Kwintessens 2015-1

Page 1

KWINTESSENS

KWINTESSENS

KWINTESSENS KWINTESSENS

kwintessens kwintessens

KWINTESSENS KWINTESSENS

KWINTESSENS

kwintessens KWINTESSENS tijdschrift over design en mode

abonnement 25 euro / los nummer 7 euro jaargang 24, 1ste trimester 2015


nummer 1 jaargang 24

Shoot design Black Box Studio

ISSN 07791534

Redactie Steven Cleeren Christian Oosterlinck Mies Van Roy

Shoot mode Kris De Wit

Abonnementen kunnen besteld worden op www.kwintessenstijdschrift.be.

Tekstcorrectie Schrijf.be

Losse nummers kunnen besteld worden op www.kwintessenstijdschrift.be/los.

Grafisch ontwerp Laura Bergans

Adreswijzigingen worden gemeld op het redactieadres.

Druk Stevens Print

Niets uit deze uitgave mag worden gebruikt zonder toestemming van de uitgever. Š Design Vlaanderen

Werkten mee aan dit nummer Natasja Admiraal Leen Creve Heleen De Koster Stephanie Duval Elien Haentjens Roel Jacobus Aleydis Nissen Adrienne Peters Lut Pil Annelies Thoelen Kurt Vanbelleghem Koen Van der Schaeghe Jolien Vanhoof

Redactieadres Design Vlaanderen Kwintessens KoloniĂŤnstraat 56 (7de verdieping) 1000 Brussel T +32 (0)2 227 60 60 F +32 (0)2 227 60 69 info@designvlaanderen.be www.designvlaanderen.be www.designvlaanderen.be/kwintessens www.facebook.com/kwintessens www.kwintessenstijdschrift.be

Alle adressen van designers, kunstenaars, galeries e.a. kunnen bij Design Vlaanderen verkregen worden. Verantwoordelijke uitgever: Bernard De Potter Koning Albert II-laan 35 bus 12 1030 Brussel


INTRO KORT SHOOT THEMA THEMA THEMA THEMA THEMA THEMA THEMA THEMA THEMA SHOOT CASES CASES CASES GESPOT GESPOT GESPOT GESPOT GESPOT SPECIAL

Bent u een Mac of een pc? – Steven Cleeren

De stijl van het huis – Black Box Studio Hoe goed design net een magische tango is De identiteit van de ontwerper versus de identiteit van het bedrijf – Elien Haentjens Van een individuele houding naar een groter gemeenschappelijk doel Ontwerpen van en voor een gemeenschap – Kurt Vanbelleghem Hetzelfde, maar anders De hype van het personaliseren – Leen Creve To be hip or not to be hip? De hipster in beweging – Jolien Vanhoof Hoe het nieuwe minimalisme zijn intrede deed De zin en onzin rond normcore – Stephanie Duval Design jezelf Uit noodzaak of esthetische redenen? – Natasja Admiraal En toen schiep Hij design Religieus ontwerp in moderne tijden – Roel Jacobus Inspirerend cross-cultureel design Vervlochten identiteit als handelsmerk? – Annelies Thoelen en Koen Van der Schaeghe Vormen en Marge De identiteit van twee designcollectieven – Lut Pil Inspirations – Kurt De Wit Vlaams design en ’t Casteelken – Aleydis Nissen Klein formaat, groot ontwerp – Mies Van Roy New York van logo tot lamp – Adrienne Peters Henry van de Velde Awards & Labels 2014 – Christian Oosterlinck DesignMiami/ – Elien Haentjens Art & Design Atomium Museum – Heleen De Koster Award Winning Designers – Leen Creve Futur Archaïque / Archaïsche Toekomst – Lut Pil De Nieuwe Oogst. Well seasoned. – Coffeeklatch

3 5 11 18 22 26 30 34 38 42 46 52 57 66 68 70 74 76 77 78 80 81



INTRO

BENT U EEN MAC OF EEN PC?

Bent u een Mac of een pc? Als we de populaire mythe mogen geloven, dan kunnen we de mensheid namelijk netjes opdelen in twee soorten computergebruikers die qua persoon­ lijkheid lijnrecht tegenover elkaar staan. Die mythe kreeg duidelijke vorm in 2006, toen Apple in een reeks van reclamefilmpjes gestalte gaf aan de twee soorten computer­ gebruikers. De Mac werd belichaamd door een jonge, relaxte en coole kerel, terwijl de pc geportretteerd werd als een saaie, duffe en ietwat sullige vent. De spotjes gingen in op de (vermeende) kwaliteiten en tekortkomingen van beide systemen, maar daar was het Apple uiteraard niet om te doen. Via de stereotypering hoopte Apple vooral dat mensen zich zouden identificeren met het sympathieke personage, en dus ook met het coole imago van het merk. Dat is een beproefde strategie, want aankoop­ beslissingen gebeuren maar gedeeltelijk op rationele gronden. Een groter deel verloopt on­ bewust, via impliciete associaties. Op de een of andere manier geloven we bijvoorbeeld dat positieve kenmerken van producten ook afstra­ len op hun bezitter. Al zijn we zelf niet creatief, toch lijkt het alsof we dat net iets meer zijn als we een Mac gebruiken. De ondertussen ter ziele gegane website Hunch.com ging in 2011 op zoek naar de be­ vestiging van de mythe. Hunch zocht naar correlaties tussen Mac- en pc-gebruik en andere consumptie­patronen. Daaruit bleek dat pcgebruikers liever op een Harley rijden en Pepsi drinken, terwijl Mac-gebruikers de voorkeur geven aan een Vespa en San Pellegrino. Het zal niemand verbazen dat Mac-gebruikers zichzelf ook meer dan gemiddeld als design enthusiasts beschouwen. Mac-gebruikers geven blijkbaar ook meer feestjes en de kans is groot dat u daar dan vegetarische kost voorge­ schoteld krijgt. Het is maar dat u het weet. Het is niet moeilijk om consumentenvoor­ keuren op een dergelijke manier in kaart te brengen, maar het waaróm ervan ontgaat ons veelal. Elke aankoopbeslissing is het resultaat van een complex amalgaam van culturele, so­ ciale, persoonlijke en psychologische variabelen. Dat geheel wordt ook wel eens de buyer’s black box genoemd, net omdat het zo weinig inzichtelijk is. Die zwarte doos is voor marke­ teers zowat de heilige graal: wie weet wat zich

daarin afspeelt, kan er vervolgens gemakkelijk op inspelen. Daarom wordt al decennialang gezocht naar een fundamenteel verband tussen wie we zijn en wat we kopen. Maar in weten­ schappelijk onderzoek blijft er alvast weinig overeind van een vermeende band tussen persoonlijkheidskenmerken en consumenten­ gedrag, of toch niet in de mate dat die statis­ tisch is en dus voorspelbaar is. Zo werden pc- en Mac-gebruikers aan de St. John’s University in New York onderworpen aan een courante psychologische test die vijf basale persoonlijkheidsdimensies hanteert. Uit het onderzoek kwam geen betekenisvol verschil tussen beide groepen naar voren. Met andere woorden: er bestaat dus niet zoiets als een ‘pc-persoonlijkheid’, noch een ‘Mac-per­ soonlijkheid’. Dat is misschien een bittere pil voor Apple-adepten, die zich lang aangesproken voelden door de slogan Think Different. Het laatste zal nog niet gezegd zijn over de wederkerige relatie tussen de eigen individuali­ teit en de producten waarmee we ons omringen. In het themadossier van dit nummer gaan we op zoek naar andere banden tussen design en identiteit. Welke rol spelen verschillende iden­ titeiten bijvoorbeeld in sociaal design? En hoe verzoen je de allures van een star designer met een bedrijfsidentiteit? Kan je als in-house designer je persoonlijkheid bewaren, of moet je daarvoor zelfstandig aan de slag? Zijn designers­­collectieven dan misschien het perfecte compromis tussen individuele expressie en anonieme dienstbaarheid? En hoe gaan designers met een migratie­ achtergrond om met hun identiteit? En wat met het verschijnsel normcore in de mode, dat opgaan in de mainstream net gebruikt als een manier om zich te differentiëren? We hopen dat we daarmee aantonen hoe diepgravend design kan zijn. Design gaat verder dan het praktische nut dat we ontlenen aan producten of diensten. Het wil ook voldoen aan meer fundamentele behoeftes en het teert daarbij op wie we zijn en wíllen zijn, op onze achtergronden en aspiraties, op onze behoefte om te behoren en tegelijkertijd onszelf te blijven. Steven Cleeren



KORT KORT KORT KORT KORT KORT KORT KORT KORT KORT KORT KORT KORT KORT KORT KORT KORT KORT KORT KORT KORT KORT KORT KORT KORT KORT KORT KORT KORT KORT KORT KORT KORT KORT KORT KORT


6

KORT

Wallpaper* Design Awards In zijn februarinummer maakte het Engelse designblad Wallpaper* zijn jaarlijkse selectie bekend. In de categorie ‘Best Alliance’ ging de prijs naar Raf Simons en Kvadrat. De samenwerking begon toen Raf Simons nog voor Jil Sander werkte en zijn stoffen catwalk­ vriendelijker wilde maken. In ruil vroeg Kvadrat hem om een collectie meubel­ stoffen te ontwerpen. De eerste collectie is er en ze bestaat uit stoffen in mohair, polyester, kasjmier en wol, maar heeft ook accessoires als kussens en dekens. Michaël Verheyden won een award in ‘Best Neoclassical’, de categorie die objecten in de kijker zet die een zekere strengheid en lichtheid in een tijdloze sfeer combineren. Verheydens Tube Table is een lage salontafel, geconstrueerd uit bronzen poten met een marmeren blad. De afmetingen worden aangepast op verzoek van de klant. In de categorie ‘Best New Restaurant’ was The Jane, het Antwerpse restaurant van Sergio Herman, genomineerd, maar dat moest het afleggen tegen Carlo en Camilla in Milaan. Foei Wallpaper* om in het verslag te schrijven: “Tranformed by Piet Boon and furnished with the best of Dutch Design”. Ook Michaël Verheyden, Atelier Vierkant, The Alfred Collection & Verilin en Serax zijn er te vinden. In de mode was er ten slotte een ‘Best in Shows Award’ voor Dior met de collectie van onze Kris Van Assche, en dit voor de wijze waarop hij een traditioneel kostuum combineerde met speelse zeemansmotieven.

Beyonderground Op 1 en 2 mei 2015 vindt de derde editie van Beyonderground plaats. Dat is een festival rond grafische creativiteit dat inspirerende lezingen en performances van zowel nationale als internationale kunstenaars en designers op het gebied van grafisch ontwerp, illustratie, typgrafie, streetart en muziek brengt. Place to be van het indoorevent is Muziekodroom in Hasselt. Een week eerder start Graphic City, het outdoor­event van het festival. Gedurende tien dagen worden er grafische installaties, workshops en tentoonstellingen georganiseerd in het centrum van Hasselt. www.beyonderground.com Tube Table, Michaël Verheyden

Harald, Raf Simons en Kvadrat

Tyrsa

Maker City in Mechelen Van 19 tot 22 maart 2015 strijkt de makersbeweging neer in Mechelen. Op 19 maart vindt de Maker Conference plaats: een groot netwerkevent waarbij vaklui, Handmade in Belgium’ers, makers, sectorverenigingen, kennisinstellingen, erfgoed­ werkingen, toerismewerkingen, (lokale) overheden én het brede publiek samen­ gebracht worden voor een ‘State of The Union’ rond ambachten en waarbij het de bedoeling is om de lokale maakindustrie als thema weer op de kaart te zetten. Daarnaast is er ook een Maker Market en tijdens het Maker Festival kan het grote publiek een hele dag workshops volgen. Tijdens de Maker Tour zijn er activiteiten van partners en makers in de stad gepland. De Makers is een initiatief van Unizo, met steun van het Agentschap Ondernemen. www.makers.be

Geneviève Gauckler


KORT

7

Mons 2015, Culturele Hoofdstad van Europa Mons 2015 is van start gegaan en aangezien iedereen nu van Mons is, zijn wij het ook. Mode en design zijn altijd al de stokpaardjes geweest van de Bergense burgervader Elio Di Rupo. Een kort overzicht. Modeontwerper Jean-Paul Lespagnard – een van de ambassadeurs van Mons 2015 – is het hele jaar aanwezig: tijdens het openingsfeest, bij creatieve workshops voor groot en klein, en met een zomerse tentoonstelling in Mexicaanse kleuren. Het Maison du Design werd geopend. Tot 30 april 2015 loopt er de Union-tentoonstelling van conceptueel designer Nicolas Destino met een Belgische knipoog. Ook het Centre Keramis opent in La Louvière, een centrum voor onderzoek, ontwerp en productie van keramiek. Alain Berteau ging er al aan de slag en de eerste resultaten vormen nu de Objekten-collectie. Het project was een samen­ werking met Émile Desmedt en Luigi Restaino, die nog ontwierp voor Boch. Objekten is te zien in Keramis van 9 mei tot 12 september 2015. WCC-BF, met zetel in Mons, organiseert in het najaar zijn Europese Prijs voor Toegepaste Kunsten, een internationaal colloquium, filmfestival, workshops, … Van 28 maart tot 7 juni 2015 is er alvast Madame est servie: een tentoonstelling rond gedekte tafels met onder andere de gelimiteerde editie van een schaal van Hugo Meert. Een tiental restaurants in de stad dekken hun tafels met werk van Belgische ontwerpers. En last but not least: CID – Centrum voor Innovatie en Design in Le Grand-Hornu brengt een eerste retrospectieve van de beroemde designer Jasper Morrison, te bezoeken vanaf 10 mei 2015. Sleutelmomenten uit zijn 35-jarige carrière worden samengebracht aan de hand van meubels, gebruiksvoorwerpen en huishoudtoestellen.

Till we drop, Jean-Paul Lespagnard

Thinking Man’s Chair, Jasper Morrison voor Cappellini. Foto: James Mortimer

www.mons2015.eu

Oracles du Design

Drag, Julien Carretero

De tentoonstelling Oracles du Design, een samenwerking van La Gaîté lyrique en het Centre National des Arts Plastiques, toont het design van de toekomst volgens Lidewij Edelkoort. Deze internationale trendwatcher baseert zich voor haar selectie uit de designcollectie van het CNAP op sociale, technologische en ecologische ontwikkelingen. Ze kijkt naar wat belangrijk is voor de industrie, maar ook mode, design en interieur komen aan bod. Oracles du Design toont 250 werken van internationale ontwerpers, zoals Ron Arad, Maarten Baas, Erwan & Ronan Bouroullec, Andrea Branzi, Garouste & Bonetti, Konstantin Grcic, Richard Hutten, Hella Jongerius, Rei Kawakubo, Enzo Mari, Issey Miyake, Jasper Morrison, Scholten & Baijings, Wieki Somers, Robert Stadler, Philippe Starck, Patricia Urquiola en Marcel Wanders. Er is ook een Belgische inbreng met Studio Job, Julien Carretero en Charles Kaisin, en verrassende namen als Tjok Dessauvage en David Huycke. Oracles du Design loopt van 3 april tot 16 augustus 2015 in La Gaîté lyrique in Parijs. www.gaite-lyrique.net


8

KORT

Interior Innovation Awards Op IMM, de meubelbeurs in Keulen, werden de Interior Innovation Awards uitgereikt door IMM en de German Design Council. De bekroonde producten werden samengebracht in een speciale presentatie. In de categorie ‘Furniture’ zijn er twee Belgische winnaars: Alain Gilles en Sylvain Willenz. De BuzziPicNic is een bureau-ontwerp van Alain Gilles voor BuzziSpace, dat ook als tafel om aan te eten of vergaderen kan dienen. De Profile Table van Sylvain Willenz voor het Duitse Stattmann Neue Moebel is een aanvulling bij de stoel die hij eerder bij dit merk uitbracht. In de categorie ‘Outdoor’ viel de Walrus van Extremis in de prijzen, een ontwerp van Dirk Wynants. Dit is een outdoorsofa waarvan de achterkant simpelweg opengeritst kan worden om de zetel­ covers in op te bergen. Het geheel is ook beschermd tegen de regen.

BuzziPicNic, Alain Gilles voor BuzziSpace

Profile Table, Sylvain Willenz voor Stattmann Neue Moebel. Foto: Pixelgarten

Walrus, Dirk Wynants voor Extremis

Print Art Fair

Fashion Lab ‘circulaire mode’

Meer dan dertig toonaangevende kunstenaars, designers en self-publishing artists uit binnen- en buitenland presenteren en verkopen hun drukwerk tijdens de jaarlijkse Print Art Fair van het Frans Masereel Centrum op 29 maart 2015. Je vindt er een unieke selectie prints en artist books. Daarnaast stellen Ronald Van de Sompel en Elke Couchez tijdens de beurs hun onderzoek voor naar ‘print in de openbare ruimte’, zijn er lezingen en interviews, pakt het uitgeverscollectief MOREpublishers uit met een nieuwe editie en loopt er een tentoonstelling van kunstenaar Manor Grunewald.

Het Fashion Lab ‘circulaire mode’ wordt georganiseerd in het kader van Fashion Flows, dat ontstond binnen Stadslab 2050: het traject van de stad Antwerpen dat werkt aan een duur­ zamere stad. Met een afzonderlijk spoor rond mode toont het dat er nog heel wat mogelijkheden zijn binnen deze sector. Samen met Flanders Fashion Institute en Plan C en met ondersteuning van Pantopicon zet het Fashion Lab ‘circulaire mode’ concrete projecten op die streven naar een duurzamer modebeeld in België. Het wil niet alleen inspiratie bieden, maar ook het potentieel van circulaire mode aantonen met een aantal innovatieve voorbeelden. Daarnaast stelt het een aantal lopende experimenten voor waarbij iedereen kan aansluiten en nieuwe ideeën mag lanceren. Tot slot is er ook de mogelijkheid om je eigen businessplan (en de duur­ zaamheid ervan) af te toetsen bij een panel van coaches. Het Fashion Lab ‘circulaire mode’ vindt plaats op 30 maart 2015 in het Felix Pakhuis in Antwerpen.

www.fransmasereelcentrum.be

www.ffi.be


KORT Kunststof natuurlijk / Synthetic by Nature Milieu en design, het blijft een gespan­ nen relatie. Mogelijk kunnen de nieuwste (bio)composietmaterialen de druk van de ketel halen, want het productieproces van glas- en koolstofvezelcomposieten is sterk verbeterd en vlotter toepasbaar. En de opmars van biocomposieten op basis van plantaardige vezels zoals vlas, hennep en bamboe is niet te stuiten. Het lichtgewicht, de stevigheid en de lange levensduur in combinatie met een efficiënte productie maken dit tot mate­rialen met een veelbelovende toekomst. De meest recente ontwikkelingen en ontwerpen komen aan bod tijdens een namiddag met boeiende lezingen in Design museum Gent op 2 april 2015. Wetenschappers en designers uit België en Nederland belichten dit hoopvolle verhaal van glas-, koolstof- en biocom­ posieten van diverse zijden. Ontwerp­ praktijk, materiaalinnovatie en culturele waarden komen uitgebreid aan bod. Een tentoonstelling met actueel design uit vlas- en hennepcomposieten loopt in dit museum van 2 tot 26 april 2015. De lezingensessie en tentoonstelling zijn ontstaan vanuit een project rond wetenschapscommunicatie van LUCA – School of Arts en worden gerealiseerd in samenwerking met Departement Materiaalkunde KU Leuven, Design

9 museum Gent, European Confederation of Flax and Hemp, Design Vlaanderen, Texture en het Algemeen Belgisch Vlasverbond. Vanaf 3 april 2015 presenteert het museum ook de laureaten van de Prijs voor Vormgeving Provincie OostVlaanderen 2014. Prijsbeesten zijn textielontwerpster Hermine Van Dijck en grafisch vormgever Pieter Willems (Pjotr). Op diezelfde datum start ook de tentoonstelling Van vlinders en mieren, met het werk van Arne Jacobsen als inspiratiebron. Vanaf 7 mei 2015 palmt het designerscollectief De Invasie een deel van het museum in om hun vijfjarige bestaan te vieren. www.designmuseumgent.be

Digitale muur van het MoMu Met de steun van Toerisme Vlaanderen ontwikkelde het Antwerpse Mode­ Museum in zijn overdekte inkom aan de Nationalestraat een digitale muur met multi-touch technologie. Bezoekers kunnen er simultaan beeld- en video­ materiaal, informatie in vijf verschillende talen en het laatste nieuws over de expo’s en evenementen van MoMu raadplegen. Ook info over de partners in ModeNatie, zoals de modeafdeling van de Antwerpse Academie en het Flanders Fashion Institute, kan worden opgevraagd. Het concept werd ontwik­ keld door David Dos Santos, de techni­ sche uitwerking is van Lab101.

Apollo, EGIDE

Konstantin Grcic in Z33 In samenwerking met Vitra Design Museum presenteert Z33 in Hasselt Panorama: de nieuwste tentoonstelling in hun reeks over de toekomst. Na Space Odyssey 2.0, Atelier à Habiter en Future Fictions, voegen ze nu de visie van Konstantin Grcic toe aan het langlopende onderzoek waarin ontwerpers, architecten en kunstenaars mogelijke scenario’s bedenken voor het leven in de nabije toekomst. Uit Grcics werk spreekt een logisch en helder ontwerpproces, respect voor productie­ methoden en een eerlijk gebruik van materialen. Speciaal voor deze tentoonstelling ontwikkelde hij drie grote installaties die zijn persoonlijke visie op het leven in de toekomst weergeven, rond de thema’s wonen, werken en de publieke ruimte. Een vierde ruimte in de tentoonstelling toont Grcics ontwerpen, prototypes en tekeningen, aangevuld met werken van andere ontwerpers en alledaagse en gevonden voorwerpen. Op 21 april 2015 geeft Grcic een lezing in UHasselt. De tentoonstelling loopt tot 24 mei 2015. www.z33.be

Myto Chair, Konstantin Grcic, collectie Vitra Design Museum. Foto: Florian Böhm © KGID


10 Milan Design Week: Confronting the Masters Omdat de Triennale di Milano dit jaar al was ingenomen door de wereldexpo moest Belgium is Design op zoek naar een andere locatie. De Sala Napoleonica van de Accademia di Brera in het hartje van Milaan bleek een uitstekend alternatief. Dit jaar geen thematentoonstelling in de Milan Design Week, maar wel een overzicht van de door Roularta en Stichting Interieur uitgeroepen ontwerpers van de afgelopen 10 jaar: Alain Berteau, Sylvain Willenz, Nathalie Dewez, Alain Gilles, Stefan Schöning, Bram Boo, Nedda El-Asmar, Jean-François D’Or, Marina Bautier. Muller Van Severen zijn de winnaars van editie 2015. In het historische kader van Brera wordt hun meest recente werk voorgesteld en gaan zij, omringd door academische studiebeelden van klassieke grootmeesters, in een scenografie van Danny Venlet, zonder vrees de confrontatie aan met het eeuwenoude culturele erfgoed. De Milan Design Week loopt dit jaar van 14 tot 19 april 2015.

KORT Collect Design Vlaanderen neemt van 8 tot 11 mei 2015 opnieuw deel aan Collect, de meest selecte crafts-beurs ter wereld, georganiseerd door de Engelse Crafts Council. Locatie is opnieuw de prestigieuze Saatchi Gallery in Londen. Design Vlaanderen werkt er samen met WCC-BF en toont juwelen van Ann Alleweireldt, Siegfried De Buck en Peter Vermandere, keramiek van Mieke Everaet, Yves Malfliet, Jeanne Opgenhaffen en Ann Van Hoey en glas van Sylvie Vandenhoucke. Aan de vooravond van Collect houdt de Belgische ambassadeur in Londen een preview voor collectio­ neurs, galeries en musea. Ook Galerie Lachaert neemt deel aan Collect.

www.belgiumisdesign.be

3 pieces desk, Muller Van Severen. Foto: Frederik Vercruysse

Reciprocity Design Luik De 2de editie van Reciprocity, de Internationale Triënnale voor design en sociale innovatie, vindt plaats van 1 oktober tot 1 november 2015. Thema is ‘Design for Food – The Taste of Change’, hiermee aansluitend bij het thema van de wereld­ expo in Milaan met zijn ‘Feed the Planet. Energy for Life’. Nadruk ligt op de lokale realiteit in de stad en de provincie Luik, en hoe de problemen rond sociale cohesie en eten er kunnen aangepakt worden. Er wordt een internationale oproep gelanceerd naar designers en designscholen (product­ ontwikkeling, grafische vormgeving, interieurvormgeving, service en social design), waarbij gezocht wordt naar tools en ingrediënten die ons leven en onze voeding kunnen verbeteren. Een 60-tal projecten worden geselecteerd voor de tentoon­ stelling in het Musée de la Vie wallonne. Er worden tevens een aantal prijzen uitgereikt. Inzenden kan nog tot 31 maart 2015. www.designliege.be

The Softenon Kid, Yves Malfliet


SHOOT SHOOT SHOOT SHOOT SHOOT SHOOT SHOOT SHOOT SHOOT SHOOT SHOOT SHOOT SHOOT SHOOT SHOOT SHOOT SHOOT SHOOT SHOOT SHOOT SHOOT SHOOT SHOOT SHOOT De stijl van het huis Fotografie: Black Box Studio


12 SHOOT

Johan Vandebosch voor cultuurcentrum De Velinx, Tongeren


Sang Woo Vandenbosch voor Opera Vlaanderen/Ballet Vlaanderen, Antwerpen en Gent

SHOOT 13


14 SHOOT

Creneau voor restaurant Het Gegeven Paard, Utrecht


Waving Flags voor optiekzaak Onghena Opticiens, Nieuwkerken-Waas

SHOOT 15


16 SHOOT

Olivier Smets voor kledingwinkel Ampersand, Gent


THEMA THEMA THEMA THEMA THEMA THEMA THEMA THEMA THEMA THEMA THEMA THEMA THEMA THEMA THEMA THEMA THEMA THEMA THEMA THEMA Het thema van dit nummer is helemaal gewijd aan identiteit. Hoe gaan designers met een etnisch diverse origine om met hun achtergrond, hoe treden ontwerpers als designcollectief naar buiten en hoe gaan ze om met identiteit binnen social­ designprojecten? Daarnaast komen ook aan bod: trends in body modification, het begrip normcore, de hipsterbeweging, de hype van gepersonaliseerde producten en design in de kerk.


HOE GOED DESIGN NET EEN MAGISCHE TANGO IS De identiteit van de ontwerper versus de identiteit van het bedrijf — Elien Haentjens Waarom kiezen sommige ontwerpers ervoor om vrijwel anoniem producten te ontwikkelen voor andere bedrijven? En spelen anderen doelbewust hun naam uit? En waarom kiezen sommige bedrijven ervoor om een zogenoemde star designer voor hun kar te spannen? En vooral, hoe bewaak je als designer je eigen identiteit?

18

Net zoals in de architectuur, mode of gastro­ nomie vond ook in de designwereld de laatste jaren de trend van de star designers ingang. In een wereld waar marketing en snelle consumptie vaak de bovenhand halen, werd het ook voor designbedrijven steeds belang­ rijker om uit te pakken met bekende namen. “Net als artiesten of ambachtslieden maken ze objecten die bestaan om het object, om de vorm, en die een uiting zijn van hun eigen persoonlijkheid”, stelt Timothy Macken van MADE. “Vaak vind ik figuren als Marc Newson, Marcel Wanders of Karim Rashid inspirerend omdat ze een intrigerende sfeer rond zichzelf weten op te trekken. Al wil ik onszelf niet vergelijken met deze star designers. Want wij zijn evenveel bezig met het strategische proces als met het eindresultaat.” Johan Bonner van Pars Pro Toto wil ook een kanttekening plaatsen bij het fenomeen: “Je moet als bedrijf in de eerste plaats altijd goed weten wat je wilt bereiken met de inschakeling van een designer, en daar je keuze op afstemmen. Vaak blijft de rol van een star designer beperkt tot het puur

vormelijke, en tot het gebruik van de naam voor marketingdoeleinden op korte termijn. Soms bevindt zo’n samenwerking zich zelfs op de rand van de prostitutie. Want als er niet voldoende tijd, visie en geld kan worden geïnvesteerd in de ontwikkeling, zal de inno­verende kracht van het product ontbreken. En dan zal iedereen teleurgesteld achterblijven.” “Het is als bij tango: beide partners hebben een wezenlijke bijdrage aan de magie van de dans”, gaat Bonner verder. “Zo werkte ik ongeveer vijftien jaar geleden bij Samsonite eens samen met Philippe Starck. Hij maakte het ons extreem moeilijk, en wilde op niets toegeven. Hij dreigde er zelfs mee naar onze CEO te bellen als we er niet in slaagden om zijn wensen te realiseren. Maar net dankzij die koppigheid hebben we alle mogelijkheden onderzocht, en hebben we uiteindelijk iets heel strafs gerealiseerd.”

thema


Sunny Love, Quut, Pars Pro Toto

Lili en Sloopi, Quut, Pars Pro Toto

Alto, Quut, Pars Pro Toto

BRINGME, MADE voor BRINGMEÂ

thema

Lili, Quut, Pars Pro Toto

Starfish, Quut, Pars Pro Toto

Sloopi, Quut, Pars Pro Toto

Tolkpost, MADE voor Televic Conference

19


Klant en gebruiker eerst Persoonlijk kiezen beide heren er uitdrukkelijk voor om als ontwerper meer op de achtergrond te blijven. “Ik hoop dat mensen voor ons als studio kiezen, dat ze snappen dat het ons niet alleen gaat om een mooi resultaat, maar vooral om de weg naar een succesvol product”, stelt Macken. “Want we zijn bezig met producten die vaak meer complexe ervaringen moeten overbrengen op een gebruiker, en we stemmen onze producten dan ook in eerste instantie af op de noden van die gebruiker.” “Ook bij Pars Pro Toto is er niemand die echt persoonlijk naar buiten wil treden, we maken allemaal deel uit van één team”, vertelt Bonner. “Eigenlijk ben ik de enige die al eens interviews geeft. Voor een overzichtsexpo van ons werk hebben we zelfs een soort persoonlijke Stig gecreëerd (de man die in het bekende Britse autoprogramma Top Gear lange tijd incognito auto’s testte, red.). Want het gaat in eerste instantie over het product. En niet over de ontwerper.” “Die visie vloeit voort uit het feit dat we voor de klant werken, we stellen onze diensten 100 procent in functie van zijn merk. Soms gaan we de identiteit van het merk een beetje interpreteren, maar we zullen bijvoorbeeld nooit bollen gebruiken voor de vormgeving van een bedrijf dat tot dan toe altijd met piramides heeft gewerkt. Want de merkwaarde blijft tenslotte hun allerbelangrijkste troef.” “Ook wij luisteren in eerste instantie zeer goed naar de eisen, wensen en mogelijkheden van de klant”, stelt Macken. “Tegelijk zijn we de advocaat van de gebruiker. We doen onderzoek naar wat die wil, en dat geeft ons argumenten om – indien nodig – de klant te vragen om zich aan te passen.” Hoe de bureaus er dan voor zorgen dat de ontwerpen ook binnen hun eigen designvisie blijven passen? “Klanten vragen ons als specialist op het vlak van design en innovatie, dus het is aan ons om hun vertrouwen te winnen”, legt Macken uit. “Zodat ze niet het gevoel hebben dat ze zich moeten aanpassen, maar wel dat er door een goede communicatie en argumentatie samen voor een bepaalde weg wordt gekozen. Aangezien we nog met een relatief klein team zijn, kunnen we tijdens het ontwerpproces ook gemakkelijk bij elkaar over de schouder kijken. Op die manier stuurt iedereen elkaar wat bij, en blijven we trouw aan onze filosofie. Bovendien gaan we pas met een bepaalde klant in zee als die een realistisch, beloftevol project heeft. De meeste klanten weten wel wat ze kunnen verwachten van een ontwerpbureau. Al zijn velen onder hen verrast dat we ook onderzoek en ideegeneratie doen, en dat ook digitaal design of servicedesign deel kunnen uitmaken van het proces.” “Als klanten echt niet binnen onze filosofie passen of als ze te veel eisen zonder daar financiële middelen tegenover te stellen, weigeren we hen soms”, vertelt Bonner. “Zo willen we in de eerste plaats degelijke producten en diensten bedenken en ontwerpen die een meerwaarde bieden, en dat tegen een eerlijke prijs. Soms komen klanten na verloop van tijd terug, en zeggen ze ons dat we gelijk hadden. Het uitgangspunt moet te allen tijde realistisch blijven, want we zijn geen magiërs.”

Optimale synergie Het ontwerpteam Pars Pro Toto functioneert sinds de lancering van dochteronderneming Quut zelf ook als zijn eigen klant, en dat heeft zowel voor- als nadelen. “Anders dan bij Pars Pro Toto waar de klant een groot aantal designkeuzes stuurt, moeten we bij Quut alle finale keuzes zelf maken, en dat hebben we in het begin wel onderschat. Want we kennen elkaar zeer goed, maar soms ontstaan door dat

20

gebrek aan een extern klankbord al eens kleine gevechtjes. Anderzijds kunnen we onze producten voor Quut langer in vraag blijven stellen, terwijl we voor een klant soms verplicht zijn om een project af te ronden. Omwille van tijdsgebrek, budgetbeperkingen of omdat het moet passen bij hun bestaande gamma. Bij Quut zijn we vrij om alle elementen – zoals beursstanden, logo, producten en communicatie – voortdurend op elkaar af te stemmen, en dus voortdurend bij te schaven. Zodat er een optimale synergie ontstaat.” Dat die strategie loont, bewijzen de cijfers. Na een dikke twee jaar wordt Quut in meer dan dertig landen verkocht, is het gamma uitge­ breid tot tien producten en richt het bedrijf zich naast speelgoed voor het strand nu ook op badspeelgoed. “Intussen hebben we zelfs fans, mensen die al onze producten willen verzamelen. En dat vormt voor ons meteen het bewijs dat ons uitgangspunt correct was: we wilden degelijk strandspeelgoed met een meerwaarde maken. Dat die strategie zelfs in een erg prijsgevoelige sector werkt, bewijst dat mensen wel degelijk willen betalen voor kwaliteit”, stelt Bonner. Dankzij het Quut-verhaal begrijpen andere klanten niet alleen waarvoor Pars Pro Toto staat, maar heeft het bedrijf ook heel wat extra professionele knowhow opgebouwd. “Door onze eigen ervaringen met consumenten en internationalisering kunnen we onze klanten beter begeleiden, en komt onze filosofie geloofwaardiger over. Want er kan maar één bedrijf de goedkoopste zijn. En dus gaat ontwerpwerk bij ons altijd gepaard met een strategisch verhaal. In de meeste sectoren is het door de opkomst van meer intelligente producten niet langer de vormgeving die het verschil maakt, maar wel de positionering en de anticipatie op de concurrentie.” Mooie voorbeelden van hoe Pars Pro Toto die strategie toepaste, zijn onder meer Bebat en Vandersanden. “Beide bedrijven zijn in eerste instantie naar ons gekomen voor een relatief kleine opdracht. Intussen hebben we voor Bebat de hele vorm en stijl van het kantoor en de multimedia bepaald, en hebben we alle containers voor de winkels en containerparken ontworpen. Vandersanden is op zijn beurt uitgegroeid tot een van de meest innovatieve bedrijven in zijn sector. En daarin heeft onze denkoefening op merkniveau en onze hulp bij de vernieuwingsoperatie van de afdelingen een grote rol gespeeld.”

Persoonlijke zoektocht Net zoals Pars Pro Toto met Quut gedaan heeft, kiezen ook individuele designers er soms voor om een eigen merk op te richten. Zo lanceerde Dirk Wynants meer dan twintig jaar geleden zijn tuinmeubelbedrijf Extremis, en verovert hij er intussen de hele wereld mee. Zo vatte ook Marina Bautier de koe bij de hoorns met de oprichting van MA. Op die manier wil ze het hele proces onder controle houden, én een duidelijke eigen identiteit realiseren. Al kiest de meerderheid van de ontwerpers die hun eigen identiteit willen vestigen er uiteindelijk voor om als externe designer aan de slag te gaan. Zo gaf de jonge ontwerper Frederik Delbart een klein jaar geleden zijn baan bij Philips op om zijn eigen studio op te richten. “Bij Philips maakte ik deel uit van een groot team waarin iedereen zijn taak had en efficiëntie voorop stond. Op zich stoorde me dat niet, want ik heb daardoor veel geleerd. Zo werkte ik bijvoorbeeld verschillende maanden aan de verlichting van de Ghelamco-arena. Al was het wel een beetje vreemd en jammer dat je een groot project soms van de ene op de andere dag moest afstaan. Bovendien komt voor een groot bedrijf het kostenplaatje op de eerste plaats, waardoor je er steeds moet zoeken naar een evenwicht tussen een efficiënte tijdsindeling, kosten en creativiteit.” “Met mijn eigen studio kan ik meer naar een evenwicht streven tussen mijn filosofie en de filosofie van de bedrijven waarvoor ik werk.

thema


Zo ben ik momenteel bezig met een ontwerp voor La Chance, een Frans designmerk waarvoor ik alle registers kan en moet opentrekken. Tegelijk creëerde ik voor het Belgische Per/Use The Lovers, een lamp die het grote publiek moet aanspreken. Dat ik van in het begin bij dat bedrijf betrokken ben, is een voordeel: het voelt als een familie die me vertrouwt.” “Elk project vormt dus een nieuwe uitdaging, en ik vind het boeiend dat ik me er zoals een kameleon telkens aan kan aanpassen. Al moet je er als ontwerper voor meerdere merken wel over waken dat je je eigen identiteit niet verloochent. Daarnaast hou ik er ook van om elke fase van het ontwerp te kunnen volgen: van het onderzoek over het concept en de prototypes tot de productie. Om dat alles in goede banen te kunnen leiden, combineer ik diverse managementtechnieken, zowel van grote multinationals als van kmo’s, in mijn eigen studio.” Hoewel al deze keuzes op het eerste gezicht vanzelfsprekend lijken, gaat er toch vaak een intense persoonlijke zoektocht aan vooraf. Zo zit het duo kuppers&wuytens momenteel midden in dat proces. “Het liefst van al zouden we alles zelf blijven doen, maar dat is onmogelijk. We zijn op een punt gekomen dat we knopen moeten doorhakken, en een keuze moeten maken”, stelt Jan Kuppers. “Willen we alles toch zelf blijven doen, dan moeten we ons team sterk uitbreiden. Maar dat vraagt een enorme financiële investering. Een andere optie is om voor een bepaalde sector te kiezen, en ons daarin te specialiseren. Of om bepaalde aspecten uit te besteden. Aan een vertegenwoordiger, die op commissie werkt. Of aan een bedrijf dat ook de volledige productie op zich kan nemen. Willen we op die manier een stuk onze vrijheid om te ontwerpen terugkopen? Of zullen we alleen nog massaproducten tekenen voor andere bedrijven, terwijl we daarnaast gelimiteerde objecten in eigen beheer blijven uitbrengen voor het galerijcircuit? Zodat we daarmee onze artistieke identiteit kunnen uitdragen? Voorlopig zijn we er nog niet helemaal uit hoe we ons willen profileren, maar één ding staat als een paal boven water: we vinden het fijn om dingen te ontwerpen en te maken, en willen onze pure, eenvoudige vormgeving op diverse sectoren blijven toepassen. Want we willen zeker niet louter als het duo van de handtassen door het leven gaan.”

www.haveitmade.be www.parsprototo.be www.frederikdelbart.be

Pars Pro Toto voor Recupel

The Lovers, Frederik Delbart voor Per/Use

thema

21


Van een individuele houding naar een groter gemeenschappelijk doel

Ontwerpen van en voor een gemeenschap — Kurt Vanbelleghem

Zwart Veldje, Roel Vandebeek. Foto: Kristof Vrancken

22

thema


Gepassioneerde designers hun ding zien doen binnen de gemeenschap: het is bijzonder. Je hoort enthousiaste deelnemers, de designers spreken over een er­varing die hun leven heeft veranderd, politici prijzen de methodologie en de uitkomst. Maar vaak is die uitkomst niet zo feestelijk. Vele socialdesignprojecten komen niet van de grond omdat de nodige dynamiek met de stakeholders ontbreekt. Een vaak gehoord argument is dat die mensen elkaar niet kennen en dus moeilijk kunnen samenwerken of dat ze ook niet echt geïnteresseerd zijn. Valt social design nog te redden? En hoe dan? Binnen de ontwikkeling van een socialdesignproject word je als ontwerper op verschillende manieren geconfronteerd met ‘identiteit’. Je werkt met tal van individuen samen, en je probeert hen te verbinden en te enthousiasmeren om bottom-up een bepaald traject af te leggen. Daarvoor moet je als ontwerper stakeholders overtuigen om te herdenken wat eerst vanzelfsprekend leek: niet eenvoudig. Zeker bij projecten op straat- en wijkniveau word je geconfronteerd met verschillende culturen, waarbij mensen vaker naast of in conflict met elkaar leven dan met elkaar. In voorbereidende workshops of infosessies zijn confrontaties met verschillende identiteiten onvermijdelijk. De psychologische uitdagingen binnen zulke ad-hocbijeenkomsten zijn groot. Zodra iemand een bepaald idee heeft uitgesproken, is het best moeilijk om die persoon van gedachten te laten veranderen. Iedereen voorbij zijn eigen opvattingen doen kijken om aan een groter geheel mee te werken, is met voorsprong de grootste uitdaging waarvoor je als designer komt te staan. Dus hoe kom je binnen socialdesignprojecten tot relevante resultaten? Een aangewezen methode is het creëren van verbondenheid. De theorie rond sociale identiteit heeft het over een ingroup wanneer individuen hun gedrag automatisch uniformiseren zodra ze zich identificeren met de identiteit van een bepaalde groep. Op dat moment gaat een individu ook functioneren als een lid van die groep. Je wilt dus zo snel mogelijk een ingroup creëren, zodat je gemakkelijker gemeenschappelijke overtuigingen, gedragingen en doelen vindt. Om dit te stimuleren, vertaal je zoveel mogelijk individuele attitudes in grotere gemeenschappelijke doelen. Een gemeenschap is gebaseerd op vertrouwen. Elke gemeenschap wordt gedefinieerd door wat we over elkaar weten op basis van de gedachten, gevoelens en ervaringen die we delen. Socialdesign­ projecten moeten zich dus ook baseren op opgebouwd en gedeeld vertrouwen. Daarvoor vertrek je het best vanuit een bestaande gemeenschap, waarbinnen je dan nieuwe gespreksonderwerpen aanbrengt die de individuele deelnemers de kans geven om hun eigen identiteit verder uit te bouwen. Ook nieuwkomers blijven niet immuun voor de invloed van zo’n gemeenschap, want het is onze menselijke natuur om anderen die we vertrouwen te gebruiken als referentiepunt bij het ontwikkelen van onze eigen gedachten en attitudes. Via workshops laat je alle deelnemers met elkaar praten over de zaken die ze graag hebben of doen. Op die manier bouw je vertrouwen op. Zo stuur je ook het volledige proces, en kun je individuele visies en doelstellingen veranderen. Als ontwerper focus je vooreerst op het proces van vertrouwensopbouw, en niet op de resultaten. Zulke gesprekken definieer je het best zo breed mogelijk: ‘elke vorm van interactie tussen het individu en de gemeenschap waarbij de klemtoon ligt op het opwekken van verbindende emoties’. Neem je deelnemers mee op een uitstap die ogenschijnlijk niets met het project te maken heeft, ga bijvoorbeeld skydiven of bergwandelen, organiseer een tentoonstelling, ... Je moet hen ervaringen laten delen, ga er niet vanuit dat dat al gebeurd is.

thema

Drie beknopte getuigenissen van social designers over hun projecten bieden een eerste inzicht in de complexiteit van community based design. De geïnvesteerde tijd, de medewerking van lokaal verankerde personen en de persoonlijke inzet blijken bepalende factoren. BAM! Varkensmarkt Aalst De Aalsterse winkelbuurt op de rechteroever van de Dender telt naast heel wat leegstand ook best wat misnoegde bewoners en handelaars. Het gevolg is een bijzonder negatieve sfeer en een slecht imago. BAM! Varkensmarkt Aalst is een socialdesignproject van Namahn, Yellow Window en Strategic Design Scenarios dat met ontwerpmethodes en samen met de buurtbewoners op zoek ging naar manieren om sociale en structurele knelpunten in de buurt te verhelpen of onder de aandacht te brengen. Vishall Jankie van Namahn vertelt over zijn ervaringen. 18

2

30

escargots Golden B afrikaanse winkel

4

rainbow tropical afrikaanse winkel

Deniz market

32

19

‘t schuurtje delicatessen

carrefour supermarkt

Het doel van het project was om de buurt rond de Varkensmarkt in Aalst een positieve impuls te geven. De handelaars komen niet goed overeen. Verschillen in afkomst, nieuwe versus oude handelaars, de ene straat versus de andere: er heerste een totale versplintering. We hadden niet de tijd en de financiële middelen om te focussen op de creatie van één gemeenschappelijke identiteit, dus we zijn eerder actiegericht te werk gegaan. We riepen de handelaars op om gezamenlijk kleinschalige initiatieven te doen met de ontwerpers. Zo wilden we hen aantonen dat ze door samen te werken iets positiefs konden bereiken.

23


Het was absoluut niet gemakkelijk om tot hen door te dringen. Een aantal van de handelaars wantrouwde de stad Aalst. Daarnaast is het sowieso lastig om hardwerkende zelfstandigen te motiveren om in hun vrije tijd iets te doen waarbij ze niet direct baat hebben. We hebben als ontwerpers het voortouw genomen en het eerste initiatief zelf uitgevoerd. Het resultaat was een plattegrond met foto’s van de diverse winkels in de buurt. Die hebben we feestelijk gepresenteerd, waardoor we direct meer gehoor kregen. We zijn er niet in geslaagd om de deelnemers te overtuigen dat dit project ook ‘iets van hen’ is. Daarvoor was de looptijd van het project veel te kort. We waren als ontwerpers ambitieus, maar we hebben geleerd dat zo’n project veel meer tijd kost: het winnen van vertrouwen, motiveren tot bijdrage en stimuleren van eigenaarschap zijn geen processen die je kunt versnellen. Achteraf gezien hebben we wel voor verandering gezorgd. Van bij de opstart van het project leek het ons belangrijk om het project een duidelijke identiteit te geven. BAM! als roepnaam samen met een comic style logo verlaagde de drempel. En dat idee is ook door de handelaars zelf opgepikt. Het is aangenaam om te zien dat enkele handelaars in samenwerking met een ontwerp­ bureau inmiddels ook een logo hebben gemaakt. Het idee is dus toch blijven hangen en zij hebben het naar hun hand gezet. www.namahn.be

Zwart Veldje, Heerlen Het ‘Zwart Veldje’ was een troosteloos geasfalteerd voetbalpleintje in een achtergestelde buurt in het Nederlandse Heerlen. Tot designer Roel Vandebeek het vijf jaar geleden omtoverde tot een plek met een bredere bestemming waar het aangenaam toeven is. Hierbij een korte beschrijving van hoe hij dit heeft aangepakt. Het project Zwart Veldje kwam voort uit een plan van een externe stedenbouwkundige/landschapsarchitect. Hij had het idee om ‘kankerplekken’ in de stad om te vormen tot pocket parks. De aanleiding was het ‘krimp’-fenomeen (mensen die uit de wijken wegtrekken) waarmee Heerlen, zoals vele andere steden, kampte. Een van de mogelijke oplossingen is die verwaarloosde plekken aanpakken en de gemeenschap daarbij betrekken. Bewoners werden op de hoogte gebracht van dit idee, met de duidelijke boodschap dat zij ook inspraak zouden krijgen. De bedoeling: een pleinontwerp voor en door de bewoners, in samenwerking met een externe ‘kunstenaar’ die de behoeften/ideeën van de bewoners (van jong tot oud) vertaalt in een ontwerp. De gemeente heeft zich dus altijd op de achtergrond gehouden. Ik was één van die ‘kunstenaars’ en als Belg bleek het niet zo vanzelfsprekend om vertrouwen te krijgen in zo’n volkse Nederlandse gemeenschap. De sociaal werker van de wijk waarin het Zwart Veldje ligt, werd mijn aanspreekpunt. Als vertrouwenspersoon van de bewoners had hij prima contacten. Om een goed beeld te krijgen van wat er leeft bij deze gemeenschap stelden we samen een vragenlijst op, waarmee hij dan langsging bij de mensen die rond het plein wonen. Eén van de vragen aan de bewoners was of ze actief wilden deelnemen aan de geplande werksessies om samen met de kunstenaar tot een nieuw plan te komen. Een hele hoop mensen stelden zich kandidaat: de vergaderingen konden beginnen. Mijn belangrijkste opdracht was om alle bewoners mee te krijgen in het verhaal. Alleen zo zouden ze zelf ambassadeur worden van het ontwerp. Het was de bedoeling dat er na de afwerking van het plein ook een bepaalde sociale controle zou zijn. Die krijg je alleen maar als bewoners het als hun plein gaan beschouwen.

Zwart Veldje, Roel Vandebeek. Foto: Kristof Vrancken

24

thema


De aanstelling van een externe kunstenaar is volgens mij een cruciale zet geweest in de uitbouw van het gemeenschapsgevoel rond het Zwart Veldje. De bewoners hadden nooit het gevoel dat hen iets werd opgedrongen. Werkgroepen deden voorstellen en namen beslissingen, de gemeente diende alleen als ondersteuning. Zo ontstond er een rechtstreekse relatie tussen gemeenschap, kunstenaar/ontwerper en realisatie. Door deze directe aanpak en structuur werden daadwerkelijk de ideeën uit de gemeenschap vertaald en gerealiseerd. Mijn rol kun je het best omschrijven als het realiseren van een vormelijke symbiose tussen de verschillende identiteiten van de bewoners, waarvan zij dachten dat dit geen mooi geheel kon worden. www.depotroelvandebeek.be

Manifest voor Winterslag Cité Voor migranten van de tweede of derde generatie blijkt het niet evident om een eigen identiteit te vinden. Grafisch ontwerper Niek Kosten ging met zijn arsenaal aan designkennis in Winterslag op zoek naar manieren om die problematiek te visualiseren. De identiteitsproblematiek in de wijk Winterslag was het uitgangspunt van het Winterslag Cité-project. Identiteit brengt binnen een multiculturele en relatief jonge gemeenschap heel wat uitdagingen met zich mee. Ik zag vooral de moeilijke zoektocht naar identiteit bij allochtone jongeren van de derde generatie. Gelukkig waren er elementen voor een gemeenschappelijke identiteit, zoals de boeiende honderdjarige geschiedenis van de wijk, met de opkomst en het verval van de koolmijn. Ook de reeds aanwezige maar niet als dusdanig erkende wijkidentiteit (graffiti, bloeiend verenigingsleven, kleuren die eigen zijn aan de wijk, rivaliteit met andere wijken, ...) vormde een inspiratiebron. Door deze elementen te visualiseren met onder andere affiches werd het abstracte gegeven ‘identiteit’ concreet en was het gemakkelijker om de inwoners aan te zetten om hierover te reflecteren. Van bij de aanvang van het project nam ik contact op met de sleutelfiguren in Winterslag Cité: de wijkmanager en een buurt­ opbouwwerker. Personen met een hart voor de wijk die dagelijks bezig zijn met het versterken van het complexe sociale weefsel in de gemeenschap. Zij waren enthousiast over mijn plannen en begrepen dat een nieuwe bewustwording rond identiteit de wijk kon stimuleren en op een positieve manier in beeld kon brengen. Ze brachten me door het proces heen geregeld in contact met personen of groepen uit de wijk. Zo was het gemakkelijker voor de inwoners om zich open te stellen voor mijn project. Ik betrok inwoners individueel en in groepen bij kleinere thematische experimenten die elk hebben bijgedragen aan het uiteindelijke ontwerp. De resultaten van die onderzoeken vertaalde ik in een manifest, dat dan als krant en op affiches in de wijk verspreid werd. Dat manifest riep met slogans op tot samenhorigheid en het uitdragen van hun gemeenschappelijke identiteit. Daarvoor gebruikte ik de taal en de beeldtaal van de inwoners, zodat ze het als iets ‘van hen’ gingen beschouwen. Iets tastbaar/visueel maken, is en blijft in mijn ogen iets bijzonder essentieels. Dit gebeurde allemaal in zeer korte tijd, waardoor het haast onmogelijk was om een echte shift te bekomen. Maar het doel van het project was om bewoners te laten reflecteren over een gemeenschappelijke identiteit, en dat is zeker gelukt. Dat merkten we aan de positieve reacties en affiches uit het manifest die in het straatbeeld opdoken.

Manifest voor Winterslag Cité, Niek Kosten

www.niekkosten.be

thema

25


hetzelfde, maar anders De hype van het personaliseren — Leen Creve Van potten choco en flesjes bier tot hippe sneakers, chique pakken, fietsen of meubelen, u kunt ze mee ontwerpen of met uw eigen naam op laten leveren. Het is een uitdaging om als ontwerper dit soort industriële producten mee te bedenken. Want hoe doe je dat, het handje van de eindconsument ferm maar toch zachtjes genoeg vasthouden? Cocreatie in theorie en praktijk, in binnen- en buitenland.

“Empowerment van de consument.” Het was de Franse ontwerpster Matali Crasset die deze woorden in de mond nam, bij de lancering van haar kleerkast voor Ikea in het voorjaar van 2014 in Parijs. Die bestaat uit een metalen frame met een soort van kippengaasstructuur. Daarin kun je plastic gekleurde clips hangen. Helemaal zoals je zelf wilt. Of je kunt één van haar drie voorbedachte dessins namaken. “Ik zou dit object omschrijven als open”, zegt ze. Openheid, empower­ment, cocreatie. Het zijn zware woorden voor plastic clips. Is dit het moment waarop zogenoemd democratisch design een extra laag meekrijgt? Is het nu behalve meer betaalbaar, toegankelijk en inzetbaar ook personaliseerbaar? Waarom nu? En waarom willen we dat: dezelfde, maar toch andere gebruiksvoorwerpen? Ruth Mugge, Associate Professor of Consumer Research aan het departement Product Innovation Management van de Technische Universiteit Delft, heeft onderzoek naar het fenomeen gedaan. Wat zijn goede voorbeelden van personaliseerbare gebruiksvoorwerpen? RUTH MUGGE: Personaliseren houdt in dat consumenten zelf hun producten gaan ontwerpen. Een veel gebruikt voorbeeld is NIKEiD, waarbij consumenten hun eigen paar sneakers kunnen ontwerpen en kopen. Personaliseren werkt als het product op zich belangrijk is voor de consumenten en als ze het kunnen gebruiken voor de expressie van hun identiteit. Zoals kleding en schoenen. Het gaat dus vooral om producten die iedereen kan zien. Het personaliseren van een wasmachine bijvoorbeeld, zal weinig consumenten interesseren. Zijn er nog andere redenen voor een consument om zélf mee te ontwerpen? Hoe meer moeite een consument zelf in het personaliseren van een product heeft gestopt, hoe meer hij of zij dat product een expressie van zijn identiteit vindt. Het gevolg is dat je een sterkere emotionele band met het product ervaart. Daarnaast blijkt ook uit onderzoek dat consumenten een ‘I designed it myself’-effect kunnen hebben. Ze voelen zich dan trots en bekwaam. Ten derde voelt het gepersonaliseerde product uniek aan, wat weer een positief effect heeft voor de consument. Tot slot vinden veel mensen ook het ontwerpproces zélf plezierig. Vallen potten choco en flesjes bier met een naamsticker ook onder personaliseren? Personalisatievormen kunnen verschillen op allerlei manieren. Bijvoorbeeld in de hoeveelheid moeite die de consument erin moeten stoppen. En die kan zowel fysiek als mentaal zijn. Met fysieke moeite bedoel ik dat hij bijvoorbeeld zelf iets gaat verven, mentale moeite draait om het creativiteitsproces. Ten tweede kunnen personalisatie­ vormen ook een verschillende initiator hebben. Bij het verven van een fiets is de consument de initiator, terwijl dat bij de personalisatie van een Coca-Cola-flesje het bedrijf is. Naar mijn mening zijn dat dus twee verschillende vormen van personalisatie, en of de consument ze alle twee ervaart als iets bijzonders zal per consument verschillen. Als je een veelvoorkomende naam hebt, zal een gepersonaliseerd Coca-Cola-flesje minder bijzonder aanvoelen. Dus hier speelt de uniciteit weer een duidelijke rol. Als de input van de consument en het creatieve proces erg beperkt zijn én de consument de personalisatie niet zelf uitvoert, is het maar de vraag of hij hieruit de eerder vermelde voor­ delen zal halen. Waar liggen volgens u mogelijkheden voor te personaliseren design? Je moet vooral voldoende input vragen aan de consument. Als hij er fysiek of mentaal mee bezig is, nemen de voordelen toe en zal hij ook bereid zijn om er meer voor te betalen. Uiteraard zit er wel een maxi­ mum aan de hoeveelheid moeite die consumenten kunnen investeren. Want ze zijn geen professionals en moeten dus geholpen worden. Ontwerpers moeten het personalisatieproces zo maken dat consu­ menten het eindproduct niet kunnen verpesten.

26

thema


Eigen bier, choco en frisdrank STARTERS FRENCH CUT: The Paris has a very distinct look and its characteristic feature is a slim comfort. ENGLISH CUT: The English fit that combines a peaceful and calm appearance with a high level of comfort.

CHOISIR VOTRE VÊTEMENT SUR MESURE Costume Smoking Pantalon Chemise Veste

x x x x x

.... 1 .... .... .... 2 ....

ITALIAN CUT: The Italian ‘Costume’ and therefore more distinctive and a bit slimmer than the English cut.

MAIN COURSE FLAPS: Flaps on the side: This is perhaps the most famous pocket of all. Straight up or with a Twist. PIPINGS: Piping on the side: A Classic! A spicy piping pocket that is an age-old favourite. Straight up or with a Twist. SLANTED: Slanted on the side: A slightly slanted style of pocket, classic design with a modern look. Straight up or with a Twist.

BEHIND EVERY GREAT MAN THERE IS A SHAVED SHEEP APPOINTMENT ONLY

‘Een kostuum op maat vanaf euro.’

490

“LET HIM HAVE IT IT’S NOT WISE TO UPSET A WOOKIEE” Han Solo

Het Belgische biermerk Vedett geeft sinds 2003 de mogelijkheid om een foto te up­loaden die dan op hun groene bierflesjes terechtkomt. “Vedett geeft de helft van zijn verpakking aan de consument”, legt brandmanager Bart Haemelinck uit. “Er worden elke dag 100 à 200 foto’s geüpload. Je kunt dan een bak bestellen met allemaal flesjes met dat beeld op. Sinds kort kun je zelfs 24 unieke etiketten bestellen en ze thuis op de flesjes kleven. Ook de gewone bakken Vedett krijgen doorgestuurde foto’s mee. Wij gebruiken 260 verschillende foto’s per 1 miljoen etiketten. Elke foto komt dus 3 800 keer terug, zo wordt de kans reëel dat je je foto toevallig tegenkomt.” Recenter hield Coca-Cola een soortgelijke actie met namen op flesjes en blikjes: van juni tot oktober 2014 werden 124 000 gepersonaliseerde flesjes en blikjes CocaCola verkocht, met 3 000 verschillende voornamen. Chocomerk Nutella zorgde eind 2014 voor 3 miljoen etiketten met de 108 meest voorkomende voornamen en met 20 troetel- of familienamen als Broer, Zusje, Sjoeke, Lieverd, Schatje, Liefje, Zoetje, Pruts, Mama en Papa. 100 000 mensen met een minder populaire naam of met een zot idee konden via Facebook om het even welk woord van 9 tot 12 tekens laten afdrukken in het karakteristieke rood-zwarte lettertype en laten opsturen met de post.

SUR RENDEZ VOUS

www.cafecostume.com of www.facebook.com/ cafecostume

Antwerpen - Emiel Banningstraat 11, 03 257 30 02 Gent - Brabantdam 135, 09 225 63 23 Brussel - Rue Léon Lepage 24, 02 513 54 44 Kortrijk - Leiestraat 20, 056 49 69 29

EVEN IF YOU ARE NOT INTELLIGENT,YOU CAN AT LEAST LOOK SMART

Café Costume Kaart_CC_New3Druk_V2White.indd 2

thema

06/01/15 15:22

27


Dan, Bulo

Matali Crasset voor Ikea

28

Joa Sekoya, Philippe Starck voor TOG Misa Joy, Philippe Starck voor TOG

thema


Kostuum à-la-carte

ontwerPEN met hulp van Starck

Chic bouw­­pakket

Café Costume werd 9 jaar geleden opgericht door Angelique, Saskia en Bruno Van Gils. Hun concept? Klanten begeleiden bij het maken van hun eigen unieke maatpak voor een toegankelijke prijs (gemiddeld 790 euro per stuk). Ondertussen gingen er zo’n 40 000 kostuums de deur uit in de winkels in Antwerpen, Gent, Brussel en Kortrijk.

Op de meubelbeurs van Milaan in april 2014 werd het nieuwe meubelmerk TOG gelanceerd. De naam komt van hun baseline allcreators­ TOGether. Internationale ontwerpers zoals Philippe Starck, Sebastian Bergne, Sam Hecht en Kim Colin bedachten meubels die de eindklant vervolgens zo kan kopen, of naar eigen zin of met de hulp van ambachts­ lui of artiesten kan (laten) aanpassen in winkels of online. Eerstdaags ook in België. Nicola Rapetti is ontwerper en hoofd van het design research and development team van TOG: “Wij volgen geen trends of stijlen, we zijn vrij en we oordelen niet. Wij respecteren ieders smaak.”

Op Interieur 2014 lanceerde de Mechelse meubelfabrikant Bulo een nieuw meubel­ systeem. Dat bestaat uit 9 types ladders, 6 verbindingsstukken en 2 soorten klemmen. Met die onderdelen kunt u naar eigen goeddunken bureaus, rekken, kapstokken, nachtkastjes in elkaar steken. Een tafelblad kunt u zelf toevoegen of bestellen op maat. Jan Aerts, ontwerper bij Bulo, licht toe.

‘Maatpakken à la carte’: leg eens uit? Bruno Van Gils : Je komt op afspraak, waar je maten worden genomen. Samen met onze mensen doorloop je vervolgens drie stappen. Eerst kies je de stof uit een reeks voorstellen, dan kies je een basismodel uit drie verschil­ lende pasvormen en dan voeg je details toe. Hoe lang duurt zo’n bezoek? Gemiddeld een uurtje. Daarna moet de klant nog eens langskomen om te passen, waarna eventueel nog een retouche nodig is. Kunnen de mannen die bij jullie langskomen duidelijk uitdrukken wat ze willen? Niet altijd. Maar wij helpen hen. En we vragen hen om een adviseur mee te brengen: familie of een vriend of vriendin die mee kan helpen kiezen. We merken dat er dan ook sneller wordt beslist. Wat vinden klanten gemakkelijk om te kiezen, wat moeilijk? Een pasvorm kiezen is meestal gemakkelijk, want die kun je voelen en zien bij de eerste afspraak. De stof kiezen is toch moeilijker voor een leek, hoewel die eigenlijk het meest het eindresultaat zal bepalen. Daarbij helpen wij dus graag.

Waarom koos u voor uw ontwerpersteam grote namen als Starck en geen anonieme designers? Nicole Rapetti : Wij staan open voor iedereen die wil meewerken aan onze creatieve community. Sommige designers zagen onmiddellijk het innovatieve van ons merk en wilden meteen meedoen. De eerste was Philippe Starck, wereldwijd bekend voor zijn kennis van plastic en een grote believer van democratisch design. Er zijn geen grenzen. Iedereen mag creatief zijn en dat delen met de community. Ik vind dit een echte revolutie in de designwereld. Hebt u een stock? Op dit moment hebben we twee opslag­ plaatsen, één in Italië en één in Brazilië, om sneller te kunnen leveren over de hele wereld. Uiteraard vind je in onze stock alleen de ‘naakte’ producten, zoals ze uit de fabriek komen (dus wel in verschillende kleuren en vormen). Unieke objecten waaraan eventueel artiesten meewerken, laten natuurlijk iets langer op zich wachten.

Hoe doet u dat, een bouwpakket bedenken waarmee iedereen aan de slag kan? Jan Aerts : Wij werken voornamelijk in kantoren en zijn het dus gewoon om systemen te fabriceren, eerder dan meubels in specifieke afmetingen. Dit is een doorgedreven voorbeeld van zo’n systeem. Ik volg de sector van open source design goed op en ik ben een fan van de hele DIY-beweging uit de jaren zeventig waarin mensen aangespoord werden om hun eigen ding te doen. Deze DAN past daar perfect bij. Het basismateriaal is massief hout, en de looks zijn vintage. Het systeem past dus ook mooi in huiselijke interieurs, of in een thuiskantoor, bijvoorbeeld. Vindt u het als ontwerper dan geen probleem om uw werk ‘af te geven’ aan de consument? Natuurlijk niet. De eigenheid van DAN zit in de afwerking, de kleuren, het gebruik van die ladderstructuur. Dat is een duidelijk herken­ bare stijl. Mijn ‘voorontwerp’ bevat het DNA van de collectie. Ik vind het fijn dat consu­ menten, of ook architecten die ermee aan de slag gaan, dingen bedenken waarop ik zélf nooit was gekomen.

Wat is dat, een goed ‘naakt’ product? Het is goed ontworpen, technisch innovatief, goed gemaakt, functioneel, mooi en niet banaal. De Misa Joy-stoel is zo ontworpen dat je de kleur van de leuningbandjes kunt aanpassen. De Joa Sekoya-stoel heeft dan weer verschillende vormen van rugleuningen. Wij laten onze producten industrieel produce­ ren, maar zorgen er toch voor dat het allemaal unieke objecten kunnen worden.

thema

29


To be hip or not to be hip?

30

thema


De hipster in beweging Jolien Vanhoof Vergeet ‘de man met de baard’ of de ‘vrouw met de oversized bril’, het hipster-zijn reikt veel verder dan de clichés doorgaans doen geloven. Kwintessens dook onder in een van de meest herkenbare subculturen van het moment en botste meteen op een paradox. Want hoe hip is de hipster eigenlijk nog anno 2015?

Broer Bretel

“Rising and roaming America, bumming and hitchhiking every­ where as characters of a special spirituality.” Het waren ooit de woorden van de Amerikaanse cultschrijver Jack Kerouac. Hij om­schreef de allereerste hipsters als een groep blanke free spirits met progressieve, linkse opvattingen. Ze ontstonden al in de jaren 40 uit de Hepcats – een voornamelijk zwarte subcultuur rond de New Yorkse jazzscène – en werden nadien zo’n beetje beschouwd als de voorlopers van de hippiebeweging. Pas in de jaren 90 dook de hipster weer op in zijn huidige ‘vorm’ in Williamsburg, Brooklyn.

But first, coffee Bij die huidige look moeten we geen tekening meer maken. Een lange baard, opgerolde broek, een tatoeage of twee, retrobril, hippe sneakers, ruitjeshemd, vintage rugzak, … het (mannelijke) uniform van de hipster is intussen alom bekend. En zo gaat dat nu eenmaal ook met subculturen. Deze ‘culturen binnen culturen’ bestaan doorgaans uit vaste groepen jongeren die gekenmerkt worden door een specifieke stijl waarmee ze zich onderscheiden van de overheersende maatschappij. Hipsters doen dat aan de hand van hun aparte kledingkeuze, de nieuwste gadgets (ze zijn bovenal ‘early adopters’) en een diepgewortelde interesse voor kwalitatieve producten en vakmanschap. Een belangrijke broedplaats voor zulke creatieve influentials zijn de zogenaamde specialty coffee bars die in alle metropolen – en tegenwoordig zelfs in de kleinste steden – opduiken. Uit recent onderzoek van de Belgian Foodservice Alliance blijkt dat er alleen al in België 800 koffiebars zijn, tegenover een 100-tal 5 jaar geleden. En dat zijn lang niet alleen de grote koffieketens à la Starbucks, Einstein en Costa. Individuele zaken met een kleinschaliger aanbod en een buitengewoon concept worden net meer gesmaakt. Ze bieden een authentieke beleving voor de klant, een op maat gesneden ervaring, die verder gaat dan een perfect bereide latte macchiato en wat quinoa-koekjes on the side. Neem bijvoorbeeld Broer Bretel, een espressobar met sterke broederbanden, bretellen als statussymbool, veel vintage design en natuurlijk verdomd goede koffie. Place to be? ’t Eilandje in Antwerpen, op een steenworp van het MAS. De eigenaars en broers Craen kozen vier jaar geleden bewust voor deze plek omwille van de openheid van de buurt. “Het bijzondere licht en de nabijheid van water en rust trokken ons over de streep”, vertelt Toon Craen, woordvoerder van de drie. “Daarnaast heeft deze regio ook een enorm groeipotentieel, een bruisende cultuur waar de locals weten wat er speelt in hun wijk en ‘mainstream’ eigenlijk maar een vies woord is.” En de gasten die er over de vloer komen? “Een sociale smeltkroes, maar toch ook vooral veel hipsters”, merkt Toon op. “Voor mij is de ‘hipster’ een persoon die onder andere vanwege het grote aanbod aan massagoederen op zoek gaat naar meer unieke alternatieven, naar nicheproducten met een ziel.”

Hipster? Wie, ik? Als hipster gaat het er dus voornamelijk om je af te zetten tegen de massa. Alles wat wordt beschouwd als mainstream is not done. Maar is de cultuur van de hipster inmiddels niet een van de grootste gecommercialiseerde bewegingen die er bestaat? Eén die mede door marketeers en social media zeer toegankelijk én kopieerbaar is geworden? Hippe vogels gaan er prat op dat ze uniek voor de dag komen, maar toch herken je ze zo op straat …

thema

31


Volgens Janna Michael, researcher aan de Erasmus Universiteit van Rotterdam, heeft deze onmiskenbare paradox vooral te maken met het spanningsveld tussen individualiteit en imitatie. “Als iedereen op zoek gaat naar het meest unieke, originele stuk op grootvaders zolder, dan komt iedereen uiteindelijk krek hetzelfde tegen”, meent ze. “Het is precies dit uitsloven en ‘te hard je best doen’ dat hipsters wereldwijd kenmerkt. Meteen ook een cruciale reden waarom ze intussen zo ongeliefd zijn. Belangrijk om te weten ook is dat het vaak hipsters zijn die andere hipsters verfoeien. Waarschijnlijk omdat ze elkaar doen inzien dat ze toch niet zo uniek zijn, maar eigenlijk deel uitmaken van één en dezelfde modegril.” Hipsters zijn met andere woorden de laatste personen op aarde om zichzelf het label ‘hipster’ op te spelden. De hipster is altijd de andere. Naast het feit dat ze zich niet willen identificeren met een gecommercialiseerde groep, ziet Janna Michael nog een andere tendens rond subculturen: “Tegenwoordig merken we een algemene verschuiving in de attitude van de jeugd. De tijd waarop jongeren deel willen uitmaken van één bepaalde subcultuur, is voorbij. Ze laten zich niet meer graag in hokjes categoriseren, maar zijn veel liever gewoon zichzelf. Bestempeld worden als zijnde ‘punker’, ‘raver’ of ‘hipster’ is vandaag de dag te eendimensionaal. Vandaar dat het concept ‘scene’ volgens mij beter past. Scenes kunnen net als subculturen beschouwd worden als community’s rond een bepaalde stijl of muziekgenre, maar het begrip laat veel meer ruimte voor interpretatie en flexibiliteit. Jongeren kunnen deel uitmaken van een lokale hipsterscene, met elektronische muziek als focus, maar tegelijk in een folkbandje spelen. Waarom ook niet? Het zijn deze hipsters, die zichzelf opnieuw uitvinden in hun queeste naar uniekheid, die zullen overleven binnen alternatieve of geheel nieuwe stijlen.”

Foto’s: Geert De Taeye

32

Doe maar gewoon gewoon En de hipsters die zich niet in diverse richtingen bewegen? Die onvoldoende creatief zijn om zich via andere manieren te ontwikkelen? Zij lijken stilaan een uitgestorven fenomeen. Ook Ellen Anthoni, trendwatcher bij Trendwolves, is ervan overtuigd dat de hipster an sich binnenkort uit het straatbeeld verdwijnt: “Volgens mij heeft de term tegenwoordig alleen nog maar een negatieve connotatie. De overgebleven hipsters worden beschouwd als ietwat arrogante wannabe’s die met de Amerikaanse popcultuur dwepen en erg bezig zijn met hun virtuele imago. En vandaag werkt dit soort doorzichtige hipdoenerij niet meer. Integendeel: bescheidenheid en zelfrelativering, dat zijn de nieuwe codewoorden.” De ene beweging zijn dood is de andere zijn brood. Onlangs sprak het New Yorkse trendbureau K-Hole al van een heel nieuwe stroming: normcore. Het idee? Doe maar zo normaal mogelijk. Waar hipsters zich vooral willen onderscheiden van de rest, streeft deze strekking in de eerste plaats gelijkheid na. Zelfs de meeste creatieve influentials beginnen er zo onopvallend mogelijk bij te lopen, als één van de hoop. In het volgende artikel gaat Kwintessens hier dieper op in. Wie zich zo nu en dan wil onderscheiden van de norm, kan zich nog altijd richten tot ‘Mix & Match’, volgens Trendwolves een tweede belangrijke trend voor 2015. Kort samengevat: je mixt je eigen stijl met elementen uit andere culturen en tradities. Vooral Arabische en Afrikaanse invloeden vinden hun weg naar onze kleerkast, muziekkeuze en dansstijl. Of waar dacht je dat cultfenomeen Miley Cyrus haar veelbesproken twerk-moves vandaan haalt?

thema


thema

33


HOE HET NIEUWE MINIMALISME ZIJN INTREDE DEED STEPHANIE DUVAL ILLUSTRATIES: INGE RYLANT

IN E Z N R O O N C E RM N I O Z DE ND N RO

34

THEMA


Zelden wist een woord zoveel ophef te maken in de modewereld als de term ‘normcore’. Wat in februari 2014 per ongeluk werd gebombardeerd tot de laatste nieuwe modetrend, werd eind dat jaar nog steeds even druk besproken. Niet omdat normcore zo innovatief of baanbrekend is, maar net omdat het dat niet is. Vandaag lijkt iedereen het er wel over eens dat het misschien niet eens een trend is, en al zeker niet exclusief van de modewereld, maar dat het achterliggende idee een steeds grotere invloed uitoefent op onze levensstijl. Hoe? Dat zocht Kwintessens graag voor u uit. Het verhaal achter normcore begon niet op de catwalk, maar bij een groepje vrienden uit New York. Na hun kunststudies kwamen ze allemaal terecht in marketingbedrijven, waar ze van de ene slideshow naar de andere powerpointpresentatie werden gesleept om op de hoogte te blijven van de laatste nieuwe trends. Buiten de werkuren besloten de vijf om een kunstproject te starten dat de vorm zou aannemen van een trendvoorspelbureau met de naam ‘K-Hole’. In de format van trendvoorspellingen begonnen ze zo hun ideeën te presenteren aan de wereld, en al snel werd het vijftal uitgenodigd om hun werk te exposeren in kunstgalerijen. Eind 2013 publiceerde K-Hole het rapport Youth Mode: A Report on Freedom voor een expositie in de Serpentine Gallery in Londen. ‘Normcore’ was de titel van een van de hoofdstukken in dit verslag. Een halfjaar later dook de term opnieuw op, in het artikel ‘Normcore: Fashion for Those Who Realize They’re One in 7 Billion’ van de Amerikaanse journaliste Fiona Duncan. Zij hoorde via een vriend van het K-Hole-kunstproject, en schreef voor New York Magazine dat ‘normcore’ sloeg op de trend om onopmerkelijke, saaie en in sommige gevallen zelfs lelijke kledij te dragen. Onmiddellijk ontstond er een debat over de ware betekenis van de nieuwe term, die volgens critici van Duncan eerder slaat op een men­taliteit dan op de uiterlijke vertaling daarvan. ACTING BASIC: JE NEUTRAAL EN VOLGENS HEERSENDE NORMEN KLEDEN NORMCORE: JEZELF AANPASSEN AAN ELKE SITUATIE WAARIN JE JE BEVINDT Volgens een artikel van The Guardian dat in december vorig jaar werd gepubliceerd, werd Duncan terechtgewezen door journalist (en vriend van de K-Hole-leden) Christopher Glazek in een Facebook-update, waarin hij stelde dat de journaliste twee K-Hole-concepten met elkaar verwart. Enerzijds spreekt het rapport immers van ‘Acting Basic’: je neutraal en volgens heersende normen kleden, zodat je niet opvalt. Anderzijds is er ‘Normcore’: jezelf aanpassen aan elke situatie waarin je je bevindt, zodat je telkens opgaat in de massa en je eigen uniekheid geen belang meer heeft. Volgens deze lezing van het

THEMA

K-Hole-rapport, slaat ‘Acting Basic’ op een wens naar het uiterlijke behoren tot de mainstream, terwijl ‘Normcore’ verwijst naar het zich toe-eigenen van de gebruiken en normen van een bepaalde subcultuur, ten koste van de eigen individualiteit. VOLGENS HET ‘A YEAR IN SEARCH’-RAPPORT VAN GOOGLE WERD ‘NORMCORE’ ZO ZELFS DE MEEST GEBRUIKTE ZOEKTERM VAN 2014 IN DE CATEGORIE MODETRENDS Het kwaad was echter geschied: dankzij het artikel van Duncan in New York Magazine werd de term ‘normcore’ opgepikt door de mode­journalisten die rond die tijd van modestad naar modestad reisden om de wintercollecties voor dat jaar te ontdekken. Volgens het ‘A Year in Search’-rapport van Google werd ‘normcore’ zo zelfs de meest gebruikte zoekterm van 2014 in de categorie modetrends. Het woord evolueerde al snel tot een parapluterm waaronder alles dat rook naar anti-mode een plek kon krijgen. Als boegbeeld werd gekeken naar het cliché van de Amerikaanse toerist en naar het saaie uniform van Steve Jobs.

Keep it simple Of je het nu ‘normcore’ of ‘acting basic’ noemt, een ding staat vast: 2014 was het jaar waarin de modewereld ogenschijnlijk de rug keerde naar de extravagantie waarvoor ze zo bekend staat. Wie de vinger aan de pols hield via streetstyle- en modeblogs, kon dit echter al voor de ontploffing van hippe termen voorspellen. De alom bekende plastic ‘zwembadslippers’ en witte kousen gedragen in Birkenstocks maken immers al langer deel uit van het uniform van menig blogger. SOMMIGEN REDENEREN DAT DIT EEN LOGISCHE TEGENREACTIE IS OP DE ALOMTEGENWOORDIGHEID VAN FLAMBOYANTE INTERNETPERSOONLIJKHEDEN Sommigen redeneren dat dit een logische tegenreactie is op de alomtegenwoordigheid van flamboyante internetpersoonlijkheden. Modebloggers vechten om een kiekje door een gerenommeerd fotograaf tijdens de modeweken door gekke, dure of extreme outfits samen te stellen. Of het nu gaat om een designeritem dat zelfs nog niet op de catwalk werd getoond of om een struisvogelhoed: alles is het proberen waard om ertussenuit te springen en gebombardeerd te worden tot het volgende internationale stijlicoon. Kreeg iedereen plots genoeg van de kitsch en glamour die journalisten als Anna Dello Russo en bloggers als Bryanboy groot maakte? ER TRENDY UITZIEN IS MAINSTREAM GEWORDEN Volgens Tom Palmaerts van trendbureau Trendwolves is de uitleg eenvoudiger. “Wij geloven niet dat deze trend draait om uniformiteit, gelijkheid, standaardisatie of zelfs witte sokken. Onze research en bevindingen tonen dat de trend vooral geïnterpreteerd moet worden als een nieuwe manier waarop mensen zichzelf differentiëren van de rest. Mode is zo bereikbaar geworden: het internet bulkt van de inspirerende look books, en low-end retailers maken trends beschikbaar voor iedereen. Er trendy uitzien is mainstream geworden, waardoor de echte trendsetters weer op zoek gaan naar een nieuwe manier om zich te onderscheiden van de wannabe’s.” Hierdoor staat de beweging

35


zelfs haaks op de oorspronkelijke definitie van ‘normcore’, want die trekt het belang van zelfexpressie en individualiteit net in twijfel, terwijl de fashionista’s met witte kousen in hun Adidas-sandalen die net zouden dragen om weer op te vallen. IEDERE TREND HEEFT EEN IJKPERSOON WAARAAN ZIJN AANHANG MOET VOLDOEN Ook Belgische journalisten laten zich redelijk sceptisch uit over de modetrend. Katrin Swartenbroux benadrukt het gevaar dat schuilt in de benaming, die een bepaalde norm impliceert: “In een maatschappij waar – gelukkig – geen enkel lichaam gelijk is, zijn er nog altijd te weinig lichamen gelijkwaardig. Natuurlijk zal een Cara Delevingne er fantas­tisch uitzien in een mom jeans en een Windstopper-fleece, maar de persfotograaf die Melissa McCarthy (Sookie uit Gilmore Girls) in dezelfde outfit ziet boodschappen doen verandert zijn caption al snel van trendy naar tragic. Niets bestaat in een vacuüm en iedere trend heeft een ijkpersoon (of ijksilhouet) waaraan zijn aanhang moet voldoen, desondanks zijn misleidende benaming. Normcore omhelst dezelfde soort gecultiveerde onzichtbaarheid als de ‘natural beauty’-trend, al zijn ze beide even exclusief als regenboogkleurige bandage dresses van Hervé Leger en gouden eyeliner. Don’t believe the hype.” EEN SOORT BASIC, UNDERSTATED MINIMALISME: EEN TERUGKEER NAAR DE ESSENTIE Modeblogger en doctoraatsstudent Annebeth Bels erkent dat de trend ook een andere interpretatie krijgt, als “een soort basic, understated minimalisme: een terugkeer naar de essentie.” Bij haar leeftijdsgenoten, op de valreep tussen jeugd en volwassenheid,

36

merkt ze op dat zelfprofilering toch aan belang moet inboeten. “Het voelt goed om terug te keren naar de functionele basis van kleding: dingen die comfortabel en praktisch zijn. Normcore staat voor mij voor stilistische bescheidenheid die de drager naar de voorgrond schuift zonder zelf aandacht op te eisen. Een laten varen van het krampachtig hongeren naar authenticiteit en individualiteit, omdat je weet wie je bent.”

New modesty Volgens Tom Palmaerts en Trendwolves past de hang naar basic, functionele kleding inderdaad binnen een groter plaatje. Dankzij de technologie waren er nog nooit zoveel mogelijkheden om jezelf te profileren, en dat maakte dat een volledige generatie jongeren ervan overtuigd raakte dat ze stuk voor stuk uniek en onvervangbaar waren. Maar hoe meer selfies er genomen worden en Instagramprofielen in de duizenden volgers vergaren, hoe meer we ons realiseren dat we misschien toch niet zo uniek zijn. GENERATIE Y VOELT ZICH NOG SPECIAAL EN UNIEK, MAAR GENERATIE Z IS VEEL NUCHTERDER EN PRAGMATISCH “Er is een groeiend bewustzijn bij veel mensen dat we allemaal gewoon één uit de zeven miljard bewoners van de aarde zijn”, stelt Palmaerts. “Generatie Y voelt zich nog speciaal en uniek, maar generatie Z is veel nuchterder en pragmatisch. Wie afstudeerde na 9/11 en begon te werken tijdens de economische crisis, heeft geleerd om op zichzelf te vertrouwen en zich niet te verliezen in ijdele dromen. Ze hebben een no-nonsense­ aanpak en zijn zich ervan bewust dat hun skills meer waard zijn dan hoe ze eruitzien.” In dat kader is het niet moeilijk om te begrijpen waarom Chanel in 2014 een catwalk ombouwde tot een supermarkt:

het alledaagse, bijna saaie en doodgewone, is veel interessanter dan de bombastische extravagantie waarvoor we haast immuun zijn geworden. Maar ‘new modesty’ uit zich niet alleen in ‘normale’ looks en het teruggrijpen naar betaal­bare, soms zelfs saaie, kleding. Het heeft nog een andere invloed op onze garderobe. Na enkele jaren waarin ‘authenticiteit’ en ‘ecologie’ buzzwords waren die de modeindustrie op hun kop zetten, lijkt de modelief­ hebber nu gewoon zijn buik vol te hebben van alles. Online zette een beweging zich in gang die consumenten aanzet en aanleert om te leven met minder. Sabrina Meijer van populaire Nederlandse modeblog afterDRK. com doet dat via haar ‘5 piece wardrobe’ artikels, waarin ze focust op essentials en basics, en belooft om per seizoen niet meer dan vijf nieuwe items te kopen. EEN TERUGKEER NAAR DE JAREN 90, IN PLAATS VAN DE LEVENDIGE JAREN 70 EN 80 De Duitse Anuschka achter de website into-mind.com bouwde zelfs een hele filosofie, inclusief stappenplan en werkboek, rond het nastreven van minimalisme in je leven. Haar advies werd wereldwijd opgepikt door andere bloggers, waardoor de zoekterm ‘minimalism’ op social media als Pinterest en Instagram nu zorgt voor uren browseplezier. Sommige critici doen de huidige tendenzen af als een terugkeer naar de jaren 90, in plaats van de levendige jaren 70 en 80 die de afgelopen seizoenen hun stempel drukten op het mode- en wereldbeeld. Maar anno 2015 is het moeilijk te geloven dat het gaat om een louter herkauwen van een bepaalde esthetiek. De wereld ziet er tegenwoordig heel anders uit dan 30 jaar geleden, en dit nieuwe minimalisme is misschien minder een vrijblijvende reactie op voorheen heersende opvattingen, dan een noodzakelijke wending om de toekomst tegemoet te kunnen blijven zien.

THEMA



Design jezelf Uit noodzaak of om esthetische redenen? — Natasja Admiraal

We worden allemaal geboren in een lichaam en veel mensen voelen vroeg of laat de behoefte om daar iets aan te veranderen. Piercings, tattoos, stretches, scar­ification, make-up, bodypaint, onderhuidse implantaten en plastische chirurgie. Het verlangen naar zelfexpressie of schoonheid kan extreme vormen aannemen. In welke mate is het lichaam maakbaar, vormgeefbaar en repareerbaar? Waar liggen de grenzen? Een gesprek met tatoeëerder Joe Dynamite, fotograaf Rob Walbers en makeupartiest Inge Grognard. 38

Lichaamsversiering en body modification zijn van alle tijden en alle culturen. Denk maar aan de ingebonden lotusvoetjes in het oude China, de schotellippen van de Mursi en Suri in Ethiopië en de langnekken van het Karenvolk in Thailand die met ringen van messing hun nek verlengen. Al worden de schouders eerder naar beneden gedrukt dan dat de nek daadwerkelijk wordt uitgerekt. De vroegste vormen van tongpiercings zijn afkomstig van de Azteken en Maya’s uit Midden-Amerika. Priesters doorboorden hun tong voor het verkrijgen van bloed voor plengoffers en om in trance te raken, om zo beter met de goden te kunnen communiceren. Neusringen ter versiering komen al voor in de Bijbel. Hoewel body modification dus praktisch zo oud is als de mensheid, blijft het controversieel. Aan de andere kant van de wereld kan men niet bevatten waarom westerse vrouwen zich (tot zo’n honderd jaar geleden) in korsetten lieten insnoeren om hun lichaam te modelleren naar het ideale silhouet. Met flauwvallen, ingedeukte ribben of zelfs mislukte zwangerschappen tot gevolg. In het westen vinden wij het voetbinden maar moeilijk te begrijpen. Dit fenomeen, oorspronkelijk ontstaan vanuit esthetiek, groeide echter uit tot bittere noodzaak. Deed je er als moeder niet aan mee, dan voldeed je dochter niet aan het schoonheidsideaal waardoor zij geen geschikte huwelijkskandidaat zou kunnen vinden en veroordeeld was tot de bedelstaf. Tattoos en piercings worden in streng christelijke kringen nog altijd gezien als uitingen van een agressief modeverschijnsel. De oudste tattoos die ontdekt zijn, komen voor op de in 1991 gevonden Ötzi de IJsman, wiens lichaam sinds 3300 v.Chr. in een gletsjer in de Italiaanse Alpen geconserveerd is gebleven. Wetenschappers nemen inmiddels aan dat deze tattoos (ruim vijftig tekens verspreid over zijn lichaam) niet alleen een decoratieve maar ook een therapeutische functie hadden. Röntgenfoto’s van zijn getatoeëerde lichaamsdelen maakten degeneratieve gebieden onder de tatoeages zichtbaar die pijn zouden kunnen hebben veroorzaakt. Mogelijk hebben we hier dus te maken met een vroege vorm van acupunctuur. “Tatoeëren is een van de oudste beroepen ter wereld”, beaamt Joe Dynamite van Glorybound Tattoo in Antwerpen. Als ritueel en symbolisch of decoratief fenomeen kent deze kunstvorm door de eeuwen heen verschillende verschijningsvormen. In veel culturen is de tatoeage een statussymbool. “Op Borneo werden jonge krijgers uit jagen gestuurd en wanneer zij heelhuids terugkeerden, hadden zij een tattoo verdiend. Oorlogen en scheepvaart zorgden ervoor dat de voor Borneo zo kenmerkende tribals en andere tattoostijlen overwaaiden naar het westen.” In Antwerpen openden de eerste tattooshops hun deuren in de jaren 50, aan de Schippersstraat en in de haven. Zeelieden die aan wal gingen, stortten zich in het nachtleven, gingen zich bezatten en lieten een tattoo zetten. En zo werd het rebelse imago van de tattoo gevormd. Joe Dynamite is gespecialiseerd in de typische ‘oldskool stijl’: bij hem moet je zijn voor zeemanstattoos en originele Amerikaanse stijlen zoals zwaluwen, driemasters, adelaars en pin-upmeisjes. Wat maakt deze klassiekers zo geliefd? “De eenvoud”, weet Joe. “Het zijn tijdloze symbolen, elk met een eigen betekenis. Militairen die tijdens de Eerste Wereldoorlog naar het front moesten, wilden geluksbrengers op hun lijf, een herinnering aan thuis. Zwaluwen keren altijd naar huis terug.” Een aandenken dus aan verre reizen en kameraadschap. Tegenwoordig wordt die traditie voortgezet door backpackers die op exotische bestemmingen een tattoo laten zetten als souvenir. Of er duidelijke trends zijn? “De mode verandert. Toen ik veertien jaar geleden begon, waren tribals en Japanse tekens in, nu komen lettering en geometrische figuren zoals mandala’s terug. Evenals authentieke symbolen, al gaat het nu meer om de look en vinden we het gewoon cool om een zwaluw te laten tatoeëren.” Zijn werkomgeving is niet meer zo underground als vroeger. Lieten zestienjarigen destijds vaak stiekem een tattoo zetten, komen ze nu samen met hun moeders en nemen ook zij een tattoo. In het huidige straatbeeld duiken dan ook steeds meer tatoeages op. Het wordt stilaan maatschappelijk geaccepteerd.”

thema


James Cult Jones, Antwerpen

TxBone, Tokyo

“Een normale kantoorjob kun je wel vergeten”

n

Nuno Filipe Mendes, Antwerpe

thema

Saskia Neirinckx, Antwerpen

TalesInInk Fotografie: Rob Walbers

39


Tattoo als taboe Mismeestering In veel landen is de tattoo mainstream aan het worden, maar dit is zeker niet in alle cul­­turen het geval. Binnen de islam worden tattoos beschouwd als haram (onrein, verboden) en in Japan worden ze nog sterk geassocieerd met Yakuza, de Japanse maffia, en dus met georganiseerde misdaad. Met een tatoeage word je nog altijd niet toegelaten in publieke zwembaden en fitnessscholen, en geconfronteerd met discriminatie op de arbeidsmarkt. “Een normale kantoorjob kun je wel vergeten”, vertelt de naar Tokio geëmigreerde fotograaf Rob Walbers, die begin dit jaar samen met journalist Leen Creve de website TalesInInk lanceerde. Een geografische portretserie in woord en beeld. Aan de hand van de getuigenissen en lichamen van de geportretteerden wordt een beeld geschetst van een stad: Tokio, Antwerpen, Londen. Op die manier toont het platform diversiteit en universaliteit. “De invloed van het Westen is groot hier in Tokio. Je ziet – net als in andere steden – een bonte mengeling van stijlen en technieken. De Japanse stijl (tebori: tatoeëren met de hand en een bamboestok in plaats van met een machine, red.) is nog steeds geliefd, hoewel die oorspronkelijk alleen populair was onder de Yakuza.” Dat sommige inwoners van Tokio zich niets aantrekken van het taboe blijkt ook uit het feit dat in deze stad extreme vormen van body modification worden gepraktiseerd. De meest dichtbevolkte metropool ter wereld is een van de moeilijkste plekken om uniek te zijn. Om op te vallen ondergaan mensen een breed scala bizarre behandelingen om hun uiterlijk te veranderen. Neem de zogenaamde bagelhead of donuthead, een tijdelijke look die wordt verkregen door het injecteren van een medische zoutoplossing in het voorhoofd. Eenmaal ‘volgepompt’ is het tijd voor het moment suprême: door met de duim in het midden van het gezwollen gebied te drukken ontstaat de felbegeerde donutvorm. De verbijsterende resultaten van de 2 uur durende behandeling houden slechts 16 tot 24 uur aan, waarna de zoutoplossing wordt geabsorbeerd door het lichaam en het voorhoofd slinkt naar zijn normale grootte. De hype werd aangewak­ kerd door fotograaf en journalist Ryoichi ‘Keroppy’ Maeda, die de afgelopen 20 jaar de toenemende populariteit van extreme body modification-praktijken in underground Japan vastgelegde. Hij kwam het fenomeen in 1999 tegen tijdens ModCon, een conventie over extreme body modification in Toronto, en kreeg toestemming van de bedenker om het concept naar Japan te halen. National Geographic Channel maakte een documentaire over het onderwerp waarna die een YouTube-hit werd.

40

“De wetenschap heeft enorme stappen gezet. Mede door plastische chirurgie kun je tegenwoordig heel ver gaan, denk ik”, zegt make-upartiest Inge Grognard, die de ideale verhoudingen saai vindt. Zo maakte ze een dubbelportret van een jonge en een oudere vrouw van wie de neus en oogleden met transparante tape omhoog worden getrokken, waardoor ze ondanks het zichtbare leeftijds­ verschil op elkaar lijken. En via Facebook werd zij verrast door foto’s van Jocelyn Wildenstein alias ‘Catwoman’, die gefasci­ neerd is door het gezicht van een kat. “Met opgespoten lippen, wang-implantanten en getoupeerd haar als manen probeert ze de gelaatstrekken van een leeuw te imiteren. Mooi vind ik het niet, het is mismeestering.” Het lijkt iets van deze tijd. Ook de ‘levende Barbie’ en de ‘Lizardman’ – die van zichzelf een freakshow heeft gemaakt – verkregen bekendheid bij het grote publiek dankzij internet. Toch is het niet nieuw. Begin vorige eeuw was een radicaal uiterlijk eveneens een middel om de aandacht te trekken of geld te verdienen. Ieder groot rondtrekkend circus had destijds meerdere volledig getatoeëerde artiesten in dienst, man én vrouw, die figureerden in freakshows en soms zelf tatoeëerder waren. Toeschouwers konden geld in een bakje werpen om die zeldzaam­ heden te aanschouwen en na afloop van de act zelf een tattoo laten zetten.

Hoe zullen technologische ontwikkelingen de toekomst van body modification beïnvloeden? Wat is de volgende stap? Gaan we straks behalve uiterlijke kenmerken ook de natuurlijke eigenschappen van het lichaam aanpassen? ‘Body architect’ Lucy McRae verzon een pil die je na het inslikken parfum laat zweten, een concept dat nog in de onderzoeksfase zit. Waar ligt de grens? “Er zijn geen grenzen. Ik geloof erg in de toepassing van technologie op het menselijk lichaam”, aldus Inge. “Onlangs bezocht ik voor een project een laboratorium in Leuven en was onder de indruk hoever we op dit vlak staan. Van onderhuidse chips die warmte reguleren tot grote delen huid die getransplanteerd kunnen worden zonder te worden afgestoten.” Het is vooral de vraag hoe en wanneer deze mogelijkheden hun weg zullen vinden naar de commerciële cosmetische industrie. www.instagram.com/joedynamite1980 www.talesinink.com www.ingegrognard.com

Van zeldzaamheid naar mainstream De tattoo, ooit voorbehouden aan zeebonken, vechtersbazen en circusartiesten, is mode geworden en daardoor meer voor de massa. Ook het vak is nu toegankelijker. Volgens Rob Walbers doen tatoeëerders tegenwoordig vaak uitwisselingen: iedereen leert van elkaar. Tegelijkertijd zie je de laatste jaren een breder spectrum aan stijlen, evenals een opvallende link met grafische vormgeving. Niet elke tekening is geschikt als tattoo, maar toch zie je hippe tekenstijlen terugkomen. “Vroeger was het wereldje veel kleiner, niemand gaf zijn geheimen prijs”, vult Joe aan. “Nu kan iedereen die in het bezit is van een creditcard via internet een machine bestellen. Gelukkig zijn er tegenwoordig volksgezondheidswetten, qua hygiëne is er veel vooruitgang geboekt.” Hoewel tattoos en piercings niet meer zo uniek zijn als vroeger, is lichaamsversiering nog altijd intrigerend. En omdat er steeds nieuwe vormen van body modification worden uitgevonden, blijven we ons erover verwonde­ ren en blijft het spraakmakend.

Body Art is een tentoonstelling over lichaamsversieringen in de breedste zin van het woord: van make-up en tatoeages tot onderhuidse implantaten en chirurgische veranderingen. Dwars door de tijd en culturen heen. De vraag die hierbij centraal staat: waarom passen mensen hun lichaam aan? De tentoonstelling loopt van 20 maart tot 30 augustus 2015 in het Tropenmuseum in Amsterdam.

thema


Still uit de National Geographic TV-documentaire Taboo over bagelheads © National Geographic Channel

Joe Dynamite

“ Tatoeëren is één van de oudste beroepen ter wereld ”

Make-up: Inge Grognard. Foto: Ronald Stoops

thema

41


En toen schiep Hij design Religieus ontwerp in moderne tijden — Roel Jacobus

Het Bijbelboek Genesis vertelt over de creatie van het heelal, de aarde en alles wat daarop leeft en beweegt. Op de zevende dag boetseerde Hij de mens naar Zijn evenbeeld. Sindsdien verloopt de creatieve stroom in omgekeerde richting: de mens bedenkt objecten en concepten om zijn god(en) te eren. Voor borduuratelier Slabbinck uit Brugge en stoelenfabrikant De Zetel uit Ardooie is religieus design dagelijkse kost.

Slabbinck exporteert wereldwijd liturgische gewaden Van de ooit honderden liturgische borduurateliers blijven er nog welgeteld twee over. De grootste is Slabbinck in Brugge, waar de vierde generatie haar internationale strategie noodgedwongen aanpast aan de moderne tijd. “Veel priesters hebben bijna geen budget meer, maar willen natuurlijk wel nog kwaliteit. Tegelijk moet je ook in het topsegment blijven meespelen. Dat vraagt een andere manier van ontwerpen.” “Wie voor de liturgie wil ontwerpen, moet eerst de tradities kennen”, vertelt Mathias Slabbinck. “De kleuren van de katholieke liturgische gewaden werden vastgelegd tijdens het Concilie van Trente (1545-1563). Het gaat om wit, rood, groen en paars, elk verplicht te gebruiken in specifieke periodes van het kerkelijk jaar. Dan heb je nog speciale momenten waarop vuilroze, zwart of feestelijk goud mag worden gedragen. Voor de gewaden heb je de basisvormen kazuifel (mouwloos), dalmatiek (met mouwen) en stola (sjaal die het kruis van Christus symboliseert). Maar nergens staan de snit, formaat, breedte en afwerking beschreven. Binnen het raamwerk van de kleuren geniet je dus een grote artistieke vrijheid. Na het Tweede Vaticaans Concilie (19621965) brak de moderne liturgische kunst door, een heel interessante periode. Vandaag stellen we vast dat de jonge priesters wereldwijd opnieuw een zeer traditionele smaak hebben. Ons gamma speelt daarop in, met stukken die variëren van heel klassiek tot heel modern.”

42

Hoe stelt u het portfolio samen? We hebben enerzijds standaardproducten die we om den brode maken. Anderzijds creëren onze twee voltijdse ontwerpers design­ gewaden op vraag, waarvan misschien slechts enkele exemplaren verkocht worden. Dankzij digitale druk kunnen we prachtige producten maken vanaf 1 000 euro. Maar onze prijzen variëren heel sterk: ons topstuk is een handgeborduurde kazuifel in de beste stoffen met een prijskaartje van 13 000 euro, en de goedkoopste kazuifel kost slechts 99 euro. Hoe evolueerden de materialen door al die jaren? Zo’n dertig jaar geleden werkten we met natuurlijke vezels – vlas en wol – geïnspireerd door het toen vernieuwende religieuze centrum van Taizé in Frankrijk. Vandaag moet kleding vooral functioneel zijn. Mensen hebben liever lichte kunststoffen die gemakkelijk zitten, gewassen kunnen worden, en minder kreuken. We maken nog wel zaken in zijde en wol, maar die zijn duurder. Toen ik twintig jaar geleden in het familiebedrijf kwam, was polyester uit den boze. De jongste jaren verminderden de budgetten van de kerken enorm, dus ze kopen ook hun gewaden nu zeer prijsbewust. Hoe speelt u daar met uw producten op in? In mei 2014 lanceerden we de collectie ‘Assisi by Slabbinck’, verwijzend naar de sobere heilige Franciscus van Assisi. We keerden de werkwijze om: het ontwerpt bepaalt niet meer de verkoopprijs. We gaan uit van het beschikbare budget van de klant. Het resultaat? Een kazuifel van minder dan 150 euro en een van minder dan 100 euro. Ze zijn niet spectaculair maar passen wel volledig in de oproep van paus Franciscus naar meer soberheid. Dit backwards design is een gigantisch succes. Sinds mei 2014 verkochten we er al meer dan 900, voornamelijk online. De aanvankelijke vrees dat we ons bestaande gamma onder de concurrentie zou lijden, bleek ongegrond. Meer zelfs: we wonnen een publiek terug dat onze producten al een tijd niet meer kon betalen. Ook dat is design: luisteren naar de markt, een aantal parameters opstellen en binnen dat kader iets passends ontwerpen. Welke impact had dit op uw organisatie? Tot vorig jaar werkten we altijd per stuk en kon de klant de afwerking volledig individueel aanpassen. Productie in ons atelier in Brugge is pas rendabel vanaf stukken van 240 euro. Voor de nevenlijn Assisi met goedkopere, vaste modellen stapten we voor het eerst over op serieproductie en dan ook nog eens een uitbesteding naar Tunesië.

thema


Stadelmaier, Slabbinck

Assisi by Slabbinck

Assisi by Slabbinck

Assisi by Slabbinck

thema

43


Hoe komt het dat de enige twee resterende liturgische textielateliers in België – Slabbinck en Arte Grossé – buren zijn? Brugge is van oudsher een centrum van de liturgische kunst. Toen mijn overgrootvader in 1903 begon, had het stadscentrum alleen al 12 borduurateliers. Ook andere steden telden vele lokale ateliers. Van heel België overleefden alleen wij 2, toevallig in dezelfde straat. Slabbinck telt 58 medewerkers in een zeer arbeidsintensieve, ambachtelijke activiteit maar daarachter zit hightech. De borduurmachines zijn volledig computergestuurd. Biedt de ontkerkelijkende maatschappij nog toekomst voor uw bedrijf? In de VS en Latijns-Amerika zijn nog voldoende roepingen maar het West-Europese priesterbestand krimpt inderdaad heel sterk. Daarom maakten we jaren geleden een identiteitsanalyse, en heroriënteerden we het bedrijf. Ons atelier in Brugge is sterk in stukwerk, moeilijke producten, hoge kwaliteit en wereldwijd korte leveringstermijnen. Die eigenschappen werken ook voor topkwaliteit huislinnen, dus we zetten daarop in. En dat was een schot in de roos. Vandaag beslaat huislinnen nu al een derde van ons werk, en dat aandeel groeit, terwijl onze twee derde kerkelijk werk achteruitgaat. Bestaat een typische Slabbinck-stijl? Zeker: wij ontwerpen graag sober, rustiger dan veel concurrenten, zoals de Italianen die graag traditionele clichés hanteren. En dankzij de talrijke West-Vlaamse getouwen voor linnen en jacquard – typische meubel- en gordijnstoffen met unieke weefkwaliteit – ontwikkelden we in de loop der jaren een aantal exclusieve stoffen. Op afwerking, kwaliteit en service maken we nooit compromissen. Werkt u met externe ontwerpers? Zelden of nooit. Eén keer met Brody Neuenschwander (de Amerikaanse kalligraaf die nu bijna 25 jaar in Brugge woont, red.). Voor bedlinnen met opschriften riepen we zijn expertise in. Als we iets ontwerpen, moet het helemaal kloppen. We kennen bijvoorbeeld te weinig van de islamliturgie om daarvoor goed voor te ontwerpen. Daarom concentreren we ons op liturgische gewaden voor alle christelijke, Latijns geïnspireerde denominaties: katholiek, anglicaans, luthers, methodistisch, presbyteriaans. www.slabbinck.be Brody Neuenschwander voor Slabbinck

De Zetel is nog de enige Belgische fabrikant van houten stoelen

“In de Belgische kerken doen we het momenteel heel goed”, verrast David Behaegel van De Zetel. Sinds het familiebedrijf uit Ardooie vorig jaar de specifieke fabri­ kant van kerkstoelen Mertens uit Hamont overnam, is De Zetel nog de enige fabrikant van houten stoelen in België. Dankzij innovatie en de resolute keuze voor kwaliteitsvol design komt het bedrijf na harde crisisjaren weer helemaal op koers.

De bedrijfsnaam ‘De Zetel’ was in 1923 een knipoog van stichter Cyriel Behaegel die stoelen wilde maken die net zo goed zaten als een zetel. Vandaag is het de enige overlevende van ooit tientallen fabrikanten van houten stoelen. Het West-Vlaamse bedrijf uit Ardooie richt zich rechtstreeks tot religieuze klanten en integreerde vorig jaar de Limburgse specialist in kerk- en kapelmeubelen Meubelen Mertens uit Hamont. Dochterbedrijf Eurochair bedient de projectmarkt met stoelen van andere fabrikanten en uit andere materialen. avid Behaegel: “Toen mijn vader begon, telde de streek nog 17 D industriële fabrikanten van houten stoelen. Vandaag zijn we alleen. Tot de economische crisis vanaf 2008 werkten we voornamelijk voor de huizenmarkt. Maar toen was er een enorme terugval, vooral in onze hoofdmarkt Groot-Brittannië, die 50 % van de omzet uitmaakte. We stapten over naar de contractmarkt en werkten keihard aan nieuwe producten van Belgische designers: Luc Vincent, Bob Van Reeth, Studio Segers, Karlien Imants, Lhoas & Lhoas, Roel Vandebeek, Axel Enthoven, Fabiaan Van Severen en Louise Charlier. Binnenkort zullen we er ook Nederlandse, Duitse en Franse ontwerpers aan toevoegen.” Hoe oogt uw productgamma? Dat is onderverdeeld in vier categorieën: Z-Creations is de ontwerperscollectie, Z-Comfort is gericht op de ouderenzorg, Z-Classics omvat de eenvoudige, oudere modellen en met Z-Churches zijn we actief in kerken. We exporteren naar GrootBrittannië, Scandinavië, Nederland, Luxemburg, Duitsland, Frankrijk, Australië en Rusland. In Zwitserland runt een zelfstandige agent een showroom met onze producten. Aan welke kenmerken moeten kerkstoelen voldoen? Ze moeten stapelbaar zijn, comfortabel voor oudere mensen en voldoende breed voor mensen in een dikke jas. Nederlanders vragen stoelen die nog beter verplaatsbaar zijn en nog minder plaats innemen. Hun kerkgebouwen worden veel meer multifunctioneel ingezet. Ook de prijs is zeer belangrijk gezien de grote aantallen die in één keer aangekocht worden. Tegelijk vormen houten stoelen een lokale markt die weinig te lijden heeft onder internationale concurrentie. Wij produceren 4 000 stoelen per week maar krijgen steeds meer vraag naar kleinere series.

44

thema


Hoe trendgevoelig is de religieuze markt? Meestal werken we met beuk omdat het goedkoper, sterker, beter bewerkbaar en minder gevoelig is dan eik. De meest gevraagde modellen zijn vrij traditioneel, zoals de 8020. Het zou leuk zijn om meer speciale ontwerpen te mogen realiseren. Wij ontwikkelen nu een nieuwe, modernere lijn voor kerken en crematoria. Bijvoorbeeld de Mine, een stoel- en zitbank in één, ontworpen door Studio Segers. De jongste jaren vernieuwden we al met de T-Bone, een ontwerp van Bob Van Reeth dat we verkochten aan onder meer de abdij van Westvleteren en tal van musea. Andere referenties zijn Gijzegem (St.-Martinus), Diegem (St.-Catharina), Hijfte (O.L.Vrouw), Itterbeek (St.-Pieter), Torhout (St.-Henricus), Oostkamp-Waardamme (St.-Blasius), HeusdenZolder (Berkenbos St.-Valentinus) en Brussel (Evangelische kerk). Welke kleuren zijn in trek? Wij bieden een volledige kleurenkaart, samengesteld door het Antwerpse kleurenbureau Box 3 dat onder meer voor Fatboy en diverse brillenlijnen werkte. Religieuze klanten wensen meestal traditionele, naturel kleuren: bleek beukenhout of iets 8520

8521

donkerder wengé. Wij kunnen lakken maar raden dat zelden aan, vooral bij de zitting is het risico op krassen door bijvoorbeeld spijkerbroeken heel groot. Hoe staat het bedrijf ervoor? We kenden een zware tijd. Maar nu zien we in de huizenmarkt stapsgewijs steeds meer klanten terugkeren die ons indertijd verlieten voor de goedkopere prijzen in China. Bij ons moet je niet twaalf weken op voorhand bestellen, hoef je niet alle dozen open te doen om te zien of je de juiste kleuren kreeg, moet je niet tien keer heen en weer vliegen om de kwaliteit te controleren, ... Door het vakmanschap van onze mensen te automatiseren, worden we stilaan ook weer competitief met Oost-Europa. Wie de crisis overleefde, heeft weer toekomstkansen. We krijgen het opnieuw alsmaar drukker en groeien internationaal. We vielen van 140 terug naar 66 medewerkers, maar intussen werken we weer met 72 mensen en werven we aan. www.dezetel.be

Mine, Studio Segers voor De Zetel

8031

8520

Alfa

thema

8021

8020

T-bone, Bob van Reeth voor De Zetel

45


Inspirerend cross-cultureel design

Vervlochten identiteit als handelsmerk? Annelies Thoelen en Koen Van der Schaeghe

Onze creatieve industrie is een overwegend blanke wereld. Consumenten van kunst en cultuur behoren traditio­neel tot de autoch­ tone middenklasse, net zoals recensenten, beleidsmakers, docenten, curatoren en ex­perten. Maar in de huidige geglobaliseerde wereld stromen veel diverse invloeden ons leven binnen. Zo zijn er ook in Vlaanderen bijvoorbeeld steeds meer designers met een etnisch diverse origine werkzaam in de creatieve sector. (Een persoon uit een ‘etnische minderheid’ wordt meestal gedefinieerd als iemand die zelf geboren is buiten de EU15 of Noord-Amerika, of die ten minste één ouder heeft die dat is.

46

Schattingen van het aantal designers van vreemde origine werkzaam in Vlaanderen variëren tussen de 1,5 % en 4 %.) Annelies Thoelen, medewerker bij Design Vlaanderen en onderzoeker aan UHasselt, zocht in een doctoraatsproefschrift uit hoe je je het best profileert in deze blanke kunstwereld, als designer met een diverse origine. Gebruik je je origine als inspiratiebron en als handelsmerk, of is dat niet altijd even zinvol? Kwintessens nam ook een duik in de roots van drie ontwerpers, die elk op hun eigen wijze omgaan met hun identiteit.

thema


MOUSSEM FLAGEY | 21.04 | 15:00

Fenna Zamouri voor Daarkom

Fenna Zamouri voor Moussem

Arabic Fragmentation, Fenna Zamouri

thema

47


Graven in de grondstof De groep van etnisch diverse designers is op zich bijzonder heterogeen. Dit betekent ook dat hun werk zeer uiteenlopend is. Niet het minst is de keuze om je identiteit te gebruiken voor professionele doeleinden een belangrijke differentiërende factor. Identiteit kan namelijk een onuitputtelijke inspiratiebron voor designobjecten betekenen, en een zeer authentiek verhaal vormen wanneer het wordt ingezet voor branding. Maar, net zoals bij autochtone designers, vinden niet alle designers met een etnisch diverse origine hun identiteit een relevante inspiratiebron om mee aan de slag te gaan. Sommigen gebruiken elementen uit hun origine als inspiratiebron in hun werk, anderen in hun branding, nog anderen in beide. Sommigen doen dit helemaal niet, of slechts ten dele. Sommigen laten toe dat er bij interpretaties van hun producten ‘verwijzingen’ naar hun cultuur voorkomen, en anderen verzetten zich hier hevig tegen. Kortom, een breed scala van profileringen in het gebruik van identiteit is mogelijk. Hoe kies je wat er zowel zakelijk als artistiek bij je past? Om die vraag te beantwoorden, is het belangrijk om de opportuniteitsstructuur waarin designers met een diverse origine zich bevinden, te begrijpen. Doordat ze opereren in een overwegend blanke creatieve sector, is deze voor hen namelijk nogal dubbel. Aan de ene kant hebben ze vele opportuniteiten. Designers met een diverse origine kunnen opvallen (al was het maar door hun uiterlijk of naam) tussen de autochtone massa, en worden gezien als de potentiële brengers van een nieuw verhaal in de overwegend blanke creatieve sector. Men acht designers met een diverse origine in staat om met de blik van een buitenstaander ons design te herdenken of zaken mogelijk te maken die voorheen niet

Grafisch ontwerpster Fenna Zamouri verwerkt duidelijk haar etnische origine in haar lettervormen, terwijl de duale achtergrond van juweel­ontwerpster Salima Thakker haar collectie alleen geruisloos inspireert. productontwikkelaar Peyman Nadirzadeh ten slotte geeft het poëtische Iraanse gedachtengoed minzaam uitdrukking, maar quasi nooit in de vorm. 48

gebeurden. Vaak worden ze ook begrepen als die creatievelingen die door hun diversiteit mogelijk andere connecties kunnen leggen, en dus innovatiever zijn. Kortom, zelfs wanneer hun werk niet direct refereert naar hun origine, bekijkt men hen vaak als vernieuwend, creatief en opvallend. Aan de andere kant vinden designers met een diverse origine ook hindernissen op hun pad. De mogelijkheid bestaat namelijk dat hun producten worden gecategoriseerd als ‘anders’ of niet voldoende aansluitend bij de mainstream, waardoor producenten of consumenten ze misschien sneller links zullen laten liggen. Ze worden bijvoorbeeld sneller gezien als ‘moeilijker’ verkoopbaar door eventuele referenties naar andere, ‘minder begrepen’, culturen. Maar ook designers die hun identiteit niet gebruiken in hun werk komen hierdoor geregeld moeilijkheden tegen. Door hun vreemde naam, donkerdere huidskleur of accent krijgen ze al snel het label ‘allochtoon’, waar ze, zelfs zonder referenties naar hun origine, maar moeilijk van afraken. Hierdoor wordt hun werk soms niet opgepikt omdat het niet voldoet aan ons bijna automatische verwachtingspatroon dat een allochtone designer vast iets doet met een achtergrond die ‘zo afwijkend is’. Het al dan niet gebruiken van identiteit in je werk en het maken van je origine tot handelsmerk is dus een individuele keuze met, door de dubbele opportuniteitsstructuur, zowel potentieel positieve als potentieel negatieve consequenties. Om als designer met een diverse origine zowel artistiek als zakelijk de weg te bewandelen die je zelf voor ogen had, lijkt het strak in de hand houden van je eigen verhaal dan ook een verplichting. Met of zonder referenties naar je diverse identiteit in je werk, is het veelvuldig communiceren van je keuzes het belangrijkste startpunt.

Fenna Zamouri: typografie door een brede bril

De in Antwerpen geboren en getogen Fenna Zamouri is als grafisch ontwerpster actief in Brussel. Ze begeeft zich met haar werk op het vruchtbare snijvlak tussen de westerse en Arabische cultuur. “Een product van mijn Marokkaanse origine zou ik me niet noemen, maar ik koester mijn roots, die me beïnvloeden voor bepaalde opdrachten. Via kruisende paden en mijn opleiding aan Sint-Lukas zocht ik mijn weg in het grafisch ontwerp.” “Mijn achtergrond sijpelt door in mijn werk. Je legt sowieso een stuk van je ziel bloot, door met letters, vormen, en beeldtaal bezig te zijn. Typografie maakt deel uit van de visuele cultuur. Idealiter omarmt grafisch design de schrijftaal. Het woord, de schriftuur en de illustratie vullen elkaar aan. Het is een hybride mengvorm. Ik hou van de poëzie van de typografie. Rond mijn zeventiende vond ik mijn dubbele identiteit een zware rugzak om dragen. Nu voel ik me ‘sitting on the top of the world’ als ik een deel van mijn cultureel erfgoed met een moderne draai in mijn ontwerp kan verwerken.” Dat de culturele mix in haar werk ook opdrachtgevers aanspreekt, blijkt bijvoorbeeld uit de huisstijl die ze maakte voor Daarkom, het Vlaams-Marokkaans Culturenhuis.”

“Naast mijn skills reken ik ook mijn roots tot mijn knowhow. Op Sint-Lukas liet men mij hierin vrij. Ik begaf me op onontgonnen terrein. Gedurende mijn hele opleiding heb ik projecten ontworpen met onder andere Arabische invloeden. Ik haalde inspiratie uit de taal, uit de aaneenschakelingen en curves die gemaakt worden om letters en woorden te creëren. Het neigt naar kalligrafie. Noem het de smaak voor de letter. Aantrekkelijk aan het Arabisch voor een graficus, is het poëtische element. Het schrift danst haast, waarmee je creatief aan de slag kunt. Je ontwikkelt een dynamische identiteit door de westerse en Arabische beeldtaal te vermengen.” De visuele cultuur is alomtegenwoordig en als grafisch ontwerper geef je woorden vorm en zet je een boodschap in de kijker. “Grafisch ontwerp is een vorm van expressie en communicatie. Je houdt hierbij rekening met je doelpubliek. Vooral in de culturele sector groeit de vraag naar Arabisch getinte vormgeving. Ik krijg wel wat opdrachten uit deze hoek, maar ik zet mezelf niet in een hokje, ik sta open voor een breed publiek. Ik ben tenslotte een ontwerper. Mijn creatieve vrijheid staat voorop. Ik wil mijn eigen stijl verder exploreren en werk aan een persoonlijke signatuur. Het is moeilijk om er de vinger op te leggen, het komt impulsief, instinctief. Het is een zoektocht, een continu onderweg zijn.” www.fennazamouri.be

thema


Salima Thakker: evenwicht tussen Oost en West

Facet Collection, Salima Thakker

Grid Collection, Salima Thakker

Labyrinth Collection, Salima Thakker

Dancing Queen Collection, Salima Thakker

Modular Collection, Salima Thakker

thema

Salima Thakker blinkt uit in verfijnde, handgemaakte stukken uit edelmetaal en edelstenen. Na een opleiding juweel­ ontwerp aan de Academie voor Schone Kunsten Antwerpen en het Londense Royal College of Art startte ze een eigen atelier en winkel. Haar ontwerpen krijgen vorm aan de werkbank, via experimenten, doorgedreven onderzoek en een groeiend vocabulaire. Elke creatie getuigt van technisch kunnen en liefde voor detaillering die voortvloeit uit haar BelgischIndiase roots. Haar gemengde roots geven een rijkdom die ze anders niet gekend had. “Mijn moeder was Belgische, mijn vader is afkomstig van Bombay, India. Mijn thuis­ cultuur was een evenwicht tussen Oost en West. Ook al kom ik er maar één keer per jaar, India is wel een tweede thuis voor mij. Ik voel me er geen toerist. Ik ben opgegroeid met het idee dat Oost en West elkaar nooit zullen raken, maar als een magnetisch veld verbonden zijn. Ik kreeg Belgische waarden mee, maar ook oosterse invloeden stroomden binnen. Zowel levens­ beschouwelijk als in mijn liefde voor decoratie en sieraden, ben ik een kind van twee werelden. Als tiener stelde ik veel vragen, onder meer over de geloofsbeleving van mijn vader. Toen ik opgroeide stelde ik wel veel in vraag, maar mijn respect nam alleen toe. Het werd een dubbele identiteitsbevestiging.” “De juwelen ontstaan in mijn hoofd en ik vertaal ze eigenhandig tot een eindproduct, volledig met de hand uitgewerkt. De materialen waren van meet af aan belangrijk voor mij. Ik heb altijd gedaan wat ik wilde doen en niet noodzakelijk wat moest, wat men verlangde. Handwerk is mijn grootste kenmerk. Het is ambachtelijk. Dat is misschien wel de culturele achtergrond. Indische sieraden zijn ook met de hand gemaakt. Ik werk vrij mathematisch. Wat me intrigeert, inspireert me ook … mijn oog is erin getraind. Mijn technieken zijn veelal traditioneel. Ik krijg weleens te horen dat er iets oosters in mijn juwelen zit. Ik ga er niet specifiek naar op zoek, maar blijkbaar zit het er toch wel in verweven.” “Die dualiteit blijft, en vertaalt zich in contrasten. Mijn half-Indische identiteit is niet onbelangrijk in mijn werk, maar het komt vanzelf, eerder sluipend. Ik heb mijn juwelenlijn ook mijn eigen naam gegeven, net omdat het mezelf weerspiegelt. Mijn werk is niet uniform, maar ik ben het wel steeds.” www.salimathakker.com

49


Peyman Nadirzadeh: zoeken naar de essentie

Het werk van Peyman Nadirzadeh leunt aan bij zijn leven, zijn essentie. “Met productontwikkeling had ik het gevoel de juiste vragen te kunnen beantwoorden. Ik ben niet op zoek om een publiek te plezieren. Ik verlang ernaar om mijzelf en mijn gevoelens tevreden te stellen. Design is mijn middel om mijn gedachten uit te drukken, mijn middel om te ademen. Ik ben niet definitief Pers of definitief Belg, dat wil ook niet. Ik hoop dat ik binnen tien jaar nog steeds evolueer en een ander mens ben. Dat ik niet ben blijven stilstaan”. Dit is iets dat je ziet in zijn werk. De essentie komt terug. “Ik ben gemixt, een beetje van het ene, een beetje van het andere. Belemmeren doet het me niet. Het is eerder een bron van rijkdom. Ik zie me niet anders functioneren. Je ademt de cultuur in van de locatie waar je verblijft. Ik heb interieurarchitectuur en product­ design gestudeerd, disciplines met raakpunten. Waarom ik designer ben, weet ik niet. Ik heb mijn bestemming als designer niet gezocht, ze heeft mij gevonden. Ik was eigenlijk altijd creatief bezig. Ik doe het graag, het is een manier van denken, van leven, van zijn.” “Ik hou van het concrete van design. Productontwikkeling kan heel reëel zijn, een opdracht, een briefing, maar het kan ook uit jezelf komen. Met producten kun je poëzie maken.” Zoals zijn concept van de kaart-kaars, een velletje was waarvan een kaars wordt gerold, waarin men een boodschap, wens of verlangen toevertrouwt aan het heilzame vuur. “Voor mij is het een productmatige expressie van mijn geest. De essentie van het ontwerp en het maken is voor mij belangrijk. Mijn inspiratie kan heel verschillend zijn, zowel probleemoplossend als een poëtische gedachte. Het is niet in eerste instantie een object, maar wel een gevoel dat ik wil vormgeven. Iedereen heeft een manier om iets te vertellen. Ik start van de poëzie in mijn gedachten, want zonder bestaat er niets. Door de eeuwen heen hebben veel volkeren hun taal verloren. Mijn geboorteland Iran gelukkig niet. Dat een taal overleeft, is belangrijk voor de eigenheid, de poëzie.” “Ik ben al meer dan de helft van mijn leven weg uit Iran. Ik was student toen de Iraanse revolutie uitbrak. Er was geen vrijheid van spreken en denken meer. Ik leef mijn leven in een land waar ik geen geschiedenis heb. Dat is moeilijk. Als je je verleden geen plaats geeft, heb je ook geen toekomst. De traditie verhuist mee, je wortels behoud je via de taal. Ook al zou je willen, je kunt je wortels niet afsnijden.”

Wenskaars, Peyman Nadirzadeh

http://home.scarlet.be/~hm209763

Jumpy, Peyman Nadirzadeh. Foto: Griet van Gent

50

thema


Ladderkast, Peyman Nadirzadeh. Foto: Griet van Gent

Ariana, Peyman Nadirzadeh. © Eventattitude T. Belvaux, Défilé Petits Riens 2011

thema

51


Vormen en Marge

Designcollectieven ontstaan veelal organisch vanuit een gedeelde spirit. Ontwerpers vinden elkaar in een synergie die creati­ viteit stimuleert en kennis complementair inzet. Samen vormen ze een bedrijf dat voor iets staat. Hoe geef je hieraan een gezicht in een design­ wereld waarin identiteit zo belangrijk is? Het jonge vormen en Marge hebben er een eigen kijk op.

De identiteit van twee jonge designcollectieven — Lut Pil VORMEN Vormen is geleidelijk gegroeid en onderging zijn vuurdoop in 2014 tijdens De Invasie in Milaan. In een designwereld die sterk op namen en productiehuizen is gericht, communiceert het collectief los van indivi­ duele personen. Dat vormen niet gebonden is aan bepaalde namen maar als een geheel naar buiten komt, is dus een bewuste keuze. Binnen de groep is de expertise divers en complementair. De ontwerpers en makers komen vanuit opleidingen architectuur, grafisch ontwerp, fotografie, talen en kunstgeschiedenis. Anderen zijn technisch onderlegd na een jarenlange ervaring als productieassistent. Daarbij hebben ze uiteenlopende technieken geleerd in een vruchtbare meester-leerlingrelatie, zoals die vroeger in de ambachten bestond. Vanuit die expertise worden in onderling aanvoelen en vertrouwen ideeën gelanceerd, waarna het ‘vormen’ begint.

52

Een idee wordt besproken en in het atelier uitgeprobeerd. Die wisselwerking en kruis­ bestuiving karakteriseert vormen. Een ontwerp wordt niet uitbesteed voor productie, maar zoveel mogelijk zelf gemaakt, rekening houdend met de mogelijkheden en beper­ kingen van wat in het atelier technisch kan. Een ontwerp wordt daardoor ook bepaald. Vormen stelt het zo voor: “Het atelier van vormen heeft een gelimiteerde, technische kunde. Er zijn grenzen. Grenzen die graag worden opgezocht, worden verlegd, maar die er altijd zullen zijn. Die limieten verhinderen om fantastische ontwerpen te bedenken. De ontwerpen worden telkens weer gekop­ peld aan de realiteit van het eigen ambacht. Overdaad wordt tegengehouden doordat er binnen deze grenzen wordt gewerkt. De dialoog tussen droom en ritueel wordt telkens opnieuw gevoerd. Een gesprek dat beide polen verrijkt.” De oplossingen en aanpassingen zijn vaak verbeteringen van het ontwerp; tegelijkertijd verscherpt het ontwerp de

ambachtelijke kennis. “Het atelier heeft grenzen en dat is aangenaam. En dat er iets wordt gemaakt, dat een tekening vanuit die synergie een reëel object wordt, creëert een vibe, een energie die doet verdergaan.” De naam ‘vormen’ lag dan ook voor de hand, maar is tegelijkertijd een knipoog naar het voormalige grafische bedrijf van de vader van enkele van de leden. Vormen heeft geen gedefinieerd programma en laat toe om niet enkel met objecten bezig te zijn maar ook met scenografie, interieurontwerp, videopro­ jecten, ... “Vormen wijst op een werkwijze die breed gehouden wordt. Via een permanente dialoog tussen ontwerp en materiaal komen projecten en objecten tot stand; de band tussen ontwerp en materialiteit is een essentieel deel van onze identiteit.” Op die manier willen ze zich positioneren in een designwereld die ze zien bewegen tussen massaproductie, extravagantie, overdaad en conceptualiteit. Het doorstrepen in de verklarende uitleg die ze aan het woorden­ boek hebben ontleend is een grafisch spel

thema


maar werkt ook inhoudelijk. Het weglaten van bepaalde tekstfragmenten visualiseert het openhouden van het woord, zeker in het Nederlands, waar ‘vormen’ minder geprofi­ leerd is dan het Engelstalige ‘form’ dat sterk naar design verwijst en te veel poneert. Ook in het woordlogo moet niet meer gelezen worden dan wat er staat. Deze filosofie geldt ook voor de realisaties van vormen: ze zijn wat ze zijn. XYZ is een tafel genoemd naar een eenvoudig construc­ tieprincipe, de x- y- en z-as van het cartesisch coördinatenstelsel. De productomschrijving sluit hierbij aan: “IJzeren kokers worden volgens de drie orthogonale assen aan elkaar verbonden.
Houten balken schuiven in de verbindingselementen.
De x- en zrichtingen worden gekoppeld en vormen het tafeloppervlak.
Eikenhouten planken vormen het blad.
De y-richting wordt de tafelpoot en bepaalt zo de hoogte van de tafel.” 3Mlamp is eigenlijk een sokkel voor een lamp die, zoals de naam aangeeft, bestaat uit een 3 meter lange ronde ijzeren staaf. Meer over het object: 1 656 mm hoog x 470 mm breed x 870 mm diep, 4 000 mm textieldraad, standaard gloeilamp (E27, 25 W of 40 W) of een grote gloeilamp (40 W), 1 socket + schakelaar (E27), 1 stekker. De lamp wordt in een wat sobere opsomming geïdentificeerd, omdat achter de vorm verder niets moet worden gezocht. Ook dit komt terug in het gebruik van hun beeldtaal en typeert de eigenheid van het collectief. Vormen bestaat om het plezier van het maken en herkent zich in een uitspraak van Charles Eames: “Take your pleasure seriously”. Daarbij blijft vormen groeien, bewegen, veranderen. Vormen blijft vormen.

XYZ, vormen

www.vormen.be

3Mlamp, vormen

XYZ, vormen

Take your pleasure seriously Charles Eames

thema

53


1Mlamp, vormen

Tentoonstellingsscenografie A Matter of Perception, vormen voor DAMn°

54

MARGE Ook Marge, een Gents ontwerperscollectief dat in 2012 officieel van start ging, definieert meer een ontwerpattitude dan dat er een domein mee wordt afgebakend. Helder en suggestief krijgt die houding een inhoud. “Marge realiseert projecten die de grens aftasten van architectuur en wat er vlak naast lijkt te vallen. Steven Schreurs en Thomas Roelandts, twee jonge architecten die met hun ietwat sarcas­ tische oog op zoek gaan naar het overstijgen van zuiver formele of functionele oefeningen, om zo op vorm, functie en betekenis een geïntegreerd antwoord te bieden. Eén van meerdere antwoorden, soms bevreemdend, onlogisch of wat komisch, steeds relevant.” ‘Marge’ staat voor de notie van kanttekening, voor het maken van notities in de marge van een tekst. Die notities zijn soms belangrijker dan wat er gedrukt staat. Het punt achter het woordbeeld zet kracht achter die houding, werkt bevestigend. Toch laat Marge veel ongedefi­ nieerd. Ook grafisch staat het woord zo in beeld dat er vrije ruimte ontstaat. Die ruimte, voor de ontwerpers en de gebruikers, is voelbaar in de toelichting van de naam. De uitleg wil de lezer emotioneel laten aanvoelen waarvoor Marge staat, zonder het te zeggen. “Marge zit aan de rand van de dingen. Marge zit tussen twee dingen, zonder exclusief tot één van die dingen te behoren. Marge glipt door de netten van de bepaling. Marge is de kanttekening. Marge is als wachten. Marge is nutteloos. Marge is relevant. Marge is een katalysator om situaties te laten plaatsvinden. Marge biedt verzet tegen horror vacui. Marge is asfalt gehuld in oranje natriumlicht. Marge is melancholisch. Marge is overal. Marge drinkt graag koffie en hoopt dat ook van u, wees vrij ons te contacteren.” Net zoals vormen beperkt Marge zich niet tot één discipline of tot één manier van werken. Marge is op alles toepasbaar: architectuur, design, stedenbouw, workshops. Vanuit een dergelijke workshop ontstond een eerste project, Betonnen Boot, die een eenvoudige wet van Archimedes bevestigt. Wanneer het gewicht van de boot kleiner is dan de hoeveelheid water die de romp verplaatst, drijft de boot. Ferrocement, een oervorm van gewapend beton, is ook het materiaal van hun Ferrocementen Koffietafel. Hiervoor hebben ze in het atelier een wapening van 5 tot 6 lagen metaalgaas over een gelaste structuur gevlochten en gevuld met cementmortel. Het resultaat is een blad van 3 cm dikte dat beton­ kwaliteit heeft: sterk en toch heel dun. Daaronder staan twee schragen, populaire readymades waarmee op dit ogenblik velen in de design­ wereld werken. Maar de schragen staan op hun kop, met hun poten wijd open onder het blad. Een half ironische grap – het zegt iets over Marge dat design niet al te serieus wil nemen – maar als steun werkt die positie even goed. In wat bijna de eerste zin van een roman zou kunnen zijn, beschrijven ze dit samenkomen van betonnen blad en houten schragen: “Ze lijken niet meteen samen te horen die twee, de ene zwaar en permanent, de andere licht en tijdelijk. En toch. Een tafel is een oppervlak op een relevante hoogte. Een tafel is een blad en poten; de poten dragen het blad waar je je koffie op zet.” Als typologie mag een koffietafel zwaar zijn – het betonnen exemplaar met een blad van 110 kg is haast niet te verplaatsen – want de eigenschap creëert extra betekenislagen. De koffietafel is duidelijk niet van karton, staat er niet tijdelijk, maar heeft iets van de meubels van vroeger die zwaar moesten zijn en een leven lang bij de bewoner hoorden. Op een abstracte manier reflecteert Marge over hoe mensen objecten gebruiken, wat het betekent om aan een raam te gaan staan, hoe je op iets kunt zitten. Daarbij zijn meubels een interessante oefening om over een ontwerpopgave na te denken. Ze starten met het formuleren van wat het object is (een definitie), werken experimen­ teel met materiaal (zelf omschrijven ze dit ook wel als ‘misbruiken’ omdat ze het materiaal graag uit zijn originele context halen) en bestuderen hoe vorm, functie en betekenis samenhangen, hoe het object als waarneembaar fenomeen intuïtief door de gebruiker wordt ervaren (studie van de fenomenologie). Vorm en materiaal worden daarbij uitgebuit om betekenissen te genereren die het evidente een verrassende wending geven.

thema


Kruiskruk, Marge

Betonnen Boot, Marge

Ferrocementen Koffietafel, Marge

Ferrocementen Koffietafel, Marge

thema

Plankenvloertafel, Marge

55


Voor Plankenvloertafel wordt dat bijvoorbeeld: “Tafels zijn er om fijn beschaafd niet op de vloer te hoeven eten. Als wij niet naar de vloer willen gaan, brengt de tafel de vloer wel naar ons. Maar dan op poten. Als er veel mensen rond die tafel scharen, wordt die steeds groter, totdat die tafel een stukje vloer wordt. Plots. Op poten.” Plankenvloertafel is boven­dien een uitgepuurde, bijna architecturale constructie: langsbalken kruisen dwarsbalken die iets minder hoog zijn, zodat er tussen de langsbalken ruimte ontstaat om planken te leggen. De tafel bevestigt haar constructie, zoals het punt achter het woordbeeld van Marge. Kruiskruk is dan weer een project waarin wordt nagegaan hoe ver men kan gaan in het op de markt brengen van een toegankelijk en goedkoop product dat toch nog interessant is. Ze combineren er berkenmultiplex met betonplex. Betonplex is een slijtvaste bekistingsplaat waarvan ze als architecten de eigenschappen goed kennen. Hun commen­ taar bij de kruk beweegt ongehinderd tussen het denken als ontwerper-maker en het ervaren als gebruiker. “Iets om je schoenveter op te knopen. Of om op te zitten. Mooi rechtop, want een rugleuning heeft hij niet. Hoe maak je een stuk boomstronk, maar dan uit platen? Drie platen volstaan al. In een kruis, dat zie je ook van bovenaf. Drie platen haken in elkaar; twee dezelfde zijn poten en één erop, die kleinste, om op te zitten. Volle platen als poten had ook gekund, maar dat is misschien wat te veel. Beter weglaten wat er toch niet nodig is. Net twee brugpijlers. Of een gewelf. En nu die veter knopen.” Ook Krattenkast, uitgevoerd in samen­ werking met Rooilijn architectuur, is tot een essentie herleid en stapelt tegelijkertijd mogelijkheden en betekenissen op elkaar. Elk schap is een neergeklapte plastic vouw­doos, blauw of rood, die naar keuze kan worden dichtgeplooid. Dan wordt het schap een gesloten lade die opbergt wat de gebruiker niet meer wil (laten) zien. De uitkragende mezzanine die in de gereali­ seerde uitvoering is verwerkt, maakt van de krattenkast een torenhoge, driedelige constructie die Louis Sullivans dictum ‘form follows function’ op speelse wijze volgt: onderaan een gesloten sokkel, daarboven een onbepaald aantal lagen van gelijksoortige modules, bekroond door een sluitstuk dat de continuïteit verderzet maar ook afsluit met een eigen leesplek. De marge die het collectief zich toe-eigent, is er een die letterlijk en figuurlijk leesruimte creëert. www.margeprojecten.be

Krattenkast, Marge

Form follows function Louis Sullivan

56

thema


SHOOT SHOOT INSPIRATIONS SHOOT SHOOT SHOOT SHOOT SHOOT SHOOT SHOOT SHOOT SHOOT SHOOT SHOOT SHOOT SHOOT SHOOT SHOOT SHOOT SHOOT SHOOT SHOOT SHOOT SHOOT SHOOT Fotografie: Kurt De Wit

De expo Dries Van Noten. Inspirations in het ModeMuseum Antwerpen belicht de carrière van één van de meest opmerkelijke Belgische ontwerpers en zijn vele inspiratiebronnen. Ze neemt u mee op een intieme en emotionele reis door zijn wereld en schetst een beeld van zijn creatieproces. Dries Van Noten: “Het is een werk van introspectie, een reflectie over mezelf, mijn werkwijze als ontwerper en mijn relatie met kunst en mijn andere passies. Mijn werk is noch een fotokopie, noch een eerbetoon. Andermans werk raakt me en ik verwerk deze bewondering, wat leidt tot een persoonlijke interpretatie.” Kwintessens belicht enkele van de meest iconische collecties van Dries Van Noten, die samen met de bijhorende inspiratie­ bronnen in de tentoonstelling te zien zijn tot 19 juli 2015.


Dries Van Noten Lente-Zomer 2015 Midzomernachtsdroom De geheime tuin, de bodem van het bos met zacht mos biedt plaats aan nimfen, geesten en bloemenfeeën. De Arts and Crafts-visie van William Morris wordt bevolkt met etherische prerafaëlitische muzes. Eco-warriors en hedendaagse echo’s van hippie levensstijlen keren terug naar de schoonheid van Milton’s paradijs.

SHOOT 58


Dries Van Noten Lente-Zomer 2009 Grafisch De werken van Victor Vasarely, Pol Bury en Mark Rothko zijn een visueel spektakel van speelse vormen die samen­ smelten tot een krachtig grafisch meesterwerk. Een beperkt kleurenpalet van zwart en wit tinten opgefleurd met kleurtoetsen en geometrische patronen gaat hand in hand met de nonchalance van de Parijse look uit de jaren 60 en de sensualiteit van Serge Gainsbourg.

SHOOT 59


Dries Van Noten Lente-Zomer 2012 Spanje Waar heden en verleden elkaar ontmoeten, ontstaan contrasten. Architecturale, gestructureerde snits geïnspireerd op de ontwerpen van Cristóbal Balenciaga gaan hand in hand met fluweelachtige zwarte tinten en de glinsterende lichtjes van James Reeve’s nachtelijke stadslandschappen. Spaanse haute-couturesilhouetten worden zo in een hedendaagse context gekatapulteerd.

SHOOT 60


Dries Van Noten Mannen Lente-Zomer 2015 Nureyev De pracht van het lichaam, het opgespannen spierstelsel en de vloeiende beweging. Volumineuze zijden japonnen in rijke kleuren, ontworpen om op de huid te dragen. Het lijnenspel van een schets van Richard Haines van een naakte mannelijke danser en de grootsheid van zij die onbevreesd ten onder gaan.

SHOOT 61


Dries Van Noten Herfst-Winter 2005-2006 De Tuin Folkloristische details en rijke tinten overlappen elkaar in een extravagante droomwereld waar naturalisme en abstractie naast elkaar bestaan. Uit onverwachte combinaties van bloemen, kleuren, texturen en vormen ontstaat een uniek, gracieus resultaat. Een patchwork van glinsterend metaal, kostbare materialen, halfedelstenen en uitvergrote versieringen kruisen elkaar.

SHOOT 62


Dries Van Noten Herfst-Winter 2010-2011 Punk Rebellie en omvergeworpen sociale codes vormen het uitgangspunt van creatie. Bestaande normen worden vervangen door nieuwe archetypes, zoals de picturale innovatie van Yves Klein, de iconische tailleur ‘Bar’ van Christian Dior, de Britse punk van eind jaren 70. Samen met de delicate blauwe tinten van boshyacinten krijgen nieuwe speelse combinaties vorm.

SHOOT 63


Dries Van Noten Herfst-Winter 1996-1997 Bollywood Intense Indische kleuren, geuren en fantasieĂŤn vormen een weelderig landschap. De nonchalante mengeling van stoffen en borduursels, goudtinten en transparante details, prikkelt alle zintuigen. De drukte van de markten in Calcutta en de bruisende dansvoorstellingen van Bollywood versmelten met de verfijnde mode en de charmante luxe van Parijs.

SHOOT 64


CASES CASES CASES CASES CASES CASES CASES CASES CASES CASES CASES CASES CASES CASES CASES CASES CASES CASES CASES CASES CASES CASES CASES CASES


Vlaams design en ‘t Casteelken — Aleydis Nissen Anne Decruy droomt graag. Van de roestvrijstalen waterpijp van Nedda El-Asmar voor Airdiem bijvoorbeeld. Toch is ze ook een ‘bij de pinken’ zakenvrouw. Anne Decruy stippelt nu bijna 40 jaar de weg uit van ’t Casteelken, Vlaanderens grootste designwinkel. Wanneer Annes ouders veertig jaar geleden een oude conservenfabriek aan de kerk in Rumbeke kopen, weten ze niet onmid­dellijk wat ze ermee willen aanvangen. Ze denken eerst aan een megameubel­ zaak, van het type met een wand vol staaltjes marmer. Maar wanneer Anne in 1976 afstudeert als interieurontwerper, besluiten ze er een mix van design en serie­meubelen in onder te brengen. Die combi­natie zorgt ervoor dat ’t Casteelken die eerste jaren blijft draaien. Langzaamaan evolueert het tot het 5 000 m2 design­ walhalla dat het vandaag is. Architecten Coussée & Goris geven de zaak in 2006 een nieuw gelaat van staal en glas. Daarna worden zowel de set van de originele Belgische film Loft van Erik Van Looy als die van de Nederlandse en Amerikaanse remakes ingericht met stukken uit Annes winkel. Intussen telt ’t Casteelken-imperium ook een shop met designaccessoires en een tweede vestiging in Oostkamp. De zaken gaan goed, daar in West-Vlaanderen.

Vlaamse designers hebben brede voelsprieten Wat Vlaams design voor Anne betekent? Daarover moet ze even nadenken. Ze lijkt bang van hokjesdenken. “Onze designers durven wat. Aan de Howest Kortrijk experimenteren de studenten industrieel ontwerp met de meest uiteenlopende materialen. Dat is ook nodig. Want wie het materiaal niet kent, weet niet wat het kan doen. Wat me opvalt, is dat tegenwoordig veel Vlaamse designers met hout werken. Kijk maar naar Stefan Schöning, Bram Boo en Dirk Wynants. Dat gaat dan niet meer om de traditionele eiken eetkamer van vroeger, maar wel om functionele losse stukken.” Anne gaat verder: “Vlaamse designers hebben ook brede voelsprieten. Zo studeerde de Antwerpse ontwerpster Inge Van Gheel onder meer in het Zweedse Göteborg.

66 — cases

De Kortrijkse Biënnale Interieur deed al baanbrekend werk voor de internationalisering. Van mij mogen Vlaamse designscholen gerust – net als onze modeacademies – ook nog wat internationaler worden.” En het meeste bewondering heeft ze voor Nedda El-Asmar en Bart Lens. “Bij haar is alles af, zijn ontwerpen zijn dan weer pure poëzie. Ze leggen harmonie in hun werk. Ik kijk echt op naar hen.”

Ontwerpers en fabrikanten zetten allebei hun stempel De verhoudingen tussen designers, fabrikanten en retailers zijn geëvolueerd, merkt Anne op: “Vlaamse ontwerpers werken zo goed als altijd met verschillende producenten. Ze hebben die brede fundamenten ook nodig. Studio Segers leerden we kennen via Indera, maar nu zien we hun ontwerpen ook bij andere fabrikanten. Merken hebben zich op hun beurt ook geherpositioneerd. Vroeger sprak de handelaar de klant aan, nu doet het merk dat rechtstreeks. Winkels worden steeds meer gereduceerd tot tussenschakels die instaan voor logistieke doeleinden.” “Ontwerpers en fabrikanten zetten natuurlijk allebei hun stempel op een ontwerp. Onze noorderburen noemen sneller de designer achter het merk. Vlamingen kijken vaker in de eerste plaats naar het merk, en de ontwerper komt pas op de tweede plaats.” Hoe ’t Casteelken standhoudt in deze revolutie? Met een beproefd recept. “Bij ’t Casteelken zetten we noch de designer, noch de fabrikant op de stukken in onze toonzaal. Dat zou toch altijd te weinig zeggen. Onze mensen op de vloer kunnen het volledige verhaal veel beter brengen.” Die typische mentaliteit van ’t Casteel­ ken is organisch gegroeid. “De naam ’t Casteelken komt van de zeventiendeeeuwse woning die deel uitmaakt van het domein. In het begin legde ’t Casteelken zich ook toe op stijlmeubelen voor de

middenklasse, maar al snel verschoof de klemtoon naar puur design. In de jaren zeventig waren alle ogen gericht op Milaan en de Italiaanse ontwerpers. Maar in de loop der jaren kregen ook de Vlaamse designers kansen. De spelling van ’t Casteelken hebben we nog nooit veranderd en het huidige logo werd rond de eeuw­wisseling ontworpen door Klaus Verscheure. Communicatiebureau The Fat Lady verzorgt sindsdien onze marketing. Zij begrijpen ons.”

Namaak maakt mij echt misselijk Ten slotte verwoordt Anne haar wensen voor Vlaams design. “Eerst en vooral: meer aandacht voor authenticiteit. Gelukkig is dat al in opmars, met dank aan de pers en producenten als Cassina en Knoll. Namaak maakt mij echt misselijk. Ik begrijp niet waarom je een kopie uit een lagere prijsklasse boven een origineel product zou verkiezen. Ik hoop ook dat Vlaams design in de toekomst nog in België geproduceerd kan worden. Fabrikanten hebben in het verleden laten zien dat ze daartoe in staat zijn. Een verschuiving naar lageloonlanden zou funest zijn. Scharnieren zijn beter en productie­ processen groener dan ooit tevoren. Om nog maar van 3D-printen te zwijgen. Er komen nog prachtige tijden aan!” www.casteelken.be


Track, Stefan SchĂśning voor Reflect+, Deknudt Mirrors

Formes, Bart Lens voor Moome Narghile, Nedda El-Asmar voor Airdiem

Overdose, Bram Boo voor Bulo Gargantua, Dirk Wynants voor Extremis

cases — 67


Klein formaat, groot ontwerp — Mies Van Roy Hoewel postzegels steeds minder gebruikt worden, besteedt het Belgische postbedrijf bpost veel aandacht aan de uitgiften. Zo ontworpen al heel wat grafische vormgevers postzegels, zoals Gert Dooreman, Leen Depooter, Herman Houbrechts en Tom Hautekiet. En bpost blijft op zoek naar nieuw talent om de zegels vorm te geven. Bpost doet voor het ontwerp van de postzegels een beroep op zowel interne als externe vormgevers. Jaarlijks worden er zo’n 20 gelimiteerde blaadjes uitgebracht, die de nieuwe postzegelcollectie van dat jaar uitmaken. De permanente zegels, zoals het koningsportret, worden regel­ matig gerestyled.

Een zegel heeft zowel een gebruikswaarde als een emotionele waarde Peter De Fré, manager Stamps & Philately, en Bart Janssen, coördinator van de uitgiften, zijn verantwoordelijk voor de ontwikkeling van nieuwe postzegel­ ontwerpen. “Een zegel heeft zowel een gebruikswaarde als een emotionele waarde”, vertelt Peter. “Iedereen die wil, kan thema’s voorstellen”, voegt Bart toe. “Die worden dan voorgelegd aan de Filate­listische Commissie (met leden van bpost en externen), die hierin als advies­ orgaan functioneert, waarna wij de definitieve lijst met thema’s opstellen en aan de slag gaan om die verder uit te werken. De thema’s van de postzegels zijn zeer uiteenlopend, gaande van historische gebeurtenissen, actualiteitsgebonden en maatschappelijke onderwerpen, cultuur, sport, fauna en flora, comics, tot meer ludieke invalshoeken.” Bart: “Het gros van de gelimiteerde zegels komt terecht in de community van filatelisten en andere verzamelaars. Deze groep van postzegelverzamelaars – een voornamelijk ouder publiek – wordt geleidelijk aan kleiner. De jongere generatie is zelden geïnteresseerd in het verzamelen van postzegels, heeft bovendien tegenwoordig veel meer mogelijkheden op het gebied van hobby’s of kent filatelie simpelweg niet.” “Voor bepaalde uitgiften wordt er op productietechnisch gebied ook heel wat uit de kast gehaald”, gaat Peter verder. Zo verscheen er in 2013 een postzegelreeks rond Belgische chocolade. Tony Le Duc verzorgde de fotografie en Katleen Miller

68 — cases

gaf het blaadje met vijf zegels vorm. “Op de voorzijde van de zegel ruik je chocolade, op de achterzijde proef je die als je hem wilt kleven”, zegt Bart. “Het resultaat is een postzegelblaadje in een strakke en pure vormgeving”, vertelt Katleen. “Ik ben er heel trots op en als vormgever is ook het leuk dat ik nu mijn eigen post­zegel heb. (lacht)” Met deze reeks won bpost trouwens de wedstrijd Los Mejores Sellos y Monedas del Mundo, in de categorie ‘meest ver­nieuwende zegel’. Een ander voorbeeld van hoe bpost met zijn uitgiften in de aandacht komt, is de reeks die Ann Bessemans maakte in 2013 in het kader van de Internationale Vrouwendag. “Onze bedoeling was om het artikel uit het VN-verdrag over de uitbanning van alle vormen van discriminatie tegen vrouwen, te gebruiken in vier talen in een vrouwenportret”, zegt Peter. “Ik wilde van de postzegel een grafisch en leesbaar geheel maken. Daarom koos ik voor het lettertype Big Vesta, speciaal ontwikkeld om ruimte te besparen”, zegt de ontwerpster. Door te variëren met kleurcontrasten en verschillende gewichten ontstaat een vrouwenportret op de zegel.

Ik probeer alle thema’s te bundelen tot één samenhangend geheel, maar anderzijds wil ik ook deelverhalen op zich laten bestaan In 2014 ontwierp het Antwerpse bureau indianen dan weer een postzegelreeks rond optische illusies. Er zijn heel veel verschillende soorten optische illusies. Vaak zijn ze ook op een andere manier opgebouwd en hebben ze daardoor hun eigen grafische elementen. “Wij wilden net als bpost niet vasthouden aan één soort optische illusie. We zijn dus op zoek gegaan naar een textuur en illustratieve stijl waarmee we genoeg speelruimte hadden om vijf verschillende en toch samenhangende postzegels te ontwerpen”, vertelt Andreas Depauw van indianen.

Afgelopen jaar is ook een vijfjarige postzegelreeks opgestart rond ‘De Groote Oorlog’, in een ontwerp van Kris Demey. Elk jaar wordt een blaadje uitgebracht met vijf verschillende zegels, telkens rond een ander WO I-thema. Aan de ontwikkeling van die zegels gaat een grondig onderzoek vooraf. “In beeldbanken en archieven ga ik op zoek naar historisch correct beeldmateriaal, waarvan het meeste in het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis in het Brusselse Jubelpark te vinden is”, vertelt Kris. “Bart Janssen en ik hebben daar duizenden foto’s bekeken en beoordeeld. Door trechtergewijze selectie kwamen we eerst tot 100, dan 50 en ten slotte een tiental beelden waar­mee ik aan de slag kan. Een historisch comité waakt ook over de geschiedkundige correctheid van elk detail, aangezien elk blaadje over één jaar uit de geschiedenis gaat en op verre van alle beelden een datum staat.” Kris gaat verder: “Ik probeer alle thema’s te bundelen tot één samenhangend geheel, maar anderzijds wil ik ook deelverhalen op zich laten bestaan.” Peter vult aan: “Deze reeks, gedrukt in rasterdiepdruk, is een mooi voorbeeld van een klassieke benadering in combinatie met een hedendaagse frisheid.” Nederland heeft een sterke ontwerptraditie. Daar heeft PostNL vanaf het begin van de vorige eeuw een enorme bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van de grafische vormgeving in Nederland. Zowat elke ontwerper heeft er al een zegel ontworpen. Op www.iconenvandepost.nl bevindt zich het virtuele archief van alle postzegels en andere materialen die ooit ontworpen zijn sinds 1850. Wat Kris Demey vindt van het huidige postzegel­ ontwerp in België? “Bpost wil een traditie verderzetten, maar zoekt de laatste jaren toch ook duidelijk naar vernieuwing, zowel op het vlak van vormgeving als op het vlak van druktechnieken en alternatieve afwerkingen. We hebben zeker genoeg karakter en talent in huis om onze maatschappij een eigen gezicht te geven”.


Rwanda – 50 – Burundi, Gert Dooreman

Optische illusies, indianen Belgische chocolade, Katleen Miller en Tony Le Duc

De Internationale Vrouwendag, Ann Bessemans

Kazerne Dossin, Herman Houbrechts

De Groote Oorlog, Kris Demey Mode, dit is Belgisch, Tom Hautekiet

Snoep van bij ons, Carll Cneut en Leen Depooter

cases — 69


New York van logo tot lamp — Adrienne Peters De huisstijl van hamburgerzaak Manhattn’s in Brussel was voor designstudio Pinkeye een kolfje naar hun hand. Alles, van typografie tot interieur, werd onder de loep genomen en in een stijl gegoten die refereert aan New York. Zonder te vervallen in clichés. Op een grijze regenachtige ochtend in Brussel prijkt het uithangbord van Manhattn’s als een stralende zon aan de gevels van de Louizalaan. De hamburgerzaak in de stijl van de stad die nooit slaapt, is een paar maanden open. ‘There’s a New Yorker in every city’, zeggen de T-shirts van de medewerkers, dus ook in Brussel. Het is duidelijk waardoor Jerome en Philippe Vandermeulen zich hebben laten inspireren bij de oprichting van hun hamburgerrestaurant. “Ik wil New York verkopen, niet een product”, bevestigt Jerome, die jarenlang in de wereldstad woonde. Als ambassadeur van de New Yorkse sfeer introduceren de broers uit Sint-Truiden het ‘fast casual dining concept’ in Europa, zonder de groeiende behoefte aan kwaliteitsproducten over het hoofd te zien. Designstudio Pinkeye uit Antwerpen trok die lijn door in hun ontwerp voor de hele visuele identiteit van Manhattn’s. “De uitdaging”, zegt Ruud Belmans, creative director van Pinkeye, “was om het niet te zwaar aan te zetten. De hele huisstijl en inrichting moesten New York en het bekende Meatpacking District uitstralen, van oudsher de wijk waar de slagers huizen, zonder dat het cliché werd. Of een themarestaurant met hapklare symboliek.” Het idee van de broers om een vrijheidsbeeld in het restaurant te zetten, heeft Belmans dan ook zonder pardon naar de prullenbak verwezen. Het geab­straheerde beeld in het logo maakte verdere discussie overbodig.

70 — cases

De New York-stijl uit zich in alle elementen van de huisstijl en het interieur. De kleur is het iconische geel van de taxi’s. De typografie op de menukaart verwijst naar de prijsborden in het Meatpacking District: streng en pragmatisch, want een wijk van noeste arbeid behoeft geen tierelantijnen. Dat de Belgische frieten met de hand gesneden zijn en het vlees van met gras gevoerde Ierse runderen komt, leer je van de tattoos op de bruine verpakking. Dat op zijn beurt weer verwijst naar de bekende ‘brown bags’. Ook de comics op de website zijn typisch Amerikaans. Door de zoom en compositie val je meteen in de dynamiek van het verhaal.

Ik wil New York verkopen, niet een product Tot zover de linken die snel gelegd zijn. Maar in het interieur zitten ook subtiele hints voor de goede verstaander. Belmans: “We hebben originele elementen in de inrichting gebruikt om een verhaal te vertellen. Neem de ‘exposed brick wall’: een stenen muur in je interieur is in de wereldstad een extra feature die zelfs de prijs van je appartement kan opdrijven.” En dat is maar een onderdeel van het weldoordachte interieur. De ventilatiebuis is tijdens de huisstijl-make-over van de muur geschroefd en geel gespoten. Onder het deel van het plafond dat open is en de ruwbouw van het pand laat zien, waan je je in de metro van New York City. Voor een theatrale entree à la Broadway zorgen het dikke velours gordijn bij de deur en het logo van gloeilampen over de hele breedte van de gevel. In het zwarte plafond komen diezelfde lampen weer terug. Aan de zijkanten een wit tegelpatroon, precies zo gelegd als op de putdeksels in New York. De roze ledlamp verwijst weer naar de lichten in het Meatpacking District. Voor Pinkeye, dat al verschillende prijzen in de wacht sleepte voor merken zoals Coca-Cola, Duvel, Douwe Egberts en Danone, was Manhattn’s een project waaraan alle eer te behalen viel. Belmans: “Grafiek en interieur grijpen

in elkaar. Wij konden al onze disciplines inzetten: van binnenhuisarchitectuur en productontwikkeling tot grafisch ontwerp.” Dat de visuele identiteit maar een deel is van het verhaal, zal hij niet ontkennen. Als de hamburger niet goed is, kan een mooie huisstijl daar niets aan veranderen. Maar bij Manhattn’s klopt het concept als een bus: de dagelijkse rij klanten tot op de stoep is het bewijs. Voor Jerome kan het niet snel genoeg gaan. Fast food, fast business. Plannen voor een tweede vestiging in Brussel liggen al klaar. En dan een Manhattn’s per stad, bijvoorbeeld in Amsterdam of München. Want net als het vlees, de aardappelen en de huisstijl wordt ook de locatie met zorg gekozen.

www.manhattns.com www.pinkeye.be


Pinkeye voor Manhattn’s

cases — 71



GESPOT GESPOT GESPOT GESPOT GESPOT GESPOT GESPOT GESPOT GESPOT GESPOT GESPOT GESPOT GESPOT GESPOT GESPOT GESPOT GESPOT GESPOT GESPOT GESPOT GESPOT GESPOT GESPOT GESPOT


74

GESPOT Henry van de Velde Awards & Labels 2014 Christian Oosterlinck — Foto’s: Michael De Lausnay

Dooreman

Op vrijdag 9 januari 2015 reikte Design Vlaanderen voor de 21ste maal de Henry van de Velde Awards & Labels uit. Niet langer in het Vlaams Parlement met een tentoonstelling in De Loketten, maar in de Henry Le Boeuf-zaal van BOZAR. Ja, die grote concertzaal bekend van de Koningin Elisabethwedstrijd en de jaarlijkse uitzending van de Geert Hostenieuwjaarsconference. De zaal zat niet vol – er is plaats voor 2 500 personen – maar de 1 260 aanwezigen zouden in de oude locatie nooit hebben gepast. De verhuizing is dus zeker een succes.

Bij verontschuldiging van minister Muyters werden de honneurs waargenomen door Joke Schauvliege, Vlaams minister van Omgeving, Natuur en Landbouw. Eerst werd de Award voor Loopbaan uitgereikt aan grafisch vormgever Gert Dooreman. Groot was zijn verbazing toen zijn goede vriend Tom Lanoye, die ook de tekst in de catalogus schreef, op het podium verscheen om hem lof toe te zwaaien. Tegelijk speelde Lanoye ook in op de actualiteit van de dag met de gijzelingen in Parijs. De verdienste van Dooreman gaat natuurlijk verder dan de dertig jaar samenwerking met Lanoye. Gert gaf vorm aan de boeken van heel wat Vlaamse auteurs. Hij ontwierp affi­ches voor onder andere Theater Antigone en Het Toneelhuis. Hij restylede Humo en De Standaard. En wie herinnert zich niet zijn inkleding van de Boerentoren naar aanleiding van Antwerpen Boekenstad? Een toonbeeld van hoe letters en typografie beeldende elementen worden.


GESPOT

75

Serax is de terechte laureaat van de Henry van de velde Award voor Bedrijf. Serge en Axel van Serax begonnen in de sector van de bloemendecoratie, met ontwerpen van bloemiste Moniek Vanden Berghe en huisdesigner Marie Michielssens. In 2008 leerden ze het werk van Roos Van de Velde kennen. Daaruit volgde een samenwerking met meer dan 60 ontwerpers uit Vlaanderen en de rest van de wereld. Momenteel draait Serax nog 30 % van de omzet bij bloemis­ ten, 40 % is tableware en de rest zijn meubelen en verlichting. Deze sector wordt de jongste jaren steeds belangrijker. Daarom nam Serax in 2014 Colect op, het meubellabel opgericht door Katrien van Hulle, alsook de Clodette-collectie van Karen Van Winkel en Veerle Dobbelaere.

Serax

Unfold

De Henry van de Velde Labels brachten we in een vorig nummer al in beeld. Nieuw is dat PMV (Participatie Maat­ schappij Vlaanderen) en CultuurInvest aan één van de Labels een prijs geeft. Er werd gezocht naar een product dat de ideale balans weerspiegelt tussen creativiteit en commerciële haalbaar­ heid. Er werd gekozen voor de licht­ schakelaar Piano van Lithoss, ontwor­ pen door David Dos Santos. Na de uitreiking werd iedereen uitgenodigd om de tentoonstelling te bezoeken en een glaasje te heffen in de Horta-zaal. De tentoonstelling, net als de andere gebruikte ruimtes die avond, was ingekleed in een scenografie van Heimat.

Unfold (Claire Warnier en Dries Verbruggen) is de laureaat van de Henry van de Velde Award voor Jong Talent. Zij onderzoeken de rol van de ontwerper binnen de nieuwe ambachten en de digitale productieprocessen. Belangrijk voor hen is dat de ontwerper en de individuele consument opnieuw controle krijgen over de productie. Met L’Artisan Electronique, waarbij je met je hand door een laserlijn een vorm in kera­ miek kunt ontwerpen en uitprinten, waren ze in Vlaanderen bij de pioniers van het 3D-printen. Hun boek Printing Things over dit onderwerp, kwam uit bij de gerenommeerde Duitse uitgeverij Gestalten. Veel van hun projecten en samenwerkin­ gen zijn internationaal. Beiden doceren ook aan de Design Academy in Eindhoven, waar ze zelf studeerden. Ten slotte ging de Henry van de Velde Publieksprijs, gekozen uit de Labels van 2013 door de bezoekers aan de expo vorig jaar, naar Nest. Deze set kookpotten en -pannen is een ontwerp van Jeff Stubbe (Allinox) voor Beka Cookware. Voor de zevende maal werden ook de OVAM Ecodesign Awards uitgereikt. In de categorie ‘product op de markt’ ging de prijs naar Smappee, een slimme elektriciteitsmonitor met app. Ontwerpbureau pilipili werkte mee aan de ontwikkeling. Bedoeling is dat je continu het elektriciteitsverbruik per toestel checkt en die op afstand kunt in- en uitschakelen. Dit kan het energieverbruik tot 12 % verminderen. Er waren ook nominaties voor de Linea-tuintafel en bank van kuppers& wuytens, de Urban Nomad-fietskar van pilipili voor The Opportunity Factory en de Woodface-gevelbekleding van Roel Vandebeek voor Outdoor Wood Concepts. Studio Peter van Riet won in de categorie ‘product in ontwikkeling’. Oxyvase verlengt de levensduur van snijbloemen. De bloemen staan in ondiep water dat ververst wordt vanuit een ingebouwd waterreservoir. Het zuurstofgehalte in het water blijft hoog, waardoor de bloemen langer mooi blijven.

Daily-Needs, Studio Segers

De rode loper was uitgerold en de muziek werd verzorgd door 2 wicky deejays. Voor Dooreman was het moeilijk kiezen uit zijn oeuvre. Een massa boeken en affiches gaf een uitgebreid overzicht in de tentoonstelling. Voor de liefhebbers werden 1 000 exemplaren van zijn meest iconische affiches her­drukt. Ook Serax kon niet kiezen uit zijn intussen zowat 20 000 verschillende producten, dus creëerde het één grote installatie. Unfold bracht een volledig overzicht van L’Artisan Electronique tot het meest recente Of Instruments and Archetypes. Verder gaf de tentwoonstel­ ling natuurlijk een overzicht van alle andere bekroonde Awards en Labels.

En opnieuw kon het publiek stemmen voor zijn favoriete Label. De Publieksprijs gaat dit jaar naar Daily-Needs, ontworpen door Studio Segers. Het is een modulair programma om te tuinie­ ren en kleinvee te houden. Proficiat! De tentoonstelling van de Henry van de Velde Awards & Labels 2014 vond plaats van 10 januari tot 15 februari 2015 in BOZAR in Brussel. De gratis catalogus, in een ontwerp van Dooreman & Dams, kan besteld of gedownload worden op www.designvlaanderen.be/publicaties.


76 DesignMiami/ Elien Haentjens Naar goede gewoonte zakten kunst- en designliefhebbers van over de hele wereld begin december opnieuw af naar Miami. DesignMiami/ mocht voor deze editie exact tien kaarsjes uitblazen, en zette daarom de galerijen die al van in het begin deelnemen in de bloemetjes. Een van die galerijen is de Franse Galerie Patrick Seguin, die voor deze editie drie historische studentenkamers op ware grootte nabouwde: twee van Jean Prouvé – een uit Nancy (1932) en een uit Antony (1954), en een die afkomstig was uit de Braziliaanse studentenresidentie (1956) in Parijs met meubels van Le Corbusier en Charlotte Perriand. Met de presentatie wilde Seguin aantonen dat het onderzoek naar goedkoop, stevig en gemakkelijk te onderhouden meubilair essentieel deel uit­ maakte van hun werk. Zoals steeds voerde vintage design dus de boventoon op DesignMiami/, in de beurshallen en in het Design District van de stad. Zo pakte Louis Vuitton er uit met Playing with shapes, achttien nooit eerder geproduceerde stukken van de Franse ontwerper Pierre Paulin en de Amerikaanse meubelproducent Herman Miller. Op dezelfde locatie, het spiksplinternieuwe Palm Court, zetten de installa­ tie Fly’s Eye Dome van Buckminster Fuller en Netscape van Konstantin Grcic de tiende verjaardag van DesignMiami/ kracht bij. Tussen de andere eregasten viel vooral het project van het Marina Abramovic Institute op. Met haar Counting the rice-tafel, een ontwerp van Daniel Libeskind, zette de kunstenares performances op waarbij mensen gedurende minstens zes uur letterlijk rijst moesten tellen. Zo wil ze het mentale en fysieke uithoudingsvermogen van de mens onderzoeken, en een dagelijkse handeling omvormen tot een meditatief ritueel. Die tafels worden nu in beperkte oplage geproduceerd door het Italiaanse Moroso, dat tijdens DesignMiami/ ook de andere projecten binnen de samen­ werking met MAI presenteerde. Bij de galerijen met hedendaags design was het vooral Carpenters Workshop Gallery dat met Studio Job de show stal. Voor hun Landmark-project gaf het Nederlands-Belgische duo architecturale iconen een nieuwe betekenis. Zo beklom een met 120 000 kristallen bezette gorilla de Burj Khalifa, terwijl vliegtuigen met islamitische symbolen eromheen cirkelden. Geen politiek standpunt, volgens het duo, maar wel een hedendaagse interpretatie van de toegepaste kunsten uit de renaissance. Dat Miami het steeds weer totaal over the top-gaande werk van Studio Job blijkbaar wel smaakt, bleek ook uit hun presentatie voor de fontein voor de tuin van het Faena-hotel. Dat maakt deel uit van een gloednieuwe wijk, waarvoor Foster + Partners een appartementencomplex ontwerpt en Rem Koolhaas een kunstencentrum. Faena is een initiatief van de 51-jarige Argentijn Alan Faena en moet tegen begin december 2015, naar het voorbeeld van de Puerto Madero-wijk in Buenos Aires, een nieuwe stad in de stad worden.

Grid, Maarten De Ceulaer voor Victor Hunt. Foto: Nico Neefs

GESPOT Op DesignMiami/ stelde Maarten De Ceulaer zijn nieuwe reeks lampen Grid bij Victor Hunt Designart Dealer voor. In de lampen komen natuur en technologie mooi samen: dankzij een speciale techniek slaagde De Ceulaer erin om houten planken soepel te maken, waardoor hij ze kan vervormen en voorzien van een grid met daarin honderden nauwkeurig ingebouwde en programmeerbare ledlampjes. Daarnaast behoorde modeontwerper Walter Van Beirendonck tot een van de prominente gasten van The World of Mr. Somebody & Mr. Nobody, een kleine maar fijne reizende conceptstore in het Design District. Op de vraag waarom ze net voor Van Beirendonck hadden gekozen, kwam een eenvoudig antwoord: “Ik ben al jaren gek op zijn werk, dus ik heb geen seconde getwijfeld om zijn creaties in Miami te tonen”, vertelde Sharon Lombard Miller, een van de initiatiefneemsters. Naast de leermeester was ook pupil Bernhard Willhelm, die in Antwerpen studeerde, van de partij. De beurs DesignMiami/ vond plaats van 2 tot 7 december 2014. www.designmiami.com

Jean Prouvé (lampen Serge Mouille), Cité Université Jean Zay, Antony. Foto © Galerie Patrick Seguin

Counting the rice, Marina Abramavic Institute

Landmark, Studio Job


GESPOT

77

Art & Design Atomium Museum Heleen De Koster Binnenkort mag de stad Brussel een nieuw designmuseum verwelkomen. In december 2015 opent het Art & Design Atomium Museum (ADAM) op de Heizelvlakte. De permanen­ te collectie van het nieuwe museum is de privé-verzameling van Philippe Decelle, die hij verkocht aan het Atomium. De selectie kreeg eerder al de naam Plasticarium en omvat 1 100 designobjecten van 1960 tot 2000. Ze is de grootste ter wereld in haar soort. De objecten beslaan een breed spec­trum van meubels, elektronische apparaten en kunstwerken. Hoewel het Art & Design Atomium Museum deel uitmaakt van een uitbreidingsproject van het Atomium, is het er niet fysiek mee verbonden. Het wordt ondergebracht in de gebou­ wen van interieur- en modecentrum Trade Mart in Brussel, en is toegankelijk via een aparte ingang. Decelle begon met de uitbouw van zijn verzameling in 1987 en is sindsdien in het bezit van iconische ontwerpen van onder andere Verner Panton, Joe Colombo en Philippe Starck. Hij stelde de collectie eerder al op eigen initiatief tentoon in Brussel, maar het geheel bleef steeds wat onderbelicht. Door de oprichting van het ADAM krijgt het Plasticarium nu een terechte ereplaats. De collectie van het Plasticarium zal worden getoond met reeksen en installaties. In december 2014 lanceerde de organisatie van het ADAM aan verschillende bureaus een oproep voor de inrichting van het nieuwe project. Want naast de permanente collectie is er ook ruimte voor verschillende tijdelijke tentoonstellingen gewijd aan kunst en design van de 20ste en 21ste eeuw. Daarvoor rekent het museum op een samenwerking met onder andere Art Brussels, Design September, MAD Brussels en de Vitra Foundation. Naast de expositieruimte is er ook plaats voor een klein restaurant­ gedeelte, een auditorium en een pedagogische ruimte. De komst van het nieuwe museum op de Heizel maakt deel uit van het NEO-project dat voorziet in de bouw van nieuwe woningen, een winkelcentrum en vrijetijdsactiviteiten. Momenteel loopt in het Atomium Orange Dreams. Plastiek is magnifiek. Deze tentoonstelling is een voorproefje van het ADAM, want het toont al een aantal elementen uit het Plasticarium. Daterend uit een tijdperk waarin oranje heer en meester was en de popcultuur ontstond, geven de objecten een impressie van de tijdsgeest van de jaren zestig en zeventig. In deze periode representeerde plastic de moderni­ teit. Aan de hand van verschillende installaties toont Decelle, tevens curator van deze expo, de toeschouwer een aantal geënsceneerde situaties die de wooncultuur van die periode perfect tot leven wekken. De tentoonstelling Orange Dreams. Plastiek is magnifiek loopt nog tot 25 mei 2015 in het Atomium in Brussel. www.plasticarium.be

© Atomium 2014


78 Award Winning Designers Leen Creve Het Antwerpse designplatform Antwerp Powered By Creatives (APBC) organiseert zijn eerste expo in Designcenter De Winkelhaak: Award Winning Designers presenteert objecten en ontwerpers uit de regio die in 2014 een designprijs ontvingen. “Het toont kwaliteit van ontwer­ pers en bedrijven uit de Antwerpse regio en geeft hen waardering voor hun prestaties”, aldus Cleo Nannes van APBC. “We willen hiermee ook ontwerpers en bedrijven aanmoedigen om mee te doen aan gereputeerde wedstrijden. De bedoeling is om van deze expo een jaarlijkse afspraak te maken. En naast de tentoonstelling werkt APBC aan een zo volledig mogelijke database van designwedstrijden, hun vereisten en deadlines.” En dat is handig voor iedere ontwer­ per, ook uit andere regio’s.

GESPOT ontworpen is maar waarop je niet kunt zitten, verdient sowieso geen designprijs, vind ik. Ook belangrijk is om te weten hoeveel stuks ervan gerealiseerd zijn, hoe duur de producten zijn, enzovoort.” De impact van een prijs is moeilijk te meten, weet hij. “Je krijgt persaandacht, maar dat wil niet meteen zeggen dat het een commercieel succes zal worden. Het is een van de redenen waarom ik voorstander ben van een designprijs die niet alleen gloednieuwe producten analyseert. Sommige producten zijn long- en bestsellers en bewijzen na jaren pas hun échte waarde.” En natuurlijk is hij blij met deze expo. “Het wordt een heterogene mix, het is fijn om eens op al die verschillende domeinen te zien wie eruit springt.”

Belgium Xtra Bold, Sanny Winters voor Lannoo. Foto © Koen Broos

TA’OR, Enthoven en Yellow Window voor Van Hoecke

Maar zo’n designprijs, wat is daarvan het belang? Axel Enthoven, zelf veelvuldig winnaar van internationale design­ prijzen én regelmatig jurylid, ontbreekt niet op de expo. Zijn bureau ontving in 2014 onder meer een iF Award, een prijs van L’Observateur in Frankrijk en een nominatie op de Aircraft-beurs van Hamburg. “Dat laatste zullen we zeker tonen op de expo”, aldus de ontwerper. Er bestaat, ook in prijzen, een hiërarchie, vindt hij. “De allerbelangrijkste internationale prijs is de Red Dot Award, omdat die zowel in Europa als in Azië als in de USA renommee heeft. Wij hebben er in totaal een stuk of twaalf gekregen. De tweede belang­ rijkste is de iF Award en dan de Good Industry Form. Die drie zijn belangrijk omdat ze allemaal op basis van een professionele jury werken. Nog een zeer invloedrijke prijs is de Wallpaper* Design Award, vanwege de hoge zichtbaarheid.” Zelf won Enthoven in samenwerking met Yellow Window een iF Product Award voor TA’OR, een collectie van lades en organisatiesystemen. Een goede jury, vindt Enthoven, is essentieel. “Het is de hoofdzenuw van een wedstrijd. Een jury moet goed weten wat ze wil waarderen. Daarom denk ik dat het beter is om met niet te veel mensen te zijn. Anders krijg je een soort gemene deler en dat is geen goede situatie. Ik doe niet mee aan jury’s met te veel mensen. En als een jurylid zich met grondige argumenten verzet tegen een nominatie of prijs, dan moet je dat respecteren. Een perfect jurylid is technisch onderbouwd, kritisch en intelligent. Het helpt als de criteria duidelijk zijn. Heeft het een innovatief karakter? Technische verbluffendheid? Intellectuele uitstraling? Een stoel die mooi

Ook vormgever Sanny Winters, die net nog een Henry van de Velde Label voor het boek Belgium Xtra Bold kreeg, is blij dat ze in de expo is opgenomen. “Het boek ligt me nauw aan het hart, het is fijn dat het erkend wordt.” Ook in de boekensec­ tor tellen designprijzen mee. “Samen met Tim Oeyen kreeg ik tien jaar geleden de Henry van de Velde Award voor Jong Talent. Natuurlijk heeft dat impact gehad. Nieuwe klanten hebben snel vertrouwen in ons op die manier. Het feit dat professionals ons ‘out of the blue’ voor die prijs nomineerden, is een grote erkenning. Maar ik zou misschien ook weleens graag een publieksprijs winnen, want uiteindelijk maak ik boeken voor lezers, niet voor mijn collega’s of een niche­ publiek.” En ze haalt aan dat de prijzen niet vanzelf komen: “Veel hangt af van of je zelf de moeite neemt om deel te nemen, natuurlijk. Heel veel ontwerpers zijn fantastisch goed in hun vak, maar omdat ze nooit deelnemen, vallen ze minder snel in de prijzen.” Dries Verbruggen en Claire Warnier kregen nog maar net de Henry van de Velde Award voor Jong Talent en kunnen de impact ervan dus nog niet goed inschatten. “Dries won lang geleden de International Heineken Design Contest. Maar met Unfold hadden we nog nooit een prijs gewonnen. Dit is de eerste”, legt Claire uit. “De prijs betekent vooral een erken­ ning van ons werk. Wat wij doen, is toch niet zo gemakkelijk in een hokje te plaatsen. Ons werk is experimenteel en resulteert niet vaak in een (massa)product, maar meer in een denkwijze of een visie op design. Deze prijs betekent toch dat we goed bezig zijn en dat ons werk en zijn eigenheid wordt geapprecieerd. Daarnaast is het ook goed om in eigen land een prijs te winnen. Ons werk wordt wereldwijd getoond en is, denk ik, niet zo bekend in België. Hiermee komt er toch vanuit België een grotere aandacht.”


GESPOT

79

VAX-ID, Novosanis

The Peddler, Unfold

CRITERIA VAN DE EXPO: - Het ontwerp ontving een ontwerpprijs in het jaar 2014. - De prijs is gewonnen in een wedstrijd met een zekere periodiciteit. - De ontwerper woont of werkt in de Antwerpse regio of het bedrijf is daar gevestigd, of de ontwerper is afge­studeerd aan een ontwerpopleiding in het Antwerpse. - Het ontwerp valt onder een van deze ontwerpdisciplines: grafische vormgeving, productontwikkeling, servicedesign, juweel ontwerp, interieurvorm geving, branding, game development en/of multimediadesign.

NOG TE ZIEN OP DE EXPO: - Novosanis die een James Dyson Award won met VAX-ID, een spuitje. - Lisse Van Cauwenberge die een A’Design Award won met Dimdim, een schommelstoel en wieg in één. - Erik Sijmons die een Red Dot Award won met Hartmann 7R, een collectie koffers. De tentoonstelling Award Winning Designers loopt nog tot 23 mei 2015 in Designcenter De Winkelhaak in Antwerpen. www.awardwinningdesigners.be Dimdim, Lisse van Cauwenberge Hartmann 7R, Erik Sijmons voor Hartmann


80 Futur Archaïque / Archaïsche Toekomst

Lut Pil

Nadenken over de toekomst is in de geschiedenis van design vaak een rationeel vooruitkijken dat tabula rasa maakt met het verleden. Daarbij gaan verworvenheden verloren die essentieel zijn voor een maatschappij. De tentoon­ stelling Futur Archaïque / Archaïsche Toekomst in Le Grand-Hornu brengt daarom designprojecten bijeen waarin op onverwachte wijze een band wordt gecreëerd met eigenschappen uit het verleden. Die toekomst is reeds begon­ nen of kan nog lang op zich laten wachten, maar het verleden waarop in de tentoonstelling wordt gefocust is een oerverleden (‘arche’ = bij het begin). Uitersten vinden elkaar in designobjec­ ten die soms expliciete statements zijn. In de donkere paardenstallen van Le Grand-Hornu staan ze opgesteld als kostbare stukken in een natuurhisto­ risch museum.

GESPOT en handmatig kapwerk krijgen ook hun plaats in de sofa Onyx van het Peugeot Design Lab. Het grootste deel van de sofa bestaat uit koolstofvezelcomposiet, een hightech materiaal dat door zijn eigenschappen steeds meer gebruikt wordt in de vliegtuigbouw. Hoge stijf­ heid en sterkte gaan er samen met licht gewicht en vloeiende vorm. In de sofa Onyx contrasteert dit nadrukkelijk met de zwaarte en ruwheid van een 11 000 jaar oude, vulkanische steenblok uit de Auvergne, waarin een ervaren steenkapper een zitkuip heeft uitgehakt. In veel van de tentoongestelde projecten toont het archaïsche zich nadrukkelijk in materiaal en/of beeld, van de uitgebrande boomstamkrukjes van Kaspar Hamacher en de schedeltheepot van Wieki Somers tot de koeienmaag­ lampen van Julia Lohmann en de bronzen ketel van Nacho Carbonell. Split Box Shelves, Peter Marigold

High Tea Pot, Studio Wieki Somers

BC-AD, Ami Drach & Dov Ganchrow

Bronze Hot Kettle, Nacho Carbonell

Onyx, Pierre Gimbergues en Peugeot Design Lab

Ami Drach & Dov Ganchrow geven prehistorische vuistbijlen aangepaste handgrepen in latex, zoals we die kennen bij industrieel geproduceerde beitels, tangen en drilboren. De vuist­ bijlen zijn digitaal gescand om hun nieuwe, 3D-geprinte handgrepen perfect te laten aansluiten. De titel van de reeks brengt in al zijn beknoptheid het prehistorische en historische tijdperk samen: BC-AD (Before ChristAnno Domini). Eeuwenoude materialen

Soms is het primitieve minder extreem aanwezig. In Split Box Shelves zaagt Peter Marigold houtblokken tweemaal doormidden en gebruikt de stukken als hoeksteunen voor een houten opberg­ systeem. De houtblokken zijn niet in perfecte hoeken van 90° gezaagd en vormen geen rechthoekige modules, ook al is de som van de 4 hoeken telkens opnieuw 360°. Geometrie wordt hier een beheersbare chaos zoals die in de natuur bestaat. De principes van natuurlijke vormingsprocessen – kalkafzetting, de groei van een boomstam –, al of niet gekoppeld aan digitale ontwerp­ programma’s en 3D-printing, inspire­ ren meerdere designers, bijvoorbeeld

CaCO3 Stoneware project, Laura Lynn Jansen & Thomas Vailly

Laura Lynn Jansen & Thomas Vailly (CaCO3 Stoneware project). Intrigerend is ook de industriële robotarm uit 2007 die ‘menselijk’ traag de Bijbel kopieert, zoals de monniken eertijds in het scriptorium van hun klooster (Robotlab, The Bible Scribe). De lijst van thema’s waarvoor in de vele designprojecten aandacht wordt gevraagd is lang: natuurlijke materia­ len en natuurlijke groeiprocessen, organische vormen, lichamelijkheid, trage en eenvoudige productiemethoden, streekgebondenheid, rituelen, geloof en traditie, mythische uitstraling, uniciteit en authenticiteit, poëtische verbeelding, intimiteit. Vanuit een dynamische interactie tussen verleden en toekomst houdt de tentoonstelling een poëtisch pleidooi om design (opnieuw) te laten aansluiten bij onze ‘roots’. De tentoonstelling Futur Archaïque / Archaïsche Toekomst loopt nog tot 19 april 2015 in Le Grand-Hornu en is een coproductie van CID (GrandHornu) en mudac (Lausanne). www.cid-grand-hornu.be

Foto © CID


SPECIAL SPECIAL SPECIAL SPECIAL SPECIAL SPECIAL SPECIAL SPECIAL SPECIAL SPECIAL SPECIAL SPECIAL SPECIAL SPECIAL SPECIAL SPECIAL SPECIAL SPECIAL SPECIAL SPECIAL SPECIAL SPECIAL SPECIAL SPECIAL


NIE DE OO UW GS E T

Ilse Acke

82

Laura Bergans

ST

Ann Cox  Ines Cox  DIALECT

DE

DE NIEUWTE DE OOGS NIEUWE OOGST

G O W U E O E NI

DIFT

DE E NIEUGWST OO

FIVE AM  Haute Cuisine NIEU DE WE O OGST indianen

E O NI O E G UW ST

E

DE OONIE GS UW T E

Hannah Joris  MADE

DE WE U ST E I N OG O

Moupila

Pure Communication  Inge Rylant

DE N IE

D

SPECIAL

UW

OG ST O E

Hans Verstuyft  Caroline Voet

DE NIEUWE OOGST 06.03.2015 30.04.2015

T

OOG

D ie OO

n

nie de oo uwe gs t

Jan Van Der Veken

E

seré/dondossola

IE U W

S

Anja Segers

de e nieuw oog st

DE N

Alex Schrijvers


SPECIAL

Coffeeklatch maakte voor Kwintessens een reportage van de nieuwe lichting ontwerpers van De Nieuwe Oogst. In de Design Vlaanderen Galerie kun je tot 30 april 2015 het werk van deze ontwerpers komen bekijken. De tentoonstelling toont een rijk amalgaam aan invloeden en visies op een platform met steeds wisselende achtergrond. Op het concept en de scenografie van de tentoonstelling wordt op p. 104 dieper ingegaan.

Coffeeklatch is een online interviewmagazine dat werd opgericht door fotograaf Bart Kiggen en journaliste Magali Elali. Het staat voor Slow journalism using a fast medium, waarbij een ontmoeting en een tas koffie de aanleiding vormen voor een boeiend gesprek met allerlei creatievelingen. De naam Coffeeklatch verwijst ook naar het creatieve consultancybedrijf waarin het duo fotografie, design en storytelling combineert. www.coffeeklatch.be

E w D ieu e T OGS

83


84

Ilse Acke

Weven als ambacht is een stempel waar Ilse Acke graag vanaf wil. “Ik hou er niet van als mensen mij een ambachtsvrouw noemen. Ik ben eerder een ontwerper. Weven is voor mij een techniek om een hedendaags beeld te scheppen, maar het had evengoed breien kunnen zijn. In mijn werk is het uiteindelijk niet de techniek die telt, wel het resultaat”, aldus Acke. Inspiratie haalt ze uit de wereld van textiel, en ook de nieuwste ontwik­ kelingen binnen mode, design en meubels volgt ze op de voet. Haar signatuurstijl is speels en beeldend, met veel liefde voor motief en kleur. Haar sjaals zijn enorm populair. www.ilseacke.blogspot.com

Hoe is het project met de handgeweven sjaals tot stand gekomen? Ik ben een ‘sjaalmens’ en had het idee om er één te maken voor een vriend. Intussen heb ik er al een honderdtal gemaak. Elke sjaal is anders en elk ontwerp is een nieuw experiment. In een sjaal kan ik echt alles kwijt en daarom is het ook meer een artistiek project. Volgende stap is om er een commercieel rendabel product van te maken. Als je toegepast werk maakt, moet je als creatieveling ook een andere pet kunnen opzetten. In mijn autonome werk doe ik wat ik wil. Dat is mijn verhaal.

SPECIAL Van sjaals alleen kun je niet leven. Welke commerciële projecten heb je daarbuiten? Ik ben een graficus. Ik zet een beeld neer. Na mijn grafische opleiding wilde ik mode studeren, en nadat ik één keer achter een weefgetouw zat, wist ik precies wat ik wilde doen: mijn grafisch werk combineren met weven. Ik heb lange tijd in een weverij gewerkt en ik heb daar veel geleerd, maar nu is het tijd om de sprong te wagen en voor mezelf iets op te bouwen. In januari trok ik voor de eerste keer met mijn prints naar de beurs Première Vision in Parijs. Er is een duidelijke kruisbestui­ ving tussen mijn weefwerk en mijn prints, omdat ik heel wat van mijn weefwerk in mijn prints integreer. En dat is ook niet meer dan normaal: ik ben wat ik doe en ik heb altijd wol bij me, het maakt niet uit waar ik naartoe ga.


SPECIAL

Laura Bergans

Grafisch vormgeefster Laura Bergans heeft iets met boeken. Samen met Anne De Boeck organiseert ze BoeckHerBerg, een avond rond drukwerk, waarbij ze kunstenaars, schrijvers en ontwerpers uitnodigt om hun favoriete boeken mee te brengen. Het idee achter de herberg is het resultaat van ‘pingpongen’: “Ik begin aan iets en dan geef ik het door en zo blijft het over en weer gaan, totdat we samen bij iets leuks uitkomen.” Naast haar duoprojecten werkt Bergans ook heel wat activiteiten op haar eentje uit. www.laurabergans.be

In welke sector kunnen we jouw grafische werk onderbrengen? Ik ben voornamelijk actief in de culturele sector, bij Z33 en deSingel. Ik hou enorm van podium- en beeldende kunsten en het is leuk om jezelf profes­ sioneel te verdiepen in artistieke disciplines waarmee je ook echt affiniteit voelt. Naast werken in opdracht, vind ik het ook belangrijk om mijn eigen ideeën uit te voeren. Zoals het uitbrengen van een kleurboek? Het startpunt van Coloring waren foto’s waarin ik abstracte lijnen zag. Ik maakte zwart-wit­ tekeningen op de computer, printte ze uit en toen ik ze doorbladerde, kwam ik op het idee om er een kleurboek van te maken. Sommigen kopen Coloring als kijkboek, anderen kopen het voor hun kinderen als kleurboek. Je kunt er alle klanten mee uit. Misschien dat er ooit nog een tweede boek volgt, maar intussen ben ik met andere dingen bezig.

85 Kun je daar iets meer over vertellen? Een aantal jaar geleden heb ik een tentoonstelling van Matisse gezien. De kleuren fascineerden mij en zetten mij aan om zelf iets te creëren. De patronen die ik in de schilderijen van de kunstenaar tegenkwam, ben ik zelf begin­nen schilderen op grote vellen papier. En ik ben lessen keramiek aan het volgen, opdat ik de schotels en vazen die je in de werken van Matisse ziet, ook zelf kan maken. De geschilderde patronen heb ik al getoond in het ModeMuseum in Antwerpen en Museum M in Leuven, en de ambachtelijke collectie Atelier Henri zal ook in het Design museum Gent te zien zijn.


86

Ann Cox

Ann Cox sloot de deuren van haar boetiek om zich onder haar eigen naam volledig te wijden aan de glaskunst. “Ik ontwierp niet alleen juwelen maar verkocht ook kralen. Achteraf bleken die kralen mijn grootste vijand. In plaats van de juwelen, kochten mijn klanten de onderdelen om mijn stukken achteraf zelf te reproduceren”, vertelt Cox. De shop ruilde ze in voor een appartement in Antwerpen, dat grotendeels dienstdoet als atelier. www.anncox.be

Blij dat je de sprong hebt gewaagd? Jazeker. Ik heb nu meer tijd om te creëren en ondertussen kun je mijn collectie terugvinden in de museumshop van Le GrandHornu in Henegouwen, het Stedelijk Museum van Den Bosch en Muhjo in Antwerpen. Kun je je werk in drie woorden omschrijven? Kleurrijk, strak en onconventio­ neel. Ik combineer glas met andere materialen, zoals rubber, vilt en satijnkoord. Mijn laatste model is Red Stripe, een collectie juwelen gebaseerd op een geschilderd kleed van Walter Van Beirendonck dat hier hangt. Ik speel graag met mijn juwelen en ik hoop dat de drager er ook creatief mee omgaat. Naast juwelen maak ik ook glazen sculpturen.

Red Stripe

SPECIAL Hoe belangrijk is handwerk in jouw creatieproces? Heel belangrijk. Onlangs hebben mijn juwelen het Handmade in Belgium-label gekregen. Die merknaam van Unizo ondersteunt Belgisch handwerk en geeft ambachtslui op die manier een duwtje in de rug. Zodra ik de betekenis van het label uitleg, begrijpen mensen het en zijn ze zelfs bereid om er een meerprijs voor te betalen. Waar heb je het ambacht van glas­juwelen geleerd? Een beetje overal. Ik ben begonnen bij een glaskunstenaar in Tilburg en daarna ben ik naar de Verenigde Staten getrokken. Ik vrees dat de gespecialiseer­ de kennis binnenkort helemaal verloren zal gaan. Zo zijn er in Oost-Duitsland nog maar twee scholen waar je de glaskunst kunt leren. Ik probeer mijn kennis door te geven, door ook zelf cursussen te organiseren.


SPECIAL

Ines Cox

Wat betekent grafische vormgeving voor mij en wat is mijn eigen stijl? Door die vragen kwam er na vijf jaar samenwerken een einde aan het duo Cox & Grusenmeyer. “Als je met zijn tweeën werkt, definieer je samen een stijl. Die zat goed en samenwerken was leuk, maar op een bepaald moment waren we het allebei ontgroeid. Deze nieuwe fase voelt een beetje aan als een scheiding, waarbij ieder zijn eigen weg uitgaat. Maar het betekent ook een nieuw begin”, aldus Ines Cox die vanaf nu onder haar eigen naam haar eigen koers uitstippelt. www.inescox.com

Wie ben jij als vormgeefster en hoe profileer je jezelf? Met Cox & Grusenmeyer deden we van alles door elkaar: installaties, tentoonstellings­ ontwerp, collages en websites. We waren meer beeldende kunstenaars dan grafische vormgevers. De tijd is aange­ broken om mijn eigen verhaal vertellen en meer toegepast te werken, met de focus op print en typografie. Waar komt je liefde voor print vandaan? Tijdens mijn opleiding grafisch ontwerp aan Sint-Lucas in Gent lag de nadruk op het ontwerpen van publicaties. Na Gent heb ik in Arnhem aan het ArtEZ de master Werkplaats Typografie gevolgd. Grafisch ontwerp leeft enorm in Nederland en de helft van mijn opdrachtgevers zijn dan ook noorderburen. In België

87 associeert men grafisch ontwerp nog te vaak met drukwerk, terwijl het veel meer is dan dat. Binnen de discipline gaat mijn voorkeur uit naar typografie, dat ik ook aan de Koninklijke Academie van Antwerpen onderwijs. Wat is de belangrijkste les die je aan studenten typo­ grafie meegeeft? Dat je aan de hand van compo­ sitie met typografie heel wat richtingen uit kunt. In principe heb je geen beelden of illustra­ ties nodig om interessant werk te maken. Ik gebruik regelmatig kleur, zoals een gekleurde achter­grond, gekleurd papier of ik zet mijn letters allemaal in dezelfde kleur. Ik speel ook graag met verschillende papiersoorten, omdat ik veel belang hecht aan het tactiele aspect. De volgende stap is het ontwikkelen van een eigen lettertype.


88

DIALECT

Pierric De Coster en Jonas Blondeel kwamen elkaar tegen in een groepsatelier. Wat begon als een eenmalige samenwerking, groeide organisch uit tot een bedrijf dat meubels maakt en totaalprojecten verzorgt. “Bij DIALECT zijn er twee contactpersonen en dat zijn wijzelf. Wij zijn zowel ontwerpers als klantenmanagers, wat de afstand tussen de klant en het uit­ eindelijke product klein en het contact zeer persoonlijk maakt. Dankzij mond-tot-mond reclame hoeven we onszelf niet te promoten”, vertelt De Coster. www.atelierdialect.be

Nero Schraag

Wat doen jullie het liefst: interieurprojecten uitwerken of meubels maken? Pierric : Maatwerk gaat over compromissen sluiten, terwijl producten zoals Nero en Schraag echt van ons zijn. We besteden veel tijd aan maat­ werk en totaal­projecten, hoewel we in de toekomst graag meer willen focussen op eigen werk. Jonas : Momenteel bevindt DIALECT zich tussen schrijnwer­ kerij en meubeldesign. Meubels maken, is een zoektocht waarin veel tijd kruipt. We hebben een idee in ons hoofd voor een stoel en we blijven doorgaan, totdat we er 100 % tevreden over zijn. We moeten daar echt allebei de tijd voor kunnen nemen. Pierric : We hebben de luxe dat we kunnen leven van ons maatwerk en dat we geen beurzen hoeven af te schuimen met onze meubels. Maar het is wel een heuse job om een eigen product de wereld in te sturen. Ontwerpster Marina Bautier doet dat heel goed: ze runt een atelier en een eigen winkel in Brussel.

Jonas en Pierric

SPECIAL Jullie verkopen je meubels voornamelijk via de website. Is een fysieke shop voorbijgestreefd? Pierric : De drempel om iets online te kopen is laag, en online geef je sneller geld uit. Maar hij is tegelijk ook hoog, omdat je het product niet kunt aanraken, zoals in een fysieke winkel. En daarom is het goed om verschillende verkoop­punten te hebben. Zover zijn we helaas nog niet.


SPECIAL

DIFT

Yves Drieghe en Bert Pieters zijn de mannen achter De Invasie, maar ook achter DIFT, een branding & experience agency. “We zijn met DIFT begonnen omdat we schone dingen wilden maken. Daarbij is het voor ons niet belangrijk in welke vorm dat is, maar vooral dat we ons thuis voelen bij een project of een klant. We mixen ook volop: de ene keer werken we in opdracht, de andere keer be­ denken we gewoon zelf een nieuw concept”, vertelt Bert. www.dift.be

Lien, Arnaud, Yves, Bert en Fien

89 Is er een link tussen DIFT en De Invasie?

Bert : Zeker: zonder De Invasie was DIFT er nooit geweest. Bij De Invasie konden we fris en vrij denken en hoefden we aan niemand verantwoording af te leggen. Die attitude hebben we meegenomen naar DIFT, samen met het netwerk dat we via De Invasie hebben opgebouwd. Yves : De Invasie organiseren we met zijn vijven. Het is leuk, maar DIFT is een heel ander ding, hoewel het de vormgeving en de communicatie van de Invasie verzorgt. Ber t: DIFT is volwassener en gaat van een concept voor een bedrijfskantine tot een commu­ nicatiestrategie. We willen verschillende zaken met elkaar linken. Onze eigen projecten zijn daar goede voorbeelden van, zoals de jaarlijkse tentoonstel­ ling in Milaan en het pop-up­ hotel­concept Eyes/Nights Only dat we tijdens de Biënnale Interieur hebben laten zien.

Jullie treden vaak op als jullie eigen opdrachtgever. Is dat geen risico­volle manier van ondernemen? Bert : Wij bedenken een concept, investeren daarin en gaan ver­volgens op zoek naar mensen en merken om dat concept in te vullen. Dus ja, dat is een risico, maar door dat te nemen, tonen we aan dat we zelf echt geloven in het project. Yves : Zo doen we dat altijd. In het begin huurden we maar een stukje van dit pand, omdat we het niet helemaal konden betalen. Bert : Maar plots hadden we een kantoor. Yves : En dus betere partners en sponsors. Bert : En door mensen aan te nemen, konden we kwali­ tatiever werk aanbieden. DIFT is klein als bedrijf, maar wel flexibel en per project trekken we nieuwe competente mensen aan.


90

FIVE AM

Hoewel Olivier Caluwier en Mathieu Bellens van onder de kerktoren in Kortrijk opereren, heeft FIVE AM met zijn verrassende en bekroonde projecten een internationale fanbase opgebouwd. www.fiveam.be

Olivier en Mathieu

Waar hebben jullie elkaar leren kennen? Mathieu : We hebben samen op school gezeten. Het klikte toen al, maar we zijn daarna elk onze eigen weg gegaan. Toch legden we een soortgelijk parcours af: na een periode als werknemers, zijn we in de freelance-wereld gerold. En op een bepaald moment vonden we dat het tijd was om samen onze eigen projecten uit te werken. Olivier : We zijn met zijn tweeën en dat heeft niks dan voordelen. Je vindt steun bij elkaar en de ene kan inspringen voor de andere. Maar we werken ook samen met andere partijen, zoals product­ontwerpers, architecten, landschapsarchitecten, retail­ specialisten en projectcoördina­ toren. Dit zorgt voor de kruis­ bestuiving waarvan wij, en vooral onze projecten, opleven. Met het architectuurconcept voor Drukta en Formail hebben jullie enorm veel buzz gegenereerd. Mathieu : Het project werd ‘spectaculair’ genoemd.

DOK

SPECIAL We hebben er zelfs een award mee gewonnen, terwijl het ontwerp voor een dergelijke industriële loods voor ons vanzelfsprekend was. In plaats van een klassieke kantoor­ inrichting kozen we voor een opstelling met containers. Olivier : Die is vrij flexibel, wat maakt dat het bedrijf altijd kan uitbreiden en groeien. Naast architectuur- en interieurprojecten, doen jullie ook meubelontwerp. Vanwaar die interesse? Mathieu : We zijn ontwerpers en geen meubelmakers, maar soms ontstaan er meubels vanuit interieurprojecten waarmee we bezig zijn. Voor een bedrijvencentrum hadden we een brainstormruimte ontwikkeld. De kern was DOK, een combina­ tie van een vergadertafel, zit- en ligplaats, dat nu door Quinze & Milan in productie wordt gebracht. Olivier : Als een meubel dat we voor een klant ontwerpen door een fabrikant wordt opgepikt, is dat natuurlijk mooi meegenomen voor ons.


SPECIAL

Haute Cuisine

Benny Conings en Bernd Tyskens groeiden allebei op in het Limburgse As en werden er vrienden. Van samen plaatjes draaien, ging het collectief Haute Cuisine over naar het maken van designobjecten, zoals grote bollen van polyester met ledverlichting en andere lichtobjecten, zoals olietonnen en bomen. Nu ontwerpt het duo ook tafels, poefjes en verlichting en delen ze een showroom in de voormalige Marie Thumasfabriek aan de Leuvense Vaart. www.haute-cuisine.be

Bernd en Benny

Onderaan in de show­room zit Jeroen Meus met zijn restau­rant. Zet je mensen niet op het verkeerde been met de naam ‘Haute Cuisine’? Benny : Nu eens staan er mensen aan de deur die beweren dat ze hebben gereserveerd, dan weer krijgen we de vraag of we keukens maken. Bernd : We zijn chefs, in die zin dat we elke keer een andere maaltijd bereiden en nooit echt op voorhand weten wat we zullen maken. Alles hangt af van de ingrediënten die we zullen verwerken. Als je over een jaar terugkomt, maken we misschien wel heel andere dingen dan nu. Constante is wel dat we alle­daagse voorwerpen een nieuwe betekenis, een nieuwe functie geven. Waar werken jullie momenteel aan? Bernd : Het laatste project is een verlichtingselement en heet Soldiers of Love. Het bestaat uit honderden plastic figuurtjes die we in de speelgoedwinkel zijn gaan halen. Het is puur toeval dat het ontwerp klaar was op het moment dat WO I volop werd herdacht. Bij ons gaat er immers veel tijd voorbij om een idee in een concreet ontwerp te gieten. En na afloop denken we altijd: dat kon beter.

Soldiers of Love

91 Het gevoel van ontevredenheid en honger naar meer, ervaren jullie dat continu? Benny : Over de lichtsculpturen zijn we nog steeds tevreden. Het eerste ontwerp was een samenwerking met kunstenaar Patrick Meylaerts. En momen­ teel werken we een kudde lichtgevende schapen uit met beeldhouwer Dany Tulkens. Een dergelijke samenwerking is boeiend, omdat je dan gecon­ fronteerd wordt met een andere aanpak en zo je eigen manier van werken leert verfijnen. Het project met lichtgevende bomen zullen we in de toekomst ook zeker verderzetten.


92

indianen

De naam gaat al mee van toen het trio nog aan Sint Lucas Antwerpen studeerde. “‘Indianen’ was de minst belachelijke naam die we destijds voor ons collectief hadden bedacht”, lacht Tim Knapen die zich allerminst als opperhoofd van de bende profileert. “Andreas Depauw, Steven Holsbeeks en ik hebben ieder onze eigen specialiteit. Terwijl zij zich meer ontfermen over print en lay-out, programmeer en installeer ik. Maar dat varieert, afhankelijk van de opdracht.” www.indianen.be Tim, Steven en Andreas

SPECIAL Zijn jullie als trio voltijds actief binnen indianen? Tim : Nee, ik geef les aan de Willem de Kooning Academie in Rotterdam en Andreas heeft parttime in een fietsenwinkel gewerkt. Andreas : Het is gezond om afstand van je werk te nemen en iets te doen wat helemaal niks met grafische vormgeving te maken heeft. Ik doe het nu niet meer, maar ik mis het wel. Jullie klanten situeren zich voornamelijk in het culturele veld. Is dit toeval of een bewuste keuze? Steven : Ongeveer 80 % van onze partners werkt inderdaad in de culturele sector en dat is puur toeval. Ik vermoed dat commerciële klanten minder ons publiek zijn, omdat ze een andere taal gebruiken. Tim : De stempel ‘cultureel’ is vaag en wordt vaak gegeven door mensen die denken in trends en stijlen. Steven : Terwijl we niet zozeer een culturele stijl nastreven. Tim : In de commerciële sector zijn er andere zaken aan de orde. Er moet iets verkocht worden en die taal is nooit aanwezig in wat we doen. Steven : Wat niet wil zeggen dat we nooit commercieel willen werken, zolang we geen ethische bezwaren tegen de klant hebben natuurlijk. Wat was jullie favoriete project? Tim : De postzegelreeks die we voor bpost hebben ontworpen, was een fijne opdracht. (zie ook p. 68, red.) Steven : Mijn voorkeur gaat uit naar Longhand Publishers, een printinstallatie die we voor het Graphic Design Festival in Breda hebben gemaakt en de optische plaat Evil Eye. Ik zou graag meer van dit soort vrije projecten doen. Andreas : Ik vind het moeilijk om één favoriet te benoemen, omdat al onze projecten zo divers zijn.


SPECIAL

Hannah Joris

Zijn het juwelen of sculpturen? Met die vraag in het achterhoofd onderzoekt Hannah Joris de problematiek rond de hedendaagse juweelkunst. “Ze is een vaak miskend onderdeel van de hedendaagse vrije kunst. ‘Hoe kunnen sieraden het leven van de mens verrijken?’, zou het vertrekpunt moeten zijn. Dan maakt het op zich weinig uit of het om juweelontwerp of -kunst gaat; over sieren en/of een bepaald concept in vraag stellen. Zolang het maar raakt en niet alleen de reactie ‘It’s nice’ uitlokt, aldus Joris. www.hannahjoris.com

Je hebt zonet je doctoraat in de juweelkunst afgerond. Waarover ging jouw research? Dat is niet in één zin uit te leggen. Ik ben begonnen met het vormelijke van het lichaam en wat het kan uitdrukken: de condition humaine, het menselij­ ke lijden, verlies, vergankelijk­ heid. Dan ben ik overgegaan tot lichaamsfragmentatie, omdat elk deel toch anders communi­ ceert dan een volledig lichaam. Ten slotte heb ik het belang van objecten in een consumptiemaat­ schappij bestudeerd. Mijn docto­raat resulteerde in een proef­ schrift en een tentoonstelling.

93 Maak jij juwelen of beeldende kunst, of bevinden jouw creaties zich in het middenveld? De materialen die ik gebruik, zijn organisch, fragiel en vergankelijk en mijn objecten zijn soms groot en redelijk zwaar. Ze functioneren moeilijk binnen een commercieel circuit. Net zoals in de beeldende kunst vertaal ik een concept op een heel vrije manier in de vorm van een object. Door het binnen een andere context zoals een museum of een tentoonstelling te tonen, kun je mijn werk vanuit verschillende perspectieven bekijken. Vinden je tekeningen aansluiting bij je juwelen? Ergens wel. Ik teken nooit wat ik maak, omdat ik wil dat de stap tussen mij en het materiaal zo klein mogelijk is. Mijn tekenin­ gen zijn intuïtief, maar ook heel intiem en ze sluiten aan bij wie ik echt ben. Oorspronkelijk wilde ik ze niet samen tonen in relatie met mijn juwelen, maar ze geven toch extra inzicht in mijn werk.


94

MADE

Servicedesign. Het klinkt ingewikkeld, maar dat is het niet. “Net zoals je een product ontwerpt, kun je ook een dienst vormgeven. Dat kan gaan van het optimaliseren van het be­ handelpad van patiënten, tot de ideale werking en inrichting van een gemeentehuis. Wij bouwen verder op onze ervaring en kennis uit de productontwikkeling om ook aan service­ design te doen. Als designers zullen we zaken visueel en tastbaar maken aan de hand van cocreatiesessies, prototypes, grafische flowdiagrammen, beelden en films”, vertelt Simon De Smet, die samen met Timothy Macken MADE oprichtte. www.haveitmade.be Timothy en Simon

SPECIAL Waar hebben jullie elkaar leren kennen? Timothy : Tijdens onze studies productontwik­ keling zijn we alle twee beginnen werken voor Philips. Toen we afstudeerden, hadden we samen al een mooie klantenportefeuille opgebouwd die we niet konden laten schieten. Daarom hebben we MADE opgericht. In het begin lag de focus op vormgeving, maar dat is sterk geëvolueerd tot een meer strategische innovatiestudio met een focus op de gebruiker en op wat iets succesvol maakt op de markt. Om te kijken hoe een product daadwerkelijk gebruikt wordt, gaan jullie wel erg ver met marktonderzoek. Simon : We kijken in het hoofd van de gebruiker en moeten tussen de lijnen kunnen lezen. We dompelen ons volledig onder in de wereld van de gebruiker en van de eindklant om zo tot de ideale oplossing te komen. Zo leren we onze klanten kijken naar hun producten en diensten, door de ogen van hun eigen klanten. Wat voor soort klanten maken gebruik van jullie diensten? Timothy : We werken samen met grote multinationals, maar ook met kleine kmo’s, start-ups of stadsbesturen die willen innoveren. Bij grote bedrijven kun je meer in de diepte werken en analyseren. Bij een start-up is de schaal kleiner, maar kun je sneller gaan. Wij zijn een dienstverlenend bedrijf dat vanuit een strategische doelstel­ ling van onze klant oplossingen zoekt die hem helpen groeien en de kwaliteit van het leven van de gebruiker vergroten. Lees meer over MADE op p. 18.


SPECIAL

Moupila

Bij de lancering kon de Collectionnaire van Moupila op heel wat belangstelling rekenen. De opmerkelijke hangkast met bureau- en opbergfunctie is vervaardigd uit Europese eik en is duurzaam en tijdloos, zowel in constructie als in ontwerp. “Het is de bedoeling om het als een gekoesterd erfstuk generaties lang door te geven. Het modulaire ontwerp maakt het mogelijk de indeling telkens opnieuw aan nieuwe eigenaars aan te passen”, vertelt Tim Schockaert, die samen met partner Mieke Keukelier het Moupila-ontwerpersduo vormt. www.moupila.be

Is de Collectionnaire verkrijgbaar in de handel? Tim : Nog niet. Het is een complex conceptmodel dat met de hand is gemaakt, en het is dus ook zeer duur. Daarom zijn we nu op zoek naar een atelier dat thuis is in massieve meubels en de uitdaging wil aangaan om dit onconventionele stuk uit te voeren. Het uitvoeren en de verkoop van prototypes en unieke stukken of kleine oplages willen we graag zelf doen, maar voor ontwerpen die zich meer lenen voor grotere productie en distributie zouden we liever met grotere bedrijven samenwerken.

95 Naast de Collectionnaire creëren jullie ook nog andere meubels, die we in jullie shop in Dikkelvenne naast de producten van andere designers kunnen terugvinden. Mieke : We hebben een eigen meubellijn. Daarnaast runnen we een shop en zijn we een interieurbureau dat meubels op maat maakt en totaalprojecten uitwerkt. Het leek ons een goed idee om in onze toonzaal naast onze eigen stukken ook de producten van andere ontwer­ pers te verkopen. Tim : De drempel om een interieurbureau binnen te stappen is groot, een winkel werkt drempelverlagend. Potentiële klanten komen over de vloer en maken kennis met ons universum. Mieke : Als ontwerpersduo hebben we niet de neiging om alles zelf te ontwerpen. Als we iets goeds zien, willen we daar geen alternatief voor bedenken. Wij vertrekken eerder van de vraag: waarvoor vind ik geen mooi object? En zo kwamen Bobby, Nocturne, Frame Desk en andere objecten tot stand.

Bobby

Collectionnaire


96

Pure Communication

“Alles staat of valt met een goed design”, is een inzicht dat Johan Simons en Johny Stijnen aan al hun klanten willen geven. Met hun bedrijf Pure Communication streven ze dan ook een goed ontwerp na. “Design is veel meer dan vormgeving. Het gaat over een concept en interactie met de gebruiker. En alles wat we maken, of het nu om een huisstijl, een website of een app gaat, moet hiervan een logisch gevolg zijn”, vertelt Johan, die net zoals Johny is opgeleid als grafisch vormgever. www.pure-communication.be

Naast grote namen zoals Eén, Q-music, Joe fm en Design Vlaanderen, hebben jullie ook kleine klanten. Is het belangrijk om verschillende doelgroepen te bedienen? Johny : Absoluut. Met Kaatje van Ketnet bereiken we de aller­ kleinsten, maar voor de bakker om de hoek moeten we ook iets moois kunnen maken. Johan : Elk project is een uitdaging en goed design is belangrijk, omdat het de perceptie van een bedrijf kan veranderen. Bij ons ligt de focus op het ontwerpen en het ontwikkelen van visuele communicatie, zowel op het web, als mobiel, als print.

SPECIAL Webdesign is onderhevig aan nieuwe trends en evoluties. Houden jullie continu de vinger aan de pols? Johny : Het evolueert zeer snel. Van Flash zijn we overgegaan naar HTML5 en de websites die we ontwerpen, moeten respon­ sive zijn. Dat betekent dat ze lees- en bruikbaar blijven op verschillende toestellen, zoals laptop, tablet, smartphone, … We zijn continu op zoek naar nieuwigheden. We willen geen twee keer hetzelfde doen. Jullie bedrijf bestaat uit zeven personen. Hebben jullie de ambitie om nog verder te groeien? Johny : We willen vooral fijn werk leveren.

Johny en Johan

Johan : Groeien om te groeien, is niet onze ambitie. Een goed ontwerp is voor ons belangrijker dan het nastreven van cijfers. Als je extra tijd in een project investeert, kom je soms tot een beter resultaat en dat moet je jezelf ook gunnen. Als klein bedrijf liggen de kansen niet voor het grijpen. Dus als we ergens potentieel in zien, zetten we daar 100 % op in. Wat begon bij het maken van banners, groeide uit tot het maken van een hele website voor Eén. Als je goed werk levert, komen klanten terug.


SPECIAL

Inge Rylant

Inspiratie haalt illustratrice Inge Rylant uit het modernisme, De Stijl en hedendaags design, maar evenzeer uit het dagelijkse leven en de objecten die haar omringen. “Elke dag kom ik wel met design in aanraking en bewust of onbewust oefent dat invloed uit op mijn werk. Dit probeer ik nu wekelijks te vertalen naar een illustratie”, vertelt Rylant die op het einde van het jaar hoopt uit te pakken met een reeks van 52 zeefdrukken. www.ingerylant.be

Deze reeks, Linda. Gedichtachtige stadsgedichten voor in de keuken, is abstract, in tegenstelling tot je illus­traties voor magazines, die veel figuratiever ogen. Dat klopt. Ik werk figuratief, omdat mensen daar specifiek om vragen, maar het is niet zo dat ik mijn stijl aanpas. Ik doe het allebei even graag. Bij een artikel met een duidelijke insteek ga ik automatisch minder abstract tekenen. Hoe combineer je dat met grafische vormgeving?

Linda.Gedichtachtige stadsgedichten voor in de keuken

In eerste instantie ben ik illustrator, maar ik ben inder­ daad ook veel met vormgeving bezig. Op die manier heb ik alles zelf in de hand en weet ik exact wat er met mijn illustra­ ties gebeurt. Voor Kunstbende en Bibliotheek Permeke bijvoorbeeld, heb ik de twee gecombineerd, hoewel ik me nu nog meer wil toeleggen op illustratie.

97 Teken je op papier, of werk je rechtstreeks op de computer? Ik kan wel tekenen, maar ik doe het nooit meer. Ik vind het wel belangrijk dat een illustrator de tekenkunst beheerst, voordat hij overgaat naar abstractie. Je mag nooit naar de computer grijpen uit onkunde. Ik hou van de mix van het digitale en het manuele, zoals zeefdruk en keramiek. Mijn keramiekwerk is nog heel pril. Het is vooral een oefening om mijn eigen vormentaal toe te passen op een ander medium. Of ik persoonlijk veel zal kunnen toevoegen aan die discipline, weet ik nog niet. Het valt me wel op dat er een interessante poule van hedendaagse designers is opgestaan, wat maakt dat je niet meer naar vintage hoeft te grijpen. Goed design is nu toegankelijker geworden en ik laat me graag omringen door mooie objecten. zie ook illustraties p. 34 - 37


98

Alex Schrijvers

Met de winkel beneden en stock en atelier boven in de Antwerpse Everdijstraat, is ontwerper Alex Schrijvers al meer dan tien jaar actief in het luxe-segment. Mannen en vrouwen die houden van lederen accessoires van topkwaliteit zijn hier aan het juiste adres. “Een label runnen is een proces van vallen en opstaan, maar ik heb een mooie evolutie meegemaakt. De markt is enorm veranderd en de consumenten zijn kritischer geworden. Ze denken na voor ze iets kopen en als ze tevreden zijn, komen ze ook terug”, vertelt Schrijvers. www.alexschrijvers.be

Alex Schrijvers is 100 % Belgisch. Wat betekent dat voor jou? Ik vind dat label zeer belangrijk en als merk moet je eerlijk en transparant communiceren. Als de designer niet Belgisch is en het product in lagelonenlanden wordt geproduceerd, kun je niet van een Belgisch product spreken. Hoewel het steeds moeilijker wordt, probeer ik met Belgische looierijen te werken. Hun aantal is beperkt, hun aanbod ook en de prijzen zijn hoog. Ik hoop dat Alex Schrijvers 100 % Belgisch kan blijven. Zijn jouw consumenten hier gevoelig voor? De klanten vragen er zelf om. De consument is bewuster geworden en spaart ook vaker om een specifiek product te

SPECIAL kunnen kopen. Dat sparen en koesteren, dat is zo typisch Belgisch en ik respecteer dat enorm. Alex Schrijvers onder­ scheidt zich als merk door de kwaliteit van de materialen en de afwerking: af en toe zien we klanten met een handtas van de eerste collectie binnenwan­ delen. En hoewel we een klein bedrijfje zijn, hebben we tot hiertoe al een grote collectie aan lederen accessoires opgebouwd. Waarom werk je zo graag met leder? Het is aangenaam om mee te werken. Het voelt goed aan en het is handig te manipuleren. Het aanbod aan leder is gigantisch en het groeit continu aan. Elk seizoen word ik verrast door nieuwe soorten leder, die ik in mijn designs verwerk.


SPECIAL

Anja Segers

Licht, geluid en een inspirerende ruimte: meer heeft glaskunstenares Anja Segers niet nodig om een installatie te maken. “Ik ben eigenlijk beeldhouwster. Werken met glas is iets wat zeer spontaan is gegroeid. Ik hou van de transparantie. Als je boetseert, kun je aanpassingen aanbrengen, terwijl werken met glas definitief is. Het is een hard eind­ product en ik probeer het zachter te maken door er kleur en organische vormen in te verwerken. Glaskunst nodigt uit tot aanraken, maar het materiaal verbiedt dat min of meer”, vertelt Segers. www.anjasegers.be

The Love Field

Waarom beschouw je glas als een kunstvorm en niet als een ambacht? Kunst gaat veel ruimer dan een ambacht. Ambacht gaat over technische perfectie, in kunst kun je een verhaal en een concept kwijt. Kunst hoort thuis in musea en musea zijn de enige grote culturele instellingen die installaties aankopen. Ik hoop stiekem dat een van mijn installaties ooit in een museum­ collectie wordt opgenomen, zodat mijn werk intact kan blijven. Wat bedoel je met ‘intact’? Glasliefhebbers kopen afzonder­ lijke stukken aan, omdat ze niet zozeer geïnteresseerd zijn in een installatie. Wanneer iemand interesse toont in een welbepaald uniek object, trek ik de installatie uit elkaar, totdat er uiteindelijk

99 alleen losse objecten overblijven. Dan is het tijd om nieuw werk te maken. Mijn stukken worden gedistribueerd via een aantal galeries en interieurwinkels in België, en in Nederland ben ik aangesloten bij de Vrienden van Modern Glas, een verbond van glasverzamelaars. Beheers je de techniek van het glasblazen? Jazeker, maar ik blaas mijn stukken niet zelf. Ze zijn te zwaar en daarom laat ik ze uitvoeren door meester-glas­ blazers die de techniek perfect beheersen. Met glas kun je eindeloos experimenteren, maar je moet wel exact weten waar je naartoe wilt, want glasblazen is prijzig. Mijn favoriete stuk is The Love Field, dat de menselijke relaties en emoties verbeeldt.


100

seré/dondossola

Lichtobjecten, koffiezetapparaten en terra­ cotta schotels. Als designduo met een achtergrond in productdesign, zijn Jeroen Seré en Claudia Dondossola multi-inzetbaar. “Het is moeilijk om seré/dondossola te verkopen: zijn we een product of een design­ bureau? We kunnen om het even welk pro­ duct ontwerpen. Elk project start met de vraag waarom, wat meestal resulteert in een ontwerpvoorstel dat verschillende vormen kan aannemen”, vertelt Seré. Zijn persoon­ lijke belangstelling gaat uit naar lampen, met Octa als hun laatste wapenfeit. www.sere.tv

Wat is het verhaal achter Octa? Jeroen : De lamp is een eigen ontwerp. Ze is minimalistisch, mobiel en telt drie verschillende aansluitpunten. Dankzij het begeleidingstraject MARKED van Designplatform Limburg hebben we de kans gekregen om enkele ideeën uit te werken en te commercialiseren. Octa was daarvan een onderdeel. Het zit nu in de prototypefase en we zijn in onderhandeling met een producent uit België. Als ontwerper is het gekkenwerk om de productie en de regel­ geving van een nieuw product op eigen houtje aan te pakken. Zo was er interesse vanuit Miami om Octa aan te kopen voor een hotelketen, maar omdat we geen UL-certificaat voor de Verenigde Staten konden voorleggen, is de deal gestrand.

Octa

SD/terracotta

SPECIAL Claudia : SD/terracotta is wel in een kleine oplage verkrijgbaar in de handel. Het is een traditioneel product, handgedraaid in Italië. Door verschillende modellen op te stapelen, krijg je een interessant modern lijnenspel. Jeroen : Als ontwerper hoef je niet alles te kunnen. We hoeven zelf geen pottenbakker of glazen­blazer te zijn om een ontwerp op de markt te brengen. Vaklui aan het werk zetten, is zeker even interessant als het monitoren van een industrieel proces. Hebben jullie als bureau een uitgesproken signatuurstijl? Jeroen : Ik weet niet of we dat al hebben. De materialen die we gebruiken en de eenvoud in het ontwerp zijn belangrijk. Afgewerkte producten verhogen nu eenmaal onze geloofwaardig­ heid bij opdrachtgevers.


SPECIAL

Jan Van Der Veken

Slechts drie Belgen ontwierpen ooit al de cover van The New Yorker en Jan Van Der Veken deed het tot tweemaal toe. Naast het ontwerpen van talloze boek- en magazine­ covers, verzorgde hij ook illustraties voor een heel scala aan binnen- en buitenlandse dagen weekbladen. In Groot-Brittannië viel hij op door zijn medewerking aan NoBrow Small Press. “Dat was echt een unieke ervaring. Ze verwachten veel van hun medewerkers, ze pushen hen ook erg en dat geeft verrassende resultaten”, vertelt Van Der Veken. www.janvanderveken.be

101

In het buitenland ben je al groot, maar in eigen land is het nog wachten op een retrospectieve.

Typografie neemt een belangrijke plaats in jouw werk in. Ben je zowel vormgever als illustrator?

Dat klopt. Nochtans heb ik veel materiaal. In zijn geheel is mijn werk best indrukwekkend, maar zo wordt het nooit tentoongesteld. Ik werk momenteel aan een reeks rond imaginaire ateliers van arties­ten, waarbij ik ook verhalen ga vertellen. De inspiratie haal ik uit mijn directe omgeving en reizen. Het wordt een imaginaire mix van personages en locaties die binnen mijn universum passen. Hoewel het illustratieve en werken in opdracht altijd aanwezig zal blijven in mijn werk, wil ik nu meer evolueren naar vrij werk waarin ik geen toege­ vingen meer hoef te doen.

Ik heb typografie en vormgeving gevolgd aan Sint-Lucas in Gent. Toen ik mijn diploma op zak had, wilde ik geen vormgever worden maar blijven tekenen, omdat ik dan alles onder controle heb. Ik ben een illustrator-vormgever, waarbij ik een letter ook als een beeld beschouw. Tekst en tekening ontwerp ik samen. Wat heb je met de jaren 50 en 60? Ik ben geboren in deze wereld, maar ik ben inderdaad enorm gefascineerd door de jaren 50 en 60, omdat er toen een soort van ongebreideld enthousiasme voor nieuwe technieken heerste. Plezier was belangrijk en die spirit vind je ook terug in mijn werk. Mijn tekeningen zijn dus eigentijds, maar hebben toch ook een nostalgisch sfeertje, zonder echt nostalgisch te zijn.


102

Hans Verstuyft

Als je hem niet aantreft in zijn bureau, is hij aan het werk in zijn atelier. De laatste tijd steekt architect Hans Verstuyft steeds vaker de handen uit de mouwen als meubelmaker en designer, een beroep waarmee hij al sinds jonge leeftijd affiniteit voelt. “Als kind stak ik allerlei meubeltjes in elkaar en als architect sloeg ik zelf aan het ontwerpen, telkens wanneer ik op zoek was naar een specifiek meubel dat niet verkrijgbaar was op de markt”, aldus Verstuyft, die zich in zijn woning laat omringen door allerlei prototypes en objecten, waarvan de meesten nog niet in productie zijn gebracht. Uitzondering is de lamp Austere die op de beurs Light + Building in Frankfurt en de Biënnale Interieur te zien was. www.hansverstuyftarchitecten.be Austere

Ooit gedacht dat het zo’n vaart zou lopen met Austere? Dit is allemaal vrij nieuw voor mij, aangezien ik mezelf niet als architect, maar als lichtdesigner profileer. Austere is mijn eerste product dat daadwerkelijk verkrijgbaar is. De fabrikant is een bouwheer van ons en destijds had hij me gezegd dat ik bij hem terechtkon met nieuwe ideeën. Ik volgde zijn advies, liet mijn prototype voor Austere zien en toen ging de bal snel aan het rollen. Ervaar je meer vrijheid in het ontwerpen van objecten, dan bij architectuurprojecten? Misschien wel. De financiële realiteit binnen de architectuur heeft me gedwongen om terug te gaan naar de essentie van het meubeldesign. Maar dit is

SPECIAL wat ik graag doe en het zorgt voor afwisseling in mijn job. Als ik iets voor mezelf ontwerp, heb ik niet te kampen met dead­ lines. Zodra ik eraan begin, ben ik niet meer te houden. De afgelopen tijd ben ik zeer vaak verhuisd en ik vond dat de ruimtes telkens wel nieuwe stoelen of tafels konden gebruiken. Voorlopig ontwerp ik alleen dingen die ik zelf kan uitvoeren, wat mij uiteraard ook beperkt in mijn vrijheid. Aannemers en meubelmakers hou ik nauw in het oog. Noem het beroepsmisvorming, maar ik wil altijd weten hoe iets gemaakt wordt.


SPECIAL

Caroline Voet

Caroline Voet onderzoekt, ontwerpt, maakt en bouwt. Ze is architecte van opleiding en momenteel helemaal in de ban van meubilair en interieur. “Meubels ontwerpen is voor mij totale fun en het ontstaat meestal spontaan vanuit het inrichten van een ruimte. Ik hou ervan om dicht bij de materialen te staan en op kleine schaal te werken”, aldus Voet. Opvallend is dat ze uitgerekend met haar kleinste object hoge toppen scheert. Oorspronkelijk was Stool ontworpen voor de kunstcampus deSingel in Antwerpen als een eerbetoon aan architect Léon Stynen. Ondertussen draagt het krukje een Henry van de Velde Label en is het te koop via Drisag.

Wil je jezelf naast architecte vanaf nu meer beginnen profileren als meubelmaakster? Stool is ontstaan omdat ik vond dat de artiestenloges in deSingel dit meubel konden gebruiken. Tot hiertoe zijn mijn meubels altijd stille getuigen geweest. Maar Stool werd goed opgepikt en krijgt steeds meer aandacht. Zo zal het binnenkort te bewon­ deren zijn in een bibliotheek in Nederland. Naast stoelen heb ik nog zoveel andere ideeën die ik nu wil samenbrengen.

www.carolinevoet.be

Stool

103 Ooit gedacht dat je kleinste object zo’n ruim publiek zou aanspreken? Een kruk is altijd een extraatje: het is mobiel en wordt opgesta­ peld, wat vaak slordig is. Ik wou er een mooi object van maken in de ruimte. Als je de verschil­ lende krukjes samen plaatst, krijg je een bank en creëer je rust. Met mijn meubels bereik ik een ruimer publiek. Meer mensen genieten ervan en ik vind het ook leuk om te zien hoe de krukjes worden gebruikt. Architectuur is meer een achtergrond die omhult en ingevuld wordt. Deze quote van architect Christian NorbergSchulz vat het mooi samen: “Architectuur beschermt meubilair en meubilair beschermt dingen die zich in de kern van de kern bevinden. Op deze manier kan de mens zijn omgeving ervaren als betekenisvol.”


104

SPECIAL

Hoe breng je het werk van een diverse groep designtalent samen in één tentoonstelling? Met die vraag in het achterhoofd ging gelegenheidsduo Nina Janssen en Maximiliaan Royakkers aan de slag in de galerieruimte van Design Vlaanderen. Resultaat? De expo De Nieuwe Oogst. Well Seasoned. is een theatraal opzet van twee verdiepingen. Nina licht toe: “In de galerie op de gelijk­ vloerse verdieping ligt de focus op de presentatie van de werken, in tegenstelling tot The back room beneden, die vooral een blik wil werpen op het proces en de inspiratie achter het designobject.”

Bij The back room denken we meteen aan een achterkamer. Maximiliaan: Dat is het ook. Voor de eerste officiële uitvoering van het project vertrekken we vanuit de bestaande context, waarop wij inpluggen als een soort van parasieten. Het is een ruimte voor randactiviteiten en -producties die boven geen plaats vinden. Nina: The back room biedt eigenlijk een diffuus kader, waarbinnen we de designers de mogelijkheid bieden om hun werk via een andere hoek te benaderen, bepaalde aspecten ervan te belichten of het in een andere format te gieten.

Voor de expo maken jullie gebruik van green screen (filmtechniek waarbij een groene doek vervangen wordt door een digitale achtergrond). Maximiliaan: Het cinemato­ grafische procedé benaderen wij als een visueel en ruimtelijk element om een soort van wandeling door de galerie te creëren. Nina: De techniek kan ook worden gebruikt als projectie, met het scherm als decor voor een fotoshoot bijvoorbeeld. Hoe gaan jullie concreet om met de verscheidenheid aan objecten? Nina: We zoomen niet in op individuele presentaties. We zullen de objecten tegenover elkaar plaatsen, net om die grote hoeveelheid aan objecten te tonen als een soort van verzameling. Maximiliaan: Als je ontwerpers samenbrengt van wie het werk onderling niets met elkaar te maken heeft, moet je een narratieve lijn bedenken die alles met elkaar verbindt. Bij ons vervult de visuele component die rol.


atelier henri vanaf 8 mei – Design museum Gent www.laurabergans.be

f BoeckBerg

www.boeckberg.be BoeckHerBerg is een evenement rond drukwerk, opgevat als een herberg vol gesprekken.

WWW.COLORINGBOOK.BE

WELKOM 3 mei, 15-17u Literair Museum, Hasselt


WELL SEASONED WELL SEASONED WELL SEASONED WELL SEASONED WELL SEASONED WELL SEASONED WELL SEASONED WELL SEASONED WELL SEASONED WELL SEASONED WELL SEASONED WELL SEASONED WELL SEASONED WELL SEASONED WELL SEASONED WELL SEASONED WELL SEASONED WELL SEASONED WELL SEASONED WELL SEASONED WELL SEASONED WELL SEASONED WELL SEASONED WELL SEASONED WELL SEASONED WELL SEASONED WELL SEASONED WELL SEASONED WELL SEASONED WELL SEASONED WELL SEASONED WELL SEASONED WELL SEASONED WELL SEASONED WELL SEASONED WELL SEASONED WELL SEASONED WELL SEASONED


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.