17 minute read

Horeca eerst dicht, laatst open?

Paul Snoeys wordt provinciaal voorzitter van Horeca Vlaanderen

“In al onze horecazaken staat het water tot aan de lippen”

Een horecaverleden dat in de familie teruggaat tot 1907. Gepokt en gemazeld in het echte horecabloed. Paul Snoeys weet er dus veel, zo niet alles over te vertellen. Hij is ondernemer (letterlijk) tussen pot en pint, getrouwd met Linda Rodrigus, samen hebben ze een zoon Natan (17). Weldra wordt Paul voorzitter Horeca provincie Antwerpen voor Horeca Vlaanderen. Een boeiend gesprek over de familiegeschiedenis, over de Hoogstraatse horeca in coronatijden, in een lege brasserie waar het kookpersoneel de afhaalmenu’s klaarmaakt voor de hongerige klanten van de Gulden Coppe.

Smokkelen en constateurs

DHM: Hoe is het allemaal begonnen?

Paul: Mijn ouders Staf Snoeys en Lena Van Opstal hadden een café met feestzaal De Zwaan en een winkeltje in Castelré. Maar eigenlijk gaat de geschiedenis verder terug en begint alles in 1907.

Toen opende mijn overgrootvader Gust Snoeys op de Schootsenhoek een winkel met café. Een typisch plattelandswinkeltje waar je allerlei kruidenierswaren kon kopen. Dat ging van conserven en soep in blik, koffie, suiker, kaas, gedroogde kruiden en specerijen, koekjes en snoep, gasflessen, kortom een kleine mini-market avant la lettre. Ik meen dat er in die tijd in Castelré ongeveer 3 winkeltjes waren en ongeveer 19 kroegen. Castelré was niet bepaald een plaats waar je van honger en dorst zou omkomen.

De grens lag vlakbij en er werd heel wat gesmokkeld. Zowat iedereen hield zich daarmee bezig. Castelré was een landbouwgemeenschap met een 40-tal huizen. Al die gezinnen werkten en leefden van de opbrengst van de landbouw en de smokkelwaren. Vooral boter en jenever betekenden een lucratieve bijverdienste. Er werd ook nog flink gejaagd in de velden en bossen.

In 1940 nam zijn zoon Jaak de zaak over. Hij baatte gedurende vele jaren samen met zijn vrouw Cieke Wouters winkel en café uit.

In Castelré hoefde je niet van honger en dorst om te komen

DHM: Hoe ging het verder in de naoorlogse jaren?

Paul: Hun enig kind Staf was al van jongs af aan de helpende hand. Op zijn beurt nam hij samen met zijn vrouw Lena begin jaren zestig de zaak over. Ook van die kant was er horecabloed. Lena was immers de dochter van Gust van Opstal uit “de Nieuwe Buiten” in Wortel. Mijn grootvader Gust had met zijn vrouw Marie Van Ostaeyen naast de café in Wortel ook nog een drankenronde in het dorp. Misschien herinneren de mensen Gust nog die op ronde is met zijn Volkswagen Camionette.

Achter zijn café lag het voetbalplein van Wortel. Dus op zaterdag en zondag was het voor, tijdens en na de match heel druk. Ook stonden achter het café de rennen voor de duiven. Elke zaterdag kwam de vrachtwagen van Bellekens de duiven ophalen voor een rit naar Quiévrain. Ik zie de mensen nog in het café zitten met hun constateurs. Dat waren klokken die de tijden geven waarop de duiven vertrokken en weer aankwamen. Er was dus in de beide café’s heel wat leven en animo in die tijd.

Paul, Linda en zoon Natan

Paul, Linda en zoon Natan

Poepeloere

DHM: Wie kwam er bij jullie over de vloer?

Paul: Bij ons thuis bestond de klandizie voornamelijk uit mensen van Wortel, Minderhout en Hoogstraten. Van de 150 mensen die er leefden in Castelré kon je niet leven. Er werd in die tijd ook heel veel jenever gedronken. Dat kwam doordat de Belgische cafés een speciale en dure vergunning moesten hebben voor sterke drank. In Nederland was dit niet het geval. Het was ook de tijd dat het nog mogelijk was om poepeloere zat naar huis te rijden, er was amper controle. Het was ook wel zo dat er tot in de jaren tachtig in Hoogstraten nog niet zoveel horecazaken waren.

Vanaf de jaren tachtig werd het café ook een echte stopplaats voor wandelaars en voor fietstoeristen. Ook zondags kwamen heel wat wielergroepen uit Wortel, Hoogstraten of Turnhout binnen gevallen. Dat was altijd een overrompeling. In de namiddag kwamen de wandelaars binnen. En dan was er natuurlijk nog de biljartclub, de teerfeesten en de vele bruiloften die hier werden gegeven. Mijn grootouders aan beide kanten hadden dus een café. Het horeca bloed werd er langs de twee kanten ingegoten.

Grootouders Jaak Snoeys en Cieke Wouters bij het café op de Schootsenhoek (later ‘De Zwaan’)

Grootouders Jaak Snoeys en Cieke Wouters bij het café op de Schootsenhoek (later ‘De Zwaan’)

DHM: Café en winkel dus, maar er was toch ook nog feestzaal De Zwaan?

Dat klopt. In 1970 opende een Nederlandse firma uit Gilze een schoenenfabriek naast het café. Hier werkten 60 mensen, hoofdzakelijk uit Minderhout en Hoogstraten. Na enkele jaren ging de zaak echter op de fles. Het gebouw stond heel wat jaren leeg, tot mijn vader er in 1985 een café en een feestzaal van maakte. Het bestaande café werd het woonhuis voor mijn grootouders. Ook ons gezin bleef in dit huis wonen. Vanaf toen was het café vooraan de feestzaal. Mijn slaapkamer lag net boven de toog van het oorspronkelijke café, en ik kon de conversaties en zatte praat aan de toog goed horen vanuit mijn bed!

En in al die drukke bezigheden kregen mijn ouders ook nog twee kinderen. Zowel mijn broer Gert als ikzelf werden al van kinds af aan ingeschakeld om mee te helpen, ofwel in het café, of in de winkel en in het weekend de feestzaal.

Einde tijdperk

DHM: De feestzaal is wel als eerste dicht gegaan….

Paul: Eigenlijk is de winkel rond de eeuwwisseling als eerste dichtgegaan, de feestzaal is nooit echt gesloten, maar werd op het einde van het café tot 2006 enkel nog gebruikt als uitbreiding van het café. Mijn ouders waren toen zestig en het werd allemaal wat te veel. Het café bleef nog open maar alleen in het weekend. In 2006 werd dan ook het café definitief gesloten en gingen mijn ouders op pensioen. Café, feestzaal en omliggende gronden werden allemaal verkocht. Met de nieuwe eigenaar werd het horeca-verhaal definitief afgesloten.

Staf Snoeys en Lena Van Opstal in hun winkel in de jaren zeventig

Staf Snoeys en Lena Van Opstal in hun winkel in de jaren zeventig

Van al die cafés die er toen waren in Castelré schiet er nu nog één over: het door fietsers en wandelaars welgekende Café In Holland. Of zoals de mensen zeggen: bij Snoeys - ook nog van ver familie van ons.

Grootouders en familie achter de toog van 'De Nieuwen Buiten' in Wortel.

Grootouders en familie achter de toog van 'De Nieuwen Buiten' in Wortel.

DHM: Het volkscafé was met uitsterven bedreigd, niet?

Paul: Jazeker, het tijdperk van de volkscafés werd afgesloten. In al die jaren waren die cafés dé ontmoetingsplaats voor de mensen, jong of oud, rijk of arm. Iedereen had in die tijd wel zijn stamcafé. Bovendien zorgde elke café wel voor randanimatie: er waren de vele kaarters en zettersprijskampen, er werd gebiljart, tafelvoetbal, vogelepik, sjoelen, pitjesbak, de duivenmelkers, de schutters, de harmonie. Kortom, er was altijd wel wat te beleven in het café. Het culturele en sociale leven speelde zich voor een heel groot stuk af in de volkscafé.

DHM: Het stond in de sterren geschreven dat jij een horecacarrière toegemoet ging?

Paul: Niet helemaal, ik heb flink getwijfeld. Van mijn negentiende tot mijn negenentwintigste heb ik wel op vrijdag en zaterdag in de Highstreet gewerkt als garçon. In het begin was dat in combinatie met mijn studies in Antwerpen, die ik afrondde in1988. Nadien heb ik vijf jaar op de aankoopdienst van de Ster gewerkt. Het waren jaren met heel weinig slaap. In de week werken en in het weekend ’s nachts tot een uur of vier, vijf in de High Street en enkele uren later stond ik bij ons thuis de wielertoeristen te bedienen.

Na de Ster ben ik bij een Nederlandse firma gaan werken, TIR Transportplan. Zij beheerden een databank voor transportfirma’s en wilden dit systeem lanceren in België. Wanneer vrachtwagens hun goederen moesten lossen in bijvoorbeeld Duitsland, dan zocht het systeem een opdracht zodanig dat de vrachtwagen niet ‘leeg’ naar België moest rijden. Ik was voor hen de enige vertegenwoordiger die hun systeem moest verkopen in België. Ik was dus constant op de baan en heb dit drie jaar volgehouden. Ik heb daar veel expertise opgedaan op vlak van….. de horeca (lacht) want ik mocht elke middag ergens in België gaan eten. Ik kreeg daar dagelijks 500 frank voor.

Grootouders Marie Van Ostaeyen en Gust van Opstal waren uitbaters van 'De Nieuwe Buiten' in Wortel. (foto © Fotogroep Het Slot-Wortel)

Grootouders Marie Van Ostaeyen en Gust van Opstal waren uitbaters van 'De Nieuwe Buiten' in Wortel. (foto © Fotogroep Het Slot-Wortel)

Witte kassa

DHM: Op een gegeven ogenblik wandelde je voorbij dit oude pand en dan is het toch beginnen kriebelen?

Paul: Inderdaad, het pand ‘De Gulde Coppe’ stond al geruime tijd leeg. Ik meen dat het eigendom was van Lydie Leyten. Zij verhuurde dit destijds aan Luc Bastiaens die er zijn tandartsenpraktijk begon. Nadien is het nog verhuurd geworden aan dokter Willemse. Daarna werd het pand aangekocht door de familie Knevels-Pillot. Zij restaureerden het gebouw maar binnen was er nog heel wat werk te verrichten.

Samen met mijn broer Gert zijn we dan in 1996 begonnen met brasserie ‘De Gulden Coppe’. Twee weken na onze opening is ook ‘den Bottel’ nog opengegaan. Voor ons was dit een gigantische investering en een dure gok. Ik kende wel wat van de horeca, maar om een eigen zaak uit de grond te stampen…? Het is en blijft toch wel erg risicovol. De eerste jaren moesten we heel wat leergeld betalen en ik begrijp nog altijd niet hoe Gert en ik dat allemaal hebben klaargespeeld.

Het waren ook wel andere tijden in de horeca. De spelregels lagen voor iedereen anders, er was veel zwart werk, er bestond nog geen witte kassa. Er zaten heel wat cowboys tussen die de regels niet respecteerden. Er was dus veel oneerlijke concurrentie. In het begin waren we ook nog een danscafé, na het eten gingen stoelen en tafels aan de kant en begon de deejay te spelen tot vier, vijf uur ’s morgens. Maar toen we ouder werden, hebben we keuzes moeten maken. Zo is de Gulden Coppe geëvolueerd naar een brasserie met eetkaart.

In al die tijd, tot in 2006, ben ik nog bij mijn ouders gaan helpen op zaterdagnamiddag of zondag. Ik vraag me nog dikwijls af hoe ik dit allemaal heb weten te combineren. Maar het is gelukt dus. In april 2021 zijn wij dus 25 jaar open. Ik hoop dat we tegen die tijd terug open kunnen gaan.

Ouders en kinderen klinken op het succes van de feestzaal.

Ouders en kinderen klinken op het succes van de feestzaal.

Horeca Vlaanderen

DHM: Hoe ben je verzeild geraakt in het bestuur van Horeca Vlaanderen?

Paul: Sinds 2008 ben ik voorzitter van Horeca Noorderkempen. Ik volgde toen Ed Van den Ouweland op die voorzitter van de provincie Antwerpen werd. Ed heeft een paar jaar geleden zijn zaak in Hoogstraten verkocht, de Voorthoeve, en in Antwerpen het Pakhuis.

Zowel de lokale als de provinciale afdelingen vallen onder de paraplu van Horeca Vlaanderen, de belangenvereniging voor ondernemende horeca-uitbaters. Ed had twee termijnen van voorzitterschap achter zich, het maximum toegelaten. Bovendien moet men als bestuurslid een eigen zaak hebben. Zodoende mocht Ed niet meer opkomen.

Afgelopen juni is er dan een verkiezing geweest waar ik verkozen werd als nieuwe voorzitter van Horeca provincie Antwerpen. Ik kende het reilen en zeilen op bestuursniveau wel wat, aangezien ik al sinds 2011 in de raad van bestuur van Horeca Vlaanderen zit. Deze raad zetelt in Brussel.

De functie van voorzitter van de sectorcommissie restaurants moet ik helaas opgeven aangezien deze niet cumuleerbaar is met die van provinciaal voorzitter. Vanaf 1 april ga ik dus opnieuw Ed Van den Ouweland opvolgen. Een hele uitdaging na een erg bewogen jaar van verplichte sluitingen en binnenkort een nieuwe opstart. Ed van zijn kant blijft actief binnen Horeca Vlaanderen als statutair secretaris. In die functie volgt hij de werking verder op.

DHM: Hoe werkt Horeca Vlaanderen?

Paul: Er is een dagelijks bestuur met de provinciale voorzitters, de voorzitter Vlaanderen, CEO Matthias de Caluwé, en de secretaris. Wekelijks wordt er vergaderd, momenteel via Zoom, waarbij het dagelijkse beleid wordt bepaald. Welke richting willen we uit, hoe evolueert het ledenbestand?

Wij geven veel juridische informatie aan onze leden, organiseren opleidingen voor zowel de werkgever als de werknemer. Verder is er natuurlijk ook lobbywerk naar politici en het verbreden van ons netwerk op lokaal vlak zodat wij weten wat er aan de basis leeft. Wat zijn de pijnpunten op lokaal vlak en welke problematiek is er? Dit wordt gerapporteerd naar onze afdeling Noorderkempen, dan naar de provinciale raad, en indien nodig naar het Vlaams niveau.

Horeca Vlaanderen kan een eisenpakket opstellen, kan voorstellen doen, maar de wetten maken kunnen wij niet. In de moeilijke tijden waarin wij nu moeten overleven, ben ik toch blij dat we het bij de overheid gedaan hebben gekregen dat er verregaande maatregelen en gunstige voorwaarden kwamen om de horeca te redden.

Gert en Paul bij de start van 'de Gulden Coppe'

Gert en Paul bij de start van 'de Gulden Coppe'

Cowboys en corona

DHM: Jullie sector staat al langer onder druk, jullie klagen over de fiscale druk, het slechte imago….

Paul: Laat me beginnen om te zeggen dat er de afgelopen 25 jaar binnen de horeca heel veel veranderd is. Het speelveld moet voor iedereen gelijk zijn en daar is men toch meer en meer naar toe aan het werken. Als de regels duidelijk zijn en iedereen weet waar hij of zij zich aan moet houden, dan is dat op termijn een verbetering voor gans de sector. Er zijn te lang cowboys geweest die de regels niet respecteerden en zo de hele sector in een slecht daglicht stelden.

Zo is het ook belangrijk dat de steunmaatregelen van overheid effectief naar de ondernemingen gaan die de regels respecteren. Het is een gegeven dat er in België de laatste jaren te veel horecazaken zijn geopend. De vestigingswetgeving is er onder Europese regels weggevallen. Dus je kan zonder enige opleiding, bedrijfsbeheer, diploma, koksdiploma een horecazaak beginnen.

Dat heeft een flinke wildgroei gegeven. Twee jaar na de start is er al een uitval van 20% van de horecazaken. Na 5 jaar zijn er al meer dan 50% die opgeven door stopzetting, slecht beheer of faillissement. Dat geeft de horeca natuurlijk geen goed imago. Achter elke goede horecazaak moet een goede ondernemer staan. Je moet een degelijk businessplan hebben, met je cijfers en marges bezig zijn en je moet op het einde van de rit je hoofd nog boven water kunnen houden.

DHM: En toen kwam de corona-crisis…

Paul: Met de langdurige sluiting, ja. De corona-uitbraak heeft dan ook een enorme impact op de rentabiliteit van onze ondernemingen. In 2020 waren we in Vlaanderen 44% van de tijd gesloten, zonder rekening te houden met de bijkomende beperkende maatregelen. In de provincie Antwerpen lag dit zelfs nog hoger, want tijdens de zomer kregen we bovenop de bestaande maatregelen nog een extra lading beperkingen waaronder de registratieplicht en avondklok.

Betrokken bij Horeca Vlaanderen: Ed Van den Ouweland, Matthias de Caluwé en Paul Snoeys.

Betrokken bij Horeca Vlaanderen: Ed Van den Ouweland, Matthias de Caluwé en Paul Snoeys.

Geen jojo

DHM: Het zijn dus bijzonder onzekere tijden voor jullie?

Paul: Inderdaad. Op dit ogenblik krijgen we heel wat vragen wanneer we terug open gaan. Maar wij willen niet teveel aan voorspellingen doen, niets is immers nog zeker. We zijn er ons van bewust dat het voor heel wat zaken uiterst moeilijk gaat worden. Bovenal willen wij vooral tijdig duidelijkheid van de regering.

We willen geen regeling zoals bijvoorbeeld met de rijscholen. Daar werd op vrijdag beslist dat ze ’s maandags terug open konden. Dergelijk scenario kunnen wij niet aanvaarden, dat werkt niet voor een horecazaak. Wij hebben ongeveer twee weken nodig om terug op te starten. Wij moeten rekening houden met ons personeel en onze toeleveranciers. Nog belangrijker worden de voorwaarden waaronder we open kunnen gaan. Als we nog meer afstand moeten respecteren tussen tafels, als er nog meer beperkende maatregelen komen naar maximale quota, dan is het simpelweg niet rendabel. Misschien moeten er aerosoltoestellen komen of luchtverversingsinstallaties. Dan is de vraag of horecazaken die zware investering nog kunnen dragen?

DHM: Ook in andere sectoren zal de huidige crisis de doodsteek betekenen van vele bedrijven, niet?

Paul: Wellicht, al kan ik natuurlijk niet andermans rekening maken. De horeca is door de overheid als eerste van alle sectoren gesloten geweest, en we zullen wellicht als laatste terug open gaan. Maar we zijn niet de jojo van de samenleving! We kunnen niet meer aanvaarden om open te gaan om dan vervolgens na enkele maanden terug te moeten sluiten. Dit kunnen we echt niet meer aan.

Op dit ogenblik durf ik geen voorspelling te doen wanneer de horeca terug opengaat. Wellicht niet voor 1 maart. 1 april? Ook dat is nog maar de vraag. Met alle nieuwe besmettingen en buitenlandse varianten van het virus durf ik daar geen uitsluitsel meer over te geven, wie wel?

Noodgedwongen zijn we nu dus vooral bezig met crisisbeheer. Zijn de maatregelen doeltreffend voor elke horecaonderneming? Kunnen we met z’n allen deze moeilijke periode overbruggen? Zijn de beschermingsmechanismen op maat van elke onderneming? Dat wil zeggen 10% op basis van je omzet in dezelfde periode van het afgelopen jaar.

Op zich is dit een eerlijke maatregel. Ontoereikend weliswaar, maar voor velen een goed bedrag om te overbruggen. Horecaondernemingen die in het verleden niet alles hebben aangegeven en dus zogezegd een veel lagere omzet draaiden, zijn hiervan nu wel de dupe natuurlijk.

DHM: Dus de bedrijven met een zwarte boekhouding worden gestraft?

Paul: Tja, zij krijgen een vergoeding die ontoereikend is om zelfs nog maar de vaste kosten te overbruggen.

Eerlijke concurrentie

DHM: Maar er zijn nog meer maatregelen nodig geweest?

Paul: We kunnen verder genieten van het dubbel overbruggingsrecht voor zelfstandigen, RSZ die gedeeltelijk wordt kwijtgescholden, korting op de bedrijfsvoorheffing. Kortom allemaal zaken die voorzien zijn om de horecaondernemers boven water te houden. Ook voor de huurlast zijn er leningen met betalingsuitstel te regelen. Horeca Vlaanderen heeft als belangenvereniging enorme inspanningen gedaan om dit gedaan te krijgen. Wij voelen ons niet in de kou gelaten door de overheid, integendeel. Wetende dat wij niet de enige sector zijn die in zware moeilijkheden zit.

Sinds we terug opengingen op 8 juni heeft de regering al enkele maatregelen doorgevoerd. De BTW van voeding ging van 12 naar 6%. Van niet-alcoholische dranken van 21 naar 6%. Dat was de zuurstof die we al lang als sector vroegen en die er nu gekomen is.

Iedereen weet dat de horeca op zich een moeilijke sector is. Er zijn 6% horecazaken in België, maar die zijn wel verantwoordelijk voor 20% van de faillissementen. De gemiddelde winstmarge is in onze sector 1,2 % terwijl dit voor andere sectoren op 4% ligt. Dus onze winstmarges zijn erg miniem.

DHM: Ik bespeur de verwachting dat de sector transparanter en witter moet worden, klopt dat?

Paul: Onze vraag aan de overheid is om bijkomende BTW-verlagingen te koppelen aan bepaalde voorwaarden, zoals de witte kassa. Er waren in het recente verleden te veel maatregelen die tegendraads hebben gewerkt. Neem nu de ‘25.000 euro regel’. Ik leg even uit: elke zaak die minder dan 25.000 euro aan voeding ter plaatse verkoopt, moest geen witte kassa zetten.

Ik moet daar toch geen tekening bij maken van zaken die afhaal combineren met eten ter plaatse en die dan zogezegd onder de 25.000 euro omzet willen blijven? Je kan zo’n zaken pas controleren als ze een witte kassa hebben, maar de wetgever legt hen die verplichting niet op. Met zo’n maatregel duw je bedrijven in de grijze zone. Daarom is onze eis aan iedereen binnen onze sector: geef iedereen een witte kassa, dan is het speelveld voor iedereen gelijk. Duidelijkheid, makkelijk te controleren, eerlijke concurrentie.

Het opgetrommelde personeel van de Gulden Coppe in corona-outfit. Niet iedereen kon aanwezig zijn.

Het opgetrommelde personeel van de Gulden Coppe in corona-outfit. Niet iedereen kon aanwezig zijn.

HoHo

DHM: Terug naar Hoogstraten. Je bent ook bestuurslid van HoHo, zijn de zorgen daar ook groot?

Paul: Samen met de andere sturende krachten Inge Aerts en Ben Van de Zegel ben ik inderdaad betrokken bij de Hoogstraatse Horeca, HoHo dus. De werking hiervan werd het afgelopen jaar ernstig gestoord door de corona-uitbraak, dat kon ook niet anders. Wij hadden een uitdagend winterprogramma uitgewerkt met een intrede van de Sint en een schaatspiste en nog vele andere activiteiten, maar dat hebben we allemaal moeten schrappen.

Ik zie de afgelopen jaren overigens een betere samenwerking tussen stadsbestuur, horeca, middenstand en toerisme. Over de samenwerking met het stadsbestuur kunnen we echt niet klagen. Het is een open communicatie geworden. Gelukkig maar, want zijn wij niet allemaal bezig om onze stad te promoten?

DHM: Onlangs deed de Zotte Zaligheid zijn boeken toe, eerder sloten Kokomo City, Friends, High Street. Is de kentering begonnen?

Paul: En dat is nog niet alles, we hadden ook Den Tram, Maison Thirion, Signatuur, Marie, Lewis. De klad zit er flink in en dit nog voor de coronauitbraak. Over de Zotte Zaligheid heb ik geen informatie wat er mis ging. De forse huurprijzen die je in Hoogstraten betaalt zullen wellicht meespelen, maar dat is een probleem voor alle ondernemers die hier huren, en het zal zeker niet het enige probleem zijn.

Kijk, bedrijven die al erg zwak waren vóór de crisis en die geen buffer hebben aangelegd, kunnen onmogelijk overleven. Die gaan eruit. Maar de coronacrisis gaat ondertussen verder, we zijn nog niet aan het einde. Het zou bijzonder jammer zijn dat gezonde bedrijven het niet zouden halen. De overheid moet er alles aan doen om met een nieuw pakket aan steunmaatregelen over de brug te komen.

Weet je, het zijn moeilijke tijden, maar we slaan er ons wel door heen. Binnenkort, als we het virus onder controle hebben gaan we terug open. En reken maar dat we de klanten extra in de watten gaan leggen! (pm)

De wereld van SJAH

Zware tijden voor de horeca

Zware tijden voor de horeca

© Karel Huet