2 minute read

Café Jas van der Laan

Zo was het in Lisserbroek: café Jas van der Laan

Foto en letterlijke tekst overgenomen uit het boekwerk ‘Zo was het in Lisserbroek’, uitgave voorjaar 1978. Samenstelling Aart Donker; geschreven door Nic. Bouwmeester; fotografische verzorging Maarten Doedes.

Advertisement

‘Het buitenleven speelde zich naast de dagelijkse arbeid en de kerkgang geheel af rond de zes cafés die de Lisserbroek rijk was. Komende vanaf de Buitenkaag doen wij eerst het café van Jas van der Laan aan. Het café was door Van der Laan gebouwd schuin tegenover de Greveling. Omstreeks 1905 heeft Jas het café verlaten en is twee huizen verder (richting Kaag) gaan wonen. Op de plaats waar zijn huis gestaan heeft, is nu het parkeerterrein vóór de garage van Gerrit Oldenhage. De tapvergunning is echter, zolang het een café geweest is, in handen van Van der Laan gebleven. Nadat Jas eruit gegaan was, verpachtte hij het café compleet met vergunning aan Karel van Dongen. De bebouwing langs de dijk was, vooral aan de zuidzijde van de Lisserbroek, nog beperkt waardoor het café vrij afgelegen stond. Het was een ideale ‘gelegenheid’ om de zaakjes te regelen die niet direct aan de grote klok gehangen behoeften te worden. In de oorlogsjaren ’14-’18 was dit café daarom ook het domicilie van smokkelpraktijken die, zij het in mindere mate dan in ’40-’45, ook toegepast werden. De Lisserbroekers, waarvan er vele een veenderij in de Rooversbroek hadden in die tijd, hadden turf en …… honger. De boeren hadden tarwe en géén brandstof, omdat de mogelijkheid om cokes te betrekken bij de Leeghwater door de oorlog, opgehouden was te bestaan.

Er was in de Lisserbroek een detachement militairen (zes man) gestationeerd, dat er onder andere op toe moest zien, dat eventuele ruilhandeltjes achterwege bleven omdat alle levensmiddelen zo eerlijk mogelijk over de bevolking gedistribueerd dienden te worden. In die tijd van nood waren echter ook de Lisserbroekers zeer vindingrijk. Met de militairen werd ‘aangepapt’ en onder het geven van een vriendelijke schouderklop werden zij uitgenodigd om (gratis) een ‘slokje’ of een biertje te komen halen bij Karel van Dongen. De gastheren sloofden zich dan tegenover de soldaten uit alsof zij de hele wereld te verteren hadden. De soldaten vermaakten zich uitstekend en het ‘feest’ bij Van Dongen duurde dan tot laat in de ochtend. In de tussentijd werden de nodige turven uit de Rooversbroek gehaald, in ruil voor tarwe dat twee huizen verder bij Jas van der Laan werd afgeleverd. De soldaten waren bewapend met geweren waarin een houder met vijf patronen zat. Wanneer zij hem op zo’n avond goed ‘om’ hadden en de kleine uurtjes naderden, brak de hel in het café los. De Lisserbroekers daagden de soldaten dan uit, dat zij geen kogel af durfden te schieten waarop de militairen één voor één hun geweer tussen hun benen op de rand van de stoel zette en met de loop omhoog alle vijf de kogels dwars door het dak heen afschoten. Wanneer zij dan later dronken huiswaarts keerden, braken zij bijna hun nek over de stukgevallen dakpannen die door het schieten van het dak waren gegleden. Het pand is het laatst bewoond geweest door Bas de Peuter wiens broer ‘Willempie’ een zéér bekende figuur in de Lisserbroek was. Willempie was een klein, clochardachtig manneke dat erg gelukkig leefde, omdat hij elke dag jarig was. Hij bedelde langs de huizen hetgeen in feite verboden was om het onder landloperij begrepen werd.’