Huyzentruyt De Woonmix

Page 1

Philippe Muyters “Mensen staan open voor verandering, als je kunt aantonen dat de verandering voordelen biedt.”

Woonreportage Van woonwens tot woonstraat: pilootproject Modus7

Wulf Daseking “Stedelijke ontwikkeling en planning zijn cruciaal om maatschappelijke kwesties op te lossen.”

Duurzame steden Freiburg, het mekka van duurzame stads­ontwikkeling

p. 18

p. 8

p. 22

p. 20

Een magazine met nieuws, duiding en interviews over de jongste trends en ontwikkelingen rond wonen in Vlaanderen.

Bouwen aan de woonwijken van morgen • uitgave 1 • september 2013

Voorwoord ENQUETE De

Woonwens Vlaming anno 2013

Philippe Huyzentruyt

van de

Hoe woont de Vlaming vandaag?

Hoe wil hij wonen?

Beste lezer, Er zijn weinig zaken die de Vlaming zo na aan het hart liggen als het huis waarin hij woont. Daarom ben ik mij zeer sterk bewust van de bijdrage die we met de verschillende bouwondernemingen van Groep Huyzentruyt kunnen leveren aan het welzijn van de paar miljoen gezinnen die in onze regio leven. Het is vaak zoeken naar evenwichten voor wie zich in deze sector beweegt. Tussen de wensen van de bewoner en de noden van de maatschappij. Tussen de regelgeving van de diverse overheden en de prioriteiten die elke Vlaming voor zichzelf wil leggen. Tussen de behoefte aan een eigen woning en de beperkte financiële ademruimte die velen voelen in een aarzelende economie. Groep Huyzentruyt besliste reeds in 2008, dus in volle crisis, om middelen en tijd te investeren in de zoektocht naar een nieuw type woning dat een antwoord biedt op de typische Vlaamse woonverlangens, en tegelijk de diverse invalshoeken van beleidsmakers en maatschappelijke noden zo goed mogelijk met elkaar verzoent. Vandaag, 5 jaar later, doet het mij plezier om vast te stellen dat de Modus-woning reeds door zeer velen als een stap in de goede richting ontvangen is.

p.

14

Dit woningtype integreert veel van de principes die bij ons en in het buitenland opgang maken onder planologen en urbanisten, maar dan zonder voeling te verliezen met de realiteit van onze Vlaamse dorpen en steden.


2

Een Modus-woning is compact en dus energiezuinig, flexibel invulbaar, kant en klaar bij aankoop en onderhoudsarm. Ze is waar mogelijk optimaal ingebed in een verkeersluwe en groene woonomgeving. En ze biedt, door een doorgedreven rationaliteit in de planningsfase, het voordeel dat ze financieel haalbaar blijft voor het toenemende aantal mensen dat zijn budget niet integraal aan een woning wenst te spenderen. Ook wie dus niet tot de klassieke categorie van de tweeverdieners behoort, kan zich een Modus veroorloven. Het is aangenaam om vast te stellen dat de Modus-principes die wij 5 jaar geleden definieerden en intussen voortdurend bijschaafden, inderdaad perfect inspelen op de richting waarin de woonwens van de Vlaming evolueert. Ik schrijf “inderdaad”, omdat wij in deze Woonmix de resultaten kunnen publiceren van een enquête bij 750 Vlamingen die in onze opdracht uitgevoerd werd door een onafhankelijk onderzoeksbureau. In vergelijking met voorgaande studies bevestigen deze resultaten een nieuwe realiteit die in toenemende mate ingang vindt in Vlaanderen. De meeste respondenten geven aan dat zij vandaag een volledig afgewerkte woning willen aankopen. Ze willen geen jaren meer bouwen en verbouwen, en willen evenmin hun laatste euro in een woning investeren. Zowel wat vrije tijd betreft als op financieel vlak, willen meer en meer mensen na hun aankoop immers nog speelruimte overhouden. Ze willen hun woning personaliseren qua inrichting, maar evengoed andere prioriteiten in hun leven behouden. Vrienden, vakantie, hobby’s voor zichzelf of voor de kinderen… het moet allemaal mogelijk blijven. Tegelijk wil de Vlaming zijn nieuwe woning energiezuinig, hecht hij belang aan een groene omgeving – als het even kan met weinig verkeer – en spreekt hij zich uit voor een inplanting die sociale contacten bevordert. Zoals iedereen die beroepsmatig met een of ander aspect van huisvesting bezig is, werken wij actief mee aan woonoplossingen zodat die voor iedereen beschikbaar zijn. Nu het traditionele gezin in onze maatschappij minder dan vroeger de norm geworden is, vinden wij het belangrijk om ook woongelegenheid te verschaffen voor wie alleen woont, met of zonder kinderen, aan actieve medioren en senioren, aan studenten of inwijkelingen, die allemaal op zoek zijn naar een eigen stek. Op die manier hopen wij niet alleen een economisch rendabel bedrijf te blijven, maar ook op maatschappelijk vlak relevant te zijn door onze bijdrage te leveren aan de creatie van een sociaal weefsel waarvan – u zult het met ons eens zijn – de eigen woning nog altijd de hoeksteen vormt. Ik wens u veel leesgenot!

Philippe Huyzentruyt Gedelegeerd Bestuurder Groep Huyzentruyt

Luc Martens Over duurzame stadsontwikkeling en de rol van lokaal bestuur, investeerders en inwoners

Bruno Raes “Wij moeten ver vooruit kijken om niet achterop te lopen.”

p. 6

p. 4

Definitie

De Moduswoning Van woonwens tot woning: met Modus vertaalt Groep Huyzentruyt de Vlaamse woonbehoeftes naar betaalbare en kwaliteitsvolle huizen.

EEN ANTWOORD OP… … de evoluerende Vlaamse woonwensen De Vlaamse woonwensen evolueren voortdurend, maar het Vlaamse woonaanbod evolueert maar moeizaam mee. Meer dan de helft van de huizen op de Belgische markt zijn ouder dan 50 jaar. Natuurlijk stellen bewoners vandaag heel andere eisen aan hun woning dan 50 jaar geleden. Gezinnen zijn vandaag vaak anders samengesteld. Comfort en duurzaamheid zijn belangrijker geworden. Riante afmetingen en een grote tuin zijn juist minder belangrijk dan vroeger. Jonge kopers betalen vaak liever minder af zodat ze wel nog op vakantie kunnen gaan, terwijl koppels met opgegroeide kinderen vaak op zoek gaan naar een kleiner, maar comfortabeler huis. … de toenemende schaarste Elk jaar komen er in België 45.000 nieuwe huishoudens bij, maar worden er slechts 20.000 nieuwe woningen gebouwd. Die toenemende woonschaarste zet de huizenmarkt onder druk en doet de marktprijzen steeds verder stijgen. Bovendien zijn de bestaande woningen die betaalbaar lijken vaak zo verouderd dat er nog grote renovatiekosten bij komen.

1 op 2 van de Belgische gezinnen woont in een huis ouder dan 50 jaar

45.000 nieuwe huishoudens extra per jaar in België

slechts

20.000 nieuwe woningen extra per jaar


3

Joris Scheers “Veel Vlamingen denken vandaag anders over wonen.”

p. 22

IN EEN NOTENDOP Compact en betaalbaar Een Modus-woning is een nieuwkoopwoning in dezelfde prijsklasse als een rijwoning of een appartement, maar dan volledig afgewerkt en gloednieuw. Besparingen worden bereikt door optimalisering en rationele in­ delingen (optimale overspanning, de auto wordt uit het woonvolume gehaald). Voor de indeling en afwerking zijn verschillende keuzes mogelijk, voor elk budget. Kwalitatief en duurzaam Modus-woningen hebben een beperkte ecologische voetafdruk. Zij combineren maximale energieprestaties met comfortabel wonen door efficiënte verwarmingstechnieken (vloerverwarming, warmtepomp) en isolatie volgens de actueelste normen. Er worden geen toegevingen gedaan op de kwaliteit van de Modus-woningen. De uitvoering gebeurt uitsluitend met hoogwaardige materialen en technieken. Om de kwaliteitsclaims van Modus hard te maken, komt zo'n woning met 15 jaar garantie in plaats van de gebruikelijke 10 jaar wettelijke aansprakelijkheid. Groene en warme leefomgeving We leven niet alleen in huis, maar ook in onze buurt. Daarom kadert een Modus-huis in een breder project van stadsontwikkeling, en biedt het een stedenbouwkundige meerwaarde in de vorm van optimale mobiliteit. Binnen de Modus-ontwikkeling wordt meer ruimte gegeven aan leef- en woonkwaliteit en minder aan verkeer. Verkeersluwe leef- en speelstraten zorgen voor meer veiligheid en meer sociaal contact. Daarnaast is er ruimte voor gemeenschappelijk groen als natuurlijke verlenging van de woonomgeving, naast de rust en privacy van de eigen achtertuin.

DE 10 Modus-PRINCIPES 1

Betaalbaar: een richtprijs vanaf 220.000 euro all-in.

2

Geoptimaliseerd qua inrichting en functionaliteit voor diverse leeftijden en gezinnen.

3

4

5

Compact: 100m² woonoppervlakte verdeeld over een of twee verdiepingen. Geïndividualiseerd, want aangepast aan de noden van de individuele bewoner, met verschillende opties qua indeling en afwerking.

6

Uitsluitend gebouwd met kwaliteitsmaterialen, 15 jaar gegarandeerd.

7

Instapklaar en onderhoudsarm.

8

Voorzien van een terras of compacte tuin.

9

Zoveel mogelijk ingebed in een verkeersluwe en groene omgeving.

10

Een perfect alternatief voor de oudere, vaak nietenergiezuinige (rij)woning met tal van renovatiekosten, of voor het typische appartement.

Energiezuinig en voorzien van efficiënte verwarmingstechnieken.

“Onze ambitie? Zoveel mogelijk mensen aan een betere woning helpen.” Joris Ockier p. 12


4

Interview

Bruno Raes Directeur Project Development & Investments, Groep Huyzentruyt

Het is onze taak om jaren vooruit te kijken. Hoe zal de Vlaming wonen in 2020?

Bruno Raes is directeur van de business unit Project Development & Investments bij Groep Huyzentruyt. Zijn 13-koppige team van specialisten ontwikkelde het concept Modus. De evoluerende woonverlangens van de Vlaming dienen daarbij als leidraad, succesvolle projecten en woonideeën van over de hele wereld als inspiratiebron. Oplossingen zoeken voor de Vlaamse bouwmarkt lijkt een mooie uitdaging. Wat is de voornaamste eigenschap waarover uw mensen moeten beschikken? “Het gaat nooit om één eigenschap, maar om de combinatie van inzichten en disciplines en hoe die op elkaar inwerken binnen het team. Onze mensen zijn architect, ingenieur, makelaar, urbanist, ikzelf kom uit de wereld van het notariaat… Het belangrijkste is ongetwijfeld een open geest.” En waar haalt uw team zijn inspiratie? “Van overal. Wij onderwerpen onszelf voortdurend aan alle mogelijke invloeden. Projecten uit binnenen buitenland, studies, berichtgeving in de pers… In Nederland bijvoorbeeld zijn magnifieke voorbeelden van compacte woonvormen te vinden die opgenomen zijn in een ruimere groene omgeving waardoor de bewoner een comfortabel gevoel van open ruimte heeft. Alles wat bijdraagt tot een vruchtbare kruisbestuiving kan ons helpen om de woonoplossing van de toekomst verder te ontwikkelen.” U kijkt daarbij ver vooruit? “Een goede projectontwikkelaar moet in zijn onderzoek en ontwikkeling meerdere jaren voorsprong kunnen nemen op de huidige stand van zaken. Met een boutade: binnen de afdeling Project Development werken wij vandaag aan de woonoplossingen van overmorgen. Dit komt omdat de periode tussen de start van een ontwikkeling en het verkrijgen van de nodige vergunningen vaak een aantal jaren in beslag neemt. Tel daarbij nog eens de effectieve periode van realisatie en je begrijpt dat wij ver vooruit moeten kijken om niet achterop te lopen. Dat maakt ons werk tegelijk zeer moeilijk en zeer boeiend. Maar


5

omdat de Groep projecten bedenkt en ze ook zelf kan uitvoeren, als ontwerper én bouwer, zijn wij intussen een voorloper op de markt.” U bent niet alleen directeur van projectontwikkeling maar ook van investeringen. Dat zijn twee zeer uiteenlopende disciplines. Vanwaar die combinatie? “Hoewel projectontwikkeling en investeringen op zich weinig gemeen hebben, zijn ze toch nauw met elkaar verbonden. We stellen vast dat de Vlaamse woningmarkt aan het evolueren is. In het verleden was privé-eigendom de norm in Vlaanderen. Maar wij zien al een hele tijd dat niet iedereen zich een woning zal willen of kunnen permitteren in de nabije toekomst. Ter compensatie zal er wel een groep ontstaan van investeerders die meerdere woningen en/of appartementen bezitten met de bedoeling die te verhuren. In de ons omringende landen is dat nu al in belangrijke mate het geval. Nu moet je weten dat investeerders heel anders naar een eigendom kijken dan eigenaars. Die laatste redeneren deels vanuit emoties, ze zien eerst en vooral de thuis waar ze hun leven zullen in doorbrengen, kinderen grootbrengen en oud worden. Investeerders zien een eigendom vanuit een financiële invalshoek, als rendementsproduct, ze kijken er vanop een afstand naar en brengen er niet zelf hun leven door. Nu is het evident dat Groep Huyzentruyt bij het ontwikkelen van nieuwe producten voor de woonmarkt ook rekening houdt met de evolutie van zijn doelgroepen – met vastgoedinvesteerders dus als belangrijke groeimarkt. Bovendien merken we dat er een grote appetijt in de markt is om niet alleen in bakstenen te investeren, maar vastgoedfinanciering ook als een roerende beleggingsvorm te exploreren. Ook inzake projectfinanciering werken we dus aan boeiende samenwerkingsvormen op maat van investeerders. Ik combineer de twee domeinen omdat wij het belangrijk vinden om een brug te slaan tussen de woonoplossingen die wij ontwikkelen en de mensen die er in de toekomst in zullen investeren. U spreekt van doelgroepen in het meervoud. Modus is een concept dat tegelijk meerdere doelgroepen wil aanspreken? “Heel juist. Modus is niet zozeer een type woning dan wel een woonconcept dat zeer flexibel opgevat is. Het basisprincipe is een gunstige verhouding tussen bewoonbaarheid, functionaliteit of comfort enerzijds en rendement op basis van betaalbaarheid anderzijds. Een Modus-woning, in welke vorm dan ook, biedt een optimaal evenwicht tussen beide noties. Daardoor vormt zij een goede investering, zowel voor wie de woning zelf zal bewonen als voor wie ze wil verhuren.” Hoe is Modus eigenlijk ontstaan? “Modus is, zoals veel producten, ontstaan uit een crisis – namelijk de kredietcrisis van 2008 die ons ook op veel vlakken raakte. Een van onze dochterondernemingen, Beyaert Construct, actief in de appartementenbouw voor eigen projecten en voor aannemingen aan derden, voelde de gevolgen. Veel belangrijke investeringen – ook in vastgoed – wer-

“Woekeren met vierkante meters is niet moeilijk, meer doen met minder is dat wel.”

den toen immers uitgesteld. Intussen is de markt van de appartementen sinds die tijdelijke dip weer stevig opgeveerd, maar binnen de Groep maakten wij van die vertraging gebruik om op zoek te gaan naar alternatieven en diversificatie, voor het geval de Belg ooit niet langer in appartementen zou willen wonen en investeren. Wij detecteerden naarmate we dieper groeven dat er ook hier weer een emotionele component meespeelt. Heel wat mensen vinden een appartement qua oppervlakte en mogelijkheden best wel interessant. Maar ze hebben het moeilijk met het gemeenschappelijke aspect. Je hebt buren onder, naast en boven jou. En je moet delen in de kosten, ook al ben je het niet altijd eens met de besteding van de centen die je zo uitgeeft. Denk aan de nieuwe lift die er komt terwijl de oude voor jou nog gerust voldoet… Mensen hebben vaak moeite met het aspect van mede-eigendom en verkiezen daarom een eigen woning. Belgen en Vlamingen zijn bij uitstek individueel gericht als het op hun woning aankomt, dat zit in onze genen. Een en ander heeft ertoe geleid dat Groep Huyzentruyt op zoek ging naar een woning die de kwaliteiten van een appartement biedt – groot genoeg maar niet te groot, misschien met een terras of een kleine tuin – maar niet de nadelen van de gedeelde eigendom met zich meebrengt. Dat leidde ons tot het Modus-concept van compacte, flexibel invulbare woningen met een zeer goede prijs/kwaliteit/ comfort-verhouding. Is het idee Modus sinds zijn ontstaan al veel verder geëvolueerd? “Vanuit de ontstaansgeschiedenis zijn we inderdaad ver doorgeëvolueerd, in meer dan één richting tegelijk. Ik vind dat een mooie illustratie van het potentieel dat onder de noemer Modus verborgen zit. Modus is vandaag een rijp concept dat allerlei doelgroepen kan aanspreken. En telkens we een nieuwe maatschappelijke uitdaging onderkennen, zijn we niet bang om van een wit blad te vertrekken en alles opnieuw door te denken. Ik verwijs graag naar

de proeftuin Modus7 die we in Deerlijk voorstellen. De 7 verwijst naar het feit dat we hier expliciet 7 types Modus-woningen integreren, als illustratie van de diversiteit die mogelijk is binnen de nochtans strakke omschrijving van kenmerken. Op ongeveer 100m² woonoppervlakte verdeeld over twee verdiepingen slagen we er hier aantoonbaar in om zowel jonge koppels, actieve medioren, minder mobiele senioren, nieuwe gezinsvormen als het klassieke gezin met kinderen een woning te bieden, helemaal op maat van hun behoeften. Een evolutie waarin we trouwens nog een stuk verder kunnen gaan. Ik denk daarbij luidop aan een Modus-studentenkot, Modusserviceflat, Modus-appartement. Er zijn nog zoveel woonvormen die compacter, slimmer en efficiënter kunnen.” U benoemt naast dat klassieke gezin met kinderen ook een aantal andere doelgroepen. Hoe belangrijk zijn die voor Groep Huyzentruyt? “Steeds belangrijker. Allerlei studies tonen aan dat onze maatschappij evoluties ondergaat die onze manier van wonen in toenemende mate beïnvloeden. Het begint inderdaad met een gewijzigde demografie, met meer ouderen en meer alternatieven voor de klassieke gezinsvorm. Daarbij komt het economische aspect: we leven in minder rijke tijden dan vroeger. Meer en meer mensen voelen dat zo aan, en gedragen zich daar ook naar. Tegelijk is er de concentratie van mensen op bepaalde populaire plekken, de stadsrand bijvoorbeeld, gecounterd door een duidelijke wens om de open ruimte in Vlaanderen niet verder aan te snijden. En dat is niet de enige beperking die de maatschappij via onze beleidsmakers oplegt: de bouwnormen inzake isolatie en energie-efficiëntie worden immers steeds strenger. En dan kom ik andermaal terug op de emotionele component, met de vaststelling dat de consument evolueert naar een aangepaste set woonwensen.”


6

Beleid

De Vlaming zoekt niet noodzakelijk meer naar het klassieke huis met tuin op 1.000m²? “De enquête die Groep Huyzentruyt liet uitvoeren bevestigt dat. Jongere mensen willen graag een woning verwerven die afgewerkt is. Tijd en geld zijn even schaars en naast de woning zijn er heel wat andere prioriteiten bijgekomen, van quality time met of zonder kinderen tot fitness en een breder sociaal leven, online en offline. Dat brengt mij bij een andere definitie van Modus, als een betaalbaar, creatief antwoord op de vele invloeden en evoluties die we allemaal ondergaan.” Betaalbaar wonen lijkt een van uw basisdoelstellingen? Is dat niet typisch een zorg voor de overheid? “Ik zie vandaag een toenemend aantal mensen die zich de typische bovenmaatse woning van vroeger niet meer kunnen of willen veroorloven. De nieuwe strengheid die heerst bij de banken helpt natuurlijk ook niet. Doordat een kandidaat-koper vandaag een kleiner percentage van de totale aankoopsom kan lenen in vergelijking met vroeger, is een grotere persoonlijke inbreng nodig. Bepaalde doelgroepen hebben nog geen eigen spaarpotje kunnen aanleggen. Tegelijk zijn de generaties van ouders en grootouders minder vrijgevig, omdat zij zelf hun levensstijl en de kost van ouder worden willen blijven financieren zonder afhankelijkheid. Deze factoren samen zorgen ervoor dat de top van de piramide, die zich een eigen woning boven de 250.000 euro kan veroorloven, gevoelig smaller is geworden.” “En bij de vaststelling dat er in Vlaanderen elk jaar meer woningen nodig zijn maar er tegelijk minder gebouwd worden, denk ik dat bouwpromotoren uit de privésector in het lenigen van de woonnood een rol kunnen en moeten spelen. Met de krimp in publieke middelen zie ik de overheid dit probleem in elk geval niet alleen oplossen. Wat onze beleidsmakers wel kunnen doen, is zorgen voor een speelveld waar alle mogelijke oplossingen voor de toenemende woningschaarste een kans krijgen op basis van dezelfde criteria. En er is nog zoveel meer dat kan gebeuren om de toenemende schaarste te verlichten. Ik denk bijvoorbeeld aan de grondreserves in handen van (semi-)publieke instanties die van de overheid in al haar verschijningsvormen een van de belangrijkste grootgrondbezitters maken. Geef een deel van die gronden vrij voor ontwikkeling, of beter nog, organiseer een systeem van erfpacht zoals in veel buurlanden waarbij gebouwd kan worden op grond die intussen in publieke handen blijft tegen een vergoeding van bijvoorbeeld 1.000 euro per jaar gedurende 99 jaar. Zo blijft wonen toegankelijk voor een grotere groep mensen, zonder nadelige gevolgen voor de privésector.” Wat kunnen lokale beleidsmakers en ambtenaren doen in de strijd om iedereen een dak boven het hoofd te geven? “Heel eenvoudig: een creatieve, ondernemende partner worden die constructief met ons meedenkt. Ik kijk ernaar uit dat beleidsmakers het Modus-concept nu dankzij Modus7 daadwerkelijk kunnen ervaren in plaats van op plan te oordelen. Ik weet zeker dat die ervaring zal aantonen dat kleinschaliger wonen niet minder kwaliteitsvol of aangenaam hoeft te zijn. De beperkingen die we onszelf oplegden inzake oppervlakte, voetafdruk en prijs hebben ons creatiever gemaakt. Woekeren met vierkante meters is niet moeilijk, meer doen met minder is dat wel. Wij allemaal, tot en met onze voorzitter Philippe Huyzentruyt zelf, zijn trots op wat we bereikt hebben na vijf jaar ontwikkeling. De bewoners die een Modus-woning betrekken zijn bijna zonder uitzondering positief over hun huis. Dat is voor mij en mijn team het mooist denkbare compliment.”


7

LUC MARTENS Burgemeester van Roeselare en voorzitter VVSG

Steden moeten hoge kwaliteits­ eisen durven stellen Luc Martens over duurzame stadsvernieuwing en de rol van lokaal bestuur, investeerders en inwoners Steeds meer Vlamingen willen in de woonrand van een stad of gemeente wonen, zo blijkt uit de enquête “De Woonwens van de Vlaming 2013”. Een evolutie die ook Luc Martens, burgemeester van de stad Roeselare en voorzitter van de Vlaamse Vereniging voor Steden en Gemeenten (VVSG), de laatste jaren opmerkt. Hij vertelt hoe hij onze steden en gemeenten ziet evolueren en hoe hij als burgemeester zelf creatieve oplossingen zoekt in samenspraak met inwoners en investeerders. “Zowel het centrum als de rand van de stad winnen de laatste jaren aan populariteit”, zegt burgemeester Luc Martens (CD&V). “Mensen uit verschillende bevolkingslagen zoeken hier hun plekje, elk met hun specifieke doel voor ogen. Jonge gezinnen kiezen ervoor om net buiten de stad te wonen: dicht bij alle winkels en openbaar vervoer, maar toch nog in de rust van de rand. Oudere mensen willen dan weer specifiek in het centrum wonen; met veel sociaal contact en een woning op wandelafstand van diensten en winkels. Daarnaast zoeken ook veel alleenstaande ouders of mensen met een lager inkomen hier hun plaats, omdat een groot sociaal netwerk en tegelijk een zekere anonimiteit voor hen belangrijk zijn. De oudere stadswijken worden dan weer stilaan bevolkt door jonge enthousiastelingen die oude woningen voor een klein prijsje kopen en die zelf renoveren.” Sociale dynamiek Die toenemende sociale mix is voor steden en gemeenten een grote uitdaging, maar kan volgens Luc Martens via een open dialoog en met de juiste begeleiding een meerwaarde bieden voor de stad. “Het idee om sociale woningen in afgezonderde wijken buiten de stad onder te brengen is hoe dan ook achterhaald. Woningen voor jonge gezinnen en actieve

tweeverdieners kunnen perfect gecombineerd worden met sociale huurwoningen. De interactie tussen die groepen kan voor een erg dynamisch netwerk zorgen waarbij verschillende sociale groepen voor elkaar betekenisvol kunnen zijn. Daartegenover staat dat een duurzaam sociaal woonbeleid ook de individuele behoeften moet respecteren. Bepaalde bevolkingsgroepen dwingen om naast elkaar te leven, zal alleen maar voor wrevel zorgen.” Martens benadrukt daarbij dat een optimale woonbegeleiding in gemengde sociale woongebieden belangrijk zal zijn voor de toekomst. “Alleen zo kan je mensen met een complexere sociale achtergrond integreren in de stad. We moeten ervoor zorgen dat sociale woningen duurzame en kwaliteitsvolle woningen worden: we bouwen vandaag leefomgevingen voor de toekomst.” Vernieuwing en creativiteit Om aan de woonbehoeften en -wensen van al die verschillende groepen te voldoen, moeten steden en gemeenten volgens Martens vernieuwen met een langetermijnvisie. We moeten bepaalde sites volledig durven hertekenen. Maar zijn alle inwoners wel zo tuk op ingrijpende nieuwbouwprojecten in hun stad? “Uiteraard hebben veel inwoners, ook hier in Roeselare, een emotionele band met hun stad en het uitzicht van straten, pleinen en gebouwen. Je moet hen dan ook van in het begin mee betrekken met stadsvernieuwingsprojecten. Zo start je een proces waarbij de inwoners emotioneel betrokken raken en zich kunnen identificeren met hoe hun stad of gemeente er in de toekomst zal uitzien.” “Het grootschalige bouwproject De Munt in Roeselare is daar een mooi voorbeeld van. Dat wordt gebouwd op de KBC-site, waar de voormalige Bank van Roeselare gevestigd was in een groot gebouw

“De uitdaging is woonsites uit te tekenen waar veel inwoners tegelijk op een compacte, betaalbare, maar ook aangename manier kunnen samenleven.”

met een soort toren vol marmer en glas. Er komen nu appartementen, een groot plein, handelsruimte en een parking van 700 plaatsen. Toch vonden veel inwoners het spijtig dat zo’n prestigieus gebouw met een lange geschiedenis tegen de vlakte zou gaan. We hebben hen toen mee in het verhaal betrokken en ervoor gezorgd dat er ook openbare voorzieningen komen, waaronder een gloednieuwe bibliotheek in een uitbreiding van de oude glazen toren. Dat overtuigde veel van onze inwoners: nagenoeg iedereen staat intussen achter het project.” Publiek-private samenwerking Toch is er volgens Luc Martens ook een niet te onderschatten rol weggelegd voor private spelers in duurzame stadsvernieuwing. “Het is een uitdaging voor architecten om woonsites uit te tekenen waar veel inwoners tegelijk op een compacte, betaalbare, maar ook aangename manier kunnen samenleven. Het visuele aspect is daarbij van groot belang: respect voor het uitzicht van de stad, aandacht voor variatie en ruimte voor groen. De lokale besturen moeten de lat daarbij hoog durven leggen: alleen zo zullen we ruimtes ontwikkelen die ook voor de volgende generaties nog aantrekkelijk zijn. Onze Vlaamse steden en gemeenten zoeken voor dergelijke projecten investeerders met een langetermijnvisie, projectontwikkelaars die niet kiezen voor de snelle winst maar mee met de lokale besturen rond de tafel willen zitten om samen tot een duurzaam verhaal te komen. De publieke en de private sector kunnen elkaar daarbij absoluut versterken.”


8

Fotoreportage Modus7

1

2

3

4

Van woonwens tot woonstraat: Modus7 Het woonproject Modus7 van Groep Huyzentruyt toont hoe bouwen volgens de Modus-principes oplossingen biedt voor de wensen en noden van vandaag. Zeven types van woningen vormen hier samen een dynamische woonstraat.

Modus7 in het kort Wat? Een proeftuin van 7 woningen volgens de Modus-principes Waar? Roelskouter, Deerlijk Concept Groep Huyzentruyt

Woning 3 is een moderne starterswoning met open keuken en kookeiland, lichte woonruimte en een compact bureau aan de straatzijde. Boven vinden we nog een ruime slaapkamer en een flexibele ruimte die gebruikt kan worden als grote dressing of compacte logeer足kamer.

Woning 1 heeft een open keuken met kookeiland en een ruime zithoek met zicht op de tuin. Boven bieden twee ruime kamers plaats aan een slaapkamer en een groot thuiswerkbureau, of een tweede slaapkamer. De badkamer zit ertussenin voor optimale toegankelijkheid en de ruimtes zijn extra licht dankzij het gebruik van glas. Woning 2 is een vorm van gestapeld wonen met een woongelegenheid boven en onder. De studio beneden beschikt over een tuin, open leefkeuken en aparte slaapkamer. De open studio boven beschikt over een ruim privacyterras en een ingenieuze gordijnwand over de hele lengte waar keukenfuncties, bergruimte en wasmachine achter verdwijnen.


9

5

6

7

Woning 7 is een lichte en Scandinavisch aanvoelende woning met een klassieke indeling voor een gezin met 2 kinderen. Beneden een uitgekiende keuken, grote eettafel en zithoek, boven drie slaapkamers en badkamer met ligbad.

Woning 4 past het loftprincipe toe in een rijwoning: de ruimtes zijn volledig open, en in de woonkamer biedt een vide dubbele plafondhoogte. De ruimte is visueel opgedeeld door een functioneel zwart blok in het midden waarin keuken, trap en bergruimte zijn opgenomen. Boven bevinden zich een ruime slaapkamer met inbouwkasten en een en-suite badkamer met inloopdouche.

Woning 5 is ideaal voor twee actieve bewoners, met ruimte voor gasten. Er werd samengewerkt met de Zilveren Sleutel, zodat deze woning voorbereid is op de noden en wensen van medioren en senioren. Beneden worden een compacte keuken, gezellige eethoek en ruime zithoek gecombineerd, boven vinden we een slaapkamer en een ruim bureau dat dubbel dienst doet als logeerkamer. Woning 6 is een bredere gezinswoning voor gezinnen met maximaal drie kinderen. De woning voldoet aan de strenge eisen en bemeubelingscriteria van de sociale woningbouwmaatschappij VMSW. Dit resulteert in een grote leefruimte, een keuken met ruime berging, drie slaapkamers en badkamer met ligbad.


10

Fotoreportage Modus7


11

De architect aan het woord Patrick Six, Ensemble Architecten Toen Groep Huyzentruyt Patrick Six contacteerde voor het Modus7-project, was hij meteen geïntrigeerd: “De uitdaging was de Vlaming een woning te bieden die betaalbaar is, architecturaal interessant en afgestemd op zijn reële woonbehoeftes. Dit project is mee met wat mensen zoeken, en loopt daarin voor op de typische woningen die vandaag nog overal gebouwd worden. Die zijn allemaal gelijkaardig, bieden stuk voor stuk dezelfde functies op dezelfde plaatsen, zijn zonder uitzondering gebouwd met dezelfde bewoners voor ogen: twee ouders en enkele kinderen. Het Modus-concept is helemaal anders.” “Een bepalende factor was de wetenschap dat bouwgrond steeds duurder wordt en bouwen steeds meer kost, maar dat de Vlaming ruimte toch heel belangrijk blijft vinden. Het was dus nodig compact te bouwen zonder een gevoel van ruimtelijkheid te verliezen. Ik heb mij aangesloten bij het projectontwikkelingsteam van Bruno Raes om het interieur en exterieur samen vorm te geven. Zeker bij compacte woningen moeten binnen- en buitenkant immers organisch aangepakt en op mekaar afgestemd worden. Dat kan logisch lijken, maar veel architecten laten de inrichting aan iemand anders over en denken dus te weinig na over hoe de ruimte eruit zal zien wanneer er in gewoond wordt en wanneer die daadwerkelijk bemeubeld is.”

“Door van binnen naar buiten te werken en te redeneren vanuit effectieve bewoners slaagden we erin compacte en betaalbare woningen te ontwikkelen die niet inboeten aan ruimte en comfort: er is vooral geoptimaliseerd. Zo zijn de woningen rechthoekig ontworpen met een plat dak om de ruimte ten volle te kunnen benutten. Deze troef konden we dubbel uitspelen dankzij de uitgekiende overspanning van de structuur, waardoor geen enkele steunmuur nodig is. Dat laat een enorm flexibele invulling van de woonruimtes toe: van grote loft tot drie slaapkamers. Ook de plafonds zijn hoger geplaatst om het ruimtegevoel te verhogen, en er is voor elk huis een specifiek pakket van inbouwkasten ontworpen zodat de ruimte niet doorbroken en verkleind wordt door los meubilair.” Met dergelijke eenvoudige maar effectieve ingrepen bepaalde Six mee de look, de inrichting en de indeling van de woningen, maar ook het straatbeeld: “We ontwierpen 7 verschillende gevels in witte crepi en zwart aluminium. Kleuren doen immers al snel gedateerd aan. Elk type woning heeft dus zijn eigen gevel, waardoor de huizen onderling gecombineerd kunnen worden voor een levendig en evolutief straatbeeld dat toch tijdloos en rustig aanvoelt.” “In het buitenland zijn ze al langer bezig met dergelijke projecten. Ook in Vlaanderen is er absoluut behoefte aan dit soort nieuwe en creatieve oplossingen voor de hoge woningnood. Dit project biedt een fantastisch alternatief voor het klassieke rijhuis of appartement: 7 types van huizen die gebouwd kunnen worden als collectief project met een groot ik-gevoel.”

Energiezuinig De woningen voldoen aan de strengste EPB-normen. Dankzij extra energiebesparende maatregelen als een warmtepomp, kan de koper kiezen voor een nog lagere energiefactuur en een gezondere leefomgeving.

Kwaliteit De uitvoering gebeurde uitsluitend met hoogwaardige materialen, met keuzemogelijkheden van aluminium ramen tot superisolerend glas.

Betaalbaar Een voluitgeruste woning zoals te zien in het pilootproject Modus7 zal al beschikbaar zijn vanaf 220.000 euro all-in.


12

Interview

joris Ockier CEO, Groep Huyzentruyt

Onze ambitie? Zoveel mogelijk mensen aan een betere woning helpen. Joris Ockier is CEO van Groep Huyzentruyt. Wij vroegen hem naar zijn visie op het belang van het Modus-woonconcept voor de toekomst van de Groep, naar de elementen die bijdragen tot het succes én naar de maatschappelijke relevantie ervan.

Hoe revolutionair is het concept Modus? “Modus is een wendbaar woonconcept dat zich in vele vormen kan manifesteren. Elke Modus-woning is het resultaat van een zorgvuldige afweging tussen de rationele en de individuele aspecten van een woning. Doordat we de structuur en opbouw uiterst rationeel bekijken, kunnen we de prijs per woning drukken. Maar tegelijk blijft er genoeg flexibiliteit ingebouwd om verschillende types mensen een woning aan te bieden die maximaal overeenstemt met hun wensen en behoeftes. Het is bij uitstek een modern op­gevatte woning in een aangename omgeving, die voor heel veel mensen budgettair haalbaar is met een prijs vanaf 220.000 euro, alles inbegrepen.” Hoe belangrijk is Modus voor Groep Huyzentruyt? “Modus is een van de vele types woonoplossingen die de Groep via zijn diverse dochterbedrijven aanbiedt. Maar het is ongetwijfeld een van de groeipolen van onze onderneming, in lijn met de gewijzigde woonwensen. Een toenemend aantal Vlamingen zoekt immers naar een compacte woning. Zij willen aangenaam wonen, maar willen noch hun tijd noch hun inkomen integraal op­offeren aan hun huis. Dat is een belangrijk verschil met vorige generaties – zeg maar gerust een stille revolutie die zich aan het voltrekken is en die de bouwsector meer en meer zal voelen. De klassieke


13

woonvormen volstaan niet meer voor iedereen. Modus laat ons toe om daar vandaag al op in te spelen…” Wat maakt het Modus-concept tot een succes? “Er zijn 4 factoren die het succes van het Modus-initiatief bepalen. In elke Modus-wijk zoeken we naar de optimale mix van bouwbaar, leefbaar, betaalbaar en vergunbaar. 'Bouwbaar', omdat alles begint met de technische kant. Een kwaliteitswoning bouwen en afwerken blijft tenslotte altijd een huzarenstukje, er is geen marge voor fouten, en de kwaliteit moet onberispelijk zijn. We willen natuurlijk voldoen aan de strenge overheidsnormeringen inzake woonkwaliteit en energiezuinigheid. Maar we bieden de bouwheer meer dan de wet eist. 15 jaar garantie, geen 10. En we kijken ook naar de omgeving waarin we bouwen, die we realiseren als geheel. We investeren extra in parkeerplaatsen, en besteden extra geld en aandacht aan de invulling van de gemeenschappelijke groene zones. Modus is bij uitstek 'leefbaar' omdat het concept alle eigentijdse inzichten over de wisselwerking tussen de woning en de woonomgeving bijeenbrengt. De tuin gaat over in een park, de fiets krijgt een plaats, wandelpaden bevorderen contact met de buren… Dat alles mag de prijs echter niet opdrijven voor de kopers, elke woning moet 'betaalbaar' blijven, zelfs voor eenoudergezinnen of alleenstaande senioren. Dat plaatst ons voor heel wat uitdagingen.” Bouwbaar, leefbaar, betaalbaar zijn de aspecten die voor de bouwheer of koper belangrijk zijn. Met vergunbaar komt u op het terrein van de 'vergunningsverlenende overheid'. Is het moeilijk om een Modus-wijk vergund te krijgen? “Ik ben ervan overtuigd dat elke ambtenaar en politicus op zijn niveau een aangename woonervaring wil creëren. De bedoelingen zijn goed, dus wordt alles uit de kast gehaald. We willen parkzones, publieke voorzieningen, wandelpaden en speelruimtes in elke nieuwbouwwijk. Met woningen die maximaal kwaliteit bieden, van isolatie tot ventilatie, voor weinig geld. Wij gaan daar graag in mee, meer nog, wij spelen daar zelf graag een actieve rol in. Helaas, hoe meer alles gereguleerd wordt, hoe ingewikkelder en uitgebreider de vereisten, hoe meer dat allemaal de prijs opdrijft voor de individuele koper. Combineer dat met de slepende economische crisis en het feit dat banken steeds kritischer worden als het gaat om het verstrekken van leningen… en je krijgt een groeiende groep mensen die woongelegenheid nodig hebben, maar die niet meer kunnen betalen.” Wilt u de markt liever in volle vrijheid laten spelen? “Neen, integendeel. Ik stel inderdaad de vraag wanneer te veel bijkomende vereisten contraproductief worden. Maar ik vind anderzijds dat de maatschappij via de diverse overheden haar sturende rol inzake ruimtelijke ordening en woonbeleid moet blijven spelen. Alleen durf ik daarbij wel pleiten voor een partnerschap waarin elke partij doet wat ze best doet. Bouwondernemers uit de privésector die ernstig met hun beroep bezig zijn willen ook wat goed

“Vergis u niet, de grootste en meest acute zorg van veel Vlamingen vandaag is: een (af)betaalbare woning vinden die toch aan hun wensen voldoet.”

is voor onze maatschappij. Geef iedereen een aangepast dak boven het hoofd en creëer de ruimte waarin mensen zich goed kunnen voelen, werken, ondernemen, kinderen opvoeden… Over de visies op de lange termijn verschillen we allemaal niet zoveel van mening. Maar op de korte termijn is er heel wat werk aan de winkel. En daar is de publieke sector naar mijn mening niet goed geplaatst om snel resultaten te boeken. Laat dus de private spelers doen wat ze goed kunnen: snel meer woningen bouwen in die segmenten waar de nood het hoogst is. Want vergis u niet, de grootste en meest acute zorg van veel Vlamingen vandaag is: een (af)betaalbare woning vinden die toch aan hun wensen voldoet. De behoefte aan betaalbare eigentijdse woningen is voor sommige segmenten van de bevolking zeer reëel. Ik denk dan aan twintigers en dertigers, aan eenoudergezinnen, aan babyboomers van wie de kinderen het huis uit zijn en wiens woning nu veel te groot geworden is, senioren die zelfstandig willen blijven wonen maar soms al kampen met fysieke beperkingen... Dit

soort doelgroepen die onder invloed van demografische evoluties zoals vergrijzing, verdunning van de gezinnen en migratie belangrijk worden in aantal, hebben specifieke woonbehoeften. Die willen wij inderdaad helpen beantwoorden.” In welke mate is het Deerlijkse Modus7-voorbeeld relevant voor andere dorpen en steden? “Op de Modus7-site in Deerlijk tonen wij 7 woningtypes. Die zijn aangepast voor diverse soorten kopers. Er is een loft-type voor wie dat wil, een ander is dan weer afgestemd op de noden en wensen van medioren en senioren. Toch zijn het allemaal Moduswoningen. Het is een bijzonder mooi voorbeeld van de flexibiliteit van het concept. Geïnteresseerden kunnen er zelf komen ervaren hoe doordachte architecturale oplossingen zelfs in een setting met meer densiteit kunnen leiden tot een aangename woonbeleving. Ik weet dan ook zeker dat het Deerlijkse project voor veel andere steden en gemeenten een concrete bron van inspiratie zal vormen.”


14

Enquête

De woonwens van anno 2013. Op initiatief van Groep Huyzentruyt vroeg onderzoeksbureau Double You Research aan een representatieve groep van 750 Vlamingen tussen 22 en 65 jaar hoe zij vandaag wonen en hoe zij hun ideale woning en woonomgeving zien. Enkel de allerlaagste en de allerhoogste sociale klassen werden daarbij geweerd. De resultaten van dit onafhankelijk onderzoek laten een duidelijke evolutie zien naar een minder emotionele, meer rationele kijk op de woning. De Vlaming heeft nog steeds de baksteen in de maag, maar ontwikkelt ook meer appetijt voor andere zaken: de woonwensen zijn ingeperkt, de prioriteiten veranderen.

Hoe woont de Vlaming vandaag? De Vlaamse middenklasser heeft nog altijd de klassieke baksteen in de maag. Meer dan 3 op 4 is eigenaar van zijn huidige woning. Wie dat nog niet is en plannen heeft om een nieuwe woonst te zoeken, wil op zijn beurt eigenaar worden, het liefst van een huis (7 op 10). In de helft van de gevallen opteren we daarbij voor nieuwbouw.

3

Bewoonbare oppervlakte

De bewoonbare oppervlakte varieert van minder dan 100m² (22%) tot meer dan 200m² (19%). Ongeveer 59% van de Vlamingen heeft vandaag tussen 100 en 200 vierkante meter ter beschikking voor zichzelf en eventuele medebewoners. • In 22% van de gevallen is er minder dan 100m² bewoonbare oppervlakte. • 35% zit tussen 100 en 150m². • 24% zit tussen 150 en 200m². • 19% beschikt over meer dan 200m².

Wonen kost geld en neemt een flinke hap uit het budget. De afbetalingsdruk is vooral significant bij wie jonger is en minder verdient. Wie eigenaar is geeft aan gemiddeld 660 euro per maand af te betalen. Wie huurt geeft zo’n 550 euro per maand uit.

1

Eigendom

Het onderzoek bevestigt dat de ruime Vlaamse middenklasse vandaag nog altijd de klassieke baksteen in de maag heeft. • Meer dan 3 op 4 is eigenaar van zijn huidige woning (78%). • In de helft van de gevallen gaat het daarbij niet om een vrijstaande woning maar om een halfopen bebouwing (26%) of een rijwoning (23%). • 1 op 3 woont in een vrijstaande woning (34%). • 1 op 6 bewoont een appartement (16%).

2

Afbetalingsdruk

Wonen kost geld en neemt een flinke hap uit het budget. De afbetalingsdruk is vooral significant bij wie jonger is en minder verdient. • Bijna 4 op 10 Vlamingen geven aan dat hun woning is afbetaald, vooral 50-plussers. • Wie eigenaar is geeft aan gemiddeld 660 euro per maand af te betalen. • Wie huurt geeft gemiddeld 549 euro per maand uit. • De kosten voor gas en elektriciteit draaien gemiddeld rond de 150 euro per maand.

4

Tevredenheid

Gevraagd naar hun tevredenheid met de verhouding tussen de kost van het wonen en wat men daarvoor in ruil krijgt, geven 9 van de 10 Vlamingen aan tevreden te zijn. • Wie eigenaar is, een vrijstaande woning bewoont of minder dan 500 euro per maand betaalt is meer tevreden. • Hoe ouder men is, hoe groter over het algemeen de tevredenheid. • Een appartement bewonen of geen eigenaar zijn, verhoogt de kans dat iemand ontevreden is met zijn huidige situatie. 9 op 10 is tevreden


15

de Vlaming... Hoe wil de Vlaming morgen wonen? De criteria die bij de keuze voor een nieuwe woning primeren, tonen aan dat de Vlaming vandaag anders naar zijn woning kijkt dan vroeger. Het is belangrijk dat de woning volledig afgewerkt is, 'instapklaar'. Er moet na aankoop immers genoeg tijd en budget overblijven, onder meer voor de inrichting, maar ook en vooral voor andere prioriteiten. De middenklasser beperkt zich in zijn wensen, de woning wordt compacter. Dat ze daardoor automatisch energie-efficiënter is, is mooi meegenomen. Energiezuinig wonen wordt trouwens een positieve keuze. Een meerderheid wil meer dan het verplichte minimum investeren in energie-efficiëntie. De bedragen die de Vlaming haalbaar vindt voor de afbetaling van een nieuwe woning blijven beperkt tot rond de 700 euro gemiddeld. Een kwart wenst minder dan 500 euro te besteden, nog eens een derde wil tussen 500 en 700 euro afbetalen.

1

Kopen of huren

Indien hij naar een andere woonst zou uitkijken, aarzelt de Vlaming niet: hij wil eigenaar zijn of worden, het liefst van een huis. • Liefst 7 op 10 Vlamingen geven aan dat ze een huis wensen te kopen. In de helft van de gevallen wordt daarbij voor nieuwbouw geopteerd. • Slechts 2 op 10 opteren ervoor een appartement te kopen. Appartementen zijn populairder bij 50-plussers en/of wanneer de kinderen het huis uit zijn. Een andere reden om te opteren voor een appartement is omdat men slechts beschikt over een beperkt afbetalingsbedrag. • Slechts 1 op 10 kiest voor huren.

2

Financiële draagkracht

De basisvraag op financieel vlak, welke budget de Vlaming haalbaar vindt voor de maandelijkse afbetaling van een nieuwe woning, draait gemiddeld rond de 700 euro, maar varieert sterk tussen uitersten.

• Een kwart wenst minder dan 500 euro te besteden (22%). • 1 op 3 wil tussen 500 en 700 euro afbetalen (29%), nog 1 een op 3 tussen 700 en 1.000 euro (32%). • Slechts een minderheid van 1 op 6 Vlamingen kan of wil zich veroorloven om meer dan 1.000 euro per maand te betalen (16%). • Het budget waarover men beschikt evolueert uiteraard sterk: wie ouder is of wie meer verdient, kan en wil meer afbetalen.

3

Inzake woonflexibiliteit en parkeermogelijkheden blijven de meningen traditioneler. • De woning blijft eerder definitief. De Vlaming ziet de woning die hij koopt in 80% van de gevallen als definitief en voorziet dus niet om deze opnieuw te verkopen als zijn gezins- of werksituatie verandert. • Liefst met garage. Hij blijft ook traditioneel denken wanneer men hem vraagt of hij een garage in de woning verkiest (73%) tegenover een eigen parkeerplaats in de nabijheid van de woning.

Gewijzigde wensen

De criteria die bij de keuze voor een nieuwe woning primeren, liggen anders dan vroeger. De woning die men verkiest is instapklaar, compact, energiezuinig, niet meer noodzakelijk met een grote eigen tuin… Het is belangrijk dat de woning meteen volledig afgewerkt is. Er moet na aankoop genoeg budget overblijven, enerzijds voor de inrichting, anderzijds ook voor andere, niet bouw-gerelateerde zaken. • De woning moet meteen af zijn. Maar liefst 3 op 4 (75%) opteert vandaag voor een instapklare woning en wil die woning meteen volledig inrichten. Slechts 25% wil zelf nog tijd investeren in het bouwproces. • De woning mag minder kosten. Meer dan 8 op 10 (84%) kiest voor een compacte maar comfortabele woning omdat die meer financiële ademruimte laat voor andere dingen (tegenover ruimer wonen maar daar meer voor lenen). • De woning moet minder verbruiken. 7 op 10 Vlamingen (68%) verkiezen een compacte woning met laag energieverbruik boven een ruime, minder energieefficiënte woning. • De tuin mag compacter. Meer dan de helft (54%) verkiest een kleinere tuin in combinatie met een groene omgeving boven een grote eigen tuin met bijhorend onderhoud.

75% verkiest een instapklare woning

25% wil zelf tijd investeren

54%

46%

verkiest een compacte tuin

wil een grote tuin


16

Enquête

4

De woonbonus

De nakende beslissing rond de woonbonus verdeelt de Vlamingen wat meer. De grootste groep wenst de woonbonus te behouden zoals hij nu is. • De optie “behouden wat er is” krijgt het meeste voorkeur, 4 op 10 (42%) opteren hiervoor. • Telkens ongeveer 1 op 10 opteren er voor de alternatieven te beperken voor woningen onder de 250.000 euro (12%), voor te behouden voor mensen met een laag inkomen (11%), de woonbonus voor te behouden voor renovatie (10%) of het geld te gebruiken om de registratierechten te verminderen (11%).

5

Hernieuwbare energie

Verrassend is de kijk van de Vlamingen op hernieuwbare energie. Energiezuinig wonen wordt meer een troef dan een verplichting. Een meerderheid wil meer dan het verplichte minimum investeren. De warmtepomp lijkt populairder dan zonnepanelen of een zonneboiler. • Op de vraag in welke hernieuwbare energie men zou investeren bij het bouwen van een nieuwbouwwoning indien zo’n investering verplicht zou worden, kiest meer dan 1 op 2 (54%) voor een warmtepomp. • Nog eens 1 op 3 gaat voor zonnepanelen (39%) en de zonneboiler (37%). • Toch nog 2 op 10 kiezen voor een windmolen. • 48% zou voor nieuwbouw opteren ondanks een eventuele verplichte investering. • Een verrassende meerderheid van 6 op 10 Vlamingen (57%) is bereid meer te investeren dan verplicht om hun woning energiezuiniger te maken.

6

Stad of platteland

De keuze tussen stad, rand of platteland verschilt nogal per provincie. De rand wint het over het algemeen van de andere opties. • Bijna 1 op 2 (45%) wil in de rand van een stad of gemeente wonen. • 3 op 10 Vlamingen verkiezen het platteland als toekomstige woonplaats. • Minder dan 1 op 10 (9%) wil in de stad zelf wonen. • De interesse in landelijk wonen is het hoogst in Vlaams-Brabant (45%). In Oost-Vlaanderen is de stad populairder dan gemiddeld (13%), in West-Vlaanderen de rand (60%).

In welke omgeving wil de Vlaming wonen? De respondenten van de enquête tonen zich begaan met de omgeving waarin hun toekomstige woning zal gelegen zijn. Die omgeving is idealiter voorzien van een volledig dienstenaanbod. Ze is rustig, verkeersluw, groen en maakt sociale contacten daardoor makkelijk. De Vlaming woont graag weg van alles wat zijn rust kan verstoren, van industrie tot druk verkeer en… studenten!


17

86% wil dienstverlening in de buurt in de vorm van supermarkten, postkantoor, winkels

71% vraagt een verkeersluwe buurt waar kinderen veilig kunnen spelen

68% van de Vlamingen hecht belang aan een locatie dicht bij het werk of ontsloten door openbaar vervoer (66%).

6 op 10 (61%) verkiezen een buurt waar nauw contact met de buren mogelijk is.

60% vindt het belangrijk dat de buurt ruimte voor ontmoeting in de vorm van parkjes, perkjes en zitbanken biedt.

Nog steeds meer dan de helft zoekt naar een mix van gezinnen, alleenstaanden en senioren (56%).

De aanwezigheid van industrie (87%), een drukke treinverbinding (80%) of een drukke verkeersas (78%) stoort het meest.

Ook een ligging in een studentenbuurt wordt als vervelend beschouwd (75%) net als de nabijheid van hoogspanningsof gsm-masten (72%).


18

Beleid

Philippe Muyters Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Sport en Ruimtelijke Ordening (N-VA)

Met private partners naar innovatieve invullingen van beschikbare ruimte

De beschikbare ruimte in Vlaanderen komt onder druk te staan. Studies wijzen uit dat de komende jaren 300.000 tot 400.000 bijkomende woningen gerealiseerd moeten worden. Tegelijkertijd is er een steeds grotere wens voor meer groen en open ruimte. Vlaams minister van Ruimtelijke Ordening Philippe Muyters pleit dan ook voor creatieve oplossingen in een nauwe samenwerking met de privésector.

U bent bevoegd voor Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport. Hoe belangrijk is ruimtelijke ordening voor u? “Uiteraard is elk van mijn beleidsdomeinen voor mij belangrijk. Toen Bart De Wever mij vroeg om minister van Ruimtelijke Ordening te worden, heb ik onmiddellijk ‘ja’ gezegd. Om te scoren moet je op het veld staan. Ik kom immers zelf uit het bedrijfsleven en heb daar ervaren hoe moeilijk het soms is om met alle partijen rekening te houden en vergunningen te krijgen zonder dat die meteen worden aangevochten.” “Het is ook duidelijk dat werk, ruimtelijke ordening en sport nauw met elkaar verweven zijn. Je kan niet zorgen voor meer werk als er geen ondernemingen zijn. Maar om ondernemers te steunen, moet je ruimte creëren voor hun bedrijven. Dat geldt ook voor sport: je kan niet sporten als er geen sportinfrastructuur is, maar ook die heeft ruimte nodig. Zo hangt alles op een bepaalde manier samen. En uiteraard heb je voor alles centen nodig.” In uw beleidsnota lezen we onder meer dat u maatschappelijke en individuele belangen zo goed mogelijk in balans wilt brengen. Is dat een haalbare kaart in tijden waarin de burger steeds mondiger wordt en desnoods tot voor de Raad Van State zijn belangen verdedigt? “Alle belangen met elkaar verzoenen is een erg moeilijke oefening. In het verleden, de jaren ’70 en ’80, kon bijna alles en daar moest iets aan gedaan worden. Maar nu kan bijna niets meer. Met wat zin voor overdrijving zeg ik soms: we zitten momenteel in de dictatuur van het individu. Eén persoon kan een grootschalig bouwproject tegenhouden. Mensen zijn nogal onverdraagzaam geworden als het op bouwen aankomt. Vroeger spraken we al eens over het letterwoord NIMBY – not in my backyard. Ondertussen zijn we bijna geëvolueerd naar BANANA – build absolutely nothing anywhere near anyone. Een draagvlak creëren is het meest essentiële. Je moet mensen zo vroeg mogelijk betrekken om ervoor te zorgen dat je iedereen mee hebt. We moeten terug naar de redelijkheid.” “We stellen vast dat nu veel procedures gevoerd en gewonnen worden op basis van pure vormfouten in het planproces of de vergunningsfase, waardoor soms maatschappelijk belangrijke projecten tegengehouden worden omwille van vormfouten, eerder dan omwille van het project zelf. Om daarnaar te streven, hebben we een aantal ingrepen in gedachten.” “We proberen in de eerste plaats vormfouten te voorkomen door procedures eenvoudiger maken. We moeten vanuit Vlaanderen niet alles even strak willen regelen. Wie een tuinhuis wil neerzetten in zijn eigen tuin, moet dat snel kunnen doen binnen bepaalde lijnen. Daarnaast proberen we nu bestuurlijke lussen in te bouwen, die toelaten dat de overheid een eventuele vormfout corrigeert. Daarna kan je meteen het proces verder zetten in plaats van volledig opnieuw te moeten beginnen. Een derde maatregel waaraan we met


19

“Een vernieuwde invulling van de beschikbare ruimte vraagt om een mentaliteits­ wijziging.”

nen in het huis waar ze met al hun kinderen hebben gewoond terwijl dat intussen veel te groot geworden is. Misschien kunnen we samenwerken met de bouwsector om die mensen een aantrekkelijk alternatief te bieden? Ik benadruk daarbij wel dat ik niemand tot iets wil verplichten. Maar misschien kan zo’n oude woning nog opgedeeld worden bijvoorbeeld, of zijn er andere valabele oplossingen. Gedeelde ruimtes kunnen ook kansen bieden voor jongere mensen om compacter te wonen. Zo heeft mijn eigen dochter zes maanden in de VS gewoond. In haar appartementsgebouw was er niet alleen een gemeenschappelijke wasruimte, maar ook gemeenschappelijke ontspanningsruimtes en een zwembad, enzovoort. Vlamingen zijn al bereid om dergelijke ruimtes te delen wanneer ze op vakantie zijn… Waarom zouden we die lijn niet kunnen doortrekken in onze woningen?” “Maar om de nodige mentaliteitswijziging tot stand te kunnen brengen, moet je eerst valabele alternatieven aanbieden. Ik ben er zeker van dat er innovatieve oplossingen zijn waar wij als overheid nog onvoldoende aan gedacht hebben. Daarom zijn partners uit de private sector onmisbaar.”

de Vlaamse Regering de basis hebben gelegd, is het Kaderdecreet “versnelling van investeringsprojecten”. Ik pleit ervoor om te evolueren naar een systeem met twee grote blokken. Eerst een voortraject waarbij de fundamentele beslissing wordt genomen over een nieuw project: ‘wat gaan we doen’. Daarna een tweede moment waarbij over de uitwerking van het project wordt beslist: ‘hoe gaan we het doen’. Op elk van die momenten voorzien we inspraak, maar valt er ook een beslissing. Bij de uitwerking in de tweede fase wordt het basisprincipe niet meer in vraag gesteld. In dat systeem is het wel cruciaal dat je van in het begin met iedereen rond de tafel zit: investeerder, architect, lokaal bestuur, maar ook de betrokken inwoners. Zo wordt in fase één meteen gedetecteerd wat de bezwaren zijn en waar de knelpunten zitten. Alle partijen kunnen daarmee al rekening houden in de plannen voor de uitvoering die ze maken voor fase twee. Op die manier moeten we evolueren naar principiële beslissingen waarop later niet meer wordt teruggekeerd.” Dit interview vindt plaats in het kader van de studiedag die Groep Huyzentruyt organiseert rond de evoluerende Vlaamse woonwens. Hoe schat u de rol van partners uit de privésector in als het erom gaat bepaalde spanningen op de woonmarkt te helpen oplossen? “We zullen zeer creatief moeten zijn om het hoofd te bieden aan demografische evoluties zoals bevolkingsaangroei en vergrijzing. De rol van de private sector daarin is onmiskenbaar belangrijk, en de notie van partnerschap tussen privé en overheid essentieel. Enkel door kennis te delen kunnen we de nodige creativiteit optimaal stimuleren. Uiteraard moeten we hierbij ook rekening houden met de woonwensen van de Vlaming en de wijzigingen in de gezins- en werksituaties.” “Ik geef enkele voorbeelden: mensen worden tegenwoordig 85 tot 90 jaar oud, maar ze blijven wel wo-

U zag de resultaten in van de enquête over de woonwensen van de Vlaming anno 2013. Welke resultaten zijn u daarbij opgevallen? “Wij organiseerden zelf met het departement Ruimtelijke Ordening al in 2011 de bevraging ‘Ruimte voor morgen’. Daarbij gaven we mensen de kans om te dromen over de ruimtelijke ordening van onze regio in 2050. De ondervraagden keken dus naar ruimtelijke vraagstukken van op afstand, als planologen, op collectief niveau. Ze bleken daarbij heel vooruitstrevend in hun ideeën.” “De enquête rond de woonwensen van de Vlaming anno 2013 in opdracht van Groep Huyzentruyt blijft een stuk dichter bij huis. Ze focust veel meer op de realiteit van het heden en spreekt de Vlaming aan op zijn individuele verlangens en persoonlijke situatie. Dat is ook logisch; je kiest voor het bekende. Desondanks zie je dat er veel gelijkenissen zijn. Ook voor zichzelf ziet de Vlaming de zaken nu anders dan 10 of 20 jaar geleden. Hij beseft bijvoorbeeld dat het nodig kan zijn dat we compacter gaan wonen en lijkt dat idee ook wel te verwelkomen. Het is voor mij een bewijs dat mensen wel openstaan voor verandering, als je kunt aantonen dat verandering voordelen biedt. Ik las dat mensen gewonnen zijn voor kleinere tuinen zolang de wijk voldoende gemeenschappelijk groen biedt. Daarvoor zijn slimme oplossingen nodig. Misschien is het een idee om in bepaalde woonstraten een grasmachine te delen, zodat daar maar één keer bergruimte voor nodig is. We zullen hoe dan ook door onze beperkte ruimte verplicht zijn om bepaalde zaken in de toekomst anders in te vullen. Zo ook de wens om een garage binnen de woning te hebben. Maar bij veel mensen staat de garage de hele dag leeg. Bij grote bedrijfsparkings is het omgekeerde waar: daar staat de parking de hele nacht leeg. Ik hoorde onlangs het voorbeeld van een ondernemer die zijn bedrijfsparkeerplaatsen voor de buurt beschikbaar stelt – een mooi voorbeeld van

creatief omgaan met de krapper wordende ruimte in Vlaanderen, van het verzoenen van bedrijfsnoden en woonnoden. De enquête van de Groep Huyzentruyt toont ook aan dat vandaag maar 1 op de 10 in de stad wil wonen. De helft van de ondervraagden wil in de rand van de stad wonen. Dat toont aan dat we steden attractiever moeten maken. Creatieve steden kunnen een absolute sterkhouder van onze regio worden. Het is dus geen zwart/wit verhaal. Er is nood aan differentiatie in het aanbod, zowel naar type woning als naar kwalitatieve woonomgevingen.” “Om op de gewijzigde noden en wensen te kunnen inspelen, zal de ruimtelijke planning in de toekomst ook meer moeten streven naar verweving en mengvormen. Het gewestplan is heel strikt afgebakend: die hectaren dienen voor wonen, dat stukje is voorbestemd voor landbouw, een ander is bedoeld voor recreatie, enzovoort. In de toekomst moeten we overwegen om een KMO-zone te koppelen aan een woongebied, om bijvoorbeeld het parkeerprobleem op te lossen. Daarnaast kunnen ook landbouw en recreatie, landbouw en groen perfect gecombineerd worden. En zo zijn er nog tal van mogelijkheden. Er is dus nog ruimte om dingen te doen in Vlaanderen, als we creatief zijn. Maar nogmaals: ik wil niemand tot iets verplichten, alleen maar voor andere mogelijkheden zorgen.” Dat brengt ons vanzelf bij het vergunningsbeleid. Hoe vinden we het juiste evenwicht tussen regels en vrijheid, tussen te veel en te weinig bestuurlijk ingrijpen? Is het een goed idee om vanuit de lokale realiteit overal een eigen vergunningsbeleid te voeren? “Wie het beleid implementeert moet oplossingsgericht leren denken op alle niveaus. De basisfilosofie is subsidiariteit: de juiste beslissingen moeten op het juiste niveau worden genomen. Inzake vergunningsbeleid en dienstverlening aan de burgers zijn de gemeenten naar mijn mening het best geplaatst. Ik ben ervan overtuigd dat een oplossingsgerichte gemeente het beste zelf kan bepalen wat er kan en wat de alternatieven zijn. De wisselwerking tussen overheid, ontwikkelaars en inwoners is voor mij essentieel en werkt best als ze lokaal en dichtbij de burger georganiseerd is.” “Dit gebeurt wat mij betreft best met minder regels dan vandaag, maar wel met een duidelijk kader waarbinnen samen naar een oplossing kan gezocht worden. Vlaanderen moet lokale beslissingsmakers en ambtenaren daarvoor ondersteunen met voldoende visie. Ook private partners kunnen daarbij een rol spelen. In de bedrijfswereld worden al lang best practices uitgewisseld en aan netwerking gedaan. Een goede ambtenaar, die met kennis van zaken werkt, kan zo perfect een brugfunctie tussen burger en publieke en private sector vervullen. Samen nadenken, een wisselwerking via dialoog, kan voor elk project leiden tot een optimale invulling en win-win situatie voor alle partijen. Concreet kan dit gebeuren door zo vroeg mogelijk in het proces rond de tafel te gaan zitten. Bijsturen waar nodig, van bij de start. Het creëren van een draagvlak is uitermate belangrijk, voor elk project. ”


20

Inspiratie

Over de grenzen

Freiburg Het mekka van duurzame stadsontwikkeling De Duitse stad Freiburg, die nagenoeg 230.000 inwoners telt en vlakbij het Zwarte Woud ligt, geldt in heel de wereld als één van de schoolvoorbeelden voor duurzame stadsontwikkeling. Freiburg werd in 2010 dan ook niet toevallig uitgeroepen tot “European City of the Year” door de Britse “Academy of Urbanism”. Achter de doorgedreven duurzame stedelijke ontwikkeling en planning van Freiburg zitten enkele eenvoudige maar strikte principes, die werden opgesteld in samenwerking met onderzoekers, beleidsmakers en lokale besturen en werden ondertekend in het Freiburg Charter. Op de volgende bladzijden kunt u een uittreksel uit dat charter lezen en worden de principes kort toegelicht.

De 12 principes werd in het bijzonder toegepast in de nieuwe stadswijken Vauban en Rieselfeld. De woningen springen er in het oog door hun compacte ontwerp en zijn volledig in passiefbouw opgetrokken. Energie wordt opgewekt door tientallen zonnepanelen op de daken. Co-housing krijgt in deze wijken een nieuwe dimensie, met gaanderijen, buitentrappen en open tuinen die het sociale contact tussen de inwoners stimuleren. De strakke vormgeving van de woningen contrasteert mooi met de ecologische materialen die gebruikt werd en het weelderige groen in de privétuintjes. Het is er bovendien rustig wonen in autoluwe straten met openbaar groen en openbaar vervoer op wandelafstand voor alle inwoners. De wijken worden gekenmerkt door een uitgesproken sociale mix een grote betrokkenheid van alle inwoners in de ontwikkeling van de buurt. Veel Vlamingen, maar ook de besturen van de Vlaamse steden en gemeenten zelf, zien deze wijken in Freiburg dan ook als voorbeeld voor de ontwikkeling van woon- en werkgelegenheid in hun regio.


21

Uittreksel uit het Freiburg Charter

Principes voor de planning en ontwikkeling van duurzame steden In het Freiburg Charter werden 12 principes uitgewerkt, die steeds overwogen en toegepast moeten worden bij de planning en ontwikkeling van duurzame stedelijke woongebieden: Stad van diversiteit, veiligheid en verdraagzaamheid De integratie van verschillende sociale bevolkingslagen is noodzakelijk, rekening houdend met hun etnische afkomst. Publieke en private infrastructuur moeten ontwikkeld worden voor alle generaties. De creatie van open ruimtes en evenwichtige sociale structuren met functionele buurten is onmisbaar. Vernieuwende huisvestingsconcepten moeten worden gepromoot. 1

2 Stad van buurten Zodra een stad een bepaalde omvang heeft bereikt, wordt het noodzakelijk om een gedecentraliseerde ontwikkeling na te streven en bepaalde gebieden eigen verantwoordelijkheden te geven. Tegelijkertijd is het behoud van een specifieke stedelijke identiteit een voorwaarde voor duurzame stedelijke ontwikkeling.

Stad van korte afstanden De mogelijkheid om alle diensten te voet te bereiken helpt om het gebruik van persoonlijk gemotoriseerd transport (zoals wagens, bromfietsen, …) te verminderen en de onmiddellijke leefomgeving te verbeteren. Openbaar vervoer, voetpaden en fietspaden moeten voorrang krijgen op wagens. Op lange termijn moeten alle persoonlijke vervoersmiddelen overschakelen op elektrische of hernieuwbare, uitstootvrije energie.

Kwaliteit van het ontwerp Nieuwe bouw- en woonprojecten bepalen het uitzicht van de stad voor de toekomstige generaties. Ze moeten passen binnen het unieke karakter van een stad en dat karakter verder ontwikkelen volgens de hoogste ontwerpnormen. Architectuurwedstrijden, commissies en de samenwerking tussen experts zijn essentieel in nieuwe stadsontwikkeling, zoals het ontwerpen van openbare ruimtes.

Stedelijke ontwikkeling langs routes van openbaar vervoer Openbaar vervoer moet nauw worden gekoppeld aan elk concept van stedelijke ontwikkeling en moet in het algemeen voorrang krijgen op persoonlijke vervoersmiddelen. Het doel is om de bevolkingsdichtheid consequent maar zorgvuldig te verhogen langs de routes waar het openbaar vervoer passeert en (openbare) diensten rond tramhaltes of andere knooppunten te concentreren.

Langetermijnvisie Bij stedelijke ontwikkeling mogen tijdelijke trends en politieke belangen niet meespelen. Steden ontwikkelen zich al sinds eeuwen en moeten zorgvuldig verder uitgebouwd worden met de toekomstige generaties in gedachten. Het oude bewaren en tegelijkertijd het nieuwe omarmen is de enige manier om het unieke karakter van een stad te ontwikkelen en te behouden.

3

4

Educatie, wetenschap en cultuur Universiteiten, onderzoekscentra, scholen en culturele instellingen dragen merkbaar bij tot waardevolle en aantrekkelijke steden. In een veranderende maatschappij zijn stedelijke ontwikkeling, kunsten en wetenschappen onvermijdelijk met elkaar verweven. Wederzijdse inspiratie en samenwerking tussen deze domeinen is een belangrijke vereiste om innovatieve modellen voor stedelijke samenleving te ontwikkelen. 5

Handel, economie en tewerkstelling Steden die zich ontwikkelen hebben de taak om bestaande, moderne ondernemingen te behouden en vernieuwende bedrijven aan te trekken. Het doel moet zijn om het maximale potentieel van een stad te benutten, zodat jobs behouden kunnen blijven en nieuwe ondernemingen aangetrokken worden binnen het principe van een “compacte, gedecentraliseerde stad”. 6

7 Natuur en omgeving In een duurzame stedelijke ontwikkeling moet de biologische diversiteit behouden blijven, natuurlijke bronnen zoveel mogelijk bewaard worden en moet een gezonde omgeving in stand worden gehouden. Om negatieve gevolgen voor het milieu te vermijden, moet alle ontwikkeling starten met een expertise-onderzoek over de mogelijke impact op natuur, de omgeving en het klimaat. Bestaande gebouwen moeten energie-efficiënter gemaakt worden en in het algemeen moet zoveel mogelijk overgeschakeld worden op hernieuwbare energie.

8

9

10 Communicatie en participatie Een open debat moet een “collectieve visie” op de stad stimuleren. Die visie wordt weerspiegeld in openbare ruimtes en de structuur van een stad. Elk ontwikkelingsproces moet samengaan met een uitgebreid en gezamenlijk overleg tussen alle betrokken partijen.

Betrouwbaarheid, plicht en eerlijkheid Concepten met een bindende regelgeving creëren een kader waarbinnen alle partijen die betrokken zijn met stedelijke ontwikkeling kunnen werken. Het lokale bestuur neemt fundamentele beslissingen en verbindt zichzelf en de administratie ertoe zich aan bepaalde principes van stedelijke ontwikkeling en planning te houden. Zo wordt de stad een betrouwbare partner voor haar burgers en private investeerders en krijgen zij gelijke rechten en plichten. 11

Samenwerking en partnerschap De complexe taken van stedelijke ontwikkeling en planning moeten gedragen worden door verschillende partijen. De stad hangt af van een samenwerking tussen publieke en private spelers en hun gezamenlijke ideeën. De inwoners zelf zijn onmiskenbaar een onderdeel van een geïntegreerde stadsontwikkeling. Subsidies kunnen private investeringen stimuleren en tegelijkertijd controleren. 12


22

Visie

Professor Wulf Daseking

Richtlijnen voor Stedelijke Ontwikkeling en Planning voor de toekomst

De focus bij grotere steden moet op decentralisatie en regionale integratie liggen

Dorp • tot 3.000 inwoners

Kleine gemeente • tot 50.000 inwoners

Middelgrote gemeente • 50.000 tot 150.000 inwoners

Kleine stad • 150.000 tot 300.000 inwoners

Grote stad • 300.000 tot 1.000.000 inwoners

Metropool • meer dan 1.000.000 inwoners

Megastad • meer dan 10.000.000 inwoners

Er is geen duidelijke definitie van “een stad”. Steden kunnen ontstaan als gevolg van specifieke planning of soms door toeval. Er is geen alternatief voor steden! In het verleden dienden steden om hun inwoners, handel en arbeidsverdeling te beschermen, om het grondgebied veilig te stellen en te fungeren als ontmoetingsplaats. Vandaag zijn stedelijke systemen uiterst complexe structuren op zeer kleine oppervlaktes. Steden zijn geen statische entiteiten, integendeel, ze zijn het resultaat van eeuwen van ontwikkeling, gekenmerkt door gebeurtenissen en omwentelingen die altijd verbonden waren met sociale en/of technische vernieuwing. De Industriële Revolutie, die startte in het begin van de 19de eeuw, bracht de meest drastische veranderingen tot nu toe in stedelijke systemen met zich mee. Een complete heroriëntatie volgde. In de 20ste eeuw veranderde het uitzicht van de steden door de komst van gemotoriseerde voertuigen en de daarop volgende stedelijke aanpassingen aan de groeiende motorisering. Communicatietechnologieën, in het bijzonder die technologieën die ontwikkeld zijn in de 21ste eeuw, brachten daarna opnieuw diepgaande veranderingen met zich mee. Vandaag weerspiegelen onze steden de complexe sociale structuur van stedelijke samenlevingen. Hun ontwerp moet in de toekomst model staan voor al diegenen die verantwoordelijk willen omgaan met de omgeving en beperkte natuurlijke bronnen. Dit argument werd pijnlijk genoeg in 1972 reeds gemaakt in het rapport “Limits to Growth”, gepubliceerd door de Club van Rome. Daarin werden de limieten van onze natuurlijke bronnen erkend en werd opgeroepen om er verantwoord mee om te springen. Wie deze boodschap nog niet helemaal begrepen had, zag later in dat verandering nodig was, onder andere toen in 1973 de oliecrisis toesloeg en in 1986 de kerncentrale van Tsjernobyl ontplofte. Landen, steden en hun regio’s werden gedwongen deze problemen onder ogen te zien en nieuwe strategieën te ontwikkelen. Recent gebeurden een aantal nieuwe natuurrampen die deze stelling ondersteunen: de ontploffing van het olieplatform Deepwater Horizon in 2010 in de Golf van Mexico en de aardbeving en daarop volgende verwoestende tsunami in Japan in 2011. Die veroorzaakte verschillende explosies in de vier reactoren van de kerncentrale van Fukushima. Het valt nog steeds moeilijk te voorspellen wat de gevolgen zullen zijn. Duitsland reageerde alvast door in 2011 te beslissen om tegen 2022 gefaseerd uit kernenergie te stappen.. Dat betekent dat we onze broodnodige energie uit andere bronnen zullen moeten halen en tegelijkertijd de consumptie moeten verminderen. Het lijdt geen twijfel dat stedelijke ontwikkeling en planning een belangrijke rol zullen spelen om deze kwesties te helpen oplossen. Economie, ecologie, sociale zaken, opvoeding en culturele diversiteit moeten geïntegreerd aangepakt worden. Burgers betrekken in een vroege fase van het planningsproces en aandacht geven aan regionale integratie zijn basisvoorwaarden voor een leefbare stedelijke ontwikkeling. Vrij vertaald uit: “Freiburg Charter”, 2e editie, Freiburg im Breisgau 2012. Professor Wulf Daseking was van 1984 tot eind 2012 Hoofd Stadsontwikkeling in Freiburg en maakte dus de evolutie van de Zuid-Duitse stad van dichtbij mee. Vandaag is hij professor aan de Universiteit van Freiburg.

“We moeten dringend af van onze bouwtraditie van huizen met drie verdiepingen, een eigen garage en tuin”


23

Interview

Professor Joris Scheers inkomend voorzitter European Council of Spatial Planners transitiemanager ‘Creatieve en Duurzame steden’

Ruimte in Vlaanderen is nog lang niet uitgeput Binnen twintig à dertig jaar zal Vlaanderen maar liefst 1 miljoen extra inwoners tellen, terwijl de meeste steden en gemeenten nu al amper genoeg woningen lijken te hebben. Is het onbegonnen werk om al die extra Vlamingen te huisvesten in een duurzame, kwaliteitsvolle woning dichtbij een stadskern? “Helemaal niet”, zegt professor Joris Scheers. “Onze beschikbare ruimte kan nog heel wat extra inwoners slikken, als we het slim aanpakken.” Volgens Joris Scheers, ruimtelijk planner en socioloog aan de KULeuven en inkomend voorzitter van de European Council of Spatial Planners (ECTP-CEU), hoeft de almaar groeiende bevolking en vraag naar groene ruimte absoluut niet in conflict te komen met de beperkte oppervlakte van Vlaanderen. “Er zijn tal van gebieden en steden in Europa waar de bevolking veel dichter op elkaar woont, maar waar het toch erg aangenaam is om te wonen, leven en werken. Ik denk maar aan enkele wijken in Parijs en Berlijn, Nederlandse steden of het schoolvoorbeeld van duurzaam en groen wonen: Freiburg. De ruimte in Vlaanderen is nog lang niet uitgeput en biedt nog heel wat mogelijkheden.” Toch wordt deze stelling in Vlaanderen nog vaak op ongeloof onthaald: volgens natuurverenigingen is er een groot tekort aan groene ruimte en volgens de bouwfederatie is er nauwelijks nog plaats voor nieuwbouwprojecten. “Ik begrijp die indruk vanuit hun standpunt natuurlijk perfect. We moeten ons alleen maar veel beter organiseren. Bovendien doen we er zeker goed aan om ruimte in Vlaanderen als iets schaars te beschouwen. Dat dwingt ons er verstandig mee om te springen en niet om het even waar en om het even wat te bouwen.”

Professor Joris Scheers pleit voor een slimme herontwikkeling van steden en gemeenten

Experimenteerruimtes Scheers verwijst naar de onbezonnen bouwwoede in de jaren zestig en zeventig, toen honderden huizen werden opgetrokken langs onze Vlaamse wegen, de hele kustlijn een ander uitzicht kreeg door de vele hoogbouw en ook in de steden grijze appartementsblokken uit de grond schoten. De lintbebouwing die Vlaanderen typeert, geldt ondertussen als een voorbeeld van hoe het niet moet. “In de jaren negentig groeide het besef dat het zo niet verder kon en klonk vanuit verschillende hoeken de oproep om de ruimte die nog overbleef vooral te behouden en geen zware ingrepen meer te doen. Vanuit die gedachte schrikken veel lokale en regionale besturen soms nog terug voor ingrijpende veranderingen en de herontwikkeling van hun gemeente.” Toch is een grondige herinrichting van de beschikbare ruimte volgens Scheers de enige manier om meer woongelegenheden in een groene omgeving te creëren. “We moeten alle partijen daarvan zien te overtuigen. Daarom pleit ik voor experimenteerruimtes: gebieden die gereserveerd worden voor vernieuwende projecten, waar de huidige regelgeving overstegen wordt. Want die zorgt ook voor heel wat terughoudendheid: de regels lijken in Vlaanderen soms een doel op zich te worden en daar moeten we dringend van afstappen. Met dergelijke experimenteerruimtes kunnen we aantonen dat de kwaliteit van woonomgevingen voorop staat en niet alleen de rechtszekerheid. Kort gezegd: wie beter doet, mag meer. Let wel, dat betekent niet dat ik pleit voor een vrijgeleide om zomaar om het even welk bouwwerk neer te zetten. Innovatieve projecten in experimenteerruimtes moeten altijd samengaan met een open debat waarin alle spelers betrokken zijn: overheid, lokaal bestuur, bouwpromotoren en inwoners.

BIOGRAFIE Joris Scheers, projectleider vastgoedbeleid bij het Departement Bestuurszaken en transitiemanager ‘Duurzame en creatieve steden’ van het ViA-project, is verkozen tot voorzitter van de European Council of Spatial Planners/ Conseil Européen des urbanistes (ECTP-CEU), de koepelorganisatie van Europese vakverenigingen voor stedenbouwkundigen en ruimtelijk planners. Scheers is ruimtelijk planner en socioloog en voormalig voorzitter van de Vereniging voor Ruimte en Planning (VRP). Vandaag is hij onder meer ook actief als gastdocent aan de KU Leuven en als voorzitter van de gemeentelijke commissie ruimtelijke ordening (gecoro) van de stad Leuven. Hij wil de komende jaren het Europese netwerk versterken, de organisatie vernieuwen en aandacht vragen voor de ruimtelijke uitdagingen waarmee Europa te maken krijgt, zoals het functioneren van stedelijke netwerken, de ongebreidelde inname van open ruimte, de klimaatverandering en de (samen) leefbaarheid.


Professioneel bijgestaan door een onafhankelijke kwaliteitskamer.” Groen en gemeenschappelijk Om meer woongelegenheid en tegelijkertijd meer groen te creëren, zullen we volgens professor Scheers dichter bij elkaar moeten wonen en bereid moeten zijn om een aantal ruimtes te delen. “Ook daar hoeft niemand voor terug te schrikken. Voor een jong gezin is een nieuwe en duurzame woning met veel lichtinval middenin de stad, in een project met een gezamenlijke fietsenstalling en gezellige gemeenschappelijke tuin, veel interessanter dan een kleine en verouderde rijwoning met achteraan een langwerpig tuintje langs een steenweg op tien kilometer buiten de stad.” “Een grootschalige enquête die twee jaar geleden werd uitgevoerd door het departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed toonde trouwens aan dat veel Vlamingen ervan dromen om in een stad zoals Freiburg te wonen, met een autoluw stadscentrum en dichtbevolkte woonwijken met gezamenlijk groen en een vlotte bediening

door het openbaar vervoer.” De resultaten uit de enquête ‘De woonwens van de Vlaming anno 2013’, georganiseerd door Groep Huyzentruyt, bevestigen die tendens. “We moeten dringend af van onze bouwtraditie van individuele huizen met een eigen garage en tuin. Veel Vlamingen lijken al klaar voor een dergelijke mentaliteitswijziging. Ook projectontwikkelaars hebben vaak innovatieve oplossingen klaar. Het komt erop aan om de nek uit te steken en in debat te treden met alle spelers.” “We hoeven trouwens niet altijd naar Freiburg te kijken als schoolvoorbeeld van duurzaam en kwaliteitsvol wonen. Ook in Vlaanderen zijn al een aantal mooie projecten gerealiseerd. Ik denk aan de stadsvernieuwingsprojecten in de Vaartkomsite in Leuven. Daar worden meer dan 2.000 woningen gebouwd op een oude industriële site. Ondanks het feit dat daar dus duizenden mensen dicht bij elkaar zullen wonen, zijn die woningen reeds allemaal verkocht omdat de projecten erg duurzaam en kwalitatief zijn, met aandacht voor zachte mobiliteit, gebruiksgemak via technologie, groen en autoluwe straten.”

belangrijke uitdagingen voor Vlaanderen

-

Demografische evolutie De bevolking groeit, de vergrijzing neemt toe en in de steden stijgt zowel het aantal jongeren als het aantal migranten. Het komt erop aan de sociale cohesie te versterken.

Schaarste van natuurlijke bronnen We zullen veel rationeler moeten omspringen met onze beschikbare ruimte en natuurlijke hulpbronnen. De ruimte hergebruiken of een dubbele functie geven wordt eerder de regel dan een uitzondering.

Snelle technologische ontwikkeling We moeten blijvend inspelen op technologische evoluties en ervoor zorgen dat technologische versnellingen een bond­ genoot worden.

Grotere diversiteit en complexiteit Onze samenleving wordt complexer door een grotere sociale mix, de kracht van sociale media en wijzigende arbeidsverhoudingen. Slimme en meervoudige oplossingen zijn nodig.

6

Kwaliteit en gezondheid van onze leefomgeving We moeten aandacht hebben voor onze fragiele leefomgeving en de veranderende kwaliteit van lucht, water en natuur.

$

Connectiviteit Vlaanderen is de poort voor heel NoordWest-Europa, waardoor tal van goederen onze regio kruisen. Verschillende transportlagen zijn nodig om die stroom te kunnen slikken, met aandacht voor onze leefomgeving.

Creativiteit stimuleren Het wordt steeds belangrijker om creatieve oplossingen te stimuleren en toe te passen en barrières weg te nemen, zonder onze fundamenten te ondergraven.

Colofon De Woonmix, een initiatief van Groep Huyzentruyt, werd gedrukt op Amber Graphic, een papier met een certificaat van de Forest Stewardship Council. Cantilis (www.cantilis.be) stond in voor concept, vormgeving, coördinatie en nam de redactie en eindredactie van alle interviews en teksten voor zijn rekening (teksten door Kurt Vincent, Kim Maeseele en Pascal Van Wambeke). Voor de stukken over Freiburg werd vertaald uit de tweede editie van de publicatie “Freiburg Charter: requirements on urban development and planning for the future”, Freiburg im Breisgau 2012. De enquête “De woonwens van de Vlaming anno 2013” werd afgenomen door Double You Research. Fotoreportage van het pilootproject Modus7 door Sven Everaert. Drukwerk door Bema Graphics. Groep Huyzentruyt dankt burgemeester Luc Martens, Vlaams minister Philippe Muyters, architect Patrick Six en professor Joris Scheers die tijd vrijmaakten voor een interview. Wij bedanken ook professor Wulf Daseking, professor Joris Scheers en onderzoeker Bart Warlop voor hun bijdrage aan de academische zitting “De Woonwens van de Vlaming anno 2013”. Verantwoordelijke uitgever Joris Ockier Groep Huyzentruyt, Wagenaarstraat 33, te 8791 Beveren-Leie T +32 (0)56 736 736, F +32 (0)56 718 517 info@huyzentruyt.be


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.