Oude Man Koesterend in de Zon

Page 1

Oude Man Koesterend in de Zon (Old Man Basking in the Sun) Longchenpa’s Schatkamer van Natuurlijke Perfectie

Radicale Dzogchen Vertaling en commentaar door Keith Dowman


Vajra Publications, Kathmandu, Nepal 2007 (xiii) Introductie van de Vertaler

Dzogchen was een geheime traditie in Tibet. Dat bleef zo gedurende de levens van de grootvader lama’s die de dragers waren van de traditie en die vluchtelingen werden in India en Nepal. Vandaag de dag zijn vertalingen van Dzogchen teksten, in toenemende mate gezien als de uiteindelijke analyse en apotheose van het Tibetaans Boeddhisme, vrijelijk beschikbaar in de openbaarheid en tulku-lamas onderrichten ati-yoga over de hele wereld aan iedereen die dat wil. Haar populariteit kan toegeschreven worden aan een enkel basisprincipe wat gevat wordt in het begrip ‘non-actie’. De Boeddha-natuur is inherent in ieder moment van ervaring en simpelweg door het moment te herkennen, en er in te ontspannen wordt realisatie bereikt. Ontspanning is de noodzakelijke behoefte van onze gestreste cultuur en ontspanning is de sleutel tot Boeddhaschap hier-en-nu. Het materialisme, rationalisme en de doelgerichte ambitie die onze hedendaagse samenleving kenmerken worden ondermijnd door Dzogchen met haar belofte van optimaal gewaarzijn en het herkennen van een natuurlijke staat van volmaaktheid. Oppervlakkig gezien verzorgt de boodschap van Dzogchen een functionele benadering van de medische aandoeningen van deze tijd, een bevrijdende benadering van sexualiteit en een positieve, vreugdvolle visie op leven en dood. Deze populaire effecten van Dzogchen moeten echter niet het zicht ontnemen op haar fundamentele doel - het herkennen van de eenheid van alle dingen in een non-dualistisch universum van volledig gewaarzijn, harmonie en compassie.

Het toonbeeld van Dzogchen kan anoniem zijn, maar hij is ook de zo makkelijk, als door het meest triviale dilemma, door beslissende momenten in het leven springende goddelijke dwaas – of de stedelijke yogi, de absurditeit van het bestaan opgewekt van de daken schreeuwend en de essentiële schoonheid van het menselijke dilemma bevestigend. Deze Dzogchen tekst zou gelezen moeten worden als een lofzang van vreugde die iedere knoop losmaakt, elke vermindering vrijmaakt en iedere verharding van de psychische slagaderen zacht maakt in een omzetting van de spanning die de menselijke belichaming kenmerkt. De Schatkamer van Natuurlijke Perfectie behoort zeker tot een klasse van Dzogchen literatuur die belooft de ontwaakte staat die ze beschrijft ook teweeg te brengen. De moeilijkheid met de tekst komt voort uit de afwezigheid van een overeenkomstig vocabulaire in het Engels om de zelfevidente waarheid van Dzogchen’s ‘natuurlijke’ taal te vertolken, een taal die constant terug verwijst naar haar eigen lege natuur, wat de weg is van natuurlijke perfectie.

Vertaling Ramo de Boer © 2010

Het is helaas waar dat een zware serieusheid teksten over het Dzogchen zicht neigt te doordringen; maar misschien is dat wel onvermijdelijk in werken die beweren al onze existentiële onzekerheden op te lossen. Toch is duidelijk dat er in het werk om betekenisvolle commentaren en vertalingen van Dzogchen teksten te verzorgen, iets cruciaals in het hart van Dzogchen verloren gaat. Deze essentie van Dzogchen kan (xiv) gekarakteriseerd worden door een lichtheid van zijn, humor en een relaxte onthechting, spontane vreugde en een onbeperkte vrijheid van expressie. Mogelijk zullen deze kwaliteiten komen bovendrijven door een begrip van de intentie van de auteur, maar we moeten ons onmiddellijk verontschuldigen voor iedere mislukking om deze kosmische grap vol van vreugdevol gelach te delen, om een dans van kosmische energie teweeg te brengen die alle leven en werk omvat en een vreedzaam spel van licht dat vrij is van alle pijn en spanning.

2


Het zorgvuldig lezen van de brontekst, en de herhalingen van het commentaar, zijn voorwaarden voor de magie van de woorden om reflectief te kunnen werken in het terugbrengen van de lezer naar de natuurlijke staat van perfectie. Ze bevat daarvoor een introductie tot de natuur van de geest, die in de drievoudige bron lering van de grondlegger van de Dzogchen lijn de initiatiefase is van de Dzogchen praktijk, alleen nog gevolgd door de fasen van overtuiging en vastbeslotenheid. Kort gezegd kan deze ’introductie tot de natuur van de geest’ de ineenstorting van alle mentale constructies en intellectuele concepten en projecties versnellen, als de ineenstorting van een kaartenhuis of een complex systeem van mappen in een computer, en de geest van de geïnitieerde leeg van gevoeligheid en motivatie achterlaten in de vrije en eenvoudige (xv) ruimtelijkheid van de natuurlijke staat van realiteit. Dit beoogde doel en resultaat hangen natuurlijk niet alleen af van de vaardigheid met taal maar impliceert een bereidwillige mentaliteit, een conditie die het aantal lezers dat optimaal kan profiteren zal beperken, omdat dit boek gericht is op hen die al een intuïtie hebben van de nonduale natuur van de geest. Die lezers die een overzicht van Dzogchen en een yoga systeem zoeken moeten dat ergens anders doen. Zij die een filosofisch betoog zoeken zullen niet alleen teleurgesteld worden maar kunnen verward en afwijzend achterblijven. In een wijder kader is Dzogchen, de Grote Perfectie, Tibets voornaamste traditie van gnostische mystiek, vergelijkbaar met het Chinese Taoïsme van Lao Tse en de Indiase Advaita Vedanta van Shankaracharya en Ramana Maharshi. Zonder referentie aan vergelijkbare en parallelle Tibetaanse scholen van yoga als Mahamudra en Lamdre, beschrijft het zichzelf als het hoogtepunt van verwezenlijking van de Boeddhistische yogi, terwijl het tegelijkertijd afstand houdt tot het conventionele Boeddhisme. Bovendien, in zoverre de klassieke Bon school van Tibetaanse religie de oorsprong van haar eigen Dzogchen traditie vindt in haar pre-Boeddhistische, shamanistische wortels, kan men veronderstellen dat het zicht van Dzogchen inherent is in elke cultuur met een verlossingsleer, of in feite in iedere menselijke samenleving. Als de volmaakte non-duale staat van zijn inderdaad de onvermijdelijke intrinsieke staat van ons gehele wezen is, zoals Longchenpa, de auteur van De Schatkamer van Natuurlijke Volmaaktheid, suggereert, dan moeten we aannemen dat we sporen van dit idee over de hele wereld zien in poëzie en historische religieuze literatuur, wat zeker het geval is. Toch is het de Tibetaanse Dzogchen traditie die onze Westerse gemoedstoestand van dit moment aan de orde stelt zoals we die vinden, verstrikt in kolossaal materialisme en de gespletenheid van het Joods-christelijke fundamentalisme. Het is in de geleefde Tibetaanse traditie, gebaseerd op een gerijpte mondelinge overdracht en een uitgebreide bibliotheek van schriftelijke bronnen – in het bijzonder de openbaringen van Longchenpa – waardoor we onmiddellijke toegang en inspiratie vinden. Binnen de Tibetaanse arena van de uitleg van Dzogchen zijn er in 1200 jaar vele variaties op het thema van natuurlijke perfectie ontwikkeld. De voornaamste traditie van Dzogchen die door lama’s zowel in het Westen als Tibet wordt onderricht komt van Jigme Lingpa, een achttiende eeuwse mysticus, een incarnatie van Longchenpa en grondlegger van de Longchen Nyingtik traditie. Deze latere Dzogchen praktijk is verankerd in de vajrayana Nyingma traditie en op het eerste gezicht kan zij er niet van onderscheiden worden en is klaarblijkelijk een integraal deel van een Centraal-Aziatische cultuur vorm en levensstijl. De huidige noodsituatie van delen van de Westerse samenlevingen verlangt, en inderdaad van elke samenleving die zichzelf aan de rand van de tijd weet, een onmiddellijke, eenvoudige en vormloze ingang tot de authenticiteit van de natuurlijke staat van de geest, en daarin wordt voorzien door wat we kunnen noemen radicale Dzogchen. Hier, als analogie, met het volledige vertrouwen dat het menselijk lichaam kan drijven, eerder dan een schuchtere teen in een pool te steken, springen we in het diepe en zwemmen of zinken. Wetende dat gewaarzijn van de stralen-

Vertaling Ramo de Boer © 2010

(xvi)

3


de realiteit de natuurlijke staat van geest is, is er geen noodzaak voor een verlengde voorbereidende fase, geen noodzaak om de levensstijl of morele conditionering aan te passen: radicale Dzogchen verlangt alleen maar een hint naar de natuur van de geest voor het regenboog lichaam om aanstaande te zijn. De leringen over ‘radicale’ of ‘oorspronkelijke’ Dzogchen liggen besloten in de bronnen van Longchenpa’s filosofische gedicht en commentaar.

Basis Aannamen Hoewel de oorsprongen van Dzogchen verloren zijn gegaan in een grijs verleden lijkt het er op dat het zich openbaarde in de culturele samenhang van de valleien van de Hindu Kush in hedendaags Pakistan en het aangrenzende plateau van West-Tibet. Dit was in de zevende en achtste eeuw toen de Zhangzhung cultuur dit gebied domineerde. Hierin waren sjamanisme, Hinduisme en Boeddhisme vermengt maar we nemen aan dat het Indische religieuze ethos de cultuur doorademde. Simpel gezegd geloofden mensen in deze cultuur dat levende wezens gebonden zijn om te lijden in het wiel van de tijd. (xvii) Het was zonder twijfel het geloof van de gewone man dat rituele aanbidding en verzoening van de goden het lijden konden verlichten en bevrijding brengen van het grillige lot; maar voor hen met een superieure karmische bestemming zou de beoefening van persoonlijke morel discipline en sociale verdienste door een serie hergeboorten leiden tot de verwezenlijking van bevrijding van samsara en nirvana, of, in het geval van de Hindu’s, bevrijding (moksha) tot eenwording met de godheid. Voor hen met het beste karma en met het vermogen om meditatie en yogatechnieken te beoefenen werd een pad gedefinieerd wardoor de opeenvolging van hergeboorten leidende tot nirvana radicaal beperkt kon worden.

Hoewel alle zulke religieuze beoefeningen – een verschillende benadering voor ieder persoonlijkheidstype – onderscheiden worden door variërende graden van subtiliteit en verfijning, zijn ze allen doelgericht en als zodanig is een conceptueel onderscheid impliciet tussen wat is en wat zou moeten zijn, tussen Samsara en Nirvana, bewuste wezens en Boeddha. Streven naar het bereiken van een spirituele doelstelling ligt besloten in al deze benaderingen en het is hier dat Dzogchen zichzelf buiten het raamwerk van religie en tantra-yoga definieert. Dzogchen benadrukt (xviii) het onweerlegbare feit dat iedere doelgerichte gewetensvolle inspanning een resultaat veronderstelt in de toekomst dat er per defintie nooit komt en daardoor verwezenlijking in het huidige moment uitsluit. Dus er kan geen bevrijding zijn totdat de drang naar verwezenlijking opgegeven is. In deze belangrijke betekenis is ieder pad van religeius streven een doodlopend eweg en vertegenwoordigt

Vertaling Ramo de Boer © 2010

‘Bevrijding’ - synoniem met geluk - is zo, ongeacht de methode, het doel van het leven. Dzogchen neemt niet alleen een houding aan buiten en voorbij de ontelbare scholen van Boeddhisme en Hinduisme die methoden voor deze bevrijding verzorgen, maar gaat standaard voorbij alle religieuze systemen, inclusief het Joods-christelijke en Mohammedaanse, en alle seculiere systemen van geloof inclusief nihilisme, atheïsme, hedonisme en humanisme. In de context van het tantrische of vajrayana Boeddhisme, de dominante vorm van Boeddhisme in het tijdperk waar Dzogchen verscheen en dat uiteindelijk de overhand kreeg in Tibet, worden typen van religieuze onderneming met uiteindelijk Nirvana voor ogen geclassificeerd als acht ‘progressieve’ benaderingen. Deze voertuigen – yoga’s en levensstijlen – omvatten monastische discipline, afgezonderde ascetische retraite, altruïstische (boddhisatvische) sociale betrokkenheid, rituele handelingen om de spirituele omgeving te wijzigen, technieken om de staat van geest te veranderen of te transformeren, en meditaties en gedragingen ontworpen om het gewaarzijn te verhogen.

4


een afwijking van de natuurlijke gnosis of pure geest, ‘het hart van de zaak’. ‘Nonactie‘ is de opvallende sleutelterm in het tevoorschijn roepen van de realiteit van natuurlijke volmaaktheid. Realiteit – de ‘realiteit’ die op iedere pagina van Longchenpa’s tekst wordt opgeroepen – is het licht van de geest die gelijkmatig en onvermijdelijk in ieder moment van het bestaan schijnt. Veel van de moeilijkheid in het vertalen van Dzogchen naar het Engels komt door de veelvoudigheid van uitdrukking, de fijne nuances van de terminologie die gebruikt worden voor het opwekken van deze fundamentele helderheid. Het is de allerbelangrijkste, unieke aanname van Dzogchen dat dit licht op zichzelf bestaand is en zelf-gewaar en in feite het enige ingrediënt van al onze ervaring. Dit licht is het grote mysterie van de non-dualistische mystiek. Wanneer we bevatten dat Dzogchen gebaseerd is op de aanname dat alles en iedereen, bewustzijn en elke vorm van ervaring, van nature gecomponeerd is van dit licht, dan zijn we in staat om zonder obstakels de technische uiteenzetting van haar openbaring te lezen , die het het licht mogelijk maakt om in al haar schittering duidelijk naar voren te komen. Het inherente gewaarzijn van deze ongerepte nonduale schittering wordt rigpa genoemd, wat hier vertaald wordt als ‘gnosis’. Het Dzogchen zicht benadrukt dat er geen voorgeschreven beoefening is om gnosis te verwezenlijken, dat er niets is wat we kunnen doen om dat zicht te veroorzaken. Dzogchen ‘non-meditatie’ is een spontane onvoorwaardelijke continuïteit – een tijdloos synchronistisch gewaarzijn. Toch betreden veel mensen de Dzogchen arena door zichzelf bewust in het bereik van transmissie te plaatsten, en dan, de introductie in de natuur van de geest van een menselijke guru ontvangend, gaan ze de praktijk van de ‘hyper-yogin’ binnen, die ati-yoga of maha-ati genoemd wordt. (xix) Het Dzogchen zicht als de houding van de hyper-yogin identificerend, bestaat er nog steeds een tweedeling tussen de tijdloze staat van natuurlijke perfectie en de geest die gericht is op het zich ontdoen van begrenzingen van tijd en ruimte. Het proces waardoor bevrijding uit deze ogenschijnlijke tweedeling bereikt wordt kan alleen een voortdurende synchronistische manifestatie zijn. In de Tibetaanse traditie worden echter twee fasen onderscheiden.

Het onderscheid tussen deze twee fasen van praktijk, hoewel prominent in de hedendaagse heersende stroming van de Nyingtik traditie, kan een ergerlijke invasie van een non-verbale staat door een onverbeterlijk intellect lijken, en we kunnen inderdaad niet meer dan schaarse sporen vinden van dit onderscheid in De Schatkamer van Natuurlijke Volmaaktheid (zie canto 122ii). De neiging om het verschil als puur academisch te zien en een indicatie van een concretisering van Dzogchen in haar recente geschiedenis, wordt echter verzwakt door de definitie van twee manieren van definitieve omzetting. Het culminatiepunt van Door Breken is een lichaam van licht genaamd ‘regenboog lichaam’ wat een voorbode is van lichamelijke desintegratie waarbij alleen haar en vingernagels achterblijven. Het culminatiepunt van Springen Door is in tegendeel het zogenaamde ‘lichaam van grote transformatie’ een aankondiging van zichtbare lange levensduur.

Vertaling Ramo de Boer © 2010

De eerste is de spontane functie van de geest van ontkoppeling van sensorische en mentale objecten van gehechtheid en gelijktijdige zelfidentificatie met het licht waarvan ze gemaakt zijn. Dit wordt Door Breken, of Door Snijden genoemd (trekcho), tot in de oorspronkelijke zuiverheid— of alfazuiverheid— waar natuurlijke volmaaktheid zich bevindt. In de weidse helderheid van alfazuiverheid kan er nog steeds een ruimte zijn tussen de geest van de hyper-yogin met haar alles overstromende licht en dit laatste restje zelfbewustzijn, en deze wordt geëlimineerd door de natuurlijke stroom van non-meditatie op de schittering van het licht via haar kennelijke kern componenten, bekend als ‘holistische nuclei’ die vergeleken kunnen worden met de lichtpixels in een hologram. Deze fase van hyper-yoga wordt Springen Door (togel) genoemd en betekent toegang tot de staat van spontaniteit die causaliteit logenstraft.

5


Voor omstanders kan het eerst lijken op een desintegratie bij de dood, hoewel het lichaam van licht of grote transformatie verschijnt als een voortdurende lichamelijke (xx) illusie. Maar nogmaals, deze mythe is een ontwikkeling van later dan de tantra’s van De Verzamelde Tantra’s van de Ouden mogelijk maken en Longchenpa maakt alleen een onderscheid tussen de natuurlijke volmaaktheid van het hier-en-nu in een lichaam en de natuurlijke volmaaktheid van de bardo staat, en passent een pure visie aanbiedend van de dood en haar nasleep.

Vergissingen en Antwoorden De Grote Volmaaktheid brengt geen houding van grenzeloos optimisme met zich mee, hoewel dat een mogelijk bijproduct is; het is geen blijvende intellectuele perceptie van een in werkelijk iedere ervaring schijnende zon, hoewel ook dat niet bij voorbaat uitgesloten is; het is geen altruïstische ambitie om alle wezens te redden—en het milieu— door een positieve en liefdevolle houding, hoewel ook dat er uit voort kan komen. Dzogchen zorgt voor een deconstructieve kijk die automatische toegang tot de uitgestrektheid van de intrinsieke volledige en volmaakte werkelijkheid die de natuur van de geest is. Deze ruk van een vertrouwen op de rationele geest naar een existentieel verstaan van de werkelijkheid treedt op in het licht van een diepe inwijdingservaring, die technisch bekend is als een introductie in de natuur van de geest.

Zuiverheid van karma, vermeende hergeboorte, guru-relatie, mate van meditatie-concentratie, vaardigheid in visualisatie, niveaus van verwezenlijking enzovoorts, zijn allemaal kwesties die afhankelijk zijn van acceptatie en succes binnen een hiërarchische cultus waarin een specifieke ideale vorm van sociaal en psychologisch gedrag een te bereiken doel is; maar voor de vormloze ervaring van Dzogchen hebben zulke overwegingen geen relevantie. Streven in welke voorbereidende activiteit dan ook is als het zichzelf in de voet schieten, of op z’n minst het najagen van een luchtspiegeling. In feite, om het punt van ontspanning in het moment te bereiken dat informatie verschaft over gnosis, is non-actie het enige voorschrift. Dit perspectief in radicale Dzogchen is exclusief voor hen die geen behoefte of geneigdheid hebben om hun ingeboren culturele normen en mores te verruilen voor tot een meer exotische of spirituele traditie behorende, of hun culturele erfenis en opvoedingsconditionering afwijzen in een poging om hun psychologische aard te veranderen. Herkenning van onze geleefde ervaring, juist zoals zij is, in haar wonderbaarlijke onmiddelijkheid en schoonheid, zonder enig verlangen naar verandering, is de praktijk van radicale Dzogchen, en geloof in persoonlijke ontwikkeling en verbetering, vooruitgang naar een sociaal ideaal, morele evolutie van de soort, enzovoorts, is afwijken van het pure plezier van het ongedachte tijdloze moment.

Vertaling Ramo de Boer © 2010

De praktijk van Dzogchen is geen intellectuele oefening, ondanks de bewijzen van een schoolse exegese waarin het intellect de voortreffelijkheid van zuiver gewaarzijn simuleert en zich toeeigent. Het intellect is overbodig in het kortstondige inzicht in iedere ervaring van de stroom van ervaringen als compassievolle leegte en licht. Het is daarom een vergissing aan te nemen dat men ‘niet klaar’ is voor Dzogchen door een tekort aan studie en intellectuele voorbereiding. Inwijdingservaring is op dit moment zélf aanwezig en er kan niets gedaan worden om haar komst te bevorderen. Om het even welke vorm van voorbereiding of voorbeoefening vertroebelt het water met haar aanname van een doel dat bereikt moet worden. Toegang tot de helderheid en de vitaliteit van de werkelijkheid wordt, in tegendeel, met meer waarschijnlijkheid gevonden in een zuivere oorspronkelijke geest die niet geconditioneerd is door culturele en religieuze (xxi) aannames van een ‘erudiete’ traditie.

6


Het is echter een verkeerde interpretatie om te geloven dat Dzogchen vraagt om een loslaten van religieuze devotie of rituele beoefening. Het heilige en het profane hebben hetzelfde gewicht in het Dzogchen zicht, en de tempel of kerk en de bierhal of sportzaal zijn gelijk. In zoverre de vorm of gestalte of kleur van de ervaring in het moment irrelevant is voor haar potentieel voor transfiguratie of herkenning van de natuur van de geest, de fysieke, verbale of mentale gewoonten welke dan ook - die de overhand krijgen in de stroom van iemands leven leveren het materiaal van Boeddhaschap. Het is evident dat het Dzogchen onderricht zoals dat wat Longchenpa onthult in De Schatkamer van de Natuurlijk Volmaaktheid voornamelijk beschikbaar is in de Vajrayana traditie van het Tibetaans-Boeddhisme, en het is te verwachten dat de meerderheid van de Dzogchen (xxii) yogi’s en yogini's zich een intellectueel begrip van deze traditie eigen hebben gemaakt, zo niet een dagelijkse beoefening van meditatie, yoga en gebeden; maar geen enkele Boeddhistische conditionering, rituele aanbidding en levensstijl, zelfs geen Christelijke of Joodse gebeden, zorgen voor meer of minder vruchtbare grond voor het herkennen van de natuur van de geest dan bijvoorbeeld de levensstijl van een agnostische professional of een genotzuchtige hedonist. De herkenning van het licht van de geest, de leegheid en helderheid van geest, wat een teken is van Dzogchen initiatie, daarentegen, kan de gehechtheid aan conventionele vormen, alledaagse routine en gewoonten lossere maken en elke verzakingsneiging stimuleren. Het hier-en-nu is de container van de non-duale werkelijkhied die de matrix van de geest is waar gnosis onvermijdelijk ontbrand in het moment van iedere ervaring zélf. Als deze matrix van inherente gnosis sommige mensen als God in de oren klnkt, dan zitten ze zeker op het juiste pad. Maar de nonduale staat van gnosis wordt gepersonificeerd als Samantabhadra, een naakte en blauwe Boeddha, wiens naam in de tekst voorkomt als ‘de opperste bron’en die daarin de voornaamste gesprekspartner is in een van de vruchtbare en meest aangehaalde tantra’s. Het zou niettemin een vergissing zijn om Samantabhadra te benaderen als iets meer dan een label voor iets dat ver voorbij taal en symbolisme gaat. Als we nader kijken dan lijkt het dat deze ‘God’ geen enkele wijze van bestaan of definieerbare attributen heeft en er alleen over gesproken kan worden – zo dat al kan – in termen van gnosis, helderheid, leegheid en non-dualiteit. Dit is de reden dat Boeddhisten met een conformistische inslag een voorkeur hebben om het ‘Boeddha’ te noemen. Zelfs dit is onacceptabel in het Dzogchen zicht. ‘Boeddha’ is oorspronkelijke cognitieve ontwaking die alleen plaatsvindt in een moment van ervaring van het hier-en-nu, en daarom nooit op afstand gehouden of geobjectiveerd kan worden. Het is een kolossale vergissing om ‘Boeddha’ of de ‘natuur van de geest’ te zien als iets oneindig subtiels en toch kenmerkend voor een staat die bevestigd en bereikt kan worden. Het eigen maken van Samantabhadra’s transmissie van ‘Ik ben helemaal niets!’ maakt de misvatting van materialisering overbodig.

sche speculatie een zinloze vergissing is, net als de gevolgen van het op het eerste gezicht verwarren van theoretisch begrijpen van het Dzogchen zicht met existentiele realisatie. Aan de bovenkant van ontvangers van de Dzogchyen transmissie, wordt, alleen al door haar assimilatie, een onmiddelijke oplossing van samasara’s tweedeling verzekerd, en welke geldigheid zo’n belofte ook inhoudt, het duidt op de natuur van de transmissie en de Dzogchen dialectiek als een functioneel instrument. In zoverre haar taal zelfrefererend is, haar schrijven, geluiden en betekenissen altijd wijzend naar hun heldere, vreugdevolle, essentie, haar dialectiek aanhoudend en consistent terug verwijzend naar het ongestructureerde licht van gnosis, en in zoverre taal onlosmakelijk deel is van onze ervaring, worden we constant in de realiteit gedreven die de Dzogchen uiteenzetting oproept.

Vertaling Ramo de Boer © 2010

(xxiii) Het moet gezegd worden dat het zien van Logchenpa’s uiteenzetting als slechts een filosofi-

7


Haar onophoudelijke zelf-referentie, geen greintje validiteit gevend aan de perceptuele en intellectuele functies van onze gewone rationele geest, lost alle concrete punten van referentie op en laat ons achter in de wijdsheid van onuitdrukbaar zijn. Haar taal plaatst de ontvanger van de transmissie in de tijdloze realiteit voorbij talige conditionering die we ‘non-duaal’ noemen, in een dynamische conditie die we ‘non-actie’ noemen, in een staat van bewustzijn die we ‘gnosis’ noemen, met een gevoelstoon die we ‘pure vreugde’ noemen, in een ongemotiveerde ruimte die ‘onvoorwaardelijke compassie’ is. Deze zelf-referende taal wekt de niet-refererende staat van natuurlijke volmaaktheid op waar causaliteit is opgehouden te functioneren. Dus natuurlijke volmaaktheid impliceert de immanentie van een non-verbale realiteit en Dzogchen is helemaal niets. Verre van een objectieve beschrijving van de wereld in haar geheel, of een verlossings blauwdruk, is deze uiteenzetting een magisch psychotroop gedicht. Voor het magische gedicht om echt te gaan werken is het, meer specifiek, cruciaal om de tekst te verstaan als wat men in de tantrische traditie ‘definitief’ noemt, in tegenstelling tot ‘voorlopig’. Er is geen tijdsverloop tussen de kortstondige perceptie van de woorden van het gedicht en haar vervulling. We worden niet geïnstrueerd om onze dwaalwegen te veranderen, (xxiv) onze deugden te cultiveren en gebreken te verzaken, om honderdduizend posternaties te doen of om vol te houden in geforceerde meditaties. Integendeel, het gebruik van de gebiedende stem is zeldzaam en als ze onregelmatig tevoorschijn komt wordt ons simpelweg verteld om te ontspannen, te laten gaan en te laten zijn, en zelfs in zulke formuleringen is het advies niet eens voorschrijvend maar het moment beschrijvend (hoewel de grammaticale vormen soms anders doen vermoeden). Iedere neiging om de Dzogchen leringen te zien als een doel om naar te streven is een indicatie van onbegrip. De lering van ‘non-actie’ bijvoorbeeld, kan, als men haar letterlijk neemt, de geen onderscheid makende lezer ondoordacht in een staat van tv-verslaafde sloomheid brengen, eerder dan het mogelijk maken dat de Dzogchen scherpzinnigheid alle motivatie oplost—inclusief de neiging tot lanterfanteren—en dynamische spontaniteit te laten overwinnen.

Bovendien is het een gevaarlijke vergissing om de lering ‘niet-onderscheiden’ te interpreteren als een volmacht om toe te geven aan vreemde eigenaardigheden die genetisch en persoonlijk karma met zich mee brengen. In het moment, in het hier-en-nu, maakt de van origine zuivere geest van natuurlijke volmaaktheid geen onderscheid tussen gelijk en ongelijk, goed en slecht, hoog en laag en tussen polen van welke tweedeling dan ook die sociale conditionering en intellectueel idealisme hebben ingeprent, en het geeft geen positieve bevestiging van het goede noch een ontkenning van het slechte. Acceptatie van het geheel aan menselijke potentie kan uitdijen tot de oneindige horizon van onze ervaring, maar als de zelf-dienende rationele geest bezit neemt van de veronderstelling dat alles gepermitteerd is en dat gebruikt als principe om er door de tijd naar te handelen, dan zal de verwachting dat karma het slechtste ten uitvoer (xxv) zal brengen niet teleurgesteld worden.

Vertaling Ramo de Boer © 2010

Net zo zou de lering ‘non-actie’ niet verstaan moeten worden als een reden om te stoppen met, en neerleggen van, welke discipline dan ook, in het bijzonder op het progressieve pad van spirituele aspiratie, hoewel de gewoonte van de rationele geest in het eisen van de identificatie van een oorzaak die betrouwbaar doeltreffend over tijd een effect zal produceren hier waargenomen zal worden. De Dzogchen overdracht nemen als de oorzaak van enig toekomstig voordeel duidt op een geest die werkzaam is aan de onderkant van het spectrum van haar ontvankelijkheid.

8


Het kan zijn dat karma niet bestaat in het tijdloze moment van non-duaal gewaarzijn, maar het is zeker dodelijk in de goedgelovige rationele geest waarin een schema van morele conditionering gezien wordt als onweerlegbaar en waarin morele oorzakelijkheid werkzaam is. Wat betreft de beschuldiging van innerlijke tegenstrijdigheid—een minachting voor morele wetten, waar de atavistische stelregel “Doen wat je wilt zal het geheel van de wet zijn” verheven wordt tot heilig dogma—is in Dzogchen duidelijk een kansloze zaak. Zeker, in de geest van de natuurlijke volmaaktheid komen discriminatie en moreel oorzakelijkheid niet voor, wat echter blijft is non-duale ‘bodhicitta’, zowel de grond als het resultaat van pure geest, dat altijd alleen maar puur zicht en volmaakte handelswijze kan zijn. Wat begint als zuivere geest bestaat en eindigt als zuivere geest. Bodhicitta, wat in Dzogchen de pure gnostische geest van non-duale perceptie betekent, bevestigd hier haar Mahayana definitie van compassie. Hier en nu is compassie alles. Het is waar dat in het toenemend dubbelzinnige yogini pad van tantra-yoga tegenstrijdige principes toegepast kunnen worden om vertrouwdheid met de natuur van de geest teweeg te brengen en als vaardige middelen voor het uitroeien van hardnekkige mentale gewoonten—maar dat is een ander verhaal. In Dzogchen is er, ‘een positie van betekenis innemend’ (zoals Yogi Chen het wil hebben) , geen val van genade, en is er nooit een val geweest, en in de realisatie van die werkelijkheid waar het gouden tijdperk net onder een krachteloos, fragiel oppervlak van dualistisch geloof ligt, wordt ieder moreel dualisme eerder een probleem dan een oplossing. Het Joods-christelijke dualisme diende— en dient nog steeds—het Romeinse rijk en haar opvolgers als een methode om de barbaren te temmen; maar het wordt moreel en existentieel onderdrukkend wanneer de natuurlijke volmaaktheid van wezens glorierijk duidelijk wordt zoals in de ontluiking van verlossings bewustzijn van de jaren zestig. De onzekere geest die zich verlaat op religieus dogma en moreel dualisme zal zich bedreigd voelen door deze ethische overwegingen en zich aanspannend kan zij niet ontvankelijk worden voor Longchenpa’s sublieme gedicht. (xxvi) Iedereen die deelneemt aan een moment van gewaarzijn van het hier-en-nu, iedereen zonder uitzondering, is een kandidaat voor de onthulling van natuurlijke volmaaktheid omdat Dzogchen per definitie all-inclusive is; maar het is een misvatting om te geloven dat Dzogchen, open voor allen, toegankelijk is voor allen. Als dat zo was dan was de samsarische wereld al lang geleden verdwenen. ‘Geheime’ Tibetaanse teksten zoals Longchenpa’s zijn alleen bruikbaar voor die mensen wier tijd is gekomen. Voor de meeste anderen—waarschijnlijk minder in de Tibetaanse samenleving dan in anderen—hoewel de woorden vertrouwd zijn, zijn de keuze en volgorde van de woorden ondoorgrondelijk.

Anderen zullen niet in staat zijn om een menselijke guru als de vertolker van Samantabhadra te zien. De meerderheid zal geheel in beslag genomen worden door aangelegenheden en zaken van dit leven, met liefde en sociale acceptatie, met winst en winkelen, dat ze geen tijd hebben voor Dzogchen. Dus het aantal kandidaten voor Dzogchen overdracht is beperkt en een aspect van Dzogchen’s ‘zelf-geslotenheid’, haar natuurlijke esoterische karakter, wordt onthuld. In het Tibet van voor de omwenteling was er een sluier van geheimenis gemaakt door een zelfbeschermende geestelijkheid, de beheerders van het wens-vervullende juweel; in haar transmissie

Vertaling Ramo de Boer © 2010

Degenen die hun geloof geplaatst hebben in een gestaag vorderend doelgericht pad zullen merken dat hun ontvankelijkheid door een afwijzende emotionele reactie afgesloten wordt, teweeg gebracht door gehechtheid aan de investering van tijd en energie in een dogmatische sadhana en devotie voor een persoonlijke mentor. Sommigen zullen niet in staat zijn dichterbij te komen door sociaal geconditioneerde obstakels, want velen in de Tibetaanse samenleving beschouwen Dzogchen afwijkend en riskant, en in de Westerse samenleving is de historische veroordeling en vervolging van non-dualistische mystiek door de Kerk constant en meedogenloos geweest.

9


naar het Westen hebben veel leraren de oude conventies verloochend, en teneinde de spirituele dorst te lessen en het spirituele vacuüm te vullen, daar achtergelaten door een zieltogend religieus establishment, het risico nemen om Dzogchen openlijk te onderrichten. In de Westerse samenleving kan de boodschap van Dzogchen als een opluchting komen voor hen die menen dat veel van het Vajrayana Boeddhisme cultureel vreemd is, of dat het cultgehalte van het Lamaisme erg lijkt op dat van Animal Farm, of dat de grote winst van de Protestantse reformatie en d beweging naar het niet-dogmatische humanisme weg gegooid lijken door een fascinatie voor oriëntaals ritualisme en dogma, of dat het onderscheid tussen Boeddhisme en christendom rust op modieuze ijdelheid. Het is echter een misvatinmg te geloven dat Dzogchen kant-enklaar uit een boek gehaald kan worden (zie canto 24). Een overtuigende semantische of poëtische verklaring van Dzogchen—elke van de ontelbare verzen van lering van Longchenpa— heeft de potentie tot het teweeg brengen van een beginnende realisatie van de natuurlijke volmaaktheid; maar het ontbreken van een rechtstreekse traditie die het in context plaatst en een mentor en voorbeeld die kan helpen in het kortsluiten van rationele mentale gewoonten, zal het zeer waarschijnlijk geleidelijk doen verdwijnen. Het is de persoonlijke mentor die spreekt in de concluderende stanza’s van de tekst: Dus blijf hier, jullie fortuinlijke mensen, laat gaan en wees gelukkkig in de natuurlijk staat. Laat je gecompliceerde leven en alledaagse verwarring achter en vanuit gemoedsrust, niets doende, observeer de natuur van de geest. Dit advies komt uit de grond van mijn hart; geef je volledig in contemplatie en verstaan is geboren; koester niet-gehechtheid en misvatting vervaagt; en bij gebrek aan een agenda daagt de realiteit. Wat zich ook aandient, wat het ook mag zijn, dat is zèlf de sleutel, En zonder het te stoppen of het te voeden, in een gelijkmatige stroom, vrijelijk rustend, overgegeven aan ultieme contemplatie, in naakte oorspronkelijke zuiverheid bereiken we vervulling.

De Oorsprong van de Tekst en haar Structuur

Het is de mening van hedendaagse Westerse geleerden dat Garab Dorje in de zevende eeuw leefde in de Swat Vallei (of in die buurt), tegenwoordig in Pakistan, ironisch genoeg nu de basis van de Moslim fundamentalistische Taliban. Garab Dorje’s verzen, mondeling overgedragen, werden uiteindelijk opgeschreven als d Nyingma tantra’s in de Indiase talen van de regio en toen vertaald in het Tibetaans door achtste eeuwse mesters als Vairotsana en Vimalamitra. In zoverre Tibetaans de enige taal is waarvan we weten waarin geschreven Dzogchen bestaat, is Dzogchen in alle opzichten het voorrecht van Tibet en kan Tibet gezien worden als haar oorsprong en haar thuis.

Vertaling Ramo de Boer © 2010

Volgens de Boeddhistische Dzogchen traditie ontving de bron guru, adiguru, van Dzogchen, Garab Dorje de 1.084.000 verzen van Dzogchen’s schriftuurlijke poëzie van het visionaire wezen Vajrasattva wiens belichaming hij was. Alles wat relevant was voor het Dzogchen zicht werd grondig bijeengebracht in deze verzen waarvan Garab Dorje (xxviii) de begunstigde was en er kan niets aan toegevoegd worden; de grote hoeveelheid werk van commentatoren vertegenwoordigd simpelweg de oude waarheden in eigentijdse taal en in een volgorde die geschikt is voor de noden en prioriteiten van de tijd.

10


Het veertiende eeuwse Tibet zag een renaissance van de Nyingma School, de traditie van de Ouden, die het medium en beschermer was van Dzogchen en haar geschriften, en het aanschouwde ook de geboorte van Longchen Rabjampa Drime Wozer. Longchenpa leefde en reisde met de grote meesters van zijn tijd, later jaren doorbrengend in de kluizenaarshutten op de sneeuwgrens van Centraal-Tibet. Hij was niet alleen een yogi en meester van Dzogchen maar vanuit zijn eigen realisaties en veelomvattende studie onthulde hij een synthese van Dzogchen in een serie van literaire meesterwerken, die van hem de verbinding in de traditie maakte waarvan volgende generaties afhankelijk van zouden zijn. De waarschijnlijk belangrijkste compositie van Tibets grootste literaire mysticus en meester van poëzie is De Schatkamer van Natuurlijke Volmaaktheid, dat de best bekend en meest vermaard gebleven uiteenzetting is van het Dzogchen Zicht en Dzogchen dialectiek tot de dag van vandaag. De uiteenzetting als de bakermat van onuitsprekelijkheid demonstreert het mysterie van taal; het is het onveranderlijke hier-en-nu als de bron en locatie van onze taalkundige gecreëerde werkelijkheid, een veld van mysterie dat niet beschreven maar alleen gevoeld en bewoond kan worden. De naam Longchenpa zélf suggereert dat de auteur iemand was die deze kosmische bakermat tot zijn thuis had gemaakt. (xxix) De Schatkamer van Natuurlijke Volmaaktheid is alleen de titel van de 127 bronverzen van dit

werk. Deze bronverzen zijn ontleend aan de Nyingma tantra’s en opnieuw geformuleerd in Longchenpa’s zuivere versvorm en proza. In zijn zelf-commentaar op dit oorspronkelijke werk, dat het grootste deel van deze vertaling omvat, geeft hij de specifieke tantrische bronnen van zijn inspiratie. Lang na Longchenpa’s overlijden werden de Nyingma tantra’s verzameld in een grote samenvatting genaamd De Verzamelde Tantra’s van de Ouden (Nyingma Gyubum). Zijn bronnen worden geïdentificeerd in de aantekeningen bij de vertaling en er staat een lijst in Appendix I. Sommige bronnen zijn niet te achterhalen en mogelijk zijn zij slachtoffers van de Chinese culturele revolutie.

Het voornaamste deel van de tekst omvat vier thema’s — afwezigheid, openheid, spontaniteit en het een-zijn — allen van gelijk gewicht, ieder voorziend in een complete beschrijving van en, zonder tegenindicatie, toegang tot Boeddhaschap. De vier thema’s zijn de samaya-geloften van Dzogchen, aspecten van de werkelijkheid die onlosmakelijk deel zijn van onze dagelijkse ervaring en die van nature waargenomen worden door onze deelname in zijn. (xxx) Het is makkelijk om zicht te verliezen op deze oorspronkelijke betekenis terwijl we bezig zijn met de subtiliteiten van de tekst. Hoewel de gelijkheid van waarde tussen hen behouden wordt in de uiteenzetting, vormt afwezigheid, zoals Longchenpa toegeeft in, en evident is in de toenemende complexiteit en paradoxale methode van zijn betoog, de basis van een sprong in nondualiteit, definiëren openheid en spontaniteit de methode, en is het een-zijn de vervulling.

Vertaling Ramo de Boer © 2010

Het zelf-commentaar op De Schatkamer van Natuurlijke Volmaaktheid begint met een proloog (canto’s 1-3) waarin de essentie van het werk blootgelegd wordt. Het eerste canto, onder de titel Vajra-Hulde, roept de kern van Dzogchen op, en toont de methode van zelf-verwijzende taal. Het tweede canto onthuld Longchenpa’s bedoeling, die niets minder is dan het in de ervaring teweeg brengen van de natuurlijke staat van gnosis in de geest van zijn lezers. Hij heeft echter alleen hoge verwachtingen van de helderste geesten, de rest kan zichzelf bekend maken met de principes van Dzogchen zodat de gnosis op een later moment sneller en met meer gemak bereikt kan worden. Het derde canto, genaamd “De Beknopte Uiteenzetting” voorziet in een krachtige poëtische presentatie van Dzogchen dat een introductie in de natuur van de geest bevat en dus in nondualistische gnosis zelf. Dat zou voldoende moeten zijn voor Longchenpa’s bedoeling, maar in het geval het niet werkt volgt “De Uitgebreide Uiteenzetting”.

11


In dit opzicht is er een belangrijke structurele scheiding impliciet in het werk, die niet behandeld wordt door Longchenpa. Dit verzuim kan komen door het gebrek aan een duidelijk geformuleerde traditie van Door Snijden en Door Springen in het veertiende eeuwse Tibet, hoewel de onopzettelijke ‘zorgeloze contemplaties’(chojak), de visie van minderende soliditeit (nangwa zhi) en de vensters op de natuur van de geest (semdzin) aanwezig zijn in embryonale vorm. Het kan echter zinvol zijn om de verdeling in vier thema’s te zien als twee paren, het eerste paar, afwezigheid en openheid, beschrijven Door Snijden, en het tweede paar, spontaniteit en een-zijn, beschrijven Door Springen. Kort gezegd focust het eerste op de essentie-zuiverheid van alle ervaring, terwijl de tweede haar spontane manifestatie als licht behandelt. Deze twee kunnen praktisch onderscheiden worden door de karakterisering van hun vervulling als een ‘regenbooglichaam’of ‘het lichaam van transformatie’. Ieder van de vier samaya thema’s is verdeeld in 4 secties—onthulling, gelijkmaking, binding en omzetting—ieder opnieuw een afzonderlijke uiteenzetting vormend van een specifiek thema. Toch kan daarbinnen ontwikkeling gevonden worden in de vooruitgang van de onthulling van het wezen van het thema, door de beschrijving van de wijze waarop ervaring onmiddellijk geïntegreerd en aan de realiteit gebonden wordt, tot de onontkoombaarheid van de omzetting. Zou Dzogchen niet de toepassing van de traditionele 4 beschrijvende categorieën van iedere benadering van de realiteit ontkennen, dan zou de eerste sectie gezien kunnen worden als zicht, de tweede als meditatie, de derde als handelwijze en de laatste als vervulling. Er is een vijfde thema, dat niet genoemd wordt door Longchenpa in zijn beschrijving van de structuur van de tekst (in canto 3), genaamd “Advies aan de Ontvangers van de Transmissie”. Dit thema kan gezien worden als een aanvulling die de Dzogchen leringen in de context van de hoofdstroom van de vajrayana traditie plaatst, in het bijzonder de Longchen Nyingtik, en in de Tibetaanse culturele context. Aan het eind van canto 122 wordt dit thema echter beschreven als ‘de sleutel tot de vier verdiepingen schatkamer’ van de vier samaya-geloften en canto 122 verschaft zeker een uitzonderlijke samenvatting van de Door Snijden en Door Springen voorschriften, doch met een andere didactische optiek, alsof ze mondeling werd gegeven daar waar het voorafgaande een literaire compositie was. We hebben geen informatie over de geschiedenis van de tekst, hoe of wanneer ze samengesteld werd, of door wie. (xxxi)

Vertaling Ramo de Boer © 2010

In totaal bestaat het zelf-commentaar op De Schatkamer van Natuurlijke Volmaaktheid uit 127 hoofdstukken, welke we uit respect voor de poëtische aard van de inhoud—tenminste in het Tibetaans en ondanks de ongelijkwaardige elementen die elk hoofdstuk vormen —canto’s hebben genoemd. De titel van iedere canto refereert aan het onderwerp dat het behandelt en is in vertaling een kernachtige samenvatting van Longchenpa’s inleidingszin. Het bron vers, door Longchenpa gecomponeerd in zijn brontekst, volgt daarna. Een paar zinnen van proza commentaar verhelderen de betekenis van het bronvers, die daarna geïllustreerd wordt door citaten van de Nyingma tantra’s afgewisseld door zinnen met commentaar. De identiteit van de tantra’s waaruit de citaten voortkomen, tonen de vervulling van de belofte in de titel van het zelf-commentaar om de betekenis van de drie series van Dzogchen instructies —Geest, Matrix en Geheim Voorschrift— die te verduidelijken

12


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.