Verslag | Metropool Forum 2015 (26 mei 2015, Energiehuis Dordrecht)

Page 1

ENERGIEHUIS 26 MEI | 2015

VERENIGING DELTAMETROPOOL ONAFHANKELIJK NETWERK VOOR METROPOLITANE ONTWIKKELING IN SAMENWERKING MET

DORDRECHT

ZUIDVLEUGEL

METROPOOL FORUM 2015 Het vierde Metropool Forum werd 26 mei gehouden in het Energiehuis Dordrecht, dit keer in samenwerking met de Zuidvleugel. Op deze jaarlijkse bijeenkomst kan iedereen die zich inzet voor de metropolitane ontwikkeling van Nederland, in al zijn vormen en gedaanten, een stem laten horen. Via het Forum belanden nieuwe onderwerpen op de agenda van Vereniging Deltametropool en komen we in contact met verfrissende inzichten en actoren. Daarnaast gebruikt het netwerk rond de vereniging het Forum ook om de cruciale onderwerpen aan te scherpen en breed uit te zetten, bijvoorbeeld tijdens het Jaar van de Ruimte 2015, de aanloop naar de nationale Omgevingsvisie, Agenda Stad, en de Adaptieve Agenda Zuidvleugel.

“De échte opgaven waar Nederland voor staat om bij de top van Europa en de wereld te horen, hebben we nog niet scherp.”

- Carly Jansen

fotografie: Fred Ernst

Dit jaar stonden vier onvermijdelijke ruimtelijke opgaven centraal, uit een serie van twaalf die dit jaar zijn benoemd in Maak Ruimte, de publicatie die de vereniging maakte als start voor het Jaar van de Ruimte. Daarnaast was er aandacht voor het slim plannen van ruimtelijke vraagstukken in tijden van onzekerheid. Het Forum werd geopend door agent Paul Gerretsen, die ook de oproep tot metropolitane strategie en agenda lanceerde: Fast Forward naar Deltametropool Nederland. Moderator Jaap Modder nam het publiek mee langs de vier thema’s en besprak met Gido ten Dolle (Adaptieve Agenda Zuidelijke Randstad), Carly Jansen (Ruimtelijk Economische Ontwikkelingsstrategie) en de aanwezigen een nieuwe generatie van ruimtelijk plannen. Vervolgens werden in vier deelsessies de opgaven verder uitgediept. In dit verslag vindt u per deelsessie een impressie met opgedane inzichten, gevolgd door de dagconclusie die 5 heldere lijnen schetst uit het Metropool Forum 2015.


DEELSESSIE 1

ZIE METROPOLITAAN LANDSCHAP

Het onderwerp Metropolitaan Landschap staat momenteel in de belangstelling van ontwerpers, onderzoekers en beleidsmakers. Dat blijkt o.a. uit de reacties op de onvermijdelijke opgave ‘Zie Metropolitaan Landschap’ in de publicatie Maak Ruimte en de bijdragen voor deze deelsessie. Onderwerpen als agrarische vernieuwing en stedelijke biodiversiteit zijn al 25 jaar bekend, maar worden nu pas door bestuurders relevant gevonden. Het is tijd de volgende stap te zetten. Vereniging Deltametropool zet komend jaar onder andere in op het thema Landschap als Vestigingvoorwaarde in de mondiale strijd om talent. Paul Langeweg, bestuurslid Vereniging Deltametropool, leidde de sessie in 2 blokken. In het eerste blok kwamen inhoudelijke inzichten aan bod uit de praktijk van landschapsontwerp en –ontwikkeling. Wat zijn urgente problemen en op welke schaal doen die zich voor? Het tweede blok bekeek hoe je hier als overheid of maatschappelijke organisatie op kan sturen. Wie is aan zet, en welke vorm van samenwerking hoort bij het metropolitane landschap?

De discussie bevestigde dat het voedselsysteem van de toekomst niet alleen met grondgebonden landbouw uit de voeten kan, maar dat we ook industriële indoor oplossingen nodig hebben (kassen, stallen); beide systemen hebben elkaar nodig. Ook het sociale belang van biodiversiteit en zelfgemaakt groen in de stad, naast het de noodzaak om bijen in de stad te houden, werd genoemd.

Inzichten uit landschapsontwerp en -ontwikkeling Het West-Europese landschap is sinds de jaren ‘50 grotendeels bepaald door de industriële voedselproductie en daardoor verschraald. Deborah Lambert (Buro Felixx) stelt dat agro-ecologie een vorm van intensieve landbouw kan bieden waarbij naast betere opbrengsten en voedselkwaliteit ook een diverser landschap ontstaat. In Zuid-Amerika wordt dit al in praktijk gebracht. Het stroomgebied van de Rijn biedt hiervoor een relevant ruimtelijk kader, omdat de grote stofstromen ook in de stroomgebieden gesloten kunnen worden. De trek naar de stad geldt niet alleen voor mensen maar ook voor dieren. De biodiversiteit stijgt in de stad terwijl deze op het platteland afneemt. Stimuleren van biodiversiteit zou bij elk project een basishouding moeten worden, stelt Renske van Veen (DS, Nextcity). Bij de herontwikkeling van het Cruquius-gebied in Amsterdam experimenteren publieke en private partijen hiermee. Draagvlak is essentieel, en ruimte om zelf iets te kunnen doen. Ook druk vanuit regelgeving kan helpen. Pakt die stadsnatuur vaak niet te truttig uit en heeft het eigenlijk wel ecologische waarde, vraagt Eric-Jan Pleijster (LOLA landscape) zich af. Sinds de crisis worden

“Je kunt niet over de stad praten zonder over het landschap te praten.” - Harry Boeschoten

Nederlandse parken intensiever gebruikt, let men meer op de kwaliteit van voedsel en worden reststukjes in de stad in cultuur gebracht als moestuinen. Zelf werkt hij aan een voedseltuin voor ex-gedetineerden en werklozen in de Rotterdamse haven. Zijn conclusie is dat al die kleine stukjes pas meerwaarde gaan krijgen als je ze als een systeem, een netwerk gaat benaderen. Opschalen dus, veel kansen blijven nu nog onbenut!

Sturen op het metropolitane landschap De Nederlandse landschappen kennen nog teveel barrières en te weinig verleiding om ervan gebruik te maken. Harry Boeschoten is met Staatsbosbeheer (SBB) recent weer lid geworden van de vereniging en stelt dat we met verschillende partijen gezamenlijk aan een aantrekkelijk groenblauw netwerk moeten werken. SBB maakt hierin, sinds het beleid van Bleker, een grote ontwikkeling door. Maatschappelijke initiatieven zijn ook belangrijk, zoals de ‘vergadercaravaan’ die kantoor houdt op picknicktafels en andere plekken in het groen.

Door schaalvergroting en vergrijzing onder boeren komt steeds meer agrarische bebouwing leeg te staan. Slopen kost geld en leegstand leidt tot verloedering, dus erftransformatie is de weg vooruit. Rob Geldhof (Universiteit Utrecht) stelt dat de gemeenten dit het beste kunnen coördineren. Deze wachten echter op initiatief uit de samenleving, waardoor een impasse ontstaat. Watermetropool Amsterdam kent een grote diversiteit van landschappen die de regio aantrekkelijk maken. De vrijetijdseconomie is zowel een kans als een bedreiging voor dit landschap. Marijn Bos (MRA) legt uit dat de metropoolregio hiervoor een agenda en afsprakenkader biedt. Specifieke projecten zoals ‘buitenpoorten’ en ‘kathedralen’ geven invulling aan de strategie. In de discussie blijkt dat het gescheiden systeem van stad en buitengebied geen goed instrumentarium meer biedt. We moeten vermengen; de overheid moet hoofdlijnen uit durven zetten, zoals een fietspadennetwerk. Voorzichtigheid is geboden bij het aanwijzen van een ‘gebiedsregisseur’, en bestaande plannen en ambities moeten vooral gekoppeld worden. Door enkele goede regels te stellen is soms geen regie meer nodig. Bij herbestemming van erven bijvoorbeeld is regelgeving nu nog vaak een barrière in plaats van stimulans. Contact en verslaglegging @ Merten Nefs (merten.nefs@deltametropool.nl)


DEELSESSIE 2

CREËER INNOVATIE- EN PRODUCTIEMILIEUS

Hoe wordt Nederland aantrekkelijker voor kenniswerkers? Hoe behouden en versterken we de maakindustrie? Vragen die ook, vaak nog indirect, terugkomen in de verschillende projecten van de vereniging. Smart Delta was één van de vier thema’s bij het onderzoek REOS Internationale Vergelijking, het traject Metropolitane Gebied Leiden bekeek de rol van overheden in de verdere ontwikkeling van de verschillende regionale kennisclusters en Networking in Europe onderzocht onder meer hoe de bestaande maakindustrie van de Zuidelijke Randstad kan worden versterkt door betere contacten met Europese regio’s. In De kwalitatieve vergelijking wordt de relatie tussen de toplocaties in de Zuidelijke Randstad en hun internationale connectiviteit bekeken. Als aftrap van de deelsessie benoemde Bert Mooren, bestuurslid Vereniging Deltametropool, enkele zaken die essentieel zijn om Nederland op dit thema in de globale eredivisie te houden: onderwijs van internationale kwaliteit, een aantrekkelijk landschap, voldoende cultuurvoorzieningen, en een uitnodigend expats(woonmilieus) en vestigingsmilieu. Voor veel van deze onderwerpen is niet direct een verantwoordelijke aan te wijzen. Daarom moet ook steeds nagedacht worden over schaal, organisatie en ruimte om praktijkoplossingen mogelijk te maken.

kantoorleegstand? Momenteel transformeert men veel kantoren naar onder andere woningen. Daarnaast stelt de gemeente zich de vraag hoe de aantrekkelijkheid van de stad kan doorwerken naar de wijken van aankomst en het ontstaan van een meer inclusieve economie.

Bewonersparticipatie, de wijk en de stad De gepresenteerde bijdrages richtte zich vooral op het wijk- en stedelijk niveau en qua organisatie onderstreepten allen het belang van bewonersparticipatie. Niels Al (gemeente Den Haag) liet zien dat Den Haag vele kwaliteiten bezit om de internationale kenniswerker aan te trekken. Maar hoe behoud je een levendig en kwalitatief centrum en stationsgebieden in de huidige situatie van

“Houden we wel genoeg ruimte in de stad voor een inclusieve en circulaire economie in de toekomst?” - David Dooghe

Ljubinka Vukanic (WOLF) gaf in haar presentatie antwoord op deze laatste kwestie. Met LETS Stedenbouw (Lokaal Economisch Transactie Systeem) wordt onbenut arbeidspotentieel in wijken van aankomst sterker benut. Door uitruil van de goederen en diensten, zonder tussenkomst van valuta, kunnen ook arbeidsmigranten hun eigen huis bouwen. Dit vergroot binding met de plek, omdat de trots op een plek die men zelf gecreëerd heeft groot is. David Dooghe presenteerde drie stedelijke toekomstperspectieven, voor als een stedelijke circulaire economie mainstream wordt. Hij reageerde hiermee indirect op de huidige transformatie-opgave in Den Haag. Uit de grote verscheidenheid in toekomstperspectieven en hun ruimtelijke gevolgen blijkt dat niemand weet wat een stedelijke circulaire economie voor ruimtelijke impact zal hebben. We staren ons blind op circulaire economie als heilige graal, zonder oog te hebben voor de mogelijke voor- en nadelen. In verschillende perspectieven blijkt het belang van ruimtes (voor productie, herstel, inzameling of uitruil) in de stad van essentieel belang. Beperken we met de huidige transformatie van werk- en kantoorruimtes naar woningen niet de mogelijkheden voor de toekomst? Groei én een inclusieve economie Op dit moment ontwikkelen zich in Nederland verschillende innovatie- en productieclusters, vaak op een steenworp afstand van elkaar. Er mist echter een overzicht waarin de clusters zich specialiseren (onderscheidend vermogen) en waarin ze elkaar kunnen ondersteunen doordat ze gedeelde belangen hebben. De bijdragen lieten zien dat er in bewoners- participatie een enorm onderbenut potentieel zit voor een succesvolle stedelijke circulaire economie; overheden moeten dus niet alleen inzetten op groei, maar ook op een inclusieve economie. Nederlandse steden groeien en verdichten, ruimtes die nu leeg staan worden getransformeerd tot bijvoorbeeld woningen. Dit zorgt ervoor dat op de langere termijn geen economisch gebruik van die ruimte meer mogelijk is. Houden we wel genoeg ruimte in de stad voor een inclusieve en circulaire economie in de toekomst? Contact en verslaglegging @ David Dooghe (david.dooghe@deltametropool.nl)


DEELSESSIE 3

AGGLOMERATIEKRACHT EN INNOVATIE

Onder leiding van Cees van Boven, bestuurslid van de vereniging, begon de deelsessie over Agglomeratiekracht en Innovatie bij één van onze mainports, het Rotterdamse Maritieme Cluster. We eindigden in de hoofdstad, bij het culturele aanbod van Amsterdam vergeleken met de rest van Nederland. Wat zijn de kwesties als we het hebben over agglomeratiekracht? Wat is de nieuwe rol van de overheid? Hoe kan je op verschillende niveaus samenwerking organiseren? Vereniging Deltametropool maakt zich hard voor de internationale positionering van ons metropolitane gebied dit sentiment werd in de inzendingen breed gedeeld.

integrale aanpakken en de kennis over duurzaamheid zijn allemaal niet als eenvoudig product in de markt te zetten. Niet via traditionele handelsmissies, maar door het succes van onze steden en landschappen uit te dragen. Theo Vermeulen (Juwon) hield een pleidooi voor de stadsstaat Nederland als culturele magneet – steden, zoals Amsterdam, moeten over hun culturele grenzen kijken en in plaats van iedere stad voor zich, zich veel meer gezamenlijk presenteren en positioneren voor de potentiele (internationale) bezoeker. Immers, de culturele consument is geïnteresseerd in wat Nederland op cultureel gebied te bieden heeft en hoe daar te komen, en is dus gebaat bij brede informatie en laagdrempelig OV. Jan-Willem Wesselink (Kennislab voor Urbanisme) liet zien dat regio’s niet van bovenaf bedacht kunnen worden en dan spontaan gaan samenwerken. Zo is voor de Amsterdamse Westas, met behulp van studenten, een proces gestart om een innovatieve regio te vormen. Niet vanuit de overheden, maar samen met stakeholders, bedrijven en kennisinstellingen, die elkaar voorheen amper kenden en zeker niet samenwerkten.

Van aanbod- naar vraaggestuurd Het overkoepelende thema bij alle inzendingen en presentaties was de verschuiving van aanbod- naar vraag gestuurd. De tijd van blauwdrukken en voorschrijven is voorbij – het gaat nu om samenwerken, coalities vormen en over de institutionele grenzen kijken wat er nodig is. Dit vergt een nieuwe rol van de (Rijks)overheid. De gemeente Rotterdam zoekt bijvoorbeeld naar een nieuwe rol en aanpak bij het Maritieme Cluster. Onder andere wordt een platform georganiseerd om een open gesprek te voeren met alle stakeholders. Martin Aarts (gemeente Rotterdam) lichtte toe dat de gemeente laat zien wat

ze te bieden heeft, maar ook graag wil horen wat de stakeholders nodig hebben. Het doel is samenwerken om het Maritieme Cluster de internationale positie te laten krijgen en houden die erbij hoort. Verrassend inzicht is dat ook een grote maritieme sector vrij naar binnen gericht is; men kent elkaar, maar niet de buren of aanpalende sectoren. Bij de export van de Dutch Approach voor stedelijke ontwikkeling komen sturing op aanbod en vraag op een andere wijze terug. Thijs van Spaandonk

“Ook de grote maritieme sector is nog vrij naar binnen gericht.” - Martin Aarts

(transitionLAB) vindt de manier waarop de Dutch Approach nu geëxporteerd wordt, als onderdeel van het topsectorenbeleid, niet overeenkomen met het karakter van de Dutch Approach. Het maatwerk van ontwerpers, het betrekken van gebruikers en omgevingsfactoren, de

Visionaire overheid gevraagd Elkaar kennen, vertrouwen en weten te vinden, is een thema dat telkens terugkeert. De nieuwe rol van de overheid lijkt daardoor steeds meer te liggen in het bevorderen van de juiste netwerken en coalities. Los van alle concrete ruimtelijke opgaven - die ook in het Jaar van de Ruimte worden geadresseerd - is de nieuwe rol van de overheid, de verhouding van de overheid op allerlei schaalniveaus tot het bedrijfsleven, kennisinstellingen en de burger (ook wel de quadrupel helix genoemd), misschien wel één van de belangrijkste thema’s. In een tijd waar de overheid al snel zegt ‘daar gaan we niet meer over’, is er duidelijk behoefte om te weten waar men nog wel over gaat en welke ambities men wil waarmaken. Voor het thema Agglomeratiekracht en Innovatie ligt er een duidelijke opgave om gezamenlijk Nederland internationaal op de kaart te zetten als één grote stad. Dit inzicht sluit naadloos aan bij de Oproep van de vereniging tot een metropolitane strategie en agenda voor Nederland. Een oproep die een nieuwe houding vereist, waarbij we onze kracht, zoals aantrekkelijke steden, een hoogopgeleide bevolking, mainports van formaat, op een slimme manier in hun onderlinge samenhang in stelling brengen. Het is tijd dat we onszelf ook gaan beschouwen als een metropolitaan stelsel van verbonden stedelijke regio’s en ernaar handelen. Dit levert niet alleen bestuurlijke vraagstukken op, maar gaat ook over een aantrekkelijk vestigingsmilieu, kansen voor start-ups, over voldoende goede en betaalbare woningen, uitstekend OV, enzovoorts. Dit kan niet zonder een visionaire, innovatieve rol van de overheid. Het sectorale denken wordt nog niet vanzelfsprekend ingeruild voor een op samenwerken gerichte metropolitane strategie. Contact en verslaglegging @ Yvonne Rijpers (yvonne.rijpers@deltametropool.nl)


DEELSESSIE 4

INTERNATIONALE NETWERKEN

Direct op elkaar afstemmen van infrastructuur en ruimte is één van de belangrijkste opgaven van de netwerksamenleving. Zijn nieuwe vormen van stedelijkheid denkbaar, die beter geënt zijn op OV en het delen van auto’s? Hoe benutten we knooppunten en frequentieverhoging op het spoornetwerk beter? Kunnen we onze concurrentiekracht vergroten door middel van betere internationale netwerken? Het resultaat van deze deelsessie, onder leiding van Pepijn van Wijmen, was duidelijk: er is nog een hoop te doen. Het blijft moeilijk om al deze opgaven om te zetten in directe en concrete acties.

toe aan de hand van de casus Hoofddorp: onduidelijke entrees naar het station, onaantrekkelijke routes, en een identiteitsloze omgeving. Er is in Hoofddorp een proces in gang gezet om met kleinschalige projecten, samen met partijen uit het gebied, de omgeving van deze last mile stap voor stap te verbeteren. Bastian Jansen (provincie Utrecht) toonde aan dat, mede door het Rijksbeleid, programma’s zoals zorg en onderwijs nog slechts op een beperkt aantal plekken geconcentreerd zullen worden. Dit leidt tot “intensieve menshouderij” en drukke plekken worden steeds drukker. De Uithof is een goed voorbeeld van zo’n (toekomstig) knelpunt waar een mobiliteitsprobleem ontstaat. Door het toevoegen van programma wordt het er almaar drukker, maar tegelijkertijd is de Uithof onvoldoende aangetakt op het OV-netwerk, hebben beter benutten maatregelen onvoldoende effect,

De cruciale ‘last mile’ De rode draad in deelsessie 4 was dat het versterken van onze internationale positie niet alleen gaat om het verbeteren van internationale netwerken, maar juist ook om de cruciale ‘last mile’. Het pleidooi van Bas Govers (Goudappel Coffeng) voor een nieuwe ordening van schaalniveaus (stadsgewestelijk, interregionaal en internationaal) krijgt bijval van de deelnemers. Nieuwe snelle verbindingen bieden ten slotte potentie voor (nieuwe) economie. Ze leveren meer op dan alleen een betere vervoerswaarde; juist fysieke nabijheid stimuleert samenwerking. Nederlandse steden moeten beter verbonden worden met zowel de nabije buitenlandse centra in Noord-West Europa als met elkaar. Vooral richting Duitsland mist een snelle treinverbinding die kan concurreren met de auto. Op het interregionale schaalniveau

is vier-sporigheid op de belangrijkste trajecten noodzakelijk om snellere verbindingen mogelijk te maken. Verder liggen er kansen in het versterken van steden door beter stadsgewestelijk OV en optimale verbindingen tussen sprinters, metro en sneltram. Freek Bos (Rover) benoemde vervolgens in zijn presentatie het belang van het individu en het tijdsaspect: zorg dat iedere reiziger gemakkelijk zijn weg kan vinden op een station en denk na over onder andere openingstijden en bereikbaarheid van publieke voorzieningen. Dat naast het hogere schaalniveau - zo belangrijk voor onze economie - juist ook het lokale schaalniveau niet vergeten mag worden, werd duidelijk in de volgende twee bijdragen. Want wat bieden we die partner uit Duitsland als hij uiteindelijk uitstapt op bijvoorbeeld station Hoofddorp? “De last mile is de plek waar iedereen weer voetganger wordt”, zei Rijksadviseur Rients Dijkstra recent. Boris Hocks (Posad) lichtte de problematiek op dit schaalniveau

“De ‘last mile’ is de plek waar iedereen weer voetganger wordt.” loopt het onderliggend weggennet vast en komen er steeds minder parkeerplaatsen. En voor wie denkt dat de fiets hier uitkomst biedt is er een vervelende mededeling: de fiets is de nieuwe auto. Er ontstaan al fietsfiles en er zijn onvoldoende stallingen, hoeveel er ook wordt bijgebouwd. Zijn fysieke infrastructurele investeringen op dit type locatie noodzakelijk? En welke rol ligt er voor ontwikkelende partijen en gebruikers? Er moet in ieder geval meer integraal gekeken worden naar de mobiliteitseffecten van beleid. En wat doen we morgen? De deelsessie leverde veel stof op tot discussie: wanneer er wordt gekozen voor specifieke (inter)nationale clusters, heeft dit ook consequenties voor het vervoer, zowel op (inter)nationaal als op lokaal schaalniveau. Er wordt echter nog weinig nagedacht over deze consequenties en de daarbij behorende investeringen. Daarnaast passen de instrumenten van vandaag niet meer bij de oplossingen van morgen. Zo is er spanning tussen de strategie- en beleidswereld enerzijds, en de projectenwereld anderzijds. Toekomstige keuzes en ontwikkelingen worden daardoor al vaak onmogelijk gemaakt, voordat er überhaupt gekozen is. En waarom wordt er nog niet op regionaal niveau belasting geheven, als verantwoordelijkheden juist worden gedecentraliseerd? De voorbeelden van Hoofddorp en Utrecht laten zien dat het lastig is bewustwording te creëren, ontwikkelende partijen en gebruikers te betrekken en hen mede verantwoordelijk te maken. Dit terwijl de oplossingen juist lijken te liggen in dit bredere verband. Veel stof tot nadenken over waar we nu morgen mee aan de slag kunnen gaan! Over één ding lijken we het in ieder geval wel eens te zijn: het gaat tegenwoordig om stedelijke bereikbaarheid, en dat lossen we niet op met asfalt. Contact en verslaglegging @ Miriam Ram (miriam.ram@deltametropool.nl)


DAGCONCLUSIE

5 HELDERE LIJNEN

Het Metropool Forum 2015 kende mooie presentaties, levendige discussies en nieuwe inzichten. Eén van de genoemde uitdagingen betreft het vormen van een netwerk van klimaatactieve steden, met benutting van nabijheid en connectiviteit. Vaak genoemde ontwikkelprincipes waren het verbinden van schaalniveaus, betrekken van politici bij ruimtelijke opgaven, alliantievorming, benutten van cultuur en landschap, families van opgaven verbinden en adaptief plannen met een ‘netwerkrol’ voor de overheid.

ruimtes. Hands-on stedenbouw is streetwise en vraagt om stedelijke dynamiek. In de huidige binnenstedelijke transformatieopgave dreigt deze dynamiek te verdwijnen ten gunste van monotone woongebieden, zonder ruimte voor economie, cultuur en/of innovatie.

Uit de bijeenkomst zijn vijf lijnen gedestilleerd: 1. De noodzaak van een grotere schaal De MRA of MRDH worden in professionele kringen al langer als belangrijk gezien. Nu wordt ook het belang benadrukt van de schaal die de Randstad ontstijgt: Randstad plus Brainport, Noord-West Europa en onze relatie met Vlaamse Ruit en Ruhrgebied. 2. Beter openbaar vervoer Nieuwe gezichtspunten hierbij zijn de noodzaak van een internationaal OV systeemniveau, naast de sprinteren intercity netwerken, èn betere systeemintegratie op stadsregionaal- en metropoolregioniveau.

4. De actieve overheid De noodzaak voor een visionaire overheid die kaders schept op de grotere schaal kwam vaak ter sprake. Dit staat enigzins haaks op het huidige politieke klimaat van DIY en de participatiesamenleving. Gevraagd is een moderne vorm van governance met een bijpassende, ontwikkelingsgerichte rol van de overheid. 5. De verbinding tussen stad en buitengebied Onze inspanningen om, in navolging van Peter Hall’s pleidooi van 50 jaar geleden deze koppeling veel sterker te leggen, krijgen steun in de bijdragen. De opgave ziet er anno 2015 wel wat anders uit, van stad-land dychotomie naar metropolitaan landschap.

3. Het belang van de kleine schaal Innovatie vindt niet alleen plaats in de daarvoor geplande

Met deze nieuwe bagage op zak en met opgefriste contacten werkt de vereniging dit jaar verder, samen met u, aan de cruciale ruimtelijke opgaven van de Nederlandse metropool. Zowel in de lopende onderzoeksprojecten als het publieke debat, bijvoorbeeld in het Jaar van de Ruimte.

MEER INFORMATIE

PARTNERS

Meer informatie, het programmaboekje met bijdragen, presentaties en foto’s vindt u op: www.metropoolforum.nl Vereniging Deltametropool Aert van Nesstraat 45 - 13e etage Postbus 600, 3000AP Rotterdam +31 (0)10 737 0340 | secretariaat@deltametropool.nl


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.