Kwintessens 2014-1

Page 1

kwintessens 2014 - 1

beweging

kwintessens tijdschrift over design en mode Jaargang 23 — Eerste trimester 2014 abonnement € 25 / los nummer € 7


nummer 1 — jaargang 23 —

Hoofdredactie design Johan Valcke

Hoofdredactie mode

colofon

Trui Moerkerke

Redactie

Steven Cleeren Christian Oosterlinck Mies Van Roy Jasmijn Verlinden

Werkten mee aan dit nummer Natasja Admiraal An Bogaerts Jonas Bruyneel Christophe De Schauvre Stephanie Duval Elien Haentjens Frank Huygens Roel Jacobus Lut Pil Kurt Vanbelleghem Koen Van der Schaeghe Karen Van Godtsenhoven Jolien Vanhoof Anne van Oppen

Shoot design

Wim Wauman

Shoot mode

Michael Marson

Tekstcorrectie Schrijf.be

Ontwerp

Peter De Roy ­

Druk

Sintjoris

Redactieadres

erratum In het

artikel ‘Van hard en koud naar zacht en warm – Glaskunst in Vlaanderen, een stand van zaken’ van Jan Walgrave in het vorige nummer werd verkeerdelijk vermeld dat de Bernardine de Neeve-Prijs door Katrijn Schatteman, Ilse Van Roy en Mariken Dumon werd gewonnen. Dumon ontving in 2011 de Bernardine de Neeve-Prijs; Schatteman en Van Roy werden beiden genomineerd.

Design Vlaanderen Kwintessens Koloniënstraat 56 (7de verdieping) 1000 Brussel T +32 (0)2 227 60 60 F +32 (0)2 227 60 69 info@designvlaanderen.be www.designvlaanderen.be www.designvlaanderen.be/kwintessens www.facebook.com/kwintessens

ISSN

07791534 Abonnementen kunnen besteld worden op www.kwintessenstijdschrift.be. Losse nummers kunnen besteld worden op www.designvlaanderen.be/bestel. Adreswijzigingen worden gemeld op het redactieadres. Niets uit deze uitgave mag worden gebruikt zonder toestemming van de uitgever. © Design Vlaanderen Alle adressen van designers, kunstenaars, galeries e.a. kunnen bij Design Vlaanderen verkregen worden.

Verantwoordelijke uitgever: Johan Valcke Koloniënstraat 56, 1000 Brussel

Flanders

European Entrepreneurial Region 2014


Intro

Thema

Shoot

Special

2 En avant!

16 Transitie, adhocratie, sustainisme

63 De man en de basics

85 De Nieuwe Oogst

— Trui Moerkerke en Johan Valcke

Kort 4

Shoot 9 Editorial Playgrounds

(Post-Paraphernalia Product Placement) — Wim Wauman

Het designbegrip in beweging — Lut Pil

22 Een suggestie van beweging

Organisch design als compromis tussen functionalisme en sierzucht — Frank Huygens

26 Beweeglijke sculpturen

Twee jonge ontwerpers over het statische en het dynamische in de mode

— Stephanie Duval

30 Mobilotoop

Een visie op een open mobiliteitscultuur — Anne van Oppen

34 Flanders’ DRIVE

Een drijfveer voor een groene en slimme voertuigindustrie — Christophe De Schauvre

38 Innovatie en mobiliteit

Drie ontwerpbureaus presenteren hun slimme oplossingen — Koen Van der Schaeghe

44 Who is next?

Staat er al een volgende generatie autodesigners klaar om de wereld te veroveren? — Kurt Vanbelleghem

50 Fashion on film Video vertelt het verhaal achter modemerken — Jolien Vanhoof

54 Stilstaan is achteruitgaan

Marketing gaat volop voor film en animatie — Roel Jacobus

— Michael Marson

Cases 69

Carbon: een lichtgewicht met superkrachten — Elien Haentjens

70

De fietsfactor — Natasja Admiraal

72

Diamond Boots Project — Jasmijn Verlinden

74

Cocreatie als sleutel tot succes — Koen Van der Schaeghe

76

Creneau International voor Hunkemöller — Natasja Admiraal

Gespot 77

Birds of Paradise — Karen Van Godtsenhoven

78

Interwoven: Kvadrat textile and design — Lut Pil

79

Conflict & Design – 7de Triënnale voor Vormgeving — Kurt Vanbelleghem

80

Henry van de Velde Awards & Labels 2013 — Christian Oosterlinck

82

Collectie #02(5) — Trui Moerkerke

83

Design Miami/ — Elien Haentjens

84

Mechelen Meubelen 2.0 — Frank Huygens

inhoud


intro Beweging, dat is het centrale thema in deze Kwintessens. Natuurlijk, letterlijk is beweging een intrinsieke eigenschap van design en mode. Trends komen en gaan. Design en mode evolueren, of veranderen plots. Stilstand is geen boeiende optie.

En avant! In mode is beweging ook op een andere manier een centraal concept. Bewegingsvrijheid bijvoorbeeld. Was het niet Gabrielle Chanel die aan het begin van de twintigste eeuw vrouwen bevrijdde van ingewikkelde constructies met korsetten? Een losse pantalon en een matrozenpull waren een radicale breuk met de geldende modevoorschriften, maar zorgden vooral voor bewegingsvrijheid. Letterlijk en in het hoofd.

Of neem de invloed van Madame Grès (1903-1993) op modeontwerpers. Van origine een beeldhouwster, sculpteerde ze haar silhouetten rond het model in plaats van patronen uit te tekenen. Stephanie Duval (Beweeglijke sculpturen, pagina 26) ging op zoek naar de wisselwerking tussen gesculpteerde volumes en beweging bij enkele jonge modeontwerpers. Want bij een kledingstuk is de utilitaire vraag: werkt de pasvorm met of tegen de beweging van de drager? Dat zie je niet in de tweedimensionale modefotografie, hoezeer het genre ook tot een ware kunstvorm is uitgegroeid. Maar daar had je en heb je het modedefilé voor. Zoals ontwerper Pierre Renaux aan Stephanie Duval vertelt: “Inkopers willen het stuk zien bewegen.”

De jongste jaren zien we trouwens steeds meer modefilms opduiken, van bewegende lookbooks tot prachtige kortfilms geregisseerd door vermaarde regisseurs. Zijn deze kortfilms een alternatief voor de traditionele fotoshoot? Diane Pernet, curator en modejournaliste, en de organisator van het rondreizende festival A Shaded View on Fashion Film, ziet het ruimer. “Het is niet omdat er iemand voor een camera beweegt, dat je van een film kan spreken”, legde ze uit in The Business of Fashion (11 oktober 2013). “Een succesvolle modefilm heeft een goed verhaal nodig.” In Fashion on film (pagina 50) ging Jolien Vanhoof op zoek naar de bestaansreden van kortfilms in de mode. In elk geval: het genre is niet nieuw, maar door de mogelijkheden die de fashion film biedt aan merken en ontwerpers om hun wereld te duiden, en met de hedendaagse verspreidingskracht van social media, valt er van de fashion films nog heel wat te verwachten. Wanneer het in design over beweging gaat, is het object bij uitstek de auto. Het is een product dat een jarenlang proces en meerdere versies achter de rug heeft vooraleer het op de markt komt, als het al gebouwd wordt. Het is ook een product waarbij design een belangrijke rol speelt, hoewel niet de hoofdrol. Design speelt er een dienende rol, iets wat het op het lijf geschreven is, maar niet altijd zo wordt toegepast.


In autodesign zijn enkele Belgen wereld­ spelers. Het mag niet verwonderen dat auto­designer Luc Landuyt onlangs de Henry van de Velde Award voor zijn loopbaan kreeg. Autodesign heeft veel met technologie te maken, maar niet exclusief. De designer tekent, schetst een model waar de gebruiker van droomt. Buitenkant, accessoires, dashboard, de elektronica en dan zeker zijn gebruiksvriendelijkheid, alles wat enigszins kan ontworpen worden in een ‘user-friendly way’, passeert langs teams van designers. Het zijn echter niet alleen autodesigners die vooruitdenken, alle designers doen dat. Zo ook wanneer het over beweging gaat. De mens heeft steeds middelen ontwikkeld om beweging dienstbaar te maken. Heel belangrijk was de uitvinding van het wiel, zo’n slordige 5 500 jaar geleden en sedertdien is er veel gebeurd. Als designers het fenomeen ‘bewegen’ onder de loep nemen, gaan ze verder dan enkel een super vooruitstrevend voertuig tekenen. Ze leggen in het onderzoek onderliggende maatschappelijke vragen bloot, waarop ze antwoorden formuleren die aan de basis kunnen liggen van bijvoorbeeld een mogelijk toekomstig mobiliteitssysteem.

Mobilotoop is zo’n voorbeeld. Het eerste cross-overproject van Design Platform Vlaanderen tracht voorstellen te formuleren voor onze stedelijke mobiliteit anno 2020-2050. ‘Verbindingen die ons niet alleen sneller maar ook dichter bij elkaar zullen brengen’, want Mobilotoop is niet een onderzoek om te komen tot een zo efficiënt mogelijk voertuig, maar gaat uit van een open ‘mobiliteitscultuur’, waaraan iedereen kan deelnemen.” (pagina 30). Wat echter dan weer opvalt in onze hedendaagse elektronische wereld is de snelheid waarmee heel wat belangrijke zaken worden gerealiseerd. En die snelheid, die voortdurend toenemende maatschappelijk-technologische beweging deed een tegenbeweging opstarten: die van de slowfood, slow design, slow whatever enz. De ambachtelijkheid komt weer in het vizier. Reeds enkele jaren waren daar signalen van te merken in Milaan tijdens de Design Week. Deze tegenbeweging zal waarschijnlijk niet stoppen. —

Trui Moerkerke en Johan Valcke


kort

Graphic Design Festival Breda

Van 17 tot 27 april 2014 vindt voor de vierde keer het Graphic Design Festival Breda plaats. Het festival onthult de geheimen van het veelal verborgen ontwerpproces en brengt ontwerpers in direct contact met hun publiek. Interventies op straat en exposities in MOTI, het Huis voor Beeldcultuur en de Stadsgalerij in Breda bieden iedereen die geïnteresseerd is in beeldcultuur een rijk programma. Workshops, rondleidingen en lezingen bieden een verdere verdieping, de kans op ontmoeting en inspiratie. Graphic Design Festival Breda van 17 tot 27 april 2014 in Breda www.gdfb.nl

Crushed Bowls, Julien De Smedt Architects voor Muuto. © Muuto

Mobilia

Tot 15 juni 2014 kunt u in het Atomium Mobilia, 100 jaar Belgische architecten bezoeken. De tentoon­ stelling laat zien hoe de relatie tussen architectuur, interieur­architectuur en meubilair in een eeuw is veranderd. De gepresenteerde meubelen illustreren de manier waarop elke architect zijn stijl en ideeën vertaalt in het meubilair dat hij ontwerpt. De gepresenteerde meubelen zijn creaties – variërend van proto­types tot serie­producten – die gegroepeerd zijn rond verschillende thema’s. In de tentoonstelling vindt u onder meer werk van B-Architecten, Claire Bataille & Paul Ibens, Renaat Braem, Julien De Smedt, Bart Lens, Lhoas & Lhoas, Robbrecht & Daem, Willy Van Der Meeren en Vincent Van Duysen. Mobilia, 100 jaar Belgische architecten tot 15 juni 2014 in het Atomium, Brussel www.atomium.be

4—

kort

Heiko Bartels

In memoriam Heiko Bartels

Johan Valcke vertelt: ‘Heiko Bartels was industrieel designer, opgeleid in de Hochschule für Welthandel in Wenen en de Werkkunstschule in Krefeld. Heiko werd later professor aan de Bauhaus Universiteit te Weimar aan de Faculteit Gestaltung (Vormgeving). Ik kwam met hem in die zin in contact, omdat hij me vroeg een paar lezingen te geven over het toenmalige Design Vlaanderen. Die vond plaats in het Bauhaus-atelier van de beroemde designer-architect Marcel Breuer met een beetje kippenvel als gevolg. Professor Bartels was een zeer minzaam en aangename man, maar ook een echte professional. We nodigden hem dan ook uit voor onder meer de jury van de Henry van de Velde Awards & Labels 2010. Ik kende Heiko ook via Galerie Pim De Rudder in Assenede waar hij een bijzonder hartelijke relatie mee onderhield.’


Dries Van Noten

Nog tot 31 augustus 2014 loopt in het Parijse museum Les Arts Décoratifs de tentoonstelling Dries Van Noten: inspirations. De titel dekt meteen ook de lading. Onze landgenoot toont er in een grote expo zijn diverse inspiratiebronnen. Van Noten brak eind jaren tachtig door met de Antwerpse Zes. Hij heeft een duidelijk herkenbare stijl, met referenties aan verschillende etnische tradities en aan kunststromingen. De tentoonstelling is opgebouwd rond het samenbrengen (of net tegenover elkaar plaatsen) van zijn oeuvre en de artistieke, historische, etnische en cinematografische referenties. Naast de mode van Dries Van Noten zal er dan ook werk te zien zijn van ontwerpers als Elsa Schiaparelli en Christian Dior en kunstwerken van groten als Kees Van Dongen, Yves Klein, Francis Bacon, Vasarely, Elizabeth Peyton en Damien Hirst. Wie de loopbaan van Dries Van Noten volgt, weet dat dit een boeiende tentoonstelling is. Voor wie zijn werk nog niet zo goed kent: Dries Van Noten: inspirations is de kans om het boeiende Van Noten-universum te ontdekken. Dries Van Noten: inspirations tot 31 augustus 2014 in Les Arts Décoratifs, Parijs www.lesartsdecoratifs.fr

Martijn, kuppers&wuytens

Kuppers&wuytens in process

Hoe leidt een doctoraatsonderzoek over het ontwerpen van sieraden en objecten, in combinatie met de ervaring van een productdesigner gespecialiseerd in lederen producten, tot een karaktervol ontwerpbureau? Dat ontdek je in het Modemuseum Hasselt op de tentoonstelling kuppers&wuytens in process: producten, objecten, sieraden en accessoires die het resultaat zijn van een intense samenwerking tussen productdesigner Jan Kuppers en ontwerper van 3D-geprinte sieraden en objecten Karen Wuytens. Kuppers&wuytens in process van 8 maart tot 25 april 2014 in het Modemuseum Hasselt www.modemuseumhasselt.be

kort Axel Enthoven

De tentoonstelling Schetsen en Denken focust op de ontstaansgeschiedenis van de meest succesvolle ontwerpen van Axel Enthoven. Een uitgebreide reeks ontwerpschetsen en denktekeningen presenteert het ontwerpen van zijn designobjecten als autonome creatie. Zo komt het denkend handelen via tekeningen centraal te staan en niet de productie of het object zelf. De tentoonstelling biedt een overzicht van het gevarieerde oeuvre van Axel Enthoven als visueel en visionair ontwerper. Ze loopt vanaf 7 mei 2014 in BOZAR in Brussel. Schetsen en Denken van 7 mei tot 15 juni 2014 in BOZAR, Brussel www.bozar.be

Dries Van Noten SS 2014. © Tommy Tom

Bova, Axel Enthoven

—5


Reflections

‘Reflectie’ of ‘spiegelbeeld’ is dit jaar de rode draad door de tentoonstelling van Belgium is Design in de Triennale di Milano. Heel letterlijk worden spiegels en andere gebruiksobjecten uit glas en gepolijste metalen getoond waarin het licht reflecteert en spiegelbeelden ontstaan. Spiegels zijn in alle vormen en formaten vertegenwoordigd. Vlak of in facetten, enkel als spiegel of in combinatie met andere functies. In Reflections zijn de spiegels stuk voor stuk ontwerpen die spelen met de dubbele bodem en met de lichtreflectie. Ze zijn allemaal van de hand van Belgische designers. De meeste zijn ook geproduceerd in België, bij een spiegelfabrikant, editiebedrijf of in eigen beheer, andere zitten in de collectie van buitenlandse bedrijven. Daarnaast zijn objecten te zien die zijn ontwikkeld met een andere functie en waarbij de reflectie of weerspiegeling dus bijkomstig is. Maar het zilver of ander metaal werd gepolijst, met een sterke reflectie als gevolg. Zo ontstaat een dialoog met de gebruiker, toeschouwer en de omgeving. Spiegelende opper­ vlakken komen volop tot leven als er licht op schijnt. Ze zorgen voor mooie accenten en leveren visueel boeiende beelden op. Curator van de tentoonstelling is Inge Vranken, de scenografie is een ontwerp van Danny Venlet.

kort Beyonderground trekt naar Helsinki

Beyonderground is een grafisch festival dat vorig jaar voor de eerste keer plaatsvond in Hasselt. Het was enerzijds een tweedaagse met lezingen, workshops, expo’s, installaties en performances. Anderzijds ging het voor een maand een interactie aan met de stad door middel van installaties, workshops, etalages en routes. Dit jaar trekt Beyonderground naar Helsinki. Vanaf 5 mei 2014 heeft er een graphic exchange tussen Belgische en Finse designers, typografen, illustratoren en ander creatief geweld plaats. Er wordt onder andere een postertentoonstelling in publieke stadsruimtes georganiseerd in samenwerking met het Design Museum in Helsinki en er komt een tentoonstelling, gecureerd door Pekka Talent Agency en anderen. Op 9 en 10 mei 2014 vindt een indoorfestival plaats met tal van performances. Snel zijn is de boodschap: tot eind maart geldt er een ‘Early Beyonderbird’-ticketprijs. Wilt u graag naar dit event in Helsinki? Kijk dan zeker op de site voor meer informatie. Beyonderground van 5 mei tot 6 juni 2014 in Helsinki www.beyonderground.com

Shadow, Sylvain Willenz. Foto © Julien Renault

Reflections van 8 tot 13 april 2014 in de Triennale di Milano, Milaan www.belgiumisdesign.be

Fashion lab e-commerce

Een modecollectie aan multi­merken­ boetieks verkopen, is arbeids- en kapitaalintensief maar ook een eigen winkel uitbaten is kostelijk. Voor veel ontwerpers lijkt een onlineshop dan ook de ideale tool om hun creaties te verkopen én financieel risico te vermijden. Vaak staan ze echter niet stil bij de operationele, juridische en financiële implicaties van het runnen van een eigen webwinkel. Tijdens het fashion lab e-commerce op 1 april 2014 geven een aantal specialisten tekst en uitleg bij de basics van e-commerce. Wat is e-commerce? Wie koopt wat online? Hoe zorg je dat geïnteresseerden op je webwinkel terechtkomen? Hoe past een webshop in je commerciële strategie? Hoe pak je je stockbeheer aan? Hoe zit het met algemene verkoops­voorwaarden en retourrecht? Fashion lab e-commerce 1 april 2014 www.ffi.be

6—

kort


Achter de schermen van Dyson

James Dyson ontwikkelde de allereerste stofzuiger met cycloontechnologie iets meer dan 20 jaar geleden. Wat begon met één man en één idee groeide uit tot een technologiebedrijf met wereldwijd meer dan 1 700 ingenieurs. Uitvindingen van Dyson zijn onder andere de revolutionaire handdrogers, ventilatoren zonder bladen en een digitale motor die aan 110 000 toeren per minuut draait. Maar wat volgt er nog van Dyson? Slechts enkelen kennen het antwoord op deze vraag en dat is niet raar: alle Dyson-technologie wordt ontwikkeld in hun top secret Research, Design en Development-afdeling. Elk idee wordt gedocumenteerd en achter slot en grendel bewaard. Zolang de ontwerpen worden uitgetekend en ontwikkeld, en de prototypes gemaakt en getest, blijven ze beschermd. Tot de uiteindelijke machine in productie gaat. Vanaf 29 maart kan iedereen een kijkje nemen achter de schermen van Dysons researchafdeling. Het Design museum Gent onthult wat er achter gesloten deuren gebeurt. Dyson: designgeheimen onthuld van 29 maart tot 9 juni 2014 in het Design museum Gent www.designmuseumgent.be

Designers in Residence

Designregio Kortrijk roept pas afgestudeerde ontwerpers vanuit diverse creatieve domeinen op om zich kandidaat te stellen voor het Designers in Residence-programma 2014. Tijdens een werkverblijf van september tot december krijgen drie geselecteerde designers uit binnen- of buitenland de unieke kans om samen te werken rond het thema ‘Design for a better connected community’. De Budafabriek en het BUDA::lab zijn de inspirerende locaties in Kortrijk waar de ontwerpers werken. Die plaatsen vormen tegelijkertijd ook de spil van een boeiende community, die bestaat uit creatievelingen, bedrijven, culturele organisaties en eindgebruikers. Bent u de ontwerper die zij zoeken? Stel u kandidaat voor 1 juni 2014 via deze link: http://www. designregio-kortrijk.be/designers-inresidence.

Orbit, Studio Linja voor Labt. Foto: Filip Dujardin

Hout, het nieuwe goud

Op 13 februari 2014 opende in de Design Vlaanderen Galerie de tentoonstelling Hout, het nieuwe goud. Zoals de titel doet vermoeden, zijn alle objecten in de tentoonstelling vervaardigd uit hout. In elk van hen speelt hout een essentiële rol, om zijn technische eigenschappen, of om zijn bijzondere tactiliteit, textuur en natuurlijke schoonheid. Soms is hout zacht, soms hard, het splijt gemakkelijk of net niet, krimpt en trekt krom en soms is het meer of minder gevoelig aan de omgeving. Als organisme uit de natuur spreekt hout tot de verbeelding, worden de grenzen ervan nauwkeurig afgetast en worden ze voorwerpen met een ziel. De tentoonstelling brengt werk van meer dan twintig Vlaamse ontwerpers. Ze loopt tot 13 april 2014. Hout, het nieuwe goud tot 13 april 2014 in de Design Vlaanderen Galerie, Brussel www.designvlaanderen.be

kort

Italiaanse glamour in Londen

Op 5 april 2014 opent in het Londense V&A Museum The Glamour of Italian Fashion 1945-2014. Het belooft een boeiende expo te worden met aandacht voor de ingenieuze technieken, luxueuze materialen en expertise die de Italiaanse mode wereldfaam gaven. Na de Tweede Wereldoorlog ontstond in Italië een luxe-industrie. In de jaren vijftig en zestig werden in Italië veel Hollywoodfilms gedraaid met sterren als Audrey Hepburn en Elizabeth Taylor. Zij werden de gedroomde ambassadeurs voor de Italiaanse stijl. Ook vandaag spreekt mode ‘made in Italy’ nog tot de verbeelding. Er zal werk te zien zijn van grote klassieke huizen als Pucci, Missoni, Armani, Versace, Dolce & Gabbana en Prada. The Glamour of Italian Fashion 1945-2014 van 5 april tot 27 juli 2014 in het Victoria and Albert Museum, Londen www.vam.ac.uk

Ankle boots, Dolce & Gabbana. Foto © Victoria and Albert Museum, London

—7


Estonian Design

kort

Design Vlaanderen plant een uit­ wisselings­project met de Estonian Association of Designers en het Estonian Design House. Ests design wordt getoond in de Design Vlaanderen Galerie van 25 april tot 25 mei 2014. Design Vlaanderen wordt uitgenodigd in Tallinn met de rondreizende tentoonstelling Tales of Heroes in het najaar 2014 in de Estonian Design House Gallery. Estonian Design bestaat uit producten die hoof­dzakelijk werden gemaakt door lokale bedrijfjes (meubelen, verlichting, interieur­ textiel en accessoires) en ontworpen door Tarmo Luisk, Tönis Vellama, Ilona Gurjanova, Monika Järg, Maile Grünberg, Toivo Raidmets, Kristi Rinkjob and Anne-Liis Leht, Maria Rästa, Igor Volkov, Elmet Treier, Elna Kaasik, Jaanus Orgusaar, Julia Maria Künnap, Enn Praks en Katrin Soans.

Willy Van den Bussche

Estonian Design van 25 april tot 25 mei 2014 in de Design Vlaanderen Galerie, Brussel www.designvlaanderen.be

Collect

Liefhebbers van de hedendaagse toegepaste kunsten halen van 9 tot 12 mei 2014 hun hart op bij Collect, de beurs in de Saatchi & Saatchi Gallery in Londen. Design Vlaanderen toont daar, net zoals vorig jaar, hoogkwalitatief werk van Vlaamse ontwerpers. Er zal een gezamenlijke stand zijn met WCC-BF (World Crafts Council – Belgique Francophone), zodat aan een publiek van kenners en kopers een breed en boeiend beeld kan worden getoond van wat er in België zoal gemaakt wordt. De Vlaamse delegatie op Collect toont werk van An Alleweireldt (juwelen), Kris Campo (keramiek), Tjok Dessauvage (keramiek), Ria Lins (juweel), Jeanne Opgenhaffen (keramiek), Pia Raeymaekers (glas) en Frank Steyaert (keramiek). Collect van 9 tot 12 mei 2014 in de Saatchi & Saatchi Gallery, Londen www.craftscouncil.org.uk/collect Histriones Blue, Kris Campo

8—

In memoriam Willy Van den Bussche

Johan Valcke vertelt: ‘Mijn eerste contacten met Willy dateren van 1977, toen de toenmalige directeur van het cultuurcentrum Scharpoord in Knokke de start gaf voor een aantal keramiektentoonstellingen. Monumenten in de keramiek België ’77 was de titel. Ik was toen vijfentwintig. Het was een tijd waarin kunstenaars die met keramiek werkten in ons land ‘vochten’ om een plaats te krijgen in de hedendaagse kunst. Willy was een fervent voorstander van deze onder de ‘artes minores’ gerangschikte kunstvorm. In 1980 toonde het Scharpoord de expo Jonge keramiekers België 80, waar ik als jonge snaak voorzichtig advies mocht geven. Willy en ik ontmoetten elkaar voor die tentoonstelling in Ieper in de Lakenhalle waar toen het PMMK was gehuisvest. In 1986 ging zijn droom in vervulling met het nieuwe PMMK in Oostende. Willy was voorstander van wat hij de ‘gebonden kunst’ noemde. Een serieus statement in tijden van conceptuele kunst en intrinsiek verbonden met zijn liefde voor de Belgische schilderkunst. Hij stelde zijn PMMK open voor tentoonstellingen over hedendaagse sieraden en nodigde, op mijn aanraden, Giampaolo Babetto uit, juweelontwerper uit de school van Padua, voor een schitterende persoonlijke expo. De eerste Henry van de Velde Award werd uitgereikt aan Emiel Veranneman, zijn favoriete meubelontwerper, en de tweede ‘Henry’ aan glaskunstenaar Michel Martens op zijn advies. Na zijn pensioen verdween hij uit mijn professioneel netwerk, maar we ontmoetten elkaar op allerlei artistieke evenementen. De laatste keer tijdens Art Gent in 2013. We konden het met elkaar vinden. ‘


shoot Editorial Playgrounds (Post-Paraphernalia Product Placement)

Fotografie: Wim Wauman


Zandloper, Luc Vincent voor Serax

Voor zijn recent project Paraphernalia nodigde Wim Wauman collega-kunstenaars en aanverwante professionelen uit om een inspirerend en/of betekenisvol object bij te dragen aan een nieuwe reeks stillevens. Met een verzameling van 171 objecten

← Beweeglijke kubus, Xavier De Clippeleir

10 — shoot

van meer dan 120 deelnemers creëerde hij 21 composities die hij fotografeerde in zijn atelier. Deze stillevens resoneren met historische beeldtradities en de alchemie. Wij nodigden Wauman uit om de studio in te trekken met enkele objecten van Vlaamse ontwerpers.


Modular, armband, Salima Thakker

shoot

— 11


Phyllibert, klink, Jean-François D’Or voor Vervloet

Hunacturing, juwelencollectie, Lore Langendries

12 — shoot



Horlogecollectie, Hubert Verstraeten voor Tamawa

14 — shoot


thema

Het van deze Kwintessens is beweging. Letterlijk. Figuurlijk. Of een begrip als kapstok om verschillende kanten uit te gaan. Met beweging en design komen we natuurlijk uit bij de transporten automobielsector. Een sector waar trouwens heel wat Belgische designers de plak zwaaien. Maar net zo goed is het de geknipte aanleiding om in te gaan op het designbegrip ‘dat beweegt’, op de suggestie van beweging in design en film en animatie in marketing. In mode is de hype momenteel de fashion film. Bewegende campagnebeelden als alternatief voor de traditionele printadvertentie. Beweging is sowieso een cruciaal concept in mode, de kern zelfs, want mode evolueert voortdurend. Minder abstract, maar net zo boeiend, is de zoektocht naar de wisselwerking tussen gesculpteerde volumes en beweging.


thema

Transitie, adhocratie, sustainisme Het designbegrip in beweging

16 — thema


Wat design is, kan soms in duidelijke stellingen worden gevat, maar de inhoud en impact van design zijn voortdurend in beweging. “Verandering behoort essentieel tot het DNA van design”, stelt het onlangs verschenen boek Design Transitions (2013). Het illustreert dit aan de hand van 42 voorbeelden die wereldwijd zijn gekozen. En misschien, zo besluit Tim Brown (IDEO) in het voorwoord, is de grootste opportuniteit voor design vandaag wel het herontwerpen van wat design is. Andere recente publicaties trachten de verschuivingen in het designbegrip met een omvattende term te beschrijven, zoals ‘adhocratie’ of ‘sustainisme’. Sommige van die designherinterpretaties zijn gericht op het ontstaan van wereldwijde bewegingen, waarbij niet alleen het perspectief van het design­denken en de designpraktijk in beweging is, maar ook het terrein waarop design actief is. Want design beweegt zich duidelijk op nieuwe terreinen die voorheen niet of minder expliciet tot de actieradius van de designpraktijk behoorden. En met de nieuwe invulling van design zet men de wereld in beweging.

Open Informant, Superflux. © @Superflux

Indien verandering essentieel tot het designdenken behoort, waarom wordt er dan nu zo expliciet op ge­focust? En in welk discours wordt de op gang zijnde beweging geplaatst? We bespreken hier niet de 7de Triënnale voor Vormgeving Conflict & Design, een initiatief van Design Vlaanderen in samenwerking met C-mine en Innovatie & Design Euregio, met Kurt Vanbelleghem als curator. In onderbouwde en genuanceerde teksten gaan de verschillende auteurs in de bij­ behorende catalogus in op nieuwe design­benaderingen. Andere recente initiatieven focussen eveneens op de verandering in het designbegrip. Het boek Design Transitions, samengesteld door designonderzoekers verbonden aan de Britse Northumbria University Design School, verwijst naar de allesomvattende wereldproblemen: klimaatopwarming, uitputting van de bronnen van de aarde, wereldwijde financiële crisis, snelheid van technologische verandering en opkomend sociaal activisme. Het is een context die dwingt om anders te gaan leven, eenvoudigweg om te kunnen overleven, ook

beweging

— 17


als onderneming, organisatie of gemeenschap. Design kan daarbij nieuwe inzichten en strategieën aanreiken. “Een nieuwe generatie designers neemt het voortouw in het aanpakken van deze uitdagingen. Het gaat daarbij minder om het ontwerpen van objecten en meer om het ontwerpen van diensten en ervaringen. In dit proces verruimen ze het terrein van hun professionele verantwoordelijkheid tot leiderschap, beleid, strategie en de vormgeving van positieve maatschappelijke verandering”, zo stelt Design Transitions in de inleiding. De voorbeelden in het boek zijn veelal designbureaus die concepten en strategieën uitwerken, en producten waarin deze worden geconcretiseerd. Ze kiezen vaak voor een multi- of interdisciplinaire benadering en werken met spelers uit verschillende domeinen. Het Brits-Indische Superflux, geleid door Anab Jain en Jon Ardern, richt zich bijvoorbeeld op de opkomende technologieën zoals 3D-printen, digitale netwerken en genetische manipulatie, en op de wijze waarop deze technologieën de omgeving en het dagelijkse leven binnendringen. Het bureau documenteert zijn onderzoek, ontwerpactiviteit en reflectie hierover uitgebreid op zijn website en blog.

La Ciudad Jubilada, Pau Faus

18 — thema

Design Transitions brengt veel voorbeelden van servicedesign, waarbij de concepten en het designdenken gericht kunnen zijn op het perspectief van bedrijven of organisaties, maar ook op een brede sociale context. We Are What We Do, een not-for-profit behaviour change company, is ontstaan als een sociale beweging, als “een campagne om mensen aan te moedigen om dagelijks kleine, positieve dingen te doen om zo belangrijke maatschappelijke en milieugerelateerde kwesties aan te pakken”. Dat kan via het lanceren van inspirerende boodschappen of via producten, tools en diensten. Historypin is zo’n onlineplatform waar individuen van over heel de wereld materiaal kunnen archiveren dat vertelt over de geschiedenis van hun buurt. Het kan de kennis en perceptie van een plek verbeteren, de relaties tussen verschillende generaties versterken en een aangename plek worden voor het delen van foto’s en video’s.

netwerken, waarin verschillende vormen van open design, nieuwe productiemethoden, bottomup beslissingspolitiek en nieuwe invullingen van social design centraal staan. Design is een onderdeel in deze context en krijgt er politieke dimensies. In de logica van een adhocratie ontstaat er een nieuwe sociale structuur waarin ogenschijnlijke tegenspelers elkaar vinden. “Deze culturele situatie die we ‘adhocratie’ noemen maar die evengoed op vele andere manieren kon worden gedefinieerd, gaat niet uit van de designgemeenschap”, aldus Grima. “Het is een situatie die individuen en organisaties, legers en kunstenaars, designers en fabrikanten, tieners en filosofen verenigt.

Adhocratie brengt duidelijk nieuwe instrumenten, artefacten, gewoonten en zelfs een nieuwe esthetica met zich mee. Maar de belangrijkste veranderingen zijn pas begonnen: de pogingen tot het definiëren van nieuwe Banny Banerjee, oprichter en machtsstructuren, nieuwe directeur van Stanford ChangeLabs economische kaders, nieuwe vormen (Stanford University), wijst op de van autoriteit, nieuwe vormen van grote verantwoordelijkheid en politieke verantwoordelijkheid – impact van de designers. “Ik denk met andere woorden een totaal dat designers op dit ogenblik meer nieuwe ‘sociale economie’ – en macht hebben dan ooit tevoren die nieuwe sociale economie is – alleen lijkt hun macht niet op zich op dit ogenblik voor onze macht zoals die traditioneel wordt ogen aan het ontvouwen.” Grima begrepen. Onze traditionele mentale illustreert dit met voorbeelden modellen van macht en leiderschap in de tentoonstelling Adhocracy zijn opgebouwd rond hiërarchisch die eerst te zien was tijdens de en gecentraliseerd denken dat Design Biënnale van Istanbul 2012 voortkomt uit de krijgsmacht. Via en nadien is herwerkt voor het New design kunnen mensen nu allerlei Museum in New York en Limewharf vormen van succesvol leiderschap in Londen. Onder de deelnemers tonen ongeacht hun plaats in de zijn er bijdragen en ontwerpers hiërarchie. We zijn deuren aan het van bij ons: OpenStructures, openen die ons toelaten om invloed Unfold, architecten de vylder vinck te hebben op de vormgeving van de taillieu, naast bijvoorbeeld het toekomst, op een wijze die we ons pan-Afrikaanse festival van creatief gewoonweg niet konden inbeelden denken en ad-hocproductie Maker tien jaar geleden.” Faire Africa of La Ciudad Jubilada (The Retired City) van de Spaanse architect en kunstenaar Pau Faus. Adhocratie La Ciudad Jubilada is een onderzoek naar de karakteristieken van Designers maken op die manier informeel aangelegde moestuinen deel uit van een brede culturele op de oevers van de rivieren van beweging waarvoor Joseph Grima, Barcelona. In een begeleidende hoofdredacteur van Domus, in publicatie, opgevat als een bondig een aantal tentoonstellingen en woordenboek, reflecteert Pau bijbehorende readers de term Faus over twee contrasterende ‘adhocratie’ gebruikt. De term interpretaties van dit fenomeen. is niet nieuw, maar wordt door De ene visie veroordeelt de Grima ingezet als omschrijving illegaal aangelegde moestuinen van een collectieve houding die als verwaarloosde en in onbruik het tegengestelde is van bureau­ geraakte terreinen. De andere cratie. Bij adhocratie zoekt men visie heeft waardering voor deze vernieuwing via horizontaal ‘horticulturele bezetting’ omdat ze en organisch georganiseerde


Secondary Use Experiment, John Habraken

de moestuinen bekijkt vanuit een economisch standpunt en ze de activiteit associeert met duurzame ontwikkeling, consumptie die weinig afhankelijk is van anderen, en respect voor de natuur. En Faus komt tot een interessante conclusie: “Deze ogenschijnlijk tegengestelde visies delen hetzelfde ideaal: een harmonieuze stedelijke orde. Maar of je het nu wilt of niet, elke stad is altijd een onvoorspelbare mix van diverse en contradictorische realiteiten die weinig, om niet te zeggen niets, te maken hebben met één enkel harmonieus ideaal. Slechts wanneer de stad opgevat wordt vanuit het perspectief van haar complexiteit kunnen we begrijpen dat deze informele volkstuintjes gewoon een van de vele realiteiten zijn die vorm geven aan wat we een stad noemen. De tuinen zijn geen bedreiging voor de vooraf bepaalde stedelijke orde noch zijn ze een alternatief voor wat een stad definieert. Misschien is hun enige boodschap ons er aan te herinneren dat stedelijkheid enkel mogelijk is wanneer de bewoners er hun autonomie kunnen handhaven.” De op gang zijnde culturele bewe­ ging is geen revolutie, zo stelt ook Grima, want veel van de karak­t eris­tieken zijn herken­baar in vroegere voor­beelden, ook in de geschiedenis van design. Adhocracy toont bijvoorbeeld Secondary Use Experiment (1963) van de Nederlandse designer John Habraken. In opdracht van de eigenaar van Heineken ontwierp hij een glazen bier­fles die na gebruik dienst kon doen als bak­steen. In plaats van de lege flessen weg te gooien zouden ze modulaire constructie-elementen kunnen worden in streken waar de mensen weinig materiaal hebben om hun huizen mee op te bouwen. De managers en marketing­adviseurs van Heineken wilden echter niet dat het bier geassocieerd zou worden

met afval en armoede en hebben geen toestemming gegeven om de duizenden reeds geproduceerde WOBO’s (World Bottles) in omloop te brengen. Ook voor voorlopers van het huidige opensourcedesign heeft Adhocracy aandacht, zoals voor de Italiaanse ontwerper Enzo Mari met zijn Proposta per un’autoprogettazione (1974), een project waarin hij hand­ leidingen voor gemakkelijk te assem­ bleren meubilair ter beschikking stelt van iedereen die er geen winst mee wil maken. Het recente discours, ook dat van Adhocracy, promoot de verande­ ringen niet kritiekloos. In Adhocracy wordt het debat onder meer gevoerd aan de hand van de Amerikaanse organisatie Defense Distributed, geleid door Cody Wilson. De website DEFCAD plaatst zoveel mogelijk vuurwapengerelateerde files die MakerBot van de website Thingiverse verwijdert, opnieuw online. Als 3D-printing-R&D-firma

heeft Defense Distributed ook als eerste de componenten geprint van een functioneel geweer. Projecten zoals Be Your Own Souvenir van het Spaanse blablabLAB roepen eveneens vragen op. Be Your Own Souvenir maakt het mogelijk jezelf in een vijftiental minuten te laten scannen en 3D-printen. Een plastic 3D-portret neem je als souvenir mee naar huis. Ook al kan “de onmiddellijkheid waarmee het fysieke naar het digitale wordt vertaald en opnieuw naar het fysieke” magisch lijken, tegelijker­ tijd produceert Be Your Own Souvenir veel rommel.

Sustainisme Met de tentoonstellingen en publi­ caties krijgen de uiteenlopende initiatieven een grotere zichtbaar­ heid en worden ze op een handige manier bereikbaar voor een steeds diverser publiek. De aangebrachte casestudy’s kunnen daarbij de inspiratie vormen voor nieuwe projecten.

beweging

— 19


Join the change, luidt de oproep van cultuursocioloog, consultant en toekomstdenker Michiel Schwarz en social designer Diana Krabbendam in Sustainist Design Guide (2013). Voor de nieuwe culturele beweging die zij herkennen, lanceren ze de term ‘sustainisme’ of ‘sustainist design’, zich hierbij baserend op het manifest Sustainism is the New Modernism: A Cultural Manifesto for the Sustainist Era (2010) van Michiel Schwarz en Joost Elffers. Ook Sustainist Design Guide verwijst naar de crisis als een keerpunt voor fundamentele verandering. Sustainisme staat voor een samen­ gaan van duurzame innovatie en social design, waarbij bepaalde concepten zoals het ontwerpen van sociale duur­zaam­heid nadrukkelijk op de design­agenda worden geplaatst. De onder­titel verduidelijkt: How sharing, localism, connectedness and proportionality are creating a new agenda for social design. Sustainist Design Guide gelooft dat design een middel kan zijn voor sociale verandering die niet voor maar vanuit de maatschappij plaatsvindt. Daarom krijgt het woord ‘designer’ een nieuwe inhoud, want iedereen is nu een designer: “Mensen zijn steeds meer in staat om hun leven in eigen handen te nemen en hun eigen vorm van maatschappij te ontwerpen.” In plaats van een focus op functio­ naliteit, vorm en uitzicht is er nu een groeiende aandacht voor de designer als social innovator. Deze designbenadering wordt weleens omschreven als design for social impact en impliceert een meer expliciete ethische dimensie. Sustainist Design Guide geeft het voorbeeld van Transition Network, dat niet alleen eco-steden probeert te creëren, maar ook “een gezonde menselijke cultuur, een die voorziet in onze nood aan gemeenschap, levensonderhoud en plezier”, zo staat op de website van Transition Netwerk te lezen. Het is ook niet vreemd dat Sustainist Design Guide begint met een citaat van Eve Blossom uit haar boek Material Change: Design Thinking and the Social Entrepreneurship Movement (2011): “There is something going on in design – something powerful. People have realised a simple truth: design is a legitimate way to change the world.”

Biodesign Design Transitions wijst ook op nieuwe design­disciplines. Een ervan is ‘biodesign’, opgevat als een design­ vorm die gebruik maakt van levende organismen. Dit staat centraal in het boek BioDesign: Nature + Science + Creativity (2012) van William Myers en in de gelijk­namige tentoon­stelling die hij in Het Nieuwe Instituut in Rotterdam organiseerde. In zijn inleiding om­schrijft William Myers deze vorm van design als een op­ko­ mende en vaak radicale benadering van design. En ook hier is sprake van duidelijke verandering in de prio­ri­t eiten die worden gesteld. De voor­beelden trachten vaak duur­ zamere design­projecten te zijn en gaan van bio­­design gericht op eco­ logische integratie – bijvoorbeeld een con­ceptuele structuur voor ver­ plaats­bare eco-pods aan stedelijke gebouwen – tot speculatief design zoals we dat onder meer kennen in de pro­jecten van Tuur Van Balen. Joris Laarman ziet er een kans in om op een respect­volle manier om te gaan met producten, zoals met zijn Halflife Lamp, een lamp die licht geeft door de incorporatie van genetisch gemodificeerde cellen. “Als iets mooi is, ben je er zuiniger op. Als het ook nog leeft, ga je er zorgvuldiger en met respect mee om. Een levend lampje moet je onderhouden, en dat kan een nieuwe manier van omgaan met producten opleveren. De plastic troep die uit China komt, wordt niet met een ideaal gemaakt, maar voor een afzetmarkt. Liefdeloze zooi die gemakkelijk wordt weggegooid, en dat levert een hoop afval op. Je moet de dingen zó ontwerpen, dat mensen ervan gaan houden en ze willen koesteren.” (Interview Joris Laarman, Flux magazine, Rathenau Instituut, juni 2010). Voor Myers dringen zich daarbij essentiële vragen op: “Wat zijn de implicaties en veelbelovende resultaten van deze speculatieve projecten? Leidt het geheel van deze experimenten tot een paradigmawissel in de designpraktijk?” Antwoorden hierop zijn niet gemakkelijk te formuleren en alleszins nog niet definitief. Bovendien bestaat er geen een­ voudig recept voor goed design en zal dit ook nooit bestaan, zo noteert Tim Brown in het voor­ woord van Design Transitions. Ook dat houdt het designbegrip en de designprakrijk in beweging. Lut Pil

20 — thema


La Ciudad Jubilada, Pau Faus


Een suggestie van Organisch design als compromis tussen functionalisme en sierzucht

Organic Design in Home Furnishings, Charles Eames en Eero Saarinen

22 — thema


Streamlining en organic design

beweging Actueel design kent vele gedaanten en verschijningen. Vaak wordt het geprezen om zijn tijdloze eenvoud en strakke belijning. Bij deze sterke aanwezigheid van minimalistisch design lijkt het ongepast om te vallen voor een fraai patroon of bevallig decor. Want dat vinden de orthodoxe pleitbezorgers van het hedendaagse modernisme ‘loutere sierzucht’. Toch is er ook een strekking die in antwoord op Mies van der Rohe stelt: ‘Less is a bore’. En die gelooft in een vorm van design tussen functionalisme en decordesign. Vormgeving die overtuigt met een vloeiende contourlijn en een speelse ritmiek: streamlining of organic design.

thema

Het was de Frans-Amerikaanse industrieel designer Raymond Loewy die de gestroomlijnde vormgeving bij een breed publiek bekend maakte, met de restyling van de auto’s van Studebaker en de locomotieven van Pennsylvania Railroad (1936-1937). De stroeve industriële looks van de voertuigen verdwenen voorgoed. In de plaats verschenen bolides die met een aerodynamisch silhouet over weg en spoor vlogen. Weldra werd Loewy ook gevraagd om huishoudproducten te restylen om naadloos te passen in een modern interieur. In 1949 omschreef Time Magazine de Father of Streamlining als een designer “who made products irresistible at a time when nobody really wanted to pay for anything”. In tegenstelling tot streamlining wijkt het gebruik van de term organic design vandaag af van de oorspronkelijke betekenis. Het begrip is ontleend aan de wedstrijdtentoonstelling Organic Design in Home Furnishings die het Museum of Modern Art in New York in 1940 organiseerde. Designer Eliot Noyes, toen curator van het nieuwe Industrial Design Department, schreef een wedstrijd uit waarbij designers hun nieuwe ontwerpen voor het moderne interieur presenteerden. Hij omschreef organic design toen zo: “A design may be called organic when there is an harmonious organization of the parts within the whole, according to structure, material, and purpose. Within this definition there can be no vain ornamentation or superfluity, but the part of beauty is nonetheless great – in ideal choice of material, in visual refinement, and in the rational elegance of things intended for use.” Als leerling van Mies van der Rohe huldigde hij uiteraard het principe van form follows function. Maar hij verrijkte de definitie met schoonheid, verfijning en elegantie. In de expositie lieten Charles Eames en Eero Saarinen zich opmerken met meubels uit soepel gebogen multiplexhout. Vandaag staat organic design vooral voor ontwerpen met zacht vloeiende lijnen, vaak in soepele manipuleer­ bare materialen als kunststof en multiplexhout. Designers als Verner Panton, Ross Lovegrove, Marc Newson en Zaha Hadid zetten hier internationaal de toon.

beweging

— 23


S-table, Xavier Lust

Aerodynamisch design De ideale projecten voor organic design? Treinstations. Want niet enkel de voertuigen moeten aerodynamisch zijn. De stations moeten het idee van snel en vlot verkeer versterken. Die jonge uitstraling gaat gepaard met een vloeiende vormgeving, zoals bij het befaamde station van LuikGuillemins (2009), ontworpen door de Spaanse architect Santiago Calatrava. Hij tekende een geheel nieuw gebouw met zwierige in elkaar schuivende volumes in de trant van Frank Gehry. De overkapping van de perrons strekt zich uit over niet minder dan 200 meter en gaat 35 meter de hoogte in. Een ander voorbeeld is het nieuwe Mechelse treinstation, dat in 2021 moet voltooid zijn. Toparchitecten Salvatore Bono en Brent Turchak kozen voor een minder opzichtige vormgeving. Opmerkelijk is dat de perronbedaking zal bestaan uit zacht golvende vlakken die het denderende ritme van de voorbijsnellende treinen treffend weergeven. Andere grote namen: Santiago Calatrava en Zaha Hadid doen zich net als hun grote voorbeeld Frank Gehry ook vaak te buiten aan een exuberant spektakel van zwierige lijnen en uitdijende volumes. Deze architecten staan dus ver verwijderd van het holistische ideaal van organic design uit 1940 dat na de oorlog schitterend gestalte kreeg in de meubels van Charles en Ray Eames. In het huidige internationale organic design gaan vorm en functie vaak hun eigen weg. De beheerste vormentaal van de Amerikaanse fiftiesdesigners Eames, George Nelson en Isamu Noguchi, en de verstilde eenvoud van de ontwerpers van het Scandinavian Modern Design oefenen tot vandaag een onverminderde invloed uit op het internationale design. Belgische designers van vandaag verkijken zich niet op het impressionante vormengeweld van Eames, Hans Wegner en anderen, maar staan eerder in bewondering voor hun eenheid van vorm en functie en hun oprechte vakmanschap. Naast het minimalisme van Maarten Van Severen bestaat ook een vormgeving met een meer vloeiende belijning, gerelateerd aan de functie van het object.

Lustig sensueel Een van de meest opmerkelijke Belgische designers zwevend tussen minimalisme en organic design is Xavier Lust. Hij evolueerde sinds 1992 zachtjesaan naar een geheel eigen vormgeving waarbij functionaliteit en verfijnde elegantie in balans zijn. Nooit gaat Lust streng minimalistisch aan de slag. Altijd rondt hij de scherpe kantjes van stoelen en tafels af, plooit hij het metaal tot bol gespannen vlakken. Een eerste teken van beweging duikt op wanneer hij in 1999 de T-chair laat uitvoeren in spiegelend gepolijst materiaal. De stoel staat stil in een kamer, maar de passant brengt beweging in het spiegelgladde oppervlak. Onder de sensueel belijnde, licht opbollende vormen lijkt een zacht tintelend leven schuil te gaan. Kort daarop brengt Lust ook nog meer beweging in zijn meubelontwerpen, in de vorm van een brede rustige golfslag. De S-table die hij in 2004-2007 ontwerpt voor MDF Italia wordt gedragen door een open onderstel dat bestaat uit één stuk Cristalplant. Het S-vormige grondvlak van de golvende poot openbaart zich op verrassende wijze door het glazen tafelblad.

De ontwerper laat zich ook rechtstreeks inspireren door ranke vegetale lijnen. Zijn aluminium kandelaar Turner uit 2003-2004 is schatplichtig aan zowel de plantenwereld als de art-nouveaukandelaar van Henry van de Velde uit 1898-1899. Beide ontwerpers halen het maximum uit het metaal zonder de bruikbaarheid uit het oog te verliezen. De kandelaar van Lust kan solo, in duo en in een kwartet worden gepresenteerd om het aspect van een groeiende boom te versterken. Met vier elementen schouder aan schouder ontstaat een zwierige beweging rond een onzichtbaar middelpunt. In de kunststof staande kapstok Baobab (MDF Italia, 2005-2008) laat hij de plant uitgroeien tot een boom met speelse takjes in de kruin. De stam bestaat uit een vierledig golvend oppervlak, enigszins verwant aan de voet van de S-table. Op Interieur Kortrijk 2012 toont Lust zijn zitbank Volupté (voor DuPont), een ensemble in het thermogevormde kunststofmateriaal Corian. Lust is de aangewezen persoon om de haast sculpturale kwaliteiten van Corian vorm te geven. Uit één blad van 360 cm lengte tovert hij de zitbank Volupté tevoorschijn, die zich als een traag rollende golfslag ontvouwt. Het horizontale zitvlak verbreedt simultaan met een langzaam achter­ waarts wijkende rugpartij. Links zit de bezoeker er nog netjes recht bij, om aan het andere uiteinde nonchalant onderuit te zakken.

Graph, Xavier Lust

24 — thema


Caldeira, Xavier Lust

Op het ritme van de muziek

Bij edelsmid Helena Schepens gaat het er wat rustiger aan toe. Zij laat zich leiden door het ritme van de muziek, dat zij op inventieve speelse wijze laat trillen in haar objecten. Haar meest muzikale Biomorf spel creatie is Perpetuum Mobile, twee zilveren schalen die zij in 2007 kon Terwijl de natuur voor Xavier maken als Sterckshofopdracht (in Lust een vage inspiratiebron is, opdracht van het Zilvermuseum in levert ze andere organic designers Antwerpen). Voor dit ensemble vond meer rechtstreeks materiaal zij inspiratie in het muziekstuk Piano op. Tijdens een vakantie op het Phase (1967) van de Amerikaanse Canarische eilandje La Graciosa minimalistische componist Steve raakt glaskunstenares Carine Reich. Beide schalen bestaan uit Neutjens gecharmeerd door de dunne zilveren lamellen die aan de vormenrijkdom van de lavastenen. bovenste rand worden verbonden Al snel exploreert zij meer van de door een staaldraad. In de ene natuur, en ze belandt in de grillige schaal wisselen de plaatjes elkaar wereld van koralen, schelpen en af in breedte. Na een lamel met een zeeanemonen. Geïnspireerd door brede onderzijde en een smalle deze onderzeese sferen vormt zij bovenzijde volgt een lamel met een biomorfe kommen en schalen uit Keramiste Anne Marie Laureys omgekeerde ritmiek. Bij de andere glaspastakorrels. Toch zijn het vertrekt vanuit een ander standpunt schaal sluit Helena Schepens nog geen replica’s van de wonderlijke voor haar ‘bewogen’ keramische nauwer aan bij de dwangmatige zeewezens. “Ik voeg delen samen, vazen. Eens de pot op de schijf seriële ritmes van Steve Reich. en laat ze vergroeien of in symbiose gedraaid is, begint zij het voorwerp Hier bouwt zij de wand van de leven. Mijn glaswerk is een meteen te vervormen. Zij trekt de schaal op uit vijf reeksen van tien persoonlijke interpretatie van wat wanden uit, duwt het object weer lamellen die in breedte telkens ik onderga, zie en voel. Ik maak ineen. Het resultaat ziet eruit als een aanzwellen en afnemen. Zo ontstaat geen stenen of koralen, ik maak gedeukte hoop inwendige organen een eeuwigdurende beweging van glasobjecten. Ze zijn een distillaat die nog lijken na te trillen van de ritmische frases. Om de fijnzinnige van mijn gevoelens en emoties, wrede manipulatie. Vanaf 2009 motoriek van de zilveren plaatjes van wat de natuur in mij oproept.” verwerkt zij ook twee potten tot nog meer kracht bij te zetten, laat Neutjens werkt de wanden van één dynamisch kronkelend geheel. zij de gematteerde vlakken van de de recipiënten maximaal open, Aldus ontstaat de reeks Clouds by my lamellen zachtjes contrasteren met waardoor het voorwerp tot een fingers waar de gestapelde massa als hun glanzende randen. Een delicaat trillend leven wordt gewekt. De stralende kleuren die zij sinds enkele een wolk opstijgt in een krampachtig schaduwspel van spiegelende haast hopeloos spasme. Niets van vlakken ontwikkelt zich binnen de jaren durft te gebruiken, verhogen vloeiende elegantie noch verstilde grote beweging van de wand. dit levendige spel van concave en Perpetuum Mobile, Helena Schepens convexe bewegingen. De natuurlijke natuurvorm. Een leven dat zich vergeefs uit de materie tracht en steeds wisselende lichtinval los te wringen, maar steeds weer levert een niet te onderschatten moedeloos neervalt. bijdrage aan de plastische werking Belgisch design is minder van het oppervlak. luidruchtig dan internationale tenoren. Het beweegt zich sinds Henry van de Velde subtiel, sensueel of ritmisch langs wegen van geleidelijkheid. Frank Huygens

Heat, Anne Marie Laureys. Foto © aml+pvh

beweging

— 25


thema

Beweeglijke sculpturen Twee jonge ontwerpers over het statische en het dynamische in de mode

Beweging is een belangrijk concept in de modeindustrie. Je zou zelfs kunnen zeggen dat het erin vervat zit. De intrinsieke eigenschap van mode is immers dat ze verandert van de ene dag op de andere, en steeds evolueert. Dat dat niet altijd op een rechtlijnige manier gebeurt, is geen verrassing als je de slingerbeweging bekijkt tussen tijdperken en trends: de cirkel die zichzelf steeds herhaalt, en toch telkens opnieuw uitvindt. Maar ook op een minder abstract niveau is beweging een onmisbaar idee in de mode, al is dat soms op een problematische of tegendraadse manier. Gevecht tussen dimensies De meeste ontwerpers beginnen aan een nieuwe creatie door de pen op papier te zetten. En met hoeveel schwung ze hun tekeningen ook vorm geven, echt veel beweging zit er niet in die eerste aanzet. Het is pas wanneer de kleding door een menselijk lichaam wordt gepast, dat beweging een rol begint te spelen. Hoe werkt de pasvorm met of tegen de bewegingen van de drager? Hoe gedraagt de stof zich ten opzichte van het lichaam? Koos de ontwerper voor rigide materialen en vormen die op zichzelf staan, of voor vloeiende stoffen die zich aanpassen aan de drager?

26 —

De tegenstrijdigheid herhaalt zich opnieuw wanneer de collectie wordt getoond aan de buitenwereld. Ontwerpen worden opnieuw tweedimensionaal vastgelegd in de gestructureerde en hypergestileerde beelden van de modefotografie. Hoewel modemagazines het genre haast tot een kunstvorm weten te verheffen, is er hier dankzij de invloed van streetstyle-fotografen toch een beweging te zien naar een meer natuurlijke, beweeglijke stijl. Toch blijft het een momentopname, één frame dat voor altijd vastligt en stilstaat, al brengt de fashion film daarin soelaas (zie p. 50 in dit blad). Misschien ligt daarin dus de kiem voor de recente vloed aan modefilms? Sinds Nick Knight zijn SHOWstudio lanceerde in november 2000, en Diane Pernet het eerste A Shaded View on Fashion Film Festival organiseerde in 2008, is de toestroom aan artistieke modefilms, die kleding op een bewegende, driedimensionale manier tonen, immers niet meer te stoppen. En het lijkt tegenwoordig haast banaal, maar aan de oorsprong van het fenomeen ‘modeshow’ – die spektakels van licht, klank, beeld en sfeer – ligt eenvoudigweg de nood om kleding in beweging te laten zien.

Beweging versus sculptuur Dat Germaine Krebs, beter bekend als Madame Grès, de afgelopen jaren door de ene na de andere tentoonstelling wordt geëerd, waaronder in het Antwerpse ModeMuseum, spreekt boekdelen over haar invloed in de modewereld. Zelfs tot decennia na haar dood wordt ze door iconische designers – van Jean Paul Gaultier tot Haider Ackermann – steevast als inspiratiebron genoemd. Haar complexe vouw-, drapeer- en plooitechnieken zijn stof tot studie in talloze modeopleidingen. Madame Grès is een erg interessant voorbeeld als het gaat over ‘beweging in de mode’, want de ontwerpster was van oorsprong beeldhouwster, en dat oefende een grote invloed uit op de manier waarop ze later mode ontwierp. Ze beschouwde werken met stof of met steen niet als verschillend, en paste enkel haar technieken aan om de materialen te manipuleren tot het beeld dat ze voor ogen

Lena, Wim Bruynooghe. Foto: Lei Wei Swee




had. Zo sculpteerde Madame Grès haar silhouetten rond het model, in plaats van eerst patronen uit te tekenen. Het resultaat van haar ontwerpen deed op verschillende manieren erg denken aan de klassieke beeldhouwwerken uit de kunst­ geschiedenis, maar er was een eigenschap waardoor de jurken van Madame Grès fundamenteel verschillend waren: ze bewogen op een vloeiende en uiterst elegante manier. Dat was belangrijk voor de ontwerpster, die de vrijheid van vrouwen om zich te bewegen wilde respecteren. En al kreeg de ontwerpster bijzonder veel navolging – denk bijvoorbeeld ook aan Issey Miyake en zijn sublabel Pleats Please – toch hoeft die drang naar vrijheid van beweging zich niet altijd te uiten in plooien of drapage. Ook Azzedine Alaïa werd geïnspireerd door Grès, maar zijn strakke silhouetten die het lichaam flatteren zonder de bewegingsvrijheid van de drager in te perken, maken dan weer gebruik van blootgestelde ritsen, complexe stiktechnieken en stretch jersey: truken die de designer leerde tijdens de jaren zeventig, toen hij de kostuums ontwierp voor de Parijse cabaretclub Crazy Horse. De wisselwerking tussen gesculp­ teerde volumes en beweging is er een die de huidige generatie jonge en startende modeontwerpers eveneens bezighoudt. Kwintessens vroeg twee ex-studenten van de Antwerpse Modeacademie hoe het sculpturale en het concept van beweging in hun opleiding naar voren kwam, en hoe ze de concepten verwerkten in hun persoonlijke esthetiek. Hoe belangrijk is beweging en het sculpturale in mode voor jullie persoonlijk? Wim Bruynooghe — Ik heb een groot zwak voor stukken met scherp afgelijnde, sculpturale vormen. In dergelijke stukken is de liefde, arbeid en visie duidelijk voelbaar. Je voelt dat er heel wat denkwerk bij aan te pas kwam, dat erop gevloekt is. Ik vind het dan ook jammer dat er in de modewereld zoveel wordt vertrouwd op styling en steeds minder wordt doorgewerkt op vormen. Mode wordt zo naar mijn gevoel te vaak als iets vanzelfsprekend beschouwd. Pierre Renaux — Om een heel direct antwoord te geven: ik denk persoonlijk niet dat het concept van ‘beweging’ veel te maken heeft met de mode. High fashion bestaat amper buiten de

Liquidation totale, Pierre Renaux. Foto: Michaël Smits

modeshootpagina’s in magazines, en je ziet bijna nooit een prachtig catwalk­design met ongelofelijke drapages in beweging op straat. Wanneer vrouwen een goedkoper alternatief kopen dat ontworpen is om hun vloeiende bewegingen te volgen, vind ik het er vaak niet uitzien. Ik ben vooral geïnteresseerd in een sculpturale aanpak tot ontwerpen: in het lichaam en silhouet zelf. Daardoor word ik eerder aangetrokken tot stijvere materialen die minder flexibel zijn, en is ‘beweging’ in mijn designs bijna nooit een prioriteit. De outfits die ik maak zijn heel strak, en ‘mijn vrouw’ beweegt toch niet zoveel. Dat gezegd zijnde is beweging creëren in een ontwerp wel een uitdaging die ik probeer aan te gaan, want de kunst van een stof vrij te laten bewegen rond een lichaam vraagt een zelfzekerheid en vertrouwdheid met het materiaal waarmee je niet geboren wordt, maar die je moet leren. Een vloeiende stof rond een vrouw draperen, is een prachtige competentie. Voor mij heeft beweging in de mode ook te maken met poëzie en vrijheid in de context van de modegeschiedenis: vrouwen die zich verlosten van de verstikkende korsetten en gigantische petticoats kunnen hun leven uiteraard veel beter leiden dankzij hun herwonnen onbeperkte bewegingsvrijheid. Een voorbeeld van poëzie in de beweging van een jurk, zie ik in het hologram van Kate Moss tijdens de show Widows of Culloden van Alexander McQueen in 2006. De afwezigheid van beweging of bewegingsvrijheid in een ontwerp heeft voor mij dan weer te maken met seksualiteit en fetisjisme. Hoe werden deze concepten aan jullie geïntroduceerd tijdens de opleiding? PR — Op school leerden we uiteraard over de modegeschiedenis en meesters in het draperen zoals Madame Grès, maar daar bleef het grotendeels bij. Ik werd pas geconfronteerd met ‘beweging’ als concept toen ik mijn thesis schreef over ‘de modeshow’ als ceremonieel evenement, waarbij ik ontdekte dat het tonen van stof in beweging ten opzichte van het lichaam een van de belangrijkste bestaansredenen is van het fenomeen. Inkopers willen het stuk zien bewegen.

McQueen is volgens mij ook een goed voorbeeld. Hij opende heel wat deuren voor de modewereld. PR — We bestudeerden inderdaad het concept ‘beweging’ in de context van de bevrijding van vrouwen via kleding. Als ik de vraag op een extreme manier zou beantwoorden, zou ik verwijzen naar Hussein Chalayan’s show uit 2007. Hij presenteerde toen zijn animatronic outfits die zichzelf transformeerden en die van vorm veranderden dankzij onzichtbare elektronica. En zijn show in 2009 was al even innovatief: toen toonde hij latex jurken die zo gevormd waren dat het leek alsof ze werden weg­geblazen met een enorme kracht. Dat was een soort van ‘stil­staande beweging’. Hoe hebben jullie je deze concepten eigen gemaakt in jullie persoonlijke esthetiek en werk? WB — Door mijn voorliefde voor het sculpturale tracht ik mode te benaderen als een kunstvorm, wat in mijn afstudeercollectie resulteerde in luide showstukken die mijn onderzoek tentoonstellen. Het is overigens mijn bedoeling om hierop verder te bouwen in de toekomst en galeriestukken te maken die nauw verbonden zijn met mijn collecties. Door zo te werken worden er sterke lijnen doorgetrokken en bestaat er een interactie tussen beide. Ik betrap mezelf er ook op vaak terug te grijpen naar beeldhouwkunst. Mijn liefde voor het keramische werk van Carmen Dionyse is bijvoorbeeld duidelijk aanwezig in mijn nieuwe collectie. Zo ging ik de organische vormen van haar sculpturen herinterpreteren en vertalen naar mijn grafische werk. Mijn strak afgelijnde ontwerpen vormen een heel mooi contrast met de grillige, natuurlijke lineaire prints. PR — Ik hou ervan als een vrouw gulzig is naar beweging, monolithisch en afstandelijk. Ze zweeft dus niet tussen meters opwaaiende stof. Stephanie Duval — www.wimbruynooghe.be www.pierrerenaux.viewbook.com

Bestudeerden jullie de evolutie van volume en beweging in de mode door de geschiedenis heen? Welke ontwerpers springen er voor jullie uit als leidende voorbeelden of innovators? WB — Mijn grote voorbeeld is Cristóbal Balenciaga, omwille van zijn haast architecturale visie op mode en de scherpe volumes die hij creëerde. Zijn werk is na al die jaren ook nog steeds relevant. Ook de tijdsgeest van toen, die vestimentaire beleefdheid die toen nog hoogtij vierde, spreekt me heel erg aan. Alexander

beweging

— 29


Een visie op een open mobiliteitscultuur

Mobilotoop MANIFEST

Mobilotoop beoogt een mobiliteitscultuur waarin … elke rit een ontmoeting is. Ieder voertuig, onderdeel of leenbeurt is gelinkt aan data over ontwerper, bouwer, gebruiker. Zo betekent elke koppeling, elke rit – dankzij de nodige media – ook een koppeling tussen mensen, tussen mensen en voertuigen, tussen mensen en plaatsen. Want ook in het straatbeeld vormen parkeer- en werk­ plekken, plekken voor ontmoeting. elke uitwisseling nieuwe waarde creëert. Een geleend voertuig netjes gebruikt en teruggebracht, een dienst op en top geleverd, een slimme aanpassing aan een ontwerp, enz. Iedere positieve actie zorgt ervoor dat je reputatie een boost krijgt. Op dit vertrouwen kan je bouwen, want voor een goede reputatie word je beloond door bijvoorbeeld credits, kortingen of toegang tot nog meer types voertuigen, werkplaatsen, enz. elke reiziger een ondernemer is. Mobiele media, flexibele voertuig­constructies en infra­ structuur maken het mogelijk om altijd en overal handel te drijven. Of het nu gaat om levering van goederen, diensten of data, in Mobilotoop is iedereen gebruiker en leverancier. elk voertuig een dienst levert. Iedereen en alles is altijd een beetje onderweg. Dankzij Mobilotoop kunnen we slimmer combineren. Een pakje afleveren op weg naar je werk, sensor­ data verzamelen over de kwaliteit van het weg­dek of de lucht, enz. in de wereld van Mobilotoop is mobiliteit meer dan verplaatsing.

30 — thema

elk voertuigonderdeel een modulaire bouwsteen is. Een metalen driehoek die eerst onderdeel uitmaakt van een fietsframe, vormt elders de basis voor een bagage­drager of opberg­meubel. Een elektro­ motor voor een driewieler wordt even later gebruikt als aan­drijving voor een balkon­ takel. Voor Mobilotoop is ieder onderdeel een bouwsteen met meerdere levens en is iedere functie slechts een kwestie van perspectief. elk slot een verbinding opent. Een slot is een koppeling die meer doet dan beveiligen. Het zorgt er bijvoorbeeld voor dat je voertuigen en accessoires kan reserveren, dat je weet waar zich wat bevindt, dat energie en data kunnen worden uitgewisseld, dat een ontwerper kan zien welke stukken vaak in combinatie met elkaar gebruikt worden en in welke context. elk stukje informatie nieuwe oplossingen mogelijk maakt. Data doen de nieuwe wereld draaien. Iedere Mobilotoopgebruiker, -voertuig, -onderdeel of -infra­structuur­punt gebruikt en genereert data. Deze wolk aan gegevens laat ons toe de beste shoppingroute of smaakgenoten te ontdekken, vertelt ons de beste reparateur in de buurt, leert de gemeente waar er werk aan de winkel is en huisartsen hoeveel beweging we werkelijk genieten, hoe gezond de lucht echt is.

elk stopcontact een energiebron is. Voertuigen zijn tegelijkertijd mobiele batterijen en opberg­ plekken, oplaad- maar ook energie­verkooppunten, enz. Kortom, ­Mobilotoop doet duur­ zame energie stromen. Ook op dit vlak is iedereen tegelijk consument en producent. elke postbus een afhaalpunt is. Het liefst bepalen we zelf waar en wanneer we leveringen ontvangen. In de wereld van Mobilotoop zijn post­bussen niet langer per se gebonden aan een plek of persoon, zijn ze niet langer beperkt tot leveren maar kan je er ook dingen ophalen, komen ze in allerlei afmetingen en geven ze je een seintje wanneer het nodig is. elk huis een maakplek is. Nieuwe maaktechnologieën maken het mogelijk om thuis of in een gedeelde werkplaats in de buurt te produceren. Massa is niet langer nodig om betaalbaar te zijn, dus gaan mensen zelf aan de slag om onderdelen te repareren maar ook nieuwe te ontwerpen en te produceren. Mobilotoopsystemen zijn zo permanent in evolutie. elke straat een plein is. De ruimte die een straat biedt is te mooi en te kostbaar om slecht één functie te hebben. Ieder moment van de dag heeft andere noden: een markt, een speelplein, een openlucht keuken, een doorgang, enz. Slimme, sociale technologie maakt flexibele infrastructuur mogelijk om onze kostbare ruimte beter en creatiever te benutten.

elke buurt een thuis is. Wie kent een buurt beter dan de inwoners en lokale gebruikers zelf? De informatie die zij delen laten jou toe om je meteen thuis te voelen ook al ben je er voor het eerst. Bovendien zien we ook dat dankzij hun kennis voertuigen, infrastructuur en diensten er anders uitzien in een heuvelachtige wijk met kleine straatjes, dan in een vlakke wijk met brede lanen en esplanades. elke stad een ecosysteem is. Mobilotoop-voertuigen, -diensten, -werkplaatsen: nergens zijn ze hetzelfde. Alleen zo bieden ze het perfect passende antwoord bij lokale noden. Enkel zo sluiten ze aan op beschik­bare kennis en materialen, maar ook infrastructuur en diensten, zoals het openbaar vervoer. Samen vormen ze een uniek ecosysteem van oplossingen.


Mobilotoop-effect, BC studies, Mathie Royen, Froukje van de Klundert, Giacomo Piovan en Hanne Eckelmans. Foto: Kristof Vrancken

‘Een visie op een open mobiliteits­ cultuur’: zo luidt het manifest van Mobilotoop, het eerste crossover­project van Design Platform Vlaanderen. Het probeert voorstellen te formuleren voor onze stedelijke mobiliteit anno 2020-2050, gebaseerd op een filosofie van open design. Hierin staat vooral een netwerkbenadering centraal: een ecosysteem van oplossingen en verbindingen tussen mensen. “Verbindingen die ons niet alleen sneller maar ook dichter bij elkaar zullen brengen”, want Mobilotoop is geen onderzoek om tot een zo efficiënt mogelijk voertuig te komen; het gaat uit van een ‘mobiliteitscultuur’, waaraan iedereen kan deelnemen.

thema

Het project ging van start in september 2012 en verliep in diverse fases. Door middel van een open call voor teams van designers en bouwers probeerde men zoveel mogelijk verschillende doelgroepen uit diverse regio’s bij het project te betrekken en hen te laten meedenken over de ontwikkeling van een toekomstige mobiliteitscultuur. Zo werd ook hen de vraag gesteld hoe stedelijke mobiliteit – gebaseerd op open­ design­principes – eruit zou kunnen zien anno 2020-2050. Een voedingsbodem werd gevormd door onder meer een reeks diepteinterviews met vijf experts op het vlak van mobiliteit, ontwerp, open design, enz. Zij schetsten toekomstbeelden en visies rond toekomstige maatschappelijke ontwikkelingen en de mogelijke impact op de stedelijke mobiliteit. Op basis hiervan formuleerden ze uitdagingen. In het daaropvolgende ‘expert camp’ tekenden ook een tiental deskundigen samen een context uit die uitdagingen schepte voor toekomstige stedelijke mobiliteit, om zo beter inzicht te krijgen in de veranderende noden, kansen en mogelijkheden. Hierop bouwden dan een vijftiental ontwerpers en ontwikkelaars verder in het ‘designer camp’, dat uitmondde in drie design briefs voor drie teams van bouwers. Zij gingen

beweging

in zogenoemde ‘garage camps’ aan de slag om te komen tot prototypes voor voertuigen, diensten en infrastructuurelementen die de Mobilotoop-visie tot leven zouden wekken. De ‘open design’-filosofie dient hierbij als uitgangspunt. Open design is een relatief nieuwe ontwikkeling binnen de designwereld, waarbij de ontwerper toestemming geeft aan anderen om zijn ontwerpen niet alleen te gebruiken, maar ook om ze zelf te produceren, te delen, als gebruiker aan te passen en daarna weer verder te delen. Deze filosofie stelt dat we de tot nog toe dominante lineaire, top-down, op schaal gebaseerde maakindustrie stilaan inruilen voor een genetwerkt model. Dankzij technologische vooruitgang hoeft het kleine het niet langer per definitie af te leggen tegen het grote. Voorbeelden van technologie die veelvuldig wordt ingezet bij open design zijn 3D-printers, fablabs en downloadable design, die de consument de mogelijkheid geven om zelf te ontwerpen en te produceren. Met open design als centraal uitgangspunt breekt Mobilotoop met het klassieke auteursrecht en probeert het om het ontwerpproces open te trekken zodat iedereen kan participeren. In de Mobilotoop-

— 31


32 — thema


Foto’s: Kristof Vrancken

visie zijn alle producten en diensten die ontwikkeld zijn binnen het eco­­ systeem meteen publiek beschik­ baar en gestoeld op een open net­ werk­­structuur waar iedereen alles gebruikt en zelfs aanpast volgens zijn of haar specifieke behoeften. Op voorwaarde dat de aangepaste en afgeleide ontwerpen ook terug­­keren naar het platform. Dat leden van de ‘Mobilotoop-community’ zich hiertoe verbinden bij instap garandeert het open karakter van de oplossingen. Bedrijven kunnen zo met behoud van eigen IP instappen en voort­bouwen op Mobilotoop-oplossingen, maar afgeleid werk kan men niet exclusief claimen, want ook daarmee mag iedereen aan de slag. Een voorbeeld van een ontwerp­ voorstel van Mobilotoop is het Autonoom transportsysteem, een app die gedeelde routes in kaart brengt om het samen fietsen of het delen van een autorit te stimuleren, een voorstel van deelnemer Sayme Choi. Nadat de gebruiker de app heeft gedownload, registreert die zijn afgelegde routes. De app gaat vervolgens op zoek naar andere gebruikers die regelmatig dezelfde routes afleggen en bij een match kan de gebruiker die persoon contacteren om samen dat traject af te leggen, bijvoorbeeld door car sharing. Een ander voorstel is de

Super Carry, Thomas Lommée en Jo Van Bostraeten. Foto: Marc Wallican

Super Carry, een minibusje dat zowel personen als goederen vervoert en onderweg allerlei diensten aanbiedt. Het werd ontwikkeld door Thomas Lommée en Jo Van Bostraeten. Doordat meerdere diensten worden gecombineerd in een en hetzelfde voertuig ontstaat er een ‘ecosysteem’ van onderling verbonden en afhankelijke voertuigen en diensten, waarbij de interactie met de potentiële gebruiker verloopt via apps.

Een uitgepuurde selectie van het onderzoek en de prototypes die in de loop van Mobilotoop als project zijn geformuleerd, zijn nog tot zondag 9 maart te zien in C-mine Genk, waar het project onderdeel uitmaakt van Conflict & Design – 7de Triënnale voor Vormgeving in Vlaanderen. Mobilotoop wordt gerealiseerd door Flanders InShape, Design Hub Limburg, Vlaams Instituut voor Mobiliteit, Intrastructures en Pantopicon. Dit project wordt mede mogelijk gemaakt met steun van de Vlaamse overheid en Agentschap Ondernemen, afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid. Er werd zopas ook een publicatie uitgegeven naar aanleiding van het project.

Het doel van de geformuleerde concepten? Inspireren en een visie over toekomstige mobiliteit vertalen naar een tastbare vorm waarmee ook bedrijven concreet aan de slag kunnen. Mobilotoop wil naast suggesties voor nieuwe antwoorden op bestaande en nieuwe uitdagingen vooral ook prikkelen tot het stellen Anne van Oppen van nieuwe vragen. Bijvoorbeeld: wat als we onze leencultuur en — -systemen niet baseren op het www.mobilotoop.net gevaar voor vernieling of diefstal, maar ontwerpen vanuit ‘vertrouwen’ en ‘reputatie’, en correct gebruik belonen? In februari 2014 trad de volgende fase van Mobilotoop in werking en werden de prototypes en concepten gepresenteerd aan bedrijven en experts. Zij kunnen die visie op een open mobiliteitscultuur projecteren op eigen producten en diensten, of ze vertalen in nieuwe.

beweging

— 33


thema

¡ Flanders’ DR VE Een drijfveer voor een groene en slimme voertuigindustrie

De klassieke autoassemblage in Vlaanderen heeft het de laatste jaren zwaar te verduren. Er vielen rake klappen. Heel wat zelfs. Ford Genk, Opel Antwerpen, Volkswagen Brussel, Renault Vilvoorde, het zijn sociaaleconomische drama’s. Van de weeromstuit is onze regiao vastbesloten om een vooraanstaande rol te spelen in onder meer de ontwikkeling van de elektrische auto of nieuwe, duurzamere aandrijftechnologie. En Flanders’ DRIVE speelt een prominente rol in de voorhoede van deze innovaties. Dat onderzoeks- en expertisecentrum, met basis in Lommel, wil met branie én visie de voertuigindustrie laten innoveren en transformeren tot een groene en slimme mobiliteitsindustrie. Op zoek naar de drijfveer van een nieuwe economie én industrie, in het spoor van Flanders’ DRIVE. Meer dan tien jaar geleden ging Flanders’ DRIVE van start als een Vlaams technologisch competentie­ centrum voor de voertuigindustrie. Het is de maakindustrie zelf die hierin participeert want de voertuigindustrie is onmiskenbaar een belangrijke pijler voor hen. Ze vertegenwoordigt meer dan 50 000 jobs in Vlaanderen. Zowel de overheid als de sector weet dat het inspanning vergt om onze regionale voertuigindustrie te wapenen voor de toekomst. Sterker nog: het wil zowel in kennis als met toepassingsgericht onderzoek voorsprong nemen.

34 —

Flanders’ DRIVE is de formalisering van een visie. Als organisatie brengt het de grote Vlaamse bedrijven, kmo’s en andere onderzoeks­ instellingen bij elkaar in projecten die bijdragen tot een groene(re) en slimme(re) mobiliteitsindustrie. Het doet dat grotendeels met financiële steun van de Vlaamse overheid. Tussen 2001 en 2009 kreeg Flanders’ DRIVE bijna 15 miljoen euro subsi­ dies van de Vlaamse regering om concrete projecten uit te werken. Directeur Renilde Craps, die mee aan de wieg staat van Flanders’ DRIVE, merkt op dat enkel innovatie onze voertuig- en mobiliteits­ industrie een boost kan geven: “Innovatie creëert jobs en verstevigt elke schakel in onze maakindustrie en daardoor ook onze concurrentie­ positie in de wereld.”


Werkstation bij Volvo Car Gent. Foto: Volvo Car Gent

Voertuigshaker De institutionalisering van Flanders’ DRIVE strookt niet met het beeld van een vooruitstrevend labo vol onderzoekers in witte jassen die rond auto’s ingewikkelde dingen staan te doen. Ofwel? Renilde Craps: Nee, hoewel het aanbieden van state-of-the-art­onderzoeks- en testfaciliteiten een van de essentiële pijlers is van Flanders’ DRIVE. Ons testlabo heeft onder meer een voertuigshaker met klimaatkamer en zonlicht­simulatie, een chassis­dynamo­meter, allerhande hydraulische proef­standen en een test­ installatie voor batterijen. Met welk doel? Het onderzoeks- en testcentrum van Flanders’ DRIVE staat open voor onze Vlaamse partner­bedrijven en andere onderzoeks­­instellingen, voertuig­­fabrikanten en hun diensten- en toe­leveranciers, zowel nationaal als internationaal. We bieden unieke apparatuur, maar vooral de combi­ natie van virtueel ontwerpen, labo­t esten en testen op de weg is uniek. Voor de weg­t esten werken we samen met Lommel Proving Ground, beter bekend als de

ook in samenwerking met universiteiten en andere onderzoeksinstellingen. Flanders’ DRIVE zet samenwerkingsverbanden op die leiden tot innovatieve resultaten die Cru gesteld: heeft pakweg een Duits auto­ concern dat in eigen land een state-of-the-art- meer zijn dan de som van de respectieve onderdelen. Samen weten we vast meer dan R&D-departement heeft, iets te zoeken we elk afzonderlijk kunnen ontdekken. in Lommel? Zeker wel. Omwille van die unieke en flexibele combinatiemogelijkheid van onze Complex topexpertise én -infrastructuur. Onder meer voor die voertuigshaker of andere Gaat het altijd om projecten die afgebakend apparatuur die het mogelijk maakt om het zijn in tijd en omvang? gebruiksproces van specifieke onderdelen Ja, we zetten mensen en middelen in op te intensiveren en zo slijtage te simuleren. een project, met een doel voor ogen. De Onlangs voerden we bijvoorbeeld voor BMW projecten lopen vaak anderhalf à twee jaar een aantal weken testen uit op onze voer­ en kaderen binnen een van onze vijf takken. tuig­shaker, en dat is niet ongebruikelijk. We kunnen met Flanders’ DRIVE niet alle aspecten belichten dus richten we ons ‘De opbouw en uitwisseling van kennis’ is een specifiek op vijf domeinen: onderzoek elementaire doelstelling van Flanders’ DRIVE. voeren rond propere en energie-efficiënte Hoe valt dat te rijmen met een industrie voertuigen, lichtgewicht oplossingen waarin geheimhouding van levensbelang is? realiseren, werken aan intelligente Klopt. Het gaat om open product- en ontwikkelings­instrumenten, zoeken naar proces­innovatie waarbij we uiteraard intelligente bestuurder(s)- en verkeers­ respect hebben voor individuele systemen om het aantal ongelukken en intellectuele eigendommen. Want we zijn verkeersopstoppingen te verminderen, en ervan overtuigd dat je voor innovaties tot slot ook sleutelen aan geavanceerde verschillende kennisgebieden bij elkaar productieprocessen. We zoeken hierbij moet brengen. Via Vlaamse bedrijven, maar vooral naar verbeteringsmogelijkheden op Ford Testbaan. Die combinatie maakt het bijzonder.

beweging

— 35


Elektrische bus op de testbaan voor inductief laden in Lommel. Foto: Flanders’ DRIVE

het vlak van efficiëntie in de productieen assemblageprocessen. Kun je concrete voorbeelden geven? In dat laatste domein (geavanceerde productieprocessen) hebben we een project gedaan onder de noemer Complex. Samen met de Universiteit Gent en zeven Vlaamse bedrijven ontwikkelden we nieuwe methodes om de productie in fabrieken zo efficiënt en flexibel mogelijk te organiseren. Daarvoor keken we in de betrokken fabrieken naar alle indirecte manuren, dus de handelingen en de tijd die nodig zijn om bijvoorbeeld onderdelen aan te voeren naar de montagelijn. Er was nog heel wat verbetering mogelijk op het vlak van efficiëntie in het werkproces. De methodes die we hiervoor ontwikkelden en in de praktijk toepasten, zijn eigenlijk ook relevant voor andere bedrijven in de maakindustrie. Gaat het niet vaker om technologische innovaties, zoals de draadloze laadtechnologie waarnaar jullie onderzoek hebben verricht? We zochten een manier om elektrische voertuigen draadloos of inductief te laden. Dat systeem is verwant aan het laden van je

36 — thema

Range Rover Evoque uit het Electric Powertrain Project tijdens één van de vele testen. Foto: Flanders’ DRIVE

elektrische tandenborstel en betekent dat elektrische voertuigen zowel stilstaand als rijdend veilig en efficiënt kunnen opladen. Samen met negen Vlaamse bedrijven en twee universiteiten hebben we de bestaande technologie (ontwikkeld voor trams), toegepast op auto’s en bussen. Begin dit jaar gaan de eerste bussen op die manier stilstaand draadloos opladen in de Vlaamse Proeftuin Elektrische Voertuigen. Dat kan een belangrijke evolutie betekenen in het gebruiksgemak van elektrische voer­tuigen. Tot nu toe was de sociale aanvaarding niet zo groot, omdat je maar een beperkte afstand kunt afleggen met een volle accu, en omdat je altijd je auto aan het snoer moest hangen. Vergen projecten altijd een amalgaam van complementaire bedrijven? Niet noodzakelijk. Met het onderzoeks­ centrum ondersteunen we ook individuele bedrijven bij hun innovaties. Het bedrijf E-Trucks Europe, bijvoorbeeld, ontwikkelde samen met Flanders’ DRIVE en Triphase een modulaire elektrische aandrijflijn voor trucks tot 22 ton. Een technologische innovatie die meteen in bestaande vracht­ wagens van verschillende merken kan

worden ingebouwd. Ook dat is een manier waarop we met Flanders’ DRIVE willen bijdragen aan de groei van een kmo tot een wereldspeler. Hoe staat het met de fameuze Vlaamse aandrijflijn, toch een katalyserende factor, voor de nieuwe generatie elektrische voertuigen? Ook daarin staan we erg ver. Zowel de motoren, als de batterij als de versnellings­bak werden trouwens allemaal in Vlaanderen ontwikkeld. Dankzij de inbreng van en de samenwerking tussen de twaalf participerende bedrijven is de nieuwe elektrische aandrijflijn met individueel aangedreven wielen een feit. We hebben ze ook al ingebouwd in een demonstratievoertuig: een Range Rover Evoque. Nu komt de volgende fase: de marktimplementatie of commercialisatie en dat is aan de bedrijven, niet aan Flanders’ DRIVE.

Voort(sch)rijdend inzicht Houdt het dan effectief op voor jullie? Ja, want dan is het aan de projectpartners. Maar soms zien we ons werk voortleven.


Werkstation bij Volvo Gent. Foto: Volvo Car Gent

Zoals de Range Rover Evoque: die wordt nu verder als onderzoeksplatform gebruikt in een Europees vervolgproject, dat ook de troeven van onze Vlaamse partners in de schijnwerpers zet. Hoe evolueert Flanders’ DRIVE met het voortschrijdend inzicht? Onze resultaten en inzichten stuwen ons vooral verder op de ingeslagen weg. We hebben nu een team van goed 45 mensen en we blijven inzetten op Vlaamse projecten en verdere internationalisering, onder meer via participatie in Europese projecten en internationale adviesraden. Momenteel hebben we om en bij de 150 vennoten en geassocieerde partners en onze slagkracht als organisatie kan nog vergroten. Dat helpt dan meteen ook de slagvaardigheid van de deelnemende bedrijven en bij uitbreiding de Vlaamse voertuigindustrie. De Vlaamse voertuigindustrie staat onder druk en Flanders’ DRIVE leert ons om ons te wapenen, maar hebben we wel voldoende mensen om deze wapens te dragen? Inderdaad een heikel punt, want als de Vlaamse industrie de internationale concurrentie wil trotseren, dan hebben

we nood aan een grotere instroom van technisch opgeleiden op het gebied van bijvoorbeeld voertuigelektronica, lichtgewicht oplossingen en voertuig­ communicatie. We willen daartoe bijdragen door een structurele samenwerking aan te gaan met het Flanders’ Mechatronic Technology Centre (FMTC), Sirris en de Vlaamse universiteiten. Samen kunnen we ook de masterthesissen en doctoraten optimaal ondersteunen, de studenten onder meer in ons hoogtechnologisch onderzoekscentrum voorbereiden op een boeiende job en hen tegelijkertijd laten proeven van samenwerken met innoverende bedrijven.

ingenieurs, want ook designers hebben hierin een groot aandeel. Met Flanders’ DRIVE willen we mensen en bedrijven samenbrengen, want alleen zo kunnen we tot nieuwe mobiliteitsoplossingen komen, blijven onze Vlaamse bedrijven en economie competitief en kunnen ze een nog grotere rol van betekenis spelen. Christophe De Schauvre ­— www.flandersdrive.be

Het is dus de bedoeling om zowel bedrijven, als onderzoeksinstellingen, als studenten aan te sporen om mee te werken aan een groenere en slimmere mobiliteit. Iets wat ons allemaal aangaat? Mobiliteit is cruciaal. We worden er dagelijks mee geconfronteerd en het draait het om veel meer dan alleen maar een propere, elektrisch aangedreven, slimme auto. We moeten nadenken over alle aspecten van mobiliteit. Een rol die niet alleen is weggelegd voor wetenschappers of

beweging

— 37


Achilles Design

Drie ontwerpbureaus presenteren hun slimme De automotive sector is een wereld van sierlijke oplossingen rondingen en strakke lijnen. In ‘vakterminologie’

spreekt men over het leuke ‘snoetje’ en de mooie ‘kont’ in plaats van de voor- en achterzijde. Ja, autodesign is sexy, maar in en rond het voertuig moet het vooral veilig vertoeven zijn. Ontwerpers en ingenieurs met een boon voor mobiliteit ontfermen zich met baanbrekende technologieën over meer veiligheid en een verbeterde verbinding met de omgeving. Meer dan in styling, pionieren ze in veiligheid. Met boekenplanken vol normering in het achterhoofd, genereren ze met hun out of the box denken échte vooruitgang. De innovaties zijn geen vernislaag, maar doeltreffende blauwdrukken, waarop Kwintessens graag zijn koplampen richt.

Voor Achilles Design is ontwerpen veel meer dan esthetiek, het is vooral een technische bekwaam­ heid. En als industrieel ontwerpen zich bevindt tussen vrije kunst en techniek, dan wel met het nodige realisme als cement. Met het free­wheelen an sich heeft medeoprichter Jürgen Oskamp niet veel. “Met enkel het genereren van nieuwe ideeën ben je niet heilzaam bezig, het is zaak ze in praktijk te brengen. Onze missie als designbureau is onze klanten adviseren bij het omzetten van ideeën in nuttige en terugverdienbare producten. Hierbij zetten we de gebruiker centraal, user-centred design genoemd. Het romantische idee van ideeën ontwikkelen, ben ik maar weinig genegen. Wat dan wel? Denk aan een piepklein implantaat om slaapapneu tegen te gaan, ter vervanging van een groot masker. Dat is de productontwikkeling waar wíj voor staan. De echte vooruit­ gang interesseert ons, niet de ontwikkeling van een zoveelste vork of vaas.” Het zijn verwezenlijkingen die bij het brede publiek in de schaduw blijven. In gespecialiseerde middens maken ze wel naam, maar geen drukte. “Zo richten we ons ook actief op e-mobility in de stad, via een project dat moet leiden tot het beheer van elektrische fietsen. Het bevindt zich in een conceptfase en we zoeken oplossingen qua veiligheid, draadloos opladen via inductie, management, enz. Heel boeiend is dat allemaal.”

Innovatie en mobiliteit De sector evolueert van pure mechanica naar complexe systemen met veel geïntegreerde elektronica, en veiligheids­kritische software. De technologie van morgen resulteert in meer actieve en passieve veiligheid op de weg. Dat hierop wordt ingezet, tonen design­ bureaus Achilles Design, Hegge ID en Voxdale. Driemaal anders, maar telkens toepassingsgericht. Ze optimaliseren om te realiseren en bewandelen het pad tussen design en engineering. Ze beogen een veilige interactie tussen gebruiker, voertuig en omgeving.

thema 38 —


Veiligheidsgrenzen

Slechts het begin

Het crowd-sourced project dat Achilles Design samen met Opel en reclamebureau LDV uitvoert, is opzienbarend. Samen zoeken ze de (utopische) veiligheidsgrenzen van een wagen op. Voor Jürgen en zijn medewerkers is veiligheid geen achilleshiel binnen de product­ ontwikkeling, integendeel. Hij werkte zelf enkele jaren als car designer en voelt zich thuis op wieltjes. “De opzet hield in dat eenieder een zogenaamde smart option mocht indienen, een origineel idee, dat de bedenker zou verkiezen als een optie op een Opel. Dagelijks kwamen de plannen binnen, die wij screenden op originaliteit, (economische) haalbaarheid en maakbaarheid. Onze gevisualiseerde selectie plaatsten we ’s anderendaags reeds online. De door jurering bepaalde winnaar krijgt zijn idee omgezet in een product, dat als prototype daadwerkelijk in zijn wagen geïnstalleerd wordt.”

“Met een gespecialiseerde elektro­ nica­fabrikant ontwikkelden we het winnende concept. Een feilloos medisch toestel pretendeert het niet te zijn, wel een hulpmiddel om extra veiligheid in te bouwen. De applicatie meet de temperatuur in de wagen en analyseert tegelijkertijd de aanwezigheid van de chauffeur. Begeeft de chauffeur zich op een bepaalde afstand van de wagen, dan krijgt hij een waarschuwing dat er nog een kind in de wagen zit. Mocht de temperatuur in tussen­ tijd alarmerend stijgen, dan volgt een signaal dat hem oproept om zich terug naar de wagen begeven. Ook als men zich op te grote afstand van de wagen bevindt, waar­door het contact verdwijnt, krijgt men een oproep. De huidige technologie laat meer toe, zoals het automatisch openen van vensters of activeren van de airco bij te hoge temperatuur. Maar dan breek je in in de elektronica van de wagen en bots je op een immense herziening van certificaten.”

De vondsten waren talrijk, gaande van een lcd-scherm geïntegreerd in de achterruit dat communiceert met achterliggende wagens, over transformer tires, die automatisch van profiel wijzigen afhankelijk van de weersomstandigheden, tot een gps-sleutel die steeds de wagen terug­vindt. “Vooraleer een idee realiteit wordt, vloeit er echter veel water naar de zee. En dat heeft alles met veiligheid te maken, want de vraag is: is dat wel veilig, een lcd-scherm in de achterruit? Want wat als iemand het wil maar niet kan lezen en doelbewust dichterbij gaat rijden? Alvorens zoiets geïmplemen­ teerd wordt, buigen velen zich erover. De winnaar was ‘de wakkere autozetel’, Gabriel genaamd, met een effectief antwoord op een maatschappelijk probleem. Het gebeurt immers nog te vaak dat men een kind onbewaakt in de wagen achter laat. Dat ruwe idee werd vertaald naar de functionele realiteit, dat een mensenleven kan redden.”

De technologie neemt steeds meer over. Er komt een tijd dat we niet zelf meer rijden. Vandaag reeds zijn er wagens die op basis van allerlei sensoren zelf anticiperen. “De veiligheid in de automotive sector is evolutief. Het begon met de autogordel, airbags, versterkte frames. Nu worden de pijlen op smart electronics gericht, die via sensoren de wagen volledig scannen, tevens gericht op de veiligheid van andere weggebruikers. Veelal onderscheid ik bij autodesign technologie van vormgeving. Niet dat vormgevers niet aan veiligheid denken, maar ik noem dat de zachtere vormen, verbeterde concepten voor zowel interieur als exterieur. De puur technologische, veiligheidskritische vraagstukken reken ik tot de engineering.”

Gabriel, smart options-project voor Opel

beweging

— 39


Hegge ID

Tardiz, Achilles Design voor Lazer

Snelle fiets en helm

van de renner de snelheid. Het is een én-én-verhaal. Bovendien moet de renner ook nog de spreek­ “Met Achilles Design kiezen we woordelijke ‘goei benen’ hebben. voor projecten waarbij vooruitgang De lichtste fiets is daarom niet het ingebakken zit. Meubelen hebben meest aan te raden. Veel hangt ook nut, maar vorm­varianten op producten die er toch al zijn, boeien af van de doel­groep. Op een top­ model kan een amateur amper me amper. Misschien zegt men wel blijven zitten. Je wordt in een hetzelfde over onze fietsen die we haast onhoudbare positie geduwd. voor Eddy Merckx ontwikkelen, want het wiel is al lang uitgevonden. Belangrijk voor de veiligheid is de gewichts­verdeling van die fiets. Maar er zit progressie in, het Je bereikt niets met een fiets die is een volgende generatie. Het zodanig licht is, dat je hem niet kader is beter, stijver en lichter. meer onder controle hebt in de Die technologische vernieuwing bochten. Onze filosofie vind je boeit ons. Bij de professionele ook terug in de helm die we voor race­fietsen is de interactie met Lazer ontwikkelden. Die is er andere weggebruikers natuurlijk oorspronkelijk voor de veiligheid, van ondergeschikt belang. De enige maar ook voor de aerodynamica. bestaans­r eden van het kader is de snelheid, zonder aan veiligheid in te We maken deze net iets gestroom­ lijnder dan de concurrentie, juist boeten. Die normen zijn hoog, want door naar de gebruiker te kijken. je mag niet onderschatten welke krachten op zo’n fiets terecht­komen. De nieuwe helm telt minder koel­ gaten en is grotendeels gesloten. Zeker tijdens een massa­spurt. Om prestatie­vermindering door Veiligheid en wetgeving lopen door warmte te vermijden, kiezen elkaar. Je moet een Mont Ventoux kunnen oprijden, maar ook afrijden.” we voor verkoeling via een opening bovenaan op het hoofd.” “Meer dan het gewicht van een fiets, bepaalt de combinatie van — materiaal, stijfheid, geometrie, www.achilles.be gewichts­verdeling en de houding

Mobiliteitsprojecten omvatten een aanzienlijk deel van Hegge ID’s activiteiten. De studio voor industrieel ontwerp bouwde dan ook een mooie naam op in de voertuigindustrie. “Mobility is mijn passie. Alles wat beweegt, waar een mens óp of ín kan zitten, spreekt me aan”, steekt zaakvoerder Frans Hegge van wal. Het zat er van jongs af in, resulteerde in een opleiding aan de Design Academy in Eindhoven en het is er, om bij de terminologie te blijven, ook uitgerold. Gedreven zoekt hij steeds weer de vernieuwing. “In onze studio vervlechten wij industrieel design en engineering, overgoten met esthetiek.”

Ambulance, Hegge ID voor WAS

EMX-525, Achilles Design voor Eddy Merckx Cycles

40 — thema


Habitat van een chauffeur “Tijdens het ontwerpproces van een dashboard voor de VDL-touring­ car nodigden we een twaalftal chauffeurs uit in een dummy. We zochten de beste zichthoeken voor de chauffeur, zowel voor een man van 2,10 m als voor een vrouw van 1,60 m. We beogen een product dat onderhuids echt klopt, met als surplus het esthetische finetunen zodat eenieder er ook effectief van houdt. Voor een beroepschauffeur is het dashboard een werkplek. Hij spendeert er meer tijd voor dan in zijn bed. Hoe richt je deze in? Gaandeweg omarm je alle functionaliteiten, alsook de vraag hoe je veel functies op een kleine plek samenbrengt. Je kunt natuurlijk de sprong wagen richting touchscreen, maar daar is de sector nog niet klaar voor. Ooit komt het, maar het zal stapsgewijs gaan. Dat is onze wereld, deze waarin de chauffeur zich binnen x aantal jaren zal bevinden.” “Vergelijkbaar zijn onze ervaringen met een ambulanceproducent. Als ontwerper kijk je verder, ben je ook deels een aan­jager van verandering. De markt en de gebruiker moeten daar­aan wennen, dat vraagt tijd en energie. De vraag die bovendien actueel is, is of men het terug­ verdiend krijgt; die rekening­oefening ligt naakt op tafel. Maar het is een vijver die ons bevalt en waarin we ons graag bewegen. De gebruikers zijn onze beste ambassadeurs. Een ambulancier bijvoorbeeld, die de interactie tussen mens, machine en veiligheid beleeft, die de ver­ vlochten slimme tools ervaart.”

Dashboard, Hegge ID voor VDL

Chess en Sidewing “Ergonomie en toegankelijkheid zijn inherent aan mobility. Er kleeft misschien het label ‘serieus’ aan, maar je neemt het toch mee in het proces. Het is een belangrijk punt, zeker maatschappelijk.” Hegge ID ontwierp met Chess een conceptwagen die aanrijdingen ziet aankomen en de cabine met de passagiers laat wegschuiven van de plaats van de impact. De wagen werd, na een wereldwijde competitie, voorgesteld op de autobeurs van Detroit. “We namen de briefing heel letterlijk. ‘Wat is veiligheid en hoe zou je dat benaderen?’ We ontwierpen een platform met een beweeglijke cocon. Het was niet de ‘safe’ aanpak, wel gedurfd. We bleven ver weg van de stijlvolle wagen met veilige bumpers. Ons project is een leuke knipoog, maar momenteel niet realistisch, omwille van de regel­geving. De richt­ lijnen van bumper- en voetgangers­ veiligheid bijvoorbeeld.”

Chess, Hegge ID

“Nog zo’n voorbeeld is de Sidewing. Het is een zijvleugel die onder aan de oplegger van een vrachtwagen gemonteerd wordt. Dit lichtgewicht roksysteem, gemaakt van een zeer taaie kunststof, levert aanzienlijke ecologische, economische en veiligheidsvoordelen op. Het zorgt voor minder turbulentie onder de trailer, waardoor de weerstand daalt en je tot 7 % brandstof bespaart. Qua veiligheid vermindert het opspattend water maar beïnvloedt het vooral een eventuele zijde­lingse impact van fietsers. Je hebt minder het gevoel van de grote wielen naast je.” — www.hegge-id.com

Sidewing, Hegge ID

beweging

— 41


Voxdale

Antwoord op conservatisme

Conceptwagen Aquilo Aero

Voxdale stimuleert innovatie door uitvoeringsrisico’s te verkleinen. Virtuele ontwerpverificatie verhoogt de performantie en efficiëntie van het ontwerpproces. Simulaties zijn net als prototypen een essentiële stap in het ontwikkelingsproces. Ze openen de deur voor gedurfde voorstellen. “Het biedt antwoord op een maatschappelijk vraagstuk, want wie verdedigt vandaag nog een dure ontwikkeling zonder vooruitzicht op slaagkansen? De software test ‘gekke ideeën’ overnight op hun haalbaarheid, wat nog slechts dagen of weken, in plaats van maanden of jaren duurt”, vertelt oprichter Koen Beyers.

Met zijn simulatietools is Voxdale actief in verschillende sectoren. Het biedt onder meer advies aan de Amerikaanse IndyCar Series. Om maar te zeggen dat het om snelle voer- en vaartuigen gaat. “Mede daarom zit het veiligheids­ aspect in elke fase van het ontwerp­ traject. Onder meer in de gevolgen van de materiaal­keuze, met hun mechanische en vormgevings­ kenmerken. Snelheid én veiligheid worden in één adem genoemd. De systeem­architectuur, de keuze voor een monocoque (constructie­vorm waarbij de dragende constructie wordt gevormd zonder inwendige versterkingen) of een aluminium frame is bepalend voor de structuur, vormgeving, aero­dynamica, maar eveneens voor de gevolgen van een impact, dus de veiligheid van de piloot. De verificatie kan volledig virtueel, de validatie uiteraard met een echte test.”

Creativiteit maakt het verschil. Een mooi voorbeeld zijn de F2boten van Bernico International, die Voxdale ontwerpt en optimaliseert. Vanzelfsprekend draait het hier om verbluffende snelheden. Maar de combinatie van een vernieuwende architectuur met een functioneel design moet natuurlijk ook nog veilig zijn. “Een door­gedreven form fits function-filosofie zorgde voor een perfect huwelijk tussen ontwerp en vormgeving, simulatie en optimalisatie. Dat passen we toe bij de boten en wagens die we ontwerpen, vertrekkende van aero­ dynamische testen in windtunnels. Pas je de resultaten toe op een race­ boot, dan bekom je mettertijd een pure vorm.”

“Het belang van, en de positieve perceptie aangaande simulaties, neemt toe. Het biedt antwoord op het zogenaamde conservatieve ontwerpen, waarbij dure trajecten deels worden opgevangen door simulaties. Dat resulteert in een beperkter tijdsbestek en budget. Radicale inzichten worden als dusdanig getest. En de 2 % van die vooruitstrevende ideeën die de simulatie over­leven, kun je zonder veel risico verder uitwerken. Onze focus ligt ook hier op de methodiek die leidt tot vorm­geving. Voor de elektrische versie van de Range Rover Evoque verzorgden we zo een stuk engineering en de display­ semantiek. Want hoe bestuur je een wagen zonder versnellingspook of handrem?”

De mensen bij Voxdale zijn naast ontwerper ook design engineers en dat blijkt: “Je hebt ontwerpen die groeien uit een functionele behoefte, andere ontstaan uit de technologie. Idealiter worden beide gecombineerd. Bij ons start het vaak uit een stuk technologie. Dat kan een materiaal, maar ook een aero­ dynamicafunctie zijn. Het zijn de fysica­wetten die een scheeps­r omp vormen. We starten niet van het esthetische, maar het eind­r esultaat houdt daar wel rekening mee.” Een mooie toepassing is de Aquilo Aero, een conceptwagen ontworpen door Koens collega Wouter Remmerie, die gebruikmaakt van laterale kracht. Vernoemd naar een wispelturige windgod, speelt de wagen in op over- en onderdruk om sneller en veiliger door de bocht te gaan. “De wagen is performanter, sneller en minder gevoelig voor de aard van de ondergrond in de bocht. Hij is dus veiliger op een natte, gladde baan omdat hij lateraal in zijn baan gehouden wordt.” — www.voxdale.be

Koen Van der Schaeghe

F2-boot, Voxdale voor Bernico International

42 — thema


Aquilo Aero, Voxdale

beweging

— 43


Staat er al een volgende generatie autodesigners klaar om de wereld te veroveren? Wat hadden Belgische professionele tennis-

s­ pelers en auto-ontwerpers tot enkele jaren geleden gemeen? Beiden stonden in hun respectievelijke domein aan de internationale top. We zien nu hoe het de tennissector is vergaan. Een echte opvolging staat er niet klaar, nu Kim Clijsters en Justine Henin zich hebben terug­getrokken. Onze Belgische car designers zijn nog steeds internationaal actief en leiden overal ter wereld de design­afdelingen van vele automerken. Toch lijkt het ons interessant om nu al na te gaan wie hun mogelijke opvolgers zijn. Staan ze klaar, of komt er na hen ook de leegte?

thema

Who is next? In het boek Belgian Car Designers van Bart Lenaerts en Lies De Mol krijg je een mooi overzicht van tien Belgen die internationaal binnen het domein van de autodesign uitblinken. Daarnaast zijn er ook een aantal ontwerpers die op het vlak van openbaar transport tot de absolute wereldtop behoren.

Deze lijst toont aan dat je al goed geïnformeerd moet zijn indien je een auto wilt aanschaffen die niet van Belgische hand is.

Maar hoe staat het met hun opvolging? Kwintessens wil graag vooruitkijken en zien wie er binnen tien à vijftien jaar mogelijks in hun schoenen zal staan. Tijdens Sommige ontwerpers opereren de voorbereiding voor dit artikel onafhankelijk vanuit een eigen hebben we toch dieper moeten design­studio en werken voor graven dan we initieel voor ogen meerdere merken, zoals Axel hadden. De opleiding MA Vehicle Enthoven (Enthoven Associates in Design aan de Royal College of Antwerpen, Parijs en Seoul) en Lowie Art in Londen, een van de meest Vermeersch (Granstudio in Turijn). gerenommeerde ter wereld, telt Anderen zoals Luc Donckerwolke geen enkele Belg onder zijn alumni (Peugeot, Audi, Lamborghini, Seat van de laatste acht jaar. Rondvraag en Volkswagen), Dirk Van Braeckel bij tal van andere opleidingen in (Ford, Audi, Skoda, Bentley en Europa leverde gelukkig toch nog Bugatti), Steve Crijns (Lotus), een kleine oogst op. Maar voor we Pierre Leclercq (BMW en Great Wall hen aan het woord laten en zien Motors), Jochen Paesen (BMW), Mark hoe zij de fakkel aan het overnemen Van der Haegen (Opel), Jo Stenuit zijn, willen we eerst een van de (Mazda) en Luc Landuyt (Ford, BMW huidige topdesigners aan bod laten en Renault) – die zopas de Henry komen om te zien hoe zijn opleiding van de Velde Award voor Loopbaan bijgedragen heeft tot de positie die ontving – werken voor verschillende hij nu bekleedt. merken, wereldwijd.

44 —

Zetelontwerp, Jochen Paesen voor BMW 6 Series Coupe


beweging

— 45


Interieur, Jochen Paesen voor BMW Vision EfficientDynamics

Jochen Paesen is nu aan de slag als projectmanager Interieurdesign bij BMW en heeft eerst aan de Coventry University een BA in Transportation Design gehaald (1995-1999) en daarna een MA Vehicle Design aan de Royal College of Art in Londen (1999-2001).

Jij hebt de topopleiding aan de Royal College in Londen kunnen volgen, een van de meest gerenommeerde ter wereld, hoe heeft die bijgedragen aan jouw ontwikkeling tot vooraanstaand auto-ontwerper? Jochen Paesen Het belangrijkste dat mijn opleiding mij heeft geleerd is om mijn grenzen te verleggen en niet bang te zijn om vragen te stellen en die te proberen te beantwoorden met een creatieve aanpak. Daar hoort ook het competitie-aspect van een designjob bij. Designs worden gekozen door middel van wedstrijden en het leren omgaan met die druk is belangrijk. Mijn opleiding heeft mij vooral geleerd om zelfstandig te zijn en gestructureerd te werken met het daarbij horende timemanagement. De opleiding heeft ons niet geleerd hoe we moesten tekenen, omdat van ons verwacht werd dat we dit al konden. Het talent dat iemand heeft om te tekenen moet echter wel verder ontwikkeld worden. Dit betekent oefenen, oefenen, oefenen. Constant van alles tekenen, dat is de enige manier om van een talent een supertalent te maken. En hoe draagt dit bij aan jouw dagelijkse praktijk? Als projectmanager Interieur Design zorg ik ervoor dat onze designers de nodige vrijheid krijgen om zich creatief uit te leven binnen de projectgrenzen en dat het samen­ werken met andere afdelingen

46 — thema

gedurende het hele project optimaal verloopt. Als designer heb je hier niet direct voor gestudeerd, maar de ervaring die je als designer opbouwt, zoals een goed verstand van engineering, gestructureerd werken en timemanagement, komen altijd van pas. De rest leert men door het volgen van interne cursussen en het opbouwen van ervaring. Je stopt nooit met leren. In het centrum van ons sociaal weefsel en met uitbreiding van onze wooncontext hebben we de auto geplaatst. Die positie staat nu fel ter discussie. Wat is volgens jou de plaats van de auto in onze samenleving en de impact van alle reflecties omtrent mobiliteit? Mobiliteit zal zich de komende jaren snel ontwikkelen in richtingen die men vandaag wellicht niet verwacht. We kunnen het ons niet permitteren om af te wachten en moeten als team snel en consequent reageren. Om dat te kunnen doen, heb je een sterke designfilosofie nodig en mag je niet bang zijn om nieuwe mogelijkheden te onderzoeken en uit te proberen. Hoe beter je op de hoogte bent van alle technologische ontwikkelingen, zowel binnen als buiten de auto-industrie, hoe beter je de voordelen ervan kunt toepassen om een hightech product te bouwen dat tegelijkertijd een sterk ‘visual statement’ is.

Hoe kunnen auto-opleidingen hierop inspelen? Het is belangrijk dat iemand die net afgestudeerd is, zich visueel heel goed kan uitdrukken. Dat is vanzelfsprekend. Maar vandaag is het ook belangrijk om een basis­ kennis te hebben van bijvoorbeeld verschillende materialen en wat die als mogelijkheden aanbieden. Als je de verschillen tussen onder andere staal en koolstofvezel kent en kunt inspelen op hun sterktes kun je visueel een heel ander product creëren afhankelijk van het gebruikte materiaal. Talen blijven ook heel belangrijk. Het is vanzelf­ sprekend dat een designer die in de auto-industrie gaat werken, in het buitenland terechtkomt. Duitsland, Frankrijk, de VS, Japan of vandaag ook China. Engels is misschien wel de ‘designtaal’ maar zodra men met ontwikkelaars samenwerkt, zijn dat meestal lokale mensen. Als je hun taal beheerst, kom je veel sneller vooruit. Het belangrijkste blijft wel een creatieve omgeving creëren waar je als designer niet bang hoeft te zijn om vragen te stellen of fouten te maken. Kijk buiten de grenzen van auto-ontwerp, creativity is everywhere. Dit garandeert interessante ideeën en het vinden van nieuwe oplossingen. — www.jochenpaesen.com


Audi Crosslane Coupe Concept/Audi Urban Concept, Thibaut De Reymacker. © Audi AG

Tijd om drie jonge wolven aan het woord te laten. Thibaut Dereymacker is designer Interieurarchitectuur binnen het Audidesignteam. Hij studeerde in 2011 af met een MA in Automotive Design aan het Institut Supérieur de Design (ISD) in Valenciennes.

Waarom wilde je auto-ontwerper worden? Thibaut Dereymacker Al sinds vroege leeftijd zijn auto’s voor mij een passie, dat is iets wat ik niet kan verklaren. Na het zien van een autorace op veertienjarige leeftijd was ik zo gefascineerd dat ik begon met het tekenen van een eigen racewagen, die ik dan vanuit zoveel mogelijk verschillende hoeken benaderde. Dit was mijn eerste ontwerpproject, zonder dat ik dat op het moment zelf als zodanig besefte. Hoe ben je tot het besluit gekomen om te studeren aan het ISD in Valenciennes en niet in België? In eerste instantie wilde ik in België studeren, maar tijdens het bezoeken van scholen en het spreken met studenten van Sint-Lucas en La Cambre kwam ik erachter dat deze scholen meer gericht waren op het ontwerpen van producten met vaak een artistieke insteek. Ik miste het industriële en automotivegedeelte. De doorslag om aan het ISD te gaan studeren was een toelatingsworkshop, waarbij je in drie dagen, onder begeleiding, een schaalmodel van een scooter diende te maken voor een automerk naar keuze. Ik koos voor Lamborghini, want ik hield van de stijl van het merk en ik wist dat op dat moment de Belgische ontwerper Luc Donckerwolke daar hoofd van de designafdeling was.

De opleiding zelf was een succes en tegelijkertijd een openbaring.

Je hoort steeds vaker dat de auto, toch zeker de variant die we nu kennen, gedoemd is om te verdwijnen. Op welke manier manifesteert die Sluit jij je daarbij aan? opleiding zich nu in je professionele Auto’s zullen in de toekomst niet activiteiten en hoe schat je de verdwijnen, voor sport- en luxerelevantie ervan in? auto’s zal er altijd een publiek Het ISD en haar alumni vormen een zijn. Het gebruik van de auto in de professioneel netwerk. Als student stad is echter een paradox, omdat krijg je de mogelijkheid om te leren er vele andere manieren zijn om van net afgestudeerde ontwerpers sneller, goedkoper en met meer en kom je in contact met de respect voor de planeet en voor de belangrijkste spelers in de automenselijke gezondheid door de stad industrie. Het ISD legt ook zwaar de te bewegen. Auto’s in de stad zullen nadruk op het feit dat studenten plaats maken voor meer ecologische zelf onderzoek moeten doen op het oplossingen en waarschijnlijk zal er terrein van onder andere gebruikers, ook een verschuiving plaatsvinden marketing, trends, enz. Ook al heb je naar persoonlijkere voertuigen, die als ontwerper niet al deze zaken zelf nog beter beantwoorden aan de in de hand, je moet wel in staat zijn behoeften en stijl van de klant. om deze te begrijpen en om op basis daarvan antwoorden te formuleren in samenwerking met toekomstige klanten. Het leren samenwerken in een team is een ander belangrijk aspect. Auto’s worden steeds geavanceerder. Je werkt nooit alleen aan een auto en je moet met veel verschillende mensen samenwerken, ieder met zijn eigen achtergrond en specifieke kennis.

beweging

— 47


Stuurkolom, Jonathan Anthierens voor Opel

Z75-jacht, Jonathan Anthierens voor Zeydon

Details stuur, Jonathan Anthierens voor Opel

Jonathan Anthierens studeerde in 2007 af met een master in Transportation Design aan het Umeå Institute of Design in Zweden nadat hij al een master in productontwikkeling haalde aan de Hogeschool Antwerpen. Hij werkt momenteel als transport­ designer bij AHA Creatives, een conceptdesign– bureau dat hij opgericht heeft in Hever, België.

Wie of wat heeft jou overtuigd om je als auto-ontwerper te profileren? Jonathan Anthierens Ik ben altijd een groot autoliefhebber geweest sinds ik jong was. Toen ik mijn diploma product­ontwikkeling behaalde, had ik behoefte aan meer diep­gaande kennis betreffende styling en wilde ik ook mijn schets­ vaardigheden verder ontwikkelen. Mijn doel was om in de autoindustrie als ontwerper te gaan werken. Omdat het niet mogelijk is om in België transport­ontwerp te studeren heb ik dan maar besloten om verder te studeren aan het Umeå Institute of Design in Zweden. De internationale samen­ stelling van de studenten en de werkplaatsfaciliteiten spraken mij erg aan en ik was geïnteresseerd om meer te weten te komen over Scandinavisch design, met hun focus op human-centred design.

48 — thema

Een academische opleiding verschaft je wel inzicht en kennis tot op een zekere hoogte, maar de echte ervaringen krijg je door je te engageren buiten je opleiding. Dat had jij snel door. Ik heb tijdens mijn opleiding geleerd over de specifieke aspecten van auto-ontwerpen en hoe die zich verhouden tot fysieke en ergonomische aspecten. Je leert er vooral hoe je een voertuig kan ontwerpen om het begeerd te maken. Tijdens de vakanties heb ik stage gelopen bij verschillende bedrijven in de auto-industrie en na mijn afstuderen ben ik in deze sector blijven werken. Ik voelde me echter in mijn creativiteit beperkt en na mijn contract bij Nissan heb ik besloten mijn vakgebied te verbreden en ben ik gaan werken als ontwerper van zeiljachten voor Zeydon, een Belgische scheepswerf. Dit was een geweldige ervaring, omdat ik mijn vaardigheden en ervaring opgedaan in de autoindustrie kon toepassen in een veld waar die veel meer impact zouden hebben.

Mobiliteit in de toekomst, iedereen staat erbij stil. Wat is jouw visie hieromtrent? Ik denk dat in de toekomst alle vormen van mobiliteit efficiënter en compatibeler zullen worden. Auto’s zullen blijven bestaan, maar waarschijnlijk zullen ze geen plaats meer krijgen in een dichtgeslibd stadscentrum, waar andere vervoersmiddelen geschikter zijn. Om op een juiste manier toekomstige mobiliteitsvisies te ontwikkelen, zullen alle designopleidingen moeten focussen op het stimuleren van nieuwsgierigheid en enthousiasme bij hun studenten en op het aanleren van vaardigheden zoals ergonomie, materialisatie en visualisatie.


Ville Wuorinen, masterproject Transportation and Car Design, Scuola Politecnica di Design, Andreas Van Speybroeck

Net zoals Jonathan Anthierens studeerde Andreas Van Speybroeck productontwikkeling aan de Hogeschool Antwerpen. Hij trok echter niet naar Zweden om zich verder te specialiseren als auto-ontwerper maar opteerde voor de Scuola Politecnica di Design in Milaan, waar hij vorig jaar afstudeerde.

Ik neem aan dat de fascinatie voor auto’s ook bij jou al vanaf je kinderjaren aanwezig was? Andreas Van Speybroeck Absoluut. Als kind had ik al een grote fascina­ tie voor auto’s. Mijn vader is ook een groot autoliefhebber en ik denk dat ik op die manier al snel was gebeten door de ‘auto-microbe’. Gecombineerd met een passie voor schetsen, was het voor mij snel duidelijk wat ik in het leven wou. Hoe ben je tot het besluit gekomen om te studeren aan de Scuola Politecnica di Design? Mijn studieloopbaan begon met productontwikkeling aan de Artesis Hogeschool Antwerpen. Ik wilde eigenlijk auto-ontwerp studeren, maar dit hield in dat ik na mijn middelbare school naar het buitenland zou moeten om te studeren, aangezien in België geen specifieke opleiding tot auto-ontwerper bestaat. Productontwikkeling was mijn ‘second best choice’ omdat ik geloofde dat deze studie mij een solide basis kon geven om binnen de auto-industrie aan de slag te gaan. In de zomer van 2012, toen ik een studentenjob had bij Volvo Cars Gent, heb ik deelgenomen aan een onlineschetswedstrijd op cardesigncommunity.com. Elke dag was er een andere schetsuitdaging die moest worden voltooid binnen 24 uur. Je ontving punten van je peers en ik eindigde bij de laatste

15 waardoor ik een beurs kreeg om een master Transportation and Car Design te volgen aan de Politecnica in Milaan. Wat een mooi parcours. Ik neem aan dat daar een heel andere wereld voor jou open gegaan is? Deze master heeft mij echt een inzicht gegeven in de wereld van auto-ontwerp. Het heeft mij laten zien dat schetsen maar een heel klein onderdeel is van het gehele ontwerpproces. Het kunnen schetsen is nog steeds erg belangrijk, maar het hele traject om tot een op zijn minst ¼ schaalmodel te komen is toch een flink stuk complexer. Dat is waar het tijdens deze studie echt om draaide: het creëren van een innovatief product dat het potentieel heeft om ‘the new best thing in design’ te worden.

In Italië zijn ze volop bezig met nieuwe denkpistes omtrent mobiliteit. Wat heb je daar tijdens je opleiding over opgevangen en hoe vertaal jij dat? In de toekomst voorzie ik een ‘downsizing’ van auto’s: zuiniger en met lichtgewicht materialen, maar ook met toepassing van innovatieve veiligheidsvoorzieningen. Speciaal voor stadsomgevingen hebben we oplossingen nodig die een gezonde doorstroming van het vervoer in de stadscentra mogelijk maken, zonder afbreuk te doen aan de eigenheid en onafhankelijkheid die gekoppeld is aan het hebben van een auto. Auto-interieurs ontwikkelen zich binnen een context van meer directe, cognitieve gebruikersinterfaces en met minder energie verbruikende lowtech oplossingen. — www.andreasvanspeybroeck.blogspot.com

Kurt Vanbelleghem

beweging

— 49


thema

Fashion on film Feit: de modefilm is geen gewone kortfilm. Het is in de eerste plaats een bewegend campagnebeeld. Het maakt niet uit of het de making-of van een fotoshoot is, of dat het gaat om een diepzinnig stukje bewegend beeld: fashion films zijn vandaag meer dan ooit een denkbaar alternatief voor de traditionele fotoadvertentie. Kwintessens kijkt mee van achter de schermen en presenteert drie inzichten uit de sector.

Video vertelt het verhaal achter modemerken

Wie erbij was in Antwerpen vorig jaar, toen Diane Pernet een exclusieve tussenstop maakte met de zesde editie van haar reizende festival A Shaded View on Fashion Film, kan het beamen: modefilms zijn hot. De authentieke concertzaal van de voormalige kloosterkerk in de Kammenstraat was de plaats bij uitstek om – te midden van het stadsgewoel – even stil te staan bij de invloed van mode in kortfilms. Want die is er onomwonden. Zelfs in een industrie die tot op heden gedomineerd wordt door fotografie. Geoefende ogen in de mode kregen die avond waarvoor ze kwamen,

50 —

met hoogtepunten als Les Stars van Serge Lutens, Sister Act van Ellen von Unwerth en stijlicoon Daphne Guinness in Julien Landais’ Shakki. Dat is waar het vandaag om draait: een cultuur van beelden, een maat­ schappij van het schouwspel. Social media worden steeds populairder en beelden lijken hierbij een weelde aan mogelijkheden te onthullen. Ook mode wordt ‘gedragen’ door de media, en is er voor haar succes als zowel kunst­vorm als commerciële onder­neming zelfs afhankelijk van. In dat opzicht valt eveneens te ver­klaren waarom we de voorbije jaren om de oren werden geslagen met de ene campagne­video na de andere. Denk aan styliste/blogster Natalie Joos voor Jimmy Choo, Gisele Bündchen voor kleding­keten H&M of Rafferty Law (jawel, ‘zoon van’) voor Tiger of Sweden. En onlangs kreeg model Hanne Gaby het nog aan de stok met de kerstpiñata van Sonia Rykiel. En toch: het format is ver van nieuw. Modehuizen zijn al langer in de ban van filmische creaties en gaan al sinds midden de jaren tachtig in zee met regisseurs om korte video’s te maken voor de promotie van hun producten. Toen nog specifiek voor hun parfums, vandaag komen daar – vanzelfsprekend – ook kleding, schoenen en accessoires bij.


Mode gaat viraal Die regisseurs luisteren vaak naar ronkende namen als Sofia Coppola voor Marni for H&M, James Franco voor 7 For All Mankind, Wes Anderson voor Prada en David Lynch tot driemaal toe voor Dior. Niet elk label heeft immers genoeg tijd of de juiste mensen in huis om zelf aan footage te komen. En dus lijkt een collab met een zwaargewicht een waar godsgeschenk. Ook in eigen land – hoewel een stuk bescheidener – krijgen regisseurs steeds vaker de vraag om een modefilm te draaien. Visueel artiest Stef Viaene is goed geplaatst om de eindeloze honger naar (bewegend) beeldmateriaal te verklaren. Hij creëerde in 2012 in samenwerking met het Belgische ontwerpersduo A.F. Vandevorst een video voor The Film Project, het kortfilmfestival van het luxueuze warenhuis Selfridges. Een naakte Delfine Bafort speelde de hoofdrol en droeg toen enkel een paar laarzen van het merk. Volgens Viaene is de modefilm stilaan een genre op zich geworden: “Vroeger, in het analoge tijdperk, was een video maken een dure uitdaging. En daardoor zeldzamer. Maar door het toenemende belang van het internet zijn virale films uitgegroeid tot een potentieel alternatief voor het traditionele portfolio. Social media en netwerken als YouTube en Facebook zorgen voor een razendsnelle verspreiding.” Dat papieren modeadvertenties in de toekomst overbodig zullen zijn, wil Stef Viaene niet gezegd hebben. Print blijft volgens hem een uitstekend medium om producten aan de man te brengen. Maar waar modefotografie zich in de eerste plaats focust op het product an sich, kunnen brands dankzij film veel dieper gaan in het uitwerken van hun verhaal, hun imago én hun marktpositie. “Ook al breng je louter beelden waar de kleding expliciet boven het verhaal staat, dat driedimensionale aspect zal altijd aanwezig zijn. Als regisseur krijg je dus veel meer vrijheid. Het diverse en buigzame aspect van het genre maakt dat je veel gemakkelijker kunt refereren naar de dieperliggende inspiratiebronnen van ontwerpers en mogelijke raakvlakken met kunst, muziek, fotografie, enz. kunt blootleggen.”

The caged bird sings for freedom, AAP Media voor Addmyberry

Generatie Z Een logisch gevolg van zulke grensoverschrijdende referenties is dat de mode vandaag een veel breder publiek aanspreekt. Niet louter de fashionista of de plichtsbewuste vakspecialist, maar ook toevallige toeschouwers die via een zijspoor bij de videocampagnes terechtkomen en geïntrigeerd op ‘play’ klikken. Wie bijvoorbeeld vanuit een voorliefde voor kunst, cultuur en muziek naar Dazed Digital surft, de digitale poot van het magazine Dazed & Confused, botst er misschien ook op de laatste Pierre Debusschere. Of op onze persoonlijke favoriet: Flowers, een modefilm geïnspireerd door Christopher Kanes experimenten met 3D-graphics. Minstens even interessant is de andere kant van het spectrum. Net omdat de modefilm als alleenstaand genre aan belang wint, duiken steeds meer mediabedrijven op die zich er voorzichtig maar tegelijk vol enthousiasme aan wagen. Zo ook het Belgische AAP Media. Sinds hun eerste kortfilm voor het modelabel Addmyberry gaat alles in een stroomversnelling voor onze landgenoten. Wij spraken met projectmanager Steven Perceval: “Achterblijven is geen optie. Intussen loopt er al een generatie rond die nog nooit in een

telefooncel heeft gestaan en het niet meer dan normaal vindt om muggen te bestrijden met een iPhone-app. De tijden zijn veranderd: iedereen is 24/7 bereikbaar en erg vatbaar voor bewegende reclame. We bepalen ook zelf in sterke mate wat volgend seizoen hip en cool zal zijn. Het is aan de merken om hier – in de slipstream van deze evolutie – creatief op in te spelen.” Hoe vernieuwend moeten ze dan wel zijn, of hoe belangrijk is de inhoud van een modefilm, willen we van Steven weten. “Ik kan me voorstellen dat er modefilms zijn die enkel een soort van sfeervolle mooimakerij willen brengen. Maar het merendeel vertrekt toch eerder vanuit een verhaal, een gevoel, een vibe. Vergelijk het met moderne kunst: aan de oppervlakte lijkt het soms banaal maar wie verder kijkt, ontdekt al gauw een diepere gelaagdheid. Er zijn ontzettend veel manieren – binnen én buiten de klassieke narratieve structuur – om iets te vertellen of uit te beelden. Het spreekt voor zich dat ook de modefilm die grenzen aftast.”

beweging

— 51


Van grenzen gesproken: in het najaar van 2013 waagde ook AAP Media zich buiten zijn comfortzone. Samen met het Antwerpse blog­ gersduo The Merrymakers maakte het productiebedrijf een kunstzinnig filmpje, waarin het de gehypete Isabel Marant-collectie voor H&M eens van een heel andere (lees: post-apocalyptische) kant bekijkt. Dat de video zelf ook uitgroeide tot een kleine hype en meteen werd opgepikt door de Vlaamse pers, had niemand van het team echt verwacht. “We hadden vooral veel goesting om die film te maken, ook al was er weinig beweegruimte op het vlak van tijd en budget”, vertelt Steven. “Maar kijk: waar twee creatieve werelden elkaar ontmoeten en de confrontatie aangaan, ontstaan sowieso waarde­ volle samenwerkingen. Ruth en Nathalie van The Merrymakers gaan erg hard met hun blog de laatste tijd en dat verdienen ze. Ook voor ons was de kortfilm vooral een publiciteitsstunt.” Eén die zijn vruchten afwerpt, zo blijkt. Intussen kreeg AAP Media al enkele mooie aanbiedingen, onder andere van het Italiaanse denimlabel Nine In The Morning. “Al wachten we wel nog steeds op een telefoontje van Versace of Dior”, lacht Steven.

De brug tussen foto en film Gevestigde regisseurs, jonge mediabedrijven, ze springen allemaal op de kar van de virale modefilm als advertentie. Hoe kan het ook anders? Fashionfilms hebben het wereldje toegankelijker én aanschouwelijker gemaakt. Ook voor fotografen die zich specialiseren in het uitwerken van bewegende campagnebeelden zijn het vandaag hoogdagen. We spraken met modefotograaf Zeb Daemen. Hoewel hij nog een maar een goede zes jaar aan zijn flitscarrière timmert, vreest hij de evolutie van de kortfilm in de mode niet. Integendeel, de autodidact houdt ervan om te experimenteren en zo uit te komen bij leuke effecten en zelfs heel nieuwe projecten. Zeb: “Enkele jaren geleden ben ik op vraag van ontwerpers gestart met de productie van korte video’s, om ze later via modeblogs te verspreiden. Aanvankelijk maakte ik mijn filmpjes gewoon backstage tijdens een modeshow. Vandaag evolueren ze naar audiovisuele moodboards die in de eerste plaats de gewenste sfeer moeten oproepen.”

Delfine, Stef Viaene voor A.F. Vandevorst

Die sfeer is voor Zeb bijna zonder uitzondering modern, gestileerd en clean. Net als zijn foto’s, waarvoor hij zich graag laat inspireren door futuristische films en eigenlijk alles wat met aliens te maken heeft. In zijn eerste echte modefilm Origine laat hij een aantal klonen – van kop tot teen gekleed in Mugler – op het randje ontsnappen aan de vernietiging. “Glimmende huid, strakke setting, … ik zie dat graag, die cleanness. Doet een beetje denken aan de film Gattaca, met Uma Thurman en Ethan Hawke in de hoofdrol, niet? (lacht)”

Origine, Zeb Daemen voor Mugler

Bay d’Espoir, AAP Media en The Merrymakers voor Isabel Marant voor H&M

52 — thema


Sinds Origine is Zeb er naar eigen zeggen verslaafd aan: de ene keer voor fotograaf spelen, de andere keer voor regisseur. Maar hij ziet er wel op toe dat zijn werk altijd herkenbaar blijft: “Mij lijkt het belangrijk dat je als artiest consequent je eigen stijl neerzet, ongeacht het medium waarmee of waarvoor je werkt. Een kortfilm zal natuurlijk altijd net iets intenser aanvoelen, omdat emoties nu eenmaal gemakkelijker weer te geven zijn in bewegende beelden. Waarmee ik niet wil zeggen dat een modefilm maken easy is. In mijn

geval is het steeds een verhaal van het juiste materiaal huren en me laten omringen door mensen die echt weten waarmee ze bezig zijn. Zonder Mantree Film Productions bijvoorbeeld was Origine er nooit gekomen. Mode – en in sterke mate ook de promotie ervan – is teamwork. Je mag dat nooit uit het oog verliezen.” Jolien Vanhoof —

www.aapmedia.be www.stefviane.com www.zebdaemen.com

U kijkt toch ook? Een modefilm, die moet je natuurlijk in de eerste plaats gezien hebben. Op Dazed Digital bijvoorbeeld verschijnen de meest recente kunstzinnige video’s. De commerciële filmpjes, die vind je onder meer op www.filmsoffashion.com.

beweging

— 53


Stilstaan is achteruitgaan


thema

Marketing gaat volop voor film en animatie

Interactieve informatietafel, Create Multimedia Services voor Oude Vismijn Gent

— 55


Display, Create Multimedia Services voor Provinciaal Domein Puyenbroeck Wachtebeke

Marketeers omarmen met volle overgave de explosief toegenomen technologische mogelijk­ heden om beweging in hun boodschappen te krijgen. Statische marketing is dood: in de strijd om aandacht van de consument wordt alles cinema. Nog nooit stond ‘stilstaan’ zo gelijk aan achteruitgaan. Want de consument die instant verslaafd raakte aan bewegende beelden, duldt geen weg terug. Intussen ontwikkelen zich met vallen en opstaan vormentalen voor zowel de digitale inhoud als de materiële dragers van de boodschappen.

Tot voor enkele jaren was het bewegende aspect in marketing beperkt tot tv-reclamespots en publiciteitsvoertuigen. Reclame­ panelen met bewegende elementen − bijvoorbeeld van More O’Ferrall, de billboardafdeling van Clear Channel − bleven curiosa. Want mechanische beweging blijft een hels en vooral duur karwei. De grote doorbraak ontsproot uit de evolutie van de digitale communicatie, hoewel ook dat aanvankelijk een vrij statische omgeving was. De eerste websites werden nog aandoenlijk opgeleukt met primitief flitsende letters. Wegens de beperkte opslag- en verbindingscapaciteit bleven bewegende filmpjes beperkt tot luttele seconden povere kwaliteit op postzegelformaat. De versnelling van de internet­ verbindingen stak het vuur aan de lont voor een revolutie. Het uitwisselen van bewegende beelden werd hallucinant snel en eenvoudig. De onmiddellijke gewenning − zeg maar verslaving − van de gebruiker aan bewegende webcontent veroor­ zaakte een metamorfose in het marketingmodel.

56 — thema


In de eerste graad doordrong de hang naar bewegende beelden het volledige digitale communicatieveld. Het instant­succes van initiatieven als YouTube stimuleerde de reclame­ jongens om aan de lopende band filmpjes te produceren. Op het scherm van onze pc, laptop, tablet en smartphone wordt intussen zowat elke reclame­boodschap ondersteund door be­wegende beelden. Dat voor reclame zowel in het hoofd­veld als in zijdelings mee­ geleverde reclame­­blokken. Zodra je het net op gaat, strijden geacteerde reclame­filmpjes, geanimeerde clips en motion graphics om aandacht. En het beste van al − of net het ergste − is dat het werkt. Volgens het video­ marketingbureau Invodo uit Austin ziet de Noord-Amerikaanse internet­ gebruiker maandelijks gemiddeld 19 uren video, waarvan intussen maar liefst 60 % commerciële filmpjes. Deze blijken in hoge mate calls to action te initiëren: consumenten werden bijna dubbel zoveel tot kopen aangezet na het zien van een product­video. Ook niet-commerciële content is door de bewegingskoorts besmet. “In een jaar verdubbelden we op onze website het aantal video’s, zowel informatie-items als docu­ mentaires en kortfilms”, vertelt Mark Thompson, CEO van The New York Times en voormalig BBC-baas (Trends, 12 december 2013). Door de snelle verbindings­ technologie ontstond bovendien een grote mate van interactiviteit, waaraan de consument zo mogelijk nog sneller verslaafd raakte. Die interactiviteit verloopt niet alleen verticaal tussen de commerciële communicator en zijn (potentiële) klant, maar evenzeer lateraal tussen klanten onderling (bijvoorbeeld berichten delen op Facebook) en steeds meer in een ‘wolk’-model waarbij zelfs onbekenden aan de communicatie kunnen deelnemen.

Interactieve informatietafel, Create Multimedia Services voor Oude Vismijn Gent

Experimenteren met vormgeving Een gevolg in de tweede graad is dat het aspect ‘beweging’ vanuit de strikte IT-omgeving werd door­­getrokken naar een breder communicatie­veld. Voorheen statische reclame­panelen, winkel­ displays, museum­vitrines, info­ borden, enz. worden nu met IT tot leven gebracht. Op een toeristisch informatiebord swipe je nu op het touchscreen door de kaarten. Waar al beweging bestond, openden zich ongekende mogelijkheden: een lichtkrant toont bijvoorbeeld niet langer simpel lopende tekst maar projecteert een film op hoge resolutie. Tekstboodschappen en logo’s hoef je niet meer op voorhand in rigide programma’s te verankeren maar kun je à la minute aanpassen. Daarbij komt nog de mogelijkheid om via mobiele technologie beweging in het marketing­model te integreren. Hier staan we pas aan de vooravond van de volle ontplooiing van de toepassingen. De doorsneeconsument beseft bijvoorbeeld nog niet hoe zijn individuele pad door een winkel­ centrum kan gevolgd worden. Pientere marketeers intussen wel.

Op het vlak van vormgeving is het voor veel toepassingen nog behelpen met bestaande concepten. Maar niet elk typografisch concept werkt wanneer het naar een bewegende vorm plus een al dan niet andere drager getransponeerd wordt. Bijvoorbeeld een logo dat mooi oogt op glanzend papier, behoudt niet noodzakelijk zijn kwaliteiten in een bewegende animatie op pakweg een tablet­ scherm. Via trial-and-error wordt volop geëxperimenteerd op zoek naar de meest geschikte letterkorpsen, kleuren(combinaties), vormen, verhoudingen, figuraties. Via natuurlijke selectie ontwikkelen zich stilaan eigen beeldtalen voor diverse dragers. Twee pioniers in Vlaanderen zijn Create Multimedia Services uit Evergem en BrightBoard uit Meise.

Op de koop toe stelt de enorm gegroeide opslag­capaciteit de commerciële communicator in staat om via cookies en big data analysis haarfijn het interesse­patroon van zijn consument individueel te volgen, en zelfs te voorspellen. Om hem vervolgens haarscherp op maat te bestoken met nog méér boodschappen. Interactieve informatietafel, Create Multimedia Services voor MAS Antwerpen

beweging

— 57


Lichtfestival Berlijn, Create Multimedia Services

Video mapping, Create Multimedia Services voor Makita

Transparante display, Create Multimedia Services voor Emma Safety Footwear

58 — thema


Create Multimedia Services

“Het moet bewegen om gezien te worden” “Soms moet er iets gebeuren voordat er iets gebeurt.” Deze uitspraak van de onnavolgbare bal- en taaldribbelkont Johan Cruijff slaat perfect op Create Multimedia Services. Het jonge bedrijf van Bob Van Cleemputte brengt objecten en decors tot leven door het combineren van creativiteit, IT en mechanische techniek. Bob Van Cleemputte studeerde multimedia aan de Howest in Kortrijk en ontwikkelt met Create Multimedia Services sinds 2009 multimediale content: apps, websites, elektronische signage, e-posters, motion graphics. Zijn broer Pieter biedt met NEXT Meeting Technologies audio­visuele onder­steuning aan evenementen. Daarnaast runnen ze Procast, dat audiovisuele hardware verkoopt en onderhoudt. “Vandaag moet alles bewegen, anders wordt het niet meer gezien. De handdruk van creatieve input met technologische kennis en technische vaardigheid, schept hiervoor ongekende mogelijkheden. Via schermen en projecties brengen content en hardware elkaar tot leven in interactieve installaties voor musea, beurzen, evenementen en commerciële omgevingen”, vertelt Bob Van Cleemputte. Intussen telt de familiale VC Group − waartoe ook het internationaal congresbureau van hun ouders behoort − 20 medewerkers. Die namen in augustus vorig jaar hun intrek in een gloednieuw pand met 3 kantoorverdiepingen en 1 000 m² testruimte en magazijn in Evergem.

Van zodra de projectie start, krijg je een interactief spaceship vol toeristische informatie.” Inspelen op het intuïtieve gedrag van de gebruiker speelt in bewegen­ de communicatie een grote rol. “Precies daarom zijn kinderen door hun spontaniteit zulke goede baro­meters voor interactieve opstellingen. Een installatie die levens­­groot reageert op je eigen bewegingen, is veel leuker dan wat je aan je computerschermpje beleeft. Bij het ontwerpen kunnen we hier zeer vraaggestuurd werken. Voor een campagne van Nokia kleefden we aan de binnenkant van het winkelraam een folie in de uitvergrote vorm van een smart­ phone. Daarop projecteerden we de bedieningscontent. De projector reageerde op de aanrakingen van mensen op de folie, bijvoorbeeld swipes. Ook voor het MAS in Antwerpen maakten we een inter­ actieve museumtafel met veel bewegende, intuïtief gestuurde aspecten. Voor Nespresso gingen we nog een stap verder: daar werd een gekozen koffiearoma uiteindelijk zelfs fysiek overhandigd.” Een uitermate intuïtief inter­ agerende constructie is een trans­parante display voor fysieke objecten. Het voorwerp ligt op een draaischijf binnenin terwijl op het lcd-scherm digitale informatie verschijnt. De beweging van de draaischijf en de inhoud van het scherm sturen elkaar aan.

Volstrekte illusies in 3D

Beweging tot stand brengen, vraagt Een recente realisatie was het een minutieuze voorbereiding. Voor interactief maken van een tafel­ een diner voor het dertigjarige meubel − ontworpen door SAQ bestaan van de Japanse gereed­ (Studio Arne Quinze) − in de Oude schappenfabrikant Makita ont­ Vismijn in Gent. “Wij wilden bewust wikkelde Create een volledig geen displayopstelling. In de plaats geprogrammeerde video mapping daarvan projecteren we via spiegels op de tafels. De tafelopstelling en digitale beelden op een tafel in -aankleding werden vooraf tot op witte Corian [een hoogwaardige de millimeter gepositioneerd in de kunststof, red.]. Met folie bouwden testruimte in Evergem. Vervolgens we elektrisch geladen aanraakvelden werden met projectoren en spiegels onder de Corian. Waar de gebruiker boven elke tafel haarscherpe film­ duwt, wordt het veld ontladen en beelden geprojecteerd. Vissen krijgt de verbonden computer een zwommen perfect tussen en rond de signaal voor de projectie. Als de borden, bij een ander gerecht reden apparatuur is uitgeschakeld, zie je wagens over tafel, wiegden bloemen enkel een mooie, witte designtafel. heen en weer, enz.

“Doordat je met video mapping kunt projecteren op 3D-objecten en dus niet meer beperkt bent tot 2D-schermen, kun je volstrekte illusies creëren. Je ziet dat vaak op lichtfestivals maar je kunt er ook een witte auto of meubelstuk gelijk welke kleur mee doen aannemen. Het vergt wel een hoge technische beheersing, zowel van het om­ringende licht als van de reflectie en absorptie van het object. En het gaat nog verder: wat vroeger virtual reality heette, evolueerde naar immersive space. De bezoeker wordt ‘ondergedompeld’ in een omgeving volledig gecreëerd met complexe projecties. Voor een natuur­bezoekerscentrum in Limburg projecteerden we interactieve illusies met vissen en bladeren op de volledige vloer en muur.” Create werkt geregeld met architecten en ontwerpbureaus, zoals Bailleul, Pièce Montée, Frank Agterberg en Studio Arne Quinze. “Zeker voor museale opstellingen zoals in Bokrijk of Puyenbroeck werken we met ontwerpers. Onze link is dat wij allen nadenken over objecten. Als je die combineert met een leuke content, wordt enorm veel mogelijk. Nu hardware betaalbaar is, staan we pas aan het begin van wat je met creativiteit kunt doen. Technologisch lopen wij voor op wat ontwerpers en klanten mogelijk achten. Daarom worden we vaak als adviseur in een voortraject betrokken. Dankzij de grote investeringen die hier in cultuur en musea gebeuren, kun je in deze markt vanuit België internationaal naam maken.” — Kijktips: YouTube-zoektermen ‘interactive video wall’, ‘interactive floor projection’, ‘lichtfestival’ www.createmultimedia.be

beweging

— 59


Ghelamco Arena Gent, BrightBoard

Jumping Paris Nord Villepinte, BrightBoard

Volleyhal Noliko Maaseik, BrightBoard

Ghelamco Arena Gent, BrightBoard

60 — thema


BrightBoard

Architecturale integratie

“Menselijke creativiteit is de enige beperking”

De software wordt steeds op maat geschreven. Maar wie ontwerpt en maakt de hardware? “Toen wij begonnen, waren de bestaande led-schermen zeer duur, zelfs niet haalbaar voor de internationale subtopclubs. In samenwerking met een Aziatische fabrikant doorbraken wij die barrière. Qua vormgeving is alles mogelijk: elk paneel wordt op maat gemaakt, kan vlak of gebogen zijn, er is keuze qua resolutie, enzovoort. Het helpt wanneer je rekening houdt met de specifieke vereisten: een scherm in een zaal hoeft niet zo groot en waterdicht te zijn als een scherm voor buiten. Ook de resolutie moet niet per se hoger dan nodig zijn. Gaandeweg ontwikkelden we modulaire systemen die nu voor openbare besturen en zelfs kleinhandel toegankelijk worden. Dat was zeven jaar geleden ondenkbaar.”

Beweging brengen op scoreborden was de aanvankelijke drijfveer voor de start van BrightBoard in 2007. Sindsdien evolueerden de technische mogelijkheden zo sterk dat ze de werking van de sportclubs overtreffen. Zeven jaar geleden was BrightBoard een van de pioniers met systemen voor led-boarding langs voetbal­ velden. “Daarvoor waren clubs en adverteerders langdurig gebonden aan vaste reclamepanelen. De rolbanners brachten al een klein beetje beweging maar hebben het nadeel dat het aanpassen van de boodschappen nog steeds veel tijd en geld kost. Tot led doorbrak: daarop kun je werkelijk alle film en animatie tonen en aanpassen kan snel en goedkoop. Dat gebeurt zeker op de scoreborden, maar op Waregem Koerse bijvoorbeeld projecteerden we de uitslagen ook meteen op de led-boarding”, vertellen Birgen Wyns en Wim De Smedt. In eigen land staan hun verhuurde en verkochte installaties intussen bij de Rode Duivels en zeven voet­ bal­clubs − waaronder maar liefst 400 m² boarding in de gloed­nieuwe Ghelamco Arena van AA Gent. Daarbij kwamen de grootste in­ door arena’s voor volley-, basketen handbal, en op­stellingen voor paarden­sport zoals polo, jumping en races. Sinds 3 jaar is BrightBoard ook een vaste leverancier voor een wereldwijd topcircuit van jaarlijks 30 paardenevenementen in Parijs, Abu Dhabi, Hongkong en andere steden. Het team omvat 5 vaste en een 20-tal freelance­medewerkers.

Boodschap van het ene scherm naar het andere Typisch voor een nieuw medium is dat de eerste gebruikers moeten zoeken naar de ideale vormen voor drager en boodschap. BrightBoard verzorgt de visuele content zelf of adviseert zijn klant of diens ontwerpbureau hierin. “We bouwden ervaring op inzake de optimale zichtbaarheid op diverse afstanden, met name in het gebruik van de best geschikte letterkorpsen en hun noodzakelijke formaat. Ook qua verhoudingen is niet elk aangeleverd filmpje geschikt en moet je rekening houden met welke hoeveelheid informatie je op welk moment kunt overbrengen. Grote aandacht is nodig voor de meest geschikte kleurencombinaties voor digitale schermen. Wist je dat een groot merk van dranken zijn huisstijl omkeerde naar witte letters op een donkere achtergrond omdat dat op led-schermen beter uitkomt? Ook willen veel adverteerders bij een eerste gebruik zo flitsend mogelijk communiceren, terwijl onze ervaring leert dat je het beter rustig houdt.” Menselijke sporters voelen zich doorgaans niet gestoord door bewegende boodschappen maar voor paarden ligt dat anders. “Doordat hun ogen naar buiten gericht staan, zijn ze veel gevoeliger voor omringende impulsen. Daarom houden we het tijdens hun race bij vaste beelden. Anderzijds kunnen we bij paardensport veel meer de mogelijkheid gebruiken om de boodschap zelf te laten bewegen van het ene scherm naar het andere. Zo krijgt bijvoorbeeld elke sponsor een gelijkaardig deel van de tvaandacht. Maar we kunnen ook panelen tijdelijk omschakelen naar de specifieke sponsor van een proef of de persoonlijke sponsor van een ruiter. Typisch voor jumpings is dat we de boarding ook gebruiken voor lichtshows in plaats van reclame.”

De led-schermen bieden ook architecturale mogelijkheden maar die markt is nog pioniersgebied. “Het totale design is heel belangrijk: iedereen kan zomaar een ledpaneel aan een muur vijzen maar niet iedereen kan het stijlvol integreren. We deden al een aantal nieuwbouwprojecten die steeds in overleg met de architect verliepen. Hij houdt er bijvoorbeeld ook rekening mee hoe het geheel eruitziet wanneer het scherm niet aan staat. Daarnaast gaven we al bestaande gebouwen een facelift door aangepaste led-verlichting. We blijven innoveren, zo kunnen de schermen onder meer nog een pak lichter gemaakt worden zodat ze minder draagkracht vergen.” BrightBoard trok intussen de mobi­ liteit ook door tot de drager zelf, met name in verplaatsbare installaties en zelfs in het digitaliseren van het klassieke concept van de rijdende publiciteitswagen. “We bekleedden een vrachtwagen volledig met led-schermen. Daar staan we pas aan het begin van de interactie via mobiele telecommunicatie met het publiek. The sky is the limit, de enige beperking ligt in de menselijke creativiteit.” — www.brightboard.eu

Roel Jacobus

beweging

— 61



shoot De man en de basics

Pynoo (strik van stilist)

Hemd

Fotografie & styling: Michael Marson Productie: David FlamÊe - Sketch Model: Jeroen Muyllaert - Ulla Models Make-up & hair: Florence Samain — Met dank aan Boris Costello


Laat jonge ontwerpers los op de essentiĂŤle elementen van een mannengarderobe (denk wit hemd, schoenen, pull, overjas) en het resultaat is verre van traditioneel. Integendeel.

Hemd | Yens Cuyvers


Wanda Nylon | Jas

shoot

— 65


WeberHodelFeder

66 — shoot

Schoenen


Devon Halfnight Leflufy

Short


Pull

Cedric Jacquemyn


cases [1]

Een van dé opkomende en meest veelbelovende materialen van de laatste jaren is ongetwijfeld carbon. Bij de bouw van zowel vliegtuigen, als zeilboten als auto’s doet carbon met rasse schreden, maar vaak nog in het grootste geheim, zijn intrede. Ook in de designwereld sprongen enkele creatievelingen al op de kar.

Carbon: een lichtgewicht met superkrachten

Als basismateriaal voor carbon doen koolstofelementen, die overblijven na de verbranding van kunststof, dienst. Uit die elementen worden draden getrokken, die dunner zijn dan een mensenhaar maar in de trekrichting bijzonder sterk zijn. Die draadjes worden nadien dan met hars en/of een thermoplast zoals polypropyleen aan elkaar vastgehecht, en zo ontstaat het bijzonder sterke carbon. Door de combinatie van die bijzondere sterkte en het tegelijk erg lichte gewicht is carbon een bijzonder geliefd materiaal. “Carbon is tien keer lichter dan staal, maar tegelijk ook twee keer sterker. Bovendien vinden veel mensen het mooi, en heeft het geleidende kwaliteiten. Het enige nadeel is dat het voorlopig nog steeds bijzonder duur is, omdat de grondstof zo prijzig is. Zo ligt de prijs per kilo ongeveer twintig keer hoger dan die van staal”, vertelt ontwerper Peter Donders. Daarom blijft de carbonwereld voorlopig een nichewereld, al gaan steeds meer bedrijven toch overstag. Zo is de A380 bijvoorbeeld al voor de helft uit carbon gemaakt. “Eind jaren tachtig is Airbus begonnen met het gebruik van koolstofvezel. Intussen verwerken zowel Airbus als Boeing in hun nieuwste toestellen ongeveer de helft koolstofvezel. En ook in de auto-industrie verwacht ik binnen vijf à tien jaar een explosieve groei”, vertelt Axel Seifert die met zijn bedrijf Seifert and Skinner & Associates als een van de weinigen in ons land actief is in de carbonwereld. “Onze hoofdactiviteit bestaat uit de productie van drukvaten voor de opslag van een bepaald soort gas onder hoge druk. Zo maken we bijvoorbeeld tanks voor de opslag van waterstof of batterijen voor elektrische auto’s. Onder meer Daimler, Mercedes en General Motors behoren tot onze klanten.”

C-bench, Peter Donders

C-stone, Peter Donders

Oneliners Stool, Sebastiaan Vandeputte

Aan zijn lichte gewicht dankt carbon ook nog een ander voor­ deel: zijn energie­zuinigheid. Want hoe lichter een vliegtuig bijvoorbeeld is, hoe minder brand­stof het zal verbruiken. En dus wordt het groene imago van carbon de laatste tijd regelmatig in de verf gezet. Al wil Peter Donders daar toch een kant­tekening bij maken. “Eens carbon geproduceerd is, is het inderdaad enorm milieu­ vriendelijk. Maar tijdens het productie­proces zelf worden de hoogste CO2-prints die er bestaan, gemeten. En dus moet het aantal afgelegde lucht­mijlen echt hoog genoeg zijn voor we kunnen zeggen dat carbon groener is dan staal”, stelt Donders.

— 69


Auto als batterij Naast de ruimtevaart- en vliegtuigindustrie vindt carbon zijn weg langzaam maar zeker ook naar andere takken. Zo bestaan er bijvoorbeeld al highend sportfietsen uit carbon, of worden ook zeilboten vaak uit koolstofvezel gemaakt. Recent is de Zwitserse horlogemarkt voor de productie van bepaalde onderdelen op de kar gesprongen, en heeft ook de autoindustrie – in navolging van de evoluties binnen de Formule 1 – het materiaal omarmd. “Bij merken als Ferrari en Lamborghini is het al mogelijk om een sportwagen uit carbon te bestellen. Al moet je wel een bankgarantie kunnen geven, want aan het hebbeding hangt een prijskaartje van zo’n 1 miljoen euro vast. Aangezien sommige mensen op het zwartgrijze, ruwe en industrieel ogende materiaal kicken, bieden zowat alle luxemerken intussen een afwerking die deels uit carbon bestaat. En heeft BMW de hele onderkant van zijn I3 erin vormgegeven. Carbon zou trouwens een mooie rol kunnen spelen in de toekomst van de elektrische wagen, aangezien het materiaal stroom geleidt en dus dienst zou kunnen doen als een soort gigantische batterij”, stelt Donders. Prefabbalkon Door zijn werk bij Seifert and Skinner kreeg ook Peter Donders de smaak te pakken, en ging hij voor zijn designstukken aan de slag met carbon. “In het bedrijf tekende ik vooral buisjes en tonnetjes die dienst moesten doen als matrijs voor de drukvaten. Dat inspireerde me om een bank te ontwerpen, al was het onmogelijk om te berekenen hoe we de carbondraden dan moesten wikkelen. Want de asymmetrische vorm was heel complex, en er bestond geen software voor. En dus heb ik zelf stukken geometrisch pad – waarop de vezel later in één stuk machinaal gewikkeld kon worden – achter elkaar gekleefd zodat ik een organisch resultaat, zonder knikken erin, kon bereiken. Dat lijkt simpel, maar er zit heel veel wiskunde en berekening achter. Zo onstonden in 2010 de C-bench en C-stone. Tot nu toe ben ik de enige ter wereld die carbon op zo’n organische manier kan plooien. En voor die techniek bestaat er momenteel ook interesse vanuit de auto-industrie”, stelt Donders.

cases [2]

Daarnaast bracht ook designer Sebastiaan Vandeputte onder de noemer Plan-d recent een reeks tafels, stoelen en verlichting in carbon uit. “Voor mijn collectie heb ik een hoogtechnologisch procedé weer omgezet in iets ambachtelijks, want ik maak al mijn meubels met de hand in mijn atelier. Daardoor zijn het allemaal unieke stukken, en kan ik op maat werken. Dat concept resulteert in twee collecties: de Oneliners-collectie, waarbij ik met gewikkelde carbondraad stoelen en krukjes maak, en de meer strakke, uit één stuk vormgegeven (bijzet) tafels van de PaperThin-collectie. Maar daar zal het zeker niet bij blijven, want de mogelijkheden met carbon zijn eindeloos. Je eigen fantasie, dat is de enige beperking. Bovendien merk ik ook dat steeds meer architecten naar mij komen met specifieke carbonopdrachten”, stelt Vandeputte.

Flagship store C&A

En ook Peter Donders ziet de toekomst rooskleurig in. “Zo zou het bijvoorbeeld perfect mogelijk zijn om een balkon uit carbon te maken. Je zou dan geen bewapening of betonnen constructie meer nodig hebben. Je kunt het balkon dan perfect op voorhand maken en het achteraf bij wijze van spreken tegen de gevel kleven. Daardoor zou het geen 500 maar nog slechts 20 kilogram wegen”, besluit Donders. Elien Haentjens www.peterdonders.com www.seifert-skinner.com www.plan-d.be

Vintage ride. Foto: Johan Martens © Belgium Cycle Chic

Metropolitan Bike, Rizoma en Dirk Bikkembergs

70 —


Kun je ermee op de fiets? Die vraag staat voor veel Nederlanders centraal als het op hun kledingkeuze aankomt. Achter het ontwerp zit altijd een functioneel of comfortabel aspect: de zogenoemde fietsfactor. Geldt dit eigenlijk ook voor de Vlaamse mode? Kwintessens ging te rade bij Constantin-Felix von Maltzahn, die bij de Universiteit van Amsterdam promoveerde op onderzoek naar de Nederlandse mode-identiteit, en bij Benedicte Swennen van cyclechic.be.

De fietsfactor

België is een land van fietsfanaten. Toch klopt dat maar gedeeltelijk, volgens Federvelo (federatie van de fietsindustrie in België). Het fanatisme stopt aan de taalgrens. Van de totale verkoop van fietsen – een percentage dat al jaren hoger ligt dan de verkoop van auto’s – neemt Vlaanderen 70 % voor zijn rekening, Wallonië en Brussel de resterende 30 %. Die scheidingslijn geldt ook voor het type fietsen: het gros van de hoogwaardige racefietsen en mountainbikes wordt in Vlaanderen verkocht, terwijl in Wallonië meer porte­ monnee­vriendelijke stads­ fietsen over de toonbank gaan. Fietsen is goedkoop, goed voor de gezondheid, je wint er tijd mee in de stad en het heeft milieuvoordelen. Maar vooral het modeaspect maakt fietsen weer aantrekkelijk. In grote steden zoals New York, Londen en Kopenhagen heerst er zelfs een rijke subcultuur, bestaande uit een verzameling jonge en modebewuste mensen met een grote liefde voor vintageen retrofietsen waarvan fixed gears, ook wel doortrappers genoemd, onderdeel uitmaken. Afgelopen september maakte Solé Bicycles customized ‘fixies’ voor een team van bekende bloggers en modellen, waarmee zij zich tijdens de New York Fashion Week van show naar show konden verplaatsen. Ook in steden als Berlijn, Parijs en Antwerpen heeft zich in korte tijd een heuse fietsrevolutie voltrokken, met mooi gekleurde fietspaden als gevolg. Cyclechic.be, geïnspireerd op Copenhagen Cycle Chic, zet sinds 2009 de bloeiende fietscultuur en bijbehorende streetstyle in verschillende Belgische steden in de schijnwerpers. Zo was Antwerpen twee keer de host van een fietsmodeshow en waren Gent, Brussel, Brugge en Hasselt het podium voor een openluchttentoonstelling met spontane foto’s van de meest markante fietsers van de stad. Volgens Swennen is diversiteit wat de Vlaamse fietscultuur typeert. “Het is een zeer gevarieerd beeld omdat iedereen een persoonlijke stijl heeft. Je ziet mannen in kostuums naast alternatievelingen en jonge hippe mama’s.” Individualiteit spreekt ook uit de speciale tweewielers: fietsfanaten investeren in een bijpassend model, spuiten dat in hun lievelingskleur of knutselen er net zolang aan totdat hun vervoersmiddel het ultieme accessoire is. Het is dan ook niet verwonderlijk dat veel trends in de mode- en de fietsindustrie parallel lopen. De Vlaamse Achielle-fiets is populair geworden door zijn retrostijl, die ook terug te vinden

is in de mode. Dit heeft alles te maken met het verlangen naar vakmanschap en authenticiteit. Inspiratie is te vinden op beurzen zoals de Retro Fietsbeurs in Dessel of Velofollies in Kortrijk Xpo, waar fietsfabrikanten de nieuwste materialen en technieken presenteren in combinatie met innovatief design. Doordat de fiets steeds meer een lifestyleproduct is geworden – of zelfs een verlengstuk van jezelf – gaan fietsfabrikanten graag in zee met modeontwerpers en kun je nu dus op een exemplaar van Dirk Bikkembergs, Missoni of Hermès stappen. Andersom haakt ook de mode-industrie hierop in: in de fonkelnieuwe flagship stores van C&A in Düsseldorf en Parijs hebben de displays de vorm van racefietsen. Moderetailers gebruiken fietsen als origineel etalagemateriaal of verkopen ze zelfs. Bovendien zijn er de afgelopen jaren veel nieuwe merken opgericht die volledig zijn gespecialiseerd in modieuze regenof fietskleding, zoals het Japanse label PEdALED, het Deense Rains en het Hollandse Piogg. Bekende merken en grote modeketens maakten ook al eens een uitstapje met de fiets. Levi’s ontwierp in 2012 een jeanscollectie voor fietsers met waterbestendige en vuilafstotende broeken, voorzien van een versterkt kruisinzetstuk en een verhoogde achterband die de rug bedekt. Ook H&M ontwikkelde vorig jaar in samenwerking met de Britse fietsfabrikant Brick Lane Bikes een capsulecollectie voor mannen. Al zijn het mooie initiatieven, volgens Swennen slaat dit de bal mis. “Ik betwijfel of fietsers echt op zoek zijn naar zulke specifieke kleding en geloof dat zij toch wel blijven dragen wat ze mooi vinden, ongeacht of sommige kleding misschien wat minder praktisch is.” Von Maltzahn legt uit dat de fietsfactor vaak niet letterlijk terug te zien is. Onbewust letten we er bij de aanschaf van een kledingstuk op of het de mogelijkheid biedt om in te fietsen, maar wie zit er nu te wachten op een rok met een patch op zadelhoogte? Merken houden weliswaar bewust rekening met de eisen die consumenten stellen aan de vorm en functionaliteit van kleding, maar maken dit meestal niet zichtbaar omdat het nu eenmaal minder sexy is. Of de fietsfactor dan een typisch Nederlands fenomeen is? Hij vermoedt van wel: “De multifunctionaliteit die Nederlanders verlangen van kledingstukken is wat Nederlandse mode onderscheidt van mode in andere landen, waar het heel normaal is om je twee of drie keer

Cycle Chic, Brussel. Foto: Johan Martens © Belgium Cycle Chic

— 71


per dag om te kleden afhankelijk van de gelegenheid. Zodra ik de grens overga, merk ik een verschil: hoe meer je richting het zuiden komt, hoe verzorgder de kleding, zo lijkt het wel. Het ligt dan ook voor de hand dat de fietsfactor er in mindere mate aanwezig is dan in Nederland. De merken die ik heb onderzocht, constateren dat Belgische winkels andere criteria stellen aan de collecties: waar Nederlanders gaan voor stoer, makkelijk en losjes, is men in België eerder op zoek naar iets speciaals. Een cultuurverschil dat niet alleen op modegebied maar ook in de eetgewoonten zichtbaar is, doordat er van oudsher meer zorg wordt besteed aan verfijnde gerechten in combinatie met goede wijnen.” Al is de fietsfactor minder van belang in de Vlaamse mode, toch heeft de fiets – door zijn huidige modefactor – de aandacht getrokken van de modewereld. Zo ontwikkelde Walter Van Beirendonck, die zelf graag fietst, in 2009 een fietstas van gerecycled polyester voor cyclechic.be, nu een echt collector’s item. Swennen staat open voor een volgende samenwerking met een bekende ontwerper en heeft A.F. Vandevorst bovenaan op haar lijstje staan. Natasja Admiraal www.cyclechic.be

Cycle Chic, Brussel. Foto: Johan Martens © Belgium Cycle Chic

72 —

cases [3]

Begin december 2013 kleurde Hongkong zwart, geel en rood dankzij een delegatie van driehonderd Belgische designers, mode­ ontwerpers en architecten. Zij trokken naar Hongkong om de Belgian Spirit te verdedigen tijdens de Business of Design Week (BoDW).


Diamond Boots Project

Flanders Investment & Trade (FIT), Antwerp World Diamond Center (AWDC) en Flanders Fashion Institute (FFI) hadden de krachten gebundeld en zorgden voor een van de meest spraakmakende acties tijdens de BoDW. De drie organisaties selecteerden modeontwerpers An Vandevorst en Filip Arickx van A.F. Vandevorst en het Antwerpse diamantbedrijf Diarough/UNI-Design om een project uit te werken. Het resultaat: een paar laarzen, volledig bedekt met 1 527 karaat aan fancy coloured diamanten, dat tijdens een exclusief netwerkevent aan lokale spilfiguren in de mode- en diamantwereld werd voorgesteld. En meteen ook de wereldpers haalde. De protagonisten van dit project kunnen tevreden terugblikken.

A.F. Vandevorst “Met diamant werken, stond al een hele tijd op ons verlanglijstje, het Diamond Boots Project kwam als geroepen. Dat we een bijzonder item mochten ontwerpen en niet louter een diamanten applicatie op een kledingstuk, maakte het project extra interessant. Wij werken graag en vaak samen met mensen van andere disciplines. Door onze passie voor schoonheid en door altijd trouw te blijven aan onszelf, denk ik dat we op elk project toch onze stempel kunnen drukken. We vinden het erg belangrijk om steeds alles van a tot z op te volgen en zo weinig mogelijk aan het toeval over te laten.”

“Anderhalf uur voor de eerste publieke verschijning van de boots had ik ze zelf nog niet live gezien. Toen zowel An als Filip hun tranen niet konden bedwingen, wist ik dat het goed was. We waren er allemaal samen in geslaagd de boots met de ‘dirty look’ die An zo graag wilde, te creëren. Ook het rode A.F.-logo in zeldzame diamant, afkomstig uit de privé-collectie van de CEO van Diarough, waar Filip van droomde, ontbrak niet!”

“De meest memorabele momenten van het project waren ongetwijfeld de rondleiding in de diamant­wijk in Antwerpen, het kiezen van de kleuren van de diamanten, de ont­moeting met de technieker die helemaal uit Parijs kwam om alles door te spreken en natuurlijk het moment dat we de afgewerkte laarzen te zien kregen. We hebben beiden letterlijk gehuild van ontroering toen we ze voor het eerst zagen.”

Claire Tillekaerts (Flanders Investment & Trade) “Vlaamse mode en design moeten internationaal opboksen tegen grote gevestigde merken. Om ‘the talk of the town’ te zijn, is meer nodig dan het zoveelste doorsnee-evenement. In Azië volstaat het echter niet om met een creatief initiatief uit te pakken. Een (grote) schep blingbling kan niet ontbreken, als je de aandacht wilt trekken. Om als relatief kleine speler op te vallen en te scoren tussen modegiganten uit concurrerende landen, moesten we aankomen met een stunt: het Diamond Boots Project. De unieke samenwerking tussen mode en diamant, gestimuleerd door Flanders Investment & Trade, heeft een enorme impact op het imago van de betrokken bedrijven gehad. En bij uitbreiding had het ook een impact op het imago van andere Vlaamse designers (zowel modeontwerpers als productdesigners en architecten) van onze hele creatieve sector en dus ook van Vlaanderen als regio. Het spillover effect van een dergelijk initiatief is niet te onderschatten. Potentiële klanten van over heel de wereld zullen zich de diamanten laarsjes nog lang herinneren als exponenten van de dynamiek binnen de internationaal gerenommeerde Antwerpse en bij uitbreiding Vlaamse/Belgische mode- en diamantscene.”

“We hebben enkel mooie herinneringen aan dit project. De kans die we hebben gekregen om op dit niveau met diamant te kunnen werken, heeft ons in elk geval honger naar meer gegeven. Voor de toekomst worden momenteel plannen gemaakt om de samen­werking voort te zetten en de link tussen mode en diamant verder uit te bouwen. We hopen ook dat dit project in de toekomst deuren zal openen bij potentiële partners in Hongkong en het Chinese vasteland.” Marianne Georges (Diarough/UNI-Design) “Diarough/UNI-Design gelooft heel sterk in het in de spotlights zetten van Antwerpen. Daarom gingen we met plezier in op de vraag van AWDC om mee te dingen naar een partnership met A.F. Vandevorst. De modewereld is geen onbekend terrein voor Diarough. We hebben in het verleden al samengewerkt met onder andere Vivienne Westwood, Alexander McQueen en L’Wren Scott.

“Het is duidelijk: these boots are made for walking. De eerstvolgende stop was het galadiner van de Antwerp Diamond Trade Fair eind januari.”

Jasmijn Verlinden

Toen An en Filip beslisten om met Diarough in zee te gaan, wist ik meteen dat dit een zeer uitdagend project zou worden. Er was de tijdsdruk, de keuze van de diamant­­kleuren, de vraag hoe die diamanten bevestigd moesten worden. Gelukkig zaten alle betrokken partijen direct op dezelfde golf­lengte. Iedereen wilde er een succesvol project van maken.”

— 73


cases [4]

Breng ’s lands meest vermaarde brillenontwerper Patrick Hoet samen met Mario Fleurinck, de energieke topman van Melotte, en je krijgt vuurwerk. Of in dit geval 3D-geprinte brillen in titanium, een wereldprimeur van Vlaamse makelij, waarin traditie en vernieuwing naadloos samenvloeien. Het resultaat zijn high-end monturen, die velen het nakijken geven. Wat begon als een flirt, groeide uit tot een versmelting van twee creatieve geesten. They dream and make the future. Luidt dit een kwantumsprong in in de optieksector?

Cocreatie als sleutel tot succes

Het wiel bestaat al lang, de bril ook, heruitvinden kun je ze dus niet, maar opnieuw positioneren wel. En dat gebeurt. Patrick Hoet: “Met een bril op maat halen we het beste uit twee werelden. Vroeger had je drie brilmodellen met evenveel neusmaten, glasmaten en oorlengtes. Vandaag heb je vijfhonderd brillen, maar de variëteit aan maten bleef achterwege. Met een bril op maat kom je hieraan tegemoet, met extra draagplezier als surplus.” Paso doble De samenwerking tussen Hoet en Melotte is een interessante kruisbestuiving die balanceert tussen het wenselijke (design) en het haalbare (technologie). Het mag dan ook niet verbazen dat het vier jaar duurde om een ‘aanvaardbaar’ product op de markt te brengen. Maar vandaag kan wel elke unieke bril op deze manier gemaakt worden. Mario Fleurinck: “Door de technologie kan een vormgeving gerealiseerd worden die met standaardtechnieken amper haalbaar is. Wij beogen niet de grote massa, wel een publiek dat zich herkent in onze filosofie van hoogwaardige ecologische productie. Binnen de limieten van de technologie en de markt ontwikkelen we een rendabel product.” Meer dan een kleine vonk was niet nodig, opdat beide heren elkaar vonden. Melotte zocht bedrijven die op een creatieve manier naar de markt kijken. Op zijn beurt keek Hoet naar bedrijven actief in 3D-printing. Ze stonden open voor elkaar, vullen elkanders leemtes. Fleurinck: “Patrick neemt ons mee naar de karakteristieken van de optiekmarkt en wij koppelen hieraan onze technologie.” Patrick Hoet is de vijfde generatie van een brillenmakersgeslacht. “Zolang ik brillen maak, kleur ik buiten de lijntjes. Anders bots je vroeg of laat sowieso op je limieten. Met de brillencollectie Theo kijken we al langer naar technologieën buiten de optiekmarkt.”

Hoet Couture. © Hilde Vandaele

74 —


Eiland verlaten Er tekent zich een nieuwe realiteit af. Terwijl brillen­ fabrikanten vandaag een fortuin aan onverkochte brillen moeten opslaan, heb je met deze technologie geen voorraad nodig. De energie en de grond­stoffen die noodzakelijk zijn, worden pas benut op het moment dat de klant beslist om het product aan te kopen. Fleurinck: “Wij zijn geen groene goeroes, maar dat alles gebeurt wel met een minimum aan grondstoffen en energie. Daarmee maken we komaf met het bestaande zaken­ model. We creëren namelijk een quasi voorraadarme ketting met uitsluitend lokale productie. Er wordt veel over gesproken, maar de totale 3D-markt in België blijft beperkt. De technologie moet wel toelaten dat er zich een industrie rond ontwikkelt.”

“De ontwikkelingen gaan door. Wij blijven herbronnen. Mijn ultieme doel is om een bril te maken in enzymatische materialen, materialen die bij het lichaam horen”, blikt Fleurinck vooruit. “Organische brillen, die zichzelf creëren en recycleren. Dat is on the long run, binnen twintig jaar misschien. Maar intussen zitten we niet stil. Waarom zouden we geen nieuwe materialen uit de lucht- of ruimtevaartsector toepassen in de eyewear? Maar voorop blijft het product an sich, dat zichzelf verkoopt omwille van zijn vormgeving en intrinsieke waarde. Onze technologie is van onderschikt belang, het is slechts een middel, geen doel.”

cases [5]

Koen Van der Schaeghe www.hoet.eu www.melotte.be

“We leven in een tijdperk waarbij velen innovatie als merk­identiteit gebruiken, maar waar het loze woorden blijven”, vervolgt Fleurinck. “Je kunt nochtans een mooi spel spelen, als je de kaarten op tafel legt. Daarom zeg ik neen tegen het doem­denken, want samen sta je sterker. De innovatie­ gedachte brengt creatieve geesten tot bij de industrie. Zo maak je een vertaal­slag naar een economie 2.0. We kennen de limieten van onze respectievelijke technologie­ portfolio en markt­portefeuille. Wij durven ons eiland te verlaten en onze ideeën te delen, een noodzaak in een kruisbestuiving. Wij zien cocreatie als sleutel tot succes. Dat gekoppeld aan een gezonde koppigheid, want de lat mag niet te laag liggen.” Honingraatstructuur Dit geslaagde huwelijk biedt nieuwe mogelijkheden voor vormgeving. Hoet: “Zo kun je onmogelijk onze honingraat­ structuur verwerven met een traditionele techniek. We kunnen nu zelfs een transparante titanium bril maken. Ik maak geen blik­ vangers, maar objecten die deel zijn van de persoon. Mijn brillen staan in het gezicht in plaats van ervoor. We zetten de persoonlijkheid van de drager kracht bij met een op maat gemaakt product. Wij bieden modellen aan in verschillende neus- en glasmaat­combinaties waardoor ook Jan met een dikke of fijne neus een bril krijgt die hij graag ziet. Zo hebben we vandaag een dames- en herenmodel in zeven verschillende maten. We ontwikkelen ook een Aziatische versie, met een aangepaste brilgeometrie.”

Flagship store Hunkemöller Antwerpen

— 75


Hunkemöller is van origine een Nederlands bedrijf, maar de grootste flagship store van Europa bevindt zich in Antwerpen. Voor zowel de inrichting als de branding werkt de lingeriespecialist samen met ontwerp­ bureau Creneau International uit Hasselt. Het merk onderging in vier jaar tijd een metamorfose. Slimme technologieën en multimedia vormen de meerwaarde voor het winkelende publiek.

Flagship store Hunkemöller Amsterdam

76 —

Creneau International voor Hunkemöller

Op de plek van het trema heeft het strakke logo een sierlijk strikje gekregen, geïnspireerd op het detail dat je op bijna elke beha vindt. Het is slechts een van de vele vernieuwingen die zijn voortgekomen uit de creatieve samenwerking tussen Hunkemöller en Creneau. Het ontwerpbureau – met een buitenlands kantoor in Dubai en teams in Sydney, Hongkong, Kaapstad en Jakarta – werkt sinds vier jaar voor het lingerieconcern. Eind vorig jaar openden twee nieuwe flagship stores hun deuren met een premium uitstraling, om in te spelen op de toegenomen vraag naar meer verleidelijke producten. Eén in de Leidsestraat in Amsterdam – de straat waar de oprichters van Hunkemöller in 1886 hun eerste winkel openden – en een tweede op de Meir in Antwerpen met een indruk­wekkende oppervlakte van 500 vierkante meter. Hier worden alleen de meest sexy producten uit de collectie verkocht: korsetten, babydolls, kanten slipjes, make-up en parfum. “Het is in feite een upgrade van het vorige winkel­concept, dat uitging van een fullservicehotel waar klanten een thuisgevoel ervaren”, vertelt Simone Pullens, senior concept- en interieurdesigner bij Creneau. “Hunkemöller zit zelf vol ideeën en is daardoor een fijne opdrachtgever. Ze wilden ditmaal de stap maken van een hotel naar een luxe-‘mansion’. Een mysterieus landhuis, waarin je door verschillende kamers loopt met opvallende zwarte deuren, ingebouwde wandkasten en kroonluchters. Ieder vertrek heeft zijn eigen muziek en visuals, waardoor de sfeer telkens verandert en daarnaast wordt er door de gehele winkel een subtiele versie van het Hunkemöllerparfum Noir verspreid. Shoppen naar lingerie krijgt hiermee een nieuwe dimensie doordat verschillende zintuigen worden geprikkeld.” Dit begint al bij de etalages, waar­ voor de expertise van elektronica­ bedrijf Philips werd ingeschakeld. Deze zijn voorzien van een intelligent led-lichtsysteem dat de aanwezigheid van voorbijgangers detecteert. Met een geraffineerd spel van lichtspots wordt hun blik vervolgens naar bepaalde artikelen en accessoires in de etalages geleid. Als aanvulling zijn er videoschermen waarop de laatste campagne­beelden worden getoond. Intelligente systemen zijn ook terug te vinden in de paskamer­ zone, die met veel toewijding is ontworpen om vrouwen zo goed mogelijk te helpen bij het vinden van de perfecte maat. Het resulteerde in ruime paskamers

met flatterende belichting, een bel om advies te vragen, doorgeefluikjes in de deuren en waar altijd een kimono klaar hangt. Ook is er een vip-paskamer geïntegreerd, waar achtergrond en verlichting zich aanpassen aan de mood van de klant en het product dat wordt gepast. Een strandsfeer voor een bikini, een relaxstemming voor een knusse pyjama en voor het passen van romantische lingerie switch je naar candlelight. Multimediale toepassingen maken die beleving nog sterker. Zo zijn er interactieve videoschermen waarmee de winkel in verbinding staat met de webshop en je door middel van een touchscreen toegang krijgt tot de gehele online­ collectie. Het serviceniveau wordt hiermee naar een hoger plan getild doordat de klant niet hoeft te wachten en gelijk kan bestellen. De schermen bieden bovendien een inkijkje in de belevingswereld van Hunkemöller. Overigens een flinke investering, want de aanschaf vereist dat de content altijd upto-date moet zijn. In de mansion bevindt zich ook een bargedeelte dat onderdeel uitmaakt van een brede campagne van Hunkemöller. Naar aanleiding van een groot­ schalig onderzoek worden alle beha’s tegenwoordig opgedeeld in vier vormen: Perfect Plunge, Beautiful Balcony, Delicious Demi en Fabulous Full Cup. In de ‘Sexy Shapes bra bar’ zijn ze als kostbare voorwerpen onder glazen stolpen geplaatst. Een pas- en meetsessie met een shopassistent wijst uit welk model het beste bij je lichaam past. Doordat deze vormen op de hangtags staan vermeld zie je voortaan in één oogopslag of het artikel bij jouw figuur past. Pullens heeft er bewondering voor dat Hunkemöller het, onder leiding van de Britse CEO Philip Mountford, heeft aangedurfd om het roer helemaal om te gooien. Het bedrijf heeft er volgens haar hard aan gewerkt om een gevestigde waarde te worden en niet te worden ingehaald door buitenlandse lingerie­merken die hun entree in de Benelux maken. “Die veranderingen zijn geleidelijk doorgevoerd, maar wanneer je de oude winkels met de huidige vergelijkt, is het wel degelijk een wereld van verschil. Hunkemöller heeft de slag gemaakt van een retailer naar een mode­merk en dat was precies de ambitie. Als ontwerper heb ik echt het gevoel deelgenoot te zijn van een ‘revolutie’. Van alle opdrachten die ik heb gedaan, is de zichtbaarheid van dit project het grootst.” Natasja Admiraal www.creneau.com www.hunkemoller.com


Birds of Paradise

gespot De veer, met haar sterk grafische kwaliteiten en symboliek van lichtheid, elegantie, vrijheid, fragiliteit, luxe en eenvoud, is een graag geziene gast in de mode. Vroeger vooral als decoratieve toets op accessoires en geborduurd op boorden van kledingstukken, maar sinds het midden van de twintigste eeuw ook volledig als bedekking van hautecouturejurken en prêt-àporter-creaties. De eindeloze variëteit van vedersoorten en effecten van verenborduurwerk zijn het centrale thema van de lente-expositie Birds of Paradise. De expo brengt hulde aan de talrijke visies van ontwerpers die ieder op hun manier de ‘vogel-vrouw’ bedachten, soms exotisch, soms eenvoudig, frêle, krachtig of verleidelijk, steeds van een exquise schoonheid. Grote namen als Yves Saint Laurent, Cristóbal Balenciaga, Christian Dior, Gabrielle Chanel, Alexander McQueen en Ann Demeulemeester hadden elk een specifieke band met veren. Hun creaties worden getoond in combinatie met individuele pluimen en de negentiende-eeuwse accessoires uit de MoMu-collectie. Sinds de aankoop van de privé-collectie van Jacoba de Jonge in 2012 is de MoMu-collectie uitgebreid met negentiende-eeuwse gevederde hoeden, hoofdtooien en afzonderlijke pluimen. Bij zowel de historische als de hedendaagse stukken valt steeds het vakmanschap op: het beroep van de ‘plumassier’, het ambacht van het verenborduurwerk, is vandaag nog steeds een uitzonderlijk vaktechnische bezigheid, bijvoorbeeld in de ateliers van Maison Lemarié in Parijs die hun medewerking aan de expositie verleenden. Zij werken in opdracht van de grote couturehuizen aan jurken die meestal rond de vijfhonderd werkuren bedragen … maar die ze slechts twee dagen voor de show binnenkrijgen. Een A4’tje pluimenborduurwerk kost al snel een halve dag werk, wat betekent dat je heel wat ‘petites mains’ moet klaar hebben om de gevederde creaties van de couturiers in werkelijkheid om te zetten net voor de show.

Ann Demeulemeester FW 2011-2012

MoMu wil naast topstukken uit de eigen collectie ook topstukken uit de modegeschiedenis tonen, zoals de jas in zwanendons waarmee Marlene Dietrich haar tanende schoonheid aan het einde van haar carrière wilde verhullen, de dramatische vogeljurken van Alexander McQueen, maar ook prestigieuze en luxueuze waaiers van ons eigen koningshuis: een kleurenpracht aan struisvogelveren! Ook bij de Belgische ontwerpers is de pluim favoriet: Olivier Theyskens, A.F. Vandevorst en Dries Van Noten maakten erg poëtische en elegante statements met pluimen, maar de echte ‘verenkoningin’ is Ann Demeulemeester, wiens signatuur gebaseerd is op de symboliek en esthetiek van de veer: voor Demeulemeester staat de pluim voor de ultieme vrijheid, eenvoud en kracht. Haar werk voor PJ Harvey en haar meest bekende signatuurstukken zullen een speciale plaats krijgen in de tentoonstelling.

Het gebruik van veren door Ann Demeulemeester toont aan dat verenborduurwerk niet enkel staat voor de luxe van de haute couture maar ook voor de eenvoud van bijvoorbeeld een duivenpluim. Om dit aspect van veren nog meer in de verf te zetten vroeg MoMu aan de Britse artieste Kate MccGwire, die startte met sculpturen van gevonden vogelveren en nog steeds enkel werkt met veren die natuurlijk worden afgescheiden, om installaties te maken in de expositie. Wat dat betekent voor de ruimtes van het MoMu, zult u zelf moeten komen ontdekken. Karen Van Godtsenhoven curator MoMu

Cleave, Kate MccGwire. Foto: Tessa Angus

De tentoonstelling Birds of Paradise loopt van 20 maart tot 24 augustus 2014 in het MoMu in Antwerpen.

www.momu.be

gespot

Dries Van Noten FW 2013-2014. Foto: Bache Jespers

— 77


gespot

Interwoven: Kvadrat textile and design

Het Deense Kvadrat kennen we als een toonaangevend textielbedrijf, met onder meer intrigerende stands op Interieur in Kortrijk. In 2012 presenteerde Kvadrat er N°35 Automatica Carcanapé van Bless, © Kvadrat een van de ontwerpen waarmee een selectie designers hulde brengt aan het iconische Hallingdal, het eerste textiel­ontwerp dat door Kvadrat werd geproduceerd en in 1965 door Nanna Ditzel werd ontworpen. De stand op Interieur 2012 toonde even vanzelf­ sprekend de geluidsabsorberende en lichtgevende Kvadrat Soft Cells in samenwerking met Philips, en de stoffen Clouds, ontworpen door Ronan en Erwan Bouroullec. De drie projecten zijn representatief voor de creatieve relatie die Kvadrat uitbouwt met designers, kunstenaars en architecten.

Clouds, Ronan en Erwan Bouroullec. © Paul Tahon/Ronan en Erwan Bouroullec

Het boek Interwoven: Kvadrat textile and design (Prestel, 2013) portretteert dit engagement in een boeiende opeen­ volging van artikels en thematische portfolio’s die het verhaal vanuit verschillende perspectieven vertellen. De geschiedenis van het bedrijf dat in 1968 is opgericht en zijn hoofd­ kwartier heeft in de rustige kuststad Ebeltoft in Denemarken, is niet enkel een geschiedenis van Scandinavisch design maar van een Europese leider in internationale textiel­productie die ruimte geeft aan artistiek en ontwer­ pend experiment. Ook Kvadrats aandacht voor kleur is belangrijk en wordt in zekere zin samengevat in de citaten: “One sits more comfortably on a colour that one likes” (Verner Panton) en “Colour is stronger than language. It’s a subliminal communication” (Louise Bourgeois). De realisaties van Kvadrat zijn immers niet enkel bepaald door wat de industrie te bieden heeft, maar misschien nog meer door wat designers en kunstenaars aanbrengen. Kvadrat gaat dan ook opvallende samen­­werkingen aan met Tord Boontje, Ronan en Erwan Bouroullec, Olafur Eliasson, Jean Nouvel, Thomas Demand, Roman Signer, Rosemarie Trockel en anderen, samenwerkingen die in het boek uit­voerig aan bod komen. De verschillende portfolio’s illustreren op hun beurt de fascine­ rende projecten van Kvadrat. In prachtige foto-essays krijgen we zo een beeld van de in-situ-installatie Your glacial expectations van Olafur Eliasson en Günther Vogt, van een selectie Kvadrat-stoffen die gedetailleerd en op groot formaat zijn weergegeven zodat het lijkt alsof je het textiel in handen hebt, van een aantal van de nieuwe toepassingen voor Hallingdal 65, bijvoorbeeld Selvedge van RawEdges Design Studio en Hallingdal Table van Fredrikson Stallard, en van een reeks grote installaties die designers in opdracht van Kvadrat hebben gecreëerd.

Daarnaast krijgt het natuurlijke en industriële landschap waarin wol wordt verzameld en bewerkt en textiel wordt geweven, geverfd en geprint een eigen fotografisch portret. Het is een lopend project van de Zwitserse fotograaf Joël Tettamanti en illustreert de brede context waarin Kvadrat zich als bedrijf situeert. De filosofie van Kvadrat wordt bovendien concreet en tastbaar in de textiele cover die Peter Saville voor Interwoven heeft ontworpen: het voor elk boekexemplaar unieke stoffragment vertaalt op discrete en intelligente wijze het concept van verfmarkeringen op schapen − voor Saville een vorm van ‘rurale graffiti’ of ‘punk-pastorale’ esthetiek. Lut Pil

Hallingdal Table, Fredrikson Stallard. Foto © Angela Moore

gespot Interwoven: Kvadrat textile and design is een uitgave van Prestel en te koop voor 48,50 euro. Selvedge (Hallingdal 65), Raw-Edges Design Studio. © Raw-Edges Design Studio

78 —


gespot

Conflict & Design 7de Triënnale voor Vormgeving Als curator maak ik mijn eerste en belangrijkste nabeschouwing voor de vernissage van de tentoonstelling Conflict & Design. Eenmaal open voor publiek geef je het uit handen. Eerlijk toegegeven, ik vind openingen een noodzakelijk kwaad, zeker als het je eigen project betreft. Niet dat er na de vernissage geen werk meer is, maar met een opening sluit je een traject af. In het geval van de triënnale een periode van twee en een half jaar van conceptuitwerkingen, budgetplanningen, van vergaderingen en afspraken. Ik heb enorm veel bijgeleerd in die periode, heel veel contacten gelegd en gepoogd om de opportuniteiten (om het woord conflict nu eens niet te gebruiken) goed in te schatten.

Het was eigenlijk pas een vijftal dagen voor de opening dat ik echt een zicht begon te krijgen op wat er nu allemaal gepresenteerd werd. De projecten en objecten werden opgesteld en uitgestald en door het geheel voor het eerst samen te zien, vroeg ik me af of het publiek nu wel verwacht dat het op een designtentoonstelling geconfronteerd zou worden met thema’s zoals de toenemende eenzaamheid bij ouderen, de ontgroening van onze steden, bodemvervuiling, Roma-kinderen en hun schoolopleidingen, de favela’s in Brazilië, de identiteit van Palestijnen, de marginalisering van immigranten, of met inspanningen die geleverd worden om het comfortgevoel van diabetici en dementiepatiënten te verhogen.

Alle projecten op de triënnale worden gepresenteerd als ‘design’, telkens met een passend (vaak Engelstalig) voorvoegsel. We spreken over social design, participatie- en cocreatiedesign, over human-centred, public-impact of process design. Het gaat ook over sustainable design, service design, ethical design, open source design, story-driven design en zelfs over anthropological design. In mijn nabeschouwing voor de opening vroeg ik me toch wel af of een breed publiek dit ook zo zal lezen en begrijpen. Zal men in staat zijn om het ‘design’ te duiden in vaak erg hybride projecten? Wel, eerlijk gezegd, het antwoord op die vraag interesseert mij bijzonder weinig en ze is op zich nog irrelevanter voor de bezoeker. Op deze triënnale worden 66 projecten gepresenteerd die optimisme uitstralen. Het zijn allemaal projecten die aantonen dat deze ontwerpers er rotsvast van overtuigd zijn dat we samen wel in staat zijn om een betere samenleving uit te bouwen. Hun visie en aanpak gaat diametraal in tegen het doemdenken en het overheersende culturele en sociale pessimisme. De designers in deze triënnale geloven erin dat ze tal van conflicten wel kunnen meehelpen oplossen, vertrekkende vanuit hun kennis, kunde en engagement. Ze doen dit bottom-up, vanuit een participatieve houding waarbij de oplossing gedragen wordt door de ‘eindgebruikers’. Het zijn geen wereldverbeteraars en ze handelen niet vanuit een naïef idealisme, integendeel, ze zijn pragmatisch en houden rekening met economische factoren en onderbouwen hun initiatieven met businessmodellen. Deze tentoonstelling bewijst dat er een generatie designers is die ervan overtuigd is dat ze wel een verschil kan maken in de wereld, ieder vertrekkende vanuit zijn eigen biotoop. Ik bewonder hun inzet en hun visie, en stuk voor stuk hebben ze me iets bijgebracht. Kurt Vanbelleghem

curator Conflict & Design

Farming Pollution, Giacomo Piovan (Socialmatter). Foto: Kristof Vrancken

De tentoonstelling Conflict & Design – 7de Triënnale voor Vormgeving loopt nog tot 9 maart 2014 in C-mine in Genk.

www.conflictanddesign.be

gespot

Disarming Design from Palestine, Annelys de Vet et al. Foto: Kristof Vrancken

— 79


Henry van de Velde Awards & Labels 2013 De twintigste editie van de Henry van de Velde Awards & Labels vond dit jaar plaats. Een feestelijke serie winnaars ontving op 21 januari 2014 een Henry van de Velde Award uit handen van parlementsvoorzitter Jan Peumans en Vlaams minister Joke Schauvliege. Minister-president Kris Peeters liet zich verontschuldigen. Zaal De Schelp in het Vlaams Parlement was voor de zevende maal het decor. Tijdens de ceremonie werden ook de Henry van de Velde Labels 2013 uitgereikt, maar die werden eerder al bekend gemaakt. De avond werd afgesloten met de opening van de tentoonstelling in De Loketten van het Vlaamse Parlement. Alle producten werden getoond in een scenografie van Caroline Voet en Leen De Brabandere. Binnen de strakke ritmiek van de Lokettenzaal brachten zij een diagonale structuur. Een regelmatige ruitvorm plooit zich in de ruimte, met eigen reeksen en perspectieven die gelinkt zijn aan de objecten. Het parcours wordt vanuit die repetitieve structuur gestuurd. Het grenen standaard lattenwerk kan na de tentoonstelling hergebruikt worden. Christian Oosterlinck

gespot

Henry van de Velde Award Loopbaan 2013: Luc Landuyt

Henry van de Velde Award Jong Talent 2013: Caro Van den hole

Henry van de Velde Award Bedrijf 2013: Jongform

Luc Landuyt is een pionier onder de autodesigners. Hij beschikt over een indrukwekkend cv en geniet groot aanzien bij een jongere generatie autodesigners die hem zien als hun lichtend voorbeeld. Luc Landuyt is de man achter de iconische BMW Z1, hij startte zijn loopbaan bij Ford en van 1992 tot december 2013 was hij projectleider bij Renault (Frankrijk) in het segment van de grote luxemodellen. Luc Landuyt is altijd bewust wat in de schaduw gebleven. In het VRT-journaal zei hij in diezelfde stijl: “Een award krijgen is een bevestiging dat wat je gedaan hebt, zin heeft gehad, en dat andere mensen dat gevolgd hebben en met het resultaat tevreden zijn.”

Caro Van den hole ontvangt deze prijs voor haar conceptuele en duurzame benadering van het begrip design. Voortdurend laveert zij tussen probleemoplossende productontwikkeling en artistieke vrijheid. Voor haar gaat design veel verder dan enkel esthetiek: design is een duurzame strategie om sociale en ecologische veranderingen te stimuleren. Door banale dingen om te toveren in poëtische statements, vertelt ze een verhaal en creëert zo een band met het object. MaisonCaro, haar label, beschouwt ze als een fictief huis met vele kamers, met elk een andere benadering van het ontwerpen. Een belangrijke stap in haar carrière was Playing Senses, een performance in Hongkong tijdens de Business of Design Week 2012. Ze regisseerde er een diner als promotie voor Belgisch design.

De Henry van de Velde Award voor Bedrijf wordt net zoals vorig jaar uitgereikt aan een zetelfabrikant, deze keer aan Jongform. Het bedrijf bestaat reeds sinds 1984 en staat onder de leiding van Marc Huls, waarbij steeds kwaliteit, duurzaamheid en betaalbaarheid hoog in het vaandel hebben gestaan. Belgische ontwerpers die voor Jongform werkten zijn onder andere Stefan Schöning, Peter Van Riet, Bart Lens, Roel Vandebeek en JeanFrançois D’Or. Alle producten worden in België ontwikkeld en geproduceerd. De merken Sur&Plus en Koozo getuigen van dezelfde sensibiliteit als het moederbedrijf Jongform.

Bernard De Potter, administrateur-generaal Agentschap Ondernemen; Henny De Baets, administrateur-generaal OVAM; Joke Schauvliege, minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur; Jan Peumans, voorzitter van het Vlaams Parlement; Johan Valcke, directeur Design Vlaanderen

80 —


Foto’s: Michael De Lausnay

Caro Van den Hole

Marc Huls

Henry van de Velde Award Publiek 2012: Nomad, Alain Gilles voor O’Sun

OVAM Ecodesign Award PRO ’13, product op de markt: O Mr. President, Bulo

OVAM Ecodesign Award PRO ’13, product in ontwikkeling: Daily Needs, Studio Segers

Voor de Publieksprijs 2012 kozen de bezoekers uit de producten die vorig jaar een Henry van de Velde Label mochten ontvangen. De Nomad-lamp van Alain Gilles voor O’Sun bleek de publiekslieveling te zijn. Tijdens de uitreiking liet Alain Gilles weten dat met het geld van deze award veertig lampen aangekocht werden. In een dorpje in Guinee werden ze verloot onder de dorpsbewoners.

O Mr. President is een unieke werktafel voor kinderen van alle leeftijden, ontwikkeld en geproduceerd door Bulo. Het meubel is personaliseerbaar en werd ontworpen om mee te groeien met zijn gebruiker: van een tafel om staand aan te spelen door peuters en kleuters, tot een zitwerkplek voor kinderen tot 10 jaar, tot later een bijzettafel. Het tafelblad wordt gefabriceerd uit kwalitatief resthout uit de eigen productie. De verpakking, vervaardigd uit gerecycleerd karton, kan omgetoverd worden tot een scheidingswand en stoeltje. Zelfs de monteerhandleiding heeft een tweede functie als tekenblad.

Daily Needs is een gamma van modulaire elementen voor buiten, ontworpen door Studio Segers. De gebruiker kan zijn eigen samenstelling maken uit de volgende producten: een kippenhok, een groententeeltbak met optie om af te dekken tot een serre, een compostbak, een berging voor tuingereedschap, een konijnenkooi en een recipiënt voor het opvangen van regenwater. Het wordt grotendeels vervaardigd uit dennenhout dat een thermische behandeling onderging. De producten worden flatpack verpakt en de consument monteert zelf de onderdelen. Daily Needs wil tuinieren en kippen houden stimuleren met als doelstelling een mentaliteitsverandering teweeg te brengen en de ecologische voetafdruk van ieder gezin te verlagen.

Luc Landuyt en minister Joke Schauvliege

De tentoonstelling Henry van de Velde Awards & Labels 2013 loopt nog tot 8 maart 2014 in De Loketten van het Vlaams Parlement in Brussel.

www.designvlaanderen.be

De winnaars van de Henry van de Velde Labels 2013

gespot

— 81


Collectie #02(5) Momenteel loopt in het Modemuseum Hasselt Collectie #02(5), de tentoon­ stelling waarmee de vijfentwintigste verjaardag van de vzw Vrienden van het Modemuseum Hasselt gevierd wordt. De expo biedt een ruime blik op de Westerse mode van 1750 tot vandaag. Maar directeur Kenneth Ramaekers wilde zich niet beperken tot een traditionele overzichtstentoonstelling.

gespot Collectie #02(5) benadert de modegeschiedenis vanuit drie invalshoeken. “We starten vanuit de historische topstukken van onze collectie, die begon in 1750. Aan de hand daarvan schetsen we de evolutie van het modesysteem, van hofmode over haute couture tot prêt-à-porter en de nieuwste trends.” Concreet gaat het van een ‘robe à la française’ naar crinoline-silhouetten, couturestukken van Worth tot twintigste-eeuwse silhouetten van onder meer Jeanne Lanvin, Coco Chanel, Christian Dior, Yves Saint Laurent en Raf Simons. “Een tweede invalshoek is onze museumwerking”, aldus Kenneth Ramaekers. “We krijgen veel schenkingen en soms hebben we in onze collectie een veelvoud van bepaalde stukken. Veel zwarte jurkjes uit de jaren dertig bijvoorbeeld. Of corsages van rond 1900. Of mantelpakjes, de vele afgeleiden van een Chanel-pakje. In dit luik kunnen we heel wat collectiestukken tonen en uitleggen waarom een bepaald silhouet zo populair was.”

Ten slotte moet een modemuseum naast exposeren en conserveren, ook de eigen collectie onderzoeken. “We hebben het hier over het vakman­ schap in de mode en de technische knowhow. Neem nu de middeleeuwse maliënkolder. In de jaren twintig van vorige eeuw maakten ze van die materie handtasjes, in de jaren zestig maakte Paco Rabanne er jurkjes mee. Het zijn technieken die door de tijd telkens in een eigentijdse versie opgepikt worden. Als je dat verhaal toont, geef je geschiedenis mee, maar op een dynamische manier.”

Kenneth Ramaekers wil er met deze aanpak over waken dat de museumdrempel laag blijft. Met in de voorbije jaren publiekstrekkers als In Her Shoes (dit tentoonstellingsconcept werd overigens overgenomen door De Kunsthal Rotterdam en loopt daar onder de titel S.H.O.E.S.), UltraMegaLore rond het Limburgse topmodel Hannelore Knuts en Axelle Red, Fashion Victim steeg het aantal bezoekers de laatste vijf jaar met 50 %. “En er is nog ruimte voor meer bezoekers. Een heel ruim publiek is geïnteresseerd in mode. Je ziet dat ook in kranten en tijdschriften, elke dag is er berichtgeving over mode. Dat was twintig jaar geleden heel anders.” Trui Moerkerke

Kenneth Ramaekers. Foto: Kristof Vrancken

“De opzet van Collectie #02(5) is niet alleen een historisch overzicht bieden, maar tegelijk ook tonen hoe een modemuseum werkt”, vertelt Kenneth Ramaekers. “We hebben ondertussen 17 000 stuks, dat is gigantisch veel. Ons depot ligt buiten de stad. Mensen weten vaak niet dat je kleren moet bewaren in dezelfde omstandigheden als schilderijen: in het donker en met een aangepaste vochtigheidsgraad en temperatuur. Als we stukken lenen bij anderen verloopt dat als kunsttransport, met bewakers en gevolgd via satelliet, ook dat verhaal wilden we erin.”

De tentoonstelling Collectie #02(5) loopt nog tot 14 september 2014 in het Modemuseum in Hasselt.

Biba (jaren 70). © Fgielen

www.modemuseumhasselt.be

Jurk met schapenboutmouw (1833-1840). © Fgielen

82 —


Design Miami/ Al voor de negende keer sloeg Design Miami/ op hetzelfde moment als Art Basel Miami Beach zijn tenten op in de prestigieuze, Amerikaanse kuststad met zijn kleurrijke, bijzonder charmante art-decoarchitectuur. Als je weet dat de meest prestigieuze architecten ter wereld, onder wie Zaha Hadid en OMA, hier momenteel woontorens bouwen, dan snap je al snel waarom deze beurzen precies hier plaatsvinden. Al zit de zon er misschien ook voor iets tussen.

Design Miami/ wil de bezoeker een overzicht bieden van design van het begin van detwintigste eeuw tot vandaag, en trekt het begrip graag open. Tijdens deze editie was er bijzonder veel aandacht voor juwelen, zowel van juweelontwerpers als van beeldend kunstenaars. Zo presenteerde de Brusselse galerij Caroline Van Hoek het werk van Gijs Bakker, en ontdekten we bij twee prestigieuze Londense galerijen juwelen van onder meer Hubert Minnebo, Remy van den Abeele en Pol Bury. Vooral die laatste geniet als juweelontwerper bijzonder veel faam, in die mate dat zijn juwelen hogere prijzen behalen dan zijn kunstwerken. Bury slaagt er dan ook in om zijn beeldende taal perfect om te zetten in een juweel, zodat er een draagbare sculptuur ontstaat. Wie het werk zelf wil zien, kan daarvoor op Tefaf bij Didier Ltd terecht.

Al was het de Franse Galerie Patrick Seguin die met het Maison 8x8 (1945) van Jean Prouvé voor het pronkstuk van de beurs zorgde. Prouvé ontwikkelde het heropbouwbare prefabhuis net na de Tweede Wereldoorlog om de Franse regering te helpen bij de heropbouw. Hij gebruikte door hem geliefde materialen als houten panelen en licht, gebogen staal, en produceerde die onderdelen grotendeels in zijn eigen fabriek. 1 truck kon het materiaal voor 3 huizen vervoeren, en met 3 mensen kon je zo’n huis gemakkelijk in 1 dag opzetten. Toch zijn er van de 160 geplande huizen uiteindelijk slechts enkele gebouwd, en blijven er vandaag de dag nog maar 2 over. Eentje bevindt zich in het atelier van Jean Prouvé naast zijn huis, en is intussen als monument beschermd. Het andere exemplaar bracht Patrick Seguin mee naar Miami. Het was de eerste keer dat er zo’n groot stuk op de beurs getoond werd, en het prijskaartje was navenant: zo’n 2,5 miljoen dollar.

de jaren vijftig, en Cassina toonde in zijn showroom enkele heruitgaven van haar werk en een aantal van haar foto’s. Tot slot streek Wallpaper* met een compilatie van de zeventig beste stukken uit de voorbije vier edities van hun jaarlijkse Handmadetentoonstelling, en een aantal nieuwe stukken in samenwerking met Jaguar, neer in Miami. Bij de selectie zaten ook enkele producten met een Belgische link. Zo ontdekten we er de 8ung!, een glazen schalen van Klaar Prims, de bureauset van Michaël Verheyden en de papiermand Corbeille van Hervé Van der Straeten voor When Objects Work. Momenteel reist de expo de wereld rond, om in april te landen in Milaan. En daar zal ze opnieuw het gezelschap krijgen van een reeks spiksplinternieuwe producten. Elien Haentjens

gespot

Maison 8x8, Jean Prouvé, Galerie Patrick Seguin © James Harris

Elders in de stad, in de tuin van The Raleigh Hotel, stond een ander huis van een beroemde, intussen overleden designer te pronken. Met La Maison au Bord de l’Eau (1934) deed Charlotte Perriand mee aan een wedstrijd van het Franse architectuurmagazine L’Architecture d’Aujourd’hui om goedkope vakantiehuisjes te bouwen. Ze werd tweede. Ook later kon ze het huis nooit bouwen. Tot Louis Vuitton enkele maanden geleden besloot om dat op basis van de overgebleven schetsen toch te doen. Ondanks enkele kleine aanpassingen ademt de houten structuur de sfeer van Perriand, ook al omdat binnenin al haar meubels gebruikt zijn. Het huis is vormgegeven als een soort ‘U’ rond een centrale patio, met in het midden een ton om het regenwater op te vangen. Aan de ene kant van de patio liggen achter grote glazen schuifdeuren de slaapvertrekken, aan de andere kant de keuken en living. Ook elders in de stad was er veel aandacht voor Charlotte Perriand: onder de noemer Een huis in Montmartre wijdde de Parijse Galerie Downtown – François Laffanour op de beurs een soloshow aan haar werk uit

Design Miami/ vond plaats van 4 tot 8 december 2013 in Miami.

www.designmiami.com

gespot

Galerie Downtown – François Laffanour. © James Harris

Pol Bury

— 83


Mechelen Meubelen 2.0 Een liefhebber van eigentijds design krijgt koude rillingen als de term ‘Mechels meubel’ in een argeloos gesprek valt. Hij trekt wat wit weg en gooit het snel over een andere boeg. En toch. Sinds jaren timmert men in de opleiding interieurvormgeving aan de Katholieke Hogeschool Mechelen aan een nieuwe weg. Meubelontwerp kreeg bijzondere aandacht in deze studierichting. In 1999 werd de drie­ jarige opleiding aangevuld met een voortgezette opleiding meubel­ontwerp (VOMO).

In deze bachelor na bachelor selecteert men jaarlijks twintig kandidaten van velerlei pluimage. Naast interieurvormgevers, (interieur-) architecten en productdesigners treden ook grafische en beeldende kunstenaars aan. Een bont gezelschap studenten wordt hier begeleid door een klein maar veelzijdig team, met name architect Hans Le Compte, productdesigner Bart Baccarne en interieurarchitect Patrick Reuvis. Deze gedreven heren staan al jaar en dag als docent in de richting interieurvormgeving van de sinds kort tot Thomas More herdoopte hogeschool. Zij kennen het klappen van de zweep, staan met beide voeten in de praktijk en huldigen het heilzame educatieve principe van coachen. Zij beschouwen meubelontwerp als een combinatie van ruimtelijk denken en productgericht ontwikkelen.

E19, Bob Segers en Jonas Blondeel

In nauwe samenwerking met bedrijven als Indera, Drisag of Associated Weavers realiseren de studenten op het korte bestek van één jaar diverse projecten. Bovenal echter leggen zij een individueel traject af waarbij hun coaches hen naar een eigen methode, inzicht en taal begeleiden. Vanuit een persoonlijk beeld groeit een boeiend verhaal dat na één jaar werken uitmondt in een portfolio. Met die portfolio onder de arm kan de student verder aan zijn eigen weg timmeren. Methodiek en inzicht zijn hier cruciaal, sturing blijft achterwege. Het gebeurt weleens dat een student tijdens deze korte maar krachtige studie tot het besef komt dat een toekomst als beeldend kunstenaar voor hem in het verschiet ligt.

Le nouveau meuble malinois est arrivé! Frank Huygens Butterflip, Sjors van der Leest. Foto: Isabel Rottiers

84 —

Mechelen Meubelen 2.0 loopt van 28 februari tot 16 maart 2014 op verschillende locaties in Mechelen.

www.mechelenmeubelen.be www.vomo.be

Het merendeel van de studenten komt vanzelfsprekend in de breed uitdijende designwereld terecht. Naast individuele ontwerpers als James Van Vossel treft men diverse talenten die in een groter bedrijf de werkvoorbereidende stap tussen ontwerp en product voor hun rekening nemen. Anderen gaan aan de slag in het familiebedrijf en injecteren dat met een gezonde dosis inventiviteit.

Vijftien jaar later is het tijd om terug te blikken op deze opleiding en haar meer dan bijzondere resultaten en talenten. Deze fijne verjaardag wordt onder meer in de verf gezet met de tentoonstelling Mechelen Meubelen 2.0 waar een fijn gezelschap ‘Mechelse’ meubelontwerpen de revue passeren. Een extra expositie bij Cultuurcentrum Mechelen, in het kader van de inter­ nationale week op Campus Lucas Faydherbe, én de presentatie bij Bulo kantoormeubelen (Mechelen) van het project Vlinders van Hout, in samenwerking met Fritz Hansen, maken het nieuwe Mechelse meubel tot een plaatje.

gespot

gespot

Fold, Tom Frencken. Foto: Isabel Rottiers


special Elk jaar erkent Design Vlaanderen ontwerpers. Tijdens de zomermaanden toont de Design Vlaanderen Galerie, naar jaarlijkse gewoonte, hun werk. Op de volgende pagina’s vindt u alvast een introductie tot de oogst van 2013.

de nieuwe

oogst

Het nieuwe ontwerptalent kan uit heel verschillende richtingen binnen de vormgeving komen: uit de toegepaste kunsten zoals glas, juwelen, keramiek, textiel, meubelen, maar ook uit de grafische vormgeving, productontwikkeling, service design, enz. Tweemaal per jaar, tijdens de Lente- en Herfstselecties, kunnen ontwerpers hun dossier voorleggen aan een externe jury. Als zij oordeelt dat het werk creatief en vernieuwend is, wordt de ontwerper opgenomen in de database van Design Vlaanderen. Ontwerpers doen niet zomaar mee aan deze selecties. Er is natuurlijk de officiële erkenning van hun ontwerperstalent. Maar Design Vlaanderen biedt ook nog andere voordelen: de ontwerpers kunnen subsidies aanvragen voor promotionele activiteiten, ze krijgen aandacht in dit tijdschrift en ze komen in aanmerking voor deelname aan tentoonstellingen en beurzen in binnen- en buitenland. —

De tentoonstelling De Nieuwe Oogst 2013 is te bezoeken van 6 juni tot 17 augustus 2014 in de Design Vlaanderen Galerie.

www.designvlaanderen.be

— 85


de nieuwe oogst  2013

Peter De Roy

Het belang van het tactiele Kent u werk van Peter De Roy? Zeker wel: u hebt het nu onder ogen. Want Peter ontwierp dit nummer van Kwintessens. Samen met Betty Reyniers vormt hij SignBox. Daarnaast maakt hij typografie opnieuw tastbaar in de letterpressstudio Tipozero. Zijn atelier is symbolisch gelegen op de hoek van de Plantin- en Moretusstraat in Brussel. Peter studeerde vrije grafiek aan het Sint-Lucasinstituut in Gent. Hij koos bewust voor zelfstandig werken: “Bij een bureau ben je aangewezen op één facet. Ik werk graag zonder tussenpersonen en wil het geheel doen: van het eerste gesprek tot het eindproduct.” Peter ziet vormgeving niet als een extra laag, maar als een zoektocht naar de best passende weergave. “Je moet meedenken over vorm­ geving. Dan zit je liefst vroeg samen, voor de drukker vaststaat.” Persoonlijke stijl is voor hem ondergeschikt. “Ik ben bang van mensen die na twee jaar een omschreven stijl hebben. Stijl veroudert sneller dan papier en moet groeien uit de praktijk.”

Hij wil een tekst zo toegankelijk mogelijk maken. Daarbij houdt hij rekening met zowel de opdracht­­ gever als het publiek. “De jaar­ brochure van de Filharmonische Vereniging van Brussel bevatte meer dan 300 concerten per jaar. Dan moet je in het kluwen van informatie een wegwijzer bieden.” Peter werkt wel meer voor de culturele sector, voor opdrachtgevers als Kunsten en Erfgoed, en de Vlaamse Opera. Hij maakte ook de catalogus Schildersbrieven voor het Museum voor Brieven en Manuscripten. In 2007 won hij de Plantin-Moretusprijs met een publicatie voor Les Ballets C de la B. Daarnaast werkt Peter voor de overheid, het onderwijs en de grafische sector. “Maar de aanpak verschilt niet: je luistert naar wat je moet vertellen en wilt dat zo goed mogelijk doen. In de culturele wereld moet je je wel harder profileren.” Hij gaf ook enkele milieurapporten vorm. “Je komt in zo’n milieu terecht door de mensen met wie je werkt. En werk voor een bepaalde sector brengt nieuwe opdrachten voort.”

86 — special

Na 25 jaar achter een computer­ scherm wilde Peter met zijn handen aan de slag. De ruimte in de Plantin­ straat maakte dat mogelijk. Zo ontstond letterpress-studio Tipozero. Hij werkt er zowel met losse loden letters als met clichés van digitale bestanden. Tipozero huisvest ook riso-machines van het printlab Rosi van het collectief PTTL. Dat digitale stencilen is populair bij jonge kunstenaars. De kleuren zijn direct en helder. De combinatie van riso en letterpress is een interessante kruisbestuiving. Publicaties met de scherpte van offset, de kleuren­ sterkte van riso en de ambacht van letter­press, zijn unieke fysieke objecten. Daarin ligt volgens Peter de toekomst: “Als drukwerk wil overleven tussen alle bulk, is vooral het tactiele belangrijk.” — Jonas Bruyneel www.signbox.com www.tipozero.com


De vormgeving van het linnen is ingetogen, met hier en daar typerende accenten zoals knoopjes, kleurrijke randjes of een poëtische tekst. “Taal is voor mij een heel belangrijke inspiratiebron. Een washandje heeft bij ons dan ook de vorm van een hand”, vertelt Veerle. “Op de voorpagina van een blok papieren placemats lees je: ‘Clodette wenst u een goede appetijt’. Een woord als appetijt, ik vind dat heel schoon. Het is dan ook belangrijk dat de teksten in het Nederlands zijn. Voor de Waalse en Franse markt zullen we ze binnenkort gaan vertalen naar het Frans.” De productie van de Clodette-items gebeurt grotendeels in eigen land – alleen de vaatdoeken worden in Zweden bedrukt. “We vinden dat een prioriteit, om die productie zo lokaal mogelijk te houden. Leveranciers zoals Libeco en Utexbel geloven ook allemaal enorm in ons project. Die steun werkt bijzonder motiverend”, vertelt Veerle, die zelf eigenhandig alle prototypes aan mekaar naait. “Ik probeer iedereen ervan te overtuigen om opnieuw mooie, kwalitatieve schorten te dragen tijdens het koken.”

Veerle Dobbelaere en Karen Van Winkel

Appetijtelijk anders

Rachel. Foto: Karen Van Winkel

Veerle Dobbelaere en Karen Van Winkel zijn samen het zakelijke en creatieve brein achter Clodette, een collectie accessoires in linnen en papier die tot vorig jaar al een tijdje als ‘wit+goed’ door het leven ging. “De naam Clodette klinkt zowel in het Nederlands, Frans als het Engels beter dan de vorige naam. Bovendien is Clodette stoer en romantisch tegelijk”, aldus Karen. Clodette past perfect bij haar gezelschap keuken­ schorten, die namen dragen als Bea, Lea, Maurice en Jeanne, of de tafel­ kleden Elisabeth, Nellie en Rachel.

Met enkele tientallen verkooppunten in België en ook een mooi aanbod in Nederland, een eigen Clodette le shop in Antwerpen én een eigen webshop wordt het voor Veerle en Karen stilaan moeilijk om Clodette te blijven combineren met hun oorspronkelijke carrières als actrice en fotografe. “Ik kan mijn passie voor vormgeving en visuele kunst ook in Clodette kwijt”, vertelt Karen. De twee vinden de erkenning van Design Vlaanderen zeer flatterend, maar niet per se verrassend. “Wij proberen met onze ontwerpen dagdagelijkse rituelen als eten, douchen en schrijven nét iets plezieriger te maken. Een aanlokkelijke tafel dekken, hoeft niet alleen bij feestjes. Waarom zou je niet elke dag aan een mooie tafel mogen eten?”, aldus Karen. “Bovendien zetten de teksten op onze placemats, servetten en servetringen aan tot fijne gespreksonderwerpen, ver weg van het slechte weer of de financiële crisis”, zegt Veerle, die samen met Karen stilaan richting buitenland lonkt. “We zouden dit jaar toch graag de stap naar Frankrijk of Duitsland zetten.” — An Bogaerts www.clodette.be

de nieuwe oogst

— 87


“Na mijn studie product­ontwikkeling in Antwerpen heb ik zes maanden voor een verlichtings­firma gewerkt die onder meer oldskool neon­­ reclame maakte. Daarna kreeg ik dankzij de Koning Boudewijn­ stichting de kans om een jaar bij het Gentse Metagra aan de slag te gaan. Aangezien dat een toeleveranciersbedrijf is, heb ik er vooral veel geëxperimenteerd met technieken. Die liefde voor het materiaal, en de bijbehorende technieken, heb ik dan ook overgehouden aan die periode.”

David Dos Santos

“Hoe beter je een bedrijf kent, hoe meer registers je kunt opentrekken”

Piano voor Lithoss

88 — special

“Daarnaast heb ik er ook geleerd hoe fijn het is om een bedrijf en zijn productieapparaat echt volledig te leren kennen, om het bredere plaatje te kunnen doorgronden. Want hoe beter je een bedrijf kent, hoe meer registers je als designer kunt opentrekken. Hoewel ik ook vaak op korte termijn werk, en dat bijzonder uitdagend kan zijn omdat je sneller tot een oplossing met toegevoegde waarde moet komen, vind ik het persoonlijk boeiender om binnen zo’n langetermijnrelatie te werken. Zo heb ik bijvoorbeeld samen met Lithoss al een viertal producten ontwikkeld, waardoor ik het bedrijf nu echt goed ken. Volgens mij ligt hierin dan ook de sleutel tot het internationale succes van onze laatste samenwerking. Want het was absoluut niet vanzelfsprekend om zo’n technisch ingewikkeld product als een schakelaar te innoveren en vorm te geven.

Dat we er met Piano in geslaagd zijn om ervoor te zorgen dat je voortaan meerdere schakelaars kunt integreren in één technische oplossing, heeft ons wereldwijd een massa complimenten opgeleverd.” “Dat we al heel snel in het ontwikkelingsproces fotorenders op sociale media en grote blogs gepost hebben, zodat we meteen de internationale reacties op ons ontwerp konden aftoetsen, heeft zeker ook bijgedragen aan het succes. Want daardoor was het een soort cocreatieproces. De reacties waren toen over het algemeen bijzonder positief, en we kregen op basis van die renders zelfs al bestellingen binnen. Maar door die eerste reacties goed te analyseren hebben we het product toch nog net dat ietsje beter gemaakt. Zo hebben we op basis van die reacties toen beslist om de verhoudingen en de kleuren een beetje aan te passen, en om extra te investeren in het afstemmen van onze productie­ techniek op het werken met een spuitgietmateriaal met dezelfde eigenschappen als Corian. Want dat materiaal bleek enorm populair te zijn, terwijl het voor ons eigenlijk vrij nieuw was. Intussen is Piano op de markt, en hebben we er zelfs al de A’ Design Award 2014 mee gewonnen.” “Momenteel werk ik binnen het 5x5-concept van Designregio Kortijk samen met het jonge architectenbureau 5AM aan een nieuw product voor Copahome, de specialist op het vlak van raam­ bekleding. We willen toekomst­ gerichte, innovatieve, en ecologisch en sociaal verantwoorde producten maken, en zullen ons eerste product tonen tijdens Interieur Kortrijk. De samenwerking met Copahome is nog maar pas begonnen, maar het bedrijf heeft een heel breed productportfolio. Het zou dus mooi zijn om ook met hen een aantal innovatieve designproducten op de markt te kunnen brengen.” — Elien Haentjens www.dossantos.be


Studio Gooris Ltd doet niet alleen productontwikkeling met een grote aandacht voor innovatie, maar brengt ook een verhaal. Dat resulteert in producten met een emotionele band. Het vernieuwende aspect heeft een positieve invloed op ons dagelijks leven, terwijl het verhaal achter het project je er verliefd op doet worden. De ontwerpen willen tegelijkertijd positieve sociale veranderingen teweegbrengen, maar passen ook in een langetermijnvisie voor de maatschappij waarin we leven. Deze holistische benadering past Frederic toe op zowel productontwikkeling, als interieurvormgeving, als architectuur.

Vlaming in de wereld, van Milaan tot Hongkong

Frederic Gooris

In Kwintessens 2013-3 brachten we al het verhaal over hoe Frederic voor Alessi begon te werken, en hoe dat in 2013 resulteerde in een eerste Kompas-brillencollectie. Het meest innovatieve element aan de brillen zit in het magnetische scharnier dat toelaat om de bril met één hand te openen. Waar bij andere brillen de schroefjes die de montuur en veren samenhouden, na verloop van tijd loslaten. De lancering was een succes, en een tweede collectie komt eraan!

Frederic Gooris studeerde product­ ontwikkeling in Antwerpen, waarna hij in Milaan nog een jaar aan de Domus Academy studeerde. Hij werkte even in Parijs voor Philippe Starck, maar keerde terug naar Italië om te werken voor Stefano Giovannoni, een ontwerpbureau dat veel contacten heeft met Alessi. In 2004 startte Frederic zijn eigen ontwerpstudio in Milaan en haalde opdrachten binnen van bedrijven als Alessi, Ferrero, Target, Levi’s en JCPenney. Drie jaar geleden verhuisde hij naar Hongkong. Met zijn vijftien jaar ervaring is Frederic er de ideale partner voor zowel gevestigde bedrijven als ondernemingen die hun eerste stappen in de designwereld zetten.

Intussen is een nieuwe grote opdracht voor Alessi afgewerkt. De Alessi Watches-collectie is een samenwerking tussen Alessi en het Japanse Seiko Nextage Co. Ltd. De eerste horloges (ontworpen door onder andere Aldo Rossi, Achille Castiglioni, Richard Sapper, Matteo Thun en Mario Botta) werden eind jaren tachtig voorgesteld. Zo goed als elk jaar wordt een nieuw model voorgesteld (vorig jaar was dat van de hand van Marcel Wanders). Gezien het grote aanbod van designhorloges op de markt vandaag vroeg Alberto Alessi om na te denken over een basismodel voor de hele collectie. Back to basics met een roestvrij stalen horloge. Alessi is in essentie een staalbedrijf, dat een hoge waargenomen waarde uitstraalt maar tegelijkertijd heel competitief in prijs is. Dat betekende dat er enkel met standaardcomponenten kon gewerkt worden, wat veel ontwerpbeperkingen met zich meebracht. Uiteindelijk is l’orologio (‘het horloge’ in het Italiaans) een hedendaagse synthese geworden van het klassieke polshorloge. Op Maison & Objet in Parijs werd zopas het resultaat gepresenteerd. — Christian Oosterlinck

l’orologio voor Alessi

www.studiogooris.com

de nieuwe oogst

— 89


Karlien Imants

Gefascineerd door sfeer

Karlien Imants is gefascineerd door sfeer. Toch koos ze ervoor om productontwikkeling te studeren. Met haar bedrijf Cazeneuve brengt ze ondertussen interieurs driedimensionaal tot leven. En dat is de ideale plaats om ook haar speelse meubels in kwijt te raken.

Twin

In 2011 won Karlien de wedstrijd Z-chair georganiseerd door fabrikant De Zetel, met een horecastoel in massief hout. Haar ontwerp Azur werd opgenomen in de Z-collectie, waarna ze prototypes begon te maken. Haar inspiratie haalt ze uit blogs en boeken. Ze heeft een voorliefde voor mid-century design, het modernisme, Bauhaus en bohemie. Zelf neigt ze naar natuurlijke materialen. “Glas en keramiek interesseren mij, maar ik hou het bij duurzame materialen. Ik gebruik hout omdat ik dat warm vind. En met staal kun je dan weer alle kanten uit.” Haar ontwerpen bevatten altijd een subtiele knipoog. “De speelsheid is een deel van mijn karakter dat doorsijpelt. Ik probeer altijd iets toe te voegen: een kleur, een vorm, ...” En dat zie je ook. Elk ontwerp heeft naast zijn gewone functie net dat tikkeltje meer.

De opleiding productontwikkeling biedt haar een polyvalente omgang met design. “De opleiding is heel breed en bekijkt aspecten zoals concept, ontwerp en stapelbaarheid. Een meubel moet uitgebalanceerd zijn en tegelijk goed aanvoelen.” En die functionaliteit staat sfeer niet in de weg. “Meestal vertrek ik van een beeld in mijn hoofd en zoek ik de perfecte technische uitwerking, zonder afbreuk te doen aan dat beeld.” Karlien is geboeid door hoe mensen creatief zijn met gezelligheid. Ook haar werk met visualisaties beïnvloedt haar design. Door die achtergrond begint ze snel driedimensionaal te tekenen. Zo kan ze een idee scheppen van het resultaat en zich haar ontwerp inbeelden in een interieur.

Karlien denkt aan een webshop met kleine oplages. In België zijn de productiekosten hiervoor te hoog, maar in het buitenland kan het wel. Momenteel woont ze in Roemenië. Daar zijn houten prototypes goedkoper. En je vindt er meer vak­bekwame houtbewerkers. Het land biedt ook nieuwe inspiratie. “Er staan heel veel gebouwen uit de jaren zeventig. Daar zitten elementen in die je hier niet meer ziet, dingen die in je achterhoofd blijven hangen.” Karlien zoekt samenwerking met meubel­fabrikanten en architecten­ bureaus om haar ideeën te realise­ ren. Ze ziet zichzelf ook in opdracht werken, als de collecties haar liggen. Een filosofie heeft ze niet, maar ze weet wanneer een design voor haar af is: “Ik pin me niet vast op een stijl. Ik ben pas helemaal tevreden als de combinatie van uitzicht, techniek en bruikbaarheid volledig klopt.” — Jonas Bruyneel www.cazeneuve.be

90 — special


Lore Langendries

“Mijn juwelen doen mensen met elkaar praten”

“Wat me als juweelontwerper vooral boeit, is het aftasten van de grenzen tussen het machinale en het handmatige. Zo onderzocht ik in 2010 voor mijn eindwerk aan de MAD-faculty hoe de verschillende werkwijzen van een ambachtsman en een industrieel ontwerper beide boeiend konden zijn voor een collectie juwelen, en werkte ik in 2011 binnen het kader van Toegepast op dat thema verder. Ook binnen mijn doctoraat, dat ik aan de MAD-faculty, de KU Leuven en de Universiteit Hasselt uitvoer, staat dat thema centraal. Intussen bedacht ik een neologisme voor mijn gehele onderzoek en de methodiek ervan: hunacturing. Dat is een samentrekking van ‘human’, ‘nature’ en ‘manufacturing’. Want als jong ontwerper wil ik de nieuwe technologieën best omarmen, maar tegelijk vind ik het jammer dat het menselijke aspect daardoor zo goed als verdwijnt en de objecten hun unieke karakter verliezen. Daarom ben ik op zoek gegaan naar een manier om het handmatige proces te combineren met die machinale technieken, en heb ik er dus voor gekozen om met dierlijke materialen te werken en om zelf weer aan de machine te gaan staan.” “Deze broches en kettingen maken deel uit van een serie van honderd sieraden die vanuit verschillende handelingen ontstaan, en daardoor ook telkens uniek zijn. Zo werk ik met vijf verschillende soorten dierenhuid, die allemaal afkomstig zijn van dieren die sowieso voor de vleesconsumptie bestemd zijn, zoals een koe, een schaap en een springbok. Net zoals een slager een stuk vlees bekijkt, check ik elke huid telkens opnieuw eerst nauwkeurig, en kies ik er dan persoonlijk de meest boeiende stukken uit. Door die stukken vervolgens met de lasertechniek uit te snijden kom ik tot een ultieme fusie van het organische en het kunstmatige, en creëer ik een soort ‘nieuwe natuur’. Via de toevoeging van pure, erg minimale elementen zorg ik er daarna voor dat de stukjes huid tot een echt sieraad uitgroeien.” “Tot nu toe zijn de reacties op mijn onderzoek erg positief. Want door te werken met natuurlijk haar krijgt het product meteen een sterke ‘tactiliteit’, waardoor mensen het graag willen aanraken en ze met elkaar in contact treden. Hoewel het mijn bedoeling was om tactiele, warme producten te maken, overstijgt deze reactie absoluut mijn verwachtingen. Maar het maakt mijn onderzoek alleen maar boeiender, het is fijn om te zien hoe een juweel mensen ertoe kan verleiden om in gesprek te gaan met elkaar.” — Elien Haentjens

Folded Flatbeads

Zie ook werk op p. 13. www.lorelangendries.com

de nieuwe oogst

— 91


Stan Maes

“Met een strategische denkwijze wil ik een langetermijnvisie ontwikkelen”

R8 Professional Success

“Na mijn studies productdesign aan de Genkse MAD-faculty heb ik stage gelopen bij Busse Design in het Duitse Ulm. Op die manier ben ik dan bij Kiska, het grootste ontwerpbureau van Oostenrijk en een van de tien grootste van Europa, beland. Aangezien ik er tien jaar lang samen met een honderdtal collegaontwerpers aan de slag was, heb ik er ook enorm veel kunnen leren. Ik denk dat het die ervaring in een groot bureau en de bijbehorende knowhow is die ervoor zorgt dat ik in deze economisch moeilijke tijden als eenmanszaak toch voor grote klanten kan werken.”

“Want bij Kiska leerde ik een strategische denkwijze ontwikkelen die voorafgaat aan het effectief ontwerpen. Die bestaat uit zaken zoals een onderzoek naar de doel­ groep of de concurrentie, meer bepaald de plaats van het bedrijf en het product in de markt. Ook het esthetische referentiekader en de processen binnen het bedrijf zelf maken deel uit van dat voor­ onderzoek. Door al die factoren nauwkeurig te analyseren wil ik een langetermijnvisie uitbouwen met de klant.” “De laatste drie jaar heb ik die manier van werken vooral in de sector van de jachtgeweren toegepast. Ik heb voor de drie grootste fabrikanten gewerkt, namelijk Blaser, Mauser en Sauer & Sohn die in feite tot dezelfde groep behoren. Vooral de samenwerking met Blaser was erg succesvol, en heeft me zelfs een iF Product Design Award opgeleverd. Want met de R8 Professional Success ontwikkelde ik een relatief progressief jachtgeweer dat tegelijk rekening houdt met de eerder traditionele doelgroep. Maar het geweer doet het dankzij zijn

ergonomische en esthetische innovaties erg goed op de markt. Zo voldoet de duimgatkolf uit kunststof aan de hoogste eisen van professionele gebruikers als jagers en boswachters. Want door het gebruik van technische kunststoffen garandeert de R8 een perfecte ergonomie voor een hoge schietnauwkeurigheid en een absolute duurzaamheid in de ruwste omstandigheden. Bovendien hebben we ervoor gezorgd dat de technische basis bij elke prijscategorie dezelfde is, en het verschil enkel zit in vormelijke details zoals het gebruik van leder.”

“Intussen ben ik drie jaar terug in België, en heb ik als docent en ook afdelingsverantwoordelijke gewerkt aan de MAD-faculty. Maar toch situeert mijn netwerk zich nog vooral in het Zuid-Duitse taalgebied. Door me vanaf nu volledig te focussen op mijn eigen werk als designer wil ik daar verandering in brengen, en wil ik ook voor meer diverse firma’s werken. Intussen zijn de eerste stappen in die richting gezet, en werk ik aan projecten voor onder meer het Zwitserse Leica Geosystems en de Bosch and Siemens Home Appliances Group in München. Voor mij is Leica trouwens een droomklant: niet alleen mag ik voor hen de visuele identiteit van een hele serie producten ontwikkelen, maar ook productietechnisch is het een boeiend bedrijf dat zich in de hoogste regionen van een bijzonder competitieve, en voor mij dus uitdagende, markt bevindt.” — Elien Haentjens www.stanmaesproductdesign.com

92 — special


In dialoog met het brute object

Jørgen Missotten

De sculpturale ontwerpen van Jørgen Missotten balanceren op de scheidingslijn tussen kunst en design. De beeldhouwer kapte, zaagde en polijstte de voorbije jaren een letterlijk loodzwaar oeuvre bijeen. Met één grote liefde: de steen zelf. Jørgen werkte in opdracht van fabrikanten als Serax en Domani waarvoor hij een buitenkeuken en een modulair systeem van 3D-tegels ontwierp. Door het dure productieproces moet hij vaak een compromis zoeken, en dat is niet altijd dankbaar. “Ik focus me op mijn eigen ding en soms is het beter om het daarbij te houden. Je hebt maar 24 uur in een dag.” Met zijn firma Indigo maakt hij stukken op maat van een interieur.

Jørgen werkt vooral met blauwe hard­steen. “Ik leerde het materiaal opnieuw waarderen door buiten­ landse contacten. We hebben hier zonder het te beseffen een integere steensoort op amper 40 kilometer van Brussel. De zogenaamde dorpel­ steen is eigenlijk een dankbaar materiaal.” Hij is niet zozeer begaan met de schoonheid van steen, maar met de romantiek van het ruwe materiaal. “In steen­­groeven raakte ik gefascineerd door de onbewerkte stenen. De intacte rots inspireert om er objecten uit te halen. De ontwerpen moeten er op een ongeforceerde manier uit lijken te komen. Presentatie is daarbij bepalend. Haal een werk uit de kille, koude groeve en plaats het in een zacht interieur en je krijgt een werk met een verhaal.” Een rotsblok opdelen doet Jørgen niet. Hij gaat in dialoog met het brute object. “Mijn werk is een achtergelaten afdruk. Ik wil de originaliteit en natuurlijke breuk intact houden.” Hij speelt met het idee dat hij gestolde materie opnieuw vloeibaar maakt. “Zoals bij het openen van een nieuwe pot verf: je doorbreekt de intactheid en laat zien wat binnenin zit.”

Tegelijk toont hij bevroren actie. Alsof de binnenkant van de steen in een beweging gegrepen is. Hij vermijdt technische hoogstandjes waaraan hij meer heeft dan het publiek. “Voor mij staat technische vernieuwing gelijk aan zoeken naar vereenvoudiging. Ik wil het arbeidsintensieve reduceren en toch zoveel mogelijk bereiken. Dat is ook een overwinning.” Die benadering verraadt de designer in Jørgen. “Ik voel een natuurlijk verwantschap tussen materie en voorwerp. Dan zoek je archetypes en kom je bij een schaal of zitobject. Ik beschouw me als een beeldhouwer die links legt met gebruiksvoorwerpen.” Het is niet zijn bedoeling om ergonomisch of praktisch meubilair te maken. Tegelijk holt hij de kunstmarkt niet achterna. Hij plaatst de kers op de taart en tilt zo een interieur naar een hoger niveau. — Jonas Bruyneel

Lagune

www.jorgenmissotten.be

de nieuwe oogst

— 93


Jill Ryckaert

Jill Ryckaert is juweelontwerpster en werkt daarnaast als administratief medewerkster in het deeltijds kunst­onderwijs. Jill behaalde haar bachelor aan het Sint Lucas in Antwerpen om vervolgens haar masteropleiding in juweelontwerp te vervolledigen aan de Provinciale Hogeschool in Hasselt. Toen ze in 2010 afstudeerde, liep ze gedurende twee jaar regelmatig stage in de galerij van Sofie Lachaert in Tielrode. “Daar heb ik kunnen ervaren hoe het is om zelf een galerij uit te baten. Ik denk niet dat ik zelf snel zoiets op poten zal zetten, er komt zoveel bij kijken.”

Zoals de namen van haar collecties – Arthropoda en Sarcopterygii – doen vermoeden, laat Jill zich graag inspireren door de evolutietheorie. “Toen ik met juweelontwerp begon, studeerde mijn vriend biologie. Ik voelde me geïnspireerd door zijn verhalen, en op vakantie bezochten we steevast het plaatselijke natuur­ historisch museum. Voor mij is die biologische evolutie een houvast, ik kan er heel veel uithalen en vind er tegelijk een grote vrijheid in terug. Het ontwerpproces begint bij mij steevast met een grondige research. Daar haal ik dan een fragment uit zoals de eerste primitieve poten van de Sarcopterygii. Het aantal en de lengte van de schakels in de halsjuwelen is afgeleid uit de vorm van zo’n primitieve poot.”

De elegantie van evolutie

Wat de materialen betreft, werkt Jill voornamelijk met zilver en ruwe stenen. “Voor mijn laatste collectie, Sarcopterygii, heb ik een combinatie gemaakt met draad. Qua uitzicht is die collectie misschien iets strakker en minder organisch, maar voor mij is die rechtlijnige vorm even logisch als al mijn vorige werk. De biologische evolutie geeft immers ook aanleiding tot een gevarieerde waaier aan vormen.” Tijdens haar masteropleiding in Hasselt leerde Jill werken met een vacuümmachine, een techniek die ze nog regelmatig toepast. “Je legt een stuk, in mijn geval meestal een steen, op de machine en trekt er een plastic omhulsel vacuüm over. De mal die daardoor ontstaat kun je daarna als een mal gebruiken voor een zilveren vorm waar de steen perfect in past. Die techniek heb ik veelvuldig gebruikt in de Arthropoda-collectie.” “Ik vind de draagbaarheid van juwelen bijzonder belangrijk. Voorlopig horen mijn creaties vooral thuis in musea en tentoonstellingen, en dat vind ik prima. Ik vind het wel moeilijk om mezelf te verkopen. Al die pr, dat leer je niet echt op de schoolbanken. Op dat gebied krijg ik van Design Vlaanderen wel veel input. Ik ontvang elke week mails over interessante beurzen en evenementen en dat vind ik heel handig.” — An Bogaerts www.jillryckaert.be

94 — special

Sarcopterygii. Foto: Robbie Depuydt


“Ik wil de transparantie en perfectie van mijn objecten tot het uiterste drijven”

Aan de binnenkant voorzie ik mijn objecten steeds van een laagje transparant glazuur, waardoor een licht blauwgrijs, glasachtig effect ontstaat. Aan de buitenkant laat ik het materiaal voor zich spreken, waardoor het natuurlijke karakter en het aangename, zachte gevoel in de verf worden gezet. Om die natuurlijke lijn en het unieke karakter van de stukken door te trekken maak ik de verpakking voor mijn objecten zelf, en gebruik ik er gerecycleerd karton voor.”

Margot Thyssen

“Een tiental jaar geleden kreeg ik tijdens een cursus rond decoratie in de woning de smaak voor het werken met klei stevig te pakken. En dus trok ik naar Brasschaat om er les te volgen bij onder andere Griet Dobbels. Zo kwam ik in contact met porselein. Door de kleur, de transparantie en het aangename gevoel werd ik verliefd op het materiaal, en dan vooral op het gietporselein. Alleen met de vervorming, die zo eigen is aan die slip casting-techniek, kon ik moeilijk leven. En dus probeerde ik van alles uit om mijn kennis te vergroten, volgde verschillende workshops en liep stage bij Katja Van Breedam. Met al die ervaring en kennis op zak startte ik in 2012 met de zogenaamde multilayer slip casting, waarbij ik drie lagen porselein over elkaar ging gieten. Door dat proces oneindig vaak te herhalen leerde ik het porselein beetje bij beetje kennen, en kon ik de reactie en de vervorming almaar beter inschatten.”

“In mijn werk ga ik steeds op zoek naar het pure, naar harmonie, eenvoud en rust. Daarom hecht ik ook zoveel belang aan details, alles moet tot in de puntjes uitgewerkt zijn. Aan de ene kant maak ik draaiwerk, waarvoor ik meestal voor gegroefde texturen kies. Anderzijds is er het ambachtelijke gietwerk, waarbij ik normaal met drie lagen porselein werk. Hoe hoger de temperatuur is waarop ik mijn objecten bak, hoe meer ik met de transparantie kan spelen. Zo schijnt het middelste zwarte of blauwe deel altijd een beetje door het witte, en lijkt het net een fijne lijn of een vlak dat gevangen zit tussen de twee witte. Vormelijk werk ik met cilinders maar het liefst met een halve bol, omwille van de fantastische lichtinval.

“In 2012 ben ik voor het eerst naar buiten gekomen met mijn werk tijdens het Ceramic event IV. Collega-keramiste Nathalie Doyen had er een werk gekocht, en mailde me een week later met de vraag of ze mijn werk naast het hare mocht tonen tijdens de expo Connivences. Die ervaring zette me ertoe aan om ook bij Design Vlaanderen mijn werk te presenteren. Deze erkenning betekent dan ook erg veel voor mij, het vormt een stimulans om te blijven experimenteren met de vorm en het materiaal. En om de transparantie en perfectie van mijn objecten steeds meer tot het uiterste te drijven. Waar ik anders nog van droom? Dat ik ooit de eer krijg om België op een positieve en kunstzinnige manier te vertegenwoordigen.” — Elien Haentjens

Sphere

www.margotthyssen.be

de nieuwe oogst

— 95


Pieter Van Eenoge

Pieter Van Eenoge studeerde grafische vormgeving en illustratie aan Sint-Lucas in Gent. Daarna werkte hij bij verschillende grafische bureaus, voor hij zelfstandige werd. “Een stap die ik me nooit beklaagd heb.”

Breed inzetbare stijl

“Ik ben begonnen op een strip­ achtige manier, in de stijl van Ever Meulen. In 2007 schakelde ik over op acrylverf.” Pieter is nog niet tevreden over zijn kleurgebruik. “Ik wil veel kleuren gebruiken en maak moeilijk onderscheid tussen warme en koude. Ik volg te veel kleurentheorie.” Daarom studeert hij op het werk van Matisse. “Zijn combinaties vind ik ideaal. Ik wil tegen eind volgend jaar een pallet hebben waarmee ik enkele jaren verder kan.” Zijn huidig pallet doet het nochtans niet slecht. “De laatste tijd moest ik opdrachten weigeren wegens tijdsgebrek. Ik zeg in principe nooit nee. Als de opdracht me niet ligt, is het een uitdaging om ze naar mijn hand te zetten. Als ik enkel zou werken voor de kunstwereld, zou ik in her­ haling vallen.” Op zijn palmares staan onder meer de poster van de Boekenbeurs 2011 en illustraties voor Vrij Nederland en De Tijd: “Met zo’n droge materie is het moeilijk om tegelijk origineel en clever te zijn.”

Door zijn opleiding als grafisch vormgever kan Pieter zich verplaatsen in de visie van de opdrachtgever. “Ik heb altijd een breed inzetbare stijl geambieerd, ook uit economisch oogpunt. Je werkt in opdracht, dus je moet compromissen sluiten.” Zo illustreerde hij het prentenboek De poppen van oma van Brigitte Minne. De sfeer van de illustraties stoelt op klassiek roze en blauw. “Ik denk eigenlijk niet aan het kind. Het zijn de mama’s die kopen. Uitgeverij de Eenhoorn staat gelukkig open voor artistiekere boeken.” Voor zijn illustratie in De dokter en het leger van Davy ontving hij de Boekenpluim 2012. “Als ik werk, zit ik het liefst in een cocon, maar ik hoef mijn muren niet vol te hangen met inspiratie.” Op lange latten aan zijn ateliermuur hangen schetsen en acryltekeningen. Pieter is bezig met stripscenario’s. “Vroeger vond ik mezelf geen verteller. Nu wil ik de dingen in mijn hoofd op papier zetten. Wat je voor jezelf maakt, verfijnt je techniek. Dat kun je in een opdracht gebruiken.” Aan de overzijde van de oceaan vertegenwoordigt Magnet Reps Pieter. “Het is leuk om een voet achter de deur te hebben in Amerika, maar ik ga er niet rijk van worden.” Het hardste aan het vak vindt hij zelfpromotie. “Ik ben niet zo goed in mezelf in de markt te zetten. Op het internet zie je door de bomen het bos niet meer, hoe moet een opdrachtgever mij dan vinden? Dat vind ik een van de moeilijkste dingen aan illustrator zijn.” — Jonas Bruyneel www.pietervaneenoge.be

Staycation voor Vrij Nederland

96 — special


Karen Vanmol

Evolving Habitat. Foto: Karen Vanmol

Karen Vanmol combineert juweel­ ontwerp met een interimjob als leerkracht plastische opvoeding en beeldende kunst. Het was pas na haar middelbare studies, in het deeltijds kunstonderwijs van Sint-Truiden, dat Karen een passie voor juweelontwerp ontwikkelde. Een passie die ze wilde uitbouwen, en dus trok ze naar de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen, waar ze drie jaar geleden haar masterdiploma behaalde. “Voor mij is 2013 een heel beloftevol jaar geweest. Ik had solo een expo bij Galerie Beyond Fashion en nam deel aan Beyond Fashion goes on the road, heb aan veel tentoonstellingen deelgenomen, werd erkend door Design Vlaanderen en ik kreeg te horen dat ik mag deelnemen aan Schmuck in München, de oudste en belangrijkste tentoonstelling van hedendaagse sieraden ter wereld.”

Als afstudeerproject voor haar masterstudie werkte Karen in het thema architectuur/natuur aan de collectie Under Construction. “Dat was een heel persoonlijke invalshoek, aangezien ik in die tijd voortdurend pendelde tussen mijn thuis in Hoegaarden, in de natuur, en de architecturale omgeving van de stad Antwerpen. In de details toon ik heel persoonlijke herinneringen: hoe mijn grootvader slechte takken markeerde in het oranje, of hoe mijn vader vroeger cement gebruikte bij verbouwingswerkzaamheden. Mijn omgeving is een constante inspiratiebron, ik laat via mijn juwelen zien hoe ik de omgeving bekijk.”

“Toen ik van de academie afstudeerde, heb ik wel even dat zwarte gat ervaren. Na jaren van intensieve begeleiding en een overvloed aan materialen en machines, zit je daar plots alleen op je studiootje. Ik heb dan maar een geïmproviseerde werkbank in mijn woonkamer gebouwd en ben (meteen na het afstuderen) aan de slag gegaan met de volgende collectie, Fading Landscape, een lijn die verwijst naar mijn thuis die almaar meer ging vervagen, omdat ik het grootste deel van mijn tijd in Antwerpen doorbracht. Hout wordt daarin gecombineerd met asfalt, overschilderd in een zachte pasteltint.”

Decor wordt decoratie

In Karens meest recente collectie Evolving Habitat toont ze hoe ze meer tijd binnen dan buiten doorbrengt. Typische buitenelementen als takken, cement of asfalt maken nu plaats voor interieurmaterialen als formica, meubelpluggen en colliers in plastic. “Het gekleurde formica doet me denken aan het interieur van mijn grootouders.” Op het laminaat brengt Karen hier en daar typische ‘beschadigingen’ aan. Dat kunnen de gaatjes van een houtworm zijn, de slijtage van het schuren of de strepen van een vijl. “Elk stuk dat ik maak, is uniek, zelfs in de zeldzame reeksen van broches die ik maak. Ik vind het moeilijk om juwelen onder te brengen in design, mode of kunst. Ik hang sommige van mijn colliers aan de muur. Wanneer ik iets mooi vind, wil ik het kunnen zien, daarom stop ik het niet weg in een juwelenkistje of een lade. — An Bogaerts www.karenvanmol.com

de nieuwe oogst

— 97


Deevie Vermetten is de zoon van een zelfstandige meubelmaker, en dat is nog steeds te merken. Na een opleiding houtbewerking studeerde hij interieurvormgeving aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Gent, en volgde hij de bachelor-na-bachelor meubelontwerp in Mechelen.

Een meubelontwerper met een designlabel

Deevie Vermetten

Binnen het ontwerpproces neemt het materiaal een prominente plaats in. Al zoekt hij steeds naar het meest geschikte, zijn liefde voor hout blijft overheersen. Maar ook foam heeft bijvoorbeeld, al dan niet in combinatie met andere materialen, heel wat voordelen. De balans zoeken tussen design en ambacht is een zoektocht naar het verenigen van contrasten, maar toch mag dat proces geen afbreuk doen aan de functionaliteit van het meubel.

In 2006 richtte Deevie, onder de naam Fermetti, zijn eigen ontwerpstudio op: voor interieur­ ontwerp, maar vooral voor een eigen meubelcollectie. Al vlug merkte hij enige hiaten in zijn opleiding: niet alleen te weinig kennis van de administratieve taken als zelfstandige, maar ook een gebrek aan technische achtergrond. In 2008 werd daarom Atelier belge geboren, een designlabel waarmee hij, naast het uitbrengen van zijn eigen ontwerpen, ook ander jong Belgisch talent op de kaart wil zetten en de kans geven om nationaal en internationaal door te breken, gebruikmakend van zijn ervaringen. In de toekomst zal het atelier trouwens op vrijdag gebruikt worden als een soort lab voor ontwerpers; een exploratie van materialen gebrui makend van het aanwezige machinepark. Dat kan op termijn helpen om prototypes sneller marktklaar te maken. Deevie ziet vooral positieve aspecten in de samenwerking met andere ontwerpers. Als groep is het haalbaar om het werk te promoten in binnen- en buitenland. In april is er opnieuw een stand in Milaan. Heel belangrijk in de groei was de samenwerking met De Invasie, vooral wat betreft promotie en de verkoop op de webshop. Momenteel gaat 50 % van zijn tijd naar Atelier belge, 20 % besteedt hij aan zijn eigen ontwerpen en 30 % is voor interieuropdrachten. Dat laatste wil hij in aantal in de toekomst beperken tot een 2 à 3 grotere opdrachten per jaar.

Blub

In de toekomst, na de verdere lancering van Atelier belge, hoopt Deevie opnieuw meer tijd te krijgen voor zijn eigen ontwerpen. Hij is pas verhuisd naar een nieuwe woning en wil de houten chalet, waar hij tijdens de bouw in verbleef, recycleren in nieuwe projecten. Zo werkt hij momenteel aan een lampencollectie, gemaakt uit houtzaagsel en biohars. Hij wil dergelijk project graag uitbreiden naar steden en gemeenten, waar hij de afvalstroom wil verzamelen in containers om daaruit nieuwe meubels te creëren die kunnen gebruikt worden door de bevolking. — Christian Oosterlinck www.fermetti.be www.atelierbelge.eu

98 — special


CultuurInvest investeert in creatieve bedrijven met ambitie. Kleine bedrijven worden al eens groter en dan wil je een versnelling hoger schakelen. Dat is het moment om groeikansen te grijpen. Met CultuurInvest investeert PMV in jou als ondernemer. Ontdek op cultuurinvest.be hoe wij slagkracht geven aan jouw bedrijf. CultuurInvest is marktleider voor investeringen in creatieve sectoren en investeert in: mode, muziek, design, architectuur, communicatie, PR & reclame, gedrukte media, beeldende kunst, games, nieuwe media, podiumkunsten, cultureel erfgoed & patrimonium en de audiovisuele sector.


Plantin 17 denk —

SignBox

editorial design studio www.signbox.com

maak — druk — tank Plantinstraat 17 1070 Brussel

Rosi

tipozero

riso printlab

post digital letterpress

chezrosi.tumblr.com

www.tipozero.com


nummer 1 — jaargang 23 —

Hoofdredactie design Johan Valcke

Hoofdredactie mode

colofon

Trui Moerkerke

Redactie

Steven Cleeren Christian Oosterlinck Mies Van Roy Jasmijn Verlinden

Werkten mee aan dit nummer Natasja Admiraal An Bogaerts Jonas Bruyneel Christophe De Schauvre Stephanie Duval Elien Haentjens Frank Huygens Roel Jacobus Lut Pil Kurt Vanbelleghem Koen Van der Schaeghe Karen Van Godtsenhoven Jolien Vanhoof Anne van Oppen

Shoot design

Wim Wauman

Shoot mode

Michael Marson

Tekstcorrectie Schrijf.be

Ontwerp

Peter De Roy ­

Druk

Sintjoris

Redactieadres

erratum In het

artikel ‘Van hard en koud naar zacht en warm – Glaskunst in Vlaanderen, een stand van zaken’ van Jan Walgrave in het vorige nummer werd verkeerdelijk vermeld dat de Bernardine de Neeve-Prijs door Katrijn Schatteman, Ilse Van Roy en Mariken Dumon werd gewonnen. Dumon ontving in 2011 de Bernardine de Neeve-Prijs; Schatteman en Van Roy werden beiden genomineerd.

Design Vlaanderen Kwintessens Koloniënstraat 56 (7de verdieping) 1000 Brussel T +32 (0)2 227 60 60 F +32 (0)2 227 60 69 info@designvlaanderen.be www.designvlaanderen.be www.designvlaanderen.be/kwintessens www.facebook.com/kwintessens

ISSN

07791534 Abonnementen kunnen besteld worden op www.kwintessenstijdschrift.be. Losse nummers kunnen besteld worden op www.designvlaanderen.be/bestel. Adreswijzigingen worden gemeld op het redactieadres. Niets uit deze uitgave mag worden gebruikt zonder toestemming van de uitgever. © Design Vlaanderen Alle adressen van designers, kunstenaars, galeries e.a. kunnen bij Design Vlaanderen verkregen worden.

Verantwoordelijke uitgever: Johan Valcke Koloniënstraat 56, 1000 Brussel

Flanders

European Entrepreneurial Region 2014


kwintessens 2014 - 1

beweging

kwintessens tijdschrift over design en mode Jaargang 23 — Eerste trimester 2014 abonnement € 25 / los nummer € 7


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.