Kwintessens 2013-4

Page 1

K W INT ESSENS


INHOUD

Shoot

02 Kort

60 Renaissance affair Athos Burez

06 C on f l ict & D esi g n 7 de T r i ë nn a l e v oo r Vo r m g e v in g Shoot 08 Lift Kris De Smedt Thema 16 De waarheid verkoopt niet altijd Verborgen verleiders in reclame An Bogaerts 20 Door de mode kijken Vooroordelen over Bel­gische mode onder­uit­ gehaald Jesse Brouns 22 Haute lumière De licht­ontwerpen van ACT lighting design Koen Van der Schaeghe 26 Onthullen en verhullen Over het spel met trans­­parantie in lingerie Natasja Admiraal 32 Spelen met licht Drie producenten over ver­ nieuw­ing in de glassector Roel Jacobus 38 Van hard en koud naar zacht en warm Glaskunst in Vlaanderen, een stand van zaken Jan Walgrave 44 Van kamerschermen tot space dividers Wonen en werken in een hedendaagse mix van openheid en privacy Elien Haentjens 50 Van kledingfabriek naar kleerkast Hoe transparant is het modesysteem? Eva Buttiens

Cases 70 C o p y r i g ht con f l ict Natasja Admiraal 72 D e tuin va n H a ustie r Jolien Vanhoof 74 Ge l uid wo r dt si m p e l z ichtb a a r Roel Jacobus 76 H out v e r z eke r t on z e toeko m st Elien Haentjens 78 Resta u r atie va n g l a s-in- lood r a m en in S intBaafs Lut Pil 80 S t r a nds p ee l g oed : b r u g g en­bouwe r tussen g ene r aties Elien Haentjens Gespot 86 E m b r a sse | Ambras Christian Oosterlinck 87 E u r o p ese T r i ë nn a l e v oo r K e r a m iek en G l a s Bie Luyssaert 88 H en r y va n de Ve l de . Pa ssie – Functie – S choonheid Lut Pil 90 T he M a ke W ay Lut Pil 91 W i l de desi g nidee ë n Lut Pil Special

SNESSE TNI W K

54 Zo oud als de straat maar brandend actueel Information design Elien Haentjens

92 B usiness o f D esi g n W eek H on g K on g Christian Oosterlinck


Een druk najaar Design en mode staan duide­ lijk in de belangstelling in Vlaanderen dit najaar en ko­ mende winter. Het begon in september in Gent, Antwerpen en Brussel met grote en kleine designevenementen, zoals Oeverture, A.track en Design September. Het liep door in oktober met de Fashion Talks van Flanders Fashion Institute, georgani­ seerd met de steun van Design Platform Vlaanderen. De hele Belgische mode­ wereld kwam bijeen voor Fashion Talks. Deze eerste grote modeconferentie in Antwerpen was goed ge­ timed. Belgische mode heeft naam en faam tot ver buiten de landsgrenzen. Toch zijn de uitdagingen zeer groot: de snelle veranderingen in de sector, van globalisering en fast fashion tot e-com­ merce, vergen een bundeling van de krachten. Op zo’n korte afstand van Londen en Parijs heeft Vlaanderen geen modeweek nodig. Maar een conferentie met internationale sprekers was wel een goed idee. Inspiratie, kennisuitwisseling en netwerken, allemaal in een goed gevulde dag. Dat de Fashion Talks geopend wer­ den door minister-president Kris Peeters en dat later op de dag ook Hare Majesteit koningin Mathilde enkele lezingen bijwoonde en een rondetafelgesprek had met vertegenwoordigers van de sector, was een hart onder de riem voor Flanders Fashion Institute en voor de modewereld. Het is nu uit­ kijken naar de resultaten van de haalbaarheidsstudie die de Vlaamse overheid samen met de sector opzette. Die studie onderzocht namelijk of een Vlaams Huis van de Mode, met onder meer ook een modefonds, de vaak precaire financiële en zakelijke onder­ bouw van start-ups én meer mature bedrijven concrete ondersteuning kan bieden. Imran Amed, een van de spre­ kers en de oprichter van The Business of Fashion, een ge­

respecteerd online vakblad, was onder de indruk van het reilen en zeilen in onze modescène. Hij omschreef Antwerpen als een waar modemekka, met alle elemen­ ten voor een bloeiend eco­ systeem waarin jonge ont­ werpers niet alleen worden opgeleid, maar waarbij de regio ook een business incubator is. Amed riep de nieuwe generatie op om de wereld in te trekken en van zich te laten horen, net zoals de legendarische Zes die in 1986 samen naar Londen trokken. De grote klappers vinden deze maand, december, plaats. De hele Belgische design-, mode- en architectuurscène geeft present in Hong Kong van 4 tot 8 december 2013 tijdens de Business of Design Week (BoDW), het grootste design- en mode-evenement van die regio. België is gast­ land en toont er zijn creativi­ teit in het inter­regionaal initia­ tief Belgian Spirit. Je kunt er getuige zijn van tal van manifestaties zoals Tales of Heroes: de reizende tentoonstelling van Design Vlaanderen, voor de gelegen­ heid aangevuld met Waalse en Brusselse designers. Het is een van de topevenementen in de Inspiration Hall, de cen­ trale tentoonstellingsruimte in het Conference Center, in Wan Chai (zowat het ‘oude’ Hong Kong) waar het evene­ ment van BoDW plaatsvindt. Deze tentoonstelling past in het geheel van de Belgian Village, met stands van heel wat dynamische design­ bedrijven. In het Conference Center organiseert BoDW ook zijn grote conferentie waar tal van Belgische designers, mode­ ontwerpers en architecten een publiek van om en bij de 1 300 personen zullen toespreken. De partners van Belgian Spirit laten zich uiteraard niet onbetuigd. Dress Code is een overzichtstentoonstel­ ling van de Belgische mode in het Hong Kong Design Institute, waar ook Design in Motion loopt rond het werk van Charles Kaisin. Kaisin is trouwens curator van Dress Code en Surreal

Dinner. Op BoDW zal niet al­ leen onze koningin Mathilde aanwezig zijn, maar ook minister-president Peeters en de ministers Marcourt en Fremault. Ook vicepremier en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken Didier Reynders maakt er zijn op­ wachting. Het Design Platform Vlaan­ deren organiseert er een serie Talks from Flanders en een prospectie-event voor tien Vlaamse design- en mode­ bedrijven onder begeleiding van een lokale agent. Later in 2014 zal het platform een aan­ tal ontwerpers uitnodigen om voor een langere tijd in Hong Kong te verblijven en zaken te doen. Meer over BoDW ont­ dekt u in onze Special (p. 92).

Parlement. Onthoud de datum 21 januari 2014 voor de ceremonie en de vernis­ sage van de tentoonstelling in De Loketten van het Vlaams Parlement. Design is echt een hot item geworden in onze regio. Alvast veel leesplezier! We wensen u prettige einde­ jaarsfeesten een schitterende start in 2014. Trui Moerkerke en Johan Valcke

Maar ook in België zelf zitten we niet stil. Op 15 december start de 7de Triënnale voor Vormgeving in het Genkse cultuurcentrum C-mine, on­ der het curatorschap van Kurt Vanbelleghem met als titel Conflict & Design. Het wordt een bijzonder boeiende triën­ nale met een zestigtal pro­ jecten, die te maken hebben met economie, natuur, maat­ schappij en conflict, vanuit de visie dat design wortelt in het oplossen van conflicten. In deze projecten demonstreert design zijn grote waarde. De vernissage (op 14 december) vindt plaats in aanwezig­ heid van minister-president Peeters en de burgemeester van Genk Wim Dries, de gedeputeerde voor Economie Marc Vandeput en de gede­ puteerde voor Cultuur Igor Philtjens. Op p. 6 vindt u hier­ over meer info. Ook op 14 december stelt het Design Platform Vlaanderen zijn Design Summit voor, onder de titel Design Fusion. Design-goeroe John Thackara komt er spreken, naast andere eminente designkenners. De inhoud van de summit is gekoppeld aan het thema van de triënnale. En ten slotte bereiden we intens de 20ste editie van de Henry van de Velde Awards & Labels voor in het Vlaams

1


Kort

Cat Cube, Delphine Courier. Foto: Lisa Norman


Starten in de mode Op 14 januari 2014 organi­ seert FFI de derde editie van de infodag Starten in de mode in Extra City Kunsthal in Berchem. Wil jij een eigen zaak in fashion beginnen of ben je al gestart maar zit je vast? Is een eigen label, (web) shop of modeplatform jouw droom? Vragen over je con­ cept of businessplan, interna­ tionalisering, communicatie of financiering? FFI to the rescue! In de voormiddag geven de FFI-projectmanagers een presentatie over de basisprin­ cipes van de industrie, in de namiddag kan je samenzitten met een reeks specialisten tijdens een-op-eengesprekken van telkens 30 minuten. – www.ffi.be

Marked Marked is een begeleiding­s­ traject en een presentatie- en verkoopplatform om concep­ ten van opkomende designers te lanceren op de markt. Voor de tweede editie wordt het individuele ontwerptraject van elk van de zeven ontwerpers aan de hand van beeldendata­ banken en logboeken vertaald naar een overzichtstentoonstel­ ling waarin de bezoeker zowel het ontwerpproces als het ‘ver­ markten’ van het product kan volgen. Elke ontwerper brengt een stukje van zijn of haar eigen leefwereld in een per­ soonlijke installatie. De deel­ nemers zijn Dimitri Cassiers, Delphine Courier, Noortje De la Haye & Willem Kissembeek, Cedric Etienne, Els Louwette, Eva Menga en Frederic Pieck. De tentoonstelling loopt tot 9 maart 2014 bij Studio Pieter Stockmans in Genk.

Design staat voor research, creativiteit en vernieuwing, maar evengoed voor vakman­ schap, technische productie­ kennis en tewerkstelling. De tentoonstelling belicht deze aspecten en stelt nieuwe, re­ cente producten van Belgisch ontwerp en makelij voor. Daarbij komt de vitale band aan bod tussen designers, ateliers, kleine en middel­ grote ondernemingen en de industrie: stuk voor stuk broedmachines waar een groeiend designerfgoed tot leven komt. The Toolbox toont aan dat de erfenis van Henry van de Velde (1863-1957) nog altijd actueel en allerminst stoffig is. Zijn bezielde bena­ dering van de productie en zijn passie voor designob­ jecten leven meer dan ooit voort in de rol die designers spelen, in de bereidheid om lokale knowhow, vakman­ schap en productienetwerken te versterken en in de pogin­ gen om de authenticiteit en transparantie van een product te bevestigen door het pro­ ductieproces te analyseren. The Toolbox brengt eenvou­ dige en eerlijke objecten, net zoals Henry van de Velde voor ogen had. De tentoonstelling loopt tot 12 januari 2014 in de Design Vlaanderen Galerie in Brussel. – www.designvlaanderen.be

– www.marked.be

The Toolbox The Toolbox geeft binnen het feestjaar 150 jaar Henry van de Velde een blik op he­ dendaags Belgisch design.

Pinkeye

A-Z lezing: Pinkeye Naar jaarlijkse gewoonte brengt Z33 van november tot maart elke dinsdagavond een lezing van een creatieveling. Op 18 maart 2014 is het de beurt aan Pinkeye, de multi­ disciplinaire designstudio uit Antwerpen. Pinkeye werd in 2006 opgericht door product­ ontwikkelaars Ruud Belmans en Thomas Vanden Abeele met als doel hun multidisci­ plinaire visie op ontwerpen in de praktijk om te zetten. Al snel werd hun team uitge­ bouwd met enkele grafische en interieurontwerpers die hun kennis en interesses uitwisselden en toepasten in de meest uiteenlopende projecten. Intussen is Pinkeye een 20-koppige studio met opdrachten in branding, grafisch ontwerp, verpak­ kingsontwerp, interieurvorm­ geving, productonwikkeling en alles wat de grenzen aftast van deze disciplines. Binnen hun visie op ontwerpen staat creativiteit centraal en zien ze dit als een talent dat gesti­ muleerd en ontwikkeld moet worden. De manier waarop dit gebeurt vormt de basis van de werking en organisatie van Pinkeye. Aan de hand van de belangrijkste kwaliteiten om creativiteit te ontwikkelen, worden enkele cases gebracht en toegelicht. – www.a-zlezingen.be

Narghile, Nedda El-Asmar

2 3


Henry van de Velde Awards & Labels 2013 Op 21 januari 2014 worden de Henry van de Velde Awards & Labels 2013 uitgereikt. Op de winnaars van de Awards is het nog even wachten, maar de Labels maken we wel reeds bekend. Uit 132 inzendingen gaf de jury het prestigieuze label aan 16 objecten: Chromosome, la­ boratoriummeubilair van PiliPili voor Potteau Labo; ConsiGma CDC, een tablet­ pers modulesysteem van Frans Hegge (Hegge ID) voor GEA Collette; Crossed Double Seat, een zetel van Muller Van Severen; Cultuur3, een inspiratieboek voor het project ‘brug naar cultuur’, van Pablo Hannon (Hectica) voor School of Education (KU Leuven); Edgar, een verlich­ tingslijn van MaDe voor Dark at Night; Edvard, een spiegel­ object van Jean-François D’Or (Loudordesign) voor Deknudt Mirrors; Facing Food, een servies van Roel Vandebeek voor Serax; Hi-Finity, een minimalistisch schuifraam van Reynaers, het handvat is een ontwerp van Bundl voor Reynaers; La Grande Bouffe, een eettafel van Stijn D’hondt voor Pinscher; Litesphere, een ultra lichte hybride koffer van Koert Vanoverbeke (Pars Pro Toto) voor Samsonite; LLEX, een modulair, ecodesign bouw­ systeem van Axel Enthoven (Enthoven Associates) voor Hahbo; Mine Collection, een meubelserie van Wim en Bob Segers (Studio Segers) voor De Zetel; Moonline, een lichtlijn van Frank Sinnaeve en Stephan Gunst voor Flos; Nest, een set stapelbare pan­ nen van Jeff Stubbe voor Beka Cookware; Scoppi, een speelgoedschop van Dimitri Demartelaere (Pars Pro Toto) voor Quut; VMM Bank, een zitbank van Marc Supply en Anneli Lahtua (Studio Linja) voor Labt. In dit nummer wer­ den een aantal ontwerpen die een Henry van de Velde Label ontvingen, gefotografeerd door Kris De Smedt (p. 8). De tentoonstelling rond de Henry van de Velde Awards & Labels 2013 is te bezoeken van 22 januari tot en met 1 maart

2014 in De Loketten van het Vlaams Parlement.

Design Vlaanderen. Zo zullen zij uitgebreid aan bod komen in het volgende nummer van Kwintessens. Alvast proficiat aan allemaal!

Gelinkt: de collectie netwerkt Lieven Daenens, de ondertus­ sen gepensioneerde directeur van het Design museum Gent, maakte voor deze ten­ toonstelling een persoonlijke selectie van hoogtepunten die het museum onder zijn leiding heeft verworven. Deze favoriete topstukken worden niet zomaar getoond, maar krijgen een centrale plaats in een inspirerend nieuw net­ werk van verwante objecten. Collectiestukken worden dus gelinkt aan objecten die van buiten het museum komen. De nieuwe connecties en as­ sociaties zorgen ervoor dat je als bezoeker verborgen rela­ ties en gemeenschappelijke inspiraties ziet oplichten. Het wordt een spannende verge­ lijking- en (her)ontdekkings­ tocht die je blik zal verscher­ pen voor veel verschillende aspecten van het designpro­ ces: visuele, functionele, con­ ceptuele en nog veel meer. De tentoonstelling werd ge­ cureerd door Chris Meplon en loopt tot eind februari 2014. – www.designmuseumgent.be

Belgium’s Best Design

ties aan innovatie: in België, Finland, Italië, Nederland en Turkije werden in totaal 84 oma’s gezocht. Zij werden ge­ filmd en geïnterviewd terwijl ze een authentiek bakgerecht klaarmaakten. Hun verhalen en recepten inspireerden designers van over de hele wereld in hun creatie van een nieuw concept. Die nieuwe food designconcepten werden beoordeeld door een interna­ tionale vakjury. De winnaars werden op 22 oktober bekend­ gemaakt: Amélia Desnoyers (Frankrijk), Sofia Badoui, Anne-Axelle Bouilly en Marie Visonneau (Frankrijk), Ana Jimenez (Spanje), Eva Závodná (Slowakije) en Léa Bougeault (Frankrijk). Deze en andere designconcepten werden ook gebundeld in het boek Food Inspires Design, uitgegeven door Stichting Kunstboek en verkrijgbaar in de boekhandel.

Zopas is het boek Belgium’s Best Design verschenen. Het brengt een overzicht van 48 Belgische designobjecten die werden geselecteerd door Hadewijch Ceulemans aan de hand van de top 10-lijstjes van meer dan 40 Belgische designers en designkenners. Iconische ontwerpen zoals de Cubex-keuken van LouisHerman De Koninck (1930) en de .03-stoel van Maarten Van Severen (1998), werk van Jules Wabbes en Henry van de Velde en meer recente ontwerpen van onder andere Alain Berteau, Bram Boo, Maarten De Ceulaer, Linde Hermans en Sylvain Willenz komen hierin aan bod.

– www.grandmasdesign.com

Selecties

Christopher Dresser (links) / Richard Hutten (rechts). © Design museum Gent

Grandma’s Design Wie dacht dat grootmoe­ ders en designers in aparte werelden woonden, ziet in Grandma’s Design het tegen­ deel bewezen. Het Europese project koppelde baktradi­

Tijdens de Lente- en Herfst­ selecties van 2013 werden volgende ontwerpers erkend door Design Vlaanderen: Peter De Roy en Pieter Van Eenoge (grafische vormgeving en il­ lustratie); Lore Langendries, Jill Ryckaert en Karen Vanmol (juweelontwerp); Karlien Imants, Jorgen Missotten en Deevie Vermetten (meubel­ ontwerp); David Dos Santos, Frederic Gooris en Stan Maes (industriële vormge­ ving); Clodette – Karen Van Winkel en Veerle Dobbelaere (textiel) en Margot Thyssen (keramiek). Zij worden op­ genomen in de werking van

Carmen Dionyse (1921-2013) Dionysia Carmen Janssens, alias Carmen Dionyse, is ons ontvallen. Ze is gestorven in stilte in haar geboortestad Gent, na een rijk leven van bijzondere artistieke creativi­ teit. Dionyse werd een van de meest talentrijke beeldhou­ wers met klei van de 20ste eeuw.


zou haar expressievorm wor­ den voor de rest van haar le­ ven. Ze heeft lesgegeven aan het Hoger Instituut voor het Kunstonderwijs in Hasselt en aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Gent. Daarnaast was ze erg begaan met de International Academy of Ceramics. Dionyse expo­ seerde over de hele wereld en haar werk zit in 26 musea, van Gent tot Nashville, van Genève tot Sydney.

Night silence, Carmen Dionyse

Ze kreeg haar opleiding aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Gent, volgde er tekenen, graveren, schilderen, en naderhand, in de jaren 50, ook keramiek. Al vroeg werd haar talent op­ gemerkt en ze kon haar werk presenteren op de Expo 58, waar ze prompt een grote prijs won. In 1947 is ze ge­ trouwd met schilder Fons De Vogelaere. Hij zou uiteindelijk zijn carrière opgeven om haar bij te staan in haar artistieke loopbaan. De vroege werken van Dionyse waren zeer sche­ matische menselijke figuren, afgewisseld met wild-abstrac­ te, soms murale composities. Vanaf ongeveer 1970 namen de hoofden en de bustes van vrouwen de bovenhand: het

Van haar imposante bustes gaat een bijzondere, vreemde gevoeligheid uit. De figuren staan gevangen in isolement, in nobele onmacht. Het zijn uitgepuurde, geladen gestal­ ten die blijkbaar wel signalen kunnen capteren, maar er niet op kunnen reageren. Die stilte heeft een enorme zeggings­ kracht en vormt het geheim van haar kunst. Hun glazuur­ huid straalt gedempt in een veelheid van schakeringen. Geen wonder dat de beelden over de gehele wereld wor­ den bewonderd. Voor haar 60ste verjaardag kreeg ze in de Sint-Pieters­ abdij in Gent een grote ex­ positie aangeboden. Carmen wilde alleen accepteren als ze ook haar keramiekvrien­ den mocht uitnodigen. En zo stond er in de zomer van 1981 een schitterend overzicht met een keuze uit de beste hedendaagse keramiek die men toen op de wereld toen kon vinden. Ook dat hebben we aan haar te danken. In 1997 werd ze in de adel­ stand verheven met de titel van Jonkvrouw. Na de dood van Fons, in 1998, ging het bergaf met haar gezondheid. De laatste drie jaar verbleef ze in het Rustoord Domino, waar ze liefdevol werd verzorgd. Een grote dame is heenge­ gaan. Jan Walgrave

Wedstrijden

Voor de Interieur Awards 2014 gaat men op zoek naar objecten die de leefomgeving verbeteren en het dagelijkse leven aangenamer maken. 20 objecten worden tentoon­ gesteld op Interieur 2014. De laureaat ontvangt € 2500. Inschrijven kan tot 30 april 2014. Er is ook een wedstrijd voor het ontwerp van een bar op Interieur. De 5 laure­ aten ontvangen elk € 10000. Hiervoor kan men inschrijven tot 30 januari 2014. – www.interieur.be

wedstrijd, de 10th International Ceramics Competition Mino. Er zijn twee categorieën: ‘art’ en ‘design’. In beide categorie­ ën zijn geldprijzen te winnen. – www.icfmino.com

Voor de 13de Westerwaldpreis kan ingeschreven worden tot 19 januari 2014. In de ver­ schillende categorieën is er telkens een prijs van € 5000 en een voor jong talent van € 4000. In september opent een tentoonstelling met de laureaten in het Keramik­ museum Westerwald. – www.keramikmuseum.de

De Internationale Designpreis Halle heeft als thema ‘water’. Onder de laureaten is € 10000 te verdelen. Inschrijven kan tussen 2 tot 31 januari 2014. De geselecteerde objecten worden in juni 2014 getoond en er verschijnt een catalogus.

Tenslotte nog een textiel­ wedstrijd. Voor de 9de Valcinella Award, met als thema ‘ima­gi­­nary and reality’, kan inge­schreven worden tot 31 december 2013. Er zijn prijzen van € 1500, € 1000 en € 500.

– www.designpreis-halle.de

– www.premiovalcellina.org

De Friedrich Beckerpreis voor juwelen of zilverwerk wordt jaarlijks uitgereikt door het Duitse Gesellschaft für Gold­ schmiedekunst, en beloond met € 5000. Kandidaten sturen voor 7 maart 2014 drie werken in uit de jongste drie jaar. – www.gfg-hanau.de

Keramisten kunnen zich nog snel inschrijven voor enkele internationale wedstrijden. Zo is er de XXIIIème Biennale Internationale de Céramique de Vallauris. De Eerste Prijs be­ draagt € 15000, verder per categorie € 5000 met een spe­ ciale prijs voor de -35-jarigen, eveneens van € 5000. Inschrij­ ven tot 30 december 2013. – www.vallauris-golfe-juan.fr

Selene, Carmen Dionyse

Tot 10 januari 2014 kan in­ge­ schreven worden voor de be­ langrijkste Japanse kera­miek­

4 5


C onflict & D esign 7 d e T ri ë nnale voor V ormgeving in V laanderen Van 15 december 2013 tot en met 9 maart 2014 organiseert Design Vlaanderen in samen­ werking met C-mine Genk en Innovatie & Design Euregio Conflict & Design, de 7de editie van de Triënnale voor Vorm­ geving in Vlaanderen.

Deze triënnale, onder arti­ stieke leiding van curator Kurt Vanbelleghem, focust op de manier waarop designers omgaan met conflictsituaties en op de impact van hun ont­ werpen binnen onze samen­ leving. Het is een onderzoek naar de maatschappelijke relevantie van design en naar de verantwoordelijkheid die de designers nemen binnen onze samenleving. Deze triënnale presenteert meer dan zestig designconcepten, -processen, -projecten en -ob­jecten die gebruik maken van de relatief nieuwe metho­ des en denkwijzen binnen de hedendaagse designsector zoals user-centred design, social design, participation design, proces design, sustain­able design, ethical design, enz. Een conflict op zich, als een gebeurtenis, wordt zelden of nooit als positief ervaren. Een conflict blijkt echter een noodzakelijke drijf­ veer voor innovatie te zijn; het is een basisvector binnen de wijze waarop de mensheid zich steeds verder ontwikkelt. De voor deze triënnale gese­ lecteerde ontwerpers spelen binnen dit proces een uiterst belangrijke rol, zij vertrekken vanuit die opmerkzaamheid. De focus ligt op de manier waarop een goed ontwerp een oplossing voor het con­ flict aanbiedt, gebaseerd op observatie en participatie. Dus geen innovatie om de innovatie, maar design met een duidelijk sociaal-maat­ schappelijk doel: het creëren van een betere woon-, leef en werkwereld. Conflict is op zich een moeilijk te definiëren begrip. Voor deze triënnale zijn we vertrokken vanuit een bevraging van de designers zelf over wat conflict voor hen betekent en hoe hun werk zich daartoe verhoudt. Hun werk kan als essentieel beschouwd worden binnen de reflectie over hoe we in de (nabije) toekomst genoodzaakt zul­ len zijn om op fundamenteel andere manieren met elkaar en met onze natuurlijke bron­ nen om te gaan. Conflict is voor deze ontwerpers een uit­ gangspunt om na te denken over onze maatschappij, het verleent inhoud en betekenis aan het designproces.


Dit resulteert in een opdeling in vier categorieën: 1 Conflict & Maatschappij In dit deel van de triënnale is het conflict gelegen in de manier waarop we sociaal georganiseerd zijn. Er wordt enerzijds gefocust op bestaande of potentiële wrijvingen tussen mensen onderling en anderzijds op bijdrages van designers die er op gericht zijn om onze sociale levenskwaliteit fun­ damenteel te verbeteren. 2 Conflict & Natuur Hoe gaan we op een ver­ antwoorde manier om met onze natuurlijke hulpbron­ nen, met vervuiling, met onze energiebehoeftes? Op welke manier kunnen designers een essenti­ ële bijdrage leveren om fundamenteel de wijze te veranderen van de manier waarop we onze aarde exploiteren? 3 Conflict & Economie Hier ligt het conflict op het niveau van hoe een ont­ werper zich verhoudt ten opzichte van onze huidige economische context. Dit onderdeel van de triënnale toont werk van designers die op een kritische ma­ nier reflecteren over onder andere overconsumptie versus duurzaamheid, massaproductie versus maak­industrie en wegwerp­ economie versus upcycling. 4 Conflict & Conflict Hier gaat het over design op het niveau van de ont­ wrichte samenleving, met andere woorden over con­ flict met een grote C. Hoe ga je als ontwerper aan de slag binnen contexten waar genormaliseerde maatschappelijke regels niet meer gelden, zoals in gevangenissen, of in gebie­ den zoals Palestina, of in de favela’s van Brazilië, of wanneer je geconfronteerd wordt met oorlogssitua­ ties of natuurrampen? Op welke manier kan design dan specifieke noden en behoeftes vervullen? Hoe kan men als ontwerper anticiperen?

Conflict & Design vindt plaats in Genk op C-mine. Er kan wellicht geen betere sym­ biose tussen thema en plek gevonden worden. In Conflict & Design gaan ontwerpers op zoek naar de bijdrage die ze kunnen leveren aan het maatschappelijk debat over de maatschappij van morgen en de rol van design hierin. Genk is een stad van contrasten, een stad in transitie die werkt aan het nieuwe fenotype van de stad voor morgen. Genk voert hierover een open dis­ cours, met input vanuit ver­ schillende denkwerelden en disciplines. Conflict & Design verrijkt de mindset van de stad en stoffeert het debat in het zoeken naar de harmonie in de contrasten die Genk kenmerken en de uitdagingen waarvoor de stad staat. C-mine biedt vanuit zijn/haar actuele functie, het perfecte decor voor Conflict & Design. Kurt Vanbelleghem

De deelnemers aan deze tentoonstelling zijn: – Studio Dott – Pantopicon – Vincent Vrints – Niek Kosten – Thomas Lommée (Intrastructures), Christiane Högner (LoFi Studio), Veerle Verbakel (Gitzwart) en Lhoas & Lhoas Architects – Hans De Pelsmacker – Irma van Weeren (Studioism) – Carolien Van den Hole (MaisonCaro) – Roel Vandebeek (Beek Design bvba) – Studio Rocco Verdult – Alain Gilles (The Studio) – Pars Pro Toto – Namahn – Yellow Window – Strategic Design Scenarios – Sarah Martens & Barbara Roossen – Daniela Dossi & Irma Földényi – Studio Peter Van Riet – stefan.schöning.studio – Achilles Design – Katrien Dreessen, Danny Leen, Ollivier Piqueray & Jessica Schoffelen

– Andrea Wilkinson & Niels Hendriks – Jürgen Tanghe & Sebastiaan Vanhecke (Kite Consultants) – Maxime Szyf (MAXIMALdesign) – Mobilotoop – Giacomo Piovan (Socialmatter) – Michael Dilissen & Diederik Jeangout – Sander Michiels & David Braeckman (Ministry of Mass) – Catherine Willems – D&M depot, Jiri Vermeulen & Jens Milonton – Ben Hagenaars – Wim & Bob Segers (Studio Segers) – Antoine Van Loocke – Bart Lens (objetb’art) – kuppers&wuytens – Marc Supply & Anneli Lahtua (Studio Linja) – Carl De Smet (noumenon) – Indera & Thomas Litière – Fosfor – Ann Van Hoey – Els Jacobs – Lore Langendries – Studio Pieter Stockmans – Linde Hermans – Laura Braspenning & Andries Vanvinckenroye – Ick Reuvis – Johan Bruninx – Daniel von Weinberger – Eva Pannecoucke – Tine De Ruysser – Mathieu Gabiot – Revital Cohen & Tuur Van Balen – Ola-Dele Kuku – Prison Gear – Annelies Vaneycken – Annelys de Vet

Design Fusion 2013 Design Platform Vlaanderen organiseert jaarlijks Design Fusion, een namiddag vol lezingen van internationaal toonaangevende sprekers uit de designwereld. De vol­ gende Design Fusion, die zal plaats vinden op 14 december 2013 om 14u op C-mine in Genk, naar aanleiding van de Triënnale voor Vormgeving, heeft volgende sprekers in petto: John Thackara (FR), oprichter van The Doors of Perception, Jane Chen (CA), oprichtster van Embrace, Liz Sanders (US), oprichter van Make tools en Michel Bauwens (TH), expert in peer to peer principe als econo­ misch alternatief voor de crisis. Zij gaan het debat aan geleid door de moderato­ ren Nik Baerten en Joannes Vandermeulen rond het thema Conflict & Design. De Design Fusion wordt afgesloten met een netwerkmoment dat te­ gelijk ook de opening is van de Triënnale voor Vormgeving. De toegang is gratis, maar in­ schrijven is verplicht via www. designplatformvlaanderen.be. Naar aanleiding van de triënnale werd ook een cata­ logus gepubliceerd, vorm­ gegeven door Pjotr en uitge­ geven door Lannoo. – www.conflictanddesign.be

6 7


VMM Bank, Marc Supply en Anneli Lahtua (Studio Linja) voor Labt

Shoot

Lift


Kris De Smedt

8 9

Edgar, MaDe voor Dark at Night


Cultuur, Pablo Hannon (Hectica) voor School of Education (KU Leuven)


10 11

Litesphere, Koert Vanoverbeke (Pars Pro Toto) voor Samsonite


Facing Food, Beek Design voor Serax


12 13

Fotografie: Kris De Smedt. Set design: Erik Vernieuwe

Mine Collection, Wim en Bob Segers (Studio Segers) voor De Zetel


Thema


Transpa­rantie In dit laatste dossier van het jaar staat trans­ parantie centraal. Het begrip bindt de ver­ schillende artikels maar is ruim genoeg om heel uiteenlopende onderwerpen te explo­ reren. Van transparante ‘niemendalletjes’ in lingerie tot de zoektocht naar een doorzich­ tig modesysteem, waarbij de herkomst van kleren getraceerd kan worden. En hoe zit het met het Belgische mode-DNA: transparant en sexy versus donker en cerebraal. Of zijn dat vooroordelen? Een update van de glas­ kunst in Vlaanderen en innovatieve toepas­ singen van glas konden evenmin ontbreken. Het begrip transparantie was ook een goede aanleiding om het te hebben over space dividers en over ontwerpen binnen lichtarchi­ tectuur. Een hot topic als infor­mation design en de oude term ‘verborgen verleider’ wor­ den eveneens tegen het licht gehouden.


Mc Donalds

De waarheid verkoopt niet altijd


Hans Brinker Budget Hotel, KesselsKramer

Verborgen verleiders in de reclame

16 17


Het imago van de gladde reclamemaker die zijn consument met allerlei sluwe trucs en halve waarheden probeert in te palmen, klopt dat nog? Geen betere manier om dat te ontdekken dan door met zo’n reclamemaker aan tafel te gaan zitten. Het slachtoffer: Eric Leurquin, designdirector bij advertisingbureau BBDO.

dat misschien zo, maar de consument is veel kritischer geworden. Zo ‘verborgen’ is die verleiding niet meer, de consumenten beseffen heel goed wat het doel van reclame is. Ze weten ook per­ fect dat er al eens iets mooier wordt voorgesteld dan het in werkelijkheid is. De badkamer waar de glinsteringen bijna van afspringen, of de verge­ lijkende test met de waspro­ ducten, iedereen wéét dat dat niet de volledige waarheid is. Het staat ook dikwijls in heel kleine lettertjes, of in rare be­ woordingen op de spot of ad­ vertentie aangegeven. Bij culi­ naire reclame wordt dat vaak als ‘serveertip’ toegevoegd, dat het zou kunnen dat ‘wat je ziet, niet écht is wat je krijgt’. Moeten we er dan van uitgaan dat álle reclame-afbeeldingen bedrog zijn?

Eric Leurquin. Foto: Christine Janssens

Eric Leurquin: “Wist je dat ongeveer 90% van de consu­ menten denkt dat reclame op hem of haar totaal geen vat heeft?”, vraagt Eric Leurquin wanneer ik hem ontmoet in de prachtige gebouwen van BBDO in het noorden van Brussel. Uiteraard heeft reclame wél vat op de consu­ ment, anders zouden deze ge­ bouwen niet zo druk bevolkt zijn. Maar de vormen en de strategie van reclame zijn wel duidelijk geëvolueerd sinds de glorieuze begindagen uit Mad Men. Denk maar aan de opkomst van internet, een platform waarin Leurquin zich heeft gespecialiseerd. De van opleiding grafisch vormgever werkte als designer voor The Parking Lot en als art director voor Design is Dead voor hij ruim twee maanden geleden bij BBDO aan de slag ging. Hier is hij onder andere actief voor merken als Belgacom, Luminus, Nestlé, NMBS, Pepsi, Spa Reine, Tabasco en Volvo. Wat vind je van de voorstelling als zou reclame bestaan uit verborgen verleiders? Ik vind het niet helemaal juist dat de reclamewereld als een verborgen verleider afge­ schilderd wordt. Vroeger was

Nee zeker niet. Dat hangt sterk af van merk tot merk, van product tot product. Een hamburger van McDonalds bijvoorbeeld, geef toe, die ziet er vaak véél smakelijker uit op de advertenties dan op je bord bij McDonalds zelf. Toch blijkt dat op de posters gewerkt wordt met échte hamburgers, identiek aan die in de winkel, alleen wat meer gestyled. De McDonaldsafdeling van Toronto heeft de geruchten dat ze misleidende fotografie zouden gebruiken, op een geniale manier de kop ingedrukt door een filmpje op het internet te plaatsen waar­ bij je kunt volgen hoe zo’n fotoshoot in zijn werk gaat. Een echte hamburger wordt er vergeleken met het gesti­ leerde exemplaar van de foto­ shoot. Aan het einde van de reportage kun je niet anders dan besluiten dat er geen be­ drog schuilt in de campagne. Het is een kwestie van styling, en hier en daar wat kleuren bijwerken. Bestaan er regels over hoever je van de waarheid mag afwijken? Uiteraard is er een legale context voor al die reclame­ boodschappen. Die kleine let­ tertjes waarover ik het eerder had, die voegt de producent zeker niet voor zijn plezier toe.

Dat is alleen omdat er een regel bestaat dat wanneer je voorgestelde product te veel afwijkt van het origineel, dat je dat dan moet vermelden op de reclame. Voor kinder­ producten zijn die regels nog véél strenger. Zij zijn immers extra vatbaar voor reclame. Zijn er bepaalde trucs in vormgeving om consumenten te verleiden? Er is geen kant-en-klare ge­ bruiksaanwijzing ‘hoe verleid ik de consument’. Als die bestond, dan zouden alle advertenties er net hetzelfde uitzien. Maar er bestaan zeker wel theorieën over de im­ pact van kleur bijvoorbeeld. Kunstenaar Josef Albers ontwikkelde daarover een be­ langrijke studie, die aantoont welke kleuren als combinatie goed werken, en welke niet. Zijn theorie kan verklaren waarom de meeste merken in hun logo’s en vormgeving twee kleuren combineren, dat trekt namelijk meer de aan­ dacht dan één enkele kleur. Het is ook belangrijk dat die kleuren de juiste boodschap overbrengen. Neem bijvoor­ beeld Media Markt: die com­ municeren in rood en wit. Dat zijn bijzonder toegankelijke kleuren, die duidelijk maken dat het om een erg democra­ tische zaak gaat. Verander die kleuren in zwart en goud, en je stuurt een totaal verkeerd beeld de wereld in. Hetzelfde geldt voor Makro, dat geel en blauw hanteert. Het interieur van fastfoodrestaurants zou trouwens zoveel felle kleuren bevatten om ervoor te zorgen dat mensen niet te lang blij­ ven zitten. Daarnaast zijn er wel ingre­ pen die een grote garantie bieden om de aandacht van consumenten te trekken. Een gele ster bijvoorbeeld, of het woord ‘gratis’, dat blijft werken. Qua vormgeving is uiteraard ook steeds de lees­ richting belangrijk. Omdat wij linksboven beginnen te lezen, zullen speciale aandachtstrek­ kers eerder daar staan. Dat is een basisregel. Is de reclamewereld fel geëvolueerd de laatste jaren?

Een duidelijke trend die nu een aantal jaren aan de gang is, is de zoektocht naar au­ thenticiteit. Ek merk, elk pro­ duct wil zich nu profileren met een verhaal. Waar wordt het gemaakt, en hoe, door wie? Wat is de rijke geschiedenis van het product? Dus eerder dan verleiden met vorm­ geving, wordt er vandaag verleid met verhalen. En ook daarin zitten zaken die niet helemaal kloppen. Producten zonder interessant verhaal verzinnen er dan maar een. Dat is natuurlijk moeilijker in regelgeving vast te leg­ gen. Een andere levensgrote verandering voor de reclame­ wereld is de opkomst van internet en de sociale media. Ons speelveld is plots veel groter geworden, én gecom­ pliceerder. Is het voor merken moeilijker om de waarheid te omzeilen dankzij de sociale media? De merken staan nu veel nau­ wer in contact met hun con­ sument, en dat zorgt wel voor extra waakzaamheid. Sociale media zijn voor heel wat pro­ ducten tegelijk ook een snelle en goedkope manier om aan publiciteit te winnen. Zo heb ik ooit gezien dat er op de Facebook-pagina van een be­ paalde touroperator een uit­ gebreide klacht gepost werd van een ontevreden klant. De reis waarvoor reclame werd gemaakt beantwoordde niet aan de verwachtingen van die klant, en die uitte zijn boos­ heid op Facebook. Iedereen kan die klacht lezen, dus is het belangrijk voor de tour­ operator om daar correct op te reageren. Dat heeft hij toen niet gedaan, en een ándere touroperator, een concurrent dus, heeft die mensen een nieuwe reis aangeboden. Een zeer slimme zet natuurlijk. Zogenaamde ‘virale filmpjes’ op het internet zien er vaak meer waarheidsgetrouw uit dan spotjes op televisie. Is dat ook altijd zo? Zulke korte filmpjes zijn een belangrijke tool in de promo­ tiestrategie van heel wat mer­ ken. Maar ik herken toch vaak acteurs in die filmpjes. Dus


hoewel sommige acties – zo­ als de James Bond-race van Coca-Cola in het station van Antwerpen – er heel spontaan uitzien, zijn die minutieus in scène gezet. Dat is ook niet verwonderlijk natuurlijk. Uiteindelijk betaalt de klant veel geld voor zo’n filmpje en dan moet dat ook goed zijn. Er wordt een cameraploeg in­ gehuurd, een regieteam, een montagecel, enz. Er is geen tijd om te wachten op een spontaan, grappig filmpje.

pige campagne, maar in ons land zou zoiets niet werken. Wij Belgen zien het graag allemaal wat mooier voorge­ steld. Hoe kan reclame jou ver­ leiden? Oei, moeilijke vraag. Ik kijk vooral om professionele redenen naar reclame in al haar vormen. Maar wat mij persoonlijk weet te verleiden? Een mooie verpakking mis­ schien, daar ben ik wel ge­ voelig voor. Voor de rest laat ik me graag leiden door ont­ dekkingen. Zo was ik onlangs bijzonder gecharmeerd door een fiets die ik op straat zag staan. Ik noteerde het merk en ben dan informatie begin­ nen opzoeken over dat merk. Intussen is mijn nieuwe fiets besteld.

Maar dezelfde ‘verborgen verleiding’ zie je vandaag ook terug in heel wat blogs. Zulke websites doen zich vaak voor als spontane, onafhankelijke vormen van vrije menings­ uiting, terwijl de bloggers in veel gevallen overspoeld worden met gratis producten in ruil voor een positieve re­ censie. Dus zogenaamde ‘re­ views’ op het internet kun je het best ook steeds met een korreltje zout nemen.

– www.bbdo.be An Bogaerts

Kunnen we dan niet verleid worden door de waarheid? Natuurlijk wel. En dat gebeurt steeds vaker. Net omdat consumenten op zoek zijn naar authenticiteit, promo­ ten heel wat producten zich op een what you see is what you get-manier. Een top­ punt van transparantie zijn de zogenaamde crowdfun­ ding-projecten. Zo vroeg een bedenker van een LEDverlichtingssysteem voor de fiets financiering aan via de Kickstarter-website. Intussen is zijn project verwezenlijkt (revolights.com). Het leuke aan zo’n product is dat de consument er zelf voor ge­ zorgd heeft dat het product überhaupt op de markt kwam en dus inherent deelnam aan het verwezenlijken ervan. Voor bepaalde producten is de waarheid dus zeker ge­ noeg. Voor een poetsmiddel is dat misschien iets moei­ lijker. Maar die paar glinste­ ringen die met de computer aan de badkamer worden toegevoegd, zijn die dan zo erg? Volgens mij niet. In Nederland bestaat trouwens een omgekeerde tactiek. De geniale reclamemakers van KesselsKramer in Amsterdam

hebben in hun promotie voor het Budget Hotel Hans Brinker net het tegengestelde gedaan: ze hebben het veel slechter voorgesteld dan het in werkelijkheid is. In de printadvertenties en promotiefilm­ pjes zie je hoe de dienstmeid het vuil onder de kast veegt, hoe de vuilnisemmers uitpui­ len, hoe lakens niet worden gewassen, enz. Een heel grap­

18 19


Belgische mode heeft geen hoog glamourgehalte en wordt in de regel ook niet beschouwd als sexy. Dat is niet helemaal terecht. Tilda Swinton of Miley Cyrus, elitair of populair, zwart of lamé: mode komt in velerlei vormen. Je draagt de schoen die je past; voor elk wat wils. Een doorkijkblouse kan in bepaalde omstandigheden vulgair zijn, en soms gedis­ tingeerd en elegant. Britney Spears in voile van ontwerp­ ster Ann Demeulemeester? Een toegewijd team van foto­ graaf, stilist en make-upartiest kan daarvan iets chics maken. Hoe we op een kledingstuk reageren heeft veel te maken met wie het draagt, en hoe die het draagt, maar ook met het imago van een merk. Victoria’s Secret evoceert iets anders dan Veronique Branquinho. Vooroordelen. Bij internationale observa­ toren evoceert het begrip ‘Belgische mode’ eerder fun­ damentalisme dan fun. Dat is altijd zo geweest. Belgische mode heeft als merk geen sexy imago, en een bijzonder laag glamourgehalte. Op de grote rodeloperafspraken (de Academy Awards, Cannes) zie je slechts bij uitzondering Antwerpse outfits passeren. Toegegeven: iets vaker sinds Raf Simons de scepter van Dior overnam, maar dat is een Frans merk met een traditie op het vlak van wat tegenwoordig wardrobing wordt genoemd. In perscom­ muniqués geeft dat: Calvin Klein Collection wardrobed musician Taylor Swift for her appearance at the Toronto International Film Festival. Ons land had lang geen echte rodelopercultuur (daarvoor waren we altijd te nuchter), en voor zover die er nu wel is, lijken de invités op foto’s Chaja Birdsong

Door de mode kijken


van premières vaak onwen­ nig. Te nuchter om te pronken (laat staan in couturejurken). De afwezigheid van Belgische mode op de internationale rode lopers heeft meer te maken met geld dan met volksaard. In tegenstelling tot de grote luxemerken in­ vesteren de Belgen niet in het huren van celebrities. Ze adverteren ook niet, waardoor ze het moeilijker hebben om aandacht te krijgen van de belangrijke modetijdschriften. Wanneer het toch lukt, is dat louter op basis van hun talent. Maar los daarvan is de Belgische mode misschien niet kitscherig genoeg voor Hollywood. De Belgische mode is immers, zo wil het cliché, cerebraal en eigenzin­ nig. Insulair, ook (oh dierbaar Antwerpen), en mede daar­ door redelijk pretentieus. De Belgische mode heeft geen celebrities nodig, want de Bel­gische mode staat daarboven. Dat is historisch zo gegroeid. Toen aan het einde van de jaren tachtig de eerste gene­ ratie ontwerpers doorbrak (Martin Margiela, de Zes van Antwerpen), deden ze dat onder het vaandel van de avant-garde, een term die sindsdien lijkt te zijn geschrapt uit het grote woordenboek van de mode (en dat is mis­ schien maar goed ook). Toen de overheid kortstondig een tijdschrift financierde om de jonge ontwerpersmode inter­ nationaal te promoten, kreeg dat de titel BAM, wat stond voor Belgische Avantgarde Mode. De ontwerpers brach­ ten iets anders, een alternatief. De Belgische mode was geen Franse mode, geen Italiaanse mode. De Belgen waren aan­ vankelijk veel meer gericht op Londen dan op Parijs (zie het scheppingsverhaal van de Antwerpse Zes, die samen in een bestelwagen naar Londen

trokken). Maar ze kozen in tegenstelling tot de Britten uiteindelijk wel voor het systeem, door te showen in Parijs. Waar ze, samen met de Japanse ontwerpers, een nieuwe adem gaven aan de modeweek. Meer dan een kwarteeuw later zijn de Belgen nog altijd cruciaal voor de Parijse kalender. Maar niet lan­ ger als avant-gardisten. Sinds Martin Margiela aan de slag ging bij Hermès, bastion van het establishment, vervoegde de Belgische mode de main­ stream. Maar wel nog altijd met een eigenzinnige touch.

guitige Vlaamse stripverhaal (Marc Sleens Piet Fluwijn en Bolleke, in het bijzonder) en elementen uit de wereld van sm, en dat was in Parijs gro­ tendeels ongezien (behalve eventueel bij Jean-Charles de Castelbajac). Dries Van Noten sublimeerde, als kind uit een dynastie van klerenmakers, de deftige kant van Belgische confectie. A.F. Vandevorst ci­ teerde de kunst van Joseph Beuys (militaire dekens), en Raf Simons creëerde een ei­ gen stijl uit de garderobes van jeugdbewegingen, van scouts tot gabbers.

De eerste Belgen in Parijs braken met de discomode van onder anderen Claude Montana, Thierry Mugler en Jean Paul Gaultier — ze vormden het vestimentaire equivalent van de new wave. Frivoliteit was aan de Belgen niet besteed, net zomin als de gevestigde chichi mode van de Chanels en de Diors. Martin Margiela, de eerste Belgische ontwerper met permanente basis in Parijs (als we fiftiesontwerper Jules-François Crahay, van Nina Ricci, even buiten be­ schouwing laten), ontketende een revolutie (hoewel er een duidelijke lijn kan worden getrokken van Gaultier, waar Margiela een tijd werkte, naar diens eigen stijlvocabularium). Zijn mode was conceptueel, zijn blik donker. Hij recy­ cleerde tweedehandskleren en showde op ongewone, eerder marginale plekken – een ongebruikt metrostation, een leegstaande supermarkt. Margiela bracht de mentali­ teit van punk in de vergulde salons van de Parijse mode. Ann Demeulemeester maakte poëzie met zwart, geïnspireerd door Patti Smith, de ultieme punkpriesteres. Walter Van Beirendonck combineerde elementen van de Britse club­ cultuur met de traditie van het

De Belgische mode was altijd heterogeen, en toch ontstond ergens in de jaren negentig het cliché van een donkere, gotische stijl. Daar school een graad van waarheid in (cf. de op het eerste gezicht met bloed geschreven typografie van Paul Boudens op de uitno­ digingen van Jurgi Persoons en de vroege collecties van Olivier Theyskens), maar het was toch vooral een gemakke­ lijke manier voor de internati­ onale pers om een hele groep ontwerpers op één hoop te gooien. Er waren overeen­ komsten: de Belgen hadden niets met blingbling, niets met typische Parijse bourgeois­ mode, niets met luxe. De eerste Belg met een noemens­ waardige rol in de luxesector was Kris Van Assche, die bij achtereenvolgens Yves Saint Laurent en Dior Hedi Slimane hielp een nieuw mannen­ silhouet te populariseren, al­ vorens zelf de kroon van Dior Homme op het hoofd gevezen te krijgen. In Parijs hadden de Belgen een voorkeur voor ongewone showlocaties, spec­ taculaire presentaties en on­ conventionele modellen. Raf Simons bracht bijvoorbeeld jarenlang zijn eigen coterie Vlaamse jongens mee. De Belgische modellen Hannelore Knuts en Hanne Gaby Odiele

Vooroordelen over Belgische mode onderuitgehaald

zijn de meest aparte meisjes van hun generatie. Dat Belgische mode donker en cerebraal was, diende ja­ renlang als een soort verkoop­ argument (naast kwaliteit). En de kunstzinnige intelligentsia (architecten, galeriehouders) maakte van dat soort funeraire kleren zijn eeuwige garderobe (zie ook het enorme succes van de stoere laarzen van A.F. Vandevorst, de Vlaamse tegenpool van Louboutins of Jimmy Choo’s: die look werkt nog altijd). Maar de Belgische mode is ook veel meer dan dat. En is dat al­ tijd geweest. Seks en erotiek waren nooit taboe. Margiela toonde al tijdens zijn eerste defilé transparante T-shirts. De gelaagde looks van Ann Demeulemeester waren vaak erg erotisch. Veronique Leroy, een van de invloedrijkste, meest getalenteerde en meest onderschatte Belgische ont­ werpers, werkte al in de eerste helft van de jaren negentig samen met fotografen Inez van Lamsweerde en Vinoodh Matadin. De uitnodigingen voor haar shows spetterden van de seks. En dan zwijgen we nog van de mannenmode: de bronstige macho’s en voet­ ballers van Dirk Bikkembergs; het volledige parcours van Van Beirendonck, tot zijn schoenen met penismotiefjes voor zomer 2014 toe. De jongere lichting Belgen heeft helemaal geen schroom meer. Zie bijvoorbeeld Anthony Vaccarello, die in Parijs al enkele seizoenen triomfeert met duizelingwek­ kende topmodellen in extreem korte, bijna vulgaire outfits die meer naar Versace neigen dan naar Margiela. Een teken dat de Belgische mode volwassen is geworden, en voorkomt in alle vormen. Jesse Brouns

20 21


Sint-Mariakerk Brussel. Š ACT lighting design

Haute lumière


OVO. Foto: Lucia Carretero Š 2010 ACT lighting design & Odeaubois

De lichtontwerpen van ACT lighting design

22 23


Met licht en belichting beleef je niet enkel jouw omgeving, je kunt er ook emoties mee sturen. Licht is creëren, communiceren en laten communiceren. Lichtinstallaties tonen de kwaliteiten van de ruimte, maar zijn vaak ook een kunst op zich. Binnen en buiten koppelen lichtontwerpen mysterie aan inhoudelijke functies. Lichtarchitect Koert Vermeulen laat ons proeven van het creatieve licht van zijn bedrijf ACT lighting design dat wereldwijd hoge ogen gooit. In modetermen: haute lumière. Koert Vermeulen heeft een fascinatie voor het medium licht en koppelt artistieke concepten aan geavanceerde lichttechnische innovaties. De wereld is zijn werkterrein en zijn portfolio omvat zowel architecturale als artistieke lichtcreaties. Blikvangers? Het lichtontwerp van de Youth Olympic Games, de kerstverlichting op de Champs Elysées en het OVOkunstproject. Het DNA van het lichtbureau wemelt van de intense ervaringen. Om het verhaal van zijn opdracht­ gevers gestalte te geven omarmen Koert en zijn team de verbeelding. Kleinschalige projecten, grote evenementen en ceremonies wisselen ze af met heuse stedelijke mas­ terplannen. Installaties die mondiaal de interactie met de omgeving aangaan. Visualisaties Vele projecten wereldwijd dragen Koerts creatieve

handtekening. Hij baant zich een weg door theater en ar­ chitectuur en realiseert het lichtontwerp voor diverse tentoonstellingen, musea en attracties. “Een lichtontwerper geeft met zijn creaties inhoud aan een voorstelling: het effect is niet solitair of auto­ noom maar stuurt de emotie van het publiek, creëert een sfeer en zet de gebeurtenis­ sen op het podium niet alleen letterlijk, maar ook figuurlijk in een ander licht. Of het nu gaat om erfgoed, concerten of kunstinstallaties, de visuele impact en originaliteit zijn pij­ lers van elk project.” Het zijn visuele referenties die hem inspireren. “Communiceren over licht is lastig, want pas als je het ziet, begrijp je hoe het licht uitpakt. Je kunt dat nauwelijks in woorden van­ gen. Maar door klanten en­ kele gerichte vragen te stellen en te polsen naar hun inspi­ ratie, weet je ongeveer welke kant ze uit willen.” Koert voelt zich dan ook eerder ontwerper dan kun­ stenaar. “Voor mij is een de­ signer iemand die zich inzet voor een groter goed en een meerwaarde creëert met zijn kunde en talent. Een artiest maakt iets uit eigen initiatief en probeert dit aan de man te brengen. Soms zijn we kun­ stenaars wanneer we onze visie willen verkopen, maar meestal zijn we ontwerper, want we stellen ons in dienst van het project. Als ontwerper moet je zowel een creatieve ziel hebben als een technisch hart. Er zijn genoeg creatieve geesten die de bal doorspelen

Youth Olympic Games. © 2013 ACT lighting design

Kerstverlichting Champs-Elysées. © ACT lighting design

als je vraagt om het in reali­ teit om te zetten. Wij stellen geen projecten voor waarvan we bij voorbaat weten dat we de verwachtingen niet kunnen inlossen. Het moet realistisch zijn. Daarover waak ik. Zelfs in die mate dat we onze visu­ als soms downgraden om de verwachtingen niet te hoog te zetten. Liever dat dan omge­ keerd.” Samen weet je meer “We zetten een droom of visie om in een technische reali­ teit. Een ontwerp ontwikkelt zich eerst in ons hoofd. Na de briefing door de klant en de strategiebepaling, gaan we aan de slag met de mede­ werkers. Dan weten we welke de verwachte accenten zijn qua dynamiek en kleuren. We geven ruimte aan het experi­ ment. In kleine groepjes trig­ geren de medewerkers elkaar. Door hen te mobiliseren en verschillende interpretaties naast elkaar te leggen, kom je tot een rijker resultaat. Samen weet je meer. Als ik onmiddellijk mijn visie geef, limiteert dat de creativiteit. En net die moet je aanzwenge­ len. Het creatief proces is niet onderworpen aan technische beperkingen. Die factor blijft lang uitgeschakeld. Maar de uiteindelijke sleutel is wel het vinden van de perfecte match.” “We starten met een moodboard waarop met geen letter wordt gesproken over lam­ pen of armaturen. Wel over atmosferen, intenties en ver­ haallijnen. Onze visuals zijn

vrij uitgebreid, waarop je die armaturen ziet, maar specifi­ ceren doen we niet. Deze fase is narratief, emotioneel, es­ thetisch. Met dat moodboard trekken we naar de klant. De volgende stap is het sche­ matische ontwerp, de omzet­ ting naar de realiteit, waarbij je compromissen sluit en materialen kiest. Vervolgens verdiepen we ons in de tech­ nische en budgettaire realiteit. Dan verliest het ontwerp ook deels zijn ziel. Het puur cre­ atieve is achter de rug en je moet proberen de oorspron­ kelijke intentie aan te houden. Wat we visionair in het hoofd hebben, verdedigen we met hand en tand. Dan is het aan ons om de goedgekeurde vi­ sie te realiseren. Dat is de lo­ gische weg: vanuit een schets en materiaalkeuzes en via ontwerp- en fabricageproces­ sen tot een resultaat komen.” Schilderen met licht Architecturale, entertainmentof artistieke ontwerpen? Koert onderscheidt overal drie ver­ lichtingsvormen: functionele, decoratieve en narratieve. ‘Functionele’ spreekt voor zich. Decoratieve verlichting benadrukt de esthetiek zonder verhalend te zijn. Narratieve installaties vertellen een verhaal, in een hotel bijvoor­ beeld, in functie van de ori­ ëntatie. Steekt het narratief verkeerd in elkaar, dan vind je de weg niet. Narratieve verlichting fungeert ook als marketingelement of bran­ dingstatement, om een ge­ bouw in de verf te zetten en te communiceren. Om een


boodschap over te brengen. Er zijn maar twee dingen echt moeilijk in retail, dat zijn ju­ welen en pralines.” “Onze projecten kun je verde­ len in permanente installaties en tijdelijke evenementen. In een show kun je meer ex­ perimenteren, architecturaal zoek je eerder het compromis met de locatie. Wanneer je de verlichting van een res­ taurant ontwerpt, creëer je een sociale omgeving waar mensen elkaar ontmoeten. Een evenement daarentegen is bijzonder efemeer. Je steekt veel energie in een spektakel van een uur, of in een mode­ show van slechts twintig minuten. Architecturaal krijg je enerzijds meer tijd om iets voor te bereiden, maar anderzijds blijven fouten ook langer zichtbaar. Mijn eerste project bijvoorbeeld, dat was een ramp. Ik probeerde mijn theaterachtergrond te kopie­ ren, maar schilderen met licht vraagt tijd. Recent zaten er in India amper tien dagen tus­ sen de goedkeuring van het ontwerp en de uitvoering van de job. De klant was uiterst tevreden, maar als ontwerper zie je te veel wat beter kan. Bij een architecturaal project is de gemiddelde looptijd zo’n anderhalf jaar. Maar aan sommige projecten, zoals het Jubelpark, zijn we al tien jaar bezig.” In beton gegoten ACT biedt organisators van shows, live evenementen en kunstwerken een totaalpakket van creativiteit en technische

CCC. © ACT lighting design

expertise: een bagage voor de mise-en-scène van bijzondere projecten. Mede door het ‘belevenisdenken’ in zowel de architectuur, als de museum­ wereld, als de citymarketing, breidt het werkterrein van lichtontwerpers zich steeds verder uit. Licht bepaalt im­ mers in belangrijke mate de perceptie van een ruimte. Koert groeide van scenisch naar architecturaal ontwerper. Als zelfstandige en selfmade man begon hij kleinschalig en leerde hij het vak al op wel zeer jonge leeftijd. “Op mijn veertiende raakte ik diep ge­ fascineerd. Ik verzorgde toen al enkele jaren met vrienden het aloude klank- en lichtspel op allerlei feestjes. Pas toen ik in contact kwam met de entourage van grotere arties­ ten, zag ik echt het licht.” Van toen af zou hij met zijn jonge en stoutmoedige instelling de wereld veroveren. In 1995 richt hij ACT lighting design op en openen zich nieuwe perspectieven: stads­ opera’s, klank- en lichtshows, enz. Koert experimenteert voortdurend met nieuwe belichtingsvormen. Onder an­ dere dankzij Franco Dragone sluipt een theatrale toets in zijn composities, die bij con­ cert- en festivalorganisatoren in de smaak valt. Hij krijgt steeds meer outdoorspekta­ kels en gebouwbelichtingen tot en met de vraag naar permanente architecturale installaties. Hij zoekt en vindt raakvlakken met architectuur en later met kunst. “Dat is een goede volgorde, want vooral bij de belichting van gebou­

Nauryz. Foto: Andrey Kim © ACT lighting design

wen is er geen oefenen meer bij. Dan zitten de spots gego­ ten in beton. Ervaring is de verzameling van alle fouten die je maakte in je vroeger leven. Met de jaren groeide vaardigheid uit tot expertise.” Zintuiglijke associaties “Vanaf de crisis van 2008 di­ versifieerden we ons verder. Van de nood maakten we een deugd en we zetten onze eerste stapjes met kunstin­ stallaties. Zo ontstond OVO, dat na een lange ontwikkel­ tijd in 2010 het daglicht zag.” Het spectaculaire eivormige kunstwerk zorgt voor een sensationele zintuiglijke licht­ervaring en brengt een symbolische boodschap van eenheid, perfectie en her­ geboorte. Het kunstwerk ziet eruit als een enorm ei met twee op een kier staande ingangen die de bezoekers uitnodigen om binnen te tre­ den. Het universele aspect en de rijke symboliek uiten zich door zintuiglijke asso­ ciaties. Het is een gezamen­ lijke realisatie van ACT, dat instond voor licht met Koert Vermeulen en scenografie met Marcos Viñals Bassols en OdeauBois dat met Mustafa Hadid en Pol Marchandise de sculptuur voor haar rekening nam. De toeschouwer wordt aangenaam verrast door een inventief samenspel van visu­ ele en akoestische animatie. De structuur bestaat uit 24 dubbele spiralen en is geba­ seerd op de ‘gulden snede’ die overal aanwezig is in het universum.”

Steevast heerst er opwinding waar lichtspektakels plaats­ vinden. Koerts op maat ge­ maakte ontwerpen zijn vaak geïnspireerd op de rijkdom van de lokale cultuur, met bij­ voorbeeld oriëntaalse invloe­ den. Maar even vaak ademen shows minimalisme uit, met geometrische vormen, zoals de gelijkbenige driehoek en de rechthoek. Het is zoeken naar het juiste evenwicht tussen de scenografische elementen, die je ook vindt dankzij de onbeperkte moge­ lijkheden van de ledtechnolo­ gie: drager van zachte kleuren en subtiele veranderingen, vooral in architectonische ruimtes. We moeten proberen voorop te lopen. Als we iets ontwerpen dat pas binnen twee jaar gerealiseerd wordt, moeten we daarmee rekening houden. Het positieve van verlichting is natuurlijk dat je het modegevoelige kleur­ aspect kunt veranderen. Dat is met een rood kledingstuk wel anders.” – www.actlightingdesign.com Koen Van der Schaeghe

24 25


La Fille d’O AW13

Onthullen en verhullen


Marie Jo L’Aventure SS13 Malcolm Nature. © Marie Jo L’Aventure

Over het spel met transparantie in lingerie

26 27


Geen domein in de mode waar transparantie een grotere rol speelt dan in lingerie. Het spel van onthullen en verhullen is de lingerieontwerper op het lijf geschreven. Kwintessens sprak vier Vlaamse designers met elk een onmiskenbare eigen visie. En of het nu om maatwerk, couture of eenvoudigweg mooie en goede lingerie gaat, één ding is glashelder: lingerie is niets zonder het lijf dat zich erin hult. Lingerie komt tot leven op en door het lichaam. Negligés, jarretels, serre-tailles, balconette-beha’s en bus­ tiers – alleen al de woorden­ schat van lingerie spreekt tot de verbeelding. In dit lexicon bevinden zich opvallend veel Franse leenwoorden. Hoewel het woord ‘lingerie’ afstamt van het Franse woord linge, dat ‘linnengoed’ betekent, verwijst het tegenwoordig naar alle vormen van verfijnd, elegant en vaak verleidelijk ondergoed gemaakt van lin­ nen, kant, zijde of zelfs kunst­ vezels. Voor veel vrouwen is de keuze van hun lingerie­setje een van de eerste dingen die ze ’s morgens doen. Met de juiste lingerie is de toon dus al direct gezet. Hoewel ondergoed veelal wordt ont­ worpen met draagcomfort als uitgangspunt, is lingerie naast functioneel ook dikwijls sen­ sueel, en bedoeld om de kij­ ker te prikkelen. Inzetten van delicaat kant, opengewerkte bloempatronen en strategisch geplaatste doorkijkjes maken

Marie Jo L’Aventure AW13. © Marie Jo L’Aventure

een glimp van de blote huid zichtbaar. Stoffen als tule, zijde, chiffon, lycra, organza en voile lenen zich uitstekend voor dit spel van onthullen en verhullen. Ook zijn er tal van technieken om tot transparan­ tie te komen: kant, broderie, macramé en ausbrenner, om er een paar te noemen. Lingerie loopt uiteen van lou­ ter functioneel tot luxueus en extravagant, van romantisch tot erotisch. Hierin schuilt dan ook de uitdaging voor de ont­ werper: hoe geef je precies zoveel bloot dat er ook nog genoeg aan de verbeelding wordt overgelaten? Wat zijn de regels van het spel? Lingerie is no-nonsense Tulle, de allereerste collectie van Marie Jo uit 1981, kon­ digt een belangrijke trend aan voor de jaren 80: trans­ parantie, lichtheid en grote geborduurde bloemen stralen de sfeer van de eighties uit. In de jaren 90 evolueert het algemene modebeeld naar minimalisme. Less is more en ook lingerie gaat voor glad en discreet, als een tweede huid. In deze context wordt in 1997 Marie Jo L’Aventure gelanceerd, een label met een sterke voorliefde voor pure lij­ nen en grafisch design. “Onze lingerie is feminien en speels, spontaan en no-nonsense”, vertelt branddesignmanager Lien Van de Velde. “We ont­ werpen modieuze setjes die vrouwen een gevoel van vrij­ heid en vrouwelijkheid geven. Dat zie je ook van buitenaf,

Marie Jo L’Aventure SS13 Malcolm Nature. © Marie Jo L’Aventure

zelfs al is er geen glimp on­ derkleding te zien. Lingerie is voor hen geen spel van ont­ hullen en verhullen. Ze wil­ len eenvoudigweg mooie en goede lingerie die perfect bij hen past. Zij staan met beide benen op de grond.” Marie Jo L’Aventure maakt on­ derdeel uit van Van de Velde, ook bekend van de merken Marie Jo, PrimaDonna en PrimaDonna Twist. Ruim der­ tig jaar na de collectie Tulle speelt transparantie opnieuw een prominente rol in lingerie en bovenkleding. Glanzende materialen, warme kleuren, rijke details en een revival van de kant-look kenmerken de wintercollectie van Marie Jo L’Aventure. Een collectie die draait om gladde en com­ fortabele stoffen zoals zachte microvezels. Transparantie wordt ingevuld door het in­ zetten van tule of eenvoudig kant. “Door innovaties op het gebied van materiaalontwik­ keling kunnen we zeer fijne, semitransparante materialen brengen die toch genoeg ‘power’ hebben om de juiste steun te geven. Denk aan fijne tule met een hoge dosis lycra.” De transparantietrend in bovenkleding zet de linge­ rie extra in de kijker. Van de Velde: “We besteden daarom uitzonderlijk veel zorg aan de details die zichtbaar worden; in de schouderbandjes, maar ook op de rug en in het decol­ leté. Lichte, transparante stof­ fen in bovenkleding laten zich het beste combineren met verfijnde lingerie in een mooi

kleurtje. Gedaan met saaie huidkleurige basics! Onze setjes zijn er ook om gezien te worden: ze zijn met veel oog voor detail uit de mooiste ma­ terialen gemaakt. Hoeveel je van je lingerie laat zien, hangt een beetje van de gelegen­ heid af. Een frivool schouder­ bandje dat tevoorschijn piept of een glimp van je kanten beha in een duizelingwekkend decolleté …” Lingerie is couture Carine Gilson ontwerpt ‘lin­ geriecouture’. Van jongs af aan is ze gefascineerd door het verleidelijke karakter van kant, dat al even mysteri­ eus als sensueel is. Na haar studie aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen inves­ teert zij op drieëntwintigjarige leeftijd in de aanschaf van een klein naaiatelier – een beslissing die ze een halfjaar voor haar ouders verzwijgt. In 1994 lanceert ze haar lin­ gerielabel onder eigen naam. Tegenwoordig verkoopt zij haar extravagante lingerie en loungewear in eigen boetieks in Brussel, Londen en Parijs. Een crèmekleurige satijnen kamerjas met kantdetails duikt op in de laatste Bondfilm Skyfall. Voor haar uit meerdere lagen opgebouwde creaties maakt ze veelvuldig gebruik van bloemmotieven, waarbij ze inspiratie haalt uit de delicate patronen van chantillykant. De verfijnde en romantische stukken zijn volledig handgemaakt van


Franse kant en natuurlijke zijde uit Lyon en Calais. SHOWstudio – een platform voor modefilm en bewegend beeld – filmde de ontwerper in haar atelier, waar zij met oneindig veel geduld werkt aan een vloerlange negligé van zwarte, transparante mousseline met kimono­ mouwen en een geborduurd kanten bloemenboeket. Inspiratiebron is het stilleven Bouquet of Flowers van de Luxemburgse modefoto­ graaf Edward Steichen uit 1940. De video is de laatste aflevering in de serie Flora van LiveStudio. “Kant en bloemen, daar maak ik altijd gebruik van. De kant vertelt mij wat ik moet doen”, zegt Gilson. “Ik gebruik enkel chantillykant, want dat is de fijnste kant die er bestaat. Een

enkele keer gebruik ik zijde­ kant, die erg mooi is wanneer je die over een andere laag zijde legt en er een jacquard­ patroon ontstaat.” Stiksels past ze toe als borduursels – een techniek die ze zichzelf heeft aangeleerd, geïnspi­ reerd op het werk van haar moeder, die couturière was. Ze gebruikt hiervoor de naai­ machine, maar het applique­ ren van de kanten bloemen op de onderlaag is bijna even bewerkelijk als handwerk. Een methode die ze zelf omschrijft als ‘het meest meditatieve onderdeel van het ontwerp­ proces’ en die steevast leidt tot unieke stukken. De slechts een paar gram wegende nie­ mendalletjes worden door de vaardige handen van een aantal naaisters minutieus in elkaar gestikt in haar atelier in Brussel. “Mijn label kun je

onmogelijk vergelijken met de grote industrie waar een beha in dertig minuten kan worden geproduceerd. Mijn werkwijze is zo arbeidsin­ tensief dat één beha drie tot vier uur in beslag neemt, een heel andere benadering. Dat mijn werk niet officieel het predicaat haute couture kan dragen vind ik soms wel spij­ tig, omdat we in feite precies hetzelfde doen.” Toch is het werk van Carine Gilson zon­ der meer couturewaardig in al zijn complexiteit en rijkdom aan kleuren. Met haar bij­ zondere materiaaltoepassing geeft ze een eigentijdse draai aan de traditie van kantkunst, dat in Vlaanderen een eeu­ wenlange geschiedenis kent. En waar Madonna in de jaren 80 opzien baarde met JeanPaul Gaultiers kegelkorset als bovenkleding, geeft zij haar

eigen invulling aan dit con­ cept, dat zij zelf omschrijft als underwear as überwear. Lingerie is verstoppertje spelen “Mijn ontwerpen zijn ge­ maakt voor het lijf. Organisch, driedimensionaal. Als een ode aan dat lijf, niet als een commercieel snufje dat nu nog goedkoper, efficiënter en opportuner is.” La Fille d’O bestaat tien jaar. Voor Murielle Schelle, oprichter van het jarige lingerielabel, betekent de verheerlijking en commercialisering van linge­ rie de gewisse dood van het product. “Lingerie is koord­ dansen. Esthetiek wandelt voorop, gevolgd door vorm­ geving en pasvorm, maar ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Ik probeer telkens een visueel en een gevoels­ matig contrast te verwerken in mijn ontwerpen. Er zit altijd veel tegenstrijdigheid in: mat en glanzend, droog en mals. Stukken die je pas goed kunt ontdekken door ze behalve te bekijken ook aan te raken – beide niet te versmaden ma­ nieren om lingerie te obser­ veren. Lingerie is het hoogste zintuigelijke goed.” La Fille d’O werkt meestal met heel rudimentaire materi­ alen van de hoogste kwaliteit. Het raffinement ligt – dankzij subtiele hightechgarens of -weefsels – vaak verscholen op microscopisch niveau. Zo wordt er volgend seizoen ge­ bruik gemaakt van polyamide elastaan, geproduceerd op een machine waarop normaal gesproken zijde wordt gewe­ ven. Dat levert een heel dicht materiaal op dat prachtig oogt van dichtbij en het ge­ wicht heeft van nylonkousen. “Interessant omwille van de contradictie: een redelijk ba­ nale vezel met de luxueuze afwerking en kwaliteit van zijde. Minuscule verrassingen, daar hou ik van.” Of ze bij het ontwerpen rekening houdt met transparante elementen in bovenkleding? “Die stelling kun je eerder omdraaien: het

Flora, Carine Gilson, SHOWstudio

28 29


La Fille d’O (kleding Twiggy Gent)

uitgangspunt van onze linge­ rie is dat deze van alle rich­ tingen gezien mag worden, wat je er ook boven draagt. In de mode kennen we al sinds mensenheugenis het gebruik van opvallende uitsnijdingen, rugdecolletés of zelfs maar het onschuldig tonen van een behabandje. Vaak is lingerie op zich wel mooi maar laten de onderdelen te wensen over. Wij maken onze lingerie zodanig dat ze je bovenkle­ ding net gaat versterken: terug naar de ware toedracht van de term foundation. Zo hebben we stuks die een ver­ rassende twist geven aan heel basic bovenstukken. Andere kun je integraal als bovenstuk dragen. Nog weer andere steken het idee van een beha met schouderbandjes voorbij en kun je op verrassende wij­ ze onder opvallend gedecolle­ teerde bovenkleding dragen. Onze lingerie wordt gemaakt met zo’n realistische kijk op de dingen dat je ze moet zien

in een total look. Spijtig ge­ noeg moeten we immers de dag door met het dragen van kleding over onze lingerie.”

La Fille d’O (kleding Twiggy Gent)

Transparantie en ondoorzich­ tigheid nemen een belangrij­ ke plaats in bij het ontwerpen. Het contrast van tonen en niet tonen vindt Murielle Schelle buitengewoon interessant. Je voegt een laag toe, maar eigenlijk is die niet te zien. “Onze collecties spelen daar sterk mee: de spanning van verstoppertje spelen. Verwachtingspatronen door­ breken of net volgen. Een verleidelijke insteek die tege­ lijkertijd heel kinderlijk is: ik kan me telkens opnieuw laten betoveren door dezelfde be­ kende dingen. Iedereen weet wat er schuilt onder het T-shirt van een vrouw, maar het blijft telkens een aangename verrassing. Ik wil dat onze lin­ gerie meehelpt om vrouwen zichzelf te laten verbazen, op een andere manier naar hun


veroorzaakt dit nekklachten. Yves Willems ontwikkelt een beha die het gewicht vooral zijwaarts afleidt. De belasting richting nek en schouders wordt zodoende met 70% ge­ reduceerd.

La Fille d’O AW13

vertrouwde lijf te kijken. Onze ogen vallen te bedotten, we maken in onze hersenen links die er niet zijn. Iemand zei me ooit: “Verras me, maak me gelukkig”. Dat is een mooie manier om lingerie te filteren: als het geen voldoening geeft of niet verrassend is, kun je er maar beter van wegblijven. Daarvoor is het leven te kort.” Lingerie is maatwerk Yves Willems van Atelier Close is een buitenbeentje in de wereld van lingerie. Met een bouwkundige achter­ grond legt hij extra nadruk op comfort en pasvorm. Hoewel het design hoog in het vaan­ del staat, zijn techniek en technologie van uitermate groot belang. Samen met zijn partner Petra Klijnen lanceer­ de hij in de zomer van 2013 de webwinkel Custom Bra. Aan de webwinkel gaat een voor lingerie nogal ongewoon ontwikkelingstraject vooraf, dat in 2003 startte. Als bouw­ kundig ingenieur is hij gespe­ cialiseerd in constructies met flexibele materialen (mem­ braanconstructies). Omwille van zijn expertise wordt hij door de afdeling Orthopedie van UZ Gasthuisberg ge­ vraagd om een beha te ontwerpen die het gewicht van de borsten op een alter­ natieve manier ondersteunt. De traditionele beha leidt dit gewicht via de schouderband­ jes af naar de schouders en de nek. Bij sommige dames met een zwaardere boezem

Zijn interesse in beha’s is daarmee gewekt. Hij ontdekt dat er veel ontevredenheid is over het commerciële maten­ systeem. Ruim 70% van de vrouwen draagt de verkeerde behamaat, een percentage dat al jaren stabiel is. Hoe kan het dat zij keer op keer de verkeerde beha kopen? Een onderzoek naar de gangbare ontwerpmethodiek onthult de oorzaken van deze onte­ vredenheid. Een standaard­ beha gaat uit van een borst in de vorm van een halve bol. Grote en kleine maten worden bovendien lineair geëxtrapoleerd vanuit een ge­ middelde maat. Gevoed door nieuwsgierigheid en ervan overtuigd dat dit beter kan, kiest Willems voor een we­ tenschappelijke benadering. In samenwerking met de KU Leuven voert hij een uitge­ breid statistisch onderzoek uit op basis van gescande afme­ tingen van 7000 vrouwen. Hij analyseert welke vormen en maten er zijn, in welke ver­ houdingen en in welke aantal­ len. Op die manier komt een volledig nieuw matensysteem tot stand. “Van iedere klant ontvangen we 3 kernmaten die zij zelf gemakkelijk kun­ nen opmeten met behulp van een eenvoudige lintmeter. Wij stoppen deze in een statis­ tische black box, waaruit 23 andere maten tevoorschijn komen. Deze vormen de basis voor het patroon van een vol­ ledig op maat gemaakte beha. Omdat het opmeten eenvou­ dig is en vrouwen hiervoor niet speciaal hoeven langs te komen, hebben wij een onlinesysteem ontwikkeld waarmee we ons product we­ reldwijd kunnen aanbieden.” Door alle tussenschakels te elimineren wordt via de web­ winkel rechtstreeks aan de consument verkocht. Het vormgeven van de beha benadert Yves Willems als een architect die een skyline ontwerpt: hij ontwerpt eer­

der de ‘blootruimte’ dan het kledingstuk zelf. “Ik bepaal als het ware wat er zichtbaar blijft en vul de restruimte in met textiel. De vrouw staat daarbij centraal: ik tracht de lingerie zodanig te ontwerpen dat die niet alleen letterlijk ondersteuning biedt. Voor elk type extraheer ik de sterke figuurelementen. Deze accen­ tueer ik door net die delen te visualiseren of te versterken met behulp van naden of belijning.” Toegespitst op het type vrouw tekent hij deze belijning uit. Als architect en bouwkundige heeft hij ge­ leerd om functioneel te ont­ werpen: een gebouw kan nog zo creatief zijn, wanneer het niet aan de bedoelde functie voldoet, is het waardeloos. Custom Bra werkt bijna uit­ sluitend met een mix van ka­ toen en elastaan en heel zacht viscose voor de voering. Tot voor kort werd enkel geëxpe­ rimenteerd met transparantie, maar in de komende collec­ tie presenteert Willems zijn eerste transparante beha. Hij ontwerpt veelal voor zwaar­ der gebouwde vrouwen die eerder willen verhullen dan tonen. Ten onrechte, vindt hij. Zal zijn concept navolging vinden en nemen commerciële lingeriemerken binnenkort ook hun matensysteem on­ der de loep? Die kans acht hij klein: hun systeem ver­ koopt en het zou handenvol inspanning en geld kosten om dat aan te passen. Indien zij niet gedwongen worden, zal er niets wijzigen en blijft een aangepast matensysteem – waarvoor verschillende mo­ gelijkheden zijn – beperkt tot nichespelers zoals Custom Bra. – www.vandevelde.eu – www.carinegilson.com – www.lafilledo.com – www.custom-bra.com Natasja Admiraal

30 31


Oltreluce, Michele De Lucchi voor AGC Glass Europe. Foto: Riccardo Bianchi Š AGC Glass Europe

Spelen met licht


AZ Sint-Jan Brugge, Maene Š Maene L. NV

Drie producenten over vernieuwing in de glassector

32 33


Met het gamma Oltreluce, getekend door Italiaan Michele de Lucchi, gaf AGC Glass Europe een nieuw elan aan het ietwat verouderde product figuurglas. Interieuren meubelontwerpers waren namelijk op zoek naar glas met een structuur waarin het licht kan spelen. Draaischijf in het samenspel tussen marktvraag, productie, verkoop en externe ontwerpers, is de cel Interior Designer Support. Of hoe de grootste producent van vlakglas ter wereld zich transparant opstelt op het niveau van indi­ viduele projecten.

“Oltreluce is ontworpen om aan transparantie voorbij te gaan. Het is altijd fascinerend om te zien hoe alles − of het nu een wolkenkrabber is of iets anders − op licht reageert en met licht speelt. De gedachte om alle expressies van glas te verkennen en zo zijn oorspron­ kelijke karakter te overstijgen, fascineerde me. Daarom was het zo’n fan­tastische uitdaging om een nieuwe en spannende identiteit voor dit soort glas te mogen creëren.” Michele De Lucchi

De naam AGC Glass Europe verbergt een onvervalst kroonjuweel uit de Belgische industrie. Het voormalige Glaverbel vormt vandaag de kern van de Europese tak van de Japanse groep AGC, de grootste producent van vlakgas ter wereld. In novem­ ber verhuisde het Europese hoofdkwartier van Bosvoorde bij Brussel naar een glazen, energiezuinig, state-of-theartnieuwbouw in Louvain-laNeuve, op een steenworp van de hoofdstad. Het gebouw voor 500 medewerkers werd ontworpen door Samyn & Partners en beai. In België wordt vlakglas geproduceerd in Zeebrugge, Mol, Charleroi, Roux en Moustier. In totaal telt AGC Glass Europe 14500 medewerkers op 100 locaties en een wereldwijd commerci­ eel netwerk. In het hart van de organisatie speelt de cel Interior Designer Support, bemand door acht designconsulenten, een ac­ tieve rol. “Er is een groot verschil in de verkoop van industrieel glas − standaard­ producten in enorme volumes − en interieurglas”, vertelt Liesbeth Bracke. “Want bij dat laatste gaat het soms tot op het niveau van individuele ontwerpen. Tijdens gesprek­ ken met productontwikkelaars en aankopers in bijvoorbeeld de meubelsector vertel ik niet alleen wat wij te bieden hebben, maar luister ik ook naar hun noden.” Liesbeth Bracke is het aanspreekpunt voor ontwerpers en glasver­ werkende bedrijven in de Benelux, Scandinavië en het Verenigd Koninkrijk. Het af­ gelopen jaar tastte ze ook de markt af in het economische groeiland Brazilië, waar AGC in oktober een nieuwe pro­ ductievestiging opende.

Oltreluce, Michele De Lucchi voor AGC Glass Europe. Foto: Riccardo Bianchi © AGC Glass Europe

het licht, verschillend in door­ zichtbaarheid en doorschijn­ baarheid. Er is een trend dat mensen opnieuw zoeken naar glas met een structuur. De bestaande modellen waren echter verouderd. Om dit product op te frissen, werkten we samen met de Italiaanse architect-designer Michele De Lucchi. Dit leidde tot het gam­ ma Oltreluce, bestaand uit drie nieuwe patronen: Waves (golven), Circles (druppels) en Space (sterretjes). Deze drie motieven zijn verkrijgbaar in een blanke en extra blanke uitvoering. Dit figuurglas kan ook gehard worden voor grotere mechanische en ther­ mische weerstand. Voor extra veiligheid kan het gelaagd worden, zelfs assemblage tot dubbelglas is mogelijk. Ondertussen legden we deze motieven ook in onze spiegel­ productielijn in Zeebrugge. In verzilverde versie brengen ze structuur in bijvoorbeeld meubels en schuifdeuren.

Met transparantie spelen we ook bij gelamineerde en ge­ zuurde glastypes. Een uniek product is ons donkergrijs glas met de leuke eigenschap dat het alleen transparant wordt als je er een lichtbron achter houdt. Dit kun je toe­ passen in kasten met binnen­ verlichting. Hetzelfde principe passen we toe met het gevel­ glas Stopsol Supersilver. De dubbele coating houdt het zonlicht buiten. Maar we pas­ sen het ook omgekeerd toe als verbergende plaat in het interieur van hotels of win­ kels. Een tv erachter zie je en­ kel wanneer hij speelt, anders blijft hij discreet verborgen. De keuze van glastype is zeer projectgebonden. Waarom heeft zo’n groot bedrijf ook aandacht voor individuele projecten? Wij ondersteunen relatief kleine designprojecten om twee belangrijke redenen. Ten eerste kunnen we die

Hoe gaat u om met het gegeven ‘transparantie’? Liesbeth Bracke: We krijgen geregeld vragen van archi­ tecten en ontwerpers op zoek naar nieuwe mogelijkheden in transparantie. Zo detec­ teerden we de behoefte aan nieuwe motieven voor figuur­ glas. Die glassoort heeft de eigenschap dat het speelt met

Oltreluce, Michele De Lucchi voor AGC Glass Europe. Foto: Riccardo Bianchi © AGC Glass Europe


externe creativiteit terugkop­ pelen naar het hele bedrijf. Om snel te kunnen reageren op vragen vanuit de markt is het belangrijk om dicht bij de klanten te staan. Dit communicatiekanaal met creatieve ontwerpers − archi­ tecten, interieurarchitecten, designers − leidde al vaak tot nieuwe standaardproducten. Ten tweede ondersteunen wij dergelijke projecten omdat ze glas vragen met een interes­ sante toegevoegde waarde per vierkante meter glas. In zulke gevallen is glas geen commodity maar een product met hoge meerwaarde.

In hoeverre hebt u de ketting van ontwerp tot geplaatst eindproduct in eigen handen?

Welke input heeft de afdeling Onderzoek en ontwikkeling, die sterk samenwerkt met de universiteit van Bergen?

De osmose tussen onderzoek en ontwikkeling, productie, verkoop en samenwerking met externe ontwerpers, speelt evenzeer voor grote architecturale projecten. Dat bevestigt Denis Janssens, marketingmanager van België en Luxemburg voor architec­ turaal glas. Een opmerkelijk project was Calatrava’s trein­ station Luik-Guillemins, waar­ voor AGC Europe het gelaagd glas leverde. “Recent waren we ook betrokken bij het nieu­ we Gentse voetbalstadion Ghelamco Arena en twee bij­ behorende gebouwen. Zowel in de buiten- als in de binnen­ beglazing werd ons Lacobel T gebruikt. Dit is hardbaar, ge­ lakt veiligheidsglas waarvoor we in samenwerking met verf­ fabrikanten op zoek gingen naar een manier om de ver­ werking en het hardingspro­ cedé te vereenvoudigen. In een traditioneel proces wordt het basisglas door de ver­ werkers gesneden, geslepen,

Wij hebben geen intern de­ signteam. De uitwerking van ideeën laten we over aan externe creatieve geesten. Daarom is het van belang dat we vanuit de Designer Support heel nauw de ontwik­ kelingen in de R&D-afdeling volgen en aan externe desig­ ners aanbieden. Een van de recentste grote ontwikkelin­ gen die onze R&D aanbracht, is het antibacterieel glas. De coating van zilverionen doodt 99,9% van de bacteriën en verhindert de vermenigvuldi­ ging van schimmels. Dit biedt veel mogelijkheden voor plaatsen met hoge hygiëneeisen zoals ziekenhuizen. Een andere ontwikkeling was de integratie van ledverlichting en momenteel wordt gewerkt aan de integratie van touchtechnologie.

In België heeft AGC eigen glasverwerkende bedrijven en onafhankelijke klanten. Vaak gebeurt de plaatsing van het glas door gespecialiseerde bedrijven die het aankopen bij verwerkers, waarvan som­ mige ook zelf glas plaatsen. In Frankrijk bouwden we sinds kort een netwerk uit van ge­ specialiseerde glasplaatsers voor interieurprojecten onder de naam Glastetik. Typisch Belgisch

Treinstation Luik-Guillemins, Calatrava, AGC Glass Europe. Foto: Jean-Michel Byl © AGC Glass Europe

Lacobel T, AGC Glass Europe. Foto: Andrea Martiradonna © AGC Glass Europe

gehard en ten slotte gelakt, of maakt men gebruik van ge­ ëmailleerd glas type Colorbel. Nu lakken wij het eerst in ge­ controleerde, industriële om­ standigheden. Dat garandeert een perfecte laklaag: uniform gekleurd, stabiel na harding en krasvast. Bovendien wint de verwerker heel veel tijd: hij kan meteen snijden, slij­ pen en harden. We bedachten aansluitend een totaaloplos­ sing om de perfecte plaatsing van ons interieurglas en onze spiegels te garanderen. Wij besteden veel aandacht aan de opleiding van verwer­ kers en ontwerpers. Heel vaak krijgen we vragen over hoe je een bepaald effect kunt bereiken. Omgekeerd inspireren onze technische innovaties vaak ontwerpers. Bijvoorbeeld de vondst om op glas te printen, leidde tot een samenwerking met ontwerper Alain Berteau.” Wat is typisch voor de Belgische markt? Britta Jarchow (accountma­ nager Marketing en commu­ nicatie): AGC was altijd een voorloper en we werken hard om deze positie te behouden. Twee jaar geleden vroegen we trendwatchers om vier jaar vooruit te kijken. Op hun aangeven introduceerden we in 2012 een update van onze standaardkleuren Lacobel. Vandaag zien we in alle ma­ gazines de kleuren opduiken die we toen kozen. Elk land heeft zijn lokale trends in in­ terieurdecoratie. Bijvoorbeeld Rusland vraagt meer felle kleuren en bronsglas. Wij

maken onze catalogi op basis van lokale kleuren en beelden maar de producten op zich zijn overal dezelfde. – www.yourglass.com

Familie Meyvaert: glasspecialisten sinds 1826 “De ontwerpers van onze klan­ ten vragen soms het meest extreme of onmogelijke. Dan is het onze taak om de gulden middenweg te bewandelen en hen te wijzen op de limie­ ten van het product”, vertelt Alex Meyvaert. Zijn familie kan daarvoor terugvallen op bijna twee eeuwen ervaring. Al in 1826 − vier jaar voor de Belgische onafhankelijkheid − begon de stamvader in Gent met glashandel en -verwer­ king. In de 20ste eeuw pionier­ den de Meyvaerts met de eer­ ste industriële spiegelfabriek. Met de komst van internatio­ nale volumespelers plooide de familie zich vanaf de jaren 70 terug op twee niches met grote toegevoegde waarde. Paul Meyvaert specialiseerde zich in vitrinekasten en brand­ deuren (Museum & Fire), zijn broer Francis Meyvaert legde zich toe op de bewerking van float glass voor de meubel­ industrie. Vandaag staat de zesde ge­ neratie aan het hoofd van in

34 35


kracht met het vrouwelijke minutieuze.”

Ghelamco Arena Gent, Meyvaert

totaal bijna zestig medewer­ kers. Pauls zoon Frederic leidt Meyvaert Glass Engineering, Belgisch marktleider in brand­ compartimentering en bank­ beveiliging, en een wereld­ speler in de constructie van museumvitrines. Referenties zijn het Louvre, het in 2012 vernieuwde Rijksmuseum in Amsterdam en grote musea in Chicago, Londen, enz. Zijn neven, Francis’ zonen Alex en Bernard, leiden vandaag Meyvaert Glas, gespeciali­ seerd in verwerkt glas voor interieur en exterieur. “Meyvaert Glas onderscheidt zich door een hoge afwerkings­­ graad en door een grote, strategische voorraad van on­ gewone, duurdere glassoor­ ten voor speciale klanten. Wij hebben bijvoorbeeld als enige in de Benelux permanent verschillende diktes extra wit gelaagd glas in stock. Door de band met ons zusterbedrijf Meyvaert Glass Engineering specialiseerden we ons ook in

Ghelamco Arena Gent, Meyvaert

antireflecterend glas voor musea, winkels en displays voor uurwerken. Dankzij de jarenlange ervaring van onze mensen en een geavanceerd machinepark, realiseren we glasbewerkingen met prak­ tisch 100% nauwkeurigheid. Hoe ingewikkelder de op­ dracht, hoe liever. Onze machines kunnen ook steen verwerken, waarmee we be­ antwoorden aan de stijgende vraag naar keramiek voor bui­ tenmeubelen. De Belgische fabrikanten van buitenmeube­ len behoren in het high endsegment tot de internationale top”, vertelt Alex Meyvaert. De gemiddelde leeftijd in het atelier ligt vrij hoog. “De meesten werken hier al heel lang. We vinden ook moeilijk jonge mensen want het glas­ vak kun je op geen enkele school leren. Aangezien alles op maat gemaakt wordt, is het ook een arbeidsintensief proces. De ideale glasbewer­ ker combineert de mannelijke

Door het wegvallen van tal­ rijke klanten in de meubel­ industrie − opnieuw onder prijsdruk van het Oosten − schakelde Meyvaert Glas het voorbije decennium sterk over naar glas op maat voor binneninrichting. “Onlangs lanceerden we hiervoor de merknaam AI Glass, wat staat voor ‘Architectural Interior Glass’. Een voorbeeld van een recent project is de Ghelamco Arena in Gent waar we de glazen buitenbalustrades en de inrichting van het res­ taurant met chef-kok Danny Horseele plaatsten. We lever­ den ook een gedeelte van het glas voor stations ontworpen door Calatrava in Luik en Italië. Voor grote hoeveel­ heden hebben we in China onze eigen productie-eenheid Meyvaert Oriental.” – www.meyvaert.be – www.meyvaert-glas.be – www.aiglass.be

Maene ontwerpt 100% transparante balustrade In 1969 startte Lucien Maene in Brugge een bescheiden atelier voor stalen bouw­ smeedwerk, dat gaandeweg uitgroeide tot een producent van leuningen en trappen in staal, roestvrij staal (inox), aluminium en glas. Na een eerste vierkante baluster (staand profiel) om glasplaten vast te houden in 1995, volg­ de in 1998 een ronde vorm − de Ovale − met drie gleuven. “Dit type was zodanig popu­ lair dat het onmiddellijk na­ gemaakt werd,” vertelt zoon Geert Maene. Sinds hij in 2000 de leiding overnam koos hij voluit voor innovatie en ontwikkeling. “De inspiratie haal ik uit de markt, door con­ stant te luisteren naar klan­ ten en architecten. Meestal moeten we een compromis zoeken tussen de esthetische wens en de technische haal­ baarheid. Voor balustrades gelden immers strikte techni­ sche bouwnormen.”

Damman Deerlijk, Maene © Maene L. NV

De aanzet voor glazen balu­ strades was gegeven en de markt vroeg om nog een stap verder te gaan. “Vandaag moet alles transparant en minimalistisch zijn. Ik kreeg geregeld de opmerking dat niets erger is dan honderd­ duizenden euro’s uit te geven aan een kustappartement en dan je uitzicht op zee belem­ merd te zien door hekwerk. We besloten daar iets aan te doen. In 2008 startten we met IWT-steun met het verzamelen van kennis over verschillende materialen en assemblagemethodes. KAHO Sint-Lieven uit Gent was be­ reid om een ‘rekensysteem met eindige elementen’ te ontwikkelen. Dat komt neer op een 3D-computersimulatie van hoe krachten inwerken op een onregelmatige vorm. Het voordeel van een virtuele simulatie is dat je niet hoeft te investeren in prototypes voor crashtests. Je verandert in de berekening de parameters van het materiaal: de staal­ soort, aluminium, glas, hout­ soort, enz. Na verloop van tijd rolt het resultaat uit de com­ puter”, vertelt Maene. Daarna startte de echte pro­ ductinnovatie die tegen 2012 leidde tot het 100% door­ zichtbare balustrademodel Boston. Een van de techni­ sche vraagstukken daarbij waren de ‘regelschoenen’ om de glasplaten zonder metalen bovenprofiel toch perfect uit te lijnen. Die moesten vier keer sterker zijn dan gewoon staal, een kwaliteit die slechts twee fabrikanten wereldwijd maken. Daarnaast was er de


AZ Sint-Jan Brugge, Maene © Maene L. NV

veiligheidsvereiste voor het glas, dat zelfs bij breuk moest blijven rechtstaan. Hiervoor vond Maene een oplossing bij een stijve film van DuPont (Sentryglas) die hij tussen twee glasplaten lijmde. “Zo konden we bovendien dunner glas gebruiken, wat voordeel in gewicht opleverde. Het re­ sultaat was een uniek, totaal transparant product: volledig onzichtbaar in de vloer veran­ kerd en zonder metalen hand­ greep bovenaan.” De Boston werd onmiddellijk opgepikt door de villamarkt en onder meer gebruikt bij de vernieuwing van het AZ Sint-Jan in Brugge en AZ Damiaan in Oostende. Een ander opmerkelijk ontwerp in Maenes negen types glazen balustrades, is de Concord. Daarbij wordt het glas gelijmd op een metalen constructie die beperkt zichtbaar blijft. Om de lijm te laten ‘pakken’ op het glas, wordt het mole­ culair opgeruwd volgens een

Hotel Blue Woods Deerlijk, Maene © Maene L. NV

zelf ontwikkelde methode. De Concord vindt zijn weg naar balkons van appartementsge­ bouwen maar leent zich ook om glazen gevelbekleding te bevestigen. Dit geeft een bijzonder cachet, zeker met gekleurd glas. Hoever gaat de ambitie? “Zoals veel Vlaamse bedrij­ ven maken we goede pro­ ducten maar zijn we slecht in marketing. Wij spelen op de thuismarkt, glazen leuningen worden tot nu toe niet ge­ vraagd in Tirol. De bouwcrisis is ook niet van die aard om snel internationaal succes te verwachten. Niettemin heb­ ben we deze keer onze mo­ dellen voldoende Europees geoctrooieerd.” – www.maene.com Roel Jacobus

36 37


Fantasie van Spinoza en Mendelssohn, Edward Leibovitz

Van hard en koud naar zacht en warm


Geel object, Carine Neutjens. Foto: SprAzzo

Glaskunst in Vlaanderen, een stand van zaken

38 39


In de jaren 60 begon de ontvoogding van de ‘toegepaste’ kunsten: textiel, keramiek, glas, enz. werden ook stilaan geaccepteerd als media voor vrije kunst. In Vlaanderen kwam het glas maar moeizaam op gang. Maar nu staat de ‘glaskunst’ als een huis. Allereerst: glas in Vlaanderen heeft geen specifieke ken­ merken die een kunstenaar of kunstwerk als specifiek Vlaams kunnen catalogeren. Zoals de meeste kunstrich­ tingen zit ook het glas in een internationale beweging, en zijn er zoveel wederzijdse be­ stuivingen dat we nog steeds de benaming van veertig jaar geleden gebruiken. De Studio Glass Movement was en is een internationale beweging, meer dan een organisatie, die een Engelse benaming heeft omdat de eerste adepten er­ van Amerikanen en Engelsen waren, en omdat het Engels ook bij glaskunstenaars door­ gaans de voertaal is. Het tech­ nisch jargon dat de glaskun­ stenaars hanteren is praktisch volledig Engels. De hedendaagse glaskunst in Vlaanderen kwam pas laat op gang omdat er zo goed als geen opleiding was. Wel is er al sinds oude tijden een traditie van glasramen, uiter­ aard vooral – maar niet al­ leen – voor kerken. Maar dat is een aparte benadering van de materie glas. Er zijn enkele kunstenaars in Vlaanderen die ver over de grenzen bekend zijn, en de opleiding tot glaze­ nier is ook verzekerd in enkele gerenommeerde kunstscholen in ons land. Voor de rest was er de verre herinnering aan de glasfabriek De Rupel in Boom, en werd in België enkel nog verwezen naar het beroemde Val Saint Lambert in Seraing. Ging onze koning op buiten­ lands bezoek? Dan zeulde hij jarenlang steevast als ca­ deautje een kristallen vaas of schaal van dat beroemde glas­ bedrijf mee. Het beroemde bedrijf, dat op 11 oktober 2013 het faillissement aanvroeg. Als je niks hebt, kun je niks tonen. Dus schitterden Belgen lang in hun afwezigheid op glasexposities. Bijna 35 jaar

geleden werd een internati­ onale overzichtstentoonstel­ ling gehouden, zoals New Glass – A Worldwide Survey in 1980 in New York. Daar was enkel werk te zien van gla­ zenier en spiegelkunstenaar Michel Martens (1921-2006), pionier van de hedendaagse glaskunst in Vlaanderen, met zijn Gekke Spiegels. Op Expressions en Verre in Lausanne in 1989 was er zelfs geen enkele Belg te bespeu­ ren. In 1990 was in Düsseldorf Neues Glas in Europa te zien: Edward Leibovitz hield op zijn eentje de Belgische eer hoog. De expositie Glas, van drinkbeker tot kunstobject, dat­ zelfde jaar in het Sterckshof, Provinciaal Museum voor Kunstambachten – nu het Zilvermuseum – in Deurne en op twee plaatsen in het centrum van Antwerpen, had natuurlijk een paar kunste­ naars van eigen bodem te bieden. Omdat de Antwerpse groep L’Anverre apart expo­ seerde in de ontwijde SintAugustinuskerk, nu de con­ certzaal AMUZ. Maar vandaag is glas in Vlaanderen de kinderziekten ontgroeid. Het sluit nu aan bij wat in andere landen al lan­ ger bestond: een gedegen en gevarieerd aanbod van glas­ kunst, onder andere dankzij enkele efficiënte opleidings­ mogelijkheden. In de eerste plaats is er het IKA – Instituut voor Kunst en Ambacht in Mechelen, dat al meer dan 25 jaar werkzaam is, en een paar jaar geleden een uitstekende expositie uitstuurde tot in Noord-Duitsland en Finland. Daarnaast geven Sint-Lucas Beeldende Kunst Gent en de Provinciale Hogeschool Limburg in Hasselt een brede opleiding. En de Stedelijke Academie van Berchem doet ook mee, en er zijn zeker nog kunstscholen met een afdeling Glas. De gemeente Lommel ligt in een streek waar het zuiverste, wereld­ wijd geprezen zand wordt gevonden voor glasproductie. Dus had het gemeentebe­ stuur oren naar de oprichting van een Glazen Huis, met een goed uitgerust blaas­ atelier, een expositiezaal en een shop. Het huis wordt

geleid door Jeroen Maes, zelf vertrouwd met de beoe­ fening van de glaskunst. Dit initiatief deed de belangstel­ ling over het hele land sterk stijgen. Intussen werd al in 1990 de Vlaamse Vereniging van Glaskunstenaars (VVG) opgericht, met in 1998 al 119 namen op de ledenlijst. Niet alleen makers, maar ook sympathisanten – zoals de schrijver van dit stuk. Dat bewijst dat de Vlaamse glas­ oven stilaan op temperatuur kwam. De vereniging, die sedert 2006 onder de naam GLASS-S.BE verder leeft, wordt vooral gedragen door de glazeniers. Natuurlijk willen jongeren van bij ons zich meer en meer ook in het buitenland gaan ver­ volmaken. Net over de Franse grens, even onder Maubeuge, is in het dorpje Sars-Poteries al jaren het Musée-Atelier du Verre gevestigd, ontstaan uit de nostalgie voor de vroegere fabriek van gebruiksglas. Het huis is perfect uitgerust met alle mogelijkheden van glas­ bewerking, houdt regelmatig tentoonstellingen, organiseert stages voor kunstenaars en activiteiten voor de jeugd. Programmaorganisator Anne Vanlatum – uit Brugge – ver­ telt me dat de Vlaamse sta­ giaires vooral belangstelling hebben voor het glasblazen. Sommige Vlamingen volgen les aan de befaamde afdeling Glas van de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam. Maar er is geen vrees om het nog verder te zoeken, zoals in het plaatsje Frauenau in Beieren, aan de Tsjechische grens, een bosrijk gebied waar vroeger ook een pro­ fessionele glasmanufactuur bloeide. Daar vind je onge­ veer dezelfde faciliteiten als in Sars-Poteries, maar de sta­ ges, symposia en tentoonstel­ lingen worden hoofdzakelijk in de zomer georganiseerd, waar praktisch elk jaar ook Belgen aanwezig zijn. Al en­ kele jaren houdt glasverza­ melaar Dirk Schrijvers de AD Gallery & Consultancy open aan de Grote Koraalberg in Antwerpen, met regelmatige exposities van glaskunst. Zijn persoonlijke, uitgelezen ver­ zameling, opgebouwd vanaf

de vroege jaren 1980, bevindt zich in het Design museum in Gent – op dit ogenblik helaas niet te zien. De verwerking van glas, vooral het glasblazen, is een vrij spectaculaire bezigheid. Steeds meer kunstenaars hebben een eigen atelier dat af en toe wordt opengesteld voor bezoekers, die geboeid het proces volgen. Op die belangstelling hebben enkele glasmakers in Lier en om­ geving ingespeeld, en sinds 1996 organiseren ze om de twee jaar een Glasroute. De eerste keer was werk te zien van 10 kunstenaars in 4 ateliers. Het succes deed de organisatoren de zaak groter zien en bij de achtste editie in 2010 waren 80 kunstenaars vertegenwoordigd, onder wie natuurlijk heel wat bui­ tenlanders. Je kon de werken bekijken in woningen, ate­ liers en tuinen. Wat later, in 2003, werd ook in Gent met een tweejaarlijkse glasmani­ festatie begonnen: Diafaan, afwisselend met de Lierse Glasroute. De derde editie tel­ de 29 deelnemers, de vierde bijna 50, en de vijfde 39. Er bestaan natuurlijk ook buiten onze landsgrenzen re­ gelmatige samenkomsten van glasmakers en hun bewon­ deraars, zoals in Nederland. In Leerdam, stad van de gelijknamige glasfabriek die nu modieus ‘Royal Leerdam Crystal’ heet, wordt al 25 jaar de Glaskunstbeurs gehou­ den. Daarop huren makers, ook Vlamingen, een stand. De gemeente Tubbergen in Overijsel organiseert al 17 jaar in het najaar Glasrijk Tubbergen, waarvoor ook Vlaamse kunstenaars zich melden. Dan staat het hele stadje vol met glaskunst. Er wordt dus wel degelijk aan de weg getimmerd, er beweegt heel wat in de wereld van de glaskunst in onze streken. Zeker niet onbelangrijk voor de waardering van glas als kunstmedium is de integratie ervan in het werk van be­ langrijke kunstenaars. Zoals het bekende uiltje van Jan Fabre – of de duiven op zijn expositie in het Louvre – of de glasramen van Wim Delvoye,


of de integratie van glas in de composities van Hans Op de Beeck, Leo Copers, Koen Vanmechelen en Ann Veronica Janssens. Gevolg van dit alles is een zekere populariteit van glas bij veel jonge mensen die zich willen uitdrukken. Als ik de namen op de diverse lijsten van tentoonstellingen samen­ tel, kom ik aan zowat 96 deel­ nemers, die allemaal op inter­ net terug te vinden zijn. Velen hebben een website. Met het bekijken van de foto’s kom ik natuurlijk tot de conclusie dat het niet allemaal coryfeeën zijn. De meeste jongelui zijn vooral geboeid door de mate­ rie en haar wel heel bijzonde­ re bewerkingsmethoden. Ze bijten zich vast in de techniek, en eens ze die tot op zekere hoogte beheersen, vragen ze zich af wat voor zinnigs ze daar nu mee gaan aanvangen. In veel gevallen proberen ze de techniek zo professioneel mogelijk uit te voeren, terwijl het artistieke aspect op een min of meer aanvaardbaar hobbyniveau blijft steken. Toen glas als kunstmedium begon door te breken hoorde je de makers onder elkaar nooit zeggen “Oh, wat is dat goed, wat is dat mooi”, maar altijd “Hoe heb je dat ge­ daan?” Dat is een passage die voorafgaat aan de groei naar een gedegen artistieke visie. Die visie komt er niet zomaar, zeker als een nieuwe en bovendien technisch veelei­ sende werkwijze alle aandacht vraagt. Vrije expressie in glas vereist uiteraard al meteen een hoog uitvoeringsniveau. Schijnbaar evidente werkstuk­ ken zijn vaak het moeilijkst realiseerbaar. De gerijpte kunstenaar voegt in de loop der jaren zijn eigen knepen toe aan de basispraktijk. Glas is bijzonder aantrekkelijk voor het oog, en al snel worden objecten in glas omwille van die materiële bevalligheid door de argeloze toekijker als mooi ervaren, terwijl ze soms nog erg onvolkomen zijn. Deze bedenking wil vele adepten niet ontmoedigen, maar hen integendeel aan­ sporen tot autokritiek, en tot het bijschaven van hun artis­ tieke, expressieve alertheid.

Vorser, Eric Pipien

Een uitdrukkingswijze bezitten is één ding, maar je moet ook nog iets te zeggen hebben. De glaskunst wordt in onze streken vooral bedreven in de warme technieken. Maar laten we zeker niet vergeten dat heel wat glazeniers van meerdere markten thuis zijn, en diverse technieken – warm of koud – beheersen. Een in­ deling in werkwijzen is dan ook nooit compleet. Wel heb­ ben de meeste glaskunste­ naars een voorliefde voor een bepaalde manier van vorm­ geven. Zo kan men stellen dat van de 95 geregistreerde makers – twee derde zijn vrouwen – er 23 de voorkeur geven aan glasblazen, en 34 vooral werken met de andere warme technieken zoals fusing, slumping, pâte de verre, minder met de gasbrander. De bewerking met zagen, graveren, beitelen, kleven, de koude bewerkingen dus, worden door 15 kunstenaars bij voorkeur beoefend. Ik heb

een aparte afdeling van 14 adepten gemaakt met monu­ mentale werken die in de na­ tuur of in een gebouw tot hun recht komen, en die vooral met koud glas vervaardigd worden. Daar sluiten de 9 gla­ zeniers bij aan, want glasra­ men worden in principe met koud glas samengesteld.

religie. Hij blaast onder meer diverse monochrome kan­ delaars die in een religieuze context kunnen geëxposeerd worden. Maar in 2005 zette hij in de kelders van De Zwarte Panter in Antwerpen platen glas, in een ‘plankenkeurslijf’ bijeengebracht, waardoor suggestief een zaag was ge­ plaatst. Pierre Declerck heeft een verleden als pottenbak­ ker, met aandacht voor kleine, gracieuze vormen. Door een bezoek en een stage in SarsPoteries raakt hij in de ban van het glas en wordt hij een glasmaker. Hij blaast fi­ guurtjes en komvormen met gebruik van glasparels. Voor hem is het uithoudingsver­ mogen van het zware werk een belangrijk thema. Eric Pipien maakt met een virtuoze techniek kleine gestalten, die lijken op organische fabelwe­ zentjes. Zijn lessen en work­ shops in het IKA in Mechelen, Sint-Lucas Beeldende Kunst in Gent, en het Glazen Huis in Lommel worden zeer op prijs gesteld. Anna Torfs maakt vooral carrière in de Ajeto-glasblazerij in Lindava, Tsjechië. Ze ontwerpt er kloeke, ronde vazen en kom­ men met een dikke wand en een subtiel kleurgebruik. Drie jonge kunstenaressen hebben de laatste jaren een opmerke­ lijke sprong vooruit gemaakt: Zuz (Katrijn Schatteman) uit Lokeren, Ilse Van Roy uit Hasselt en Mariken Dumon uit Gent. Ze wonnen respec­ tievelijk in 2009, 2010 en 2011

Enkele persoonlijkheden In een kort verhaal kunnen we onmogelijk aandacht be­ steden aan alle makers. Dus vind je hier een persoonlijke selectie van enkele kunste­ naars die verder kijken dan de loutere creatie van vormen. Deze voorbeelden zijn niet al­ leen in Vlaanderen maar ook daarbuiten op de glasscène bekend. En ik probeer hen adequaat te verdelen over de diverse werkwijzen. Allereerst de blazers. Wouter Bolangier vindt inspiratie in de reflectie over leven, vergankelijkheid, relatie en

Objet fin, Ilse Van Roy

40 41


Ourppe, Katrijn Schatteman. Foto: Ludo Noël

de begeerde Bernardine de Neeve-Prijs in Nederland, genoemd naar de vroegere hoofdconservator kunstnij­ verheid van het Museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam, die een aankoop­ beleid van hedendaagse glas­ kunst op touw zette. De drie winnaars getuigen van gedre­ venheid en talent, en weten meestal precies waar ze met hun vormen naartoe willen. Marie de Bruyn ontdoet het glas van zijn overtollige con­ necties en laat volle blaasvor­ men in wit en transparante materie gewoon zichzelf zijn. Inge Goossens hangt kleine, doorgaans geblazen vormen op staande takken of in de bomen, en zoekt de relatie tussen de zelfgemaakte or­ ganische vormen en die van de natuur. En natuurlijk mag Giampaolo Amoruso niet ont­ breken, de vrolijke Italiaanse West-Vlaming die iedereen met zijn Botero-achtige fi­ guurtjes vertedert.

In de andere warme be­ werkingen zijn de Vlaamse kunstenaars ook goed ver­ tegenwoordigd. Sandra De Clerck, gewaardeerde leidster van het glasatelier van het IKA, vormt geslachte lam­ meren, een vrouwentorso of een rij borsten. Die illustreren haar bewogenheid voor de zwakken der aarde en voor

de levensconditie van veel vrouwen. Toen het tijdschrift Neues Glas in zijn winternum­ mer van 2006 een lang artikel publiceerde onder de titel Glass in Belgium: Growing up was die constatatie gro­ tendeels te danken aan de stuwende kracht van Sandra. Ingrid Arts is bekend om haar intieme kleine ‘huisjes’ met een poëtische invulling van vage figuurtjes en tekens. Isabelle Dethoor zoekt het experiment op door de gren­ zen van het samengaan van materies en technieken af te tasten. Maar het resultaat blijft verrassend eenvoudig en overtuigend. Carine Neutjens staat in de glaskunst be­ kend als een meesteres van het werken met glaspasta. Daarmee creëert ze organisch glooiende komvormen in zachte pastelkleuren, met een schijn van verwering aan de wanden. Pia Raeymaekers ging na Sint-Lucas Beeldende Kunst Gent naar Sunderland (Tsjechië) en Portstewart (Noord-Ierland) om zich te vervolmaken. Sommige van haar blanke vormen lijken zo uit een spelonk te zijn uitge­ houwen. Ivo Teuwen is een geval apart. Hij is gitarist, fotograaf en glaskunstenaar, met een juist gevoel voor ruimtelijkheid en dosering. Bavo Tiebos vindt dat glas niet noodzakelijk alleen op zichzelf hoeft te staan. Hij legt een link naar keramiek en architectuur met rimpelende oppervlakten. Hennie van Engeland, drijvende kracht achter de Glasroute, maakt kleine, organisch geïnspi­ reerde objecten met sterke

Womanhood, Sandra De Clerck. Foto: Chantal Pollier

Virtual reality, Koen Vanderstukken

grafische accenten. Koen Vanderstukken kreeg via een cursus ‘buisjes blazen’ in een opleiding Scheikunde de glasmicrobe te pakken. Nu is hij leraar in het IKA en een gewaardeerde kunste­ naar van Gent tot in Oakville, Ontario. Zijn monumentale, soms antropomorfe stèles, in het zand gegoten, zijn oor­ spronkelijk geïnspireerd op Afrikaanse maskers. Sylvie Vandenhoucke leerde goud­ smidkunst en glasbewerking, en won in 1997 een prijs op Talente in München met ver­ fijnde kommen. Nadien nam haar werk een heel andere wending, ze maakte panelen in pâte de verre met een sub­ tiele, frêle boodschap. Ze te­ kent veel, werkt met hout. Ze is wellicht de glaskunstenares die het best de link legt naar een expressievorm die de ma­ terie overstijgt. Veel kunstenaars passen kou­ de technieken toe op glas dat met warme technieken zijn algemene vorm heeft gekre­ gen. Dan denk ik aan Edward Leibovitz, die in Vlaanderen een voortrekker was. Op

Gedenksteentje, Ingrid Arts. Foto: Simon De Volder


Juju Space Jazz, Warner Berckmans. Foto: Warner Berckmans

geblazen, organische onder­ delen – een been, een duivel­ tje – en op vlak glas etaleert hij zijn virtuoze kunde in de meest verscheiden koude be­ werkingen, met veel zin voor het absurde, met veel humor en met niet altijd bedekte kri­ tiek op de maatschappij. Hij maakte ook glasramen, onder andere voor een Antwerpse synagoge. Er zijn enkele kunstenaars die grote, ruimtebepalende werken uitvoeren. Ik denk dan aan Sebastiaan Coppens en Bo De Baets, die hun glasplaten en staven rechtop plaatsen in een natuurlijke omgeving. Jan-Willem van Zijst vertrekt vaak van natuur­ foto’s en is een meester in het vinden van de relatie met de omgeving voor zijn breed uit­ gesmeerde werken. Van Petra Decaluwé zag ik een instal­ latie met opgehangen witte, geblazen lichaamsdelen, gespreid over een weideland­

schap. Ook Inge Panneels, werkzaam in Schotland, durft grote panelen aan, zoals de erg kleurrijke ‘landkaarten’ die ze er nu in het nieuw museum in Liverpool heeft staan. Ten slotte zijn er de glaze­ niers, die met hun schitte­ rende kleuren de muren van grote gebouwen van binnen­ uit doen stralen. Warner Berckmans, Joost Caen, Lut De Vogelaere en Mieke Verwaetermeulen vinden vlot het evenwicht tussen de die­ nende, aanvullende functie in een gebouw en de persoon­ lijke expressie van hun kunst­ werk. Zij combineren hun vrije expressie met de restau­ ratie van oude glasramen. Conclusie: de glaskunst in Vlaanderen maakte de laatste twee decennia een steile op­ gang. Dit is te danken aan de inspanning van enkele indi­ viduen die de link met bloei­ ende buitenlandse glascentra

Conversation piece, Sylvie Vandenhoucke. Foto: Sylvie Vandenhoucke

legden en die op enkele plaatsen in Vlaanderen een gedegen opleiding op poten zetten, waarbij ze op de wel­ willendheid van de school­ directeuren konden rekenen. Er zijn veel beoefenaars en er is een groeiende belangstel­ ling van het publiek. Jan Walgrave

42 43


Workbay, Ronan en Erwan Bouroullec voor Vitra

Van kamerschermen tot space dividers


BuzziHive, Alain Gilles voor BuzziSpace

Wonen en werken in een hedendaagse mix van openheid en privacy

44 45


Niet alleen in onze huizen maar ook op de werkvloer viert openheid de laatste decennia hoogtij. Na de open keuken werd ook de werkvloer opengewerkt naar zogenaamde landschapskantoren. Ondanks die hang naar meer openheid is het tegelijk eigen aan de mens om te hunkeren naar privacy en geborgenheid. Inspelend op beide aspecten zagen heel wat nieuwe ontwerpen het levenslicht. Onder meer het kamerscherm heeft zo weer aan populariteit gewonnen. Nochtans kent het kamer­ scherm al een bijzonder lange traditie. Voor zijn ontstaan moeten we terug naar China, naar de Zhou-dynastie (770 256 v.C.). Deze allereerste schermen bestonden oor­ spronkelijk uit één paneel. Pas tijdens de Han-dynastie (206 v.C. - 220 n.C.) ontstonden de eerste kamerschermen met meerdere panelen. Ze had­ den uiteraard een decoratieve functie, maar ook een morele. Zo schreef Liu Xiang bijvoor­ beeld de eerste verzameling biografieën van vrouwen, de Biografieën van Voorbeeldige Vrouwen, een tekst die be­ doeld was als begeleidende tekst bij een set schilderijen op een kamerscherm voor de keizer. Tekst en beeld ga­ ven voorbeelden van moreel rechtschapen vrouwen, maar ook van slechte vrouwen die de dynastie ten val hadden gebracht. Het oorspronkelijke kamerscherm is verloren gegaan, maar er bestaat wel nog een uit de late 5de eeuw dat er erg op lijkt. In deze pe­

riode deed een kamerscherm dus dienst als drager van ge­ schilderde verhalen. Tijdens de Tang-dynastie (618 - 908) werd de menselijke aanwezig­ heid echter tot een minimum beperkt en kwam vooral het landschap als motief op. Samen met heel wat andere culturele elementen namen de Japanners in de 8ste eeuw ook het gebruik van de kamer­ schermen over. Pas in de 14de eeuw ontstonden schermen met een voorstelling die over het hele vlak doorloopt. In dezelfde tijd raakte ook de met bladgoud beklede achter­ grond in zwang, zo karakteri­ stiek voor de Japanse scher­ men. Typisch ook voor de Japanse kamerschermen was hun lichte gewicht, waardoor ze gemakkelijk verplaatst kon­ den worden. Sommige bronnen suggere­ ren dat Marco Polo de traditie van de kamerschermen naar Europa bracht, maar de me­ ningen daarover lopen uiteen. Zeker is alleszins dat ze vanaf de 17de eeuw in al hun glorie in de Europese huiskamers opdoken. Aangezien echte slaapkamers als aparte ruim­ tes nauwelijks bestonden, ge­ bruikte men het kamerscherm om rommel en intimiteiten aan het oog te onttrekken of om zich te beschermen tegen tocht. Maar zelfs toen aparte slaapkamers ontstonden, bleef het kamerscherm in gebruik, want naast zijn func­ tionele kant was het kamer­ scherm ook een kunstobject, iets om mee uit te pakken.

In de 19de en 20ste eeuw kende het kamerscherm een nieuwe bloei met de opkomst van de arts-en-craftsbeweging en de art nouveau. Uit die periode stammen onder meer de Twee kamerschermen (1897) van de Belgische archi­ tect Paul Hankar, die ook als interieurarchitect actief was. Hij ontwierp de schermen voor het prestigieuze restau­ rant van het Grand Hôtel, dat op de Brusselse Anspachlaan lag. Mondaine klanten die in het restaurant meer discretie wensten, konden gebruikma­ ken van deze asymmetrische panelen met interessante roedeverdeling en ronde bekroning. In 2004 kon de Koning Boudewijnstichting ze aankopen en sindsdien zijn ze in bruikleen bij het Gentse designmuseum. Later maakte ook architect Renaat Braem kamerscher­ men. Daarvoor gebruikte hij onder meer wengé- en essen­ hout. Ook voor de woning Alsteens (1966) ontwierp Braem een – nooit uitgevoerd – ellipsvormig kamerscherm als visuele afscheiding tussen de eetplaats en de hal. Hedendaagse variant Om de ruimtelijkheid van onze huizen te behouden maar te­ gelijk toch een beetje privacy en gezelligheid te creëren, zijn kamerschermen vandaag de dag terug van weggeweest. Zowel qua vorm als materiaal kunnen ze sterk verschillen. Sommige leunen sterk aan bij hun historische voorgangers, zoals Fold (2012) van Studio

Many floors, Inge Van Gheel voor Drisag

Segers bij Mookum. Met dat ontwerp wil Studio Segers de gebruikers de kans geven om hun huis voortdurend om te vormen: overdag een kan­ toor en ’s avonds een gezellig hoekje. Als gasten blijven lo­ geren, kunnen die dankzij Fold ook van de nodige privacy ge­ nieten. Bovendien bezit Fold akoestische kwaliteiten en is het gerecycleerde vilt bijzon­ der licht. Ook Inge Van Gheel ging voor Drisag aan de slag met vilt, meer bepaald met naaldvilt­ tapijt. Haar Many Floors (2013) is opgebouwd uit op elkaar gestapelde stroken vilt in verschillende kleurtjes, waar­ door een bijzonder kleurrijk en speels resultaat ontstaat. Ook deze ‘wolkenkrabber van vilt’ beschikt over uitstekende akoestische kwaliteiten en is volledig recyclebaar.

Twee kamerschermen, Paul Hankar. © coll. Koning Boudewijnstichting, Design museum Gent. Foto © Ph. de Formanoir

Fold, Studio Segers voor Mookum

Daarnaast speelden een aan­ tal designers de transparantie van een kamerscherm nog sterker uit, zodat de indruk


Spinal Divider, Bundl voor Joli

van ruimtelijkheid niet verlo­ ren gaat. Een van de meest bekende voorbeelden is Sticks (2003) van Extremis, ontworpen door het ChineesDuitse koppel Hsu-Li Teo en Stefan Kaiser. Het is interna­ tionaal nog steeds het meest succesvolle product van het West-Vlaamse bedrijf. De glasvezelstokken zijn verkrijg­ baar in verschillende kleuren en afmetingen en zijn ook

Sticks, Hsu-Li Teo en Stefan Kaiser voor Extremis

geschikt voor buiten. Later be­ dacht Extremis binnen hetzelf­ de gamma de Sticks Curved (een gebogen variant), de Sticks Enlightened (met ledverlichting) en de Sticks Inline (met een smallere basis van slechts vier centimeter). Ook het tuinmeubelbedrijf Tribù bracht met Privacy (2009), een ontwerp van Nathalie Timmermans, een

transparant kamerscherm voor buiten – en eventueel ook binnen – op de markt. De geplastificeerde glasvezel­ stokken zijn geïntegreerd in een basis van witte polyester die dankzij verborgen wieltjes en een subtiele handgreep gemakkelijk verplaatst kan worden. Door de strakke en pure vormgeving past het scherm perfect bij de collectie van Tribù.

Tot slot is ook de Spinal Divider (2013) van ontwerp­ bureau Bundl voor Joli opge­ bouwd uit glasvezelstokken. Voor de basis koos Bundl voor zeven houten schakels, die in hun natuurlijkheid in contrast staan met de heden­ daagse witte stokken. Ook dit product kan zowel binnen als buiten gebruikt worden en is uit te breiden naar wens. Om het geheel een extra toets te geven bedacht Bundl ook een aantal ‘juwelen’ om bovenop de stokken te plaatsen. Die juwelen refereren aan het bo­ venste deel van een rietsten­ gel, en zorgen er ook voor dat de stokken een lichtjes gebo­ gen, meer natuurlijke vorm aannemen. Naast de evidente space dividers komen ook meer kasten op de markt die eventueel in­ gezet kunnen worden om een ruimte op te delen. Zo kun­

Lap Shelving, Marina Bautier voor Case

XYZ, Lhoas & Lhoas voor MOCA. © 354 photographers

46 47


nen Lap Shelving (2009) van Marina Bautier voor Case, dat bestaat uit een houten struc­ tuur met metalen schappen en bakjes, of de XYZ (2010) van de architecten Lhoas & Lhoas voor MOCA als een hedendaags en uitgebreid kamerscherm gezien worden. Het zijn stuk voor stuk echte kasten, die plaatsbesparing combineren met het opdelen van een ruimte. Vitra, pionier op de werkvloer Thuiswerk en flexibele werk­ plekken hebben onze manier van werken volledig veran­ derd. En dat brengt ook op het vlak van de inrichting van onze kantoren aanzienlijke veranderingen met zich mee. Het Zwitserse Vitra speelt daarin een pioniersrol. Al sinds het einde van de jaren 50 houdt het meubelbedrijf zich bezig met de ontwikke­ ling van kantoormeubilair. Het zogenaamde action office, dat bestond uit half afgesloten ruimtes met daarin modulair meubilair, diende jarenlang als standaard. Begin jaren 90 vroeg Vitra aan de Italiaanse architecten Andrea Branzi, Michele de Lucchi en Ettore Sottsass om na te denken over de werk­ plek van de toekomst, eentje waarin communicatie en flexi­ biliteit centraal zouden staan. In de loop der jaren bouwde Vitra de kantoren van zijn hoofdzetel in Weil am Rhein om. Om de interne commu­ nicatie te bevorderen, bracht

Workbay, Ronan en Erwan Bouroullec voor Vitra

het bedrijf in 2000 al zijn dien­ sten onder in één gebouw, in een architectuur van Nicholas Grimshaw. In 2002 integreer­ de het de grote, gemeen­ schappelijke Joyn-werktafels van de broers Bouroullec. In 2007 volgde hun Alcove Sofa. Die bood werknemers de kans om zich af en toe af te zonderen. Sinds 2011 herdenkt Vitra zijn citizen office opnieuw. Het kantoor is uitgegroeid tot een plaats om te leven. Werknemers krijgen er veel meer vrijheid om te beslissen hoe en wanneer ze hun werk het best kunnen uitvoeren. Volgens studies van Vitra zal anno 2020 zo’n 80% van de werknemers trouwens geen vast bureau meer hebben. De basis bestaat uit een office forum, waar werknemers elkaar kunnen ontmoeten om iets te bespreken of om even­ tjes te pauzeren. Daarrond liggen de zogenaamde workstation areas. Die kunnen ver­ schillende vormen aannemen: grote tafels om samen te wer­ ken, hoge tafels om rechtop­ staand te werken, zetels om rustig dossiers door te lezen, afgeschermde cabines om geconcentreerd te werken, tot zelfs zetels voor de betere power nap. Op de jongste meubelbeurs van Milaan stelden de Bouroullecs hun Workbay voor. Daarmee tonen ze aan hoe met een eenvoudig sys­ teem van vezelplaten en

Workbay, Ronan en Erwan Bouroullec voor Vitra

horizontale niveaus een vol­ ledige werkomgeving op­ gebouwd kan worden. De Workbay is een kleine cocon die zowel akoestisch als visu­ eel afgeschermd is. Bijzonder aan dit concept is dat het mee kan evolueren met het kan­ toor. Met de Workbays kan je een soort natuurlijk landschap creëren. Aangezien deze nieuwe filosofie rond werken ook een mentaliteitswijziging vraagt, begeleidt een con­ sulent van Vitra de klanten, zowel voor, tijdens als na de installatie van de nieuwe om­ geving. Jean Nouvel en co. Ook de Franse architect Jean Nouvel maakte tijdens het meest recente Salone del Mobile duidelijk dat wonen en werken vandaag meer dan ooit met elkaar verbon­ den zijn. Met Project: Office for Living uitte hij zijn afkeer van de ‘gekloonde en hoogst vervreemdende ruimtes’ en maakt hij duidelijk dat werken integraal deel uitmaakt van ons leven. Omdat we vaak zelfs meer tijd spenderen op kantoor dan thuis, vindt Nouvel het logisch dat we ons kantoor een persoonlijk ge­ zicht geven en er een plek van maken waarmee we ons kun­ nen identificeren. Flexibiliteit en diversiteit zijn dus ook sleutelwoorden binnen Nouvels concept. Een kantoor moet een unieke plek zijn, waar warmte en comfort hand in hand gaan met efficiëntie. De cruciale vraag is dus: wat

gaan we precies doen op die plek? Want elke taak moet zijn specifieke omgeving krijgen. Ook heel wat Belgische be­ drijven zijn bezig met deze kwestie. Zo timmert Bulo al sinds 1963 aan de weg. Het Mechelse bedrijf organiseerde bijvoorbeeld samen met het designtijdschrift Wallpaper* een workshop rond het kan­ toor van morgen, waaruit de hierboven beschreven ten­ densen weer duidelijk naar voren kwamen. “Bij Bulo proberen we altijd een feel­ goodfactor toe te voegen aan de ontwerpen, een soort van humor, een emotie die wat ons betreft veel belangrijker is dan alle technische richtlijnen, die voor ons trouwens toch al vanzelfsprekend zijn”, stelt creatief directeur Jan Aerts. Zo speelde onder meer Double You (2002) van de Zwitserse ontwerper Hannes Wettstein al in op de tendens naar meer flexibele werkplek­ ken. De lange, smalle tafels laten verschillende opstel­ lingen toe en de gebruiker kan dus zelf zijn werkruimte inrichten. In 2008 pakte Bulo uit met Kei, een modulair kantoorconcept dat zijn vor­ mentaal inderdaad ontleende aan keien. Het systeem met bureaus, scheidingswanden, vergader- en bijzettafels maakte het mogelijk om in­ dividuele modules op zoveel mogelijk verschillende manie­ ren te combineren, zodat er een verrassende kantoorlayout kon ontstaan. Ook met


BuzziTemp, Alain Gilles voor BuzziSpace

Grid (2012) speelde het bedrijf verder in op deze tendens naar een gevarieerde werk­ plek. Inspiratie vonden de Bulo-ontwerpers bij De Stijl. Een relatief nieuw, maar in­ tussen wel gevestigd merk in deze markt is BuzziSpace. Het bedrijf zag in 2007 het levenslicht, maar kan intussen op een bijzonder uitgebreid en succesvol productgamma bogen. “Met onze producten spelen we in op de inbur­ gering van de zogenaamde collaborative spaces, waar gezelligheid troef is en werk­ nemers in functie van hun werk zelf kiezen waar ze zitten. Daarom zijn veel van onze producten vaak ook hybride”, vertelt Daniel Verlooven, de verkoopdirecteur van BuzziSpace voor Europa. Zo bracht het bedrijf in 2012 BuzziHub op de markt, een ontwerp van Alain Gilles. De akoestische cocon met zitbank kan op verschillende manie­ ren gebruikt worden. “Recent

lanceerden we in aanslui­ ting hierbij de BuzziTemp en BuzziBooth Targa, twee halfhoge meubels die het toelaten om je maximaal te concentreren maar die tege­ lijk ook sociale controle en oogcontact mogelijk maken. En ook de BuzziHive bouwt hierop verder: door de sug­ gestie van een ‘deur op een kier’, is de ruimte enerzijds compacter maar ook meer uitnodigend.” Daarnaast bracht BuzziSpace al verschillende mobiele scheidingswanden op de markt. “Een van onze eerste producten was de BuzziScreen, een ontwerp van Sas Adriaenssens. Oorspronkelijk was het be­ doeld voor een huiselijke context, maar intussen vind je het ook in heel wat be­ drijven. Want door ritsen te voorzien tussen de schermen is het erg gebruiksvriendelijk, eindeloos uitbreidbaar en ook op akoestisch vlak be­

schikt het scherm over heel wat troeven. Bovendien is BuzziScreen volledig uit ge­ recycleerd materiaal gemaakt en kan zelfs de rits achteraf gerecycleerd worden. Later creëerde Alain Gilles voor ons de BuzziBlinds, een ka­ merscherm dat vormelijk teruggreep naar lamellen. Door ze te draaien kan je meer of minder transparantie en dus privacy creëren. Ook

Grid, Bulo

BuzziSwitch is zowel voor thuis- als kantoorgebruik bedoeld. We verwerken er trouwens al het afvalmateri­ aal van onze andere projecten in”, stelt Verlooven. Intussen is BuzziSpace actief in 34 lan­ den en mocht het onder meer al kantoren inrichten voor Facebook en Yahoo. Elien Haentjens

48 49


Honest by, Bruno Pieters. Š Honest by

Van kledingfabriek naar kleerkast


Rana Plaza, Bangladesh

Hoe transparant is het modesysteem?

50 51


De heersende attitude tegenover transparantie binnen de mode verandert langzaam, maar zeker. De verschuiving in het denken van zowel labels als consumenten komt niet uit het niets. De vraag naar meer transparantie in de productieprocessen van modebedrijven klinkt steeds luider. Ook de ongebreidelde consumptie van fast fashion wordt in vraag gesteld. Maar er zijn rampen nodig als de instorting van een kledingfabriek in Bangladesh om de kwestie vooraan op de publieke agenda te zetten. Vandaag zijn er tal van initiatieven die verbetering promoten. Maar werken ze ook? Rana Plaza-ramp als ijkpunt In april stortte in Bangladesh het Rana Plaza in. Dit gebouw van 8 verdiepingen huis­ vestte 5 kledingfabrieken en een winkelcentrum. De ramp veroorzaakte meer dan 1000 doden en daarnaast raak­ ten nog eens 2500 mensen gewond. In de textielfabriek produceerden werknemers kleding voor high streetmerken, waaronder Primark en Mango. Dit voorval was helaas niet het enige in zijn soort. In Bangladesh waren er al tal van ongelukken in tex­ tielfabrieken. Voor veel arbei­ ders daar was de instorting van het Rana Plaza de druppel die de emmer deed overlo­ pen. Ze trokken massaal de straat op om te protesteren tegen de onveilige werkom­ standigheden in de fabrieken.

Er stak ook een internationale storm van kritiek op tegen de Bengaalse textielindustrie. Trouwens, niet alleen de poli­ tiek maar ook het grote pu­ bliek begon zich steeds meer vragen te stellen over de houdbaarheid van deze situa­ tie. De tijd was rijp voor echte actie in plaats van vage belof­ tes. Zo betekende de instor­ ting van het Rana Plaza een ijkpunt in de lange weg naar betere fabrieksomstandighe­ den voor textielarbeiders. Het doel: ‘schonere’ kleren. ‘Bangladesh-akkoord’ Volgend op de ramp sloegen meer dan veertig big brands de handen in elkaar. In The Accord on Fire and Building Safety in Bangladesh verbon­ den internationale vakbon­ den, non-gouvernementele organisaties en retailers zich ertoe om minimale veilig­ heidsomstandigheden in de Bengaalse textielindustrie te bewerkstelligen voor de komende vijf jaar. Het ak­ koord werd gesponsord en ontwikkeld door UNI Global Union en IndustriALL Global Union, in samenwerking met de Schone Kleren Campagne, enkele voorname ngo’s en het Workers Right Consortium, de onafhankelijke organisatie die toezicht houdt op de na­ leving van de arbeidsrechten binnen de Amerikaanse en Britse textielindustrie. Het is een uitgebreide versie van een eerder akkoord van de Schone Kleren Campagne, dat enkel werd ondertekend door

PHV Corp en Tchibo. Deze producent en multinational waren ook in mei weer de eersten om het zogenoemde Bangladesh-akkoord te on­ dertekenen. Vele anderen volgden in hun voetsporen, waaronder de Inditex-groep (van Zara en Massimo Dutti) en merken als H&M en C&A. Met dit brand- en bouwveilig­ heidsakkoord garanderen de bedrijven dat de productie in hun fabrieken veilig gebeurt en stemmen ze toe in controle door onafhankelijke inspec­ ties. Maar dit is niet hun enige belofte. Ze engageren zich im­ mers ook tot de toelating van vakbonden in de fabrieken, waardoor de werknemers zelf een meer prominente rol zullen spelen. Hoewel nog niet voldoende, is het een grote stap voorwaarts voor de Bengaalse textielarbeiders. Maar om enigszins geloof­ waardig over te komen, zullen de bedrijven meer moeten doen dan voornoemde zaken. Zo staat er verder in het ak­ koord te lezen dat bedrijven moeten zorgen voor een billij­ ke compensatieregeling voor slachtoffers. Het ‘Bangladeshakkoord’ houdt daarnaast ook een volledig transparant productieproces in. Dit bete­ kent dat elk merk een volledig overzicht moet bezorgen van de hele productieketen van haar kleding. Ook hebben de bedrijven de plicht om andere mededingers in de sector te dwingen tot het naleven van de afspraken. Schone Kleren Campagne

Rana Plaza, Bangladesh

Het ‘Bangladesh-akkoord’ maakt deel uit van een rui­ mer kader voor ‘schone’ kleren. In de jaren 80 werd in Nederland de aanzet ge­ geven tot de Schone Kleren Campagne. 10 jaar later was de officiële oprichting een feit. Deze organisatie bestaat uit een breed spectrum be­ langhebbenden, waaronder vakbonden en ngo’s, en zet zich tot op heden in om textielarbeiders een stem te geven en mistoestanden binnen het productieproces van kleding te voorkomen. Intussen is ze met 15 deelne­

mende landen uitgegroeid tot een wijd Europees netwerk. Daarnaast onderhoudt de organisatie een nauwe band met gelijkaardige partners in andere werelddelen. In 1997 zorgde de organisatie voor de oprichting van de Fair Wear Foundation, een onafhanke­ lijke vzw met zo’n 80 bedrij­ ven die 120 merken vertegen­ woordigen en die zich inzet voor de verbetering van wer­ komstandigheden van textiel­ werknemers. Het was ook de Schone Kleren Campagne die na de Rana Plaza-ramp naar voren trad als een van de initiatiefnemers van een bin­ dend akkoord, als vervolg op haar eerdere overeenkomst tussen PHV en Tchibo. Andere initiatieven Naast de Schone Kleren Campagne bestaat er ook een hele reeks andere initiatieven, op zowel lokaal, als nationaal als internationaal vlak. Zo zet ook Greenpeace zich in voor het verbeteren van de kledingindustrie. De milieu­ organisatie wil bereiken dat kledingbedrijven stoppen met het lozen van giftig afvalwater en openheid geven over de stoffen die in het water te­ recht komen. Met hun Detoxcampagne in 2011 boekten ze succes: ze overtuigden grote kledingmerken als Puma, Nike en H&M. Van deze laatstgenoemde be­ drijven gaan verschillende ini­ tiatieven uit. De keten was het onderwerp van verschillende solidariteitsoproepen van de Schone Kleren Campagne, waarna ze besloot haar beleid te verbeteren. Zo heeft H&M een gedragscode die verwijst naar de IAO Verklaring over de Fundamentele Principes en Rechten op het Werk. In landen waar deze rechten wettelijk beperkt zijn, voorziet de gedragscode in alterna­ tieve structuren. Daarnaast maakt H&M ook deel uit van het Better Cotton Initiative, met als missie het streven naar een transformatie van de wereldwijde katoenpro­ ductie door van Beter Katoen een duurzame en algemene grondstof te maken. De keten focust ook op transparantie


heid op te nemen. Maar wat kun je als consument nog doen? Volgens veel experts, zoals die van de Schone Kleren Campagne, is het bij­ voorbeeld geen oplossing om volledig te stoppen met het kopen van kleding uit lage­ loonlanden. Dan hebben de fabrieksarbeiders namelijk he­ lemaal geen loon meer.

en traceerbaarheid van de volledige textielwaardeketen, dit alles met positieve gevol­ gen voor zowel het milieu, als de producenten en textielar­ beiders, als voor de toekomst van de katoensector. Deze ini­ tiatieven maken allemaal deel uit van het overkoepelende H&M Conscious-project voor een duurzamere modetoe­ komst. Maar ook andere ketens en high street-merken blijven niet achter. Zo proberen grote bedrijven als Nike hun steen­ tje bij te dragen aan een ho­ ger transparantiegehalte bin­ nen de modesector. Daarnaast ontstaan er steeds meer kleinschalige initiatieven, zoals bijvoorbeeld W. Green, een pr-bureau dat duurzame en eerlijke mode- en lifestyleideeën ondersteunt. Deze kleinere projecten opereren vanuit de gedachte dat kleine beetjes samen een groot ge­ heel vormen. Luxemerken en transparantie We kunnen ons wel afvragen hoe dat dan zit bij de grote dure merken. De kern van zo’n luxemerk schuilt in zijn reputatie. Door een groei­ ende productiecapaciteit is het imago van zulke merken echter langzaam maar zeker aan het verschuiven, weg van de artisanale traditie. Dit leidt tot een verhoogd risico op re­ putatieverlies, vaak door ne­ gatieve verhalen omtrent hun manier van kledingproductie in fabrieken. Daarnaast is het door sociale media en andere kanalen steeds gemakkelijker voor consumenten en andere actoren om luxemerken hier­ voor op het matje te roepen. Deze bedrijven moeten zich ter bescherming van hun brand values dus bewust zijn van de duurzaamheidkwes­ tie. Maar hier knelt vaak het schoentje. In realiteit ligt het transparantie- en duurzaam­ heidsniveau van deze labels namelijk vaak veel lager dan dat van ketens en andere mo­ demerken. Toch kunnen we ook hier een lichte verbetering opmerken. Er zijn wel degelijk luxemer­ ken die initiatief nemen op

Honest by, Bruno Pieters. © Honest by

het vlak van transparantie, waaronder Gucci met zijn Artisan Corner. Ook duurdere Belgische merken doen vaak significante inspanningen om een zo transparant mogelijk productieproces te bieden. Een mijlpaal hierin is het Honest by-label van Bruno Pieters, gelanceerd in 2012. Met zijn initiatief slaagt hij na­ melijk in iets wat veel merken nauwelijks kunnen begrijpen, laat staan implementeren. Pieters maakte de bewuste keuze om het eerste 100% ethisch en biologisch gepro­ duceerde luxelabel ter wereld op de markt te brengen, met de focus op transparantie en traceerbaarheid. Hij gaat daarin zelfs zo ver dat klanten de herkomst en kostprijs van elk detail kunnen achterha­ len. Het label werkt ook enkel samen met gelijkgezinde ontwerpers, zodat ook bij een samenwerking alle product­ informatie eerlijk aan de klant wordt meegedeeld, van de herkomst van het garen tot alle vervaardigingsdetails. Consumentenzijde Maar we zouden bijna ver­ geten dat er aan dit verhaal ook nog een consumenten­ zijde bestaat. Bedrijven en fabrieken mogen dan wel verschillende initiatieven ne­ men, maar deze volstaan niet om volledig komaf te maken met wanpraktijken binnen de textielindustrie. Het is dus ook aan de consument om concrete verantwoordelijk­

Het is dus beter om de focus te verleggen naar andere opties. Dit kan al klein begin­ nen. Zo is het aangeraden bewust te zijn van wat je koopt. Als een kledingstuk ‘made in Bangladesh’ aan­ geeft, kun je er van uitgaan dat dit niet altijd in goede om­ standigheden gebeurt. Maar helaas is productie in Spanje of Portugal niet altijd een garantie op betere productie­ omstandigheden. Eerder nog dan de herkomst, is het be­ langrijk te checken waarvoor het modemerk of label op dat vlak staat. Hebben ze be­ paalde charters ondertekend? Hebben ze zich officieel geën­ gageerd voor menswaardige productieomstandigheden? Dat is voor een stuk online te checken.

nuanceren. Het aanbod wordt namelijk steeds schaarser en de prijzen stijgen omgekeerd evenredig. Daarnaast is de route die tweedehandskle­ ding volgt niet altijd even transparant en overzichtelijk. Zo vliegen deze kleren soms enkele malen de wereld rond vooraleer ze uit de circulatie gehaald worden. Op die ma­ nier klinkt vintage ineens al een stuk minder ‘groen’. Juiste keuzes Als consument komt het er dus vooral op aan om de juiste keuzes te maken. En dit kan enkel met correcte en voldoende informatie. Net daarom is transparantie zo belangrijk. En op lange termijn zal dit belang enkel groeien. Ook voor modemer­ ken draait het rond de juiste keuzes maken. Is het niet voor hen, dan wel voor hun arbei­ ders en consumenten. En de trend is duidelijk: openheid en transparantie zal de mode uiteindelijk meer opleveren dan achteloos verbergen. Eva Buttiens

Een andere en nog belangrij­ kere tip voor consumenten is het kiezen van kwaliteit boven kwantiteit. Natuurlijk is het leuk om veel stukken voor weinig geld in je kast te heb­ ben hangen. De keerzijde is echter dat je deze kleren vaak na korte tijd moet weggooien omwille van de slechte kwa­ liteit. Zou het daarom niet zinniger en vooral duurzamer zijn om te sparen en meer te betalen voor een mooi stuk, van een Belgische ontwer­ per bijvoorbeeld, dat langer meegaat en waaraan je dus uiteindelijk meer plezier be­ leeft? Dit betekent een om­ schakeling in een manier van denken, maar eentje die zeker het overwegen waard is. Overconsumptie is niet meer van deze tijd. Een andere, algemeen beken­ de optie is natuurlijk het ko­ pen van vintagekleding. Maar hoe groen is tweedehands­ kleding echt? Vintage draagt namelijk het imago duurzaam te zijn, maar we moeten dit

52 53


Datasculptuur van het persoonlijk mobiel netwerk van Celine Callens. Celine gebruikte de gegevens van haar telefoniefactuur om patronen in haar eigen belgedrag te ontdekken.

Zo oud als de straat, maar brandend actueel


Dylan Van Elewyck verduidelijkte de periodieke tabel door visueel te refereren naar de specifieke configuratie van elk deeltje.

Information design

54 55


Het organogram van een bedrijf, het dashboard van onze auto of een complex boek: eigenlijk zijn het stuk voor stuk staaltjes van information design. Die discipline wint in deze digitale tijden steeds meer aan belang, en moet ons in de toekomst zelfs in staat stellen om natuurrampen, bomaanslagen en een economische crisis te helpen voorkomen. Door de alsmaar toenemende informatiestroom die van­ daag op ons afkomt is het soms zoeken naar een speld in een digitale hooiberg, en kampen we met een information overload. Information design moet ons in staat stel­ len om die informatie beter te kunnen filteren, en sneller te vinden wat we zoeken. Ook zal information design ons steeds meer helpen om voorspellingen te doen. Zo kon Al Gore ons in zijn An Inconvenient Truth dankzij een staaltje van information design overtuigen van de mi­ lieuproblematiek. Want dank­ zij grafieken en diagrammen kon Gore aantonen hoe onze toekomst er zal uitzien, en hoe groot het probleem van de opwarming van de aarde is en zal worden. Het gebruik van visuele technieken, waar­ door de datagegevens op een bepaald moment zelfs niet meer op het scherm pasten, zette de boodschap extra kracht bij. Het is een mooi voorbeeld van waartoe information design in staat is.

In België is Johan Van Looveren, die in 2011 de Master Information Design oprichtte aan de Brusselse Luca School of Arts, een van de voortrekkers in de mate­ rie. “Om uit te leggen wat information design precies is, heb ik eigenlijk minstens een halve dag nodig”, begint Van Looveren. “De meeste mensen denken spontaan aan infographics, maar information design is veel meer dan dat. Kort samengevat kun je zeggen dat het er bij information design om gaat om alle soorten complexe data op zo’n manier te visualiseren dat de lezer in één oogopslag de onderliggende structuren kan doorgronden, zodat hij er snel de essentie uit kan destilleren. Op die manier kan data, die op het eerste gezicht vaak on­ beduidend lijkt, omgezet wor­ den tot zinvolle informatie.” Information design kan op­ gesplitst worden in vier deel­ gebieden, namelijk ruimtelijk (grafisch) design, datavisua­ lisatie, editoriale vormgeving en interactief design. “Ook onze master was rond deze vier pijlers opgebouwd, maar we stappen van die opdeling af. Want op zich doet het me­ dium of het veld waarin men werkt er niet - of alleszins minder – toe. Of de bood­ schap begrijpelijk is voor de doelgroep, is wat telt. Om dat te garanderen hebben we een aantal aandachtspunten voor­ opgesteld. In eerste instantie moet je telkens opnieuw na­

Bénédicte Staels visualiseerde globale kleurtrends aan de hand van kleur- en vormanalyse van meer dan 2000 covers van het magazine Vogue.

denken over wat je precies duidelijk wilt maken, welke doelgroep je wilt bereiken, en dus hoe je je verhaal het best vertelt en in welke beeldtaal. Het gebruik van narratieve technieken is namelijk van pri­ mordiaal belang, terwijl ook de visuele voorstelling telkens opnieuw moet verrassen.” “Daarom hechten we ook veel belang aan esthetiek. Zo kun­ nen we de informatie attrac­ tiever, en dus verteerbaarder, maken zodat toeschouwers alles sneller kunnen vatten. Ook de visuele ergonomie speelt in dit verband een cru­ ciale rol: duidelijke hiërarchi­ sche typografie en een logi­ sche schikking van informatie zal voor een sneller begrip zorgen. Zo zijn er bijvoor­ beeld bepaalde parameters om informatie te organiseren, zoals het LATCH-acroniem dat voor ‘locatie, alfabet, tijd, ca­ tegorie, hiërarchie’ staat. Deze parameters vind je bijvoor­ beeld terug in bibliotheken en woordenboeken (alfabet), bij vertrek- en aankomsturen van openbaar vervoer (tijd) en in je Google-resultatenlijst (hiërarchie). Tot slot moet je rekening houden met neu­ rologische en linguïstische aspecten: mensen zien vaak wat ze willen zien, en dus is het heel belangrijk om hun aandacht vast te grijpen en te leiden.” Naast de vormelijke elemen­ ten is er vanzelfsprekend ook het inhoudelijke aspect. Want gegeven of verworven data vormen de basis en moeten telkens opnieuw en vooral op de juiste manier geanalyseerd worden. In die zin wordt information design ook wel eens the functional art genoemd, want het bevindt zich tussen kunst, wetenschap en zelfs psychologie. “Ons vakgebied is een van de meest interdis­ ciplinaire die er bestaan. We werken vaak erg nauw samen met mensen uit andere disci­ plines zoals statistici, weten­ schappers, programmeurs, journalisten en sociologen. Data zijn voor ons heilig, al stellen we ons wel telkens de vraag hoe en waarom ze vergaard werden. We benade­ ren ze dan ook steeds vanuit

een journalistieke attitude. En zorgen dan voor een een­ voudige, maar inventieve voorstelling zonder de data te simplificeren of reduceren.” ‘On the fly’ Information design is dezer dagen dus een hot topic, maar tegelijk is het zo oud als de straat. Want eigenlijk is elke vorm van notatie een stuk information design, en dus gaat het ontstaan ervan terug tot vóór de ontwikkeling van het schrift. “Als men wilde aangeven hoeveel dieren een boer had, dan zocht men een manier om die kwantiteit te registreren. Die teken- en symboolsystemen waren toen voor alle betrokken partijen ‘leesbaar’, en konden dus sys­ tematisch gearchiveerd wor­ den. Deze notatiesystemen hebben later tot het ontstaan van het schrift geleid. Maar ook in de rest van de geschiedenis zijn tal van voorbeelden te vinden. Zo creëerde Copernicus een specifiek diagram dat zijn heliocentrische visie visueel meteen duidelijk maakte. En was ook onze eigen Mercator een information designer avant la lettre. Met zijn kaar­ ten en atlas maakte hij het on­ zichtbare zichtbaar. Een ander mooi voorbeeld is Plantin. Dat hij het woord Gods in zo’n uiteenlopende talen samen­ bracht in de Biblia Polyglotta was een titanenwerk, en is een ongezien staaltje meerta­ lig typografisch ontwerp. Wat opvalt is dat vernieuwing in kennis en wetenschap vaak gepaard gaat met nieuwe manieren van voorstellen en visualiseren”, vertelt Van Looveren. Meer recent kende information design een belang­ rijke ontwikkeling tijdens de Verlichting, die de bakermat vormde voor nieuwe stan­ daarden op het gebied van informatievisualisatie. Zo in­ troduceerde William Playfair lijn-, staaf- en taartdiagram­ men om de statistische ge­ gevens over de toenmalige maatschappij te visualiseren. In de jaren 20 en 30 van de twintigste eeuw volgden er


tweets te kunnen traceren”, vertelt Van Looveren. En hoe zit het in België?

De – schijnbaar onwrikbare – visuele structuur van de periodieke tabel werd door Celine Callens naar een transparante draaischijf overgezet om efficiënter naar periodieke elementen te kunnen zoeken.

dan opnieuw enkele belang­ rijke impulsen, die onder meer resulteerden in de ont­ wikkeling van ISOTYPE van de Oostenrijker Otto Neurath. “Dat in hoofdzaak pictogra­ fische systeem maakte het mogelijk om sociale, demo­ grafische en economische informatie op een praktisch universele manier visueel te presenteren. Het kreeg over de hele wereld gevolg, en resulteerde bijvoorbeeld in een zo eenvoudig en objectief mogelijke vormentaal voor universele zaken, zoals de aanduiding van een toilet.” Door de hoeveelheid en de snelheid waarmee data ons momenteel bereiken, is er nood aan nieuwe manieren om ze te visualiseren. Dankzij de computer en het internet

is er een democratisering van informatie opgetreden, die voor een gigantische veran­ dering heeft gezorgd. Tegelijk weten we vaak niet meer welke informatie ons nu echt aanbelangt. Zo is het bijvoor­ beeld voor journalisten veel eenvoudiger om snel data te vergelijken, maar moeten we tegelijk behoedzamer zijn voor de verspreiding van onze privégegevens. “Terwijl de datavisualisatie vroeger een lang proces was, gebeurt dat nu vaak ‘on the fly’. Zo registreert het Research and Development-departement van de New York Times bij­ voorbeeld Twitter-streams, die het via 3D-modelling in beeld brengt. Het is prachtig om te zien, maar vooral erg boeiend om zo op een veel efficiën­ tere manier de belangrijkste

Datasculptuur van het persoonlijk mobiel netwerk van Celine Callens. Celine gebruikte de gegevens van haar telefoniefactuur om patronen in haar eigen belgedrag te ontdekken.

In de sterk geïnformatiseerde landen is information design aan een opmars bezig, en vooral de Verenigde Staten, enkele Europese landen en Azië zijn koplopers. In België zijn de ideeën rond information design nog niet zo sterk in­ geburgerd. “Zo laat de signa­ lisatie in publieke ruimtes in ons land vaak te wensen over, verloopt de archivering van data nog steeds erg primitief, en zijn sites van de overheid vaak nog te onduidelijk en niet eenduidig vormgegeven”, vertelt Van Looveren. “ In Groot-Brittannië daarentegen lanceerde men recent een nieuwe standaard inzake digi­ tale overheidscommunicatie: op de overkoepelende site gov.uk wordt alle publieke overheidsinformatie gecen­ traliseerd onder één url. Die site moet het nieuwe Britse designicoon worden, als opvolger van de Londense metrokaart van Harry Beck. Hoe het komt dat die ideeën slechts met mondjesmaat doordringen in België weet ik niet zo goed, want op het vlak van kunst, mode en design behoren we wel vaak tot de pioniers. Bovendien leverde ons land wel een aantal grote denkers in deze materie. Zo legde Paul Otlet bijvoorbeeld al in de jaren 30 de basis voor het internet. Door middel van een elektrische telescoop in combinatie met een telefoon en projecties zou hij archie­ ven over de hele wereld via een soort hyperlinks met el­ kaar verbinden. Zijn ‘internet van papier’ is nog steeds te zien in het Mundaneum in Bergen.” Als een soort tegengewicht voor het gebrek aan information design in België, en omdat het past binnen de interesses van de studenten en de noden van deze tijd, richt de Brusselse afdeling van Luca School of Arts een Master Information Design in. “We zagen dat veel stu­ denten voor hun eindwerk in grafische vormgeving eigenlijk reeds, al dan niet

onbewust, kozen voor information design, omdat het nu eenmaal deel uitmaakt van hun leefwereld. Tegelijk zal de digitalisering van de wereld alleen maar toenemen, en bestond er nog geen oplei­ ding in Vlaanderen. Daardoor zullen information designers maatschappelijk een steeds relevantere rol toebedeeld krijgen. Daarom was het in­ richten van deze master voor ons een onbetwiste keuze.” Daarnaast organiseert Van Looveren met zijn collega Inge Gobert al meer dan acht jaar de lezingenreeks Shapeshifters in de Brusselse Beursschouwburg. Zo wil­ len ze nieuwe ideeën over grafisch design een podium bieden, en internationale ontwerpers hun inzichten en kennis met het grote publiek laten delen. “De laatste jaren ligt de focus van die lezingen dan ook vooral op information design. Want één ding is zeker: als information design meer en meer ingezet zal worden om inzicht te krijgen in complexe economische en milieugerelateerde zaken, ziet de toekomst er voor onze dis­ cipline erg rooskleurig uit.” – www.sintlukasmasters.be/ MA13/information-design – www.shapeshifters.be Elien Haentjens

56 57




Trui, Devon Halfnight Leflufy. Lederen halsketting als haarstuk, Lara Frankl

Shoot

Renaissance affair


Athos Burez

60 61

Jas, Marc-Philippe Coudeyre. Jurk, Christian Wijnants


Zij: Zilveren top, Christian Wijnants, Broek, Christian Wijnants. Hij: Shorts, Black Balloon


62 63

Jasje, Felix Boehm. Sandalen, Honest by Maison des Talons


Masker, Schipper/Arques


64 65

Fotografie: Athos Burez. Styling: Elspeth Jenkins. Productie: David Flamée – Sketch. Make-up & haar: Sophie Engelen voor M.A.C. en Kevin Murphy BeLux. Modellen: Orane & Silvo M by Dominique Models

Jas, Devon Halfnight Leflufy


Cases

Adidas SS13. Foto: Pierre Debusschere

Copyrightconflict


Memphis Botanic, Haustier, Lodewijk Joye

D e t u i n va n Ha u s t i e r

G e l u i d wo r d t s i m p e l z i c h t b aa r

66 67


Overdose Desk (Carte Blanche), Bram Boo voor Bulo

Hout verzekert o n z e to e ko m st

R e s ta u r at i e va g l as - i n - l o o d r i n S i n t- Baa f s


an amen

Scoppi, Quut beach toys, Pars Pro Toto

S t r a n ds p e e l g o e d : bruggenbouwer t u ss e n g e n e r at i e s


New

York

september

Fashion 2013.

Week, Murielle

Scherre van lingerielabel La Fille d’O slaat steil achterover als ze haar best verkopende behamodel voorbij ziet komen op de catwalk bij Nicky Zimmerman. Het ontwerp – met kenmerkende V-vormige beugel tussen de cups – lijkt als twee druppels water op haar eigen bestseller. Het verschil tussen Scherre en Zimmerman

zit

slechts

in

twee kleine details: de beha van La Fille d’O is naadloos, die

van

Zimmerman

niet.

Tweede verschil: waar de

Copyrightconflict gespecialiseerd in het intellectuele eigendomsrecht. Hij is medeoprichter van mode-recht.nl, een website die de mode-industrie voorziet van relevante informatie over dit onderwerp. Originaliteitseis

Christian Louboutin

Het intellectuele eigendomsrecht is een verzamelnaam voor uiteenlopende rechten op het gebied van creatie, zoals auteursrecht, modellenrecht en merkenrecht. Het auteursrecht is laagdrempelig en kosteloos en wordt automatisch verkregen op het moment dat je een werk maakt. Dit werk moet voldoen aan de originaliteitseis: draagt het een per-

beugels elkaar raken, plaatst Zimmerman een klein horizontaal stukje. Plagiaatkwesties komen veel voor in de modewereld en doen telkens weer stof op-

waaien. Is er sprake van bewust of onbewust kopiëren? En waar eindigt dan artistieke vrijheid? Soms is het plagiaat overduidelijk, in andere gevallen valt erover te twisten. Om meer helderheid te krijgen klopte Kwintessens aan bij Evert van Gelderen, advocaat en partner bij De Gier | Stam & Advocaten en

soonlijke stempel van de maker en heeft het een eigen oorspronkelijk karakter? Als vuistregel voor de beantwoording van die vraag wordt wel gehanteerd dat het ontwerp niet zo voor de hand liggend mag zijn dat iemand (onafhankelijk van de maker) tot precies hetzelfde werk had kunnen komen. “Bij kleding is het lastig dat de

randvoorwaarden beperkt zijn: zo heeft een longsleeve per definitie mouwen”, zegt Van Gelderen. “Deze nietoriginele elementen alsook technische en functionele details – zoals een standaard vormgegeven rits of een knoopje – zijn uitgesloten van auteursrechtelijke bescherming. Een stijl, trend of idee komt evenmin in aanmerking voor bescherming. Dat kan wel gelden voor de concrete uitwerking van een idee of de creatieve combinatie van bestaande elementen.”

dachtspunt bij het auteursrecht is de bewijsvoering. De maker zal, in geval van een conflict of als een inbreuk wordt geconstateerd, mogelijk moeten hardmaken dat hij inderdaad de maker is – en dat is niet altijd even gemakkelijk. Van Gelderen heeft wel een tip: “Bewaar concepten of ontwerpen goed, maak back-ups en voorzie ontwerpen van een datumverificatie. Dat kan bijvoorbeeld bij een notaris of via bewijsstempel. nl.” Modeontwerpen kunnen ook worden geregistreerd als model. Dat gebeurt vaker bij producten die naar verwachting langer dan een seizoen meegaan. Er moeten een strategische keuze en een commerciële afweging worden gemaakt omdat dit vrij duur is. Wel geldt er een respijttermijn: na openbaarmaking kun je een jaar lang ‘testen’ of het model interessant genoeg is om te registreren. Als je binnen dat jaar alsnog een model aanvraagt, dan kun je het ontwerp 25 jaar beschermen.

Graag wil hij de mythe uit de wereld helpen dat een ontwerp op minimaal zeven punten moet afwijken om geen inbreuk te maken op een bestaand ontwerp. Er bestaat géén wiskundige formule die uitwijst of iets namaak is of niet. Wanneer twee kledingstukken worden vergeleken zal de rechter eerst kijken of het kledingstuk in kwestie überhaupt beschermd is. Vervolgens buigt hij zich over de inbreukvraag: stemt de totaalindruk van beide kledingstukken voldoende overeen? Natuurlijk zit daar een subjectieve toets in. De uitkomst is nooit met zekerheid te voorspellen en moet goed worden beargumenteerd. La Fille d’O AW13 – Nicky Zimmerman SS14 Een aan-


Versiering of merk? Merkenrecht voorkomt dat een ander er met jouw merk vandoor gaat of een teken gebruikt dat te veel overeenstemt. Adidas brengt sinds jaar en dag een driestrepenpatroon op zijn sportkleding aan, dat het label zo herkenbaar maakt. Dankzij diverse registraties kan het merk zich verzetten tegen derden die op soortgelijke wijze drie (of twee) strepen op hun sportkleding aanbrengen. Voor deze rechten heeft Adidas ruim twaalf jaar gestreden. Want ziet het publiek de strepen als versiering of als merk? Daar wringt meestal de schoen. Een klassiek voorbeeld is de ‘rodezolenoorlog’ tussen Christian Louboutin en Yves Saint Laurent. De rechter oordeelt aanvankelijk dat Louboutin onvoldoende kan aantonen dat zijn rode zool merkbescherming verdient: “In de modeindustrie speelt kleur een versierende en esthetische rol die essentieel is voor een gezonde concurrentie.” De Franse ontwerper trekt in hoger beroep uiteindelijk toch aan het langste eind en heeft daarmee het alleenrecht om schoenen met rode zolen te verkopen. Critici vinden dat een kleur niet gemonopoliseerd kan worden om de vrijheid van innovatie en concurrentie te behouden. Van Gelderen: “Bij een basaal gegeven zoals een kleur of strepen kun je je inderdaad afvragen of er niet iets originelers te verzinnen was. Een vorm- of kleurmerk is dan ook niet makkelijk te beschermen, tenzij door intensief gebruik ‘inburgering’ ontstaat. In de praktijk is dit dus pas te doen als je heel bekend bent.” De afgelopen jaren is de transparantie rond het topic toegenomen: bijna alle uitspraken in het modevakgebied zijn openbaar. Het intellectuele eigendomsrecht krijgt bovendien steeds meer aandacht van ondernemers, wat mogelijkerwijs tot meer conflicten leidt. Het economische klimaat heeft daar ook mee te maken. Bedrijven laten een zaak sneller varen als daar simpelweg geen tijd voor is of er toch voldoende omzet wordt ge-

draaid. Nu zijn ondernemers volhardender en beschermen zij hun producten zo goed mogelijk. Een positieve of negatieve ontwikkeling voor de groei en bloei van de sector? Johanna Blakley, onderzoeksdirecteur bij The Norman Lear Center, stelt in haar TED-lezing Lessons from fashion’s free culture dat de modesector floreert dankzij de afwezigheid van copyrightmaatregelen. Van Gelderen draait dit uitgesproken standpunt om: “Voor de modebranche bestaat geen op maat gesneden wet, maar er zijn wel degelijk goede beschermingsmogelijkheden. Hierdoor kunnen ontwerpers nieuwe producten met een gerust hart op de markt brengen en wordt innovatie juist gestimuleerd.” — www.mode-recht.nl Natasja Admiraal

Adidas SS13. Foto: Pierre Debusschere

Geoffrey Beene FW04-05 – Celine FW13-14

70 71


D e t u i n va n Ha u s t i e r

Dat verschillende disciplines elkaar overlappen en zelfs overschrijden, noem het gerust een tendens van deze tijd. Maar dat ze wonderwel samengaan in één bescheiden studio, dat is hoogst eigenaardig. En toch: daar is Lodewijk Joye met Haustier. De freelancevormgever trekt de sfeer van zijn grafische werk door naar een nieuwe accessoirelijn. Het resultaat? Zes zijden sjaals, of zoals Joye het zo mooi verwoordt: “een tuin waar natuur, architectuur en technologie in perfecte har-

Here is a Garden, Haustier, Lodewijk Joye

monie naast elkaar bestaan”. Van safe sex-campagnes tot affiches en boeken voor de Vlaamse Opera, en tussendoor ook nog wat geprint textiel voor een handvol modeontwerpers. Dat je het hele jaar door aan de meest gevarieerde projecten kunt werken, is pure luxe. Zo ervaart freelancer Lodewijk Joye het althans. En hij is niet de enige. Steeds meer creativo’s wagen zich zo nu en dan aan een disciplineoverschrijdend avontuur. Onlangs nog mocht keramist Pieter Stockmans een stoffencollectie uittekenen voor het Belgische interieurlabel Aristide. En ook het brillenlabel Theo schakelde de voorbije jaren onder andere het talent in van modeduizendpoot Tim Van Steenbergen. Een trend, lijkt het wel. Eindelijk DIY Al jaren kijkt Lodewijk Joye met bewondering naar collega’s die in eigen beheer boeken uitgeven. Alleen had hij zelf zin in iets frivolers.


Kat en hond

zijn sjaals hun werk. “Ik heb het gevoel dat ik mezelf meer vrijheid gun in mijn grafische designs sinds ik me ook met textielontwerp bezighoud. Haustier haalt me uit mijn comfortzone. Dat is spannend, maar de reacties zijn tot dusver heel positief. Ik zit dus op de goede weg (lacht).” Van start-up naar break-even Het handelsmerk van Haustier: originele prints, hoge kwaliteit en innovatieve technieken, zoals digitale druk op crêpe de Chine waarvoor Lodewijk samenwerkt met een Nederlandse topfirma. Ook de rest van Haustiers werkterrein concentreert zich binnen de lijnen van Europa. Een bewuste keuze,

‘Haustier’ is de Duitse benaming voor ‘huisdier’. Tijdens een vakantie in Zwitserland botste Lodewijk per toeval op het goedbekkende woord en sindsdien heeft hij er nooit meer aan getwijfeld: dit wordt de naam van zijn eerste accessoirecollectie. De kunstige sjaals klinken al even veelbelovend: Memphis Botanic, Patio, Server Room en Here is a Garden nemen je mee naar een denkbeeldige wintertuin, opgesteld uit persoonlijke herinneringen, collages, 3D-tekeningen en geometrische beeldvormen.

zegt hij. “Het ontwerpproces is een intense periode van creëren, van oneindig lang wikken en wegen. Voor mij is het niet meer dan logisch om ook van nabij betrokken te zijn bij de productie. En dat is nu eenmaal gemakkelijker te bolwerken in buurlanden dan in pakweg China of India. Bovendien staat een Europees product kwalitatief hoger aangeschreven, en dan is er ook nog het ecologische en sociale aspect.”

Wie aandachtig kijkt, merkt trouwens een subtiele lijn met Joye’s werk als vormgever. Hij gelooft niet in een tabula rasa. Voor Haustier liet Lodewijk zich meermaals inspireren door de verschillende disciplines waarin hij actief is. En omgekeerd doen ook

Niet dat Lodewijk Joye met een grote boog om de commerce heen loopt, een realiteit die sommige beginners in de mode totaal vreemd lijkt. Het is wel degelijk de bedoeling dat Haustier rendabel is. “Op dit moment streef ik naar een break-even, wat bij een

start-up al een mooi resultaat is. Let wel: ik was goed voorbereid. Ik deed twee jaar lang research, volgde een korte opleiding aan het kunstinstituut Saint-Martins in Londen, bezocht verschillende internationale trade fairs en hield vooral mijn ogen goed open. De economische situatie is wat ze is, maar ik geloof dat er altijd een markt zal zijn voor originele en kwalitatieve producten, zoals die van Haustier.” Haustier wordt aangeboden via een nieuwe webshop. De collectie is ook verkrijgbaar in The Recollection in

Antwerpen en in het Koperhuis in Gent.

Server Room, Haustier, Lodewijk Joye

Het werd een verrassende eerste collectie zijden sjaals met originele grafische prints en talrijke verwijzingen naar stromingen in de muziek, beeldende kunst en design. Een groentje is de 39-jarige vormgever niet. Zijn gelijknamige studio is een waardevolle referentie op het vlak van boekontwerp, cultuurcommunicatie en huisstijlen. En ook zijn ervaring binnen textielontwerp speelt vandaag in zijn voordeel (Lodewijk ontwierp vele jaren geprinte stoffen voor onder meer Christophe Coppens en Ann Demeulemeester, red.). Gevraagd naar wat hem uiteindelijk tot een eigen lijn bracht, antwoordt hij: “Voor mij is het een normaal, bijna natuurlijk proces, om als designer en na jaren van freelanceopdrachten een eigen droom op poten te zetten. Eén die bol staat van persoonlijke accenten. Als je voor een andere ontwerper werkt, stap je mee in zijn verhaal, in zijn visie voor het object dat je creëert. Om dan na verloop van tijd zelf een project van a tot z te kunnen uitvoeren, dat is gewoon de kers op de taart.”

– www.haustier.be – www.lodewijkjoye.be Jolien Vanhoof

72 73


producent

ontwerper van

en

akoestische

objecten en bekledingen voor collaborative space, ontwik-

Geluid wordt simpel z i c h t b aa r

kelde een app die in elke ruimte heel eenvoudig de galmtijd meet en onmiddellijk de meest geschikte producten voor akoestisch comfort voorstelt. “De RT-app past perfect bij onze vijf kernwoorden: ecologie, duurzaamheid, akoestiek, flexibiliteit en esthetiek”, schetst Daniel Verlooven. Hoe werkt de RT-app? Er hoort een ballon bij die je opblaast en laat ploffen. De app meet via een bijgele-

verde microfoon 4 seconden lang de galm. De opgemeten gegevens worden verzameld in een grafiek volgens het frequentiebereik van de menselijke spraak, verdeeld in 6 octaven: 125, 250 en 500 Hz hertz, 1, 2 en 4 kHz kilohertz. De grafiek toont duidelijk de probleemgebieden, die zo nodig nog eens gedetailleerd opgedeeld worden in tertsen (afstanden van 3 tonen). Vervolgens stelt de app het meest geschikte product of meerdere geschikte items voor en simuleert het effect ervan op de galmtijd. “Geluid plant zich voort in golven. Hoe lager de frequentie, hoe langer en trager de

golven. Zulke golven nemen veel plaats in en daardoor heb je volumineuze objecten nodig om ze te absorberen, bijvoorbeeld zitpoefen van schuim met een hoge densiteit en heel kleine luchtgaten. Een probleem met hoge, snel bewegende geluidsgolven daarentegen kun je al oplossen met dun materiaal zoals een viltlaagje”, vertelt Daniel Verlooven, salesdirector Europe.

met een app die bewijst dat onze meubelen wel degelijk heel goed presteren. Het moeilijkste voor een klant is immers om inzicht te krijgen in waar zijn akoestisch probleem zit en om vervolgens te weten te komen welk effect welke van onze producten daarop kunnen hebben.”

Hoe kwam u op het idee voor de RT-app?

Is het geen simplistische voorstelling van de feiten alsof een gratis app in enkele seconden een complexe akoestische meting kan vervangen? Vertellen de gespecialiseerde studiebureaus hun klanten dan hocus pocus?

Daniel Verlooven: Sinds de start lopen we in de kijker met tal van prijzen, onder meer in 2009 de Ovam Ecodesign Award en in 2011 de Henry van de Velde Award in de categorie Bedrijf. Onze producten werden niet alleen opgepikt door de markt, ze lokten ook concurrentie uit. Er doken heel funky ontwerpen op maar akoestisch stellen de meeste niet veel voor. We dachten: we zullen ze eens een poepje laten ruiken

“Akoestiek gaat inderdaad vaak gepaard met ingewikkelde termen en meetapparatuur. Met de RT-app kan iedereen snel aan de slag op een eenvoudige en toch wetenschappelijk onderbouwde manier. Veel akoestische studiebedrijven plaatsen een hele dag meetapparatuur en tonen vervolgens onbegrijpelijke grafieken, terwijl je de meeste vragen heel eenvou-

BuzziHood, Alain Gilles voor BuzziSpace

BuzziSpace,


dig en snel kunt oplossen. We spreken hier natuurlijk niet over concertzalen en gesofisticeerde geluidsomgevingen, maar wel over dagdagelijkse kantoren, vergaderzalen, winkels, woonruimtes, enz., waar ons enige doel erin bestaat het comfort te vergroten. Met deze app wordt geluidsmeting toegankelijk voor interieurvormgevers, architecten en dealers maar ook voor particulieren. In november zijn we trouwens gestart met de BuzziAcademy om onze professionele partners op te leiden in het gebruik van onze producten. Wie maakte de RT-app? Recent verwierven we in Nederland het bedrijf Mutrox, gespecialiseerd in de constructie van opnamestudio’s, home cinemas en geluidsdichte ruimtes. Hun technische knowhow integreren we onder de noemer BuzziLab. De app werd gemaakt door de mensen van BuzziSpace, BuzziLab en Webcomrades, een Antwerpse ontwikkelaar van mobiele IT-toepassingen.

monteerbaar en demonteerbaar. De grote meubelstukken zijn multi-inzetbaar zodat je in het kader van het ‘nieuwe werken’ zelf kunt bepalen hoe je de werkplek gebruikt. 6 jaar na de start in 2007 verkoopt BuzziSpace zijn producten in 34 landen en heeft het showrooms in Antwerpen, Rotterdam, Atlanta, Chicago en Londen. In de VS is het een hip merk in de kantoren van Facebook, Yahoo!, Google en Microsoft. Het hoofdkwartier verhuisde zopas van Antwerpen naar Kontich, waar 20 mensen werken en nog bijkomende ruimte voorzien wordt. In Nederland heeft BuzziSpace vlak over de grens in Bladel een eigen productievestiging met 60 mensen. De omzet explodeerde van amper 19 000 euro in het startjaar naar 15 miljoen euro in 2013. Voor volgend jaar wordt op een verdubbeling gemikt. — www.buzzispace.com Roel Jacobus

Hoe past de RT-app in uw bedrijfsstrategie? In alles wat we doen, komen dezelfde vijf kernwoorden terug: ecologie, duurzaamheid, akoestiek, flexibiliteit en esthetiek. Het ecologische uit zich in het gebruik van gerecycleerde of recycleerbare componenten. De duurzaamheid mikt op langdurig gebruik van elk product met een mogelijke herbestemming op het einde van de levenscyclus. Qua akoestiek zijn wij het enige bedrijf in de wereld dat actief is in alle geledingen van interieurinrichting: van opzetwandjes, kamerschermen en rugpanelen, tot akoestisch meubilair, telefooncellen, concentratiewerkplekken, maar ook vloertegels, wandstoffen, lampenkappen, enz. We proberen dit te doen op een esthetisch verantwoorde manier die niet technisch aandoet. De flexibiliteit uit zich in de manier van verpakken. Alles gaat flatpack de deur uit, we transporteren geen luchtgaten. Alles is snel

BuzziBlinds, Alain Gilles voor BuzziSpace

74 75


Hout is natuurlijk, aangenaam om te bewerken en gemakkelijk te vinden. En dus erg populair. Ook bij ons werken heel wat ontwerpers ermee, en dat doen ze op heel verschillende

manieren.

Naar

aanleiding van twee tentoonstellingen rond de materie, eentje in Bozar en eentje bij Design Vlaanderen, peilden we bij vier designers naar hun bijzondere band met het materiaal. Raphaël Charles: “Veel kennis nodig” “Voor mij is hout een evidentie, het geeft me een gevoel van zekerheid en rust. Het is een bron die dicht bij ons staat, en ze is hernieuwbaar. Ik gebruik dan ook vooral den, beuk, lariks en eik die uit België of Frankrijk afkomstig zijn. Bovendien zijn de mogelijkheden om het hout te transformeren onbeperkt, en is hout het enige materiaal dat zich er zowel toe leent om een potlood vorm te geven als om een huis te bouwen. Op zich vraagt hout niet erg veel energie om bewerkt te worden, maar tegelijk is het geen

Three o’clock, Raphaël Charles. Foto: Nico Neefs

Hout v er zek ert onze To eko m s t eenvoudig materiaal. Om de rijke mogelijkheden er op een goede manier uit te halen heb je enorm veel kennis nodig. In mijn eigen werk probeer ik de eigenschappen van het hout voor elk project op een verschillende manier te gebruiken. Zo schuif ik in het horloge Tree o’clock een bijzonder aspect van een boom naar voren dat deel uitmaakt van mijn ontwerp: doordat het hout droogt en scheurt, wordt de scheur de visuele mijlpaal van het horloge (dat binnenin een motor draagt). Voor de commode Ordinary day in a wood factory werk ik meer rond een typologie die iedereen kent: een stapel planken waarin de lades verborgen zijn.” Kaspar Hamacher: “Alle zintuigen aanspreken” “Als zoon van een boswachter ben ik letterlijk opgegroeid tussen het hout. Al van jongs af aan speelde ik in het bos, en het geeft me nog steeds een enorm gevoel van rust. Ook op school was het allemaal hout wat de klok sloeg: ik maakte lepels, sculpturen en voor mijn eindwerk zelfs een soort oneindige zuil, geïnspireerd door mijn grote voorbeeld Constantin Brancusi. Alleen tijdens mijn studies in Maastricht zegde ik het hout eventjes vaarwel. Omdat het moest. Maar voor mijn eindwerk greep ik er toch opnieuw naar terug. (lacht) Ik was geslaagd, en wist vanaf dan heel duidelijk wat ik wilde: met natuurlijke materialen, en vooral hout, werken. Voor mijn objecten kies ik voor hardhout zoals eik, berk en notelaar.

Monolithen, Kaspar Hamacher

Hout van bij ons, want dan weet ik vanwaar het komt. Bovendien zijn de voorraden groot genoeg, en is het beter voor het milieu. Vooral de wisselwerking tussen het hout en mezelf boeit me, het samenwerken om de tekening tevoorschijn te laten komen en een mooi object te realiseren. Daarom werk ik nooit met de computer, maar probeer ik tijdens het proces de juiste verhoudingen in het massieve hout naar boven te halen. De objecten balanceren dus tussen kunst en design, al blijft het functionele wel van primordiaal belang. Hun natuurlijkheid en warmte danken mijn objecten aan mijn werkwijze, denk ik. Tijdens het proces krijgen ze hun gelaagdheid.

En net daardoor slagen ze erin om alle zintuigen aan te spreken.” Marina Bautier: “Elk stuk is uniek” “Hout is een erg toegankelijk materiaal, en het is vooral vanuit die hoek dat mijn interesse voor design ontstaan is. Als kind al werkte ik met hout. Later studeerde ik aan Buckinghamshire Chilterns University College (nu Buckinghamshire New University), een school die bekendstaat om zijn cursus houtbewerking. Hoewel ik design studeerde en ook met andere materialen werkte, had ik dus gemakkelijk toegang tot de goed uitgeruste ateliers voor houtbewer-


door aangenaam materiaal om mee te leven. Bovendien kan het onze toekomst bepalen. Momenteel is het nog duurder dan kunststof, maar op lange termijn is hout het enige verantwoorde en duurzame materiaal in ons beroep. Want een boom heeft slechts vijftig jaar nodig om volwassen te worden, en kan door fotosynthese CO2 vastleggen. Op die manier biedt een boom een – natuurlijk – tegengewicht aan de klimaatsverandering. Olie daarentegen heeft duizenden jaren nodig om te ontstaan, en is erg vervuilend. Toch zijn de kunststoffen die eruit gemaakt worden voorlopig wellicht uit gemakzucht en financiële overwegingen nog erg in trek. Dat vandaag bijna de helft van onze inheemse boomsoorten ziek is, ligt wellicht aan onze levensstijl. Voor houten objecten kiezen en bomen planten is dus de boodschap!”

Side tables and storage trunk, Marina Bautier

king. Intussen heb ik mijn eigen merk MA uit de grond gestampt, en de meeste objecten uit de collectie zijn volledig uit hout gemaakt. De stukken worden vervaardigd in België, en het materiaal, voornamelijk Europese eik, komt uit Zuid-België of Noord-Frankrijk. Omwille van de sobere tekening werk ik vooral met eik die in kwartier gezaagd is. Bovendien is het een harde houtsoort die op lange termijn een goede weerstand biedt. Hout is een levend, natuurlijk materiaal dat doorheen de tijd mooier wordt. Dat maakt dat elk stuk uniek is”

— www.raphaelcharles.com — www.kasparhamacher.be — www.marinabautier.com — www.bramboo.be Elien Haentjens Van 14 februari tot en met 30 maart 2014 loopt in de Design Vlaanderen Galerie de tentoonstelling Uit hout gesneden met werk van nationale ontwerpers.

Bram Boo: “Bomen planten is de boodschap” “Als kind ben ik al spelend in een bos opgegroeid, en dus weet ik wel het een en ander over bomen. In mijn zoektocht naar mijn eigen toekomst waren er dan ook twee beroepen die me aantrokken: boomchirurg en ontwerper. Het is het tweede geworden, maar de liefde voor bomen is gebleven. Want hout is een bijzonder dankbaar materiaal, het blijft een van de gemakkelijkste en meest veelzijdige materies om te verwerken. Het is een natuurlijk, en daar-

Overdose Desk (Carte Blanche), Bram Boo. © Kris Druant

76 77


Wie de Sint-Baafskathedraal in Gent bezoekt, kan er niet naast kijken: de kathedraal is meer dan Het Lam Gods van

R e s ta u r at i e va n g l as - i n - l o o d r a m e n i n S i n t- Baa f s

de gebroeders Van Eyck in restauratie. Ook de kerk zelf, waaraan vanaf het einde van de 13de eeuw, begin 14de eeuw is gebouwd, heeft nood aan onderhoud. Na een eerste restauratiecampagne

tussen

2005 en 2010 die het hoogkoor onder handen nam, is nu een tweede fase gestart waarin de toren in Brabantse gotiek uit de 15de-16de eeuw en vijf glas-in-loodramen aan de beurt zijn. Naast het grote spitsboograam in de toren boven de inkom van het westportaal, gemaakt in 1894 door het atelier Gustave Ladon te Gent, gaat het om twee ramen in de kranskapel links van de Vijdkapel en twee ramen links in het koor. De ramen in de kranskapel zijn eveneens een realisatie van het atelier Gustave Ladon, maar dateren ditmaal van de jaren 1920. De andere twee ramen zijn van het atelier Coppejans (1928) en het atelier Ganton-Defoin (1910). Met uitzondering van enkele fragmenten uit de 16de eeuw en een raam van rond 1800 zijn er in de SintBaafskathedraal geen glasramen meer die dateren van voor de 19de eeuw. De restauratie van de glasramen is toevertrouwd aan Mieke Verwaetermeulen en haar bedrijf Atrium. Ze werkt samen met haar man Ivan Espinosa die verantwoordelijk is voor alle werk op de stelling, de fotografie

en dossieropmaak. Verder hebben ze ook twee medewerkers in dienstverband. Met een uitgebreide referentielijst van restauratiewerk, waaronder glasramen van de Sint-Romboutskathedraal in Mechelen en van de SintPetrus-en-Pauluskerk in Oostende, weten ze waaraan ze beginnen. De werkzaamheden worden uitgevoerd in onderaanneming van ArtesWoudenberg die zorgen voor de steenkappers en voor de metalen delen van de raamconstructies. Het architectenbureau is Bressers uit Gent. Het is dus een echte samenwerking tussen verschillende ambachten.

De hedendaagse restauratiepolitiek vermijdt harde restauratie en staat meer voor conservatie. Waardevolle toevoegingen uit het verleden worden bewaard en de toegepaste technieken van de ingrepen moeten steeds reversibel zijn. Hedendaagse restauraties steunen op gedegen kunsthistorisch en materieel-technisch onderzoek. Mieke Verwaetermeulen legt dan ook per paneel een onderzoeksfiche aan waarin de toestand van het glas, de glasschildering en het loodnet worden gedocumenteerd. Dit wordt aangevuld met onder meer fotografische opnamen vóór de restauratie en gedetailleerde werktekeningen. Het

zijn slechts enkele elementen in een uitgebreid restauratierapport. De twee ramen uit de kranskapel zijn reeds gedemonteerd. EĂŠn is ook al teruggeplaatst en het tweede wordt in het atelier afgewerkt. Glas-in-loodramen vragen een eigen soort restauratie, aangepast aan het gebrandschilderd glas dat in loodlijsten is gevat. Schade die meteen opvalt, zijn gebroken soldeerpunten in de loodlijsten en glasfragmenten die uit hun loodlijst zijn losgekomen. Ook op de plaatsen waar het loodnet zwak is, is restauratie nodig. Bij het herstellen wordt gestreefd naar een maximaal behoud


van het bestaande lood, op voorwaarde dat het lood nog voldoende stevigheid biedt aan het paneel. Wanneer er wordt ontlood, gebeurt dit uiterst behoedzaam met een loodmes en aangepaste tangen en nooit door verhitting in een oven. Bij de meeste panelen van de reeds gerestaureerde ramen is het loodskelet vrij stabiel. Er is dus amper herlood: minder dan 10%. Om de winddruk op het glas-in-loodraam te verminderen krijgen de glasramen een beschermende buitenbeglazing. Het reinigen van de glazen panelen gebeurt uitsluitend na de nodige reinigingstests die nooit agressief mogen zijn. Waar het kan, reinigt Mieke Verwaetermeulen mechanisch met een borsteltje. Toch is hier meestal een scalpel gebruikt. De hardnekkige vervuiling aan de buitenzijde is verwijderd met een EDTAoplossing in water. Op sommige plaatsen is het glas gebroken. Omdat hedendaagse restauratieprincipes zo veel mogelijk trachten te behouden, wordt het gebroken glas niet vervangen maar verlijmd; enkel ongebrandschilderde stukken worden eventueel vervangen. Wanneer het beeld wordt verstoord door lood dat bij eerdere restauraties is toegevoegd om een breuk tussen twee stukken gebroken glas te overbruggen, wordt dit lood verwijderd. Lacunes die zo ontstaan worden met kunsthars ingegoten en nadien met pigmenten geretoucheerd. Ook kleine lacunes in het glas worden aangevuld met de ontbrekende vorm die met epoxyhars is ingegoten. Nooit mag er echter op de originele glaspanelen worden gebrand, ook niet bij kleine retouches. Bij grote lacunes werkt Mieke Verwaetermeulen volgens de klassieke brandschildermethode. Er zijn echter weinig dergelijke lacunes. Bij een lacune worden het nieuwe glas, de glasschildertechniek en de glasverf afgestemd op het bestaande werk. Hierbij is ze verplicht in deze glaspartijen een mo-

nogram aan te brengen, dat op ĂŠĂŠn plaats in het raam verduidelijkt wordt door op een aanvulling de volledige naam van de restaurateur en het jaartal van de restauratie te brandschilderen. Haar monogram is een geschilderde A met jaartal. De twee ramen in de kranskapel zijn typische neogotische ramen met een zeer degelijke beschildering. Er is geen problematiek van afbladderende verf zoals veel voorkomt bij neogotische ramen van de 19de eeuw. Veel kennis van de oude technieken ging toen verloren en in hun zoektocht naar de juiste brandtemperaturen bij het brandschilderen zijn veel fouten gemaakt. De restauratie, die zich over drie jaar spreidt, zal uitwijzen of dit ook zo is voor de andere ramen. Lut Pil

78 79


Nadat Pars Pro Toto zo’n twintig jaar alleen maar in opdracht werkte voor andere producenten, neemt het Gentse

S t r a n ds p e e l g o e d : bruggenbouw er t u ss e n g e n e r at i e s

fullservice-design-

bureau het heft nu volledig in eigen handen met de collectie Quut beach toys. Met

Echt merk

Scoppi haalde het bureau alvast een Henry van de Velde Label binnen. Na het grote succes van Hoppop, een collectie babyartikelen die het bureau in samenwerking met een ondernemer ontwikkelde, besloot Pars Pro Toto om een volledig eigen merk op de markt te brengen. “Op de distributie na hebben we voor Hoppop werkelijk alles gedaan”, begint Johan Bonner, die voor Quut de marktontwikkeling voor zijn rekening neemt, “van de productontwikkeling, over het bedenken van een naam en de merkbescherming, tot de grafische vormgeving van een lettertype, de site, de verpakkingen en de beursstand. Toen de bekende babyproducent Dorel – gekend van Quinny en Bébé Confort – het bedrijf van onze klant overnam, zette dat ons aan het denken. Dat we voor hen mochten blijven ontwerpen, was een fijne erkenning en het versterkte onze reputatie in de sector. Tegelijk hadden we het gevoel dat we het misschien ook eens volledig zelf moesten proberen. Tijdens enkele brainstormsessies boog het team zich over de vraag wanneer een marktsegment interessant is. Zo kwamen ze tot het besluit dat het een sector moest zijn waarin voornamelijk goedkope Chinese producten te vinden zijn, waarin geen echt merk actief is en waarin weinig innovatie te zien is. En zo borrelde het idee op om strandspeelgoed te maken.

Triplet, Quut beach toys, Pars Pro Toto

Hoe ze in die sector het verschil konden maken, was de volgende vraag die het team zich stelde. “We wilden ons sterk distantiëren van de goedkope Chinese producten en ons onderscheiden, op het maniakale af zelfs”, vertelt Bonner. Educatieve meerwaarde Tijdens het ontwikkelingsproces dachten de ontwerpers vaak terug aan hun eigen kindertijd. Want op het strand spelen is een bijzondere vorm van spelen, die de relatie tussen een ouder en zijn kind kan versterken. Daarom bouwde Pars Pro Toto de producten rond deze filosofie. “Zo is ons schopje, Scoppi genaamd, in eerste instantie bedoeld voor kinderen tussen vijf en twaalf jaar. De kinderen kunnen het met hun voeten gebruiken, maar ook de ouders kunnen er – weliswaar met hun handen – mee aan de slag. Bovendien letten we er altijd op dat onze ontwerpen zowel jongens als meisjes kunnen boeien. Bij Scoppi zullen de meisjes het zeefje wellicht meer gebruiken, terwijl de jongens à volonté zand kunnen omscheppen. Met de Ballo, een balvormige

emmer, kunnen jongens een grote hoeveelheid water verplaatsen, terwijl meisjes er eerder schelpjes in zullen verzamelen. En de Triplet combineert zelfs drie functies: je kunt ermee harken, zand zeven of met water boodschappen in het zand schrijven”, stelt Bonner. Daarnaast vormt de stevigheid van het materiaal een van de basisvoorwaarden. “Zo willen we een tegengewicht bieden tegen de erg breekbare Chinese speeltjes. Het speelgoed moet een generatie kunnen meegaan, zoals het oude speelgoed van Fisher Price. Daardoor kunnen we ons niet alleen op retail en e-tail richten, maar ook op scholen en crèches. Bovendien houden we de educatieve meerwaarde nauwlettend in het oog. Zo lanceren we volgend jaar in de lente Alto, een tool waarmee kinderen op een speelse manier torens leren bouwen en zo hun motoriek trainen. Of is er Cuppi: twee schopjes met een balletje. Jonge kinderen kunnen gewoon de schopjes gebruiken, terwijl oudere kinderen er een knikkerbaan mee kunnen maken.”

Met de naam Quut beach toys wilde het team naar een speeltje dat op het eerste gezicht kon verleiden verwijzen. “We veranderden cute in quut, en plaatsten er de baseline Cute beach toys for girls & boys bij. Het assortiment staat voor aantrekkelijk, eenvoudig strandspeelgoed dat bedoeld is voor kinderen van mensen met smaak. Ook de grafische identiteit en de beursstand zijn volgens dat concept ontwikkeld. Zo sprongen we dankzij de grote foto’s en de zandbak die we in onze stand hadden geïntegreerd, erg in het oog tijdens de Spielwarenmesse in het Duitse Nürnberg, de belangrijkste internationale beurs in dit domein. We kwamen dan ook terug naar huis met maar liefst twee classeurs vol contactgegevens, en hebben intussen verkooppunten in een tiental landen over de hele wereld waaronder de Verenigde Staten en Australië. Dat is meteen ook de reden waarom we in China produceren: zo blijft de prijs democratisch en zijn onze producten ook in economisch minder sterke landen betaalbaar. In eigen land vormen ze daardoor het perfecte cadeautje”, stelt Bonner. Intussen ervaart Pars Pro Toto aan den lijve wat er allemaal komt kijken bij de lancering en distributie van een product. “Er komt enorm veel verkoop en administratie, en dus tijd, bij kijken en er zijn heel wat financiële middelen nodig. Om grote investeringen zoals de matrijzen terug te verdienen is het dus belangrijk om meteen in grote volumes te produce-


ren. Tegelijk moet je die dan ergens kunnen stockeren, en dus hebben we nu ook een magazijn in Gent. Door deze ervaring begrijpen we de uitdagingen van onze productontwikkelingsklanten alleszins nog beter, en zij appreciëren ons ook meer. Quut beach toys is dus een bijzonder fijn project, waarmee we op termijn onze ambitie om een echt merk te worden hopelijk kunnen waarmaken.” — www.quutbeachtoys.com — www.parsprototo.be Elien Haentjens

Cuppi, Quut beach toys, Pars Pro Toto

Ballo, Quut beach toys, Pars Pro Toto

Alto, Quut beach toys, Pars Pro Toto

80 81


Gespot

Bec d’oiseau PA12/CS (Pattattenscheller 2.0), Antoine Van Loocke en Nedda El-Asmar. Foto: Ellie Van den Brande

E m b r ass e | A m b r as

Angels trumpet and the milky moon violin, May

Europese Tr vo o r K e r a m e n G l as


y Snevoll von Krogh. Foto: Tom Sinding Larsen

riënnale iek

Stoel type Bloemenwerf, Henry van de Velde. © Sabam, Belgium, 2013-2014

H e n r y Va n d e V e l d e . Pass i e — F u n c t i e — Schoonheid

82 83


Linea, Kuppers & Wuytens

T h e Ma k e Way


Nowhere a Shadow, Cohen Van Balen

Wilde designideeĂŤn

84 85


E m b r ass e | A m b r as ‘Creatieve duo’s ontwerpen vanuit elkaars tegenstellingen nieuwe hedendaagse juwelen, accessoires en meer.’ Dat was het uitgangspunt van dit project en deze tentoonstelling. Het resultaat moest een betaalbaar product zijn dat in de winkel van De Winkelhaak kan worden verkocht. Hoewel De Winkelhaak vrij Antwerps georiënteerd is – het is dan ook een stadsproject – breken ze nu de grenzen open. Althans tot over de Belgische taalgrens. Voor namen ging men te rade bij Design Wallonie. 11 ontwerpduo’s werden samengesteld, en de keuzes waren inderdaad niet de meest voor de hand liggende. Maar dat was de bedoeling: Waal versus Vlaming, ambacht versus technologie, enz. Wat dacht je van het koppelen van Elisabeth Leenknegt, die commerciële juwelen in glas maakt, en het Brusselse Kidnap Your Designer, bekend van vrij geëngageerde grafische projecten? Een tweedimensionaal houten vel met tekst wordt uitgesneden tot een spiraal waarin een glazen knikker kan rollen: The Choicemaker, een onderzoek dat hen tot het materialencentrum van TIO3 leidde. Of juweelontwerpster Marieke De Vos en meubelontwerper Deevie Vermetten? Op het eerste gezicht is het enige dat ze gemeen hebben een grote gedrevenheid voor hun zaak. Het resultaat is een lamp in hout en plexi, die je zelf in elkaar kunt puzzelen met behulp van magneten. En in een kleinere versie is het een draagbaar juweel. Al een hele tijd geleden werden de designers gecontacteerd. De meeste duo’s wisten snel wat ze zouden maken. Al bekenden sommigen dat ze toch iets te weinig tijd hadden vrijgemaakt voor het project. Maar anderen, zoals Stijn Van der Auwera en Gaia Noé hebben elkaar gevonden en werken verder aan nieuwe projecten. Het eerste resultaat zijn

glazen met een 3D-geprint jasje. Katja Van Breedam en Claire Lavendhomme wisten binnen het uur welke richting ze uit wilden: een juweel in titaan en porselein. De resultaten waren soms verrassend, soms verwacht. Natuurlijk kwam Nedda ElAsmar bij een mes uit toen ze met Antoine Van Loocke samenwerkte: Patattenscheller 2.0. Antoine smeedde het gerecycleerde lemmet, het heft werd 3D-geprint. Bij de mooiste resultaten zijn de reflecterende broches, in de vorm van fietsreflectoren van Karen Vanmol en de Brusselse textielontwerpers van No More Twist. Cols à Briser van Maelle Laduron en Adeline Beaudry bestaat uit twee kragen bijeengehouden door een juweel. Bij koude kun je de kraag delen met een geliefde, maar daarvoor moet wel het juweel gebroken worden. Gelijktijdig met Embrasse | Ambras liepen de Jewellery Sessions, een internationaal project van Silke Fleischer, een dialoog tussen juweelontwerpers en fotografen. Het is een compacte tentoonstelling van zestien beelden waarbij de fotograaf vanuit zijn eigen interpretatie de betekenis achter de sieraden toont. Jewellery Sessions werd eerder getoond tijdens het prestigieuze Schmuck in München. Te laat? Kijk dan op www. jewellerysessions.com.

The Choicemaker, Elisabeth Leenknegt en Kidnap Your Designer. Foto: Ellie Van den Brande

Reflective, Karen Vanmol en No More Twist. Foto: Ellie Van den Brande

Christian Oosterlinck De tentoonstelling Embrasse | Ambras liep van 18 oktober tot 16 november 2013 in De Winkelhaak in Antwerpen.

Poollicht, Marieke De Vos en Deevie Vermetten. Foto: Ellie Van den Brande


E u r o p e s e T r i ë n n a l e vo o r K e r a m i e k e n G l as

A hundred tears, Cathy Coëz. Foto: Cathy Coëz

Benieuwd wat er zoal beweegt in de wereld van keramiek en glas? Elke drie jaar brengt WCC-BF een update van glas en keramiek uit België, aangevuld met twee gastlanden. Dit jaar zijn dat Frankrijk en Noorwegen. Les Anciens Abattoirs toont een uiteenlopend beeld. Scenograaf Jean Claude Legrand, zelf keramist, probeert een eenheid te brengen, maar dat is niet eenvoudig. Hoe combineer je immers de canapé en griezelige poppen van Peggy Wauters met de indrukwekkende installatie van Cathy Coëz? Het geometrische werk van Polyhedre met de grote hoofden van Laurent Dufour? De ene keer door de ruimtelijkheid van het oude slachthuis te benadrukken, onder meer met het werk Matter Suspended van Corrina Thornton en de hangende glasinstallatie van Mariken Dumon, maar de andere keer blijkt het gebouw toch wat te klein. Zoals bij de

grote keramische installaties van Piotr Nowak. Zijn drie grote hangende keramieken werken, waaronder Strange Tooth en Blue Pepper verdienen elk meer plaats, zodat ze autonoom tot hun recht kunnen komen. Jammer overigens dat Frans Gentils er op stond om zijn Halewijnservies op een afschuwelijk lelijke tafel te tonen die afbreuk doet aan het servies en aan de omringende werken. En toch is Jean Claude Legrand erin geslaagd om een interessant totaalbeeld te creëren. Hij opteert voor een wandeling langs de werken, met hier en daar een wand die visuele rust of isolatie schenkt. Samen met de verschillende curatoren (drie voor België, twee voor Frankrijk en één voor Noorwegen) toont hij zo een actueel beeld van de keramiek- en glaskunst van de deelnemende landen. Ontdek dus de toren van Stijn Wuyts, een intrigerende constructie van glazen elementen, samen-

I find it harder and harder, Irene Nordly. Foto: Håvard Johansen

Blue Pepper, Piotr Nowak. Foto: Piotr Nowak

gehouden met elastiekjes, die opgesteld staat in een soort ‘kapel’. De soundtrack van de elastiekjes op de achtergrond versterkt het werk en zorgt ervoor dat je blijft kijken. Je stapt naar de toren toe langs de glasramen van Mélanie Lecointe. De ramen herinneren wat aan Wim Delvoye. Mélanie geeft een profane invulling aan de eeuwenoude verhalende functie van het glasraam. Elders in de ruimte brengt het werk van Jan Marechal een wrange luchtigheid in de tentoonstelling. Eenzelfde dreiging is terug te vinden in het werk van May Snevoll Von Krogh. Het sneeuwwitte, maar doodbloedende lam is zo esthetisch dat je even vergeet dat je kijkt naar een stervend lam. Het werk van Eivind Wittemann doet je tweemaal kijken. Europeana toont twee beelden, geïnspireerd op een Soemerisch reliëf. De ene man is opgebouwd in steengoed, zijn evenbeeld is een 3D-print in gips. Slaagt de tentoonstelling erin om een volledig beeld te geven van wat er gebeurt op keramiek- en glasvlak in België, Noorwegen en Frankrijk?

Natuurlijk niet, dat is ook niet bedoeling. Het voordeel voor België is dat je elke drie jaar een ander aspect kunt ontdekken. Voor de andere landen krijg je een boeiende introductie die zin geeft om ter plekke meer te ontdekken. Bij de tentoonstelling hoort ook een catalogus. De prijs van de Federatie Wallonie-Bruxelles ging naar het werk I find it harder and harder van Irene Nordly. Een speciale vermelding van de jury ging kreeg A hundred tears van Cathy Coëz. Bie Luyssaert De tentoonstelling Europese Triënnale voor Keramiek en Glas loopt tot 5 januari 2014 in Les Anciens Abattoirs in Mons.

86 87


H e n r y Va n d e V e l d e . Pass i e — F u n c t i e — S c h o o n h e i d De retrospectieve naar aanleiding van de 150ste geboortedag van Henry van de Velde (1863-1957) is omvangrijk, veelzijdig en indrukwekkend, net zoals het werk van de kunstenaar-ontwerper-architect dat is. Schilderkunst, meubelen interieurontwerp, textiel, keramiek, architectuur, grafiek, typografie, boekkunst: in de ruime overzichtstentoonstelling vindt het allemaal zijn plaats in een opstelling die zijn oeuvre en ideeën volgt vanaf zijn schilderkunst binnen de Belgische avant-garde, over zijn periode in Duitsland en Nederland, tot zijn tweede Belgische periode. Wanneer Henry van de Velde in 1893 stopt met schilderen om zich volop toe te leggen op de decoratieve kunsten en nadien ook de architectuur, heeft hij reeds getoond dat hij openstaat voor nieuwe ideeën. Hij wil zich echter inzetten voor een betere maatschappij en twijfelt of de schilderkunst voldoende sociaal is. Zijn nieuwe doel is opnieuw schoonheid en harmonie brengen in het leven

van de mensen. Het is een reactie op de “woekerende en onaantastbare” lelijkheid van het historisme. Hij verdedigt een terugkeer naar de eenheid van de kunsten, met een centrale plaats voor de kunstambachten. De ideeën van John Ruskin en vooral William Morris zijn hierbij erg inspirerend. Het eerste belangrijke werk dat getuigt van zijn overstap naar de toegepaste kunsten is het beroemde wandtapijt Engelenwake (1892-1893) dat hij samen met zijn tante ambachtelijk borduurt. In de retrospectieve hangt dit sleutelwerk in een context van Belgische en Engelse avantgardekunstenaars die aan de toegepaste kunsten een gelijkwaardige plaats toekennen als aan de schilderkunst en beeldhouwkunst. De plaats waar de beoogde maatschappelijke verbetering zich in het bijzonder kan voltrekken is de doordeweekse woning. Van de Velde ontwerpt dan ook veel meubilair, interieurs en interieurobjecten, in een totaalconcept dat reeds tot uiting

Engelenwake, Henry van de Velde. © Sabam, Belgium, 2013-2014

komt in zijn eerste eigen woning Bloemenwerf (1895). De ontwerptaal is sober en functioneel en maakt gebruik van zuivere lijnen. De niet-gedecoreerde meubels voor de eetkamer zijn exemplarisch. De eetkamerstoel, nu bekend als stoel type Bloemenwerf, is een van de weinige meubels van van de Velde die in serie zijn geproduceerd (met varianten samen ca. 200 exemplaren). In de catalogus wijst Werner Adriaenssens erop dat van de Velde met zijn ontwerpen geen kunst wilde maken en hij citeert de ontwerper die in zijn memoires een anekdote vertelt over het bezoek van architect Victor Horta aan zijn atelier rond 1894: “Hij [Horta] stond nog even stil voor de stoel waaraan ik werkte en zei me: ‘Dat zal een meesterwerk worden.’ Maar die stoel was helemaal geen meesterwerk: hij had niets bijzonders, het was enkel de bedoeling dat hij zo goed mogelijk voldeed aan de eisen van het lichamelijke comfort en gemakkelijk verplaatsbaar zou zijn.” Toch ontwerpt van de Velde in de periode tot 1901 naast uitge-

zuiverd functionalistisch ook in een dynamische art-nouveaustijl. Wanneer hij nadien naar Duitsland vertrekt, zet hij het functionalisme voort. Het resulteert onder meer in een uiterst eenvoudige werktafel in witgeverfd hout (1902) die een plaats krijgt in de salon van zijn eerste woning in Weimar. Het is overigens interessant om op de tentoonstelling de verschillende bureaus – net zoals de vele andere objecten – met elkaar te vergelijken, met als afsluiter het prestigieuze bureaumeubel voor koning Leopold III (1935), uitgevoerd door de Kunstwerkstede Gebroeders De Coene te Kortrijk. De catalogus vult de tentoonstelling aan met essays die ingaan op de verschillende disciplines waarin van de Velde actief was. Daarbij laten ze ook een onderdeel van zijn werk aan bod komen dat zich minder in zichtbare objecten toont maar waarvan wel sporen in de tentoonstelling aanwezig zijn: van de Velde als ‘begenadigd spreker’ en ‘meesterlijk publicist’. In de essays komen de theoretische denkbeelden van van de Velde aan bod, zoals zijn ideeën over de rol van de machine. Werner Adriaenssens schrijft: “Het is verrassend vast te stellen hoe van de Velde in 1894 al een duidelijk beeld heeft over de rol die de toen omstreden machines zouden moeten vervullen om het ultieme doel te bereiken: de verspreiding van de toegepaste kunsten in alle bevolkingslagen. Voor hem is de machine geen belemmering: ze zal de kunstenaar juist van nut zijn en hem te hulp schieten. ‘Want het is duidelijk dat de machines ooit het kwaad en de ellende die ze hebben veroorzaakt en de gruwelen die ze hebben verspreid goed zullen maken.’ (van de Velde, Déblaiement d’Art, 1894). Terecht merkt hij op dat het immers niet de schuld van


de machine is, maar van de inhalige industriëlen: ‘[…] niets is beter vastgesteld dan haar schuld. Zij negeert en staat onverschillig tegenover wat monsterlijk en wat mooi is. Wanneer de Schoonheid instemt haar te bevruchten, zal haar machtige spel van ijzeren matrijzen mooie objecten baren. Maar een monster, de hebzuchtige industrieel, heeft zich bij haar genesteld.’” Toch waren van de Veldes realisaties niet voor het grote publiek. De twee verzilverde zesarmige kandelaars (18981899) die als paar zijn ontworpen en ook als zodanig de tentoonstelling openen, waren uitermate duur. Het Brusselse Jubelparkmuseum kocht ze in 1900 aan voor de prijs van 850 Belgische frank. Harry Graaf Kessler, voor wie de kandelaars oorspronkelijk exclusief waren ontworpen en die voor zijn exemplaren 901 Belgische frank betaalde, schreef in een brief van 1900: “Ik denk dat dit zowat het meest exorbitante is dat ik op het vlak van prijzen ooit meemaakte.” Bovendien zoekt van de Velde graag individueel vormgegeven oplossingen voor de noden van zijn klanten, wat moeilijk te verzoenen is met serieproductie. Het verklaart zijn stellingname in de verhitte debatten rond de Deutsche Werkbundstandpunten in 1914: tegen de verdedigers van standaardisering en van de ontwikkeling van ‘types’ plaatst van de Velde het concept van artistieke individualiteit. Van de Veldes argumentatie beoogt geen terugkeer naar een preindustriële situatie en is geen ontkenning van een ontwikkeling van types, maar tracht binnen het economische kapitalisme voldoende beweegruimte voor de kunstenaar en architect te vrijwaren. De confrontatie met een visie die kunst, functionaliteit en massaproductie tot eenheid wil brengen was te zien op de tentoonstelling Peter Behrens (1868-1940) – Van jugendstil tot industriële vormgeving in het Design museum Gent (tot 27 oktober 2013). Werk van van de Velde stond er opgesteld naast dat van Peter Behrens, van wie onder meer

de gekende elektrische theeen waterketels een mooie illustratie zijn van het streven naar standaardisering en massaproductie. Lut Pil De tentoonstelling Henry Van de Velde. Passie— Functie—Schoonheid is te bezoeken tot 12 januari 2014 in het Jubelparkmuseum in Brussel.

Wandlamp Gladenbeck AG, Henry van de Velde. © Sabam, Belgium, 2013-2014

Villa Bloemenwerf, Henry van de Velde. © Sabam, Belgium, 2013-2014

88 89


T h e Ma k e Way Midden september 2013 werden de winnaars bekend gemaakt van de ontwerpwedstrijd The Make Way. The Make Way is een samenwerkingsproject van de stad Genk, IDE (Innovatie & Design Euregio) en Mookum, een jong bedrijf dat zich omschrijft als een forum voor crowdsourcing, “een platform waar designers en consumenten elkaar ontmoeten”. De interactieve tentoonstelling en wedstrijd (C-mine, 4 juli - 15 september 2013) stelde het proces van crowdsourcing op een toegankelijke en visueel overdachte manier aan het brede publiek voor, in een enscenering van MaisonCaro. Het publiek werd uitgenodigd om via videobooth/enquête aan te geven welke uitdagingen de meest dringende waren voor de stad Genk. Hieruit werd de volgende oproep gedistilleerd: “Een mooie en gezellige stad die een belevingsplek is voor iedereen.” Dit werd verder geconcretiseerd in het zoeken naar oplossingen voor zwerfvuil in de stad, een mooier en groener stadsbeeld en een stad als creatieve plek voor sociale contacten tussen jongeren en kinderen. Iedereen kon voorstellen inzenden die hierop inspeelden. Ontwerpers maar ook studenten en niet-professionelen hebben gereageerd. Vier voorstellen zijn genomineerd die vervolgens in aanmerking kwamen voor de juryprijs en de publieksprijs. Green Genk van ontwerper Ries Geurts kaapte de juryprijs weg. De jury waardeerde sterk de sociale en interactieve dimensies van dit ‘groene’ project. Alle Genkenaren of de inwoners van een bepaalde wijk krijgen in dit project een biologisch afbreekbaar bakje met potgrond en een zakje met zaadjes om in dit bakje te planten. Nadien worden de ‘kwekers’ uitgenodigd om met hun plantje samen een stadstuin aan te leggen. Het voorstel sluit aan bij nieuwe opvattingen over social design, cocreatie, inspraak van de

gebruiker en lokale productie. “En belangrijk in dit project is ook”, aldus Gert Gijbels, oprichter van Mookum, “dat je niet weet van welke plant je zaadjes hebt gekregen. Niet iedereen krijgt hetzelfde. Pas nadat je zaaisel begint te groeien, merk je wat er in het bakje zit. Wanneer dan een samenkomst wordt georganiseerd om een stadstuin aan te leggen – een activiteit die de jaarlijkse straatbarbecue kan vervangen of kan verlevendigen – groeperen de mensen zich op een bepaald moment ook per soort plantje. Het evenement creëert zo op meerdere niveaus nieuwe sociale contacten.” De publieksprijs ging naar Linea van Kuppers & Wuytens. De tuinbank, die vanzelfsprekend een sociaal Genk wil bevorderen, overtuigt door haar constructie. “Het gaat niet om een volledige meubelset”, zo legt Gert Gijbels uit. “Linea is in de eerste plaats een stalen profiel dat geproduceerd zal worden door een lokaal bedrijf dat voordien voor Ford Genk werkte. Maar het gaat om meer dan het promoten van de lokale economie. Omdat met twee profielen elke bank kan worden gemaakt – met hout dat hergebruikt wordt, hout dat iemand op overschot heeft, korte planken, lange planken – moeten er geen grote meubels worden getransporteerd en wordt er CO2 bespaard.” Het biedt ook de mogelijkheid om samen telkens een uniek exemplaar te creëren dat men koestert en graag in goede staat houdt.

Linea, Kuppers & Wuytens

Lut Pil

Green Genk, Ries Geurts


Wilde designideeën

Nowhere a Shadow, Cohen Van Balen

De relatie tussen design en biotechnologie is reeds geruime tijd actueel en loopt op dit ogenblik in de kijker met een aantal opvallende projecten. Het iGEM-team 2013 van de KU Leuven verdedigde begin november 2013 in Boston het concept van een genetisch gemodificeerde bacterie die bladluizen van planten verjaagt en de natuurlijke vijanden van de bladluis aantrekt. iGEM is een internationale wedstrijd voor synthetische biologie en het ontwerpen van genetisch geëngineerde machines. Tegelijkertijd loopt in Het Nieuwe Instituut in Rotterdam tot 5 januari 2014 de tentoonstelling Biodesign, over de kruisbestuiving van natuur, wetenschap en creativiteit. Curator is de Amerikaanse architectuuren designhistoricus William Muyers die in 2012 het boek BioDesign: Nature + Science + Creativity publiceerde. In dit boek is een selectie van het werk van Revital Cohen en Tuur van Balen opgenomen. Met hun recentste project, in opdracht van de architectuurtriënnale van Lissabon (tot 15 december 2013), spreken Revital Cohen en Tuur Van Balen opnieuw tot de verbeelding. Nowhere a Shadow is een installatie op Future Perfect, een van de centrale tentoonstellingen van de architectuurtriënnale. In het project wordt uitgetest of wolven kunnen verleid/geleid worden om genetisch gemodificeerde wilde bessen te eten. Het idee bestaat erin om wolven ‘s nachts te laten rondlopen rond metalen structuren die voorzien zijn van infrarode lichtbronnen. Aan de basis van deze artificiële constructies zijn twee metalen uiteinden bevestigd waartussen de wolven hun lijf schuren, een ‘massage’ die ze aangenaam blijken te vinden. Tegelijkertijd worden ze geleid naar bessen die genetisch herontworpen zijn: de bessen zouden genen voor een vaccin tegen hondsdolheid ingeplant krijgen (ook al is die technologie nog niet voor handen). De beweging van het schurende lijf wekt energie op voor het infrarode licht en voor infraroodcamera’s. Die plaatsen

beelden van de grijze wolf op het internet, waardoor geïnteresseerden vanop afstand het experiment kunnen bekijken. Nowhere a Shadow reflecteert zo ook over natuurbehoud als een vorm van entertainment en wildernis als een gecontroleerd en hypertechnologisch spektakel. Het verklaart de titel van het project. In Delirious New York (1978) citeert Rem Koolhaas de Russische schrijver Maxim Gorky wanneer die in 1907 Coney Island bezoekt en het schiereiland getransformeerd ziet tot een geësthetiseerde techno-fantasie: “The glare is everywhere, and nowhere a shadow.” Eén wolf is nog geen wetenschap en Nowhere a Shadow nog geen realiteit. Maar dit soort ideeën zou wel eens sneller dan gedacht de basis kunnen vormen voor design met grote impact. Ze geven aan waar de toekomst van design gedeeltelijk ligt en hoe we er ons mee vertrouwd kunnen maken. Zoals Liam Young, curator van Future Perfect, stelt: “Future Perfect is speculatief urbanisme, een overdreven nu, waar we de wonderen en mogelijkheden van opkomend biologisch en technologisch onderzoek kunnen exploreren en ons de mogelijke werelden kunnen voorstellen die we voor ons zelf zouden kunnen bouwen.” Lut Pil Nowhere a Shadow van Cohen Van Balen is nog tot 15 december 2013 te bezichtigen tijdens Future Perfect in Lissabon.

90 91


Special

Pepper mill, Alain Berteau voor Tamawa

Lena Lumelsky

Jean-Paul Lespagnard

Chest of Suitcases, Maarten De Ceulaer voor Nilufar

B u s i n e ss o f D e s i g n W e e k Hong Kong


Lea, Clodette

Project Xpo Kortrijk, Office Kersten Geers David Van Severen

Quinny Longboardstroller, Peter Van Riet & Quinny Design Team

92 93


België partnerland op BoDW In de Intro heeft u al een korte inleiding gekregen van wat België zal tonen en brengen op de Hong Kong Business of Design Week. In deze katern gaan we er, vooral visueel, iets verder op in. Dit is slecht een selectie, want het programma is zo uitgebreid dat zelfs één maand voor BoDW nog steeds nieuwe initiatieven ontwikkeld werden. Zo zijn er nog initiatieven zoals Detour, het 9394.06km – Twin Design Research Studiosproject van Kristof Crolla voor architectuurscholen of In Bed with Designers, een mini-beurs in hotelkamers van BuyMeDesign.


BoDW Forum Naast sprekers als Richard Florida, Toyo Ito en Stefan Giovannoni zijn een massa Belgen uitgenodigd. Om maar enkele namen te noemen: Lowie Vermeersch, Maxime Szyf & Ruud Belmans (Maximal Design & Pinkeye), Elvis Pompilio, Julien De Smedt, Danny Venlet, Alain Gilles, Pierre Leclercq, Christine Coninx, Hilde Daem (Robbrecht & Daem), Jan Kriekels (Jaga), Hubert Verstraeten (Tamawa), Jean-Pierre Lutgen (Ice Watch) en Bart Van Der Schueren (Materialise).

Nomad, Alain Gilles voor O’Sun

Vertiga, Jaga

financial center Chengdu, Conix RDBM

94 95


House of the Belgian Spirit – Tales of Heroes Scenograaf van het Belgisch huis is David Carette van Demain, il fera jour. Meer dan 20 Belgische bedrijven en ontwerpers hebben er een eigen stand, waaronder als voornaamste deelnemers Ice Watch en Extremis, maar ook Tribu, Jaga, Dingens, Nathan, Tamawa, Bihrd, De Ster, Liparus en Llinell. Centraal in de Inspiration Hall verschijnt tijdens BoDW het House of the Belgian Spirit. Het middelpunt van dit Belgisch paviljoen is de tentoonstelling Tales of Heroes, die Design Vlaanderen eerder al toonde in Helsinki, Luik, Oslo en Brussel. Deze tentoonstelling is nu uitgebreid met Brusselse en Waalse ontwerpers.

Les Objets Blancs, Lucile Soufflet

Llinell, I leen & Rio

Extremis


Drop Bucket, Sylvain Willenz voor Xala

Artglass

Mood, Studio Segers voor Tribu

96 97


Dress Code Dress Code is een overzichtstentoonstelling van Belgische mode in het Hong Kong Design Institute. Curator en scenograaf is Charles Kaisin, bijgestaan door Linda Van Waesberge. De meer dan 100 silhouetten worden onderverdeeld in drie thema’s: Casual, Uniform en Black Tie. Belgische mode is heel divers: “Belgian fashion doesn’t exist. Belgium is a small, complex country, but Belgian fashion is large and generous”, zegt Nica Broucke. Dress Code loopt nog tot 31 maart 2014.

Christian Wijnants

Maison Martin Margiela

Annemie Verbeke

Calogero di Natale

Jean-Paul Lespagnard

Annemie Verbeke

Raf Simons

Kris Van Assche

Carine Gilson


Design In Motion – Surreal Dinner Rond het werk van Charles Kaisin loopt ook Design in Motion, een overzichtstentoonstelling in het HKDI. Deze expo was eerder al te zien in Grand-Hornu Images en in 2012 in Milaan tijdens de Design Week. Voor de opstelling werkte Charles samen met de Spaanse kunstenaar Terre Recarens. Op het Surreal Dinner, in een scenografie van Kaisin, zijn een honderdtal belangrijke gasten uitgenodigd aan een 30 meter lange tafel. Het is een promotie-event voor Belgische mode, design en architectuur. Chef-kok van dienst is Pascal Devalkeneer, tweesterrenchef van Le Chalet de la Forêt in Brussel. Dit alles in een decor met werk van o.a. Ann Van Hoey/Serax, Hoet, Clodette, Elvis Pompilio, Eternum, Extremis, Delvaux, Durobor, Ice-Watch, JeanPaul Lespagnard, Jean-Paul Knott, Johanne Riss, Just So, Marcolini en Saint Paul. Hairy Chair, Charles Kaisin

Tafel, Charles Kaisin

Etude géometrique, Ann Van Hoey voor Serax

Terremoto, Tere Recarens

98 99


Design Platform Vlaanderen Onder leiding van Marielle Laegers, een Nederlandse in Hong Kong die veel ervaring heeft in de promotie van Nederlandse design en architectuur, wordt voor 10 ontwerpers een prospectietraject georganiseerd. Deelnemers zijn Achilles, Beek Design, Studio Dott, A.F. Vandevorst, Deusjevoo, Eer Design, Studio Peter Van Riet, Voxdale, Pinkeye en Devon Halfnight LeFlufy. Bedoeling is hen te linken aan producenten en retailers in Hong Kong en China. In 2014 wil het Design Platform trouwens twee werkplekken in het nieuwe PMQ Designcenter ter beschikking stellen van ontwerpers, om van hieruit te werken voor de lokale markt. Design Platform Vlaanderen nodigt, opgenomen in het officieel BoDW-programma nog een aantal Belgische sprekers uit: Stefan SchĂśning, Peter Van Riet, Nedda ElAsmar, MichaĂŤl Verheyden, Dirk Wynants (Extremis), Jan Ameloot (Delta Light), Kathleen Saelens (TIO3), Jean-Pierre Geelen (Enthoven Associates), Frederic Gooris, Patrick Hoet en Koen Elsen (Achilles).

Devon Halfnight LeFlufy. Foto: Alex Salinas

Tuinhaspel, Studio Dott voor ZEE design

Verlichting, Roel Vandebeek voor Maaslands Huis


Achilles voor Eddy Merkx Fietsen

U7, Eer voor Etap

A.F. Vandervorst

100 101


XX Models, Young Belgian Architecture Voor het architectuurluik gaat Belgian Spirit naar Shenzen en de Bi-City Biennale of Urbanism / Architecture 2013. Deze tentoonstelling, een concept van Bozar, biedt een overzicht van de productie met de 20 maquettes die de jongste jaren er werden voorgesteld. De tentoonstelling geeft plaats aan een jonge generatie Belgische architecten waaronder de bureaus Office Kersten Geers, David Van Severen, architecten de vylder vinck taillieu, Bureau vers plus de bien-ĂŞtre, noAarchitecten, JDS Architects en NU Architectuuratelier. Met twintig variaties staat het schaalmodel van architectuur centraal in deze tentoonstelling.

C-mine Expedition, Genk, NU Architectuuratelier

Cultuurcentrum Zwanenberg, Heist-op-den-Berg, Planners

Project in Dolez, B612 Associates


Design Education Program Het Belgium-Hong Kong Design Education Program van Flanders District of Creativity biedt laatstejaarsstudenten en docenten uit design- en modeopleidingen een uniek educatief programma in Hong Kong. Het programma bevat o.a. lezingen, een designcocreatieworkshop met studenten en docenten van het Hong Kong Design Institute. Via een open call werden negen deelnemers geselecteerd: vier studenten en vijf docenten van respectievelijk de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Gent, de Hogeschool West-Vlaanderen, de Media, Arts en Design Faculty, de Universiteit Antwerpen, de Ecole de Recherche Graphique en Saint-Luc Liège. Zo geeft het KASK een workshop rond ‘intuitive driven design’.

KASK Gent, ‘intuitive driven design’ workshop

102 103


C o lo f o n nummer 4, jaargang 22 Hoofdredactie design Johan Valcke Hoofdredactie mode Trui Moerkerke Redactie Steven Cleeren Christian Oosterlinck Mies Van Roy Coördinatie Mies Van Roy Werkten mee aan dit nummer Natasja Admiraal An Bogaerts Jesse Brouns Eva Buttiens Elien Haentjens Roel Jacobus Bie Luyssaert Lut Pil Kurt Vanbelleghem Koen Van der Schaeghe Jolien Vanhoof Jasmijn Verlinden Jan Walgrave Shoot design Kris De Smedt Shoot mode Athos Burez Ontwerp Michaël Bussaer Jef Cuypers Druk Stevens Print Redactieadres Design Vlaanderen Kwintessens Koloniënstraat 56 (7de verdieping) 1000 Brussel T +32 (0)2 227 60 60 F +32 (0)2 227 60 69 info@designvlaanderen.be www.designvlaanderen.be /nl/kwintessens www.facebook.com /kwintessens ISSN 07791534 Abonnementen kunnen worden aangevraagd bij Design Vlaanderen of door overschrijving van € 25 op

het rekeningnummer IBAN BE68 3751 1109 9334 BIC BBRU BEBB. Adreswijzigingen worden gemeld op het redactieadres. Niets uit deze uitgave mag worden gebruikt zonder toestemming van de uitgever. © Design Vlaanderen Alle adressen van designers, kunstenaars, galeries e.a. kunnen bij Design Vlaanderen verkregen worden. Verantwoordelijke uitgever: Johan Valcke, Koloniënstraat 56, 1000 Brussel


edom ne ngised revo t firhcsdjit o r u e 7 r e m m u n s o L / o r u e 5 2 t n e m e n n o b A / 31 0 2 r e t s e m i r t e d 4 / 2 2 g n a g r a a J

meer speeltuinen voor ontwerpers


tijdschrift over design en mode Jaargang 22 / 4de trimester 2013 / Abonnement 25 euro / Los nummer 7 euro

neniutleeps reem sreprewtno roov


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.