45 jaar om trots op te zijn - CVD

Page 1


INHOUDSOPGAVE Optimisme & bewogen jaren Gewoon samen koffie drinken, dat was iets nieuws Crisis is een kans om anders te gaan handelen Zoiets als de Mount Everest beklimmen Over het muurtje van je eigen wereld kijken Bed, bad, brood... plus veiligheid en regelmaat Uitdaging met een grote U Het fruitvrouwtje op zondag De deal met Zalm Opvang met perspectief op ‘n normaal bestaan Alles is op de persoon gericht Ik tekende m’n huurcontract en het begon te sneeuwen HOME staat met grote letters op de deurmat Met vereende kracht doorgaan

4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 24 26 28 30


VOORWOORD Met dit boekje heeft u het laatste deel in handen van de reeks successenboekjes die in de periode 2014-2016 door het CVD is gemaakt. In 2014 verscheen het eerste deel, getiteld “Successen om trots op te zijn”. Daarin lieten we huidige en voormalige cliënten aan het woord over de grote en kleine, maar altijd betekenisvolle successen die zij met onze ondersteuning wisten te behalen. Dit boekje werd gevolgd door de delen “(Woon)voorzieningen om trots op te zijn”, “(Buurt)participatie om trots op te zijn” en “(Een) Beweging om trots op te zijn”. In deze boekjes worden diverse aspecten van het leven van onze cliënten en daarmee van ons werk belicht. Alle boekjes zijn terug te vinden op onze website www.cvd.nl. De reeks wordt nu, aan het einde van ons jubileumjaar 2016, afgesloten met een deel dat terugkijkt op de 45 jaar die het CVD in Rotterdam werkzaam is (de stichting CVD werd op 5 november 1971 ingeschreven de Kamer van Koophandel). Er hebben in de ruim 4 decennia die achter ons liggen ingrijpende veranderingen plaatsgevonden in de samenleving en daarmee ook in de wijze waarop wij vorm geven aan de hulp en ondersteuning die we bieden aan onze cliënten. Gebleven zijn onze gedrevenheid en de (vaak stille) trots die we voelen als het een cliënt lukt zijn doel te bereiken! Met de boekjesreeks hebben we beide zichtbaar willen maken. Ik wens u daarbij toe dat u de reeks met plezier leest. Yvonne Frank Bestuurder

1


CVD in 2016 45 jaar. Een greep uit alle 1965 - 1970 CVD komt voort uit Vincentiusvereniging. > 1965 Centrum voor Vrijwilligerswerk > + 1967 de Algemene Hulpcentrale voor Maatschappelijke Dienstverlening > + 1968 Nachtverblijf + 1971 Dagverblijf en Hulpcentrum van Speyk (maatschappelijke opvang) in het kader van de Maatschappelijke Opvang van dak- en thuislozen: 3 pijlers waar het CVD sindsdien op rust.

1971

Centrum voor Vrijwillige en Professionele Maatschappelijke Dienstverlening (CVD) opgericht

1965

1978

Crisiscentrum

1990

STAP (de voorloper van Vrijwilligerswerk Rotterdam)

1994

1980

Ziekenboeg CVD Havenzicht

project Tijdelijk Wonen (= anno 2016 de Korenaar)

1971 1976 1981 1986 1991

1979

Vrijwilligers­vacaturebank ontwikkeld

1976

opening van de Nachtopvang CVD Havenzicht

1985

CVD Bureaudienst (overloopfunctie voor het lokale maatschappelijk werk)

1992

(eerste) sociaal pension de Nok


ontwikkelingen in die periode. 1997

oprichting Onbenutte Kwaliteiten en start nachtopvang en pension CVD de Hille

2007

doorstroompension CVD Sleephelling en jongerenvoorziening CVD Emmahuis

2013

1998

start deelname Lokale Zorgnetwerken (LZN)

CVD Training & Arbeidsparticipatie

2010

2003

CVD Welschen 2

Activa Hoogvliet (AWBZ begeleiding thuis)

1996 2001 2006 2011 2016

2008

CVD Talingstraat voor gezinnen

1998

fusie met stichtingen Maatschappelijk Werk in Hoogvliet en Noord

2006

sociaal pension CVD de Heemraad ook start doorstroompension Mackay (= anno 2016 het Klooster), CVD Focus en jongerenvoorziening CVD Foyer

2012

CVD (nieuw) Havenzicht en doorstroompension CVD de Stelle

2016

CVD Mantelzorg Schijf van Vijf (mantelzorgondersteuning)


OPTIMISME & BEWOGEN JAREN schets Dagverblijf Van Speyk, met hulp van Ton te Braake

4

Op 2 januari 1972 opent Dagverblijf Van Speyk, de eerste locatie in Rotterdam waar dak- en thuislozen overdag kunnen verblijven. Later worden elke nacht 25 stretchers opgezet voor nachtopvang; deze verdwijnen weer in 2007. Van Speyk groeit vooral uit als centrum voor dagactiviteiten, werkprojecten en wijkklusinitiatieven. Tot de deuren sluiten. Ton te Braake is sinds 1983 betrokken geweest bij het leven op CVD Van Speyk aan de Heer Vrankestraat. Met (jaar)verslagen en publicaties uit de beginjaren weet hij een dynamisch beeld te schetsen van de activiteiten en bezoekers. Vanaf het eerste moment is het vanzelfsprekend dat de passanten zich inspannen voor beheer. Een verslag vermeldt dat zij elke dag ‘alle 750 vierkante vloermeters vegen en dweilen. Toiletten en douches worden geschrobd. Eettafels, eetgerei en keuken krijgen meermalen

per dag een schoonmaakbeurt.’ De passanten blijven verder fysiek en geestelijk in beweging met ‘gewichtheffen en conditietraining, biljarten, kaarten, dammen, tafel­ tennissen en -voetballen.’ In 1981 start het Meubelproject Gebr. Van Speyk & Zn. Het krijgt veel bekendheid door het opvallende vervoer van meubelen met paard Speykie en wagen. De verantwoording: ‘Met het ophalen, sorteren en opknappen van goederen zou een aantal bezoekers zinvol bezig kunnen zijn. Bovendien kunnen op deze wijze producten beschikbaar komen voor bezoekers die zich zelfstandige woonruimte verwerven.’ Later start een tweede meubelproject aan de Heer Vrankestraat. Er komen een werkplaatsatelier, uitleenservice met website, diverse veeg- en prikprojecten en een buurtklusruimte. ‘Klussen is altijd een belangrijke activiteit geweest, zowel binnen als buiten de opvang­locatie’, vat Ton samen.


1972 2014

Veel bezoekers van Van Speyk hebben een alcoholverslaving. Het ontwrichtende effect is ernstig, maar toch gaan de staf en bezoekers in zeker evenwicht met elkaar om. Daar blijft weinig van over als ook hard-drugsverslaving een rol gaat spelen. Vooral cocaïne leidt tot onvoorspelbaar agressief gedrag van de gebruikers. Ondertussen groeit ook het aantal passanten met ernstige psychiatrische problemen, en neemt het aantal bezoekers zonder Nederlands paspoort of verblijfsvergunning toe. De verschillende bezoekersgroepen kampen ieder met complexe problemen. Eén type opvang voor iedereen werkt niet meer. Eind jaren ‘80 is werken en verblijven bij Van Speyk veranderd in een vorm van overleven en ‘managen van groepsmechanismen’. In 1990 moet het dagverblijf tijdelijk sluiten. Na heropening is de locatie voortaan alleen nog toegankelijk via een veiligheidssluis en na registratie.

Lange tijd is de blik van Van Speykbezoekers naar binnen gericht geweest. Ook dat verandert na de her­opening. ‘Wat kunnen we doen voor de buurt?’ wordt meer en meer de leidraad voor het ontwikkelen van activiteiten. Van Speykbezoekers gaan zich inzetten voor klussen en initiatieven van de buurt en op scholen in de omgeving, die steeds dankbaarder gebruik maken van die mogelijkheid. Onder andere groeit een goede relatie met de bewonersvereniging Top van Noord. Anno 2016 worden de dagbesteding- en werkervarings­ activiteiten verspreid aangeboden over meerdere locaties in Rotterdam. ‘Het accent daarbij ligt op het vergroten van persoonlijke zelfredzaamheid’, vertelt Ton. ‘Cursussen en arbeidsmatige activiteiten hebben als doel de kennis, houding en vaardigheden daarvoor op te doen en te trainen.’ Het dagactiviteitencentrum Van Speyk is sinds 2014 gesloten.

5


GEWOON SAMEN KOFFIE DRINKEN, herinneringen oud-wethouder Elizabeth Schmitz (Sociale Zaken en Volksgezondheid)

6

Van 1974 tot 1982 is Elizabeth Schmitz wethouder in Rotterdam. Daarop terugkijkend herinnert ze zich ‘de kwestie van nogal wat zwervende mensen, met name rond het Centraal Station. Particulieren bekommerden zich om hen door er maaltijden heen te brengen. Diverse organisaties namen initiatieven voor (aanvullende) structurele opvang.’ Peter Vis, destijds coördinator dak- en thuislozenopvang, heeft veel met de oud-wethouder te maken gehad. ‘Mevrouw Schmitz was geliefd. Heb jij ooit gelezen dat daklozen handtekeningen ophaalden omdat ‘hun’ wethouder moest aanblijven? Nou, voor Liesbeth Schmitz is dat dus gebeurd. Een vrouw van het volk, zo werd ze gezien.’ De oud-wethouder zelf reageert bescheiden op de typering. ‘Misschien’, denkt ze hardop, ‘heeft het ermee te maken dat de houding van bestuurders tot het midden

van de jaren ‘70 was: als je iets wilt vragen aan het college, kom je maar naar het stadhuis. Wij zijn er in die tijd mee begonnen het eens om te draaien: de stad ingaan om te achterhalen wat mensen nodig hadden. Ik herinner me koffiebezoekjes bij Van Speyk, vooral met Kerstmis. Dat verliep heel eenvoudig en plezierig hoor, met informele gesprekjes, zeker geen toespraken. Ik leerde daarvan. Het viel me op dat vragen om hulp niet in de aard lag van de mensen die ik ontmoette. Ze probeerden het wel in hun eentje te rooien, met slapen op straat. Ik besefte dat je de hulp die nodig is soms explicieter moet aanbieden.’ Rotterdam was min of meer een dorp, vergeleken met nu, vindt de oud-wethouder. Maar wel met onderwerpen van een groeiende (haven)stad. Zo kozen veel Surinamers er rond de onafhankelijkheidsdatum in 1975 voor om hun leven in Nederland op te bouwen. Met name in Amsterdam en Rotterdam. ‘Voor hen was de omschakeling


DAT WAS IETS NIEUWS wennen, voor Rotterdam ook. De vraag naar huisvesting steeg in een recordtijd.’ Nog weer later werden van de wethouder en haar opvolgers oplossingen gevraagd voor ernstige opvang-, veiligheids- en gezondheidsproblemen door opkomend cocaïnegebruik in de stad. Ook groeide de behoefte aan maatschappelijke hulp bij acute problemen in huwelijken en gezinnen. Hoe de oud-wethouder terugkijkt op haar bestuursjaren in Rotterdam? ‘Het klinkt misschien vreemd, maar wel positief. Je had het gevoel iets te kunnen betekenen. Besluiten konden snel genomen worden. Ik herinner me beschouwingen met Clemens Hodes, raadslid en oprichter van het Centrum voor Vrijwillige en Professionele Maatschappelijke Dienstverlening (afgekort CVD). Was er crisisopvang nodig? Handtekeningen zetten en aan de slag ermee. De betrokkenheid van mensen en organisa-

1974 1982

ties in de stad om zich in te spannen voor anderen was groot. Het voelde goed om dat mee te maken.’ Elizabeth Schmitz woont al jaren niet meer in Rotterdam, ze komt hier alleen nog een enkele keer voor familiebezoek. Wanneer ze de stad terugziet, kijkt ze wel met de ogen van een oud-wethouder. ‘Dat raak je niet kwijt. Je vraagt je af: hoe gaat het met de stad? Natuurlijk is het uiterlijk van de stad erg veranderd.’ Wat haar maatschappelijk opvalt in de stad? ‘Die situatie kan ik niet zelf waarnemen.’ Wel valt haar in het algemeen dit op: ‘De gemiddelde levenstandaard van nu is hoger dan 35-40 jaar geleden. Persoonlijke inleving in hoe armoede voelt, lijkt daardoor minder vanzelfsprekend geworden.’

7


CRISIS IS EEN KANS OM ANDERS opening Crisiscentrum, terugblik met Peter Zuidam

8

19 december 1978 om vijf uur s’ avonds. Dat is het moment waarop Peter Zuidam zijn loopbaan bij het Crisiscentrum Rotterdam start. Twee uur eerder heeft wethouder Schmitz samen met CVD-directeur Clemens Hodes de locatie geopend voor hulp aan mensen in een ‘acute psychische of sociale noodsituatie’ die 24/7 beschikbaar is. Met het openen van het Crisiscentrum komt een andere doelgroep in beeld: inwoners van Rotterdam en omstreken met acute hulpvragen. Zij kunnen zich er dag en nacht zelf direct aanmelden. In de stad, de samenleving, hebben nieuwe vrijheden namelijk een onverwachte keerzijde: de veranderende sociale opvattingen, migratie en de opkomende drugsindustrie leiden tot conflicten bij steeds meer ‘normaal gehuisveste’ bewoners, in gezinnen en relaties. Concrete problemen zijn bijvoorbeeld (meer) scheidingen, huiselijk geweld, onderdrukking en financiële

afhankelijkheid, ontsporende opvoedingsproblemen. ‘De instellingen van dat moment waren niet georganiseerd om dit type problemen op te lossen’, schetst Peter Zuidam. ‘Na 17.00 uur en in het weekend bleken zij onbereikbaar als iemand in een crisissituatie verkeerde. Hun aanpak was ook nog vrij paternalistisch.’ Peter is in 1978 als psychiatrisch verpleegkundige betrokken bij het nieuwe crisisteam, dat verder bestaat uit nog enkele verpleegkundigen, maatschappelijk werkenden, een psycholoog, een socioloog annex jurist en een voormalige caféhoudster. Samen zetten zij hun kennis van ‘mensen en het systeem’ in om crisishulp te bieden. Het Crisiscentrum is een gewoon woonhuis en heeft tien bedden beschikbaar voor tijdelijk verblijf van hulpvragers, maximaal vijf dagen. Deze kunnen er dag en nacht aankloppen.


TE GAAN HANDELEN Hulp vragen is hard werken. ‘Je zult hier je benen uit je reet lopen’, is de houding van de hulpverleners. Want: ‘Iedere crisis is een kans om anders te gaan handelen. De dynamiek waar iemand dan in zit, wakkert zijn creatieve en handelend vermogen aan’, vindt Peter nog steeds. Toch liep het kersverse team ook tegen beperkingen aan, ontdekte hij. ‘Onze eerste klant zal ik niet vergeten. De man was alcoholist en wilde per direct beginnen met afkicken. Alleen hadden wij daar totaal niet de medische omgeving voor en er was een wachtlijst voor opname in een kliniek. We konden hem dus niet helpen om direct op dat moment zijn probleem aan te pakken … ’ Peter bouwde 23 jaar ervaring op in het crisisteam. In een notendop zegt hij daarover: ‘Bij de meest wilde romans denk ik vaak: wat een flutverhaal. De werkelijkheid heeft een veel krachtiger poëtische dynamiek, en is grilliger dan elk verhaal dat je maar kunt verzinnen.’

1978 heden

9


ZOIETS ALS DE MOUNT EVEREST in gesprek met oud-raadslid en -wethouder Sandra Korthuis (Financiën en Volksgezondheid)

10

Als Sandra Korthuis op 14 april 1998 aantreedt als wethouder, is het ‘zorgdossier’ van de stad haar goed bekend, evenals de worstelingen met openbare orde en veiligheid. Ze heeft sinds 1990 ervaring opgedaan als raadslid. De gemeente staat voor de opdracht om de veiligheid in de stad te verbeteren en gezondheidszorg op verschillende terreinen tegelijk te organiseren. De drugsscene bezorgt de stad een slecht imago. Er is toenemende overlast van gebruikers en dealers. Eerst werden verkoop en gebruik van drugs nog gedoogd op Perron Nul, direct naast het Centraal Station. De plek is in 1994 opgeheven, waarna de overlast zich meer verspreid heeft. ‘Bewoners wilden dat er iets veranderde’, vertelt Sandra Korthuis. Niet weer een slapende figuur in het portiek, spuiten in de bosjes, de zoveelste fiets of autoradio gejat. Ook vanuit gezondheidsperspectief is ingrijpen

hard nodig. ‘Veel verslaafden kampten met fysieke en geestelijke gezondheidsproblemen, en ontwikkelden een steeds grotere behoefte aan drugs.’ Kort na haar aantreden start de gemeente een experiment met medisch gecontroleerde heroïneverstrekking in een speciaal daarvoor ingerichte kliniek. ‘Een novum’, stelt Korthuis. ‘De hulpverleners hielden toezicht op de gezondheid van de gebruikers en kregen inzicht in hun leefomstandigheden. Om de dubbele diagnose van verslaving en psychiatrische problemen goed aan te pakken, was gelijktijdige inspanning van de geestelijke gezondheidszorg en de verslavingszorg noodzakelijk.’ Ondertussen, zo is ook de stelling, moet de aanpak bijdragen aan rust op straat en rust voor de gebruiker. Verslaafden die toegang hebben tot de kliniek hoeven immers niet meer voortdurend ‘op jacht naar geld en hun dagelijkse dosis drugs.’


BEKLIMMEN In dezelfde jaren slapen steeds meer mensen op straat. Een bericht meldt het aantal van 3000 dak- en thuislozen. En hoewel de groepen niet zomaar dezelfde zijn, worden problemen rondom de opvang van dak- en thuislozen en verslaafden wel geregeld in één adem genoemd en opgepakt. In 1992 zijn bijvoorbeeld voor verslaafde daklozen met psychiatrische problemen de eerste sociale pensions geopend. In 1994 wordt voor medische hulp aan dak- en thuislozen in Havenzicht een aparte ‘ziekenboeg’ ingericht, omdat onverzekerde en de dubbele-diagnose-patiënten steeds vaker buiten de boot van de reguliere ziekenhuiszorg vallen. Wethouder Korthuis is in 1999 bij de opening van het eerste bejaardenhuis voor verslaafden vanaf 55 jaar. ‘Gebruikers krijgen veel sneller ouderdomsaandoeningen dan hun niet-verslaafde leeftijdgenoten, maar in een

1990 2002

gangbaar verzorgingshuis paste deze groep jongbejaarden in het geheel niet.’ Een andere uitnodiging, later, is voor een wandeling van 20 kilometer met verslaafde straatprostituees: ‘De meiden van de Keileweg. Men leek te denken dat ik daar toch niet aan mee zou doen, maar natuurlijk wel.’ In de gesprekken die dag valt het Korthuis op dat de vrouwen vooral ‘dromen van huisje-boompje-beestje, een heel gewoon verlangen dus. Alleen leek het realiseren daarvan, met alle hindernissen die te overwinnen waren, net zo ver weg als de Mount Everest.’ De vrouwen houden de bijzondere aandacht van de wethouder, om via ‘de uittreedoptie’ te werken aan verbetering van hun leefomstandigheden.

11


OVER HET MUURTJE VAN JE ontwikkelingen Rotterdams vrijwilligerswerk en -ondersteuning, met Renske Venstra

12

‘De oorsprong van de professionele dienstverlening van het CVD ligt in vrijwilligerswerk’, opent Renske Venstra het gesprek. In de loop der jaren is vrijwilligersondersteuning een apart werkterrein geworden, met een eigen naam. Nu de ‘participatiesamenleving’ steeds meer vorm krijgt, zoeken professionals en vrijwilligers elkaar steeds vaker weer op voor nieuwe versterking van hun werk. Over het belang van vrijwilligerswerk in de stad is eigenlijk nooit discussie geweest. ‘Je kent toch wel die gevleugelde uitspraak?’, vraagt Renske Venstra. ‘Vrijwilligers zijn het cement van de samenleving. Dat werd 25 jaar geleden al gezegd,’ antwoordt ze direct erachteraan. Renske werkt sinds 1991 in het team dat vrijwilligersorganisaties ondersteunt, destijds STAP (nu Vrijwilligerswerk Rotterdam).

‘De verandering is dat cement nu vaak wordt vervangen door fundament. Dat brengt wel eens wrijving met zich mee, omdat het kan lijken dat vrijwilligers betaald werk van professionals gaan overnemen. Het is de kunst om juist door samenwerking elkaar te versterken. Een spannende opgave.’ En er zijn meer ontwikkelingen. De invulling van vrijwilligerswerk is uitgebreid met taken voor mensen die een tegenprestatie leveren voor hun uitkering. Dat vraagt om een andere vorm van ondersteuning dan bij regulier (vrijwilligers)werk, zo ervaren organisaties. Maar er is ook iets dat door de tijd heen gelijk blijft, stelt Renske: ‘Het doen van vrijwilligerswerk geeft je de kans om over het muurtje van je eigen wereld te kijken. Je ontmoet andere mensen. Je krijgt inzicht in situaties waar je eerder geen weet van had. Het is een verrijking van jezelf.’


EIGEN WERELD KIJKEN Kenmerkend voor onze tijd is dat ook steeds meer gerekend wordt op de vrijwillige inzet bij de zorg voor zieke of oudere familieleden, vrienden of buurtgenoten. Renske windt er geen doekjes om: ‘Ieder van ons wordt een keer mantelzorger.’ Vrijwilligerswerk Rotterdam heeft de Mantelzorg Schijf van Vijf ontwikkeld, een handig hulpmiddel waarmee mantelzorgers de terreinen kunnen overzien waarop ondersteuning voor hén beschikbaar is. Dan ineens denkt Renske terug aan het project waarvoor ze 25 jaar geleden werd aangenomen. ‘Ik werd coördinator van het burenhulpproject VRINT, vrijwillige intensieve thuishulp. Dat ging over hulp voor buren van buren in een wijk. Later kwam er een meer stedelijke oriëntatie voor in de plaats. Maar nu is de buurtbenadering eigenlijk weer terug in de vorm van gebiedsgericht werken.’

1990 heden

Gebiedsgericht werken houdt onder andere in dat CVD-begeleiders hun cliënten stimuleren om meer te ‘aarden’ in hun omgeving. Bijvoorbeeld door meedoen met activiteiten in de Huizen van de Wijk, het volgen van een cursus, het doen van enig vrijwilligerswerk. Dan moet je de ‘sociale infrastructuur’ dus goed kennen. Medewerkers van Vrijwilligerswerk Rotterdam en verschillende CVD-teams hebben daarom samen een aantal wijksafari’s georganiseerd. Daarin maak je kennis met de wijk en de voorzieningen die er zijn. En het bijzondere is, vindt Renske: ‘Door samen op te trekken kun je duidelijker de oorspronkelijke samenhang tussen vrijwilligersondersteuning en professionele hulpverlening vanuit het CVD weer waarnemen.’ Zo wordt meer dan één kringetje weer rond.

13


BED, BAD, BROOD … PLUS VEILIG opening eerste sociaal pension, veranderende opvang in vogelvlucht, met Peter Vis

14

De Schuilplaats, de Nok, de Heemraad en Burgerhotel de Zon. De namen verwijzen naar beschermde woonvoorzieningen voor langdurig daklozen met verslavings- of (ex-)psychiatrische problemen. Samen met Amsterdam en Den Haag liep Rotterdam begin jaren 1990 voorop met de opening van dit type sociale pensions in de stad. Twee decennia heeft het CVD inmiddels al dak- en thuislozenopvang verzorgd en alle betrokkenen hebben de samenstelling van de doelgroep ingrijpend zien veranderen. Steeds meer dak- en thuislozen met ernstige psychiatrische problemen en een verslaving bezoeken de opvang. Om hen beter te begeleiden, gaat het CVD samenwerken met ggz-deskundigen. In 1992 opent sociaal pension De Nok. Behalve bed, bad en brood zal de voorziening overdag en ‘s nachts een

veilige omgeving bieden voor die groep die psychisch zeer onstabiel is. Peter Vis is coördinator. De meeste nieuwe bewoners kent hij al vanuit diverse andere projecten in Rotterdam. ‘Laagdrempeligheid van de nieuwe opvang stond voorop’, vertelt hij. ‘Er werd geen medische behandelplicht opgelegd aan de pensionbewoners. Wel creëerden we een duidelijke dagstructuur, met vaste eettijden en vaste momenten voor het innemen van medicatie. Alleen al dankzij die regelmaat en de rust van een eigen kamer zagen we bewoners ineens vooruitgaan.’ De gescheiden opvang, dag en nacht, leidde ook tot meer rust op andere locaties. Als in 2006 het Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang(1) wordt opgesteld, luidt dit voor de sociale pensions een belangrijke verandering in. Zorg en begeleiding aan bewoners – cliënten – worden volgens een strakker stramien georganiseerd en krijgen een minder


HEID EN REGELMAAT vrijblijvend karakter. Alles bij elkaar heeft dit geleid tot meer professionalisering. Anno 2016 ligt de nadruk op zo groot mogelijke zelfredzaamheid van bewoners. Meedoen is het credo. Wonen in een sociaal pension – beschermde woonvoorziening – is in principe van tijdelijke aard. ‘Begeleiders hebben moeten wennen aan de veranderde werkstijl’, constateert Peter Vis. ‘Maar in het algemeen is de hulpverlening aan dak- en thuislozen in de laatste twee decennia sterk vooruitgegaan.’

1993 heden

15


UITDAGING MET EEN GROTE U opening verpleegafdeling Havenzicht, inkijkje in het werk van Andrea van der Gevel

16

Een la met bewaarde kleine bewijzen van mensen die bestaan hebben. Het illustreert de betrokkenheid van Andrea van der Gevel bij haar patiënten op de verpleegafdeling van Havenzicht. ‘Die spulletjes kan ik toch niet wegdoen? Dan zijn alle sporen van deze mensen uitgewist.’ Een afsprakenkaart, oud zorgpasje, verlopen rijbewijs. Ze zijn van overleden mensen voor wie Andrea en haar collega’s de laatsten in hun leven waren die zich hun lot aantrokken. ‘Kijk dan’, wijst ze naar een pasfoto, ‘Deze man had een opvallend karakter. Voor hem moest je echt alles uit de kast halen zodat hij zichzelf verzorgde. Hij leed aan schizofrenie en was er lichamelijk slecht aan toe. In een regulier ziekenhuis kunnen patiënten als hij zelden geholpen worden. In Havenzicht zetten we alle zeilen bij om toch de hoogwaardige verpleegkundige zorg te bieden die iemand nodig heeft.’

Andrea en haar collega’s nemen de tijd om hun patiënt in te schatten en hem in de juiste toon – en taal – te bereiken. ‘Dat is hun kracht’, benadrukt ‘straatdokter’ Marcel Slockers. ‘Zonder hun inzet zouden veel patiënten nauwelijks een behandeling toelaten of blijven volgen.’ ‘We hebben hier langer en intenser met patiënten te maken dan in een ziekenhuis’, vertelt Andrea. ‘Daardoor bouw je een diepere band op en vind je de handvatten om te communiceren. Het sociale netwerk van onze patiënten is meestal minimaal. Soms ben ik zelfs degene die met de uitvaartondernemer praat om iemands laatste wensen over te brengen.’ Wat er veranderd is in de bijna twintig jaar die verpleegkundig coördinator Andrea in Havenzicht werkt? ‘Uh, wat is er níet veranderd?’, peinst ze hardop. ‘Eigenlijk alleen onze doelgroep niet: zieke dak- en thuislozen. Veranderd is wel de gemiddelde leeftijd, nu 50-plus, toen veel jonger.


1994 heden

En de gezondheidsklachten zijn nog heftiger.’ ‘Mensen overleven ziektes langer’, legt Marcel uit, ‘maar door hun extreme leefwijze stapelen zich meer complexe gezondheidsproblemen op.’ Ook neemt de diversiteit aan culturele achtergrond van de patiënten toe. ‘Tijdens het inloopspreekuur klinken soms wel twintig talen.’ De groep mensen uit Midden- en Oost-Europese landen is opvallend groot. ‘Veranderd is verder ons papierwerk’, zijn Andrea en Marcel met elkaar eens. ‘Voorheen was het genoeg om in drie regels iemands gezondheidsvraag toe te lichten. Er was één fonds voor financiering van de zorg (opgericht door het Zilveren Kruis, CVD, Humanitas en de GGD). Nu zijn we genoodzaakt om het honderdvoudige in te vullen voor de financiering van de noodzakelijke zorg.’

Een verandering die voor iedere buitenstaander direct zichtbaar is, is de huisvesting van Havenzicht. Het huidige gebouw stamt uit 2012. Een volledig nieuw, op maat ontworpen pand van vier verdiepingen voor nachtopvang, de beschermd-wonen-afdeling en de verpleegafdeling. Iedere afdeling met een eigen kleur: lila, oranje-geel en blauw. Het is er schoon en comfortabel, sober en toch warm. Hoe het is om in deze omgeving de bewoners, passanten en patiënten elke dag de zorg te kunnen bieden die je wilt geven? ‘Ja dát’, antwoordt Andrea op hartelijke toon, ’blijft een uitdaging met een grote U. Voor mensen die er altijd zullen zijn.’

17


HET FRUITVROUWTJE OP ZONDAG vrijwilligster Margaret Powell vertelt over haar initiatief uit 1997

18

‘Dear God, geef me de kracht om me te blijven inspannen voor anderen, as long as my old bones endure.’ Dat hoopt de hartelijke 76-jarige Margaret Powell op zondagochtend 4 september 2016. Beduusd telt ze daarna de opbrengst van haar maandelijkse kerkcollecte voor Havenzicht: zeker zestig euro meer dan normaal! Ze kan weer vijf keer fruit inkopen voor de passanten, pensionbewoners en patiënten. Margarets initiatief dateert al van 1997. Het was een spontane ingeving na het jaarlijkse oogstfeest van de Anglicaanse kerkgemeenschap waar ze lid van is. Van de heerlijke gerechten was veel over, vertelt ze. ‘Mijn dochter tipte mij dat al dat lekkers best eens welkom kon zijn bij Havenzicht. Inderdaad, ik werd met open armen onthaald. Ik was verrast en aangedaan. Voor het eerst schudde ik iemand de hand die op straat leefde. Ik leerde dat tegenslag niemand ontziet, en je plotseling een zwervend leven kan injagen.’

Deze kennismaking met Havenzicht is niet zo maar op mijn pad gekomen, concludeert Margaret die avond. Dus blijft ze ‘gezond eetbaars’ inzamelen en afleveren als zondags extraatje. Ze leert al snel de sobere betekenis kennen van de drie b’s: bed, bad en brood. De v van vitaminen is extra nodig, bedenkt ze. Bezoekers van Havenzicht onthouden haar dan ook als ‘het fruitvrouwtje’. Naar haar wekelijkse komst wordt uitgezien. ‘Ik bracht eens zelfgemaakte appelmoes mee voor een verzwakte patiënt die bijna niks meer at. Hij nam een hap, deed hij zijn ogen dicht en zuchtte. Ik schrok, maar hij zei: ach, ineens zie ik mijn moeder weer.’ De bezoeken zijn een deel van Margarets leven geworden. ‘Ja, ik hoop dat mijn botten het nog een tijdje volhouden. Met de opbrengst van de collecte die ik in onze gemeenschap mag houden, kan ik elke zaterdag fruit inkopen bij mijn vaste marktkoopman. En weet je, hij geeft altijd meer mee dan ik hem kan betalen.’


1997 heden ACHTERGROND CVD (oud) Havenzicht is geopend in 1976 aan de Willem Ruyslaan in Kralingen, oorspronkelijk alleen voor nacht­opvang. Vanaf 1994 opent Havenzicht een aparte verpleegafdeling (ingewijden spreken van de ‘ziekenboeg’). De aanleiding is dat ziekenhuizen onverzekerde patiënten voortaan weren. Daarnaast zijn reguliere verpleeg­ afdelingen er niet op ingericht om passende zorg te bieden aan verslaafde daklozen met psychiatrische problemen. In 2012 opent CVD (nieuw) Havenzicht. De dienstverlening op deze locatie wordt uitgebreid met een Beschermd Wonen voorziening.

19


DE DEAL MET ZALM terugblik met oud-wethouder Marianne van den Anker (Veiligheid en Volksgezondheid)

20

Hoewel de collegeperiode van Marianne van den Anker betrekkelijk kort is (2004-2006), markeert hij enkele belangrijke omslagmomenten in de maatschappelijke opvang. Eén ervan is de ‘deal met Zalm’, die Van den Anker samen met drie collega-wethouders van de andere grote steden sluit met de toenmalige minister van Financiën, Gerrit Zalm. Het is 7 februari 2006. Onder het motto ‘niemand moet in Nederland op straat slapen’ zetten de verantwoordelijke wethouders van Rotterdam, Amsterdam, Den Haag en Utrecht hun handtekening onder het Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang (1). Het omvat de afspraken voor hulp aan dak- en thuislozen en het tegengaan van verloedering. Minister Zalm zegt voor de uitvoering daarvan de vier steden ruim 120 miljoen extra per jaar extra toe, vier jaar lang.

Marianne van den Anker nu: ‘Door onze deal met Zalm kwam een integrale aanpak tot stand om te organiseren dat elk mens een dak boven het hoofd heeft en weer een zelfstandig leven kan starten. Politie, ggz, crisisdiensten, woningcorporaties, maatschappelijke opvang en andere hulpverleners gingen sámen ‘eigenaarschap’ tonen van het op te lossen maatschappelijke probleem van overlast op straat. Samen vormden ze een ‘schil’ om mensen heen die hulp nodig hadden om letterlijk van de straat te komen en weer een regulier leven op te bouwen. Waar nodig met drang-en-dwangmiddelen. Om dat laatste mogelijk te maken, is de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen aangepast.’ Het Plan van Aanpak focust op drie onderdelen. Allereerst: voorkomen dat mensen dakloos raken. Dan: voor wie wel dak- of thuisloos zijn voldoende nachtopvang en werkgerichte dagbesteding realiseren. En vooral: perspec-


2004 2006

tief creëren dat iedere passant in de opvang daar zo snel mogelijk uit komt. Persoonsgerichte begeleiding moet de doorstroom bevorderen naar een woonvoorziening op maat, met als eindbestemming een eigen woning en het opbouwen van een nieuw eigen leven. Een andere mijlpaal is de door de Van den Anker hard bevochten sluiting van de Keileweg, de laatste plek in Rotterdam waar straatprostitutie was toegestaan door de gemeente. ‘De mensonterende situatie waaraan met name verslaafde prostituees geregeld blootstonden, ook die moet je als samenleving niet willen toestaan,’ stelt ze nog steeds onomwonden. De opvang en hulpverlening die wordt opgezet, heeft hetzelfde uitgangspunt als voor daklozen: werken aan een gezond, menswaardig perspectief met een eigen dak boven het hoofd.

2006 gaat bovendien de geschiedenis in als het jaar waarin Centraal Onthaal wordt geïntroduceerd. Het loket waar dakloze Rotterdammers (of mensen uit de regio) voortaan een pas kunnen aanvragen. Zonder deze pas is geen toegang mogelijk tot de nachtopvang. De oud-wethouder: ‘Mensen met problemen elders kregen voorheen soms zelfs treinkaartjes om naar Rotterdam te vertrekken. Die verantwoordelijkheid van andere instellingen konden we niet langer op ons nemen. Tegelijkertijd hebben we binnen Rotterdam keihard gewerkt om samen met alle betrokken organisaties de grote problemen waar we voor stonden rondom openbare veiligheid en zorg aan te pakken!’

21


OPVANG MET PERSPECTIEF OP ‘N CVD manager Inez Basten

22

Het jaar 2006 markeert een belangrijke omwenteling in de dak- en thuislozenopvang in Rotterdam (en andere steden). Inez Basten was er bij. Na de introductie van de gemeentelijke daklozenbalie Centraal Onthaal nam ze de coördinatie op zich van de CVD-opvang en, in 2010, de CVD-doorstroomvoorzieningen. ‘De deal met Zalm’, zo doopte wethouder Marianne van den Anker de afspraak die de minister van Financiën maakt met de grote steden. Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang heet het programma officieel. Geen ‘buitenslapers’ meer, is de ambitie. En bovendien: opvang wordt middel in plaats van doel. In de opvang gaan de thuisloze bewoners leren toewerken naar een zo ‘normaal’ mogelijk bestaan. Dat betekent: anders leren omgaan met geld, zelf huur betalen, deelnemen aan zinvolle dagactiviteiten, maaltijden kunnen koken en sociaal kunnen functioneren.

In de vernieuwde benadering zit een element dat betrokken opvangmedewerkers voor een dilemma plaatst: alleen mensen met identiteitspapieren en ‘aantoonbare regio­ binding’ komen nog voor (nacht)opvang in aanmerking. Een onderscheid dat tot 2006 niet bestond. Wie van de opvang gebruik wil maken, meldt zich voortaan bij Centraal Onthaal. Een andere vernieuwing zorgt eveneens voor opschudding, vertelt Inez. Individuele begeleiding wordt verplicht. Oorspronkelijk gelooft niet iedereen dat het zal gaan werken. Veel dak- en thuislozen mijden bemoeienis, is de ervaring. Toch wekt de aanpak de spontane interesse van meer bezoekers dan verwacht. ‘Er ontstaat een verandering in mindset’, valt Inez op. Er is een groep bezoekers, inmiddels cliënten, die er daadwerkelijk in kan slagen zelfstandig te wonen. Om de overgang van ‘de straat’ naar zelfstandig wonen te


NORMAAL BESTAAN begeleiden, opent het CVD verspreid in de stad diverse doorstroomlocaties. Ook nu waait er stof op: omwonenden zijn tegen. Geregeld buurtoverleg, met de wijkagent erbij, neemt op de meeste plaatsen de weerstand weg. CVD De Stelle is een locatie die Inez daarbij graag als voorbeeld aanhaalt: ‘Deze voorziening is geaccepteerd en een succes geworden, ik kan niet anders zeggen.’ Bewoners van een doorstroomlocatie – ‘of liever: een begeleid-wonen-huis’ – versterken in zes maanden hun basisvaardigheden om zelfstandig te wonen. Vele (ex-)cliënten is dat gelukt. Sommige eerst nog tijdelijk in een zogeheten satellietwoning met ambulante begeleiding. ‘Het vooruitzicht is dat die situatie na een jaar omgezet wordt naar een eigen woning met een zelfstandig huurcontract’, licht Inez toe. Andere ex-cliënten zijn al volledig ‘los’ van CVD-bemoeienis. ‘Maar we blijven wel aanspreekbaar als het nodig is. Pas nog complimenteerde

2006 heden

een wijkagent ons daarvoor. Het was hem opgevallen dat hij ons maar één belletje hoeft te geven als het met een ex-cliënt niet goed lijkt te gaan. Jullie staan direct klaar, dat waren zijn woorden. Betrouwbaar partnerschap dus. Ik ben er trots op.’ Spannend noemt Inez de beweging die nu gaande is: zorgen dat cliënten blijvend aansluiting vinden in de wijk waar ze wonen. (Ex-)daklozen kampen zeker met maatschappelijke vooroordelen. ‘Die willen we samen oplossen.’

23


ALLES IS OP DE PERSOON GERICHT Willem Onasse vertelt over zijn verblijf in Beschermd wonen voorziening CVD Havenzicht

24

‘Vijf jaar heb ik langs de straat gelopen en onder kranten geslapen. Soms ging ik naar de nachtopvang. Op een dag heb ik de knoop doorgehakt: ik wilde weer vastigheid. Wonder boven wonder was er plek voor mij. Eerst bij CVD De Nok, nu bij CVD Havenzicht.’ Willem Onasse is vijftien jaar bewoner bij het CVD. ‘Ik voel me goed, ja hoor. Ze maken hier tegenwoordig een soort van bestemmingsplan met je. Alles is op de persoon gericht, hè. Meer dan, laat ik zeggen, twaalf jaar geleden. Iedere dag volg ik een heel ritueel. Om 8 uur krijg ik de eerste spuit, vier op een dag, want ik heb diabetes. M’n ogen zijn heel slecht. Ik slik m’n medicijnen om niet manisch of depressief te worden. Die medicijnen werken goed. Nee, mij krijg je niet snel gek. Om 10 uur drink ik koffie in de huiskamer. Om 12.30 uur ga ik m’n boterhammen smeren en neem ik weer medicijnen in. Dan ga ik rusten. Gaby is mijn mentor, ze helpt me met mijn geld en andere praktische zaken.’

‘Op straat was het altijd moeilijk om aan geld te komen. Ik heb wel geklust hoor. Autoruiten zemen. Bedden opmaken. Kamers aanvegen. Nu ben ik gepensioneerd. En ik ben blij met m’n kamer. Ik kan er cd’s luisteren. Vroeger dronk ik een tree bier en een liter jenever per dag. Daar ben ik in een keer mee gestopt, ik kon het niet meer betalen. En blowen doe ik ook niet meer, maar ik rook wel nog een sigaretje. Met filter, want dat is lekkerder en een shaggie draaien kan ik niet meer.’ ‘Alleen wonen, nee, dat zou echt niks worden voor mij. Ik heb te veel beperkingen. Hier helpen ze me goed om m’n dieet te volgen en medicijnen te nemen. Een oog is blind en met het andere zie ik 40 procent. Naar buiten ga ik alleen maar als er iemand bij is. Op deze plek heb ik ook aanspraak met gelijkgestemden. Dat is fijn. We gaan wel eens weg met de groep, naar


2001 heden

België of zo. Drinken we een biertje op een terras. En eens in de veertien dagen komt Joop bij me langs, m’n vrijwilligersmaatje. Leuke gast. Met hem ga ik een broodje eten en koffie drinken in de Lusthofstraat. Gezellig hoor.’ ‘Ik ben opgegroeid aan het Afrikaanderplein. Toen ik 14 was, waren m’n ouders al dood. Ik ging naar een pleeg­gezin. Daar was het goed. Later ben ik getrouwd, gescheiden en kwam ik op straat terecht. M’n twee kinderen zie ik niet meer. Dat ik hier woon, dat is nu echt het goeie in mijn leven. Ik lig niet elke dag schaterlachend op de grond maar d’r gebeuren leuke dingen. Verder heb ik genoeg aan mezelf.’

25


IK TEKENDE M’N HUURCONTRACT Sita Silva redt zichzelf

26

‘Op den duur wist ik zelf niet meer op welk adres ik ingeschreven was’, vertelt Sita Silva. ‘Zo vaak was ik al van kamer naar bank naar kamer verhuisd.’ Ze had wel een dak maar geen thuis. Inmiddels heeft Sita weer vaste grond onder de voeten gevonden. Haar bescheiden bovenwoning heeft de sfeer van zee. Op canvas een zilverstrand met strakblauwe lucht, de muren fris wit geschilderd, schelpenmobiels aan het plafond. Met eigen inzet, gekregen meubels, hulp van haar tante en vriendinnen is het Sita gelukt een eigen plek in te richten voor haar en een van haar dochters. Blij vertelt ze: ‘Elke keer als mensen van Jeugdzorg langskomen, valt ze op dat er weer wat is veranderd.’ Sita verliet haar geboorteplek op haar zeventiende en is inmiddels moeder van drie kinderen. Negen jaar geleden werd voor haar ogen op straat haar partner doodgescho-

ten. Haar schoonouders van toen helpen haar nog steeds, maar wonen niet meer hier. Ook Jeugdzorg ontfermt zich over de situatie van het jonge gezin. Na die gebeurtenissen bleef Sita nog een dag per week in Rotterdam naar school gaan. Ook trok ze door heel Nederland voor het werk dat ze vond. Ondertussen verruilde ze de ene kamer voor de andere, of sliep op de bank bij een vriendin. ‘Er kwam van alles op me af. Een jaar geleden zei iemand tegen me: Jouw situatie is te moeilijk, ga eens praten bij het CVD. Zo kwam ik bij Focus terecht. Karen werd mijn contactpersoon, ik ging elke week naar haar toe. Ik ben haar zo dankbaar. Bij de training Focus op Succes kwam ik andere mensen tegen; ik leerde angsten overwinnen. En je kreeg er hulp om zelf je zaken handig te leren aanpakken, zoals je post goed afhandelen, sollicitatiebrieven schrijven en met internet werken.’ Inmiddels beheert Sita al haar geldzaken weer zelf.


EN HET BEGON TE SNEEUWEN De weg omhoog is definitief ingezet. Sita schreef zich in voor een huurwoning. Eindelijk een vast woonadres. ‘Op het moment dat ik het contract tekende, begon het te sneeuwen. Maar nóg veel mooier is de dag waarop ik mijn oudste dochter officieel bij mij kon inschrijven, 2 februari 2016!’ Op verzoek van de geïnterviewde is niet haar echte naam genoemd.

2015 2016

27


HOME STAAT MET GROTE LETTERS Soesi Lachman bouwt aan haar eigen leven

28

25 mei 2016 is voor Soesi Lachman een belangrijk moment. Die dag steekt ze voor het eerst de sleutel in de voordeur van haar eigen veilige woning. HOME! Heel kort heeft ze én geen thuis én geen dak meer gehad. Op het nippertje is het Soesi gelukt haar leven een andere kant op te sturen. Soesi Lachman verloor in Suriname haar eerste man en verhuisde met haar tweede man naar Rotterdam. Ze probeerde een nieuw sociaal leven op te bouwen. Dat ging moeilijk, het huwelijk verliep slecht. ‘Ik snakte naar fijne mensen om me heen. Deed mee aan Talentatelier, werkte als vrijwilliger, schreef me in voor sport & recreatie, probeerde werk te vinden. Anderhalf jaar lang zocht ik een manier om vooruit te komen. Ik wilde zo graag zelfstandig iets opbouwen. Hoe ik me voelde, eenzaam, probeerde ik niemand te laten merken. Ik was bang om zielig gevonden

te worden. Dat wil ik niet. Ik wil alleen maar eerlijk mijn verhaal vertellen. De kille sfeer in huis was naar. Op den duur sliep ik er alleen nog maar.’ ‘Het lukte om te scheiden, maar ik raakte natuurlijk mijn slaapadres kwijt. Ik was ook niet meer verzekerd en had geen idee meer waar ik heen kon. Tot ik het bestaan van Centraal Onthaal ontdekte. Ineens ging daarna alles heel snel. Ik werd in contact gebracht met Evelien, begeleidster van het CVD (project Preventie Dakloosheid, red.). Ik mocht naar een kamer bij Stayokay. Kort daarna was er tijdelijk plek voor mij in een CVD-woonvoorziening. Evelien heeft me enorm gesteund om zelfstandige woonruimte te vinden. Ze heeft me ook geholpen om zelf mijn financiën en praktische vragen te regelen. Ze is een engel!’


OP DE DEURMAT

2015 heden ACHTERGROND

‘De afgelopen periode was geestelijk zwaar en hard werken. Hulp vragen was een kwestie van geen andere keuze meer hebben. Alles wat ik terug kan doen, doe ik graag! Ik ben dankbaar dat ik overeind ben gebleven.’ Op verzoek van de geïnterviewde is niet haar echte naam genoemd.

CVD Preventie Dakloosheid is gestart in 2015. In 1995 startte het bijna gelijknamige CVD Project Preventie Dakloosheid (PPD). Dit project, gevestigd in de Talingstraat, bood 22 woonplekken voor Rotterdammers die na detentie, scheiding of huisuitzetting dakloos waren geworden. Sommige wooneenheden boden ook plek voor alleenstaande ouders met kinderen. In 2008 is de naam PPD opgeheven, waarna de woonopvang verder is gegaan voor alleenstaande ouders. Een belangrijke voorwaarde voor aanmelding bij beide preventieve-opvangprojecten was en is de afwezigheid van psychiatrische of verslavingsproblematiek.

29


MET VEREENDE KRACHT DOOR vooruitblik met Hugo de Jonge, wethouder Onderwijs, Jeugd en Zorg

30

Iedere zomer na de vakantie valt het wethouder Hugo de Jonge extra op. Anders dan in buitenlandse steden zijn sinds jaar en dag in het Rotterdamse straatbeeld nauwelijks dak- en thuislozen te ontdekken. Maar we kunnen niet achterover leunen, zegt hij er direct achteraan. ‘We zullen ons met elkaar in Rotterdam moeten blijven inspannen om het credo waar te maken: niemand hoeft op straat te slapen. En ook belangrijk: in opvang kun je niet wonen.’ Hugo de Jonge is hoorbaar trots op wat de stad in de afgelopen decennia voor elkaar heeft gekregen. Trots op de vereende kracht die eraan ten grondslag ligt van alle betrokken partijen, personen en organisaties: zorgaanbieders, wijkteams, woningcorporaties, gemeente, schuldbemiddeling, politie. ‘Die inzet moeten we vasthouden!’

Wat daarbij nodig is, is nog meer maatwerk per persoon die ondersteuning nodig heeft, aldus de wethouder. Maatwerk van preventie tot en met het weer zelfstandig opbouwen van een eigen leven. En ook maatwerk voor specifieke doelgroepen binnen de maatschappelijke dienstverlening. ‘Sommige mensen mijden de opvang die er wel voor ze is. Waarom? De ‘one-size-fits-all-benadering werkt voor hen niet. Een bed in een slaapzaal, dat helpt niet iedereen. En zeker voor niemand lang.’ De wethouder legt daarom ook nadruk op een zo snel mogelijke ‘zachte landing’ van potentieel kwetsbare mensen in een zelfstandige woning in de wijk. Een zachte landing, dat is je thuis voelen op een eigen plek in je nieuwe buurt, contact hebben met anderen. Meedoen met activiteiten en, als het even kan, zelf ook bijdragen aan je eigen buurt. ‘We willen heel graag van een verzorgingsstaat naar een verzorgingsstraat’, schetst


GAAN de wethouder. Dat is dat sterke mensen uit ‘de straat’ om kwetsbare buurtgenoten heen gaan staan om een sociaal vangnet te vormen. En het is zelf iets betekenen voor je buurt, wederkerigheid dus. ‘Eigen kracht’ en (weer) zelfstandig ‘verantwoordelijkheid nemen’, dat zijn sleutelbegrippen waar de maatschappelijke dienstverlening van deze tijd zich op richt. De ervaring van de wethouder leert, eerlijkheidshalve, dat het voorgaande niet vanzelf gaat: ‘Nee, ik hoor zelden applaus als ik kom vertellen dat we een vorm van maatschappelijke opvang en begeleiding willen vestigen in een wijk. De groep die er gebruik van maakt, staat bij de buurtgenoten in spé in de regel niet bekend als aaibaar.’ Maar wanneer het lukt om elkaar beter te leren kennen, elkaar opbouwend aan te spreken als er iets is, dan verandert afwijzing in gastvrijheid. Kleinschaligheid helpt daar bij. Ook dat is de ervaring van de wethouder.

2014 heden

‘En je hebt een paar kartrekkers nodig die door de rauwe buitenkant heen durven kijken.’ ‘Vereende kracht is bovendien de kracht die uitgaat van vrijwilligers’, besluit de wethouder. Die zijn er in Rotterdam ruimschoots: ruim 175.000 vrijwilligers zetten zich al in voor de stad. Nog eens 50.000 mensen willen graag iets betekenen. De Jonge: ‘Rotterdam rust met z’n volle gewicht op wat vrijwilligers doen.’

31


CENTRUM VOOR DIENSTVERLENING Het Centrum Voor Dienstverlening biedt al 45 jaar een breed, samenhangend pakket aan diensten op het gebied van Maatschappelijke Opvang, Maatschappelijke Dienstverlening en Vrijwilligerswerk. Wij bereiken daarmee jaarlijks ruim 15.000 Rotterdammers. We werken vanuit meer dan 20 locaties verspreid over heel Rotterdam.

32

Het CVD onderscheidt zich door laagdrempeligheid. Alle cliënten worden gezien en gehoord. De talenten van de cliënt en zijn volwaardige deelname aan de samenleving zijn ons uitgangspunt. We leveren individueel maatwerk. Essentieel daarbij zijn verbetering van het perspectief en de eigen regie van de cliënt. Het CVD weet de eigen kracht van Rotterdammers aan te spreken. Het CVD is besluitvaardig, praktisch ingesteld en heeft korte lijnen met zijn (samenwerkings) partners. Wij spelen in op maatschappelijke ontwikkelingen en blijven alert op de actualiteit. Dat is zichtbaar in het handelen van onze medewerkers.


COLOFON Dit boekje is een uitgave van het Centrum Voor Dienstverlening. Š 2016 Teksten De Loge Tekstontwerp Eindredactie CVD Communicatie & Voorlichting Yvonne Frank Remco Haneveld Vormgeving Mangoa Ontwerp Fotografie CVD Communicatie & Voorlichting Remco Haneveld Stadsarchief Rotterdam Druk Tromp Drukkerij bv

33



Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.