Van Magiër tot Medemens

Page 1

De Kunst van het gebruik van het eigen proces als instru instrument in de therapeutische begeleiding

Ramo de Boer 1992


Overdracht en tegenoverdracht zijn veelgebruikte termen in de traditionele psychoanalyse en psychotherapie. Over de betekenis en vooral de toepassing ervan is men nog steeds niet uitgepraat. Wat wel duidelijk wordt is dat de traditionele scheiding tussen kliënt en therapeut geen recht doet aan de realiteit en het therapieproces eerder hindert dan stimuleert. Het is immers praktisch onmogelijk aan te tonen 'wat van wie is'. Door zelf openlijk een partij te zijn krijgt de therapeut een onverwacht effektief instrument tot zijn beschikking dat hem kenbaar maakt als de mens die hij ook is: zijn eigen proces. Nodig om het eigen proces te kunnen gebruiken als instrument zijn ondermeer meta-kommunikatie en meta-vaardigheden.

Kommunikatie Proces en Veld De opeenvolging van momenten in het hier en nu maken tezamen 'het proces', een konstante stroom van verandering en groei. Een procesgerichte benadering vinden we traditioneel eerder terug in de Oosterse levensbeschouwingen dan in de Westerse staat-gerichte benadering. Het is dan ook niet verrassend dat Gestalt, gezien als een van de meer procesgerichte psychotherapieen, Oosterse elementen in zich draagt. Zo vinden we in Gestalt en Taoisme overenkomstige elementen. Het Taoisme houdt zich bezig met de natuurlijke patronen en beweging van de natuur en het zichzelf (de Taoist) afstellen op deze stroom (proces). Deze attitude vinden we ook terug in de Gestaltfilosofie: "Taoism and Gestalt have much in common. Both aim at balancing the forces within the individual - reaching the zeropoint or center. Both recognize that with this center there is an improved perspective and increased awareness. Both believe in the wisdom of the organism, as opposed to rational intelligence. Both believe in the here and now." (C. Gagarin /1976)

Metakommunikatie Menselijke relaties kenmerken zich door kommunikatie. Kommunikatie, op welke wijze dan ook, stelt ons in staat met elkaar in kontakt te treden. De therapeutische relatie onderscheidt zich van alle andere relaties die we hebben door het feit dat we het expliciet mogelijk maken om te kommuniceren over de kommunikatie. Ik bedoel hier niet zozeer kommunikatie in het algemeen maar het kommuniceren over de kommunikatie in het hier en nu, zoals die zich voordoet tussen kliënt en therapeut. Het kommuniceren over kommunikatie wordt metakommunikatie genoemd. Om te kunnen metakommuniceren over mijn eigen of iemand anders zijn kommunikatie is het nodig dat ik in staat ben de kommunikatie te observeren of gewaar te zijn. Als ik alleen de kommunikatie van de ander wil observeren dan kan ik dat vanuit mezelf doen; voor het observeren van mijn eigen en onze gezamenlijke kommunikatie heb ik een hulpmiddel nodig: een denkbeeldig punt buiten mijzelf. Deze positie noemen we metapositie.

Ramo de Boer © 1992 info@mindconsult.nu

Een ander aspect van overeenkomst is de veronderstelling dat alles deel is van een groter geheel dat wederzijds afhankelijk is en elkaar beïnvloed. Voor de mens betekent dit dat hij zijn betekenis als persoon ontleent aan zijn relatie met de omgeving. Ftitz Perls (grondlegger van de Gestalttherapie) zegt hierover dat het gedrag van de mens een funktie is van het totale veld dat zowel hem als zijn omgeving omsluit en dat het gedrag van de mens bepaald wordt door de aard van zijn relatie met zijn omgeving. Het verrassende hierin is dat ons gedrag een funktie is van het gehele veld waarvan wij een onlosmakelijk deel zijn, een middel waardoor het veld zich manifesteert.

2


In fig.1 zien we de metapositie gesitueerd op eeen n denkbeeldig punt boven boven de kliënt en therapeut van waaruit metaobservaties gedaan kunnen kunnen worden. worden. De De metapositie metapositie maakt maakt het het mij mij mogelijk mogelijk titijdelijk 'afstand' te nemen van mijn eigen ervaring ervaring en en van van 'buiten' 'buiten' mijzelf mijzelf de de interaktie interaktie waar waar te te nnemen. Een funktie van de therapeut kunnen w we e dan ook omschrijven als degene die de metapositie voor de kliënt inneemt of vertegenwoordigt totdat zijn of haar gewaarzijn zodanig geoefend is dat hij of zij dat zelf kan.

(1) Alle gedrag is kommunikatie Alle gedrag is kommunikatie betekent dat al alles les wat we doen (en niet doen) iets aan onze omg omgeeving meedeelt. Praten en niet praten, woordgebruik, st stem em intonatie, lichaamshouding, bewebeweging(en), gezichtsuitdrukking etc. zijn allemaal gedrag. We kunnen ons dus niet ‘niet niet gedragen'. Jammer dat we dat vro vroeger eger nog niet wisten! Een fenomeen wat hier nauw mee verbonden is, is et feit dat we met meerdere van onze kommunikatiekanalen tegelijkertijd verschillende en/of het tegengestelde boodschappen kunnen kommuniceren. Het uitzenden van twee of meer inkongruinkongr uente ((niet niet overeenkomende) boodschappen heet in vaktaal 'dubbele signalen'. signalen'. We kennen ze alallemaal wel; denk maar eens na hoe vaak vaak iemand iemand verbaal verbaal zegt zegt dat dat het het hem hem uitstekend uitstekend gaat gaat terwijl terwijl jij je twijfels daarover hebt: zijn intonatie, gezichtsuitdrukking, lichaamshouding lichaams houding etc. stemmen niet overeen met zijn verbale boodschap boodschap of of lijken lijken zelfs zelfs het het tegenovergestelde tegenovergestelde te te suggereren. suggereren. Vele dubbele signalen merken merken we we niet niet op, op, ze ze zijn zijn te te subtiel subtiel of of we we herkennen herkennen ze ze niet niet als als zodanig. zodanig. Hoewel we ze vaak niet bewust waarnemen zull zullen en we er veelal wel op reageren. Deze reaktie manifesteert zich dan in een sensatie, gevoel of idee wat we in het licht van de interaktie niet kunnen plaatsen. Dubbele signalen signalen lenen lenen zich zich bij bij uitstek uitstek voor voor gebruik gebruik in in de de begeleiding. begeleiding. Het Het bet betekent dat ik mijn reaktie, mijn proces, proces, kan gebruiken als instrument instrument.. Hierbij erbij is het wel belangrijk aan te tekenen dat dubbele signalen doorgaans uitingen zijn van iemands ‘secundaire secundaire proces1 en dus 1

lk gebruik in dit artikel de termen primair en secundair proces om onderscheid te maken tussen het deel van van ons ons totale totale zelf waar we we 'ik' 'ik' tegen zeggen (primair) (primair) en en die die delen delen waar waar we we geen geen ‘ik' ‘ik' tegen tegen zeggen zeggen (secundair), (secundair), waarbij waarbij het het zelf waar tegen zeggen primaire proces min of meer deel uitmaakt van mijn bewuste identiteit en het secundaire niet.

Ramo de Boer © 1992 info@mindconsult.nu

Kommunikatie en gedrag Aangezien kommunikatie de essentie lijkt te zijn van ons vermogen om relaties aan te gaan is het zinvol even stil te staan hij twee aspekten van van kommunikatie kommunikatie die die we we kunnen kunnen opmerken opmerken vanuit vanuit de bovengenoemde metapositie. metapositie. Overigens Overigens wordt wordt hier hier ook ook duidelijk duidelijk dat dat kommunikatie kommunikatie plaat plaatsvindt of we ze nu bewust waarnemen of niet. Watzlawick e.a e.a.. (1967) ontwikkelden een model voor het kijken naar menselijke kommunikatie kommunikatie en en ontdekten ontdekten ondermeer ondermeer de de volgende volgende faktoren: faktoren:

3


vragen om een sensitieve benadering waarbij de reaktie van de kliënt op de interventie als leidraad genomen wordt. Anton zit tegenover mij en vertelt dat hij moeite heeft met het voelen en uiten van agressie. Hij zit rechtop in zijn stoel met zijn kin wat omhoog zodat zijn hoofd licht achterover neigt. Hierdoor kijkt hij mij van bovenaf aan. Hoewel Anton een stuk kleiner is dan ik heb ik het gevoel dat hij op mij neerkijkt. Ik negeer mijn gevoel een paar keer maar het blijft terugkeren. Ik word me gewaar dat ik van hem twee signalen krijg die niet overeenstemmen, de inhoud van zijn woorden stemt niet overeen met de stand van zijn hoofd en zijn gezichtsuitdrukking. Ik besluit mijn ervaring en observatie serieus te nemen en te kijken wat er nu eigenlijk gebeurt (metapositie). Ik vraag hem zijn gewaarzijn te richten op hoe hij erbij zit en in het bijzonder op zijn hoofd en gezichtuitdrukking. Anton heeft hiermee de nodige moeite maar weet nog wel wat hij zei. Blijkbaar vertegenwoordigt zijn verbale boodschap zijn primaire proces en zijn lichamelijke (kinesthetische) zijn secundaire proces. Ik vraag hem zijn houding te versterken en te verwoorden wat hij mij met zijn houding eigenlijk vertelt. Na een korte stilte kleurt hij in zijn gezicht en zegt tegen mij "Nou, kom maar op!" Hij schrikt van zijn eigen woorden en lacht wat verlegen. Ik vraag hem zijn uitspraak te herhalen, zijn boodschap wordt snel kongruent en mijn gevoel verandert. Anton stelt zich nu eenduidig op en dat mag ik wel. Een deel van zijn (secundaire) agressie heeft hij zich eigen (primair) gemaakt. Binnen de therapeutische relatie is een veiligheid aanwezig om onze schaduw te verkennen die in het dagelijks leven doorgaans ontbreekt, zeker als het gaat om dubbele signalen waar onze omgeving sterk op reageert.

Het inhoudsnivo spreekt voor zich zich; het is wat iemand letterlijk zegt. Het betrekkingsnivo, de wijze waarop de mededeling door de ander(en) verstaan wordt hangt nauw samen met de definiëring van de relatie. Als de definiëring van beide partijen niet overeenstemt dan zullen er doorgaans misverstanden en konflikten ontstaan aangezien de wijze waarop de kommunkatie verstaan moet worden niet duidelijk is. Het kommuniceren over het betrekkingsnivo van kommunikatie is dan ook een belangrijk deel van metakommunikatie. Een veel voorkomend voorbeeld van verwarring rond deze twee niveaus zien we vaak in het begin van een relatie, dus ook van een therapeutische. Een deel van het gebruik van mijn eigen proces als instrument in de begeleiding is mijn kommunikatie over hetgeen zich in mij afspeelt in relatie tot mijn kliënten. In eerste instantie nemen kliënten mijn persoonlijke ervaringen en gevoelens voor kennisgeving aan: daar komen ze toch niet voor?! De meeste kliënten, net zo menselijk als hun therapeuten, neigen ergens vanaf te willen en zien mij als iemand die dat liefst zo snel en pijnloos mogelijk kan begeleiden. In die zin benaderen ze mij eerder als autoriteit, een instituut, dan als medemens. Dit betekent dat ze de door mij ingebrachte persoonlijke ervaring in het hier en nu wel feitelijk verstaan, doch die betrekken op het

Het secundaire prores maakt zich kenbaar in o.a. dromen, fantasien, onwillekeurige bewegingen en lichaamshoudingen, relaties, synchroniciteiten en vraagt om integratie zodat het senundaire primair, dus bewust beschikbaar, gemaakt kan worden.

Ramo de Boer © 1992 info@mindconsult.nu

(2) Kommunikatie omvat altijd 2 nivo's Deze twee nivo's zijn: 1) inhoudsnivo = de feitelijke mededeling 2) betrekkingsnivo = de wijze waarop de feitelijke mededeling verstaan dient te worden

4


nivo van 'een therapeutische interventie', die niets zou zeggen over mij als persoon in relatie tot hen. We kommuniceren allemaal vanuit onze eigen individuele werkelijkheid en onze visie daarop, zoals ik nu doe in dit artikel. Veel van onze onderlinge konflikten en misverstanden vinden hun oorsprong in onze wat lichtvaardige veronderstelling dat anderen onze (ervaring van de) werkelijkheid delen, danwel daar voldoende bekend mee zijn. Het in het gewaarzijn brengen en bespreekbaar maken van de kliënt's kommunikatie, primair en vooral secundair, vraagt grote alertheid en zorgvuldigheid van de therapeut. Het draait hier, en wellicht in alle relaties, met name om het gewaar (willen) zijn van de feedback van de ander op onze interventies c.q. kommunikatie. De kunst is de kliënt zodanig te begeleiden dat hij of zij zich gesteund en gestimuleerd weet om zich zijn of haar eigen onbekende delen eigen te maken, waardoor ze meer beschikking krijgen over hun gehele zelf. De Mythe van de isolatie2 In de inleiding noemde ik de traditionele scheiding zoals die heel lang gemaakt is tussen kliënt en therapeut. Een probleem met tradities is dat ze diepgeworteld zijn en zich niet licht laten veranderen. Zo lazen we eerder dat Fritz Perls zich enerzijds schaart bij degenen die een samenhangend universum veronderstellen, terwijl hij gelijkertijd de mythe van de isolatie onderschrijft (over dubbele signalen gesproken!), zoals hij schrijft in zijn 'Gestaltprayer' (1969): I do my thing, and you do your thing. I'm not in this world to live up to your expectations, And you're not in this world to live up to mine. You are you, and I am I, And if by chance we find each other, it's beautiful. If not, it can't be helped.

‘De analysand overtreedt de ongeschreven regels van de analyse en speelt vals als hij de verschijnselen die zich in de analyse voordoen toeschrijft aan de eigenaardigheden van de analyticus ... In een analyse moet gedaan worden alsof de analyticus geen eigenaardigheden heeft, alsof hij onfeilbaar is.’ Het 'doen alsof', het ophouden van de schijn, is iets dat we van jongs af aan om ons heen zagen en gingen nadoen. We laten ons niet meer kennen. Het tragische is dat we door onszelf zodoende te verloochenen in een isolement terechtkomen en ook van anderen niet meer weten wie ze nu echt zijn. Doen alsof, vanuit welke filosofie dan ook, is mijn inziens een houding die de procesgerichte therapeutische relatie ondermijnt en onwerkbaar maakt. Immers, het proces dat zich tussen therapeut en kliënt afspeelt zou niets met elkaar te maken hebben - en ook al is dat wel zo dan doen we net alsof dat niet zo is. 2

Deze term komt van Joe Goodbread (1989)

Ramo de Boer © 1992 info@mindconsult.nu

De veronderstelling die we hier vinden is dat we fundamenteel gescheiden wezens zijn. Hij stelt dat iedere ervaring die jij in relatie met mij hebt eigenlijk jouw probleem is en dat je het zelf maar moet oplossen. Overigens een wereldwijd geaccepteerd fenomeen. Tegelijkertijd zijn mijn ervaringen met jou natuurlijk alleen van mij. Dat neemt niet weg dat het fijn zou zijn als je mij niettemin wilt helpen (liefhebben?). Zoniet, dan doe ik het wel weer alleen en neem het jou waarschijnlijk wel kwalijk. De kans dat we elkaar vinden wordt er niet groter op. Het idee dat we gescheiden wezens zijn zien we terug in allerlei aspecten van onze wereld en samenleving. Helaas vinden we dit idee ook nog terug in de hedendaagse psychotherapie/psychoanalyse. Het is de attitude van de 'neutrale therapeut', hieronder aan de kaak gesteld door de psychoanalyticus E. Runia (1986):

5


Pas bij een attitude waarbij we ervan uitgaan dat we als therapeuten niet neutraal zijn maar een onlosmakelijk deel uitmaken van het proces van de kliënt en vice versa kunnen we de aanwezige processen gaan gebruiken als instrumenten.

Basisingrediënten Processen Naast een werkvisie die het bovenstaande onderschrijft is een tweede voorwaarde, voor het kunnen gebruiken van de in het hier en nu aanwezige processen, de bereidheid van de therapeut om zijn/haar eigen persoon en proces ook daadwerkelijk te gebruiken als instrument. Als die bereidheid er is dan kan er een menselijke relatie ontstaan waarin ik als therapeut bereid ben juist datgene te doen wat het therapieproces, c.q. ik, van de kliënt vraag(t), namelijk mezelf als de mens die ik ben, zichtbaar maken. Wat mij raakt in therapie zijn de momenten dat wij beiden ervaren dat we het samen doen. Het zijn momenten waarop de vertrouwensbasis in de relatie tastbaar wordt. Voor mij is het begeleiden van kliënten en groepen een proces waarvan ik (ook) niet weet wat het ons zal brengen en waarheen het zich beweegt. Mijn interventies kan ik niet van tevoren bedenken, briljante strategieën hebben weinig of geen waarde als ze niet daadwerkelijk aansluiten hij hoe het proces zich in het hier en nu manifesteert. Technische- en theoretische vaardigheden zijn onontbeerlijk doch m.i. is het belangrijkste ons vertrouwen in het zich ontvouwende proces als leidraad. Niettemin kent elke therapeutische relatie een aantal basisingrediënten die we kunnen gebruiken als instrument. Empathie Uit onderzoeken naar psychotherapie komt naar voren dat niet-bezittende warmte, echtheid en empathie essentiële karakteristieken zijn van iedere effektive psychotherapeut. Vooral empathie lijkt een explorerende en helende faktor in therapie. Empathie is een basisingrediënt voor het scheppen van het therapeutische verbond; de vertrouwensbasis die nodig is om tot een positieve uitkomst van het therapieproces te kunnen komen. Howard E. Book (1988) maakt een praktisch onderscheid tussen 'empathie' en 'empatisch zijn':

Empathie hebben is dus wat anders dan empatisch zijn. En - in navolging van God - zijn de wegen van empathie ook niet altijd even doorgrondelijk. Het is voor ieder van ons belangrijk dat we ons gezien en gehoord weten door anderen, dat de ander daadwerkelijk in ons is geinteresseerd en dat ook laat merken. Helaas kennen we allemaal vele momenten dat dat niet gebeurt. Dat zijn, en waren, vaak pijnlijke en frustrerende momenten. Ook wij hebben manieren ontwikkeld om enerzijds de pijn dragelijk te maken en anderzijds om zeker te maken dat we gezien en gehoord worden. Uiteraard zijn we hier in ons werk ook niet vrij van. Vanuit het idee dat we de klient's proces dienen en empatisch zijn kunnen we ongemerkt de klient's proces 'overnemen'. Book noemt dit 'tegenoverdrachtelijk misbruik van empathie'. Doorgaans heeft dit misbruik te maken met de eigen behoefte(n) van de therapeut om indruk te ma-

Ramo de Boer © 1992 info@mindconsult.nu

"... the term empathy means simply a particular mode of gathering data about the internal experience of another .. It requires an ability to be with the patient affectively and then also think about the patiënt. Being empathic is an interpersonal response occurring between the therapist and the patient by which the therapist uses his or her empathy to voice comments about the patient's internal state. lt refers to the therapist using his or her empathic understanding in a manner that is helpful to the patient."

6


ken, zijn of haar gevoelens van omnipotentie te voeden (immers, je geen raad weten is frustrerend) of het ontlasten van de eigen eenzaamheidgevoelens. Op zich is het feit dat dat gebeurt geen ramp, de noodzaak blijft echter wel je ervan gewaar te zijn en het vervolgens weer als instrument in de begeleiding te brengen. Het gebruik van het eigen proces in de begeleiding draagt uiteraard risico's met zich mee. Je eigen proces als instrument gebruiken betekent dat je bereid moet zijn net zoveel risico te nemen als je van je kliënten vraagt. Verkeerd gebruik kan onstaan door onbegrip van, of oordeel over, de kliënt's proces, onvoldoende gewaarzijn van de feedback van de kliënt op interventies of te weinig kontakt met het eigen en gezamelijke proces, waarbij we nog moeten toevoegen dat (te) weinig opleiding, ervaring, eigen ontwikkeling en vaardigheden de risico's verhogen. Overdracht en tegenoverdracht Hierboven viel al het woord tegenoverdracht. Overdracht en tegenoverdracht zijn twee handen op een buik waarvan vooral tegenoverdracht de psychotherapeutische gemoederen al vanaf het begin van de eeuw verhit. Freud, de vader van de psychoanalyse, ontdekte al vroeg in zijn werk met patiënten dat de relatie tussen hem en zijn patiënten van grote invloed was op (de richting van) de analyse. Hij merkte op dat zij de neiging hadden om belangrijke personen (vaak de ouders), waar ze het in de analyse over hadden, op hem te projekteren.3 Ze behandelden hem alsof hij die persoon was. Deze ontdekking gaf onvermoede mogelijkheden. Met de feitelijke relatie met die persoon kan doorgaans niet direkt gewerkt worden (overleden of anderzins niet beschikbaar) maar door dit projektiefenomeen op de therapeut kan er in de kliënt-therapeut relatie, in het hier en nu, mee gewerkt worden. Projektie komt in alle relaties voor doch om het specifieke karakter ervan in de therapeutische relatie te benadrukken noemde Freud het overdracht. Carl Jung (1984) neemt het nog een sjamanistische - stap verder en zegt over de therapeutische relatie:

Het herkennen van de overdracht van de kliënt is belangrijk juist door dit delen van het proces. De therapeut heeft de neiging zich onbewust te gaan gedragen naar de overdracht. Arnold Mindell (1985), de grondlegger van Process Oriented Psychology (POP) noemt dit fenomeen 'being dreamed up.’ Door de overdracht wordt de therapeut een deel van de klient's proces; het niet onderkennen hiervan kan het therapieproces storen - de kliënt krijgt dan immers meer van hetzelfde (reactie van therapeut) zonder dat de dynamiek bewust gebruikt kan worden om hetgeen overgedragen wordt te integreren. Wordt de overdracht wel herkend dan kan deze gebruikt worden om de kliënt gewaar te laten worden van de overdracht en de funktie ervan op te helderen.

3

In de klassieke psychoanalyse. het proces van het toeschrijven van eigen trekken. eigenschappen en emoties aan anderen. Wordt gebruikt met de im:plikatje dal de persoon het bestaan van deze gevoelens of neigingen bil zichzelf ontkent en dat de projekties dienen als afweermehanisme voor angst en wijzen op een onderliggend verdrongen konflikt. In de Gestalt wordt prolektie gezien als een van de zogenaamde kontaktmechanismen en beschouwd als een normaal onderdeel van de psychologische ontwikkeling en interactie. Algemene betekenis in het alledaags taalgebruik beperkt zich tot het toeschrijven van eigen tekortkomingen en fouten aan anderen.

Ramo de Boer © 1992 info@mindconsult.nu

‘Zo'n binding is nu vaak zo intens, dat we over een verbinding kunnen spreken. Wanneer twee chemische lichamen zich verbinden, veranderen ze allebei. Dat is ook bij overdracht het geval. Freud heeft terecht ingezien dat deze binding therapeutisch van grote betekenis is, aangezien hierdoor een 'samengesteld mengsel' van de geestelijke gezondheid van de arts en de gestoorde evenwichtstoestand van de patiënt onstaat ... een zekere beinvloeding van de arts is onvermijdelijk, en eveneens een zekere storing, respektievelijk beschadiging van zijn nerveuze gezondheid. Hij 'neemt' het lijden van de patiënt in wezen echt 'over', en deelt dit met hem. Daarom loopt hij principe gevaar en moet dat ook.’

7


Niets menselijk is ons therapeuten vreemd dus hebben wij zelf ook overdracht op onze kliënten. De term tegenoverdracht wordt doorgaans gebruikt wanneer onze overdracht een reaktie is op de overdracht van onze kliënt. De controverse over de wel of niet neutrale therapeut vinden we terug in de twee tegenoverdrachts benaderingen. De totale benadering ziet de tegenoverdrachtsfenomenen, in tegenstelling tot de klassieke' benadering , wel als voortkomend uit de relatie en interaktie tussen kliënt en therapeut. Hierdoor hoeven we als therapeuten niet te proberen onze tegenoverdracht te neutraliseren (en te projekteren op de kliënt) doch kunnen we ons eigen proces benaderen als deel van het totale proces.

Er zijn in dit model een aantal mogelijke overdracht interakties tussen kliënt en therapeut. We zullen er hier een aantal bekijken. (1) Hier draagt de kliënt een onbewuste inhoud over op mij, de therapeut. lk ben me gewaar van deze overdracht en kan hem middels een interventie in het gewaarzijn van de kliënt trachten te brengen zodat hij/zij zich deze inhoud gewaar kan worden en integreren. Met deze overdrachtvorm hoef ik niet per sé in de relatie te werken daar hij niet voortkomt uit onze onderlinge relatie. Een voorbeeld: vele van de mannen waar ik mee werk wantrouwen andere mannen vanuit hun socialisatie tot man (konkurrentie e.d.). Van daaruit dragen zij hun wantrouwen ten opzichte van mannen ook over op mij: jij bent niet te vertrouwen. Deze overdracht is niet persoonlijk en kan ik dus spiegelen als een projektie. Deze vorm van overdracht kan op de volgende drie nivo's benaderd worden: 1) 2) 3)

regressief: wat is er vroeger gebeurd in de opvoeding c.q. relatie met de vader? inhoud/thema: inhoud van de overdracht = wantrouwen funktie: wat is de funktie van deze overdracht? bijv: het vermijden van pijn/het zoeken van veiligheid en vertrouwen door begrenzing en afstand?

Mijn therapeutische interventies (eigenlijk alles wat ik doe en niet doe, want ook als therapeut kan ik me niet niet gedragen!) zullen hier dus gericht zijn op het stimuleren van het gewaarzijn om de kliënt zich deze onbewuste inhoud bewust te laten worden. Vervolgens kan hij onderzoeken of

Ramo de Boer © 1992 info@mindconsult.nu

Werken met overdracht De vraag die zich hier aandient is of het altijd nodig is om met over- en tegenoverdracht te werken. Het antwoord is afhankelijk van vele faktoren. Carl Jung (1984) definieert overdracht als een onbewuste inhoud die zich op analoge (overeenkomstige) wijze manifesteert. De twee belangrijkste elementen zitten hierin, namelijk: het gaat om een voor de persoon zelf onbewuste inhoud én deze manifesteert zich ook op onbewuste wijze door middel van projektie ervan op de ander c.q. de omgeving. Laten we eens kijken wat een visueel schema (fig. 2) ons laat zien over interaktie en bruikbaarheid:

8


er meer adequate manieren zijn om de oorspronkelijke behoefte, veiligheid en begrenzing te verwezenlijken. Anders is het wanneer de overdracht van de kliënt (2) mijn eigen onbewuste inhouden stimuleert. Deze vorm van overdracht en de daaruit mogelijk voortkomende tegenoverdracht (4) of (5) wordt ik me doorgaans gewaar door de ervaring van sterke gevoelens - van woede tot verliefdheid, die ik niet bewust kan plaatsen in het licht van de interaktie - of door de reaktie van de kliënt erop! Laten we het voorbeeld van de niet vertrouwende man verder nemen; als ik mij zijn overdracht niet gewaar ben dan is het goed mogelijk dat ik onverwacht kwaad wordt op hem vanuit mijn eigen onbewuste gekwetstheid over mijn isolement in een elkaar wantrouwende mannenwereld. Op dat moment draag ik dus een onbewuste inhoud over op mijn kliënt, waar hij zich wel (4) of niet (5) van gewaar is. Dit is dus een vorm van tegenovedracht aangezien ik me wel gewaar hen van mijn kwaadheid (hopelijk!) maar nog niet van mijn innerlijke drijfveer erachter en waarschijnlijk ook niet van de overdracht van de kliënt (2). Terwijl ik bij (1) een keus heb of ik er wel of niet mee in onze relatie wil werken, heb ik bij (2) + (4) of (5) weinig keus, immers het is al een relatiedynamiek. Het is een projektie die ik latent heb maar nu geaktiveerd wordt door de overdracht van de kliënt. De intensiteit van mijn reaktie is dan ook zodanig dat het zinvoller is hem te gebruiken dan te onderdrukken. Traditioneel gezien zal ik als ik sterk reageer op een kliënt of interaktie trachten dit voor mijzelf te houden om het vervolgens tijdens de supervisie trachten mij gewaar te worden van de dynamiek van de interaktie en mij mijn onbewuste inhoud eigen te maken (6).

Gezien de beperkte lengte van dit artikel rest mij hier nog op te merken dat er uiteraard ook overdracht is van de therapeut op de kliënt. De term tegenoverdracht suggereert m.i. teveel dat de enige overdracht die de therapeut heeft een reaktie is op die van de kliënt. Als mens projekteer ik mijn onbewuste inhouden met verve op anderen dus is het zeer onwaarschijnlijk te veronderstellen dat ik dat in mijn praktijkruimte ineens niet meer zou doen. Het gebruiken van je eigen proces als deel van het gezamelijke relatieproces is eigenlijk gezond verstand therapie; het gebruiken van het onvermijdelijke en er telijkertijd richting aan geven. Going with the Flow. Het is echter geenzins een simpele zaak dit te doen en het vraagt dan ook het nodige zelfinzicht en werkervaring om de overdrachtelijke interaktie in de therapeutische relatie zo optimaal mogelijk bruikbaar te maken voor de kliënt. Het eigen proces als instrument Dat de overdrachtsmaterie een omstreden onderwerp is komt mede door de wens om de psychotherapie zo wetenschappelijk mogelijk te benaderen. Hierin vinden we de kern van de voorkeur van vele benaderingen om zich alleen op het proces (vaak pathologie) van de kliënt (patiënt) te richten en voor het wetenschappelijk gemak te veronderstellen dat ze zelf geen faktor van belang

Ramo de Boer © 1992 info@mindconsult.nu

Hoe zinvol, en soms hard nodig, dit ook is, tegelijkertijd onttrek ik een deel van ons gezamenlijk proces aan de relatie. Een hier belangrijke, doch in mijn ervaring geen eenvoudige, vaardigheid is wat Amy Mindell (1985) 'Innerwork' noemt. Het is je vaardigheid terwijl je aan het werk bent je eigen proces te kunnen volgen en dus in staat bent om in het hier en nu eigen onbewuste inhouden te kunnen integreren (6). Het interessante van deze werkhouding is in mijn beleving dat zowel de kliënt als de therapeut bereid zijn wat hen beweegt in het gezamelijke relatieproces te brengen; m.i. de essentie van procesgericht werken in het hier en nu. De basis voor deze benadering ligt in de realisatie dat adequate kommunikatie alleen plaats kan vinden bij een voldoende gewaarzijn van de feedback van de ander op de eigen interventies. Het vraagt dus je bereidheid om de reakties van je kliënten serieus te nemen en niet af te doen als 'slechts' een overdracht van de kliënten.

9


zijn. Deze attitude brengt echter zowel de kliënten als hun therapeuten in een lastige positie. Joe Goodbread (1989) merkt hier over op: ‘...therapists find that they themselves have feelings and reactions in the course of their work which often leave them confused, helpless and exhausted. Approaching these reactions merely as evidence that the therapist is inadequately dealing with his or her own material does a double disservice to the therapeutic process. First by drawing a clear boundary between client and therapist - it reinforces the often heard complaint that therapy cannot work because the interaction between therapist and client is not 'real'. Secondly, it denies the possibility that the therapist's reactions and suffering may somehow be part of the clients total psychological process and thereby supports the myth of isolation.’ Het leven zou wellicht een stuk makkelijker zijn als er zo'n duidelijke scheiding tussen mensen zou bestaan, doch de ervaring bevestigt eerder het tegendeel. De vraag die deze observatie oproept is zeker belangrijk voor de praktijk der psychotherapie, nl: ‘Wiens proces is het eigenlijk, en is het belangrijk voor de effektiviteit van het therapeutisch proces dit te weten?’ Het volgende praktijkvoorbeeld geeft een idee van mijn visie op deze vragen.

De volgende sessie raapte ik al mijn moed bij elkaar (om iets te gaan doen wat nou niet speciaal mijn meest favoriete bezigheid was) en vertel Karel, met de nodige omwegen, dat ik iets van hem nodig heb. Karel kijkt mij verbaasd aan. Ik vertel hem dat ik in al die jaren nooit enige blijk van waardering en dankbaarheid van hem heb gekregen en dat mij dat zodanig dwarszit dat het me moeilijk valt met hem verder te werken. Ik mis de nodige voeding in relatie met hem. Terwijl ik dit vertel voel ik mijn ogen prikken en gaan tranen - en ik voel mijn pijn van miskenning. Karel kijkt naar mijn tranen en krijgt een brok in zijn keel, tranen in zijn ogen en zegt dat hij zich nooit dankbaar voelt, voor niets. Mijn expliciete vraag om zijn dankbaarheid raakt bij hem de pijn van een leven van niet (meer) vragen, isolement, verharding en rancune. Daar zitten we dan - te huilen en naar elkaar te kijken. Ineens realiseer ik mij dat dit de eerste keer is dat Karel zo openlijk huilt én oogkontakt met mij houdt. Jaren geleden kwam hij binnen met de hulpvraag dat hij zich emotioneel niet kon uiten. Na al die jaren van hard werken liep het therapieproces vast zonder dat we helder kregen wat er nu eigenlijk aan de hand was. Het bleek nodig dat ik mijn 'eigen' proces volgde om zodoende mezelf, Karel en onze relatie weer in beweging te brengen. Dit was voor ons beiden een belangrijk moment in onze ontwikkeling. De volgende sessie nam Karel bloemen voor me mee. We voelden ons er beiden zichtbaar wat verlegen mee maar hoefden dat niet (meer) te verdoezelen voor elkaar.

Ramo de Boer © 1992 info@mindconsult.nu

Karel is een jaar of vier bij mij in therapie. Hij maakt kenbaar dat het hem nu wel tijd lijkt om te stoppen. Mijn eerste reaktie is instemmend. ik bemerk echter ook een onbevredigd gevoel over onze (werk)relatie en stel voor dat verder te verkennen. Karel stemt in en we werken gestaag verder. Een paar maanden later is mijn onbevredigde gevoel sterker geworden - niet duidelijker - en ik stel voor de therapie maar af te ronden. ik voel me moedeloos. Dat zit me niet lekker en ik besluit, niet in staat er met 'innerwork' uit (of in) te komen, er in supervisie aan te werken. Al pratende merk ik dat onder mijn moedeloosheid, teleurstelling en een kwaadheid zit. Het lijkt erop dat ik iets van hem wil wat ik niet krijg. Mijn supervisor vraagt wat ik van Karel nodig heb. Hoezo heb ik iets van hem nodig?! Natuurlijk heb ik niets van hem nodig en al zou dat wel zo zijn dan past dat helemaal niet in mijn idee over de therapeutsche relatie. Ik word er toch voor betaald, niet? Ondanks mijn aanvankelijke moeite realiseerde ik me al snel dat het wel waar was; ik wilde inderdaad iets van hem. Ik kreeg het bijna mijn strot niet uit - wat ik van hem nodig had was dankbaarheid. Dankbaarheid voor mijn jarenlange inzet en aandacht. Het was me duidelijk dat een belangrijk element van Karel's, mijn en ons gezamelijke proces op z'n plek viel.

10


In deze relatie lijken onze persoonlijke processen tijdelijk parallel te lopen. Wat daarvan de reden is, is m.i. veel minder interessant dan wat we ermee konden doen. Dit is mede te danken aan duidelijkheid over onze rolverdeling; een idee wat bijkans in tegenstelling lijkt met het voorgaande. Niettemin is de basis van onze relatie de afspraak dat Karel de klient is en ik de therapeut. Dat betekent, dat ook als ik tracht mijn eigen proces als instrument te gebruiken, dat ik de eindverantwoordelijkheid houd voor de kwaliteit van het therapieproces en mijn aandeel daarin. Binnen die definiëring is mijn persoonlijke proces net zo wezenlijk als dat van hem (zoals in iedere relatie) en betekent het bewust gebruiken van mijn proces in Karel's begeleiding dat er een dimensie in ons werk komt die de dynamiek van het leven recht doet. Konkreet betekent deze visie van werken dat ik bereid ben wat zich aandient in de therapeutische relatie te gebruiken als het de kliënt's proces stimuleert en verduidelijkt. Het is meer dan 'mooi meegenomen' dat deze werkwijze mij als persoon ook ten goede komt; het lijkt mij een fundamantele voorwaarde voor iedere suksesvolle relatie en het kunnen praktiseren van procesbegeleid ing. Proceskanalen Het 'proces' zoals zich dat in het dagelijks leven en in therapie voordoet manifesteert zich in zogenaamde kanalen. Arnold Mindell (1985) onderscheidt de volgende: 1) het visuele - beelden, dromen, fantasieën e.d 2) het auditieve - geluid; maken en horen 3) het proprioceptieve - lichaamssensaties/gevoelens 4) het kinestetische - lichaamsbewegingen 5) het relationele - liefde/konflikt e.d 6) het wereld - mondiale zaken (oorlog, rampen) maar ook persoonlijke ongelukken, synchroniciteiten enz.

Doortje is sinds enige maanden mijn kliente. Haar hulpvraag betreft haar bouliinia en sterke gevoelens van verwarring en besluiteloosheid. Boulimia is een eetprobleem waarbij je jezelf regelmatig te vol stopt met eten om dat, na enige tijd, met behulp van je vinger in je keel, weer uit te kotsen. Op de voorgrond komen al gauw haar zwakke identiteitsgevoel en angst voor leegte. In de loop van ons werk neigt haar eetprobleem wat op de achtergrond te raken, vandaar mijn besluit iedere sessie ernaar te informeren. Ik vraag Doortje hoe liet haar de afgelopen week vergaan is. Zij vertelt dat de ene keer per week dat ze 'het' nog doet niet de moeite waard vond en besloot er helemaal maar mee te stoppen. Deze beslissing benauwt haar zo dat ze zich de daarop volgende dagen twee keer vergreep aan teveel eten en overgeven. Ondertussen is duidelijk geworden dat voor haar de 'ziektewinst' haar eetpatroon ligt in de tijd na het eten en voor het overgeven. Ik vraag haar wat ze de laatste keer nu precies heeft gegeten. Ze somt op: 1 heel (!) bruin brood belegd met boter, jam en pindakaas met als toetje chocolade en melk. Terwijl ze deze hoeveelheid opsomt word ik me gewaar dat ik begin te staren, mijn aandacht voor mijn omgeving verlies en me vol en traag voel. Ik voel me in een soort trance en het lukt me niet eruit te komen. Hoewel ik vaker lichamenlijk reageer op interakties met klienten is de intensiteit van mijn proprioceptieve reaktie voor mij ongekend sterk. Ineens herinner ik mij wat Door-

Ramo de Boer © 1992 info@mindconsult.nu

De eerste 4 kanalen zijn zintuigelijke kanalen, de laatste twee zijn mengvormen van de eerste vier. Het gaat dit artikel ver te buiten om recht te doen aan Mindell's ontwikkeling van het werken met deze verschillende kanalen. Het volgende praktijkvoorbeeld geeft echter wel een duidelijke indruk van een toepassing van het werken met deze kanalen. Het eerste en tweede, en derde en vierde kanaal vormen een paar. Dat betekent dat we doorgaans zullen opmerken dat iemand neigt er maar één van de twee te 'bezetten' c.q. gebruiken. In het volgende voorbeeld gaat het om hel tweede paar, het proprioceptieve- en kinestetische kanaal.

11


tje mij vertelde over hoe zij zich voelt in de tijd tussen eten en overgeven. Ik vertel haar gedetailleerd hoe ik me voel.

Deze sessie is een mooie illustratie van een proces dat zich zowel in de kliènte als de therapeut afspeelt. Mijn proces, waarin ik de lichamelijke sensaties ervaar die Doortje mij eerder beschreef, spelen zich hoofdzakelijk af in het proprioceptieve kanaal. Doortje's proces beweegt zich van het proprioceptieve kanaal (opsomming van wat ze at brengt haar in kontakt met hoe dat voelde) naar het bewe¬gingskanaal. In dit geval neem ik haar primaire proces (geen zin/bewegingloos) wat zich proprioceptief manifesteert spontaan 'over' waardoor zij dat niet meer kan doen en als het ware terechtkomt in haar secundaire proces (energie/daadkracht) wat zich in het kinestetische kanaal manifesteert. In het verdere verloop speelt Doortje met beide kanalen en wordt duidelijk dat ze rebelleert tegen een grote druk om te presteren. Ze 'kent' deze rebellie sinds haar twaalfde, voordien leek alles vanzelf te gaan. Wat mij opvalt is dat haar primaire proces (geen zin /bewegingloos) blijkbaar ontstaan is in de tijd van de lichamelijke overgang van meisje tot vrouw. Het komt me voor dat haar boulimia, die ze pas enige jaren heeft, samenhangt met haar weigering om een sexuele vrouw te worden. Om de energieke, daadkrachtige vrouw in zichzelf te onderdrukken eet ze juist op momenten dat ze beslissingen moet ne¬men en deze dame zich in volle glorie zou kunnen manifesteren. Uit voorgaande praktijkvoorbeelden komt duidelijk naar voren dat het gebruiken van het eigen proces als instrument in de begeleiding meer vraagt dan het beheersen en toepassen van getrainde technieken.

De krenten in de pap Metavaardigheden We kunnen het 'meer' in de begeleiding samenvatten als de basishouding of attitude van de therapeut(e). Deze houding van de begeleider bepaalt hoe hij of zij werkt. Deze houding bestaat grotendeels uit zijn of haar levensvisie en vertegenwoordigt een kwaliteit in het werk die verder gaat dan de door hem/haar gebruikte technieken. Technieken zijn gereedschappen voor de therapeut

Ramo de Boer © 1992 info@mindconsult.nu

Doortje beaamt dat het heel sterk lijkt op haar ervaring na liet eten. Ik stel voor dat we dit interessante fenomeen gebruiken om verder te onderzoeken, al weten we nog niet hoe. Ik richt mij op hoe ik me voel en stel me open om het nog meer te voelen en zo mogelijk te versterken. Ondertussen zie ik dat Doortje steeds onrustiger begint te bewegen. Zij is iemand die altijd heel stil zit; benen bij elkaar, handen in haar schoot. lk zeg, naar waarheid, dat ik me vol voel en nergens zin in heb, ik vind het wel goed zo. Doortje wordt nog onrustiger en zegt plotseling:"Doe toch wat!" Ik voel me inmiddels onpasselijk en word verrast door de kracht van haar uitspraak. Ik heb echter geen enkel animo om wat dan ook te doen en zeg dat ze het zelf maar moet doen. Zij komt in een impasse en zegt niet te weten wat te doen. Doen is beweging (kinestetisch). Om uit haar impasse te geraken moet zij in beweging komen wat een kanaal is wat ze nauwelijks bewust gebruikt. Blijkbaar is een kanaalsverandering nodig en ik stel voor dat ze in beweging komt. Dat vindt ze moeilijk. Ik stel voor dat ze gaat staan (eerste stapje), wat ze doet. Ze begint wat onwennig maar al snel energieker heen en weer te lopen, terwijl ik nog steeds onpasselijk in mijn stoel hang. Ik kan mijn ogen haast niet geloven, ik heb haar nog nooit zo energiek gezien. lk stel voor dat ze al lopend tegen mij herhaalt "Doe dan wat!". Steeds misselijker zeg ik tegen haar dat ze het zelf maar moet doen. Plotseling rent ze op me af en gooit mij van mijn stoel! Ik hang half tegen de muur terwijl ik me verbouwereerd afvraag wat we nu krijgen ! Doortje is toch zwak en timide? Ik probeer weer op mijn stoel te komen maar ze begint enthousiast aan mijn stoel te trekken. Ik denk slim te zijn en ga snel op haar stoel zitten. Poortje, ook slim, zet, voor ze weer op me afkomt, mijn stoel op z'n kop. Dit lijkt mij een goed moment om stil te staan bij wat er zich afpeelt (een tikkeltje te wild, amigo?) en stel haar voor om weer te gaan zitten.

12


zoals een steenhouwer zijn hamer en beitel gebruikt. De steenhouwer produceert echter van tevoren vastgelegde vormen, van hem wordt slechts technische vaardigheid gevraagd. De beeldhouwer daarentegen gebruikt zijn gereedschap om een vorm gestalte te geven die zijn ideëen, gevoelens en levensvisie verbeeldt - en hij doet dat in relatie tot het materiaal waar hij mee werkt. Zijn attitude vormt zijn wijze van werken - zijn werken is een deel van zijn proces waardoor het tot leven komt en kunst wordt. Zo ook heeft de procesgerichte therapeut meer nodig dan een gedegen theoretische-, technische training. Als we niet als de persoon die we zijn tot leven komen in ons werk kunnen we hooguit technisch goed werk leveren. De meerwaarde die onstaat door de kunst van het gebruik van het eigen proces als instrument in de begeleiding blijft achterwege. ‘Operatie geslaagd, patiënt overleden’; het leven is eruit. Tijdens ons werk ervaren we kontinu fantasieën, gevoelens, emoties, lichamelijke sensaties e.d. Of ik me ervan gewaar hen of niet, ze beinvloeden de kliënt, zoals die van hem/haar mij beinvloeden. Als ik bereid ben met mijn proces en persoon in relatie met de kliënt te werken dan zal het therapieproces niet alleen aan effektiviteit winnen maar bovenal een menselijker gezicht krijgen. Amy Mindell (1991) gebruikt voor het 'meer' de term metaskills: ‘The term 'metaskills' refers to those feelingsand attitudes which arise in the therapist as he or she is working and which are used directly as interventions.Metaskills permea te all of our skills and techniques and determine the usefulness of the techniques. Metaskills are a direct reflection of our most heartfelt heliefs about li fe, nature and human development.’

Het impliceert tegelijkertijd dat we metavaardigheden niet kunnen aanleren zoals dat wel kan met technieken. Wel kunnen we door onszelf te observeren (metapositie) en alert te zijn op de feedback van kliënten en anderen ontdekken wat onze specifieke me¬tavaardigheden zijn. Gevraagd naar wat kliënten en vrienden van je waarderen in de relatie zullen ze vaak andere vaardigheden benoemen dan waaraan je zelf denkt. We kunnen wel door aandacht en sensitiviteit degene waar¬mee we dat willen verder ontwikkelen en hun bruikbaarheid vergroten. Het überhaupt kunnen gebruiken van de eigen gevoelens en attitudes als instrument in de begeleiding vraagt uiteraard een adequaat gewaarzijn van de therapeut omtrent hetgeen er in hem omgaat tijdens het werk. Vanuit dit gewaarzijn kan de therapeut zijn ontroering, warmte, verdriet, pijn, lol, irritatie, magische invallen e.d. inbrengen, vermits dit het proces van de klient dient. Dit betekent per definitie dat we daarin risico's moeten durven nemen, immers oefening baart kunst. Wat vaak voorkomt is dat ik me gewaar word dat ik op een specifieke wijze reageer op de klient en door dat gewaarzijn meer inzicht krijg in het zich afspelende proces. Blijft de vraag hoe we vast stellen of, en wanneer, een interventie voortkomend vanuit het proces van de therapeut (schijnbaar, immers wat is van wie?) en bruikbaar gemaakt door zijn of haar metavaardigheden effectief en op zijn plaats is. Deze vraag beantwoord zich in het hier en nu door het proces van de klient te volgen en gewaar te zijn van de feedback van de klient op de interven-

Ramo de Boer © 1992 info@mindconsult.nu

Metavaardigheden refereren aan de gevoelens en attitudes die we als mens en therapeut hebben en hoe we die gebruiken als interventies. Het is nodig hier even stil te staan hij de term 'gebruik'. Metavaardigheden zijn elementen van onze persoonlijkheid en maken dus deel uit van wie we zijn. Ik bedoel hier persoonlijkheidsvaardigheden als humor, sensitiviteit, integriteit, enthousiasme, nieuwsgierigheid, inzicht, speelsheid, emotionaliteit e.d. Humor, bijvoorbeeld, is iets wat zich spontaan aandient en haast voor je het weet heb je een grappige interventie gemaakt. Bij metavaardigheden put je voor je interventie niet uit uit het verleden of je bekende gereedschapskist; ze ontstaan in het hier en nu en komen voort uit wie je op dat moment bent in relatie met je kliënt.

13


tie. Kortom niet veel anders dan de vaardigheden die we in andere relaties ook (hard) nodig hebben. Meta interventies Het meest intrigerende van metavaardigheden is dat interventies spontaan onstaan in het hier en nu. Het proces volgen, terwijl je er tegelijkertijd deel van uitmaakt, vanuit de metapositie en het gebruik van je metavaardigheden maakt het mogelijk interventies te gebruiken die uit dat moment en proces voortkomen - anders gezegd ieder probleem draagt zijn eigen oplossing in zich. Dit in tegenstelling tot de technische benadering waarbij de therapeut zich bedient van een min of meer beperkte gereedschapskist om het proces, en dus de klient, eerder te sturen dan te volgen. Het laatste praktijkvoorbeeld in dit artikel komt uit een mannengroep met als thema ‘Mannen en Vriendschap’ met 12 deelnemers:

Ik ga zelf aan de kant van de optijdters zitten, ik hen immers naast begeleider hier ook een partij. lk maak mijn positie (twee petten) duidelijk en laat het proces op z'n beloop. De emotionaliteit wint razendsnel terrein en de sfeer wordt alras agressiever. Al snel wordt duidelijk dat de optijdters zich gekwetst voelen door het gemak waarmee de telaatters zich ervan afmaken. De gekwetstheid van de eersten blijft echterverborgen achter een muur van verbaal geweld van kwaadheid terwijl de telaatters ook steeds meer kwaadheid ten toon spreiden (polarisatie) en laten horen dat de op-tijdters ‘niet zo moeten zeiken.’ Tenslotte was het hun schuld niet, het restaurant had logistieke problemen, dat was toch duidelijk? De oudere man naast mij groeit ondertus-en langzaam naar een staat van buiten proportionele woede. Terwijl ik naar hem kijk, en in de gaten houd, realiseer ik me wat hier speelt - niemand voelt zich gezien, serieus genomen. De man naast mij kent dit z'n hele leven al! Ik breng mijn hypothese in het midden en die wordt volmondig beaamd, ook de telaatters voelen zich niet serieus genomen. Mannen neigen ertoe hun gekwetstheid onder hun woede te verbergen. Op dit punt gekomen gebruik ik mijn buurman als voorbeeld van wat het resultaat kan zijn van je niet serieus genomen voelen en de pijn ervan niet kunnen uiten. Het resultaat hij hem (en velen van ons) is dat hij zichzelf niet meer serieus neemt. Door hem op dat moment individueel in de groep te begeleiden wordt het mogelijk kontakt te maken met de vele oude pijn die eronder zit. Dit was tevens nodig omdat hij doordat hij dat deel het sterkst vertegenwoordigde op weg was naar de positie van zondebok. Als iemand een deel (in zijn geval een zeer grote en kwetsende! woede) zo sterk vertegenwoordigt neigen anderen zich van dat deel van zichzelf te desidentificeren en het vervolgens exclusief te projekteren op de zondebok. En die is vervolgens de sigaar.

Ramo de Boer © 1992 info@mindconsult.nu

In het eerste deel van de groep (totaal 5 dagdelen) komt op de voorgrond als groepthema zowel een sterk verlangen naar nabijheid met andere mannen als de angst om afgewezen te worden. Deze angst lijkt het grootste struikelblok in het nemen van eigen initiatief naar nabijhied. Wat verder opvalt is de ongenuanceerdheid waarmee ze met elkaar en 2ichzelf omgaan. De impliciete boodschap lijkt nog immer ‘niet zeuren, wees een kerel te zijn. Tijdens de dinerpauze splitste de groep zich twee delen die elk een andere eetgelegenheid bezoeken. Bij aanvang van de avondsessie komt de ene helft op tijd terwijl de anderen maar liefst een half uur te laat komen. Wij, de ‘optijdters,’ zijn al begonnen en bij binnenkomst exuseert een van hen zich opeen wijze die iets mist, al weet ik niet wat. Ik irriteer mij aan hun laat komen en zeg dat ook. Dit maakt een stroom los van feitelijke redenen voor hun te laat zijn; zij kunnen er niets aan doen. De spanning wordt nu eerst goed voelbaar en ik stel spontaan voor de groep op te delen in de 'optijdters' en de 'telaatters' en tegenoverelkaar plaats te nemen. Wat in de lucht hangt is de overgang van een in eerste instantie een beleefde interaktie was naar en meer ongenuanceerde, zoals 's middags al in de lucht hing. Hoewel ik iets anders op het vuur had staan (programma) lijkt deze pot op overkoken te staan. lk besluit mijn impuls te volgen en maar te kijken waar we uit komen._

14


Ik vraag vervolgens naar aanleiding van zijn proces of de anderen dit mechanisme van woede i.p.v. pijn kenden. De hierop uitgesproken herkenning geeft allen ruimte om hun eigen gelcwetstheid onder ogen te zien en serieus te nemen. Dit gehele proces stimuleert een grotere onderlinge verbondenheid en zorgvuldigheid in de omgang met elkaar. Een belangrijk aspekt van hun angst voor nabijheid is hiermee opgeklaart: de kwetsuren van vroeger en de angst om weer gekwetst te worden door mannen. Dit betekent niet dat het nu opgelost is, wel dat ze zich zeer bewust zijn van hun pijn en hun neiging deze niet serieus te nemen, van zichzelf en anderen. Ik heb hierboven mijn irritatie, spontaniteit, durf en betrokkenheid gebruikt als instrument om het aanwezige groepsproces te volgen en te stimuleren. De wijze waarop onstond 'al doende', niets had ik van tevoren bedacht, of kunnen bedenken. Conclusie De procesgerichte therapeut heeft vele mogelijke rollen tot zijn beschikking. Afhankelijk van zijn basishouding en metavaardig-heden is de therapeut een MagiĂŤr die open-staat en luistert naar magische, niet bere-deneerde, invallen en ernaar durft te han-delen. De Medemens, wellicht aan het andere uiteinde van een wijds spectrum van mogelijkheden, is dat deel van de therapeut die zijn grote en machtige therapeuten rol durft los te laten en samen met de ander mens te zijn. Welke (meta)vaardigheden en mogelijkheden een therapeut kan en wil gebruiken hangt allezins af van de therapeut zelf, zijn levensvisie, werkvisie (wat is het doel van therapie), technische- en theoretische vaardigheden, levenservaring en bereidheid risico's te nemen. En, last but not least, bereid zijn de stroom van het leven, de Tao, te volgen. Dit betekent dat psychotherapie zich niet (meer) van een gefixeerde doelstelling kan bedienen. Het gaat er om het vermogen van zowel de klient als de therapeut om het proces/levensstroom te volgen en samen in relatie gestalte te geven en te stimuleren. Hierdoor komt de nodige persoonlijke richting, om het secundaire bewust en dus primair en beschikbaar te maken, als vanzelf op de voorgrond. Magisch, niet?

- Book, Empathy: Misconceptions and Misuses in Psychotherapy. In: AmericanJjournal of Psychiatry(1988) - Freud, S: De overdracht. In: Colleges: Inleiding tot de psychoanalyse 1/2. - Freud, S: De analytische therapie. In: Colleges: Inleiding tot de psychoanalyse 1/2. - Gagarin, C: Taoism and Gestalt Therapy. In: E. Smith (ed): The Growing Edge of Gestalt Therapy, New York (1976) - Goodbread, J.H: Dreaming Up Reality; a process approach to countertransference. Unplubished manuscript (1989) - Jung, C.G: Psychotherapie, Lemniscaat (1982) - Jung, C.G: Psychologie van de overdracht, Lernniscaat (1984) - Mindell, Amy: Moon in the Water; the metaskills of Process Oriented Psychology as seen through the psychotherapeutic work of Arnold Mindell. Unpublishecl dissertation (1991) - Mindell, Arnold: The Dreambody in Relationships. Routledge & Kegan Paul (1987) - Mindell, Arnold: City Shadows; psychologica) interventions in psychi-try. Routledge (1988) - Perls, F: Gestalt Therapy Verbatim.Bantam Books (1980) - Perls, F: Gestaltbenadering/Gestalt in aktie. De Toorts (1975) - Runia, E: Ruth Cohn over tegenoverdracht. Tijdschrift voor Psychotherapie (5) (1986) - Stattman, J: Organic Transference. Artikel, insitute of Unitive-experiential psychotherapy. A'dam (1987) - Watzlawick, P/ Helmick Beavin , J/ Jackson, D.D: Pragmatics of Human Communications. Norton & Company, Nwe York (1967)

Ramo de Boer Š 1992 info@mindconsult.nu

Literatuur

15


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.