AMP analyse Ruimtelijke Impact Energietransitie (2016, Vereniging Deltametropool)

Page 1

AMP RUIMTELIJKE IMPACT ENERGIETRANSITIE

OVERHEID, ONTWERPEND ONDERZOEK, RUIMTELIJKE IMPACT

VERENIGING DELTAMETROPOOL | MINISTERIE VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU


COLOFON

Projectteam VERENIGING DELTAMETROPOOL

Paul Gerretsen (Agent) Yvonne Rijpers Kito Samson

CONTACT

yvonne.rijpers@deltametropool.nl

VERENIGING DELTAMETROPOOL, ROTTERDAM, MEI 2016

Opdrachtgever Minister van Infrastructuur en Milieu CONTACT

elien.wierenga@minienm.nl

TEKST

Vereniging Deltametropool

BETROKKEN BUREAUS

FABRIC: Eric Frijters H+N+S: Nikol Dietz NRG lab (Wageningen UR): Sven Stremke Posad: Boris Hocks Studio Marco Vermeulen: Marco Vermeulen Wing: Dirk Oudes

2

Vereniging Deltametropool is een onafhankelijk netwerk van personen en organisaties dat zich inzet voor een metropolitane ontwikkeling van Nederland en van Nederlandse stedelijke regio’s, in een internationaal perspectief. Het stimuleren van metropolitane ontwikkeling is onze missie. De vereniging brengt als platform relevante personen en organisaties samen rond deze missie. Daarnaast ontwikkelt de vereniging als onderzoekslaboratorium kennis over metropolitane ontwikkeling en past die toe in projecten. Op die manier worden actoren op het metropolitane schaalniveau geholpen om tot een effectievere organisatie en besluitvorming te komen. Vereniging Deltametropool is een algemeen nut beogende instelling (ANBI). Ze verbindt bedrijven en kennisinstellingen aan de publieke organisaties en vormt daarmee een brug tussen onderzoek en praktijk. Daarnaast is de vereniging actief in internationale professionele netwerken en heeft contacten met andere metropolitane gebieden en biedt haar leden daarmee een mogelijkheid gemakkelijker de weg naar internationale fora te vinden. www.deltametropool.nl www.twitter.com/deltametropool

AMP - RUIMTELIJKE IMPACT ENERGIETRANSITIE // VERENIGING DELTAMETROPOOL, ROTTERDAM, MAART 2016


AMP RUIMTELIJKE IMPACT ENERGIETRANSITIE

OVERHEID, ONTWERPEND ONDERZOEK, RUIMTELIJKE IMPACT

3


INHOUDSTABEL

01 AMP - RUIMTE VOOR DUURZAME ENERGIE IN 2050

5

02 OPZET ANALYSE

6

03 PROJECTEN - INTRODUCTIE EN ANALYSE

8

04 RODE DRADEN PROJECTEN

42

05 DINER PENSANT ONTWERPPRAKTIJK

44

06 RODE DRADEN ONTWERPPRAKTIJK

48

07 LUNCH PENSANT REGIO’S

50

08 RODE DRADEN REGIO’S

56

09 AANBEVELINGEN & CONCLUSIES

58

BRONNEN

4

65


INLEIDING

ATELIER MAKING PROJECTS – RUIMTE VOOR DUURZAME ENERGIE IN 2050 Onze Europese ambities liegen er niet om. Om binnen de grens van 2 graden opwarming van de aarde te blijven moeten we 80% van de CO2 uitstoot verminderen in 2050 en grotendeels omschakelen naar hernieuwbare energiebronnen. Om de tussentijdse doelen in 2023 te halen heeft Nederland in 2013 het Energieakkoord gesloten met ruim 40 organisaties, waaronder de overheid, werkgevers, vakbeweging, natuur- en milieuorganisaties, andere maatschappelijke organisaties en financiële instellingen. Kern van het akkoord zijn breed gedragen afspraken over energiebesparing, schone technologie en klimaatbeleid. Uitvoering moet resulteren in een betaalbare en schone energievoorziening, werkgelegenheid en kansen voor Nederland in de schone technologiemarkten. Waar we een aantal jaar geleden af en toe wat in het nieuws zagen over verzet tegen windmolens en verder de energietransitie niet zo’n issue leek te zijn, kunnen we er nu niet meer omheen. Zeker na de klimaattop in Parijs, is iedereen zich ervan bewust dat er wat moet gebeuren: energie is een hot topic geworden. Zo ook binnen de overheid en de ontwerppraktijk. Tegelijkertijd zien we dat veel partijen tegen hetzelfde probleem aanlopen: er is nog te weinig grip, partijen vinden elkaar niet (goed genoeg) en het gesprek loopt nog niet zoals het zou moeten lopen. En ook al is energie niet meer uit het nieuws weg te slaan, PBL constateert dat het maatschappelijk debat sterker en beter moet – het is nu nog te vrijblijvend. De ontwerppraktijk is één van de aangewezen partijen om de dialoog op gang te brengen. Zij kunnen stakeholders identificeren, keuzes inzichtelijk maken en consequenties visualiseren. Dat is ook waarom Atelier Making Projects bestaat. Atelier Making Projects (AMP) is georganiseerd rondom grote nationale vraagstukken, waarvoor bij verschillende departementen verkenningen worden uitgevoerd, nieuwe toekomsten worden verkend en strategieën worden ontwikkeld – dit alles door middel van ontwerpend onderzoek. In 2014 was één van deze opgaven: ‘Ruimte voor duurzame energie in 2050’. Deze opgave draait om de impact van de transitie naar duurzame energie (in 2050) op het Nederlandse landschap. In dit project is in beeld gebracht hoe de transitie er uit zou kunnen zien; hoe het Nederlands landschap er dan uit komt te zien en wat de effecten zijn op grotere schaal. Daarnaast was er aandacht voor de mechanismen achter deze initiatieven, zoals de vragen richting Rijk en de verbinding tussen initiatieven. Ontwerpend onderzoek is ingezet om het wie, wat en hoe te laten zien. Zoals geconstateerd gaan we het op de manier waarop het nu gaat waarschijnlijk niet halen. Deze analyse is erop gericht om te kijken hoe we de transitie kunnen versnellen, vanuit verschillende oogpunten: die van beleidsmakers, bestuurders, de ontwerppraktijk en andere stakeholders. In het kader van AMP zijn op verschillende plekken en met verschillende bureaus projecten uitgerold, daarnaast zijn er ook vele projecten op initiatief van anderen. Deze projecten hebben gemeen dat ze op regionale schaal energie en ruimte verkennen. Wat is daar precies uitgekomen? Wat zijn de lessons learned over de ruimtelijke impact, maar ook over de rol van en vraag naar de overheid? Hoe kan ontwerpend onderzoek bijdragen aan de energietransitie? Vereniging Deltametropool is gevraagd om met behulp van een brede analyse deze vragen te beantwoorden. In dit cahier vindt u de resultaten van deze analyse, tonen we voorbeelden van wat de ontwerppraktijk kan betekenen in de energietransitie en roepen we alle partijen op aan tafel te gaan en samen te werken aan de energietransitie. Op 12 mei 2016 is tijdens de IABR een bijeenkomst Energie & Ruimte georganiseerd. De conclusies hieruit zijn in deze analyse meegenomen.

5


02 OPZET ANALYSE

6


VERENIGING DELTAMETROPOOL IS GEVRAAGD EEN ANALYSE TE DOEN VAN DE AMP (GERELATEERDE) PROJECTEN RONDOM ENERGIETRANSITIE. Drie aandachtspunten zijn van belang: - De ruimtelijke impact en ruimtelijke kansen van de energietransitie - De rol van en de vraag aan de overheid om deze transitie te doen slagen - De rol en bijdrage van ruimtelijk ontwerpend onderzoek aan de transitie

De aanpak van de analyse was als volgt: - Dataverzameling en analyse van de projecten van de betrokken ontwerpbureaus - ‘Diner Pensant’ met de ontwerpbureaus, met als doel om met de bureaus hun projecten te bespreken aan de hand van de drie aandachtspunten - ‘Lunch Pensant’ met de betrokken regio’s, met als doel de resultaten uit de eerste twee fases te toetsen en verdiepen In dit cahier komen achtereenvolgens de projecten, het gesprek met de bureaus en het gesprek met de regio’s aan de orde. In iedere fase zijn rode draden geïdentificeerd op de drie hoofdvragen. Het cahier sluit af met overkoepelende conclusies en aanbevelingen.

Bij deze analyse betrokken bureaus en vertegenwoordigers: MARJON BOSMAN – Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) VOLMAR DELHEIJ – programmamanager Parkstad Limburg NIKOL DIETZ – directeur en landschapsarchitect bij H+N+S Landschapsarchitecten ERIK TEN ELSHOF – Ministerie Economische Zaken GERRIE FENTEN – Ministerie Infrastructuur en Milieu ERIC FRIJTERS – partner/ directeur FABRIC, architect en Lector Future Urban Regions, AHK FRED GOEDBLOED – Gemeente Leiden RINDERT GROENEVELD – provincie Zuid-Holland RIENKE GROOT – secretaris College Rijksadviseurs BORIS HOCKS – stedenbouwkundige en partner bij Posad ANTON VAN HOORN – stedenbouwkundig onderzoeker bij het Planbureau voor de Leefomgeving HAICO OFFERMANS – portefeuillehouder Parkstad Limburg EnergieTransitie, wethouder Brunssum DIRK OUDES – adviseur en landschapsarchitect bij Wing SVEN STREMKE – landschapsarchitect en assistent professor landschapsarchitectuur bij WUR MARCO VERMEULEN – eigenaar en (landschap)architect Studio Marco Vermeulen

7


03 PROJECTEN INTRODUCTIE & ANALYSE

8


2

1

3

4

6

5 7a 8

9

10

11

12

7b

13

7c

Schaalniveau projecten: Inter-regionaal Regionaal Stedelijk gebied Lokaal Structuurvisie Windenergie

14 15

N

1. IABR Projectatelier Planet Texel - FARO Architecten, LA4SALE 2. Het Noord-Nederlandse Energielandschap - H+N+S

b. Goeree-Overflakkee c. Terneuzen

3. Beeldkwaliteitsplan Windenergie Wieringermeer - H+N+S

8. Het Arnhemse Energielandschap - H+N+S

4. Structuurvisie Windenergie op Zee - Ministerie van IenM

9. Het Rotterdamse Energielandschap - H+N+S

5. Ruimte voor Duurzame Energie (Holland Rijnland) - Posad

10. Zuid-Holland op St(r)oom!

6. Eo Wijers-prijsvraag 2014, 2015 Stedendriehoek

a. Expect Integrated Sustainability - Posad

a. S3H-BTK - Witteveen+Bos, H+N+S, Wing, FABRIC, Marco

b. Biobased Zuid-Holland - Studio Marco Vermeulen

Broekman, CE Delft

c. Het stedelijk gebied als duurzame innovatiemotor - JA Joubert

b. De Groene Fabriek -IAA Stedenbouw en Landschap

Architecture

c. Hub Vooruit – Rho adviseurs, Kruitkok Landschapsarchitecten,

d. Dutch Energy Solution - FABRIC, H+N+S

Dominic TegelBeckers Stedenbouw en Architectuur, Jelle Rijmpa

11. Dutch Smart Thermal Grild - Studio Marco Vermeulen

Advies, Bestwerk

12. Duurzame Transportcorridor Betuwe (DTB) - Wing, WUR

d. Schakelen – Werkend Landschap, the Cloud Collective,

13. Biobased Backbone - Studio Marco Vermeulen

Transition Lab

14. Het Energielandschap van de Groenmetropool - H+N+S

7. Ruimte voor duurzame energie - Posad a. Binckhorst

15. PArkstad Limburg EnergieTransitie (PALET) - WUR, ZUYD hogeschool/ CoE Neber, H+N+S, Parkstad Limburg

9


INTRODUCTIE PROJECTEN Alle geanalyseerde projecten staan verbeeld in de overzichtskaart van Nederland. De projecten die uitgevoerd zijn in het kader van Atelier Making Projects (AMP) binnen de opgave ‘Ruimte voor duurzame energie’ zijn aangevuld met andere, gelijksoortige projecten van de bij AMP betrokken bureaus. Daarnaast zijn ook de EO-Wijers projecten met betrekking tot de energietransitie meegenomen. Op ieder van de projecten is een kernachtige analyse uitgevoerd, met aandacht voor, onder andere, de betrokken partijen, soort project, gebruikte technieken en doorlooptijd. Echter, de focus van de project analyse ligt op de drie hoofdvragen: -

De ruimtelijke impact en ruimtelijke kansen van de energietransitie De rol van en de vraag aan de overheid om deze transitie te doen slagen De rol en bijdrage van ruimtelijk ontwerpend onderzoek aan de transitie

De ruimtelijke impact is per project verbeeld in een diagram die een onderscheid maakt tussen de impact op zichtbaarheid, ordeningsstructuren en bodemgebruik. Na dit project hoofdstuk volgen kort een aantal rode draden die uit deze analyse naar voren komen.

10


1. IABR PROJECTATELIER PLANET TEXEL FARO ARCHITECTEN, LA4SALE

Texel geeft E

Betrokken partijen: Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Dirk Sijmons, bewoners, ondernemers, dorpsverenigingen, Gemeenteraad en College van B&W Publicatie: Planet Texel, 2014 Soort Project: Verkenning / visie / strategie Regio: Texel Technieken: Zonne-energie, windenergie, biomassa, getijde energie Doorlooptijd: Vanaf 2013

RUIMTELIJKE IMPACT:

bodemgebruik

zichtbaarheid

ordeningsstructuren

Opgave: Texel wil in 2020 geheel zelfvoorzienend zijn op het gebied van energie en water. Daarnaast wil het de groei van de vooral op toerisme gebaseerde economie bevorderen en de bijzondere natuur- en leefkwaliteit behouden. Strategie: Het koppelen van opgaven: ruimtelijk integreren van de verschillende ambities - op het gebied van energie, water, toerisme, natuur en leef kwaliteit - zodat deze elkaar versterken. Inhoud: Gedurende anderhalf jaar hebben de betrokken partijen input gegeven in het Projectatelier Planet Texel. Er is gezocht naar een optimale integratie van de ambities. Een analyse van de waardes en mogelijkheden heeft geleid tot het aanwijzen van verschillende gebieden waar transformatie van het landschap plaats kan vinden om de ambities te verwezenlijken. Naast energie initiatieven van de lokale coรถperatie TexelEnergie zal er een innovatiebaai verschijnen waar vijf 3MW winmolens de helft van de van het eiland van energie zullen voorzien. Verder zorgenexperimenten met getijdenakkers, zeewierwinning voor bio-ethanol en experimentele zonnecollectoren zorgen energie en innovatie: een economische aanvulling op het toerisme en landbouw.. Resultaat: Een visie voor Texel, ondersteund door een draaiboek. Deze bestaat uit Texel Principes, een Texel Toolbox en een serie Vergezichten. Planet Texel is een verzameling van kansrijke pilots die in ongeveer 30 jaar tijd uitgerold zullen worden. Ruimtelijke impact: De ruimtelijke impact zal groot zijn, maar door het koppelen en integreren van de opgaven, zal de impact als positief worden ervaren. Niet alleen de energievraag zal het landschap van Texel veranderen, maar ook de andere opgaven die hieraan gekoppeld zijn zoals waterwinning en kustbescherming. Bijdrage ontwerpend onderzoek: Visievorming, verbeelding, inspiratie en acceptatie. Ook heeft ruimtelijk ontwerpend onderzoek bijgedragen aan het verkennen van mogelijkheden, het tastbaar maken van de projecten en het vormen van een stappenplan. Rol overheid: Er is een nauwe samenwerking tussen de gemeente, private en publieke partijen waarin de overheid een stimulerende en faciliterende en trekkende rol speelt.

Bron: Gemeente Texel, IABR-2014, la4sale, FARO. (2014). Planet Texel. Texel: IABR-2014.

11


2. HET NOORD-NEDERLANSE ENERGIELANDSCHAP H+N+S Het Noord-Nederlanse

EnergielandschapRUIMTELIJKE IMPACT: Betrokken partijen: Wageningen UR, TU Delft, Provincie Groningen, Provincie Drenthe, ProDo Consult, NMF Groningen, Agentschap NL, ECN, Innovatief Denkschap BV, PBL Publicatie: Landschap en Energie (Ontwerpen voor transitie), zichtbaarheid bodemgebruik 2014 Soort project: Ontwerpstudie Regio: Noord-Nederland (Groningen en Drenthe), Veenlandschap Technieken: Windturbines, geothermie als warmtebron en opwekken elektra, energieopslag i.v.v. ‘Compressed Air Energy Storage’ in voormalige zoutcavernes, restwarmte, biomassa, vernatting van de veenweiden voor CO2 opvang Doorlooptijd: Heden - 2050

ordeningsstructuren

Opgave: Kunnen duurzame energiebronnen een landschapsontwikkeling tot stand brengen, zoals in de Veenkoloiën, of gaat het er vooral om dat hernieuwbare energiewinning op een goede manier wordt ingepast in landschap Energielandschap en stad? De ambitie is een energie-exporterende regio teRotterdam blijven, waarbij gasvoorraden worden gebruikt om de energietransitie op gang te brengen. Strategie: Zoeken naar kansrijke integrale energieconcepten waarin zo veel mogelijk wordt geanticipeerd op bronnen en reststromen uit de directe omgeving. Proberen kringlopen te sluiten en deze te manifesteren op de juiste schaalniveau. Landschappelijke karakteristieken dienen als uitgangspunt en inspiratiebron voor situering, inpassing en ruimtelijke verschijningsvorm. Nieuwe energievormen kunnen een impuls zijn voor het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Inhoud : Transformatie van het veenlandschap naar een energie exporterende regio door middel van windmolens. Op sommige plekken wordt het restwarmtenetwerk gebruikt als ordeningsprincipe. Kwetsbare landschappen worden ontzien. Resultaat: Voorbeelduitwerkingen van een Duurzaam dorp, de Agro-energiecluster, de Glas-as en de Windbaai. Ruimtelijke impact: Deze zal groot zijn. Er zullen nieuwe ordeningsstructuren ontstaan langs de warmtenetwerken. Windmolens zullen een derde dimensie toevoegen aan het weidse landschap. Agrarische bedrijven zullen (gedeeltelijk) hun productie omvormen naar biomassa. Bijdrage ontwerpend onderzoek: Het ontwerpend onderzoek heeft geleid tot een integraal ontwerp van het Noord-Nederlandse landschap waarin de kansen en knelpunten van het gebied onderzocht zijn. Het onderzoek heeft inzicht in de opgave gegeven en er is een toekomstvisie voor de regio gevormd. Daarna is deze toekomstvisie gevisualiseerd. Deze impressies kunnen leiden tot betere acceptatie van de transitie. Rol overheid: niet beschreven

Bron: Sijmons, D. (2014). Landschap en Energie - Ontwerpen voor de Transitie. Rotterdam: nai010 uitgevers.

12


Impressie ‘Windbaai’ 2025 (Sijmons, 2014)

06 NETWERK EN OPSLAG

sitie Noord-Nederland 2040 Impressie

ONTWERPSTUDIE / NOORD-NEDERLAND

‘agro-energiecluster’ 2035 (Sijmons, 2014)

↑ Energietransitie Noord-Nederland 2050 Energietransitie Noord-Nederland

363

2050 (Sijmons, 2014)

13


gering middelmatig groot

3. BEELDKWALITEITSPLAN WINDENERGIE WIERINGERMEER H+N+S Betrokken partijen: (Windpark) Nuon (en vennoten), ECN en Windcollectief Wieringermeer, Provincie Noord-Holland, Gemeente Hollands Kroon Publicatie: Beeldkwaliteitsplan Windenergie Wieringermeer, oktober 2014 Soort Project: Beeldkwaliteitsplan Regio: Noord-Holland, Wieringermeerpolder Technieken: Windturbines Start realisatie: Verwacht 2017

RUIMTELIJKE IMPACT

bodemgebruik

zichtbaarheid

ordeningsstructuren

Opgave: Door de provincie Noord-Holland en Gemeente Hollands Kroon is H+N+S gevraagd een beeldkwaliteitsplan voor de uitbreiding van de energieopwekkingscapaciteit van de Wieringermeerpolder te maken. De uitbreiding behelst: • uitbreiding van het windturbinetestcentrum van het ECN; • opschaling van de bestaande lijnopstellingen van NUON en vennoten tot drie grote deelsystemen; • herstructurering van de solitaire windturbines. Strategie: Aan de hand van de geschiedenis van de polder, de ruimtelijke karakteristieken, de beleving van het landschap en ruimtelijke aanknopingspunten is de polder geanalyseerd. Daarna is er een beeldkwaliteitsplan opgesteld op basis van vijf beeldkwaliteitsprincipes. Inhoud:In In 2011 heeft de gemeenteraad van de voormalige Gemeente Wieringermeer de Structuurvisie Windplan Wieringermeer en de Participatienotitie Windplan Wieringermeer vastgesteld met daarin een stevige ambitie voor de ruimtelijke kwaliteit. Om deze te borgen en toetsen worden twee instrumenten ingezet. Het beeldkwaliteitsplan, opgezet door H+N+S Landschapsarchitecten is een tool om de ruimtelijke kwaliteit te borgen en te toetsen die in de Structuurvisie Windplan Wieringermeer is benoemd. Het beeldkwaliteitsplan is getoetst met behulp van een 3D-model en Virtual Reality, op basis van de vijf principes voor vormgeving en inpassing die in het beeldkwaliteitsplan worden beschreven. De principes zijn geordend aan de hand van vijf lagen, waarbij vanaf het hoogste schaalniveau steeds verder wordt ingezoomd. Resultaat: Er is een beeldkwaliteitsplan ontwikkeld waarin naar verschillende schaalniveaus is gekeken en waarin een rustig beeld wordt nagestreefd. Ruimtelijke impact: Deze zal groot zijn: er wordt een derde dimensie toegevoegd aan het platte landschap door het plaatsen van windturbines met een ashoogte van tussen de 80 en 120 meter. Bijdrage ontwerpend onderzoek: De doelen, ambities en kaders zijn vastgesteld door de overheden. Het ruimtelijk ontwerp is daarna toegevoegd om dit uit te werken. Rol overheid: De overheid heeft in dit project vooral een initiërende, stimulerende, faciliterende en trekkende rol.

Bron: H+N+S Landschapsarchitecten. (2014). Beeldkwaliteitsplan Windenergie Wieringermeer. Amersfoort: H+N+S Landschapsarchitecten.

14


B E E L D K WA L I T E I T S P L A N

H + N + S '14

W I N D E N E R G I E

W I E R I N G E R M E E R

84

Impressie Wieringermeerpolder (H+N+S, 2014)

B E E L D K WA L I T E I T S P L A N

W I N D E N E R G I E

Wes • co • aa d p • vi • o p

W I E R I N G E R M E E R

Verle • lic • b • ru va b

Uitg • p • au • p

In he sing oog en in

oettocht, waarbij twee lijnfragmenten door wegbeplanting

Perspectivisch spel van de huidige opstelling aan de Waard- en Groettocht (H+N+S, 2014)

Kaartbeeld van het windplan behorende bij de structuurvisie

Kaartbeeld van het windplan (H+N+S, 2014) behorend bij de structuurvisie

15 36 H + N + S '14

Ook wan zijn ond


4. STRUCTUURVISIE WINDENERGIE OP ZEE MINISTERIE VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU Publicatie: Ontwerp-Rijksstructuurvisie Windenergie op Zee (Partiële herziening van het Nationaal Waterplan Hollandse Kust en Ten Noorden van de Waddeneilanden) – Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2013 Soort Project: Structuurvisie Regio: Hollandse Kust en Ten Noorden van de Waddeneilanden Technieken: Windturbines Doorlooptijd: 2014 - 2023

RUIMTELIJKE IMPACT:

bodemgebruik

4a Structuu

zichtbaarheid

ordeningsstructuren

Opgave: Opschaling van windenergie op zee naar 4450 MW in 2023. Strategie: Door middel van beleid en het scheppen van kaders wordt de structuurvisie vormgegeven. Inhoud: De doelstelling in het Nationaal Waterplan voor het zoekgebied Hollandse Kust is het vinden van ruimte voor één of meerdere grotere energiegebieden met een totaaloppervlak van 500 km2 ten behoeve van 3.000 MW. Het gebied ten noorden van de Waddeneilanden is in het Nationaal Waterplan als zoekgebied benoemd waarbinnen een maatschappelijke afweging wordt gemaakt tussen een andere vormgeving of eventuele verplaatsing van het aanwezige defensiegebied en de realisering van minimaal 1.000 MW voor 2020 (165 km2). Resultaat: De exacte begrenzing van gebieden waarbinnen windenergie op zee mogelijk is wordt in de structuurvisie vastgesteld. Buiten de aangewezen gebieden geeft het Rijk geen toestemming voor het oprichten van windparken. Binnen aangewezen windenergiegebieden geeft het Rijk alleen toestemming voor de bouw van windparken binnen kaders van de nog in ontwikkeling zijnde regelgeving voor windparken. De Structuurvisie biedt duidelijkheid aan marktpartijen, burgers en medeoverheden over de ruimtelijke doorgroeimogelijkheden van windenergie op zee. Het gaat hierin nog niet om de inrichting van de gebieden, die komt aan de orde bij de uitgifte van locaties voor de bouw van nieuwe windparken door private partijen. Ruimtelijke impact: Omdat de meeste windmolens ver uit de kust staan zullen ze niet erg zichtbaar zijn. Toch wordt er soms door burgers gesproken van horizonvervuiling. Door de windmolens zullen de gebieden minder toegankelijk zijn voor de scheepsvaart. Bijdrage ontwerpend onderzoek: Het onderzoek heeft geleid tot het aanwijzen van verschillende gebieden voor windparken op zee. Het heeft inzicht gegeven in de opgave en de ruimtelijke inrichting van de Noordzee. Rol overheid: De overheid wil de bouw van energieparken stimuleren. Vooralsnog zijn veel duurzame energietechnologieën duurder dan fossiel opgewekte energie. Om projecten van de grond te krijgen, zorgt het Rijk voor financiële ondersteuning van meerkosten. De Structuurvisie bestaat vooral uit beleid. De overheid is de partij die de gebieden voor de windparken aanwijst.

Bron: Ministerie van Infrastructuur en Milieu. (2013). Ontwerp-Rijksstructuurvisie Windenergie op Zee. Den Haag: Ministerie van Infrastructuur en Milieu.

16

4b Structuu


5. RUIMTE VOOR DUURZAME ENERGIE (HOLLAND RIJNLAND) POSAD, FABRIC, EVOLV, BUCK Betrokken partijen: Holland Rijnland, verschillende regionale ateliers Publicatie: Presentatie Ruimte voor Duurzame Energie (Portefeuillehoudersoverleg Leefomgeving Holland Rijnland), 2016 Soort Project: Verkenning Regio: Holland Rijnland Techniek: Windturbines, zonne-energie, biomassa, geothermie Doorlooptijd: Heden - 2050

5 Rijnland

bodemgebruik

zichtbaarheid

ordeningsstructuren

Opgave: Hoe kan de Leidse regio energieneutraal worden voor 2050? Strategie: Potenties worden zowel ruimtelijk als cijfermatig in kaart gebracht. Drie verschillende strategieĂŤn en drie type bouwstenen voor de energietransitie worden besproken. Inhoud: De presentatie is een verkenning. De potentie, voorwaardes en mogelijke kansen voor de Leidse regio worden hierin gepresenteerd. Verschillende strategieĂŤn voor het opwekken van duurzame stroom en op welke manier een visie opgebouwd kan worden komen aan bod. Een ruimtelijk ontwerp of concrete uitwerking ontbreekt. Resultaat: Een reeks van potentiekaarten die als basis kunnen dien en voor verder onderzoek. Ruimtelijke impact: In het stedelijk gebied zal de ruimtelijke impact beperkt blijven omdat daar geen ruimte is voor windmolens. Daar is energie opwekking door zonne-energie, biomassa en geothermie veel geschikter. In het omliggende gebied zal de komst van windmolens visueel meer impact hebben. Bijdrage ontwerpend onderzoek: Deze verkenning is vooral gericht op het verkrijgen van inzicht in de opgave en deze te communiceren met bestuurders. Rol overheid: niet beschreven

Bron: Posad. (2016, februari 20). Ruimte voor Duurzame Energie - Portefeuillehoudersoverleg Leefomgeving Holland Rijnland. Opgehaald van http://www.hollandrijnland.nl/vergaderingen/themasessies/17-02-2016/160217%20 PHL%20Holland%20Rijnland%20Posad.pdf

17

6b De Groen Fa


6.A S3H-BTK WITTEVEEN+BOS, H+N+S, WING, FABRIC, MARCO BROEKMAN, CE DELFT Betrokken partijen: EO-Wijersstichting, gemeentes Apeldoorn, Brummen, Deventer, Epe, Lochem, Voorst, Zutphen Publicatie: Juryrapport EO Wijers-prijsvraag 2014-2015, 2015 Soort Project: Verkenning / visie / strategie / routekaart Regio: Stedendriehoek Apeldoorn-Deventer-Zutphen Technieken: Belastingregime, circulaire economie Doorlooptijd: Heden - 2030

RUIMTELIJKE IMPACT:

bodemgebruik

S3H-BTK

zichtbaarheid

ordeningsstructuren

Opgave: Hoe kan de Stedendriehoek de ambitie waarmaken om in 2030 energieneutraal te zijn. Hoe kan de overgang naar CO2-arme bronnen voor het vestigingsklimaat een ‘competitive edge’ opleveren? Wat zijn de effecten op het regionale stadslandschap? Strategie: De Belasting op Toegevoegde Koolstof (BTK) wordt geïntroduceerd, dit is een nieuw belastingregime dat energieneutraliteit mogelijk maakt. Inhoud: De Belasting op Toegevoegde Koolstof (BTK) ontlokt van onderop optimalisaties en innovaties en produceert maatschappelijke verschuivingen: van ketens naar kringlopen, van enkelvoudige naar meervoudige waardencreatie, van bezit en kopen naar hergebruik en lenen, van bereikbaarheid naar nabijheid: een circulaire economie. In het project S3H-BTK wordt aangetoond hoe dit brede transitieproces nieuwe relaties legt die het gehele regionale landschap activeert en verrijkt; hoe bestaande ruimtelijk- economische structuren veranderen; en welke verbindingen tussen actoren cruciaal zijn. Er worden vier “regionale troeven” genoemd: economisch, bereikbaarheid, sociale betrokkenheid en de kwaliteit van stad en landschap. Resultaat: De BTK internaliseert de kosten van energie en materiaal die voorheen altijd buiten beschouwing bleven. Het belastingregime rekent in elke stap van het productieproces af op de toegevoegde (of verminderde) CO2. Dit zal doorwerken tot in elk niveau van de samenleving en economie en brengt optimalisaties en innovaties teweeg. De regio is onderworpen aan een stresstest die werkt als een check of de zelf opgelegde doelstellingen te halen zijn. Simulaties laten zien dat CO2 uitstoot spectaculair en snel afneemt. Ruimtelijke impact: Deze zal groot zijn. Door de BTK zal een nieuwe soort economie ontstaan: een circulaire economie, welke zeer lokaal en regionaal werkt. Hierdoor zullen er nieuwe ordeningsstructuren en netwerken in het landschap ontstaan. Bijdrage ontwerpend onderzoek: Het ruimtelijk ontwerpend onderzoek heeft geleid tot een document waarin een visie, de opgave, de kansen, strategie en kaders beschreven worden. Dit kan een uitgangspunt zijn voor verder beleid. Rol overheid: De Regio Stedendriehoek moet met een heldere visie de ontwikkelingen kanaliseren. De ontwikkeling in de richting van de circulaire economie vraagt om een overheid die belemmerende regels (tijdelijk) opzij zet; die kansen van Omgevingswet en de herziening Woningwet proactief oppakt; die sociaal kapitaal optimaal benut en ruimte biedt voor zelfsturing; on- en offline hotspots faciliteert waar de energieke samenleving en bedrijfsleven elkaar ontmoeten en kruisbestuiving plaats vindt.

Bron: Eo Wijers-Stichting. (2015). Juryrapport Eo Wijers-prijsvraag 2014-2015, De Stedendriehoek* - Naar een Energieneutrale Stedelijke Regio. Den Haag: Eo Wijers-stichting. CE Delft, FABRIC, H+N+S, Marco Broekman, WING, Witteveen+Bos. (2016, februari 3). Circulair + Stedendriehoek. Opgehaald van http://www.hnsland.nl/nl/projects/s3h-btk-1e-prijs-eo-weijers

18

Texel geeft


Buurschap: wonen en werken, produceren en consumeren, energie opwekken en gebruik, het komt allemaal dichterbij (CE Delft, 2015)

Ingezonden posters Eo Wijers-prijsvraag (CE Delft, 2015)

19


6.B LIII DE GROENE FABRIEK IAA STEDENBOUW EN LANDSCHAP

6b De Groe

Betrokken partijen: EO-Wijersstichting, gemeentes Apeldoorn, Brummen, Deventer, Epe, Lochem, Voorst, Zutphen Publicatie: Juryrapport EO Wijers-prijsvraag 2014-2015, (2015) Soort Project: Strategie Regio: Stedendriehoek Apeldoorn-Deventer-Zutphen Techniek: Overheidsstimulatie, circulaire economie Doorlooptijd: Heden - 2030

RUIMTELIJKE IMPACT:

bodemgebruik

zichtbaarheid

ordeningsstructuren

Opgave: Hoe kan de stedendriehoek in 2030 energieneutraal zijn? Strategie: Bedrijven inzetten om de circulaire economie op gang te brengen. Inhoud: Bedrijven worden gestimuleerd door de overheden om op bestaande bedrijventerreinen in de Stedendriehoek een “Groene Fabriek” te starten. Bedrijven en industrie zijn huidige grootverbruikers van energie. De beschreven strategie bestaat uit het omvormen van de energie vragende (en nieuwe) bedrijven tot energieleverende bedrijven. Hiervoor is energiereductie nodig, maar ook slimmer omgaan met energie, en grotere productie van duurzame energie. Dit kan met behulp van een circulaire economie, waarbij productieprocessen worden geoptimaliseerd door na te denken over hergebruik van producten, afval en (rest)warmte, en reductie van het verbruik van grondstoffen, transport, water en energie. Resultaat: Opbouw en beschrijving van een strategie met als voorbeelduitwerking de Kanaalzone van Lochem. Ruimtelijke impact: Door de creatie van nieuwe bedrijvigheid zullen bestaande bedrijfs- en industriegebieden transformeren en uitbreiden. Hierdoor zullen er nieuwe ordeningsstructuren en netwerken ontstaan. Samen met nieuw te plaatsen windmolens zal dit wel degelijk een ruimtelijke impact op de stedendriehoek hebben. Bijdrage ontwerpend onderzoek: Ontwerpend onderzoek heeft geleid tot het verkrijgen van inzicht in de opgave en de ontwikkeling van een strategie voor de energietransitie. Ook is er een schematische uitwerking van een “Groene Fabriek” gemaakt. Rol overheid: Van de overheid wordt een faciliterende/ trekkende rol gevraagd.

Bron: Eo Wijers-Stichting. (2015). Juryrapport Eo Wijers-prijsvraag 2014-2015, De Stedendriehoek* - Naar een Energieneutrale Stedelijke Regio. Den Haag: Eo Wijers-stichting. IAA Stedenbouw en Landschap. (2016, februari 9). De Groene Fabriek. Opgehaald van http://www.iaastedenbouwenlandschap.nl/projecten/alle_projecten_sel/Stedendriehoek%20-%20De%20Groene%20Fabriek/

20


6.C HUB VOORUIT RHO ADVISEURS, KRUITKOK LANDSCHAPSARCHITECTEN, DOMINIC TEGELBECKERS STEDENBOUW EN ARCHITECTUUR, JELLE RIJMPA ADVIES, BESTWERK Betrokken partijen: EO-Wijersstichting, gemeentes Apeldoorn, Brummen, Deventer, Epe, Lochem, Voorst, Zutphen Publicatie: Juryrapport EO Wijers-prijsvraag 2014-2015, 2015 Soort Project: Verkenning / visie / strategie Regio: Stedendriehoek Apeldoorn-Deventer-Zutphen Technieken: Geothermie, warmte-koude opslag, biomassa, windenergie, waterenergie, zonne-energie Doorlooptijd: Heden-2030

RUIMTELIJKE IMPACT:

bodemgebruik

6.C Hub Voor

zichtbaarheid

ordeningsstructuren

Opgave: Hoe kan de Stedendriehoek in 2030 energieneutraal zijn? Strategie: Het ondersteunen van innovatieve ondernemers, bestuurders en burgers om de duurzame energieambities waar te maken. Door het organiseren wat nodig is op netwerkniveau wordt er ruimte gegeven en kunnen vele initiatieven gebundeld worden die elkaar in een gezamenlijke ambitie versterken en naar een groots gebaar groeien: een Clean Tech Regio. Dit doel wordt bereikt door alles te organiseren rond verschillende hubs. Deze energieknooppunten dienen als herkenbare en ruimtelijk aantrekkelijke plekken in het landschap. Inhoud: Er wordt besproken hoe een hub als technische oplossing kan functioneren voor de energietransitie en welke stappen er genomen moeten worden bij het realiseren van de ambitie. Resultaat: Een stappenplan, omgevingsvisie, strategie, voorbeelduitwerkingen hubs Ruimtelijke impact: De netwerken zullen zorgen voor nieuwe ordeningssystemen, dit zal een substantiĂŤle impact hebben op het landschap. De hubs zullen nieuwe ruimtelijke herkenbare punten in het landschap vormen. Over de energieopwekking zelf en welke impact de hubs uiteindelijk zullen hebben wordt niets beschreven. Bijdragen ontwerpend onderzoek: Visualisatie, acceptatie, in beeld brengen van de verschillende netwerken Rol overheid: Een initiĂŤrende, stimulerende faciliterende rol

Bron: Eo Wijers-Stichting. (2015). Juryrapport Eo Wijers-prijsvraag 2014-2015, De Stedendriehoek* - Naar een Energieneutrale Stedelijke Regio. Den Haag: Eo Wijers-stichting. Rho adviseurs voor leefruimte, Kruit Kok Landschapsarchitecten et al. (2016). Hub Vooruit! - Slim Netwerk: Click to Connect.

21

6.D Schakelen


6.D SCHAKELEN WERKEND LANDSCHAP, THE CLOUD COLLECTIVE, TRANSITION LAB Betrokken partijen: EO-Wijersstichting, gemeentes Apeldoorn, Brummen, Deventer, Epe, Lochem, Voorst, Zutphen Publicatie : Juryrapport EO Wijers-prijsvraag 2014-2015, 2015 Soort Project: Verkenning / visie/ strategie Regio: Stedendriehoek Apeldoorn-Deventer-Zutphen Techniek: Zonne-energie, windenergie, restwarmte Doorlooptijd: Heden-2030

RUIMTELIJKE IMPACT:

bodemgebruik

zichtbaarheid

ordeningsstructuren

Opgave: Hoe kan de Stedendriehoek in 2030 energieneutraal zijn? Strategie: Opschalen vanuit lokaal initiatief, identiteit en draagvlak Inhoud: De focus ligt op het handelingsperspectief en het proces. De diverse typologieën van stad en landschap in de Stedendriehoek hebben elk een eigen potentieel en bieden daarmee in verschillende mate kansen om bij te dragen aan de gewenste energieneutraliteit. Voor de verschillende typologieën zijn tijdlijnen en processen beschreven hoe deze plekken te ontwikkelen: wat waar en wanneer moet gebeuren, hoe de governance strategie schakelt tussen van onderop en bovenaf, en hoe elke specifieke locatie zijn eigen kracht en tijdslijn heeft. Elke plek in de regio draagt op basis van haar specifieke profiel bij aan de energietransitie. Financierings- en organisatiemodellen worden gekoppeld aan locatie-specifieke initiatieven en eigenaarschap aan grotere bewegingen en ambities in de regio. Resultaat: Een uitvoeringsstrategie voor de energietransitie en het dichterbij brengen van de energieproductie naar de burger, door de energieproductie leefbaar te maken in het landschap. Zes exemplarische illustraties zijn voorbeelden van een aanpak, zonder een vastomlijnd model te benoemen. Ruimtelijke impact: De Stedendriehoek zal geleidelijk aan transformeren, omdat uit wordt gegaan van lokale initiatieven, energie opwekking op bestaande industriegebieden, en niet vanuit opgelegde structuren. Uiteindelijk zal de impact substantieel zijn. Bijdrage ontwerpend onderzoek: Strategievorming en de vorming van een routekaart in de vorm van een tijdspad met een vrij nauwkeurige uiteenzetting wat waar moet gebeuren. Een topografisch schematische kaart is gemaakt om dit te ondersteunen. Rol overheid: Bottom-up en top-down aanpak: Initiërende, stimulerende faciliterende en trekkende rol.

Bron: Eo Wijers-Stichting. (2015). Juryrapport Eo Wijers-prijsvraag 2014-2015, De Stedendriehoek* - Naar een Energieneutrale Stedelijke Regio. Den Haag: Eo Wijers-stichting. Transitionlab. (2016, May 12). Energy Transition Cleantech Region. Retrieved from Transitionlab.nl: http://transitionlab.nl/?page_id=100

22

6.D Schakel


len

7. RUIMTE VOOR DUURZAME ENERGIE (BINCKHORST, GOEREEOVERFLAKKEE, TERNEUZEN) POSAD Betrokken partijen: Atelier Making Projects Publicatie: Presentatie Ruimte voor Duurzame Energie – Atelier Making Projects, project energietransitie, februari 2014 Soort Project: Verkenning Regio: Nederland, cases Goeree-Overflakkee, Binckhorst, Terneuzen (Zuidwest Nederland/ Zeeland +) Techniek: Geothermie, windenergie, zonne-energie, warmtenetwerk, biomassa Doorlooptijd: Heden - 2050

7 Ruimte voor D

RUIMTELIJKE IMPACT:

bodemgebruik

zichtbaarheid

ordeningsstructuren

Opgave: Welke partijen gaan de energietransitie in Nederland realiseren? Hoe kan de overheid deze partijen stimuleren? Hoe verandert ons landschap daardoor? Strategie: Potenties worden zowel ruimtelijk als cijfermatig in kaart gebracht. Aan de hand van verschillende strategieën wordt de uiteindelijke potentie getoetst. Inhoud: Als verkenning om inzicht in verschillende energiegebieden te krijgen worden er drie gebieden bestudeerd. Er wordt een grove schatting gemaakt van de maximale energiepotentie van Nederland. Door de beperkingen in te calculeren wordt de theoretische maximale energiepotentie geschat. Als controle en onderzoek naar het proces en de ruimtelijke uitwerking worden er cases studies gedaan. Resultaat: De overheidsrol, mate van keuzevrijheid, en schaalniveau verschillen per case. De theoretische potentie en de praktische maximale potentie voor energieopwekking komen doorgaans goed met elkaar overeen, de daadwerkelijke praktische potentie is afhankelijk van de te volgen strategieën en bijbehorende condities. Grootverbruikers kunnen (meestal) niet energieneutraal worden. Hier moet de oplossing op een hoger schaalniveau gevonden worden. Werkwijze voor de cases is te kopiëren naar vergelijkbare gebieden in Nederland. Ruimtelijke impact: Het benutten van de maximale potentie heeft grote consequenties voor het landschap. De strategieën en condities kunnen richting geven aan deze ruimtelijke gevolgen en hiermee het toekomstige landschap definiëren. Bijdrage ontwerpend onderzoek: Het onderzoek heeft geleid tot inzicht in de opgave, zowel landelijk, als voor verschillende voorbeeldgebieden. Aan deze opgave is ook invulling gegeven, met als resultaat potentiekaarten en verschillende strategieën. Rol overheid: Per case moet de overheid passend optreden en de juiste condities creëren. Voor de Binckhorst en Terneuzen is dat een trekkersrol of afdwingende rol, voor Goeree-Overflakkee een faciliterende rol.

Bron: Posad. (2014). Presentatie - Ruimte voor Duurzame Energie. Atelier Making Projects. Posad. (2014). Panelen IABR - Ruimte voor duurzame energie. Den Haag: Posad.

23

10a Expect inte


8. HET ARNHEMSE ENERGIELANDSCHAP H+N+S Betrokken partijen: Wageningen UR, TU Delft, Provincie Gelderland, Gemeente Arnhem, Alliander, DNV-KEMA Publicatie : Landschap en Energie (Ontwerpen voor transitie), 2014 Soort Project: Ontwerpstudie Regio: Arnhem Techniek: Zonne-energie, windturbines (in de bossen van de Veluwe), restwarmte, warmtenetwerk, geothermie, warmtekoudeopslag, warmtecollectoren, biomassa Doorlooptijd: Heden - 2050

Het Arnhem Energieland

RUIMTELIJKE IMPACT:

bodemgebruik

zichtbaarheid

ordeningsstructuren

Opgave: Kan Arnhem model staan voor andere middelgrote steden in Nederland en West-Europa? Kan de stad in haar eigen behoefte aan hernieuwbare energie voorzien? Kan de stad zich blijven proďŹ leren als dĂŠ elektriciteitsstad? Strategie: Inzetten op aanwezige kennis. Grootschalig omschakelen naar elektrisch vervoer. Inhoud: Verkenning naar kansen voor de energietransitie (energieperspectieven, ruimtelijke perspectieven), ruimtelijke concepten (elektrische vervoerstad, energierivier, de duurzame stadswijk). Grote natuurgebieden worden ontzien, maar bieden toch kansen voor windturbines. In de bebouwde omgeving wordt gezocht naar een combinatie van energiebesparing en energieopwekking. De grootste kansen liggen in het uitrollen van het warmtenetwerk. Vervolgens wordt de fasering/ aanpak besproken en cases voor twee stadswijken uitgewerkt. Resultaat: De ontwerpstudie heeft een aantal potentiekaarten voortgebracht en een analyse van het gebied waaruit aan de hand van een scenario een ruimtelijke uitwerking is gemaakt. Ruimtelijke impact: Deze zal matig zijn. Het gebied heeft een grote dichtheid door het bos en de stad. Hierdoor is er minder ruimte voor het plaatsen van duurzame energietechnieken zoals windmolens of zonneakkers. Bijdrage ontwerpend onderzoek: Nieuwe energiebronnen vereisen een andere ruimtebeslag in omvang en vorm. Omgekeerd zullen ruimtelijke kenmerken van een gebied mede bepalen wat mogelijkheden en knelpunten van de nieuwe energievoorziening zijn. H+N+S wil van de energievoorziening en transitie een cultureel ruimtelijke ontwerpopgave maken, zoals in Nederland met de waterhuishouding is gebeurd. Rol overheid: Er wordt inzet van de gemeente gevraagd. De gemeente Arnhem heeft een zon atlas opgesteld met daarin de beschikbare daken. Het doel is zonne-energie te stimuleren en te faciliteren.

Bron: Sijmons, D. (2014). Landschap en Energie - Ontwerpen voor de Transitie. Rotterdam: nai010 uitgevers.

24

Groenmetro


154

03 ELEKTRICITEIT

ONTWERPSTUDIE / ARNHEM

ONTWERPSTUDIE / ARNHEM

↑ Impressie ‘elektrisch vervoerstad’ (2020)

1

145

Impressie ‘electrische vervoerstad’ 2020 (Sijmons, 2014)

ONTWERPSTUDIE

ARNHEM

03 ELEKTRICITEIT

ONTWERPSTUDIE / ARNHEM

↑ Energietransitie Arnhem 2030

Energietransitie Arnhem 2020

eningen

TOEKOMST

Impressie ‘duurzame stadswijk’ 2035 (Sijmons, 2014)

stap voor stap

In de ruimtelijke concepten is beschreven met welke componenten Arnhem kan uitgroeien tot Electri-city, en daarmee op een duurzame manier zo veel mogelijk kan voorzien in zijn eigen energiebehoefte. Als

163

is de weg ernaartoe. Hoe Arnhem zich in logische stappen kan ontwikkelen tot Electricity wordt in deze paragraaf uiteengezet.

2020: de basis In deze eerste stap wordt aangehaakt bij bestaande ontwikkelingen, plannen en beleid.

Energietransitie Arnhem 2050 (Sijmons, 2014) in de stad aanwezige mix van kennis, expertise en faciliteiten op energiegebied vooral ook een kans. Onder andere in het convenant ‘Energie Made in Arnhem’ uit 2011 wordt vormgegeven aan energiebesparing, duurzame opwekking en ontwikkeling van innovaties in energie- en milieutechnologie.

stimuleren en faciliteren van schoon vervoer en door bijvoorbeeld een aantal waterkrachtprojecten te initiëren. De oprichting van een elektriciteitsmuseum, met een knipoog naar de historische tentoonstellingen en het voormalige KEMA-terrein als kansrijke locatie, kan deze profilering versterken.

25


9. HET ROTTERDAMSE ENERGIELANDSCHAP H+N+S Energielandschap Rotterdam

Betrokken partijen: Agentschap NL, TU Delft, ECN, Innovatief Denkschap BV, PBL, Wageningen UR, Captured LTD Manchester, Gemeente Rotterdam Publicatie: Landschap en Energie (Ontwerpen voor transitie), 2014 Soort Project: Ontwerpstudie Regio: Rotterdam en Westland Techniek: Restwarmte, geothermie, windenergie, zonneenergie, biomassa, vernatten van de veenweiden voor terugdringen CO2, kunstmatige valmeer voor energieopslag, CO2 afvang en opslag in lege olie en gasvelden. Doorpooltijd: Heden - 2050

RUIMTELIJKE IMPACT:

bodemgebruik

zichtbaarheid

ordeningsstructuren

Opgave: De regio Rotterdam blijft nog lang afhankelijk van fossiele energie en zal wellicht altijd een energieimporterende regio blijven, daarom zijn energiereductie, CO2 reductie en het hergebruik en afvangen van warmte en CO2 belangrijke opgaven. Er moeten slimme combinaties gemaakt worden van opwekking van hernieuwbare energie met bestaande en nieuwe stedelijke functies. Strategie: Haven, zee, Westland en stad zijn gebruikt als vertrekpunt en inspiratiebron voor het ontwikkelen van de energieke ruimteconcepten. Bij ieder concept is gezocht naar de meest kansrijke combinatie van gebruik, ruimtelijke karakteristiek en hernieuwbare energievorm. Inhoud: De studie omschrijft regio Rotterdam als een regio met een grote energievraag. De kansen voor Rotterdam: op korte termijn energieverbruik en CO2 uitstoot verminderen. Op langere termijn liggen er voldoende kansen voor de opwekking van hernieuwbare energie: restwarmte, windenergie, zonne-energie. Een ondergronds energienetwerk verbindt de bovengrondse delen met elkaar. Het onderzoek bevat ontwerpen van een ‘smart grid’ en schema’s van verbetering van energieprestaties van galerijflat Spuikreek, IJsselmonde en portiek-etageflats Carnisse. Resultaat: Rotterdam zal misschien wel altijd een energie-importerende regio blijven. De dichtheid van de stad, haven en glasbouwgebied bieden een grote potentie voor zonne-energie. Door het industriële karakter van de haven is er geen weerstand tegen windmolens. De restwarmte van industrie langs de haven biedt kansen voor een warmtenetwerk. Ruimtelijke impact: De bovengrondse ruimtelijke impact is kleiner dan in veel landelijke gebieden, door de grote stedelijke dichtheid die niet geschikt is voor windmolens. Veel van de energieopwekking zal plaatsvinden op daken. Het industriële landschap van de haven zal aangevuld worden met windturbines. Bijdrage ontwerpend onderzoek: Het ontwerpend onderzoek heeft inzicht gegeven in de opgave en verkend wat de mogelijkheden en knelpunten zijn. Er is een visie gevormd en verschillende deelgebieden zijn verder uitgewerkt en gevisualiseerd om te onderzoeken hoe de zachte beperkingen verminderd kunnen worden. Rol overheid: niet beschreven

Bron: Sijmons, D. (2014). Landschap en Energie - Ontwerpen voor de Transitie. Rotterdam: nai010 uitgevers.

26


226

04 WARMTE

ONTWERPSTUDIE / ROTTERDAM

↑ Impressie ‘daklandschap’ (2030): onbenutte daken zullen in toenemende mate gebruikt gaan worden voor duurzame energieopwekking, waterberging en voedselproductie

ONTWERPSTUDIE / ROTTERDAM Impressie ‘daklandschap’ Rotterdam 2030 (Sijmons, 2014)

22

241

↑ Energietransitie regio Rotterdam 2050 Energietransitie regio Rotterdam 2050 (Sijmons, 2014)

2050: industriële kringloop De hele omvormingsoperatie zal in Rotter-

27


10.A EXPECT INTEGRATED SUSTAINABILITY POSAD

10a Expect

Betrokken partijen: Provincie Zuid-Holland Publicatie: Zuid-Holland op St(r)oom! – Ruimte voor de energietransitie, 2013 Soort Project: Verkenning / visie / strategie Regio: Zuid-Holland, buitengebied Gebruikte technieken: Windturbines, zonne-energie, biomassa, kringlopen sluiten Doorlooptijd: Heden - 2050

RUIMTELIJKE IMPACT:

bodemgebruik

zichtbaarheid

ordeningsstructuren

Opgave: Hoe kan de productie van duurzame energie in het buitengebied worden gemaximaliseerd? Strategie: Het koppelen van het opwekken van duurzame energie met andere opgaves. Inhoud: Het is belangrijk om vanuit een socio-economische business case te denken. Het buitengebied wordt op dit moment vrij weinig voor energie opwekking gebruikt. Waar energiewinning een meerwaarde voor het bestaande gebruik van het buitengebied is, en er symbiose met de omgeving ontstaat, zal er sprake zijn van een optimale inpassing van duurzame energie. In het ontwerpend onderzoek wordt de huidige waarde van het buitengebied uiteengezet en hoe hiermee meervoudige waarde gecreëerd kan worden. Resultaat: Als voorbeeld hoe meervoudige waarde gecreëerd kan worden zijn vijf verschillende projecten bestudeerd in het ontwerpend onderzoek. Twee van deze projecten zijn verder uitgewerkt en toegelicht. Ruimtelijke impact: In sommige van de projecten wordt veelvuldig gebruik gemaakt van windmolens of zonnevelden. Hier zal de ruimtelijke impact groot zijn. Het gebruik maken van biomassa en het uitwisselen van restwarmte, wat wordt voorgesteld in andere projecten, zal een beperkte ruimtelijke impact hebben op het landschap. Bijdrage ontwerpend onderzoek: De voorstudie heeft geleid tot inzicht in de opgave en hoe de verschillende opgaves gekoppeld kunnen worden om meervoudige waarde in een project te creëren. Rol overheid: niet beschreven

Bron: Posad. (2013). Expect Integrated Sustainability. In Zuid-Holland op St(r)oom! (pp. 26-37). Den Haag: Provincie Zuid-Holland.

28


Zuid-Holland op St(r)oom!

brewing a better future Flevoland

electriciteitscentrale

waterleiding duinen

Frankrijk

stortplaats

riool

scheep vaart vracht vervoer

veevoeder (bierbostel)

windmolens xxx MW/h

80 80 km km

300 300 km km

regio Leiden

hop mout gerst

water

arbeid

elektriciteit

xxx kg

xxx liter

xxx banen

xxx MW/h

rest warmte

residu

afval water

bier export

verwarming xxx huishoudens

Alphen aan den Rijn

windmolens xxx MW/h

Groene Hart

recreatie paddenstoelen biogas xxx MW/h melkvee houderijen

maĂŻs brood

Bentwoud bos- en natuurgebied

algen

mest veevoeder (bierbostel) social community

fishfarm

mineralen

water zuivering

biomassa

IndustriĂŤle symbiose in het productieproces van Heineken; uitwisselen van reststromen van water, energie of grondstof zodat alle partijen hiervan profiteren (Posad, 2013)

Industriele symbiose in het productieproces van Heineken; uitwisselen van reststromen van water, energie of grondstof zodat alle partijen hiervan profiteren.

28

29

26.000 ha 48.000 inwoners energiegebruik ca 0,65 PJ

Het inzetten van een smartgrid op het eiland is een middel om duurzame energie te produceren, uit te wisselen en te consumeren. Het is daarmee ook een goed middel om draagvlak te creeren, en ontwikkelingen te katalyseren (Posad, 2013)

Het inzetten van een smartgrid op het eiland is een middel om duurzame energie te produceren, uit te wisselen en te consumeren. Het is daarmee ook een goed middel om draagvlak te creeren, en ontwikkelingen te katalyseren.

29


10.B BIOBASED ZUID-HOLLAND STUDIO MARCO VERMEULEN Betrokken partijen: Provincie Zuid-Holland Publicatie: Zuid-Holland op St(r)oom! – Ruimte voor de energietransitie, 2013 Soort Project: Verkenning / visie / strategie Regio: Zuid-Holland, Greenport Techniek: Geothermie, (rest-)warmtenetwerk, windturbines, biomassa, Fresnelkassen, industriële zonneakkers Doorlooptijd: Heden - 2050

RUIMTELIJKE IMPACT:

bodemgebruik

10b Biobas

zichtbaarheid

ordeningsstructuren

Opgave: Hoe kan de Greenport fossielvrij zijn in 2050? Strategie: Vijf ruimtelijke energieconcepten worden gebruikt om tot een energie neutrale Greenport te komen. Inhoud: Vijf ruimtelijke energieconcepten worden beschreven waarin het warmtenetwerk een belangrijke rol speelt. Het eerste concept zal restwarmte van de industrie in de Rotterdamse haven het gebied verwarmen, waarna er over wordt gegaan naar geothermie. Het tweede ruimtelijke concept is het windeiland, waarbij windmolens in de Rotterdamse haven en op Goeree-Overflakkee worden geplaatst. Als vervanging van fossiele brandstof wordt in het derde energieconcept biomassa gebruikt. Deze groene grondstoffen zullen voor een deel gebaseerd zijn op organisch restmateriaal afkomstig uit de regionale land- en glastuinbouw. In de Fresnelkassen wordt de niet-nuttig gebruikte zonne-energie omgezet in warmte (90%) en elektriciteit (10%). In de Rotterdamse haven zijn er lege ruimtes ontstaan doordat deze tijdelijk geen gebruiker hebben of dusdanig vervuild zijn dat hergebruik of ander type gebruik moeilijk is. Als laatste energieconcept kunnen in deze ‘waste space’ (tijdelijke) zonneakkers geplaatst worden. Resultaat: De vijf energieconcepten zijn ruimtelijk verbeeld in visies die cijfermatig onderbouwd zijn. Ruimtelijke impact: De visuele impact van elk ruimtelijk concept zal beperkt zijn: het warmtenetwerk is vooral ondergronds, een groot deel van de windturbines zal in industrieel gebied geplaatst worden, biomassa komt vooral van bestaande akkers of als afval van de kassen, de Fresnelkassen zullen de huidige kassen vervangen, de zonneakkers zullen lege plekken in de haven opvullen. Bijdrage ontwerpend onderzoek: Het onderzoek heeft geleid tot energieconcepten die zowel ruimtelijk als cijfermatig de opgave inzichtelijk maken. Rol overheid:Om de transitie van de Greenport te kunnen faciliteren zal tijdelijkheid een nieuwe sturingsdimensie voor de provincie kunnen vormen in de vorm van bijvoorbeeld tijdelijke vergunningen van ‘waste space’ voor zonne-energieopwekking. Van de provincie wordt een grootschalige uitrol van het warmtenetwerk verwacht.

Bron: Studio Marco Vermeulen. (2013). Biobased Zuid-Holland. In Zuid-Holland op St(r)oom! (pp. 48-59). Den Haag: Provincie Zuid-Holland.

30

10c Het ste


10.C HET STEDELIJK GEBIED ALS DUURZAME INNOVATIEMOTOR JA JOUBERTS ARCHITECTURE

10c Het stedeli

Betrokken partijen: Provincie Zuid-Holland Publicatie verschenen in: Zuid-Holland op St(r)oom! – Ruimte voor de energietransitie, 2013 Soort Project: Verkenning / visie / strategie Regio: Zuid-Holland, stedelijk gebied Gebruikte technieken: Windturbines, zonne-energie, HOV, warmtenetwerk, WKO Doorlooptijd: Heden - 2050

RUIMTELIJKE IMPACT:

bodemgebruik

zichtbaarheid

ordeningsstructuren

Opgave: Hoe kan het stedelijk gebied in Zuid-Holland energieneutraal worden in 2050? Strategie: De oplossingen liggen niet in grootschalige infrastructurele ingrepen (top-down), maar in kleinschalige projecten die bij succes opgeschaald kunnen worden. Inhoud: Nederland loopt achter in de energietransitie, een forse inhaalslag is nodig. Het stedelijk gebied biedt kansen om een kwart van de besparings-, duurzame energieproductie- en CO2-reductiedoelstellingen te realiseren in de provincie Zuid-Holland. Aan de hand van de belangrijkste kenmerken van het stedelijk gebied is een serie onderzoeken gedaan, gebaseerd op concrete projecten voor soortgelijke gebieden binnen de provincie die reproduceerbaar zijn. Resultaten: Een aantal onderzoeken: Personenvervoer op basis van R-net scenario; Goederenvervoer op basis van E-highway; toekomstige bouw op basis van Nieuw-Valkenburg; nieuwbouw op basis van Rijkswijk-Buiten; bedrijventerreinen op basis van Nieuw-Rijerwaard scenario; warmtenetwerken op basis van onderzoek HVC Dordrecht; bestaande bouw op basis van Rotterdam-Zuid; en Vinex. Ruimtelijke impact: Deze zal beperkt blijven, omdat de meeste van de besproken onderzoeken op bestaande projecten gebaseerd zijn. Het voorgestelde warmtenetwerk zal voor nieuwe ordeningsprincipes zorgen. Het aanzicht van bedrijventerreinen zal veranderen als deze energieleveranciers worden, vooral wanneer daar ook windmolens worden geplaatst. Bijdrage ontwerpend onderzoek: Er zijn verschillende deelonderwerpen verkend. Deze onderwerpen zijn verder uitgewerkt en gevisualiseerd in kaarten en impressies. De opgave is zowel ruimtelijk als financieel inzichtelijk gemaakt. Rol overheid: De provincie stelt de randvoorwaarden en doelstellingen en speelt een rol in het verbeelden en tonen van ruimtelijke kwaliteit. Er moet samengewerkt worden tussen provincie, steden, bedrijven en investeerders. De provincie moet faciliteren bij het creëren van economische, bestuurlijk en sociaal draagvlak.

Bron: JA Joubert Architecture. (2013). Het stedelijk gebied als duurzame innovatiemotor. In Zuid-Holland op St(r)oom (pp. 38-47). Den Haag: Provincie Zuid-Holland.

31


10.D DUTCH ENERGY SOLUTION FABRIC, H+N+S Betrokken partijen: Provincie Zuid-Holland Publicatie: Zuid-Holland op St(r)oom! – Ruimte voor de energietransitie, 2013 Soort Project: Verkenning / Visie Regio: Zuid-Holland, Mainport Techniek: Natuurlijke CO2 opslag (olivijn, veen), kunstmatige CO2 afvang, (rest)warmtenetwerk, geothermie, warmtecascadering, biobrandstof, bio-rafďŹ nage Doorlooptijd: Heden - 2050

RUIMTELIJKE IMPACT:

bodemgebruik

10d Dutch

zichtbaarheid

ordeningsstructuren

Opgave: Hoe kan Mainport Rotterdam energie besparen en de CO2-uitstoot verminderen voor 2050? Strategie: Verminderen CO2 uitstoot, uitwisseling warmte, overstap naar biobrandstof, maken van een CO2netwerk, CO2 taks. Inhoud: In het project worden voorbeelden gegeven van natuurlijke opslag van CO2: door het opspuiten van het natuurlijke mineraal olivijn op de Nederlandse stranden, welke CO2 opneemt, en door het vernattten van het veenlandschap. Het toekomstige CO2 netwerk wordt gebruikt voor het afvangen CO2 van industrie, het uitwisseling van CO2 met glastuinbouw en opslag van CO2 in oude gas- en olievelden. Energiebesparing kan door de opvang van restwarmte in de mainport en deze te koppelen aan het warmtenetwerk. De productie van biobrandstoffen voor een bio-based industrie kan plaatsvinden in de Rotterdamse haven. Ook wordt een CO2 taks aanbevolen, die lokaal geproduceerde producten goedkoper maakt. Uit onderzoek van ETH Zurich blijkt dat een CO2 taks productie binnen de EU goedkoper maakt dan producten geproduceerd buiten de EU. Resultaten: Dit onderzoek kijkt vooral naar energie besparing en CO2 opvang en heeft geresulteerd in uiteenlopende, soms onconventionele, oplossingen. Ruimtelijke impact: Hier gaat het vooral om energiebesparing en afvang, waardoor er weinig nieuwe structuren met een grote visuele impact nodig zijn. De netwerken die de afvang en uitwisseling van warmte en CO2 faciliteren zullen leiden tot nieuwe ordeningsprincipes langs de netwerken. Bijdrage ontwerpend onderzoek: Het ruimtelijk ontwerpend onderzoek heeft bijgedragen aan het inzichtelijk maken van de opgave en heeft ook gezorgd voor de verkenning van de mogelijkheden. Het synthetiserend vermogen van het ontwerp kan draagkracht genereren wanneer de beelden van deze ontwerpinspanningen worden ingezet als communicatiemiddel. Rol overheid: Er ligt een belangrijke rol voor de provincie om het versnipperde veld van partijen en belangen samen te brengen, vanuit een regionaal perspectief.

Bron: FABRIC, H+N+S. (2013). Dutch energy solution. In Zuid-Holland op St(r)oom! (pp. 60-71). Den Haag: Provincie Zuid-Holland.

32

11 Dutch S


Impressie van het Zuid-Hollandse strand met opgespoten olivijn dat de stranden groen kleurt (FABRIC, 2013)

Dutch energy solution, totaalkaart (FABRIC, 2013)

33


11. DUTCH SMART THERMAL GRID STUDIO MARCO VERMEULEN

11 Dutch S

Betrokken partijen: Provincie Zuid-Holland (initiatiefnemers) College van Rijksadviseurs, PBL, Agentschap NL, CE Delft Publicatie: Presentatie voor VDM, januari 2016 Soort Project: Verkenning / strategie Regio: Provincie Zuid-Holland, Nederland Gebruikte technieken: Geothermie, restwarmte, (rest-) warmtenetwerk Doorlooptijd: Heden - 2050

RUIMTELIJKE IMPACT:

bodemgebruik

zichtbaarheid

ordeningsstructuren

Opgave: De warmtevraag in Nederland omvat 80% van de totale energievraag. Om hieraan te voldoen is er onderzocht hoe de toekomstige Nederlandse warmtevoorziening er uit ziet en welke strategie hiervoor gevolgd moet worden. Strategie: Eerst gebruik maken van restwarmte, daarna schaalvergroting en overgang naar geothermie. Inhoud: De verkenning van het warmtenetwerk in Zuid-Holland dient als casestudie voor het ontwerp van een warmtenetwerk voor Nederland. Eerst wordt gebruik gemaakt van de restwarmte van de grote industrieĂŤn in de Rotterdamse haven, waarna geleidelijk wordt overgegaan naar geothermie. Resultaat: Grootschalig uitrollen van het warmtenetwerk levert uiteindelijk het grootste rendement op. Het gebruik van geothermie is vaak goedkoper dan het energieneutraal maken van de huidige woningvoorraad. Er is genoeg potentie om geheel Nederland van geothermie te voorzien. Ruimtelijke impact: Het warmtenetwerk ligt ondergronds met bovengronds geothermie centrales: kleine huisjes met vrij weinig visuele impact. Het warmtenetwerk kan een structurerende werking hebben wanneer er nieuwbouw wordt gepleegd die moet aansluiten op het bestaande netwerk. Bijdrage ontwerpend onderzoek: De verkenning van het warmtenetwerk voor Rotterdam en Zuid-Holland is gedurende het ruimtelijk ontwerpend onderzoek uitgebouwd tot een strategie voor heel Nederland. Het onderzoek heeft nieuwe inzichten gegeven in de warmteopgave. Rol overheid: Om het hoogste rendement uit het netwerk te kunnen halen is overheidssturing nodig voor het aanleggen van de hoofdinfrastructuur.

Bron: Studio Marco Vermeulen. (2016). Presentatie Vergroening Dutch Smart Thermal Grid. Rotterdam.

34


Geothermisch landschap (Studio Marco Vermeulen, 2016)

Dutch Smart Thermal Grid 2050 (Studio Marco Vermeulen, 2016)

35


12. DUURZAME TRANSPORTCORRIDOR BETUWE (DTB) WING, WUR Betrokken partijen: WING, DTB Partners, Provincie Gelderland, Stadsregio Arnhem-Nijmegen, Alliander, Stichting Dirk III, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Regio Rivierenland, KEMA Nederland B.V., Rijkswaterstaat OostNederland, Logistiek en Expertise Centrum Liemers, Stichting KiEMT, Logistiek Expertise Centrum Nijmegen, Logistieke Hotspot Rivierenland BV i.o., Stichting Milieudefensie / Project A15, Natuur & Milieu / Project A15, Wageningen UR – Environmental Sciences Publicatie: De Duurzame Transportcorridor Betuwe Verbindt – Opbrengst Ontwerpatelier, april 2014 Soort Project: Verkenning Regio: Betuwe, Gelderland Gebruikte technieken: Windturbines, zonne-energie, biomassa, waterkracht, warmtenetwerk, WKO, circulaire economie Doorlooptijd: 2014 - 2030

RUIMTELIJKE IMPACT:

bodemgebruik

zichtbaarheid

ordeningsstructuren

Opgave: Het vormgeven van een wenkend ruimtelijk perspectief voor de Duurzame Transportcorridor Betuwe in 2030. Strategie: Het koppelen van opgaves rond de transportassen A15, Betuweroute, Waal Inhoud: Vanuit vier schaalniveaus is onderzocht wat de ruimtelijke en functionele betekenis is van het energietransitie vraagstuk voor de toekomst van de regio. Daarbij is gekeken naar het systeem op Europees schaalniveau, de transportassen, de knopen in het systeem en de lokale energieinitiatieven van onderop. Er is gewerkt in vier atelierrondes: verkennen, verbeelden, verwezenlijken, verbinden. Resultaten: Een gezamenlijke ambitie die heeft geleid tot een zevental principes. Daarna zijn er verkennende ontwerpen gemaakt, waarin de transportsector, agrarische sector en de stad aan elkaar worden gekoppeld. De verkennende ontwerpen hebben geleid tot aanbevelingen en visiekaarten voor de korte en lange termijn. Ruimtelijke impact: De toepassing van duurzame energiebronnen moet passen bij de maat en schaal van het landschap en nieuwe kwaliteiten toevoegen. Afhankelijk van de locatie worden er technieken toegepast met grote ruimtelijke impact (windturbines), tot technieken met nauwelijks een impact (zonnepanelen op daken). Bijdrage ontwerpend onderzoek: De verkenning had als doel om inzicht in de opgave te verschaffen voor de betrokken partijen: de eerste stap in het vormen van een Strategie en Routekaart DTB 2030. Rol overheid: De Rijksoverheid is eigenaar van de drie transportassen (A15, Betuweroute, Waal), deze gebieden zijn geschikt voor het opwekken van duurzame energie. Om in deze gebieden duurzame energie te winnen moeten ambities en beleid op nationale schaal hier ruimte voor scheppen.

Bron: RoyalHaskoningDHV, Dienst Landelijke Gebied (DLG). (2016, maart 10). Duurzame Transportcorridor Betuwe - Opbrengst Ontwerpatelier april 2014. Opgehaald van duurzameenergiegelderland.wing.nl

36

12 Duurzam

13 Biobase


13. BIOBASED BACKBONE STUDIO MARCO VERMEULEN

13 Biobased Ba

Betrokken partijen: Dutch Research Institute for Transition (Drift), BLOC, The Solid Grounds Publicatie: Biobased Backbone – Towards a sustainable, economically resilient and more beautiful Dutch-Belgian delta region, 2015 Soort Project: Verkenning / visie / strategie Regio: Nederlands-Belgische Delta: Zeeland, Zuidelijk deel van Zuid-Holland, Westelijk deel Noord-Brabant Gebruikte technieken: Windturbines, energie uit osmose, zonne-energie, (rest)warmtenetwerk, biomassa, CO2 afvang, circulaire economie Doorlooptijd: Heden - 2050

RUIMTELIJKE IMPACT:

bodemgebruik

zichtbaarheid

ordeningsstructuren

Opgave: Kan de opkomende ‘biobased economy’ voor een goede internationale concurrentiepositie zorgen voor de Zuidwestelijke Delta? Strategie: Inzetten duurzame energie, vervangen van olie als grondstof door biomassa Inhoud: Biomassa kan een input worden voor de bestaande petrochemische industrie in de Delta. Bij productie in de industrie komen warmte en CO2 vrij. Voedselproductie levert biomassa op die net als de restwarmte en CO2 gebruikt kan worden. De Zuidwestelijke Delta heeft een grote potentie voor het produceren van biomassa, in steden en agricultuur. Door een transitie te maken naar duurzame energie; het gebruiken van biomassa; en het sluiten van de ketens, ontstaat er een circulaire economie in de Zuidwestelijke Delta. Hierdoor kan de delta zijn internationaal sterke concurrentiepositie behouden. Resultaten: Het onderzoek heeft geresulteerd in een visie van een metabolistisch netwerk waarin grondstoffen op basis van vooral biomassa worden uitgewisseld. Het landschap veranderen waardoor agricultuur en chemische industrie beter geïntegreerd zijn in de omgeving, een duurzame balans tussen technologie en natuur kan komen, en een betere leefomgeving voor de mensen in het deltagebied ontstaat. Ruimtelijke impact: Deze zal matig zijn. De nieuwe netwerken zullen hun impact hebben op de ordeningsstructuren. Er zullen andere gewassen verbouwd gaan worden, maar het bodemgebruik zal daardoor niet veel veranderen. Bijdrage ontwerpend onderzoek: Het ontwerpend onderzoek is als verkenning gebruikt en heeft geleid tot een ruimtelijke toekomstvisie. Deze visie is een integraal ontwerp, waarin meerdere opgaves zijn opgenomen. Rol overheid: niet beschreven

Bron: Studio Marco Vermeulen. (2016, februari 2). Biobased Backbone. Opgehaald van http://marcovermeulen. eu/projecten/selectie/142/biobasedbackbone/

37


14. HET ENERGIELANDSCHAP VAN DE GROENMETROPOOL H+N+S

Groenmetr

Betrokken partijen: Wageningen UR, TU Delft, Stadsregio Parkstad Limburg, Städteregion Aachen, Stad Genk, Zuyd Hogeschool, Agentschap NL Publicatie: Landschap en Energie (Ontwerpen voor transitie), 2014 Soort Project: Ontwerpstudie Regio: Zuid-Limburg, Groenmetropool Gebruikte technieken: Warmtenetwerk, mijnwater (warmtebron en koeling), restwarmte, geothermie, WKO, windenergie, zonne-energie, biomassa Doorlooptijd: Heden - 2050

RUIMTELIJKE IMPACT:

bodemgebruik

zichtbaarheid

ordeningsstructuren

Opgave: De grote uitdaging voor de Groenmetropool is de omschakeling naar een regio die volledig kan draaien op hernieuwbare, in de regio gewonnen, energie. Strategie: De unieke geschiedenis, de kansen in de ondergrond en de bovengrondse uitstraling dienen als inspiratie bij de ontwikkeling van het ‘energielandschap van de 21e eeuw’ en de ontwikkeling van ruimtelijke energieconcepten met gebruikmaking van een scenario in verschillende stappen: 2020 de basis, 2030 de ommekeer, 2040 doorpakken, 2050 duurzame zelfvoorzienende regio. Inhoud: De Groenmetropool is een landsgrensoverschrijdend gebied bestaande uit delen van Oost-België, Zuidoost Nederland en West-Duitsland. Identiteit is een belangrijk uitgangspunt in deze studie. In deze ontwerpstudie staat de Groenmetropool centraal. Het kenmerk van de Groenmetropool is de mijnbouwgeschiedenis. Er zijn drie ruimtelijke energieconcepten ontwikkeld voor dit gebied: oude steenkoolmijnen als nieuwe warmtecentrales; oude bruinkoolmijnen als nieuwe elektriciteitscentrales; en gemengde windbossen. Resultaten: Deze ontwerpstudie heeft geleid tot een visie op de toekomst van de Groenmetropool. Ruimtelijke impact: De ruimtelijke impact zal matig zijn. Het warmtenetwerk, omvorming van de dagbouwmijnen, het plaatsen van windmolens in de bossen en het gebruik van de biomassa uit de bossen zal zijn impact hebben. Maar doordat het gebied groot en vrij dunbevolkt is zal de verhouding duurzame technieken versus ruimte beperkt zijn. Bijdrage ontwerpend onderzoek: De mogelijkheden en beperkingen in dit energielandschap zjin verkend. Dit heeft inzicht gegeven in de opgave waardoor er een visie voor het gebied ontwikkeld kon worden. De uitwerking van enkele deelgebieden heeft geleid tot meer inzicht in de mogelijkheden en is bedoeld om de zachte beperkingen te onderzoeken. Rol van overheid: niet beschreven

Bron: Sijmons, D. (2014). Landschap en Energie - Ontwerpen voor de Transitie. Rotterdam: nai010 uitgevers.

38


ONTWERPSTUDIE / GROENMETROPOOL

303

↑ Energietransitie Groenmetropool 2030

Impressie ‘oude bruinkoolmijnen als nieuwe elektriciteitscentrales 2040’ (Sijmons, 2014)

↑ Energietransitie Groenmetropool 2050 bruinkoolmijn als nieuwe elektr. centrale steenkoolmijn als nieuwe warmtecentrale windturbines PV-panelen restwarmte warmtenet Groenmetropool route (auto) Groenmetropool route (fiets) bos Energietransitie Groenmetropool 2050 (Sijmons, 2014)

39


15. PARKSTAD LIMBURG ENERGIETRANSITIE WUR, ZUYD HOGESCHOOL / COE NEBER, H+N+S Betrokken Partijen: Parkstad Limburg Publicatie verschenen in: Parkstad Limburg EnergieTransitie (PALET) ambitiedocument, 2014 Soort Project: Verkenning / visie / strategie Regio: Zuid-Limburg, Parkstad Limburg Gebruikte technieken: Windenergie, waterkracht, biomassa, warmte-koude opslag, geothermie, zonne-energie Doorlooptijd: 2014 - 2040

RUIMTELIJKE IMPACT:

bodemgebruik

15 Parkstad

zichtbaarheid

ordeningsstructuren

Opgave: Parkstad Limburg in 2040 energieneutraal Strategie: Aan de hand van potentiekaarten wordt er weergegeven waar welke techniek geïmplementeerd kan worden. In cycli van vier jaar wordt de voortgang geëvalueerd en bijgestuurd. Inhoud: Parkstad Limburg oriënteert zich op de transitie van een bijna volledig fossiele energievoorziening in 2013, naar een duurzame en klimaatbestendige regio. Hierbij moeten de doelen voor wat betreft energiebesparing en -opwekking van het aandeel duurzame energie en de CO2-reductie zodanig worden onderbouwd, dat deze recht doen aan de landschappelijke kwaliteit en de potentiële bronnen van duurzame energie. Op basis van onderzoek wordt uiteen gezet hoeveel energie momenteel in de diverse sectoren wordt gebruikt; hoeveel daarop in de toekomst bespaard kan worden; en hoeveel hernieuwbare energie in de diverse vormen acceptabel en ruimtelijk inpasbaar in de regio kan worden opgewekt. Resultaten: Om Parkstad Limburg in 2040 energieneutraal krijgen, moet het energieverbruik met een derde teruggedrongen worden en de resterende vraag met hernieuwbare bronnen in de regio worden opgewekt. 88% van het elektrische potentieel en 43% van de warmtecapaciteit zijn voldoende om Parkstad Limburg in 2040 energieneutraal te maken. Ruimtelijke impact: De visuele en ruimtelijke impact zal middelmatig zijn. Er worden weinig nieuwe ordeningsstructuren verwacht. Het bodemgebruik zal wellicht veranderen, maar nationale landschappen en stads- en dorpsgezichten worden zoveel mogelijk ontzien. Bijdrage ontwerpend onderzoek: Verschillende onderzoeksinstellingen hebben samen met Parkstad Limburg visievorming mogelijk gemaakt en inzicht gegeven in de opgave. Op de potentiekaarten zijn de ruimtelijke mogelijkheden en beperkingen weergegeven. Rol overheid: Regio Parkstad Limburg heeft een initiërende, stimulerende en faciliterende rol op zich genomen.

Bron: Sven Stremke, Dirk Oudes. (2014). PArkstad Limburg EnergieTransitie (PALET) - Achtergronddocument Hernieuwbare Energieopwekking. Heerlen: Stadsregio Parkstad Limburg. Parkstad Limburg. (2014). PArkstad Limbug Energietransitie PALET - ambitiedocument. Heerlen: Stadsregio Parkstad Limburg.

40

probeersel


De Wijk van Morgen (Heerlen) 8

De Wijk van Morgen, Heerlen (Zuyd Hogeschool, 2014)

Energiepotentiekaart Wind (Stremke, 2014)

41


04 RODE DRADEN PROJECTEN

42


Ruimtelijke impact en ruimtelijke kansen: • Duurzame energiesystemen zijn veelal erg ruimtelijk, dus de ruimtelijke impact van de energietransitie is vaak groot. • Binnen de duurzame energie-opwekkers heeft windenergie één van de hoogste rendementen. Wind op land is op dit moment de goedkoopste vorm van duurzame energie. Windenergie op water is twee á drie keer zo duur. De ruimtelijke impact van windenergie op land is aanzienlijk. • Er zijn drie manieren waarop de energietransitie impact op de ruimte heeft: o Visuele impact: bijvoorbeeld door windmolens in het landschap, zonnepanelen op daken. o Impact op ordeningsprincipes: nieuwe bebouwing langs warmte- of biomassanetwerken. o Impact op bodemgebruik: bijvoorbeeld de transformatie van agrarisch terrein naar zonneakkers. • Netwerken voor warmte en biomassa kunnen leiden tot nieuwe ordeningsstructuren. Goedkope warmte, gas en grondstoffen bieden kansen voor bedrijven wanneer zij zich hierbij aansluiten.

o Koppelen opgaves: hoe kan er meervoudige waarde gecreëerd worden. o Acceptatie: hoe kunnen de zachte beperkingen weggenomen worden, onder andere met behulp van visualisatie van de impact.

Rol overheid: • Initiërende rol, bijvoorbeeld door het uitspreken van ambities, opzetten van project of onderzoeken. • Stimulerende rol: door middel van subsidies, stabiel investeringsklimaat, wegnemen drempels, inspireren. • Faciliterende rol: door het beschikbaar maken van ruimte, toegang tot kennis, draagvlak project, investeren. • Trekkende rol: coördineren, opdracht geven, uitvoeren. • Afdwingende rol: wet- en regelgeving.

Ontwerpend onderzoek: • Gezien de gebied specifieke eigenschappen, vraagt elk gebiedstype om een eigen strategie. • Rendement en capaciteit van één techniek zijn onvoldoende om gebieden (en Nederland) CO2neutraal te maken. Daarom wordt er bijna altijd gebruik gemaakt van een combinatie van verschillende technieken. • Sommige ontwerpstudies hebben als eerste stap een strategie ontwikkeld waardoor de economisch-maatschappelijke context veranderd. Door het implementeren van deze strategie ontstaat er een circulaire economie en komt het gebied vanzelf tot CO2 neutraliteit. De ruimtelijke uitwerking van deze strategie is een volgende stap in dit ontwerpend onderzoek. • Kosten en waar deze kosten liggen worden vaak niet of nauwelijks meegenomen in de projecten. • Ontwerpend onderzoek kan gebruikt worden voor: o Inzicht geven in de opgave. o Verkenning naar mogelijke oplossingen, kansen en beperkingen o Visievorming. o Strategievorming: welke aanpak is er nodig. o Scheppen van kaders. o Vorming routekaart: welke stappen moeten er door de tijd genomen worden.

43


05 DINER PENSANT ONTWERPPRAKTIJK

44


AANWEZIG NIKOL DIETZ –

directeur en

landschapsarchitect bij H+N+S Landschapsarchitecten

ERIC FRIJTERS –

partner/ directeur

VERHINDERD EN LATER GESPROKEN BORIS HOCKS –

stedenbouwkundige en

partner bij POSAD

FABRIC, architect en Lector Future Urban

ANTON VAN HOORN –

Regions, AHK

onderzoeker bij het Planbureau voor de

PAUL GERRETSEN -

agent Vereniging

stedenbouwkundig

Leefomgeving

Deltametropool

RIENKE GROOT –

secretaris College

Rijksadviseurs

DIRK OUDES –

adviseur en

landschapsarchitect bij WING

YVONNE RIJPERS -

projectleider

Vereniging Deltametropool

KITO SAMSON -

projectmedewerker

Vereniging Deltametropool

SVEN STREMKE –

landschapsarchitect en

assistent professor landschapsarchitectuur bij WUR

MARCO VERMEULEN –

eigenaar en

(landschaps)architect Studio Marco Vermeulen

ELIEN WIERENGA –

stedenbouwkundige

en senior beleidsadviseur bij Ministerie Infrastructuur en Milieu

HET VERSLAG De bureaus waren gevraagd om hun projecten te presenteren met 3 speerpunten in gedachten: a. de ruimtelijke impact en ruimtelijke kansen van de energietransitie; b. de rol van en vraag aan de overheid om deze transitie te laten slagen; c. de rol en bijdrage van ruimtelijk ontwerpend onderzoek aan deze transitie. Nikol Dietz, H+N+S, doet de aftrap met ‘Windenergie Wieringermeer’, een eenduidige opgave, die speelt op verschillende schaalniveaus, van lokaal tot de positie van dit gebied in Nederland. Om de ruimtelijke impact van de windmolens zo goed mogelijk in te passen, is gekeken naar de geschiedenis van de polder. 3d modellen zijn gebruikt om het effect van de inpassing te beoordelen – een onmisbaar instrument op deze schaal, want de impact op het landschap is onmogelijk te visualiseren door de grootte van de windmolens. Tegelijkertijd zijn deze renderings een belangrijk communicatiemiddel naar de maatschappij – ze helpen de beleving tastbaar te maken en dat is cruciaal. Voor een ander H+N+S project ‘Energielandschap

Noord-Nederland’ zijn de potentie en landschappelijke kansen voor dit gebied in kaart gebracht en regio- specifiek met elkaar geconfronteerd. Enerzijds om de expressiviteit van het landschap te vergroten, anderzijds om kwetsbare landschappen te sparen, dat zijn de gebieden die qua energieopwekking zelfvoorzienend zullen zijn. De energietransitie gaat stap voor stap, maar op een gegeven moment is er wel een ommekeer nodig, zoals: een verbod op koelwaterlozing, belasting op koolstof, etc. Pas op het moment van een ommekeer, komt er een schaalsprong. Marco Vermeulen presenteert het ‘Dutch Smart Thermal Grid’ (DSTG), een project waarin hij de kansen voor geothermie in stappen uitrolt over heel Nederland en de kosten en baten in beeld tracht te krijgen. Warmte beslaat 70% van de energieopgave, dus hoe dit vraagstuk aan te pakken is van groot belang. De mogelijkheden van geothermie zijn in kaart gebracht, evenals de restopgave en de wijze waarop deze, gebouwgebonden en gebiedsgericht, zo slim mogelijk aangepakt kan worden, zodat ook inzichtelijk wordt: “Wat moet de burger doen?”. Hierin zijn ook de ‘schaduwkosten’ meegenomen, zoals transport, infra, etc. De grootste potentie voor geothermie zit in Noord-Holland, Zuid-Holland, Groningen en Friesland. De hoogste kosten zitten bij de ‘last mile’ en niet in de afstand. PBL rekent dit project momenteel door.

45


DSTG startte met als opdracht ‘Maak Rotterdam energieneutraal’. Tijdens het project bleek dat dit eigenlijk niet de goede vraag was: lokaal is niet de goede schaal voor dit vraagstuk. Op eigen initiatief is het project daarom opgeschaald naar de regio (provincie Zuid-Holland) en uiteindelijk het hele land. Ontwerpend onderzoek heeft dus door het aanpassen van de vraagstelling voor opschaling en visievorming gezorgd. In tegenstelling tot wind, heeft geothermie een zeer beperkte (zichtbare) ruimtelijke impact. Echter, de investeringskosten zijn vele malen hoger, en een geothermisch netwerk vereist sterke sturing. Kortom: geothermie heeft een enorme potentie, mits er beleid op wordt gevoerd. De ruimtelijke impact is beperkt, dus de verwachte maatschappelijke weerstand laag. Echter, er is hoofdinfrastructuur nodig, zoals het snelwegennetwerk, om dit voor elkaar te krijgen. Dit is een enorme centrale opgave voor het Rijk – het kan niet zonder centrale sturing. Concessies moeten dan ook sterker gestuurd worden, en er is veel meer planning nodig. Daarnaast moet ook de afzet geregeld worden. Het is niet ‘ieder voor zich’, maar juist zorgen dat iedereen aangehaakt is. Dat is waar de urgentie zit – hoe langer we wachten, hoe meer kleinschalige initiatieven er komen. De rol van provincie Zuid-Holland als voortrekker en aanjager is nu cruciaal. Qua schaal, vraag en aanbod nabij elkaar is de provincie Zuid-Holland de ideale pilot. In Leiden heeft FABRIC ruimtelijk ontwerpen ingezet voor de energietransitie, zoals CO2 emissie. Eric Frijters vertelt dat dergelijke projecten ook lopen voor Breda, Arnhem en Zuid-Holland. Het project in Leiden behelst een complete opgave en alle soorten energie, FABRIC heeft gekeken naar de compositie die nodig en mogelijk is, met daarbij ook: wat kunnen mensen zelf en wat zijn grote maatregelen (25% vs 75%). Samen met POSAD & BUCK is de opgave bekeken in de breedte en cultureel vertaaald, door onder andere te kijken naar de betekenis in de wijk, thuis. Omdat de ‘culturele component’ vaak wel geld mag kosten voor de burger en een gevoel van ‘eigendom’ ook vaak helpt bij een verandering (bijvoorbeeld een aandeel in een windmolen, een eigen zonnepaneel), kunnen tussenstappen met feitelijk beperkte energetische impact (zoals de Heathub) bijdragen aan het komen tot een echte transitie. Ook helpt het om de kosten van de transformatie op een rijtje te zetten – dat draagt bij aan het gevoel van urgentie. Dit is een verhaal dat keer op keer verteld moet worden zodat het blijft rondzingen. Bestuurders schrikken vaak van de kosten, maar nieuwe typologieën in de stedelijke context zijn belangrijk om te laten zien, en bieden kansen voor ondernemers. Van belang is ook de vraag wat er met de bestaande energie-infrastructuur gebeurt en hoe deze ingezet kan worden. Zo vraagt zonne-energie door de pieken een enorme capaciteit van het netwerk (4-5x), die in

46

theorie kan worden opgevangen door het NS netwerk. De zichtbaarheid van de transitie en wat deze met zich meebrengt is een probleem – veel projecten en rapporten zijn niet openbaar, terwijl dat eigenlijk wel nodig is. Kennisdeling is van belang om verder te komen bij dit vraagstuk. Hoe is dit op te lossen? WUR heeft, zo vertelt Dirk Oudes, voor Parkstad Limburg (8 gemeentes, WGR regio) criteria voor een duurzaam energielandschap geformuleerd, door de potentie en belemmeringen in kaart te brengen en te laten zien welke variabelen er zijn om mee te ‘spelen’. Wat is er technisch mogelijk, tot en met wat is er mogelijk binnen alle belemmeringen (plannen) die er al zijn, maar ook: wat zijn de kansen (wensen) die vervuld kunnen worden? Daarnaast is ook de besparingskant in beeld gebracht. De kaart met potenties en belemmeringen geeft een inzichtelijk beeld voor bestuurders en bewoners. Potenties technisch – alle schuiven open VS belemmeringen die er al zijn (plannen) en kansen (wensen). Beperkingen zijn onder te verdelen in verschillende typen, zoals zaken waar de regio’s zelf invloed op hebben, nationale beperkingen, normatieve beperkingen, etc. Voor dit project zijn alle energiebronnen meegenomen, behalve geothermie, omdat de potentie hiervoor vrij klein is in Limburg. Mijnwarmte is wel meegenomen, maar heeft ook maar beperkt effect, en is vooral bruikbaar als ‘opslag’ en werkt op nieuwbouwniveau. Het lokale schaalniveau en wat daar op het gebied van uitvoering gebeurt, is lastig te controleren. Lokaal wordt niet altijd het grotere belang gezien en erkend. Lokaal is ook vaak niet het juiste niveau voor dergelijke vraagstukken - gemeentes stellen zichzelf belachelijke ambities, maar op een hoger schaalniveau zijn er andere mogelijkheden. De meerwaarde van ontwerp is het inzichtelijk maken hoe de transitie kan werken en het inzichtelijk maken van de kosten. Conclusies NRG lab en WUR hebben verschillende energie projecten (in het kader van de EO Wijers prijs) geanalyseerd. Sven Stremke licht een aantal conclusies toe. Hij benadrukt dat we de impact van de energietransitie op lokale schaal moeten bestuderen. Dat is de plek waar het dilemma ruimtelijke impact VS investering naar boven komt. Bijvoorbeeld: Most attractive (wind) = cheapest = most impact. Bestuurlijk moet niet alleen naar ruimtelijke impact worden gekeken, maar ook naar CO2 uitstoot, werkgelegenheid en geld – er zijn dus trans-disciplinaire studies nodig, de ontwerpende praktijk kan dit niet alleen. Verder moeten bestuurders ook aan tafel met elkaar – en daar het gesprek over onvermijdelijke kwesties voeren. Erik Frijters vult aan dat een aantal grote partijen ontbreken die zo snel mogelijk aan moeten haken om


snelheid te genereren. NL bouw en Bouwend Nederland moeten doorkrijgen dat dit het veld is waar nog wel werk in komt en geld te verdienen is. Dat is een interne motor en dus een kans! Voor snelwegen (infra) was er een opdrachtgever, voor energie (nog?) niet. Deltawerken heeft uiteindelijk ook een economische impuls als werkgelegenheidsproject gegeven. Hoe kunnen we deze impuls aan de energietransitie geven. Allereerst moet het materiaal naar buiten – er is kritische massa nodig; een kantelpunt en misschien wat ongehoorzaamheid (wel delen wat eigenlijk geheim is). De ontwerppraktijk kan in ieder geval een stap zetten door samen te werken en een soort ‘bidbook Energietransitie’ te maken. Een andere taak van de ontwerppraktijk is het opzoeken van de toegevoegde waarde van mogelijkheden “koppelmogelijkheden”: geld met geld maken. Er is grote behoefte aan pilotprojecten – hoort ook bij portfolio – en liefst een aansprekend, omvangrijk project met een grote partij erachter (“Waar haalt Google in Groningen straks haar energie vandaan?”). Er is een vlaggenschip nodig voor impact. Aan tafel een eensluidende roep aan infra bij de overheid – er is nu geen aanspreekpunt, geen structuur, veel te fragmentarisch georganiseerd. Het moet centraal, à la Deltaprogramma. Een Deltaprogramma energie of een ministerie van Energietransitie! Hierbij is ook geld nodig, wellicht in de vorm van een Atelier vanuit het Ministerie of in een andere vorm.

47


06 RODE DRADEN ONTWERPPRAKTIJK

48


Ruimtelijke impact en ruimtelijke kansen • Oplossingen met een grote ruimtelijke impact zijn vaak het goedkoopst, die met een beperkte ruimtelijke impact vaak duur en het beste uit te rollen op een groter schaalniveau. • Kansen en beperkingen zijn zeer lokaal gebonden, het zicht hierop is nog versnipperd door de vele lokale en regionale projecten en het gebrek aan kennisdeling. • Er is een gebrek aan overzicht op alle opties en de mogelijke verbindingen met andere ruimtelijke opgaven in de gebieden. • Er is behoefte aan partijen die kunnen en willen, ook het beeld hierop is nog versnipperd.

Rol ontwerpend onderzoek • Ontwerpend onderzoek draagt bij aan visievorming. • Ontwerpend onderzoek kan helpen de kosten en de baten van de transformatie op een rijtje te zetten en zo bij te dragen aan het gevoel van urgentie en inzichtelijk maken wat een regio eventueel zou kunnen verdienen. • De meerwaarde van ontwerp is het inzichtelijk maken hoe de transitie kan werken door het praktisch te maken, door middel van zichtbaar maken van keuzes en dilemma’s en het verbinden van een lange termijn visie met korte termijn projecten. • Ontwerpend onderzoek maakt de transitie gebied specifiek – het zorgt voor aansluiting bij lokaal initiatief, identiteit, kansen en ontwikkelingen. • De ontwerppraktijk kan helpen het verhaal te blijven vertellen, zodat het blijft rondzingen. • Er moet meer gedaan worden aan kennisdeling – dat is van cruciaal belang om verder te komen. Hoe kunnen we dit oplossen? • Een andere taak van de ontwerppraktijk is het opzoeken van de toegevoegde waarde van mogelijkheden “koppelmogelijkheden”: geld met geld maken. • Er is grote behoefte aan pilotprojecten – hoort ook bij portfolio – en liefst een aansprekend, omvangrijk project met een grote partij erachter. Er is een vlaggenschip nodig voor impact.

Rol overheid • De energietransitie gaat stap voor stap, maar op een gegeven moment is er wel een ommekeer nodig om een schaalsprong te maken. Die ommekeer kan in gang worden gezet door nationaal beleid. Bijvoorbeeld: een verbod op koelwaterlozing, belasting op koolstof, etc.

• Lokaal energieneutraal is niet het juiste schaalniveau – dergelijke vragen moeten worden opgeschaald, anders worden de doelstellingen nooit behaald. • Voor sommige soorten energie is, net als bij een nutsvoorziening zoals gas, hoofdinfrastructuur nodig. Dit is een centrale Rijksopgave. Daarnaast gaat dit ook over sturing en planning van concessies en de afzet; zorgen dat iedereen aangehaakt is. Hier ligt een urgente opgave – hoe langer we wachten, hoe meer kleinschalige initiatieven er komen. • Pilotprojecten maken de geesten rijp. • Cultuuromslag: tussenstappen met feitelijk beperkte energetische impact (zoals de Heathub) dragen (net als pilot projecten) bij aan het komen tot een echte transitie en moeten daarom gestimuleerd worden. • Lokaal wordt niet altijd het grotere belang gezien en erkend. Lokaal is ook vaak niet het juiste niveau voor dergelijke vraagstukken - gemeentes stellen zichzelf belachelijke ambities, maar op een hoger schaal niveau zijn er andere mogelijkheden. • Bestuurlijk moet integraal worden gekeken naar de Energietransitie. Niet alleen naar de ruimtelijke impact, maar ook naar CO2 uitstoot, werkgelegenheid en geld. Er zijn trans disciplinaire studies nodig. de ontwerpende praktijk kan dit niet alleen. • Bestuurders moeten met elkaar om tafel en het gesprek over onvermijdelijke kwesties aangaan. • Via de werkgeversorganisaties moet duidelijk gemaakt worden dat hier, bij de Energietransitie, werk binnen komt en dat er geld te verdienen is. • Het ontbreekt aan infra bij de overheid als het om de Energietransitie gaat. Er is geen aanspreekpunt, geen structuur, het is te fragmentarisch georganiseerd. Hoe dan wel? Een Deltaprogramma energie of een ministerie van Energietransitie! Hierbij zijn ook middelen nodig. • De rol van de overheid gaat ook over psychologie: elke keer vragen wat mensen over de streep trekt en de lusten en lasten koppelen. Dat betekent ook kritisch kijken naar huidige subsidiestructuren. • Voor wat betreft transport moet er nu over gedimensioneerd worden, zodat het netwerk straks geregeld is. Hierbij is absoluut een structurerende en stimulerende overheid nodig. • De bouwsector moet gaan beseffen dat de energietransitie de nieuwe groeimarkt wordt om geld te verdienen. • De werkgeversorganisaties moeten inzetten op de energietransitie vanwege de werkgelegenheid die deze op gaat leveren.

49


07 LUNCH PENSANT REGIO’S

50


AANWEZIG

VERHINDERD

MARJON BOSMAN –

Vereniging Nederlandse

Gemeenten (VNG)

VOLMAR DELHEIJ –

programmamanager

Parkstad Limburg

ERIK TEN ELSHOF – Ministerie EZ GERRIE FENTEN – Ministerie IenM PAUL GERRETSEN – agent Vereniging

AREND BOSMA – Provincie Zuid-Holland ANNEMARIE HOOGWOUD – Interprovinciaal Overleg

ELIEN WIERINGA –

Ministerie IenM

Deltametropool

FRED GOEDBLOED – Gemeente Leiden RINDERT GROENEVELD – provincie ZuidHolland

HAICO OFFERMANS –

portefeuillehouder

Parkstad Limburg Energietransitie, wethouder gemeente Brunssum

YVONNE RIJPERS –

projectleider

Vereniging Deltametropool

KITO SAMSON –

Projectmedewerker

Vereniging Deltametropool

HET VERSLAG Een korte voorstelronde toont aan dat we een breed gezelschap aan tafel hebben – zowel vertegenwoordigers van regio’s, Rijk en gemeenten zijn aangeschoven, zodat het al snel over de rol van de overheid in de energietransitie gaat. Erik ten Elshof maakt onderdeel uit van de Energiedirectie van het ministerie van Economische Zaken. Hij houdt zich momenteel vooral bezig met de omslag van markt en innovatie stimuleren naar omgevingsmanagement. Haico Offermans is zowel wethouder van Brunssum als portefeuillehouder Energietransitie van Parkstad Limburg. Parkstad pakt duurzaamheid en de transitie op regionaal niveau aan, zodat niet iedere gemeente opnieuw het wiel moet uitvinden. Er is een concept uitvoeringsprogramma klaar, met cycli van 4 jaar tot Parkstad 100% energieneutraal is als regio. Volmar Delheij is programmamanager van Parkstad Limburg. De gemeenschappelijke regeling is de stuwende kracht, er is een niet-vrijblijvende regionale samenwerking. ‘Parkstad heeft als regio duurzaamheid gekaapt via ruimte.’ Het succes van de samenwerking komt door de noodzaak ervan. De krimpopgave is hiervoor de drager – de herstructurering binnen de regio moet hierom wel samen worden opgepakt. De IBA (Internationale Bau Ausstellung) moet hierin een versneller zijn. Gerrie Fenten, van het ministerie van

IenM, was actief betrokken bij het Energierapport. Ze vraagt zich af: “Als je energie hierin integraal wil meenemen, wat betekent dat en wat moeten we dan doen?” Dit is een zoekproces dat hopelijk wordt gevoed door regionale processen die nu gaande zijn. Wat moet er geagendeerd worden? Hoe moeten we dat aanvliegen? Wat schrijven we in beleid op? Hebben we verschillende ‘energieregio’s’? Waar zit het onderscheid en waar zitten specifieke kansen? Fred Goedbloed werkt voor Leiden met 9 buurgemeenten bezig aan een omgevingsvisie 2040, als pilot van het ministerie van IenM. Dit is ver vooruit kijken met 10 gemeenten voor een opgave die alleen maar gezamenlijk opgepakt kan worden. Via Alliander wordt de kennis over duurzaamheid bijgespijkerd, moeten noties handen en voeten worden gegeven en er betekenis aan gegeven worden. Atelier Making Projects (AMP) maakt een deel van het ontwerpend onderzoek mogelijk. Zo komt er een samenhangend beeld voor alle wethouders. “Voor deze opgave moeten we uit de sfeer van stukken schrijven – we moeten de omgevingsvisies doorzetten naar omgevingsprogramma’s en thema’s.” Volmar Delheij brengt in dat de Structuurvisie van Limburg erg reactief is – deze moet naar proactieve opgaven vertaald worden, die nu nog niet in het hoofd van veel bestuurders zitten. Marjon Bosman is van het programmateam Energie van de VNG. Ze houdt zich bezig met de warmteopgave en duurzame energie. Iedere gemeente in Nederland heeft een eigen energiestra-

51


tegie, het momentum is heel groot. Er zijn 12 regio’s geselecteerd die in aanmerking komen als pilotregio, veel meer dan aanvankelijk voorzien, vanwege de overweldigende belangstelling. Het idee is een lerend netwerk te ontwikkelen, waarbij 5 regio’s specifiek worden ondersteund (met project management en dergelijke) voor het ontwikkelen van een strategie. “De regio’s moeten nog veel stappen zetten voordat ze bij ruimte aanlanden.” Dus: een strategie, een stappenplan, projecten benoemen – dat is het proces dat op gang moet komen. Twee regio’s worden zeker gesteund, voor de rest is het bestuurlijk commitment nog niet rond. De pilot start 1 april en duurt een jaar. Rindert Groeneveld, van de provincie Zuid-Holland, merkt op dat de provincie haar rol op het snijvlak van ruimte en energie niet 100% duidelijk heeft. Er is een onderzoeksagenda met vragen op het terrein van ruimte en energie geformuleerd, waarbij vier bureaus zijn gevraagd ontwerpstudies uit te voeren om de provincie energieneutraal te maken. Hierbij worden mainports, greenports, stad en land apart bezien. In 2013 is het rapport ‘Zuid-Holland op stroom’ uitgekomen. Dat heeft toen geen directe actie van het bestuur opgeleverd, maar wel het interne beleid scherper gekregen. Energie is nu een van de vier hoofdthema’s van de provincie. Dit wordt niet alleen topdown aangepakt door bijvoorbeeld windenergie uit te rollen, maar ook benaderd vanuit welke rol de provincie nog meer zou kunnen hebben. Samen met Metropoolregio Rotterdam – Den Haag (MRDH) wordt verkend of het mogelijk is een regionaal energieakkoord te sluiten, ook over onderwerpen die niet per se onder de provincie vallen, zoals besparing in de bebouwde omgeving. Intern is er nog strijd, maar de urgentie wordt nu wel gevoeld. Paul Gerretsen begint met de ruimtelijke impact en ruimtelijke kansen van de energietransitie – is daar voldoende grip op? Weten we wat ons te wachten staat? Parkstad Limburg heeft lang gezocht naar iemand die het ruimtelijke aspect voor de regio kon vatten. Het boek van H+N+S heeft hier veel in geholpen. De ruimtelijke impact en de kansen voor Parkstad werden pas duidelijk na het onderzoek door o.a. Sven Stremke (WUR) en Wing in samenwerking met Zuyd Hogeschool. In dit onderzoek is het ruimtelijke aspect en het besparingsaspect gevat. In het regionale ambitiedocument, wat hierop gebaseerd is, wordt gekeken wat in Parkstad ruimtelijk mogelijk is en welke slag gemaakt moet worden. De technische en realistische potentie zijn ten opzichte van elkaar gezet in het onderzoek, voor de hele regio. Over het algemeen komt men

52

in beweging door bedreiging of een financiële prikkel. Dit onderzoek was de doorslag om beweging te krijgen in dit dossier – de bestuurders voelen nu de urgentie. Provincie Zuid-Holland experimenteert op kleine schaal met het combineren van energiebesparing en opwekking met andere functies, bijvoorbeeld door verwarmde fietspaden en de weg van de toekomst. Dit zijn kleine opgaven in de experimenteerfase. Die meekoppeling moet idealiter naar een hoger schaalniveau, daar is de ontwerpdiscipline bij nodig. Vervolgens komt de rol van ontwerpend onderzoek ter tafel – wat is de rol van de ontwerpdiscipline bij de energietransitie? Volgens Volmar Delheij zal de architectuur als ontwerpdiscipline fundamenteel moeten veranderen. Het gaat niet alleen meer om esthetiek. De discipline moet haar weg hier nog in vinden – het is ‘learning by doing’ naar nieuwe wegen en systemen. Ontwerpers moeten creatiever worden, aldus Marjon Bosman. Ze moeten gebruik maken van het bestaande én duurzamer én betrekken van meerdere disciplines – dus veel meer onderzoeken binnen het ontwerpen. Fred Goedbloed ziet het als de taak van de ontwerppraktijk om na te denken over hoe één en ander zo te ontwerpen en neer te leggen, is dat het in 2050 werkt. Dit geldt zowel voor het ontwerp als de vervangingsopgave. Gerrie Fenten heeft behoefte aan een integraal beeld van de opgave voor de energietransitie voor heel Nederland – ook dat zou een taak kunnen zijn van de ontwerpdiscipline. Er heerst het gevoel dat er maar weinig ontwerpbureaus zijn die raad weten met deze opgave. De ontwerppraktijk moet inzicht geven in de mogelijkheden en de aanwezige creativiteit benutten voor het verbinden van verschillende opgaven en partijen – het koppelen van belangen. ‘Visie doet bewegen’ – ontwerp moet visie en techniek bijeen brengen. Hoe komen we tot de benodigde cultuuromslag en maatschappelijke acceptatie? Eric Frijters (FABRIC) ziet hierin een rol voor zichtbare projecten, zoals de Heathub, die wellicht weinig impact hebben maar wel appeal. Maatschappelijke acceptatie gaat sneller als er iets zichtbaar is én als je naar de mensen toegaat. Papier is onwerkelijk. Ook hier ligt een rol voor de ontwerppraktijk – bijvoorbeeld gezien het inpassen van de energieopgave bij monumenten, cultuurhistorisch erfgoed. Als dit op een mooie, goede manier


Impressie van de Binckhorst (Posad, 2014)

Impressie ‘duurzaam dorp’ 2020 (Sijmons, 2014)

53


gedaan kan worden, zoals bij de Hollandse Waterlinie gaat gebeuren, betekent dat ook wat voor de maatschappelijke acceptatie. Inzichtelijk maken wat de bedreigingen zijn helpt ook – overal waar proefboringen schaliegas zijn gedaan is het draagvlak voor duurzame energie gestegen. Naast bedreigingen gaat het om wat het oplevert. In Parkstad merkt men dat het echt op psychologie aankomt: elke keer vragen wat mensen over de streep trekt. Zo lukt ook windenergie – de lusten bij de mensen met de molens. Relatie windmolen – burger is hetzelfde als bij zon: profijt en gevoel bij creëren. Doorsteken windmolen – burger, zodat een deel van hem is. De Provincie moet met het aanbod naar de burger gaan en die acceptatie loopt via de portemonnee. Veel subsidies zijn eigenlijk verkeerd georganiseerd, want gericht op grondeigenaars en projectontwikkelaars. Dat betekent dat de lusten en de lasten hier helemaal niet in zijn verwerkt. We keren terug naar de rol van de overheid in de energietransitie – wat kan er beter, hoe moet de transitie gestimuleerd worden? Haico Offermans vindt de overheid vaak te vrijblijvend. “We zijn ook opdrachtgever, dus we bepalen de voorwaarden. We kunnen regels aanscherpen, aanvullende eisen meegeven, etc. dus ook onze eigen rol lokaal, regio naar en landelijk onder de loep nemen.” Het begint met bewustwording bij iedereen op alle niveaus: “Het verhaal van de transitie vertellen is een hele opgave.” En daarbij moet je de bestuurders betrekken die het willen. Sommigen zijn erg betrokken, anderen nog niet. Ruimtelijk beleid wordt soms nog gezien als belemmering en er heerst angst voor technologische vernieuwing. Daarnaast is er een gebrek aan kennis – veel bestuurders hebben geen idee wat de energietransitie betekent en wat er op hen afkomt. Er heerst onzekerheid en argwaan vanuit provincie en lokale bestuurders richting het Rijk en andersom. Zelfs in Parkstad wringt het tussen regio en provincie, die inhoudelijk verschillende structuurvisies en daaraan gekoppeld programma hebben benoemd. Er wordt vaak van alles afgesproken zonder dat het kwantitatief wordt gemaakt. In Parkstad is het nu gekwantificeerd en zijn er ‘knoppen’ waaraan gedraaid kan worden. Als een bepaalde gemeente geen wind wil, kan dat, maar dan moet het wel zeggen hoe de opgave dan wordt aangepakt. Het koppelen van opgaven gaat in Parkstad vanzelfsprekend: veel functies komen vrij – daar kan bijvoorbeeld duurzaamheid een rol in de opvulling spelen. Ook wordt in Parkstad heel nauw met de burger samengewerkt. Samen met hen wordt het

54

instrumentarium uitgerold voor huishoudens. Men wordt gelokt door middel van financiële prikkels en zorgvrije overgang en onderhoud voor een aantal jaar. Er is direct contact en verschillende opgaven worden zoveel mogelijk gekoppeld. Zoals de zorgopgave – er wordt gekeken hoe deze mee te nemen en te koppelen aan het financiële instrumentarium. De transitie wordt ook gezien als kans: het gaat in Parkstad niet om een ‘afstervende regio’, maar ook over hoe de transitie een impuls zou kunnen zijn voor werkgelegenheid, jeugd, etc. Zodat krimp begeleid en/of afgeremd kan worden. Hoe een en ander samen kan werken is nog niet helder. Tot slot is er nog de kwestie transport en industrie in relatie tot energie – wat gebeurt er op dit vlak? Dit is lastig voor lagere overheden – ze kunnen er weinig mee – er wordt ook amper betaald voor energie door die partijen dus de urgentie ontbreekt om op dit vlak wat te doen. Tegelijkertijd ligt hier een dilemma, bijvoorbeeld over de restwarmte van het Havenbedrijf Rotterdam. Enerzijds is potentieel mogelijk heel Rotterdam hiermee te verwarmen, terwijl er nu een vergunning is om een heel groot deel te laten wegvloeien. Anderzijds is er de doelstelling van schone en duurzame energie en geef je met het breed verspreiden van niet-duurzame restwarmte wellicht een verkeerd signaal als overheid. Voor wat betreft transport zou er eigenlijk nu over gedimensioneerd moeten worden, zodat het netwerk straks geregeld is. Echter, niemand wil het kostenplaatje hiervoor maken, want niemand wil de rekening gepresenteerd krijgen. Hierbij is absoluut een structurerende en stimulerende overheid nodig, want het bedrijfsleven kijkt per woning en krijgt de business case nooit rond.


Transitie havengebied naar bio-raffinage (FABRIC, 2013)

55


08 RODE DRADEN REGIO’S

56


Ruimtelijke impact en ruimtelijke kansen • Er is vaak nog weinig grip op de ruimtelijke impact. Veel regio’s moeten nog vele stappen zetten voordat ze bij ruimte uitkomen. Hier ligt ook een opgave voor de ontwerpdiscipline. • Voor Parkstad werd de ruimtelijke impact stad pas duidelijk na het onderzoek door o.a. Sven Stremke (WUR) en Wing in samenwerking met Hogeschool Zuid. In dit onderzoek zijn het ruimtelijke aspect en het besparingsaspect gevat.

Rol ontwerpend onderzoek • De ontwerpdiscipline kan zorgen om de koppeling van opgaven die nu nog in de experimenteerfase zit, op een hoger schaalniveau te krijgen. Ze moet inzicht geven in de mogelijkheden en haar creativiteit benutten voor het verbinden van opgaven en partijen – het koppelen van belangen. • Voor Parkstad was ontwerpend onderzoek de doorslag om beweging te krijgen in het energiedossier en de bestuurders bewust te maken van de urgentie van de opgave. • Architectuur als ontwerpdiscipline zal fundamenteel moeten veranderen. Het gaat niet alleen meer om esthetiek. De discipline moet haar weg hier nog in vinden – ‘learning by doing’. • De ontwerpdiscipline moet veel meer multidisciplinair gaan werken en gebruik maken van het bestaande én duurzame. Deze opgave heeft behoefte aan veel meer ontwerpend onderzoek. • Het scheppen van een integraal beeld van de opgave voor de energietransitie voor heel Nederland, kan een taak zijn van de ontwerpdiscipline en helpen bij de urgentie en inzichtelijkheid van de opgave. • De ontwerpdiscipline heeft, bijvoorbeeld door het inpassen van de energieopgave bij monumenten, cultuurhistorisch erfgoed, een rol bij de maatschappelijke acceptatie: deze wordt vergroot als dergelijke opgaven op een goede manier gedaan worden, zoals bij de Hollandse Waterlinie gaat gebeuren. • ‘Visie doet bewegen’ – ontwerp moet visie en techniek bijeen brengen.

Rol overheid • Het gevoel van urgentie bij bestuurders en beleidsmakers is nodig om de transitie te laten slagen. Bij Parkstad lukte dit door enerzijds de koppeling met de urgente krimpopgave, anderzijds door inzicht te geven door middel van ontwerpend onderzoek.

• Bestuurlijke samenwerking komt niet vanzelf en ontstaat vaak uit noodzaak. In Parkstad is de krimpopgave de noodzaak en stuwende kracht achter de gemeenschappelijke regeling. • Er is bij het Rijk, maar ook bij de regio’s en gemeenten, nog veel onduidelijkheid over de energietransitie, die gezamenlijk door Rijk, regio’s en ontwerppraktijk verhelderd moet worden. • De energietransitie kan niet op lokaal niveau worden aangegaan. Het gaat om ver vooruit kijken met meerdere gemeenten / een regio, in gezamenlijkheid. In die samenstelling is het ook nodig kennis te vergaren en verspreiden, de opgave te kwantificeren, zodat er een samenhangend beeld komt voor de bestuurders. De energietransitie moet uit de sfeer van stukken schrijven – zaken moeten geconcretiseerd worden in omgevingsprogramma’s en thema’s – naar proactieve acties. • Veel regio’s hebben nog vele stappen te zetten voordat ze bij de ruimtelijk impact van de energietransitie aangeland zijn. Een strategie, een stappenplan, projecten benoemen – dat is het proces dat op gang moet komen. • Voor provincies is het soms zoeken naar hun rol – niet alleen reactief over de onderwerpen die sowieso onder de provincie vallen, maar ook gericht op onderwerpen die overlappen met andere overheidsniveaus, zoals besparing in de bebouwde omgeving. Energie is een opgave die alleen aangegaan kan worden als er samen wordt gewerkt, zowel tussen verschillende bestuurslagen als met andere stakeholders, zowel top-down als bottom-up. • De overheid neemt vaak een te vrijblijvende positie in. “We zijn ook opdrachtgever dus we bepalen de voorwaarden. We kunnen regels aanscherpen, aanvullende eisen meegeven, etc. dus ook onze eigen rol als lokale, regionale en landelijke overheid onder de loep nemen.” • De burger staat nog teveel op afstand, terwijl nauwe samenwerking nodig is voor het slagen van de transitie. In Parkstad wordt heel nauw met de burger samengewerkt, door middel van financiële prikkels en direct contact. • De rol van de overheid gaat ook over psychologie: elke keer vragen wat mensen over de schreef trekt en de lusten en lasten koppelen. Dat betekent ook kritisch kijken naar huidige subsidiestructuren. • Voor wat betreft transport moet er nu over gedimensioneerd worden, zodat het netwerk straks geregeld is. Hierbij is absoluut een structurerende en stimulerende overheid nodig.

57


09 AANBEVELINGEN & CONCLUSIES

58


Aanbevelingen • LOKAAL IS NIET DE JUISTE SCHAAL – het gaat om ver vooruit kijken met meerdere gemeenten, een regio of het Rijk. • INVESTEER IN DE KENNISDELING bundel ontwerpkracht en kennis om tot het benodigde overkoepelend beeld van de energietransitie. Dit vanuit een expliciete opdracht van het Rijk en een andere manier van omgaan met kennis, tussen opdracht gevende overheden én binnen de ontwerppraktijk. • INVESTEER IN PILOT PROJECTEN op, minimaal, regionale schaal. Bepaalde soorten duurzame energie vergen hoge opstartkosten die onmogelijk op lokaal niveau gedragen en uitgerold kunnen worden. Als we dit soort energie een kans willen geven, is investeren in een pilots onontbeerlijk. De ontwerppraktijk heeft een belangrijke rol in het bieden van inzicht in potentie en de kansen. • GA ACTIEF OP ZOEK NAAR EEN VLAGGENSCHIP: een prestige project dat als voorbeeld kan dienen. Het Rijk kan de voorwaarden voor een dergelijk vlaggenschip mede scheppen en faciliteren. Een dergelijk vlaggenschip kan ook als pilot fungeren. • MAAK RUIMTE VOOR EXPERIMENTEREND EN VERNIEUWEND ONTWERPEND ONDERZOEK. Dit als ingrediënt om, eerst op kleine schaal en daarna op grotere schaal, vernieuwing aan te jagen en zichtbaar te maken. • ZORG VOOR EEN VERNIEUWING IN HET ONTWERPONDERWIJS. Ontwerpers in spé moeten tijdens hun opleiding in aanraking komen met dit soort opgaven (energie) en doordrongen zijn van het feit dat ontwerpen steeds meer een integrale opgave wordt, binnen een veelheid aan kaders en beperkingen die hoge eisen stellen aan de creativiteit en mee koppel capaciteiten van de ontwerper. • FACILITEER HET BIDBOOK ENERGIE waarin de ontwerpende praktijk haar krachten bundelt en haar inzichten en meerwaarde toont, richting beleid en bestuur, maar naar andere betrokken partijen die nu nog vaak aan tafel ontbreken (projectontwikkelaars, energiebedrijven en andere stakeholders). • INVESTEER MAATSCHAPPELIJKE ACCEPTATIE via zowel positieve prikkels (herziening subsidiestructuur, trots, eigendom, direct contact met de burger), als negatieve prikkels (maak het scenario inzichtelijk als we níets doen) en via werkgelegenheid en de werkgeversorganisaties (de transitie levert geld op). • CREËER EEN BESTENDIGE EN LANGDURIGE STRUCTUUR (Rijk en provincies / regio’s) om de potentie van duurzame energie inzichtelijk te maken, op regionaal en nationaal schaalniveau. De urgentie van de energieopgave wordt op alle schaalniveaus gevoeld, maar het ontbreekt vanuit het ministerie aan een structuur en middelen – zaken die wél beschikbaar waren voor vergelijkbaar ingewikkelde, opgaven. Deze zijn nodig voor de ontwerppraktijk om de transitie in al haar breedheid in beeld te krijgen. • ONTWIKKEL EEN RIJKSVISIE OP ENERGIE met handvaten voor handelingsperspectieven en prioritering. Dit is een wens van zowel ontwerppraktijk, als regionale en lokale overheden, omdat de energietransitie op veel vlakken deze lagere schaalniveaus te boven gaat. • INVESTEER IN KENNIS OVER HET NETWERK EN OPSLAG EN OP BASIS DAARVAN IN EEN HOOFDINFRASTRUCTUUR, deze is voor sommige energievoorzieningen nodig en dat is een centrale Rijksopgave, vergelijkbaar met nutsvoorzieningen zoals het gasnet. • BESTUURDERS MOETEN MET HET GESPREK OVER DE ONVERMIJDELIJKE ISSUES VOEREN. Dit vereist bestuurders die willen en bestuurders die de urgentie voelen en de opgave begrijpen. • ONTWIKKEL REGELGEVING OMTRENT STURING EN PLANNING VAN CONCESSIES EN AFZET – dit is urgente, want maatschappelijke bereidheid kalft af naarmate er meer particuliere initiatieven gestart zijn. • VERTEL HET EERLIJKE VERHAAL, OOK OVER DE INDUSTRIE als grootverbruiker. Lokale en regionale overheden hebben hier te weinig grip op en een compleet beeld ontbreekt. Bij het eerlijke verhaal horen ook heldere dilemma’s en keuzes binnen nationale richtlijnen en visie. • OVERHEID, MAAK GEBRUIK VAN JE POSITIE – als opdrachtgever, als regelgever en opsteller van programma’s van eisen. Van deze mogelijkheden wordt nog te weinig gebruik gemaakt.

59


Conclusies In de publicatie ‘Maak Ruimte’ van Vereniging Deltametropool, gemaakt in het kader van het Jaar van de Ruimte, worden al uitspraken gedaan over de ruimtelijke weerslag van de energietransitie. Hierin staat onder andere dat de groei van hernieuwbare energieproductie alleen mogelijk is als het internationale hoogspanningsnetwerk (TEN-E) wordt voltooid, inclusief opslag van energie in bijvoorbeeld stuwmeren en gas, zodat pieken en dalen in vraag en aanbod worden opgevangen. Dit vergt om (inter)nationale afspraken en sturing. Opslag en gebruik van individueel opgewekte energie is nu nog een idee in de ontwikkelfase, maar zal in de toekomst de verhoudingen tussen producenten en consumenten ingrijpend veranderen. Dit vergt ook een nieuw systeem waarin deze partijen samenwerken. Verdere innovatie in technologieontwikkeling is een belangrijke factor hiervoor. In ‘Maak Ruimte’ stellen we ook dat om groene energie rendabeler te maken en de reële kosten van fossiele energie door te berekenen, moet de CO2 prijs worden verhoogd naar een realistisch niveau, bijvoorbeeld door sturing in EU verband. Ook hier ligt een rol voor het Rijk. Windenergie heeft te maken met grote weerstand, vanwege de visuele impact op het landschap. Er is nu vaak nog een mismatch tussen de dragers van de ‘lusten’ en de ‘lasten’ van bijvoorbeeld windenergie. Deze mismatch kan aangepakt worden door het subsidiebeleid onder de loep te nemen – van subsidie voor projectontwikkelaars of grondeigenaars naar subsidie voor degenen die de lasten dragen. Kansen hiervoor liggen bij energiecoöperaties, waarin burgers ook zelf profiteren van de molens. Het afstemmen van lokale initiatieven met beleid blijkt in de praktijk echter niet eenvoudig. Flevoland is in een vroeg stadium begonnen met het faciliteren van windmolens, die door boeren op eigen terrein worden geëxploiteerd. Het is van belang dat vooral de lokale en regionale overheden beter en directer met de burger communiceren. De aanpak van Parkstad Limburg kan hiervoor een voorbeeld zijn. Zonnepanelen staan aan de vooravond van een flinke kostenreductie per opgewekte hoeveelheid energie, waardoor ons dak- en weidelandschap er in 2030 weleens heel anders uit kan zien. Steeds meer particulieren nemen het initiatief tot het opwekken van zonne-energie – op gebouwniveau wellicht een logische keuzen, op het niveau van stad, regio en land, corrodeert met de toenemende par-

60

ticuliere initiatieven de kritische massa en draagkracht voor een brede transitie. Geothermie staat nog in de kinderschoenen, maar lijkt, zeker voor een aantal gebieden in ons land, grote potentie te hebben. In tegenstelling tot wind- en zonenergie gaat het hier om vrij weinig visuele ruimtelijke impact, maar wel om flinke opstart kosten en een nood aan een groot startgebied. Uit de analyse blijkt dat de provincie Zuid-Holland het ideale pilot gebied is voor geothermie. Als we dit soort energie een kans willen geven, is investeren in een dergelijke pilot onontbeerlijk. Maatschappelijke acceptatie Het is bewonderenswaardig dat burgers eigen initiatief tonen om hun steentje bij te dragen aan de energietransitie. Als we echter kritisch kijken naar hoeveel winst er te behalen is op gebouwniveau en hoeveel op een hoger schaalniveau, wordt duidelijk dat particuliere initiatieven ons niet door de transitie heen gaan slepen. Er is dan ook grote urgentie om de transitie aan te pakken op de schaalniveaus die hierbij horen. Hoe langer hiermee gewacht wordt, hoe meer particuliere initiatieven een brede transitie in de weg kunnen staan. Immers, als men zelf al erg veel heeft geïnvesteerd in eigen energievoorziening, neemt de bereidheid voor collectieve investeringen af. Het is niet de bedoeling particulier initiatief te ontmoedigen. Wel moet er slim worden omgegaan met particuliere initiatieven, zodat deze gemakkelijk aan te haken zijn aan een groter geheel. Een verandering teweeg brengen bij de maatschappij en de burger is vaak lastig. Grofweg zijn er twee manieren om een verandering teweeg te brengen: positieve en negatieve prikkels. Negatieve prikkels zijn, voor wat betreft de energietransitie, het doemscenario over wat er gebeurt als we niets doen, de stijgende energieprijzen en schaarste. Positieve prikkels zijn bijvoorbeeld financiële prikkels bij besparing of overstappen op andere energie, maar ook aandeelhouderschap in een windmolenpark. Beide soorten prikkels zijn ‘knoppen’ waar verschillende overheden invloed op hebben en waarmee de transitie aangejaagd kan worden. Ook dat wordt bedoeld met ‘de energietransitie is ook psychologie’. Een omslagpunt naar maatschappelijke acceptatie kan ook gaan via werkgelegenheid, ook een positieve prikkel. Het Rijk kan een positieve maatschappelijke beweging op gang brengen als het de werkgeversorganisaties duidelijk maakt dat via de


energietransitie geld te verdienen is. Ruimtelijke impact en ruimtelijke kansen De energietransitie levert onvermijdelijk ook een grote transformatie van het landschap op, waarbij sommige gebieden ook echt herkenbaar zullen zijn als energielandschappen. Zicht op wat die ruimtelijke impact precies inhoud is vaak nog te weinig, of te beperkt. Enerzijds heeft dit te maken met het schaalniveau waarop veel projecten omtrent de transitie worden aangegaan. Veel projecten worden op lokaal of regionaal schaalniveau uitgezet, terwijl voor de transitie vaak een groter gebied / ander schaalniveau nodig is, waarbij de ruimtelijke weerslag dus ook anders uit zal vallen. Anderzijds heeft het beperkte zicht op de ruimtelijke impact te maken met de diffuusheid van de opgave. Onder bestuurders, maar ook bij de ontwerppraktijk, is vaak nog te weinig kennis over de opgave aan de ene kant en de (technische) mogelijkheden aan de andere kant. Dit kan suboptimale voorstellen en ingrepen opleveren. Kennisdeling is voorwaarde voor een succesvolle transitie en zou veel meer gefaciliteerd moeten worden dan nu het geval is. De ruimtelijke impact van de transitie verschilt erg per soort energie – vaak hebben de goedkoopste oplossingen de grootste ruimtelijke impact. Vaak ook, zijn de goedkoopste oplossingen, de oplossingen die makkelijker lokaal en/of regionaal aangegaan kunnen worden, zoals windenergie. Dit houdt in dat ruimtelijke impact in directe relatie staat tot het schaalniveau waarop de transitie bekeken wordt. Meestal wordt ruimtelijke impact impliciet vertaald naar: zichtbaarheid in het landschap en denken we al snel aan ‘uitzichtvervuiling’ door bijvoorbeeld windmolenparken. Voor deze analyse hebben we onderscheid gemaakt in drie vormen van ruimtelijke impact. Naast impact op de zichtbaarheid, onderscheiden we impact op ordening structuren en op bodemgebruik. Impact op ordening structuren treedt bijvoorbeeld op als een keuze voor duurzame energie een nieuwe ordening van de (nieuw) bebouwde omgeving vergt. Impact op bodemgebruik heeft te maken met de hoeveelheid ruimtebeslag de keuze voor een bepaalde oplossing met zich meebrengt. Per project is deze impact redelijk in te schatten, echter, het ontbreekt aan een overkoepelend beeld voor Nederland als geheel. Eén van de aanbevelingen die uit deze analyse voortkomt, is het bundelen van ontwerpkracht en kennis om tot dit benodigde overkoepelend beeld te komen. Hiervoor is enerzijds een expliciete opdracht,, gekoppeld

aan middelen, vanuit het Rijk nodig. Tegelijkertijd vraagt dit om een andere manier van omgaan met kennis, tussen opdracht gevende overheden én binnen de ontwerppraktijk. Voor het project in Parkstad is met behulp van ontwerpend onderzoek eerst zonder voorbehoud gekeken naar wat er in de regio mogelijk zou zijn zonder beperkingen – de technische potentie – en vervolgens gekeken naar de potentie die binnen de gegeven situaties, regelgeving etc mogelijk is. Deze methode legt huidige beperkingen en de (ruimtelijke) dilemma’s voor de toekomst bloot en heeft voor deze regio de basis gelegd voor het ontwikkelen van een strategie. Een dergelijke aanpak zien wij ook als kansrijk voor heel Nederland. Ontwerppraktijk We hebben deze analyse kunnen doen met behulp van een rijkheid aan materiaal vanuit de ontwerppraktijk. Toch klinkt, zowel binnen het vakgebied als daarbuiten, het geluid door dat de kennis en kunde op dit vlak nog beter kan, en moet. De energietransitie heeft dan wel een ruimtelijke impact, er komt veel meer bij kijken dan alleen ruimtelijk ontwerp; het gaat om technologische ontwikkeling, een veelheid aan (nieuwe) stakeholders en een breed palet aan beleidskeuzes. De bij AMP betrokken bureaus zijn in deze voorlopers van de ontwerppraktijk, gezien de manier waarop ze deze diffuse opgave opgepakt hebben. En zelfs bij deze bureaus heerst het gevoel dat er op sommige vlakken leemtes zijn en er nog meer kennis kan en moet worden vergaard en gekoppeld. Grip krijgen op de energietransitie vraagt, meer dan ooit, om multi en trans disciplinaire samenwerking. De verantwoordelijkheid hiervoor kan niet volledig bij de ontwerppraktijk worden gelegd – deze doet dan ook duidelijk een beroep op de (Rijks)overheid om hier, door middel van een (langdurig) pilot project, gekoppeld aan middelen, een katalysator van te zijn. Atelier Making Projects was een goede start, echter, er is meer nodig om tot een nieuwe manier van (samen) werken te komen. Enerzijds is er een meer bestendige en langdurige structuur nodig om de transitie in al haar breedheid in beeld te krijgen. Anderzijds is er meer ruimte en geld nodig voor experiment en vernieuwend ontwerpend onderzoek. Dit zijn namelijk de ingrediënten om, eerst op kleine schaal en daarna op grotere schaal, vernieuwing op dit gebied aan te jagen en zichtbaar te maken. Dat neemt niet weg, dat er ook op het gebied van de ontwerppraktijk een opgave ligt. Het onder-

61


wijs aan de hiervoor belangrijkste universiteiten, is nog te weinig ingericht op dergelijke opgaven en integrale benaderingen. Dit moet zo snel mogelijk veranderen. Ontwerpers in het werkveld en zeker ontwerpers in spé moeten doordrongen zijn van het feit dat ontwerpen steeds meer een integrale opgave wordt, binnen een veelheid aan kaders en beperkingen die hoge eisen stellen aan de creativiteit en mee koppel capaciteiten van de ontwerper. Alleen zo kan de ontwerppraktijk de belangrijke spil worden en blijven die het zou moeten zijn. de manier van werken verandert fundamenteel en de ontwerppraktijk zit momenteel in een overgangsfase. Dit gezegd hebbende, vervult de ontwerppraktijk ook nu al een aantal belangrijke rollen binnen de energietransitie. In verschillende projecten zien we dat de visievorming voornamelijk terug te voeren is op het ontwerpend onderzoek. Ontwerpend onderzoek helpt de opgave inzichtelijk te maken, zowel door het doorrekenen van scenario’s als door het verbeelden van wat deze scenario’s impliceren. Verder is de ontwerppraktijk de kweekvijver voor innovatieve en experimentele projecten – projecten waarbij nieuwe koppelmogelijkheden worden onderzocht en uitgeprobeerd en welke later kunnen groeien en uitgerold kunnen worden op grotere schaal en zo impact kunnen hebben. De ontwerppraktijk zou ook de kans moeten krijgen om dergelijke projecten meer specifiek kunnen ontwikkelen, zoals inpassing van de energieopgave bij cultureel erfgoed en monumenten. Daarnaast is het vertellen van ‘het verhaal’ – door middel van verbeeldingen, presentaties en publicaties – door middel van ontwerpend onderzoek en dor vertegenwoordigers van de ontwerppraktijk ontzettend belangrijk in het creëren van urgentie, bij beleidsmakers, maar misschien nog wel meer bij bestuurders. Het gevoel van urgentie wat gecreëerd wordt, is een eerste stap naar een wil tot het aanpakken van de transitie. Het inzicht dat het een dusdanig integrale opgave is en het beeld van de mogelijke ruimtelijke impact, draagt bij aan het voelen van de noodzaak tot samenwerking. Het vertellen en verbeelden van het verhaal is niet alleen bij bestuur en beleid belangrijk – ontwerpend onderzoek en vooral de verbeeldende kant hiervan is ook een belangrijke factor in het contact met de burger en de maatschappelijke acceptatie. Een voorbeeld hiervan is de verbeelding, zoals H+N+S gemaakt heeft, in 3D die de visuele impact van windenergie heeft ontwikkeld. De bij deze analyse betrokken bureaus willen graag vaker bijeenkomen in de setting zoals die was tijdens het Diner Pensant. Een dergelijke bij-

62

eenkomst biedt een podium tot het uitwisselen van kennis en ervaring en kan een eerste stap zijn in een wat stevigere samenwerking binnen deze sector voor de toekomst. Het plan kwam ter tafel om een bidbook Energie te ontwikkelen, waarin de ontwerpende praktijk haar krachten bundelt en haar inzichten en meerwaarde toont. Wij juichen een dergelijke initiatief toe en denken dat dit, met behulp van een faciliterende rol van het ministerie, een zeer goede stap is binnen deze opgave. Met een dergelijk bidbook kan de ontwerppraktijk zich niet alleen presenteren richting beleid en bestuur, maar zich ook beter zichtbaar maken voor andere betrokken partijen die nu nog vaak aan tafel ontbreken, zoals projectontwikkelaars, energiebedrijven en andere stakeholders. De ontwerppraktijk zou de verbindende factor tussen deze werelden kunnen zijn. Een vlaggenschip – een prestige project dat als voorbeeld kan dienen – zou ook ontzettend helpen voor de zichtbaarheid van ontwerpend onderzoek en het aan tafel krijgen van de tot nu toe vaak ontbrekende stakeholders. Het Rijk kan de voorwaarden voor een dergelijk vlaggenschip mede scheppen en faciliteren. Overheid Vanuit de ontwerppraktijk komt een heldere oproep naar het Rijk: er is een Deltaprogramma energie nodig! De urgentie van de energieopgave wordt op alle schaalniveaus (lokaal, regionaal, nationaal en internationaal) gevoeld. Echter, het ontbreekt vanuit het ministerie aan een structuur en middelen die wel beschikbaar waren voor andere, vergelijkbaar ingewikkelde, opgaven. Dit zorgt er mede voor dat we in Nederland op achterstand staan in vergelijking met andere landen. Een langjarig programma zoals het Deltaprogramma ook was, met een energie commissaris, pilotprojecten en middelen om ontwerpend onderzoek een boost te geven en innovatieve manieren en technieken te ontwikkelen die het koppelen van opgaven op een hoger plan trekken, kunnen van doorslaggevende betekenis zijn in het succesvol en integraal aangaan van de energietransitie. Daarnaast wordt er door zowel ontwerppraktijk, als regionale en lokale overheden naar het Rijk gekeken voor visie. De energietransitie gaat op veel vlakken deze lagere schaalniveaus te boven, dus het Rijk ontkomt er niet aan handvaten te bieden voor handelingsperspectieven en prioritering. Er is op een gegeven moment in de transitie periode een omslagpunt nodig – een punt waarop de maatschappelijke acceptatie is bereikt en een


punt waarop een schaalsprong wordt gemaakt met de maatregelen en opgaven. Die ommekeer moet getriggerd worden door nationaal beleid, zoals (genoemd bij de ronde tafelgesprekken) een verbod op koelwater, of een belasting op koolstof. Voor sommige energievoorzieningen een hoofdinfrastructuur nodig. Dit is een centrale Rijksopgave, vergelijkbaar met nutsvoorzieningen zoals het gasnet. Hetzelfde geldt voor regelgeving omtrent sturing en planning van concessies en afzet – hier zit een urgente opgave, omdat maatschappelijke bereidheid afkalft naarmate er meer particuliere initiatieven gestart zijn. Een dergelijke hoofdinfrastructuur, die voorziet in de transport van de energie, moet, als deze nu wordt uitgerold, nú over gedimensioneerd worden, zodat het netwerk voor de toekomst is geregeld. Hierbij is een structurerende en stimulerende overheid nodig. In het algemeen viel op dat, bij de rondetafelgesprekken, de vakgebieden die niet aanwezig waren vaak werden genoemd als degenen die zaken sneller / beter / anders moesten aanpakken. Uit de Lunch Pensant met de regio’s kwam duidelijk naar voren dat niet alleen de ontwerppraktijk zichzelf kan verbeteren, maar dat er ook wel degelijk een rol ligt voor regionale en lokale overheden.. Allereerst op het gebied van de relatie met de burger – degene die vaak de lasten en te weinig de lusten van de transitie draagt. Directere en kortere lijntjes met de burger zijn belangrijk voor de maatschappelijke acceptatie van de energietransitie. Deze maatschappelijke acceptatie is een sleutelfactor in het slagen van de transitie. Hoe beter de band tussen overheid en burger, hoe helderder de afspraken over kosten en baten en hoe meer wederzijds begrip, hoe minder kans op obstructie van de maatregelen en impact die de transitie met zich meebrengt. De ervaring van Parkstad Limburg is, dat een groot deel van de energietransitie ook psychologie is – het gaat over de relatie en het wederzijds vertrouwen tussen overheid en burger en andere betrokken stakeholders. Dit vertrouwen impliceert ook het vertellen van een eerlijk verhaal – over de transitie, de kosten, de ruimtelijke impact, maar ook over de lusten en de lasten. We merken dat er in de verschillende projecten een witte vlek is als het gaat om het verbruik en de transitie die nodig is bij de industrie – de grootverbruiker in ons land. Deze sector betaald nog steeds het minst voor de energie en voelt daarom ook weinig prikkel om gehoor te geven aan de transitie. Daarbij komt, dat lokale en ook regionale overheden, het gevoel hebben dat ze weinig te zeg-

gen hebben over de industrie, dus deze vaak buiten beschouwing laten. Om een eerlijk verhaal te vertellen en een compleet beeld te kunnen schetsen van de ruimtelijke impact van de energietransitie, is het zaak dat ook hierop meer zicht komt, én dat daarbij de dilemma’s en keuzes helder worden. Zoals: wel of geen infrastructuur aanleggen voor restwarmte als duurzame energie het doel is, en: hoe om te gaan met toekomstige grootverbruikers, zoals Google in Groningen? Hierop, en op andere zaken, ontbreekt het nu aan nationale visie en richtlijnen. Ook in andere trajecten merken we dat bestuurders, bijvoorbeeld gedeputeerden, de urgentie van de transitie voelen. Het is zaak dat bestuurders met elkaar om tafel gaan en het gesprek over de onvermijdelijke kwesties met elkaar voeren. Bestuurlijke samenwerking ontstaat vaak vanuit noodzaak. Het gevoel van urgentie kan worden versterkt door aan de energieopgave andere opgaven te koppelen, zoals in Parkstad een koppeling met krimp is gelegd. Voor de verschillende overheden is het vaak zoeken naar hun rol en vaak valt deze rol buiten de institutionele grenzen. Provincies kunnen het zich bijvoorbeeld niet permitteren alleen reactief om te gaan met de zaken die binnen hun provinciegrens en bevoegdheid vallen Ze moeten zich ook richten op onderwerpen die overlappen met andere overheidsniveaus, zoals besparing in de bebouwde omgeving. Eerder hebben we al geconstateerd dat energie een opgave is die multi en trans disciplinair moet worden aangepakt, omdat het een sector overstijgende opgave is. Ditzelfde geldt ook op het institutionele vlak: energie is een opgave die alleen aangegaan kan worden als er samen wordt gewerkt over de institutionele grenzen, zowel tussen bestuurslagen als met andere stakeholders en zowel top-down als bottom-up. Aan de tafel met de regio’s staken de aanwezigen ook een hand in eigen boezem: de overheid neemt vaak nog een te vrijblijvende positie in. Overheden zijn ook opdrachtgevers en moeten zich daar meer naar gedragen – zij zijn door hun opdrachtgeverschap immers ook degenen die voorwaarden kunnen bepalen, regels kunnen aanscherpen en aanvullende eisen kunnen stellen. Van deze mogelijkheden wordt nog te weinig gebruik gemaakt. De eigen rol van lokale, regionale en nationale overheid moet dus onder de loep genomen worden. De energietransitie kan niet op lokaal niveau worden aangegaan – het gaat om ver vooruit kijken met meerdere gemeenten, een regio of het Rijk. Tussen de verschillende overheden heerst her en der ook wantrouwen, wat samenwerking in de

63


weg staat. Het is nodig om in gezamenlijkheid kennis te vergaren en verspreiden en opgaven te kwantificeren, zodat bestuurders een gezamenlijk beeld ontwikkelen. Dit gezamenlijk beeld moet niet alleen terugkomen in stukken schrijven – het moet een stap verder. Zaken moeten geconcretiseerd worden in omgevingsprogramma’s en thema’s – van stukken naar proactieve acties.

64


BRONNEN Literatuur CE Delft, FABRIC, H+N+S, Marco Broekman, WING, Witteveen+Bos. (2016, februari 3). Circulair + Stedendriehoek. Retrieved from http://www. hnsland.nl/nl/projects/s3h-btk-1e-prijs-eo-weijers CE Delft, FABRIC, H+N+S, Marco Broekman, WING, Witteveen+Bos. (2016, februari 12). S3H-BTK - Naar een circulaire exploitatie van regionaal kapitaal. Retrieved from http://www.hnsland.nl/media/ďŹ ler_public/6c/cb/6ccbb782-ce2d-441d-a070-67e27c3e6e0d/eo_wijerss3h-btk-a4_essay.pdf de Waal, Stremke et al. (2015). Incorporating Renewable Energy Science in Regional Landscape Design: Results from a Competition in The Netherlands. Sustainability, 4806-4828. Eo Wijers-Stichting. (2015). Juryrapport Eo Wijers-prijsvraag 2014-2015, De Stedendriehoek* - Naar een Energieneutrale Stedelijke Regio. Den Haag: Eo Wijers-stichting. FABRIC, H+N+S. (2013). Dutch energy solution. In Zuid-Holland op St(r)oom! (pp. 60-71). Den Haag: Provincie Zuid-Holland. Gemeente Texel, IABR-2014, la4sale, FARO. (2014). Planet Texel. Texel: IABR-2014. H+N+S Landschapsarchitecten. (2014). Beeldkwaliteitsplan Windenergie Wieringermeer. Amersfoort: H+N+S Landschapsarchitecten. IAA Stedenbouw en Landschap. (2016, februari 9). De Groene Fabriek. Retrieved from http://www.iaa-stedenbouwenlandschap.nl/projecten/ alle_projecten_sel/Stedendriehoek%20-%20De%20Groene%20Fabriek/ JA Joubert Architecture. (2013). Het stedelijk gebied als duurzame innovatiemotor. In Zuid-Holland op St(r)oom (pp. 38-47). Den Haag: Provincie Zuid-Holland. Jeroen Gelinck, J. d. (2016, maart 10). Duurzame Transportcorridor Betuwe - Tussenrapportage. Retrieved from http://duurzameenergiegelderland. wing.nl. Ministerie van Economische Zaken. (2016). Energierapport - Transitie naar duurzaam. Den Haag: Ministerie van Economische Zaken. Ministerie van Infrastructuur en Milieu. (2013). Ontwerp-Rijksstructuurvisie Windenergie op Zee. Den Haag: Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Ministerie van Economische Zaken. (2014). Structuurvisie Windenergie op land. Den Haag: Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Ministerie van Economische Zaken. Parkstad Limburg. (2014). Parkstad Limbug Energietransitie PALET - ambitiedocument. Heerlen: Stadsregio Parkstad Limburg. PBL (Planbureau voor de Leefomgeving). (2016). Verkenning omgevingsopgaven voor de Nationale Omgevingsvisie. Den Haag: Uitgeverij PBL. Posad. (2013). Expect Integrated Sustainability. In Zuid-Holland op St(r)oom! (pp. 26-37). Den Haag: Provincie Zuid-Holland. Posad. (2014). Panelen IABR - Ruimte voor duurzame energie. Den Haag: Posad. Posad. (2014). Presentatie - Ruimte voor Duurzame Energie. Atelier Making Projects. Den Haag: Posad. Posad. (2016, februari 20). Ruimte voor Duurzame Energie - Portefeuillehoudersoverleg Leefomgeving Holland Rijnland. Retrieved from http:// www.hollandrijnland.nl/vergaderingen/themasessies/17-02-2016/160217%20PHL%20Holland%20Rijnland%20Posad.pdf Rho adviseurs voor leefruimte, Kruit Kok Landschapsarchitecten et al. (2016). Hub Vooruit! - Slim Netwerk: Click to Connect. RoyalHaskoningDHV, Dienst Landelijke Gebied (DLG). (2016, maart 10). Duurzame Transportcorridor Betuwe - Opbrengst Ontwerpatelier april 2014. Retrieved from duurzameenergiegelderland.wing.nl Sijmons, D. (2014). Landschap en Energie - Ontwerpen voor de Transitie. Rotterdam: nai010 uitgevers. Sociaal-Economische Raad. (2013). Energieakkoord voor duurzame groei. Den Haag: Sociaal-Economische Raad. Studio Marco Vermeulen. (2013). Biobased Zuid-Holland. In Zuid-Holland op St(r)oom! (pp. 48-59). Den Haag: Provincie Zuid-Holland. Studio Marco Vermeulen. (2016, februari 2). Biobased Backbone. Retrieved from http://marcovermeulen.eu/projecten/selectie/142/biobasedbackbone/ Studio Marco Vermeulen. (2016). Presentatie - Vergroening Dutch Smart Thermal Grid. Rotterdam. Sven Stremke, Dirk Oudes. (2014). PArkstad Limburg EnergieTransitie (PALET) - Achtergronddocument Hernieuwbare Energieopwekking. Heerlen: Stadsregio Parkstad Limburg. Texel geeft Energie. (2016, April 2). Texel Geeft Energie. Retrieved from http://texelgeeftenergie.nl Transitionlab. (2016, May 12). Energy Transition Cleantech Region. Retrieved from Transitionlab.nl: http://transitionlab.nl/?page_id=100 Afbeeldingen CE Delft, FABRIC, H+N+S, Marco Broekman, WING, Witteveen+Bos. (2016, februari 3). Circulair + Stedendriehoek. Opgehaald van http://www. hnsland.nl/nl/projects/s3h-btk-1e-prijs-eo-weijers FABRIC, H+N+S. (2013). Dutch energy solution. In Zuid-Holland op St(r)oom! (pp. 60-71). Den Haag: Provincie Zuid-Holland. H+N+S Landschapsarchitecten. (2014). Beeldkwaliteitsplan Windenergie Wieringermeer. Amersfoort: H+N+S Landschapsarchitecten. Stremke, S., Oudes, D., (2014). PArkstad Limburg EnergieTransitie (PALET) - Achtergronddocument Hernieuwbare Energieopwekking. Heerlen: Stadsregio Parkstad Limburg. Posad. (2013). Expect Integrated Sustainability. In Zuid-Holland op St(r)oom! (pp. 26-37). Den Haag: Provincie Zuid-Holland. Sijmons, D. (2014). Landschap en Energie - Ontwerpen voor de Transitie. Rotterdam: nai010 uitgevers. Studio Marco Vermeulen. (2016). Presentatie - Vergroening Dutch Smart Thermal Grid. Rotterdam. Zuyd Hogeschool - Faculteit Bèta Sciences and Technology, 2014

65


66


MET MEDEWERKING VAN

www.fabrications.nl .FABRIC offers a creative structure that produces spatial solutions. Our involvement in architecture, urbanism and research results in fabrications.

67



Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.