de start van een nieuwe opleiding moeten instemmen. Pas in 2011 gaf de regering van de deelstaat Nedersaksen groen licht. Duitsers zijn niet gewend om snel zaken te doen, weet Kuks. “De hoogste baas moet akkoord gaan, pas dan kan je verder. Verder moet alles perfect in orde zijn voordat je van start kunt. Heel anders dan in

Foto’s: Daniel Schmidt

naar de Duitse situatie vertaald.”


25

ie bij de oosterburen

Coassistent Sam Kamminga in Oldenburg.

Nederland, waar je gewoon begint en onderweg voor draagvlak zorgt.”

Kwaliteitsverlies De Bundesärtztekammer zorgde voor flinke vertra­ ging bij de besluitvorming. De landelijke artsen­ organisatie keerde zich tegen de invoering van de bachelor/master-structuur bij geneeskunde­ opleidingen. De artsen waren bang voor kwaliteits­ verlies: ze vreesden dat bachelors al praktijk zouden gaan voeren. Daarnaast zorgden de zeer gedetailleerde wette­ lijke voorschriften waaraan een Duits curriculum moet voldoen, voor oponthoud. Er zijn bijvoorbeeld normen voor het aantal hoorcolleges, werkcolleges en practica. Ook wordt van bovenaf bepaald hoe groot de

studentengroepen moeten zijn. Uiteindelijk stemde de wetenschapsraad van Nedersaksen zeven jaar na de start van het project in met een proef met de bachelor/ master-structuur. Het opzetten van een Duits patiëntgeoriënteerd programma had ook heel wat meer voeten in de aarde dan initiatiefnemers aanvankelijk dachten. Het Groningse programma in het Duits vertalen, zoals het plan was, bleek onmogelijk. “Daarvoor verschillen de onderwijssystemen te veel”, stelt Kuks. “We hebben het Groninger curriculum naar de Duitse situatie moeten vertalen. Duitse studenten hebben bijvoor­ beeld een heel andere vooropleiding. Met een alfa­ profiel op de middelbare school word je daar gewoon toegelaten tot de studie geneeskunde. Dat betekent bijvoorbeeld dat we in de eerste twee studiejaren

februari 2014 | transfer


26

veel aandacht moeten schenken aan natuurkunde, scheikunde en biologie.” Bovendien eisten de Duitse ziekenfondsen dat er vanaf het begin veel huisartsengeneeskunde op het programma staat. “Zorgverzekeraars die zich bemoeien met de inhoud van een studie, dat kan in Nederland helemaal niet”, zegt Kuks. “Maar studenten waarderen dat onderdeel wel. Ze leren al heel vroeg hoe ze een patiënt moeten onderzoeken.” Met de patiëntcolleges, het uitwerken van opdrachten in tutorgroepen, practica en werkcolleges erbij hebben de studenten nu een tamelijk overladen programma, vindt Kuks. Een programma dat behoorlijk afwijkt van het Groningse voorbeeld. Het is ook geen DuitsNederlandse opleiding geworden die wordt afgesloten met een gezamenlijk diploma. De Groningers krijgen een Nederlands diploma en Oldenburgse afgestu­ deerden ontvangen een Duits getuigschrift.

hoofd- en bijzaken goed van elkaar scheiden en hebben een goed ‘niet-pluis gevoel’ ontwikkeld. Daardoor kon ik meteen op de afdeling spoedeisende hulp aan de slag. ” Een aantal studenten, waaronder Kamminga, kiest voor een coschap in Oldenburg omdat het in Duitsland vaak gemakkelijker is een opleidings­ plaats te bemachtigen. Maar Sam Kamminga weet nog niet zeker of hij volgend jaar zijn vervolg­ opleiding in Duitsland voortzet. “In Nederland zijn de specialisten­opleidingen landelijk geregeld, iedereen doorloopt hetzelfde programma”, weet de co­assistent. “In Duitsland is dat in principe ook zo, maar elk ziekenhuis is daar opleidingsziekenhuis. In een kleiner ziekenhuis moet je maar net geluk hebben dat er artsen zijn die veel weten, tijd hebben om je op te leiden en er enthousiast voor gaan.” Kuks ziet meer knelpunten. In Nederland werken alle medisch specialisten in het ziekenhuis, ze zien patiënten poliklinisch. In Duitsland gaan patiënten meestal alleen naar het ziekenhuis voor een operatie, voor de poliklinische zorg gaan ze naar specialisten met een eigen praktijk, vertelt hij. “Omdat onze co­assistenten in Duitsland alleen in het ziekenhuis werken, doen ze niet de brede ervaring op die wij wenselijk vinden”, stelt Kuks. De Groningers zouden daarom graag zien dat de coassistenten ook bij specia­ listen buiten het ziekenhuis terecht kunnen. “Maar ook dit is weer iets waarvoor je in Duitsland op hoog niveau toestemming moet krijgen”, weet Kuks.

Summerschools

Overladen programma Ook de uitwisseling van studenten, de tweede doel­ stelling van de Nederlands-Duitse samenwerking, komt aarzelend op gang. Er zijn nu tien Nederlandse coassistenten aan de slag in Oldenburg, dat moeten er veertig per jaar worden. Daarnaast is het de bedoeling dat studenten uit Oldenburg een jaar naar Groningen kunnen komen voor een wetenschappelijke stage bij het universitair medisch centrum of voor een coschap, maar daarvoor moeten ze wel Nederlands spreken. De eerste Nederlandse coassistenten merken dat zij heel anders zijn opgeleid dan hun Duitse colle­ ga’s. “Als je Duitse studenten vraagt: welk gen is verantwoordelijk voor deze ziekte, dan kunnen ze dat zo zeggen. Ik moet dat opzoeken”, vertelt Sam Kamminga (25), die sinds augustus een coschap loopt in Oldenburg. “Maar in Nederland worden we veel beter getraind in het bevragen van de patiënt, licha­ melijk onderzoek en basale diagnostiek. Wij kunnen februari 2014 | transfer

Tot nu toe is Groningen-Oldenburg alleen in naam een European Medical School. Kuks: “De Duitsers noemen zich zo, dat klinkt aantrekkelijk. En ja, het curriculum is modern, afkomstig uit een ander Europees land en de studenten volgen een deel van de studie bij ons.” Maar Kuks vindt dat de Europese dimensie nog inge­ vuld moet worden. “Daar komt pas ruimte voor als het Oldenburgse curriculum helemaal is ingevoerd.” Plannen daarvoor zijn er genoeg. “We denken bijvoor­ beeld aan summerschools, waarin studenten zich kunnen verdiepen in de meest recente kennis rondom een ziektebeeld, een behandeling of bepaald weten­ schappelijk onderzoek, en waar zij ook klinische vaardigheden kunnen trainen.” De medische faculteit verzorgt dergelijke summerschools al jaren en trekt er studenten uit de hele wereld mee. “Dit willen we graag samen met Oldenburg gaan organiseren, omdat de Nederlanders en Duitsers veel van elkaars gezond­ heidszorgsysteem kunnen leren. Daar zal dan verder veel aandacht aan geneeskunde op Europees niveau gegeven worden. ”

helma erkelens


27

sorry? pardon!

tip:

‘Leg, om teleurstellingen te voorkomen, de lat van je eigen doelstellingen niet te hoog.’

Studenten vertellen over leerzame uitglijders en misverstanden in het buitenland.

wie: Hilde Slootweg (24)

& ­gezelschapsdieren, Stoas Wageningen | Vilentum Hogeschool buitenlandervaring: stage in Debre Zeit, Ethiopië

Foto: Guy Ackermans

studie: Derdejaars recreatie-

Wat vandaag niet komt, komt morgen

Foto: AGE Fotostock

Met haar mouwen opgestroopt stond Hilde Slootweg (24) klaar om zich zes weken in het zweet te werken bij de bouw van een school in Ethiopië. Uiteindelijk kon ze maar vijf dagen bouwen en leerde ze de traagheid van het Afrikaanse leven waarderen. “In Nederland word je als stagiaire flink aan het werk gezet, in Ethiopië niet. Ik ging naar Debre Zeit om een school te bouwen, maar de meeste tijd ging op aan wachten. Wachten op de levering van een partij stenen. Wachten op de taxibus. Wachten op medewerkers, omdat je de meeste dagloners pas terugzag wanneer hun geld op was. In de eerste week baalde ik van zulke dingen. Er moet een manier zijn om het werk vlotter te laten lopen, dacht ik. Maar ik leerde mijn Nederlandse haast wel af. In Afrika is het devies: wat vandaag niet komt, komt morgen. En anders volgende week wel. Omdat ik mijn handen uit mijn

mouwen wilde steken, liet de project­ leider mij en vijf anderen de toekom­ stige tuin van de school ontdoen van oude wortels. Met veel kracht moest je een jambe, een stok met een haakse schep erop, in de grond te slaan en heen en weer bewegen. Zo barstte de aarde en kon je de plantenresten weghalen. Zwaar werk. Terwijl ik bezig was, bekroop mij een gevoel van zinloos­ heid. Als we in dit tempo doorgingen, waren we pas over twee jaar klaar – en dan konden we opnieuw beginnen. De dagen dat we bij de bouw konden helpen waren leuker. Met een stuk of twintig locals vormden we een menselijke ketting en gaven emmers cement door. Eerst sloegen de locals

ons over; ze dachten dat we niet vies mochten worden, omdat we blank waren. Pas toen we de emmers min of meer opeisten, aanvaardden ze onze hulp. Uiteindelijk hebben we in zes weken tijd maar vijf dagen aan de bouw van de school gewerkt. Toen we vertrokken, waren alleen de palen in cement gegoten en lag er een fundament. Ik genoot van de momenten dat we konden doorpakken. Maar op den duur leerde ik ook de traagheid waarderen waaraan ik me aanvankelijk ergerde. Afrikanen leven bij de dag en genieten van iedere meevaller.”

rineke wisman februari 2014 | transfer


28

achtergrond

tolk keert terug in rotterdamse universiteitsraad

EUR zit in ‘niemandsland tussen Nederlands en Engels’ Voor het tweede jaar op rij hebben twee internationals zitting in de universiteitsraad van de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR). Aanvankelijk redden zij zich met een tolk, maar de afgelopen maanden werd op proef vergaderd in het Engels. Dat bleek geen onverdeeld succes, zodat de proef geen vervolg krijgt.

“Are there any remarks about today’s agenda?” Met deze zin opent de voorzitter op 14 januari de verga­ dering van de commissie Onderzoek, Onderwijs en Studentenzaken (OOS) van de Rotterdamse univer­ siteitsraad. Het is de laatste keer dat de commissie, met twee internationale leden, op proef in het Engels vergadert. De volgende keer zal er weer, net als vroeger, Nederlands worden gesproken. Drie maanden geleden, toen de proef begon, was het wel even wennen. Er werd gezucht, gesteund en chagrijnig gereageerd als een lid of genodigde zich niet voldoende wist te redden in het Engels. Nu gaat het over het algemeen goed: bij de meesten is wel een accent hoorbaar, maar echt steenkolenengels wordt er niet gesproken. Hooguit wordt er wat gegniffeld bij kromme uitdruk­ kingen of uitstapjes naar het Nederlands. Die zijn er zeker. “We moeten allemaal opnieuw het wiel uitvinden, om het zo te zeggen”, klinkt het. Iemand vraagt: “Hoe vertaal je ‘goede algemene gang van zaken’?”. Ook de zin 'Ik wil nog even ieders mening verzamelen' is blijkbaar lastig in het Engels.

Vertraging In het najaar besloot de universiteitsraad op proef drie maanden in het Engels te vergaderen - tenzij alle aanwezigen zich goed kunnen redden in het Nederlands. Dat had niets te maken met de ambitie in het nieuwe strategisch plan, dat de universiteit in 2018 een tweetalige instelling moet zijn. De raad wilde toegankelijker worden voor het toenemende aantal internationale studenten en medewerkers van de EUR.

februari 2014 | transfer

Vorig collegejaar zaten voor het eerst twee buiten­ landse studenten in de raad. Toen werd ervoor gekozen om tolken in te schakelen. Die vertaalden de discussies live. Dat bleek verre van ideaal, vooral door de vertraging die het vertalen opleverde. “Daardoor kon ik de discussies niet gelijktijdig volgen”, blikt Moldaviër Stefan Nicolai, student International Business terug op zijn eerste jaar als lid van de universiteitsraad. De afgelopen maanden kon hij naar eigen zeggen volwaardig aan de vergaderingen deel­ nemen. Toch vindt hij dat niet het voornaamste argu­ ment om ook in de toekomst het Engels als voertaal te kiezen. “Ik denk niet dat we dit voor die ene inter­ nationale medewerker en student moeten doen, maar om de hele academische gemeenschap te bereiken.”

Bottlenecks Inmiddels is de proef geëvalueerd. Vrijwel alle leden van de universiteitsraad hebben hun mening gegeven. Hoe zij de proef hebben ervaren, kwam in grote lijnen overeen. Over de conclusie die daaruit moest worden getrokken, liepen de meningen sterk uiteen. De algemene opvatting is dat de switch naar het Engels soepeler ging dan verwacht. De nieuwe situatie wende snel. Maar de kwaliteit van discus­ sies ging achteruit, doordat raadsleden zich minder zeker voelden in het Engels en minder goed nuances konden aanbrengen. “Zeker als er bij onderwerpen veel jargon kwam kijken, merkte je dat de discussie afzwakte”, vertelt René Karens, voorzitter van de universiteitsraad. Dat het de leden was toege­ staan om in voorkomende gevallen hun punt in het


Foto: Levien Willemse

29

De universiteitsraad van de EUR in vergadering.

Nederlands te maken, kon dat niet voorkomen. soort niemandsland. We zijn al lang niet meer een Ook signaleerde de raad enkele bottlenecks buiten Nederlandse instelling waar alleen maar Nederlands zijn invloed. Zoals het gebrek aan Engelstalige wordt gesproken. Maar we zijn voorlopig ook stukken. Meermalen drong de universiteitsraad nog geen internationale universiteit met Engels aan op verbetering. Dat hielp een beetje, maar niet als voertaal.” genoeg. Nog steeds zijn sommige documenten Als het aan Chris Aalberts ligt, komt het nooit zo ver. alleen in het Nederlands beschikbaar, eventueel De docent en onderzoeker politieke communicatie met summiere samenvatting liet zich in het universiteitsblad in het Engels. Daarnaast liet de Erasmus Magazine kritisch uit over “We zijn voorlopig nog geen de proef van de universiteitsraad. taalvaardigheid van de beleids­ internationale universiteit medewerkers en het college van Hij vindt het onterecht dat die met Engels als voertaal” bestuur te wensen over, wat de beheersing van het Nederlands kwaliteit van de discussies evenmin niet als voorwaarde stelt aan zijn ten goede kwam. leden. “We eisen van oudkomers Al met al concludeerde het presi­ toch ook dat ze Nederlands spreken. dium dat het vergaderen in het Engels niet leidde tot Waarom dan niet van de intelligentsia?” het beoogde doel: een grotere bijdrage van de inter­ Daarnaast, zegt Aalberts, is het nog maar de vraag nationale leden en meer aandacht van buitenlandse of de universiteitsraad zich wel moet inspannen studenten en staf voor het werk van de universiteits­ voor de internationals van wie het overgrote deel raad. Waarna de raad besloot de proef niet voort te binnen een paar jaar weer weg is. “Het buitenlandse zetten en de tolk te laten terugkeren. personeel dat langer blijft en een structurele bijdrage wil leveren aan deze academische gemeenschap, Overgangsfase leert toch wel Nederlands.” Als de universiteitsraad “De universiteit is er misschien nog niet helemaal zich aanpast, kan dat volgens Aalberts leiden tot de klaar voor”, erkent Nicolai. “Maar zo’n transitie­ omgekeerde wereld. “Uiteindelijk komt het erop neer proces kost nu eenmaal tijd.” De strategische keuze dat ik als Nederlandse toiletjuffrouw Engels moet voor een tweetalige universiteit is volgens hem weer leren, maar als buitenlandse hoogleraar hoef ik de een stap in de goede richting. Nederlandse taal niet te spreken.” Ook raadsvoorzitter Karens denkt dat de EUR tim ficheroux in een overgangsfase verkeert. “We zitten in een

februari 2014 | transfer


30

gelezen

Nieuwe onderwijsruimte: de westelijke Balkan The dynamics of higher education in the region of the Western Balkans with a population of almost 25 million unfortunately still remains on the margins of contemporary higher education studies. The regional higher education has never been the subject of systemic research; there is both a lack of data and a lack of prior studies. In addition, this area of research is determined by a controversial logic of the common and the different, the uniform and the diverse. This is not only in our case – i.e., when discussing higher education – but also when studying other segments of societies in the region.

Over internationale samenwerking in het hoger onderwijs wordt veel gepubliceerd. Historicus Han van der Horst bespreekt in elke Transfer een werk dat hem is opgevallen. Deze keer Higher education in the Western Balkans, een publicatie samengesteld door Sloveense onderzoekers.

* * *

I think that in these lands of ours private initiative has been allowed too soon – not only on the higher education level, but also on other levels of education. […] When we get the right to establish a private Faculty or University we will do this – not for the sake of the prosperity of our community, […] but because we need money for our private pockets. The private higher education institutions – not only in [our country], but in the broader region – are in the first place commercially oriented. (Interview 66; 27/03/2012).

CEPS (2013) * HIGHER EDUCATION IN THE WESTERN BALKANS

* * *

Recent conflicts, consequent reconstruction of societies and delayed economic and institutional transition considerably affected higher education in most countries of the Western Balkans. The interviewees (people in the leading positions) showed a clear identification with European cultural space when imagining the post-conflict recovery and the future of their country or institution. There is an obvious tendency to take over ideas from abroad, copy policy solutions and refer to perceived successful cases of other countries. Yet there are ideas, narratives, discourses, perceptions, conceptualisations and attitudes that indicate a significant level of idiosyncrasy in the examined region.

Pavel Zgaga, Manja Klemenčič, Janja Komljenovič, Klemen Miklavič, Igor Repac, Vedran Jakačić

Higher education in the Western Balkans: Reforms, developments, trends

University of Ljubljana Faculty of Education

ISBN 978-961-253-107-2

De westelijke Balkan is een nieuwe aardrijkskundige term die in de EU heeft postgevat en nu ook in de regio zelf wordt gebruikt. Men duidt er het voormalige Joegoslavië mee aan plus Albanië, maar zonder Slovenië. Een grote groep onderzoekers juist in Slovenië heeft het hoger onderwijs in deze westelijke Balkan onder de loep genomen. De resultaten kwamen eind vorig jaar beschikbaar in een beknopte publicatie die grotendeels is geba­ seerd op interviews met docenten. De westelijke Balkan blijkt ook een soort onderwijsruimte te zijn. De conclusies van de onderzoekers vormen boeiende lectuur. Sinds de val van Joegoslavië is het hoger onderwijs in de opvolgersstaten enorm gegroeid. Het aantal overheids­ universiteiten steeg van twintig tot 47. De onderbetaalde medewerkers klussen veelal bij op de 250 privéinstellingen die daarnaast ontstonden. De zeven staten van de westelijke Balkan kloppen allemaal aan de deur van de EU. Daarom volgen zij de onderwijsideologie van Brussel. Zij maakten netjes werk van de Bologna-

februari 2014 | transfer

Geen wonder: het hoger onderwijs op de hele westelijke Balkan is onder­ gefinancierd. Met andere woorden: achter de mooie woorden en de herkenbare façades schuilt maar al te vaak anarchie en eigengereidheid. De Sloveense publicatie laat dat op veel pagina’s door­schemeren.

Wild verleden

uitgangspunten. Ze spreken over employability en aansluiting op de arbeidsmarkt. Zij geven de markt vrij baan en zeggen dat diversificatie en concurrentie goed zijn voor de kwali­ teit van onderwijs en onderzoek. Vandaar ook die wildgroei aan parti­ culiere instellingen. Maar, zo tonen de onderzoekers aan, de werkelijkheid is net zo weerbarstig als de rotsen langs de Adriatische kust. Weinig docenten denken bijvoorbeeld dat hun instellingen met het binaire stelsel van Bologna veel zijn opgeschoten. Of dat de kwaliteit verbetert met al die concurrentie en particuliere opleidinkjes. Samenwerking met naburige univer­ siteiten – in de Joegoslavische tijd een binnenlandse aangelegenheid – is nu internationalisering geworden. De meeste docenten zijn daar tegenwoordig wel voor te vinden, maar werken liever samen met een universiteit in een rijk EU-land.

Toch wekken de worstelende Balkanstaten, die om den brode zo beleefd in Brussel belet moeten vragen, sympathie. Misschien juist omdat er onder al die netheid en aanpassing nog iets te vinden is van wat Adriaan den Doolaard al in 1934 bracht tot de evocatie: “Dit gevaarlijkste der gevaarlijke landschappen, met zijn krankzinnige zon en wild verleden, heeft ook mij gelukkig gemaakt en kapotgebroken.” De bestandsopname van het hoger onderwijs in de weste­ lijke Balkan biedt boeiende inkijkjes en inspireert tot samenwerking. Tenminste als je hart nog ruimte heeft voor romantiek en niet is verdord in de woestijn van voortreffelijkheid in het keurige Europa.

han van der horst Pavel Zgaga, Manja Klemenˇciˇc (et al.), Higher education in the Western Balkans: Reforms, developments, trends. Lubljana, 2013. University of Ljubljana, Faculty of Education, Centre for Educational Policy Studies. ISBN 978-961-253-107-2. Downloaden via: www.herdata.org/public/hewb.pdf


31

onbekend terrein bekende Nederlanders blikken terug op hun studieverblijf in het buitenland

Boris Dittrich ging na de middelbare school als een opstandige puber naar de Verenigde Staten. Hij ontdekte er dat hij homoseksueel was én hij leerde er knokken voor wat belangrijk is. Gelijke rechten voor seksuele minderheden, bijvoorbeeld. “Dat ik er nog dagelijks aan terugdenk, is misschien overdreven gesteld”, zegt Boris Dittrich. “Maar mijn studiejaar in de VS heeft mijn leven enorm beïn­ vloed.” Zijn politieke bevlogenheid, zijn inzet voor homo-emancipatie en zijn internationale oriëntatie, de voor­ malig D66-fractievoorzitter deed het allemaal op in het collegejaar 1974/’75 aan Denison University, een liberal arts college in Granville, Ohio. Hij groeide op in een beschermd milieu, vertelt Dittrich. “Een té beschermd milieu, misschien wel. Als puber werd ik opstandig. Ik wilde weg, ik wilde de wereld ontdekken, naar Amerika.” Zonder het zijn ouders te vertellen, vroeg hij een beurs aan bij het Nederland-Amerika Instituut – en kreeg er een toegekend. Zijn ouders waren sprakeloos toen hij het ze

vertelde, maar na de nodige aarzeling steunden ze zijn plan toch. Eenmaal in de VS ontdekte hij dat zijn Engels minder voorstelde, dan hij zich op het gymnasium in Zeist had verbeeld. Hij leerde wat heimwee was, en hoe hij zijn eigen boontjes moest doppen. Hij koos een breed vakkenpakket, ontdekte zijn belang­ stelling voor beeldende kunst en lite­ ratuur, ging met een studievereniging op bezoek bij tot levenslang veroor­ deelde criminelen én hij ontdekte het belang van ambitie. “In Nederland maakte je je niet populair als je ambi­ tieus was, in de VS juist wel. Ik leerde dat je moet knokken voor de dingen die je belangrijk vindt.” Maar zijn belangrijkste ontdekking was misschien wel dat hij homo­ seksueel was. Hij ging liftend met

Foto: Richard Koek/Redux

‘In de VS maak je je juist populair met ambitie’ vrienden naar San Francisco. Daar had hij een ontmoeting met een intrige­ rende man, die hem te verstaan gaf dat hij zonder enige twijfel gay was. “Ik was woest toen ik dat hoorde, ik had direct een hekel aan die man. Pas jaren later, toen ik al lang terug was in Nederland en een documentaire over hem zag, ontdekte ik wie het was geweest. Ik was door Harvey Milk persoonlijk uit de kast getrokken.” De strijd die politicus en activist Milk voerde voor homo-emancipatie, en die hem zijn leven zou kosten, inspireerde Dittrich om zich in te zetten voor de rechten van seksuele minderheden. Van zijn jarenlange ijver voor het homohuwelijk, waarmee Nederland internationaal een nieuwe standaard zette, tot zijn huidige werk als pleit­ bezorger voor seksuele minderheden bij Human Rights Watch – de kiem ervoor werd gelegd tijdens zijn jaar in Granville, Ohio.

ralph aarnout

februari 2014 | transfer


Internationalisering – ondernemend naar de toekomst

Jaarcongres 11 maart 2014 Stadion Galgenwaard, Utrecht

Tijdens het jaarcongres wordt de Orange Carpet Award uitgereikt.

www.nuffic.nl/jaarcongres


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.