Quest brandweerspecial Brand meester

Page 1

Brand

meester

Blusboot heeft nooit tekort aan water

25

korpsen in actie

Laat die vetpan niet alleen! En meer tips voor thuis

Een dag mee met de uitrukploeg


Ben je tussen de 12 en 18 jaar oud? Dan kun je bij de Jeugdbrandweer. Je krijgt les in bijna alles wat met de brandweer te maken heeft en je doet mee aan wedstrijden. En als je het leuk vindt, kun je later naar de echte brandweer. Op dit moment zijn er 150 jeugdbrandweerkorpsen in Nederland, dus er is vast een korps in jouw omgeving!

Kom bij de jeugdbrandweer Wil je meer weten over de jeugdbrandweer? Kijk dan op www.brandweer.nl/jeugdbrandweer


Adrenaline Een van mijn eerste banen in de journalistiek was politieverslaggever bij de Haagsche Courant. Ik deed verslag van misdaad, ongelukken en brand. Mijn contactpersoon bij de Haagse brandweer was de voorlichter Fred Lek. Ik las dat hij in 2013 met pensioen is gegaan. Het leek Fred een goed idee als ik aan den lijve zou ondervinden wat het betekent om brandweerman te zijn. Dus mocht ik 24 uur doorbrengen op de kazerne in Loosduinen. Er gebeurde bijna niets, dat zul je dan altijd zien. Nou ja, ik werd midden in de nacht wakker geschud voor een oefening. Daar liep ik in het donker met een zuurstofmasker op door de gangen, als een kip zonder kop op zoek naar kleren, happend naar adem. En die mannen lachen. De volgende middag leek het wel raak. En dat moment zal ik nooit vergeten. Pak aan, laarzen aan, helm op, snel! De wagen in, knieën tegen elkaar, is iedereen er? En dan die snelheid van de wagen en het loeien van de sirene. De adrenaline gutste door mijn lichaam. 5 minuten later stond ik met een bezem glas te vegen. Een aanrijding. Niet eens een die de krant zou halen. Maar ik voelde even wat de mannen en vrouwen van de brandweer zo vaak zullen meemaken. En bepaald niet alleen voor een kleine botsing. Deze Quest-special is voor alle mensen van de brandweer in Nederland. En voor iedereen die wil weten wat hen zo bijzonder maakt. Veel leesplezier! Thomas Hendriks Hoofdredacteur

Inhoud 4

30.000 brandweerlieden

6

Kun jij bij de brandweer?

Hoeveel branden blussen zij per jaar?

Voordat je op de tankautospuit kunt stappen, moet je door de keuring.

8

Mee op uitruk

Hoe ziet het leven op de kazerne eruit? Quest liep een dag mee.

16 Industriële vlammenzee

In 2014 was er een grote brand bij Shell in Moerdijk. Wie neemt in zo’n geval de leiding?

22 Een gewaarschuwd mens

66 Drone kijkt mee

Hoe een onbemande helikopter de brandweer gaat helpen.

Een brand helemaal uitsluiten is niet mogelijk, maar met deze voorzorgsmaatregelen kom je een heel eind.

28 Mooi materieel

Hoe hoog komt de autoladder en wat zit er in een tankautospuit?

34 Brandmeester

Hoe benadert Stephan Wevers een brand? ‘De veiligheid van mijn mensen gaat voor.’

46 Redding te water

Dichtbij de kant of midden op het meer, voor elke redding zijn er specialisten.

58 Snel inzetbaar

Zo’n busje maakt minder indruk, maar hij is zeer snel ter plekke.

50 Getrouwd met de brandweer

Samenwonen met een brandweerman: ‘Zodra die pieper gaat, kom jij op nummer twee.’

52 Waar ging het mis?

Hoe kom je er na een brand achter wat er misging? En wat kun je daarvan leren?

60 Een leven lang trainen

Iedereen moet oefenen, ook de ervaren kracht die al 30 jaar bij de brandweer zit.

8 Op uitruk in Schiedam

Wat doen brandweerlieden als ze geen brand blussen?

66 Ogen in de lucht

Met een beetje geluk krijgt de brandweer versterking van een onbemande helikopter.

68 Fik in de fabriek

Hoe een slachtoffer een brandveiligheidsexpert werd.

en verder

Mens en materieel Vraag & Antwoord Colofon & Beeldcredits

14, 26, 58, 72 38 74

34 Voorman vertelt

Stephan Wevers: ‘Elke brand is anders.’ BRAND MEESTER

3


De brandweer in cijfers (2013)

50 92 36.000 keer brak er brand uit in Nederland

mensen vonden de dood door brand

buitenbranden

schoorsteenbranden

binnenbranden 4

BRAND MEESTER

minuten na de melding is de brandweer gemiddeld ter plaatse. De brandweer rukt steeds sneller uit, maar is langer onderweg

25.500 mensen hebben een repressieve (brandbestrijdende) functie bij de brandweer, 80 procent daarvan is vrijwilliger

86.700

66

brandmeldingen kwamen er binnen, in 58,4 procent van de gevallen was dat loos alarm

euro per inwoner geven we in Nederland aan de brandweer uit


00

52.200

5 25 mensen werden bij een brand gered, 400 daarvan door de brandweer

978 1/65 148 is de kans dat je in Nederland thuis een brand meemaakt

brandweerkazernes in Nederland

grote branden, met elk een schade van meer dan één miljoen euro

regio’s telt de brandweer in Nederland

BRON: Cbs, Verbond van verzekeraars

verzoeken om hulpverlening kwamen er binnen

procent van de brandweerlieden is vrouw

91

brandweermannen kwamen sinds 1945 om het leven tijdens een uitruk BRAND MEESTER

5


Zou jij ook bij de brandweer kunnen?

Klaar voor de vuurdoop Een brandend pand binnengaan terwijl iedereen wegvlucht. Van een brandweerman of -vrouw wordt nogal wat gevraagd. Hoe test de brandweer of iemand geschikt is? 77 Tekst: Paul de Lange

K

lauteren, hurken, knielen, tillen, kruipen, klimmen en weer doorgaan. Wie bij de brandweer wil, moet rekenen op flink wat spier­pijn. Een pittig parcours van acht onderdelen (samen de ‘brandbestrijdingstest’) maakt namelijk deel uit van de keuring. Met de aanstellingskeuring test de brandweer of je het vak van brandweerman aan

Hoe kom je bij de brandweer? 1. Sollicitatie en selectie Wie minimaal VMBO 3 heeft, kan bij een korps sollici­teren. In het selectiegesprek komt je motivatie aan de orde. Ook wordt ingeschat of je kwaliteiten voldoende aansluiten bij het vak. 2. Vragenlijst Een vragenlijst en een aanvullend gesprek sporen gezondheidsklachten op. Ook psychologische vragen komen langs. Zo moet je wel tegen kleine ruimtes kunnen. 3. B iometrische test Als je kleurenblind bent, gaat een baan als brandweerman niet lukken. De biometrische test wijst uit of je medisch geschikt bent. 4. Fysieke testen De brandbestrijdingstest en de traplooptest. Een goede conditie is vereist! 5. Opleiding volgen Wie bovenstaande stappen met goed gevolg doorloopt, is klaar voor de opleiding tot brandwacht. Duur: 6 maanden.

6

BRAND MEESTER

kunt. Wat er tijdens het parcours zoal van je wordt verlangd? Bijvoorbeeld dat je door een smalle gang kruipt, voor én achteruit, met een ademluchtfles van zeven kilo op je rug. En dat je een pop van tachtig kilo een eind kunt verslepen, veel zwaarder dan de poppen waar de brandweer mee oefent. Alles moet je binnen twintig minuten voltooien. Als klap op de vuurpijl volgt erna de traplooptest: met een brandslang onder elke arm twintig meter klimmen. Dat klinkt pittig allemaal. Aan de andere kant: om brandweerman te worden hoef je geen marathonloper te zijn. ‘Iemand die gewoon een goede conditie heeft, moet de fysieke testen in principe kunnen halen. Maar je wordt er wel echt moe van, dus we testen gelijk of je een doorzetter bent’, zegt Jos Hendriks, projectleider aanstellingskeuring voor Brandweer Nederland. AAKnallen met hersens Is die keuring voor alle functies en rangen bij de brandweer eigenlijk hetzelfde? ‘Wel voor alle manschappen die uitrukken bij brand, voor beroeps en vrijwilligers’, zegt Hendriks. ‘Voor sommige functies, zoals die van duiker, gelden aanvullende eisen. Zij krijgen enkele bijzondere onderdelen voor hun kiezen die met de uitvoering van hun taak te maken hebben.’ De fysieke test voor de uitrukdienst is ook op deze manier ontworpen: alle specifieke activiteiten waarmee ze in de praktijk te maken krijgen, komen aan bod. ‘Het onderdeel met de pop laat zien of je fysiek in staat bent om een slachtoffer uit een brandend pand te slepen’, zegt Hendriks. ‘En met het traplopen testen we je piekbelasting, dat wil zeggen dat je vanuit een situatie van relatieve rust ineens moet kunnen knallen. Dat moet je ook kunnen wanneer je bij een brandende flat aankomt.’


Toch gaat het niet alleen maar om snelheid. Hendriks: ‘Zeker niet. We kijken bij de keuring ook naar de manier waarop je dingen aanpakt, of je blijft nadenken bij wat je doet. Voor alle oefeningen geldt: wie als een dolle stier te werk gaat, verliest gegarandeerd het overzicht. En dat is wat je niet wilt hebben bij iemand die straks een crisis te lijf moet. Dus het gaat er ook om of je in een stressvolle situatie rustig en veilig blijft opereren.’ AAOp de brand af Er zijn meer mentale vaardigheden waarover een brandweerman moet beschikken. ‘In een crisissituatie zijn mensen geneigd om te vechten, vluchten of bevriezen’, zegt Hendriks. ‘Het bijzondere aan een brandweerman is dat hij het alle drie niet moet doen. Je moet optreden, maar met gezond verstand en binnen een team. Daarom is het nodig dat je over de discipline beschikt om te doen wat je met je bevelvoerder hebt afgesproken. Maar je moet ook indivi­dueel snel beslissingen kunnen nemen.’ Als je hebt afgesproken om naar rechts te gaan, maar je ziet een gevaar op rechts, dan moet je zelf de beslissing nemen om af te wijken van de opdracht en dat door te geven aan je bevelvoerder. Met behulp van vragenlijsten en gesprekken achterhaalt de

brandweer of iemand over de benodigde mentale eigenschappen beschikt. Ook een psychologische test maakt deel uit van de aanstellingskeuring. AABlussen hoeft nog niet Eén ding lijkt daaraan wel te ontbreken: van brand blussen is nog geen sprake. Hoe zit dat? Hendriks: ‘Dat klopt. Daarvoor is het nodig dat je eerst leert omgaan met beschermingsmiddelen. Dus met vuur krijg je pas te maken in de opleiding van zes maanden die na de aanstelling volgt.’ Die opleiding is een combinatie van theorie en praktijk, met de eerste kennismaking met vuur. ‘Ja, het gebeurt dat mensen tijdens de opleiding nog afvallen’, zegt Hendriks. ‘Want voor de eerste keer een forse brand meemaken, is voor iedereen een heftige ervaring.’ Maar als je bij kleine ruimtes, vuur of rook in paniek blijft raken, wordt het uitrukken als brandweerman wel erg moeilijk. 7 redactie@quest.nl M EER I N FO R M ATI E www.brandweer.nl/werkenbijdebrandweer: praktische info over werken bij de brandweer.

Brand discrimineert niet

D

e keuring bestaat voor een deel uit fysieke opdrachten. Mogen vrouwen daar iets langer over doen dan de mannen? ‘Nee, we maken geen onderscheid’, zegt projectleider Jos

Hendriks. ‘De reden daarvoor is simpel: een brand maakt ook geen onderscheid. Je kunt in nood­ gevallen nooit zeggen: doe er maar een minuut langer over.’ Gelukkig zijn

de tests voor fitte dames goed te doen: er komen steeds meer vrouwen bij de brandweer. Hendriks: ‘Er zijn al tankautospuiten waar alleen vrouwen op zitten.’ BRAND MEESTER

7


Een dag mee met de uitrukdienst in Schiedam

Op de stoep parkeren is in dit geval geen gemakzucht. Zo kunnen de wagens bij een melding direct wegrijden.

‘PRIO 1 voor

tankautospuit’

8

BRAND MEESTER


Oefenen hoe je een te water geraakt slachtoffer uit de plomp kunt redden.

Ieder heeft een taak. Carlo Looyé zit vandaag achter het stuur.

Standaarduitrusting van een brandweerman: beschermende jas, broek, handschoenen en helm.

Een uitslaande brand, een auto die te water is geraakt of een reanimatie. Het is de uitrukdienst van de brandweer die er na een melding van 112 op af gaat. 77 Tekst: Carlijn Simons

Ook brandweermensen doen administratie, lezen boeken of bestuderen hun telefoon.

H

et is donderdagochtend half acht. De mannen van ploeg B komen een voor een de kazerne van Schiedam binnen. De dienst van ploeg A zit er om acht uur op, en Rik de Lange, Ronald van Rosmalen, Carlo Looyé, Ronald van Hoorn, Richard de Waard, Michael van Veen, Ron Kok, Robin Ball en Jim Hardeveld nemen het volgende etmaal voor hun rekening. Ze zijn normaal met zijn achten, maar het is De Langes eerste week, hij draait mee als extra man. Bij de koffie stelt ploeg A de collega’s op de hoogte van de incidenten waarvoor zij zijn uitgerukt. Dan pakken ze hun tassen. De volgende twee dagen zijn ze vrij. Want de brandweermannen volgen een 24 uur op, 48 uur af rooster.

van de ploegen mee. Hoewel de samenstelling van de ploegen vast is, krijgt per wacht iedereen een andere taak (zie kader ‘Wie doet wat?’). De Waard, Van Veen, De Lange, Van Hoorn, Looyé en Van Rosmalen bemannen vandaag in geval van brand de tankautospuit. Daarnaast beschikt de kazerne over een hoogwerker en een waterongevallenwagen. Kok en Ball bemannen de hoogwerker. De rest zal indien nodig overspringen in de waterongevallenwagen. ‘En wat eten we vanavond?’, roept De Waard, die zichzelf tot ploegkok heeft gebombardeerd. ‘Kip met boontjes, wortelen en gebakken aardappelen?’ Niemand maakt bezwaar, dus kip met boontjes, wortelen en gebakken aardappelen it is.

08:00

08:30

Bij de tweede kop koffie deelt Kok de indeling

De mannen dalen af naar de garage waar de BRAND MEESTER

9


Boodschappen doen ze in de hoogwerker, voor als er een melding komt

Doen alsof: er staat een huis in brand en er is nog een slapend kind binnen.

Wie doet wat?

D

10

e bemanning van een tankauto­spuit, het voornaamste blusvoer­tuig, bestaat uit 6 man. Op de achterbank: nummer 1 en 2, of de verkenningsploeg. Zij springen op de plek van het incident als eerste naar buiten om de situatie te verkennen en om de eerste reddingswerkzaamheden uit te voeren. Bij brand bedienen zij de zogenoemde ‘eerste straal’. In het midden: nummer 3 en 4, oftewel de waterploeg. Zij zijn verantwoordelijk voor de ‘wateropbouw’ en ze sluiten de slangen aan op de bluswaterwinplaatsen. Daarna bedienen zij de ‘tweede straal’. Bij een ongeval zorgt nummer 3 er als

veiligheidsman voor dat zijn collega’s hun werk goed kunnen doen. Hij ruimt bijvoorbeeld Als de piepers gaan, wordt het potje voetbal de glasscherven op of direct gestopt en is het sprinten naar de auto. dekt brandstof die uit een voertuig lekt af. Nummer 4 is de gewondenverzorger. Hij ontfermt zich over de slachtoffers en verleent basale eerste hulp. Voorin: worden. Bijvoorbeeld in het geval van een ‘P’ en ‘B’, de pompbediende/chauffeur reanimatie, als er slachtoffers beklemd en de bevelvoerder. De chauffeur rijdt zijn geraakt bij een ongeluk, als er iemand de wagen en bedient op de plek van vastzit in een lift of als er ergens gevaarhet incident de pomp. De bevelvoerder lijke stoffen zijn vrijgekomen. Daarbij staat aan het hoofd van de ploeg. Hij heeft de Schiedamse kazerne een duikdeelt de orders uit. team dat ingezet kan worden als iemand

voertuigen staan geparkeerd en aan kapstokken ieders persoonlijke beschermingsuitrusting hangt. Je wilt er niet tijdens een uitruk achter komen dat de zwaailichten of de pomp het niet doen. Net zomin wil je pas in een lichterlaaie staande woning ontdekken dat je ademluchttoestel of je portofoon niet werkt. Daarom begint elke wacht met een grondige controle van het materieel. Zodra de hoogwerker in orde is bevonden, rijden Kok en Ball ermee naar de supermarkt om boodschappen

voor de lunch en het avondeten te doen. Zo kunnen ze, als er een melding is, meteen doorrijden. Want wat ze ook doen en waar ze ook zijn, zowel de wagens als de mannen moeten te allen tijde paraat zijn. De rest zet zich ondertussen aan een andere huishoudelijke taak. De kazerne dweilt namelijk niet zijn eigen vloer.

BRAND MEESTER

09:15

Behalve bij brand, komt de uitrukdienst in Schiedam ook in actie als er hulp verleend moet

in het water is gevallen of gereden. Om de onderwatervaardigheden van de ploeg scherp te houden, worden er elke dinsdag en donderdag duikoefeningen gedaan. Met het voltallige wagenpark rijden de manschappen af naar de Schie. Daar parkeren ze royaal op de stoep. Dat heeft niks te maken met asociaal doen. Integendeel, ze doen dat alleen maar zodat ze onmiddellijk weg kunnen rijden als er een melding komt. Maar de pagers (piepers, red.) houden zich stil. Hoewel er op een gemiddelde dag wel zes tot tien uitrukken zijn, kunnen Van Veen, Van Hoorn en


Het team wacht bij de wagen op nadere orders van de bevelvoerder.

Druk programma Brandweerman zijn, betekent zeker een uur per dag sporten.

Ball de pop die te water is gelaten, om beurten opduiken en ongestoord boven brengen.

13:00

Nadat er tijdens de lunch minstens vijf broden zijn verorberd, staat er een ademluchtoefening op het programma. Een verlaten pand staat zogenaamd in brand en in een van de kamers ligt een klein kind te slapen. Hardeveld, Van Veen, Van Hoorn en De Lange hijsen zich in hun uitrukpak, zetten hun helm op en sluiten hun ademluchtfles aan. Een blindmasker zorgt ervoor dat ze nauwelijks iets kunnen zien, alsof de rookontwikkeling ze het zicht al heeft ontnomen. Volgens de techniek die ze is aangeleerd, tasten Hardeveld en Van Veen eerst samen de ruimte af. Daarna zijn de andere twee aan de beurt. Beide duo’s komen met het poppenkind onder de arm

Overleg over het gaslek.

weer naar buiten, maar oefenleider Van Rosmalen heeft nog wel wat opmerkingen en suggesties. ‘Communiceren’, zegt hij, ‘aan elkaar doorgeven wat je onderweg tegenkomt en luisteren naar wat de ander zegt. Je hoeft die deur niet helemaal af te tasten zodra je weet dat het een deur is. Er ligt een kind binnen!’

15:30

Een brandweerman doet fysiek veeleisend werk. Om je in een zwaar, heet pak, ademend in een masker door hete vlammen te kunnen worstelen met een brandslang in je hand of een slachtoffer onder je arm, moet je een goede conditie hebben. Om op een paar meter diepte in steenkoud, donker water iemand uit een auto te kunnen halen moet je topfit zijn. Daarom wordt er elke dag ruim een uur gesport. Bevel­ voerder Van Rosmalen: ‘We beginnen met

W

ie denkt dat brandweermannen de hele dag lui op de kazerne zitten te kaarten tot het alarm eens een keer gaat, heeft het mis. Elke dag van de week heeft een programma met verschillende activiteiten. Naast de dagelijkse controle van de voer­ tuigen, schoonmaaktaken, sporten en administratieve werkzaamheden, wordt er veel geoefend. Tijdens zo’n oefening worden bepaalde situaties nagespeeld zodat de brandweer­ mannen hun vaardigheden op peil houden. Ook doen ze wijkoriëntatie. Dat betekent dat de uitrukploegen de wijk ingaan om de straten te leren kennen en te zien waar er opstop­ pingen of versperringen zijn. Dan is er nog een onderdeel ‘Brandveilig leven’. Daarbij probeert de brandweer het brandveiligheidsbewustzijn van de burgers te vergroten door bijvoor­ beeld de wijk in te trekken om mensen te informeren, rookmelders op te hangen in woningen, campagnes te voeren en open dagen te organiseren. BRAND MEESTER

11


Het alarm in de kazerne is zo luid dat erdoorheen slapen onmogelijk is

Met gillende sirenes

V

oefeningen, zoals sit-ups en opdrukken. Maar voetballen doen we het meest. De oudjes tegen de jonkies, de hemden tegen de blote bovenlijven. Elke dag een ander partijtje.’

16:14

Ze hebben de bal nauwelijks een paar keer overgespeeld, als opeens alle pagers op tilt slaan. Een melding! De mannen stormen het veld af en sprinten naar de auto’s. Daar springen ze razendsnel in hun uitrukpakken en laarzen en nemen hun plaats in. Terwijl de sirenes gillen en Looyé de tankautospuit de hoek om jaagt, roept De Lange hem richtingaanwijzingen toe. Op basis van het navigatiesysteem plus een ouderwets stratenboekje, TomTom is immers niet onfeilbaar, loodst hij zijn ploeg naar de Industrieweg. In een van de bedrijven daar zou een man in aanraking zijn gekomen 12

BRAND MEESTER

an alle meldingen die bij 112 binnenkomen, wordt ingeschat hoe hoog de nood is. Op basis daarvan krijgen ze een zogeheten ‘prio 1’ of ‘prio 2’ mee. Prio 1 krijgen de gevallen met gevaar voor mensen, zoals een brand of een verkeersongeluk. De brandweer rukt uit met sirenes en blauwe zwaailichten en mag als voorrangsvoertuig dan onder meer door rood licht rijden en de maximumsnelheid overschrijden. Bij een prio 2 is het wel nodig dat de brandweer ter plaatse komt, maar er is geen bloedspoed bij. Denk aan een kat in de boom, een omgevallen boom op een fietspad of een ondergelopen tunnel. Er wordt dan zonder sirenes en zwaailichten uitgerukt en de brandweer mag niet door rood of harder dan de maximumsnelheid rijden. Wel mag de brandweer overal parkeren en over het fietspad of de stoep rijden.

met giftige stoffen. Bevelvoerder Van Rosmalen gaat met de verkenningsploeg op onderzoek uit, terwijl de waterploeg de blusslangen uitrolt en die op de brand­ kranen aansluit. Er worden inderdaad giftige stoffen aangetroffen, maar die zijn inmiddels opgedroogd en kunnen geen kwaad meer.

18:45

Wat later dan gewoonlijk gaan de mannen hongerig aan tafel. De hoogwerker was niet nodig op de Industrieweg, dus hebben Kok en Ball ondertussen alvast de aardappelen geschild en de kip gebakken. ‘Een raar incidentje’, zegt Hardeveld nog over de

uitruk, en dan gaat het gesprek al snel over de gel die De Langes haar in model houdt en dat wortelen, zo weet Looyé, heel ongezond voor je zijn als je er te veel van eet. ‘Maar als er iets heftigs is gebeurd’, vertelt Kok later, ‘hebben we het er wel met zijn allen over.’ En dan mogen het allemaal grote, stoere mannen zijn, ‘er knakt, meestal als er een kind bij betrokken is, ook weleens iemand. Maar wij zeggen altijd: je hebt brandweer­ mannen en mannen die bij de brandweer werken. We hebben niet voor niets voor dit werk gekozen. De meesten kunnen goed omgaan met de nare dingen die we tegenkomen.’


Als elke seconde telt

A

Een pak om direct in te stappen.

Midden in de nacht op een bedrijven­ terrein voor een brand­ melding...

... en die melding bleek loos.

21:11

Sommige mannen zitten voet­ bal te kijken, anderen hebben zich teruggetrokken op hun kamer met de iPad, een aantal is boven aan het sporten en de bevelvoerder doet zijn administratie. Na het avondeten staan er geen activi­ teiten meer gepland. Tot het alarm loeit. In no time staat iedereen beneden. Ze racen naar het tankstation waar mogelijk een gaslek is. Weer gaan de bevel­voerder en de verkenningsploeg op onderzoek uit. De explosiegevaarmeter meet inderdaad gas, dus drukken ze de noodstop in. Daar­ door stopt de gastoevoer en kan er niets meer gebeuren. De eigenaar van het tankstation zal morgen verder bekijken wat er aan de hand is.

01:42

Het is onmogelijk om er doorheen te slapen, zo luid is het alarm. Met slaperige ogen en nog

half ontblote bovenlijven sjezen ze hun kamers uit, de trap af naar de garage. De ouderwetse paal waar je in films brand­ weermannen vanaf ziet glijden, hebben ze hier niet, er zouden te veel ongelukken mee gebeuren. Om geen tijd te verliezen hebben de mannen hun pak zo neergezet dat ze er in een keer in kunnen springen. ‘De slechtste tijd die je kunt hebben’, gromt Looyé terwijl hij zijn plek achter het stuur inneemt, ‘precies in je diepste slaap.’ Toch rijdt hij de auto strak naar het bedrijventerrein. ‘Een automaatje’, zegt Ronald van Hoorn, over het automatisch brandalarm dat is afgegaan. De onheils­ plek is een grote kantoorartikelenwinkel. ‘Negen van de tien keer is dat loos.’ Van Hoorn krijgt gelijk. Met een loper openen zijn collega’s het kluisje waar de sleutel van het pand ligt. Binnen blijkt er niets aan de hand. Een half uur later is ploeg B weer

fhankelijk van het soort gebouw moet de brandweer voldoen aan bepaalde wettelijke opkomsttijden. De opkomsttijd is een optelsom van de meld-, de uitruk- en de aanrijtijd: Meldtijd: de klok begint te lopen zodra de melding bij de meldkamer (112) binnenkomt. Daar probeert men de melding zo snel mogelijk, veelal binnen 1 minuut, te beoordelen en te verwerken. Uitruktijd: vanaf het moment dat het alarm op de kazerne klinkt, streven de mannen in Schiedam ernaar om in 1,5 minuut in hun pak te schieten, naar de auto te rennen en de kazerne uit te rijden. Voor vrijwilligers is het onhaalbaar om in 90 seconden uit te rukken. Zij moeten eerst vanuit huis of van hun werk naar de kazerne komen. Aanrijtijd: in de resterende tijd rijdt men van de kazerne naar de plaats van het incident. Maar het echte verschil kun je ‘aan de voorkant’ maken. Hoe sneller brand wordt ontdekt en gemeld, hoe beter. Helemaal goed is het om brand te voorkomen. Hoe je dat doet, lees je vanaf pagina 22.

terug op de kazerne. Iedereen zijn bed weer in. ‘Trusten.’

05:44

‘Prio 1 voor TS-14-01’, schalt het door het luid­ sprekers. TS-14-01 is de naam van de tankautospuit. De sfeer in de bluswagen is, net als bij alle uitrukken, kalm. Rustig trekt iedereen zijn jas aan, houdt zijn helm bij de hand en hangt een masker om, zo­ dat ze klaar voor de start op het meldings­ adres aankomen. Maar het is weer een ‘automaatje’ en weer loos alarm.

08:00

Fris gedoucht draagt ploeg B de dienst over aan de collega’s van ploeg C. Dan stappen ze in de auto, op de motor of de fiets naar huis. ‘Tot zondag mannen.’ ‘Tot zondag.’ redactie@quest.nl BRAND MEESTER

13


Henk Croesen, van de vrijwillige brandweer Coevorden, rijdt op de watertankwagen ‘Omdat we in Drenthe geen gebruik meer gaan maken van brandkranen rijden we sinds 2014 met watertankwagens. Die hebben een pomp, slangen voor het vullen en overpompen van water en een tank met 16.000 liter water. Die tank doet dienst als brandkraan. Hoewel een tankautospuit 90 tot 95 procent van de branden kan blussen met de 1500 liter van de eigen tank, heb je voor grotere incidenten deze water­wagen nodig. Bijvoorbeeld voor een uitslaande woningbrand. Bij een uitruk rijden wij met de watertankwagen achter de tankautospuit aan. We leggen een vulslang tussen de beide voertuigen en voorzien zo de tankautospuit van water. Als de inzet langer duurt dan 30 minuten, wordt een 2de watertankwagen gealarmeerd, die ons bijvult. Die kan heen en weer rijden naar een van de honderden vulpunten. De vulslang is loodzwaar, dus bemannen we de wagen met zijn tweeën. De 2de man is navigator en communiceert met de meldkamer en bevelvoerder. De watertankwagen is een gevaarte van 9 meter lang, 3,40 meter hoog en 2 meter breed. Het is een uitdaging om op een dergelijk voertuig te rijden. We hebben een speciale training moeten volgen, zodat we weten hoe hij reageert bij glad weer, bij sneeuw en in bochten. Ook de pomp was even wennen. Die heeft een opbrengst van 4000 liter per minuut. Als je zo’n straal vrij laat spuiten en er staat iemand wat ongelukkig naast de slang, nou ja, dan begint diegene dus opeens te dansen.’ 14

BRAND MEESTER


BRAND MEESTER

15


Hoe werden de hulp足diensten de enorme brand bij Shell Moerdijk meester?

Vuurzee in Een brand bij een chemische fabriek is wel even wat anders dan een woningbrand. Hoe pakt de brandweer dit aan? Quest reconstrueert de brand bij Shell Moerdijk. 77 TEKST: ANTJE VELD

16

BRAND MEESTER


Wat doet de brand­weer als ze zo’n inferno aantreffen? Op 3 juni 2014 vliegt na een ontploffing in een vat ethylbenzeen de complete installatie van Shell Moerdijk in brand.

BRAND MEESTER

17


Na de harde knallen schiet een vlam de lucht in die nog hoger is dan de Domtoren

Industrieterrein Moerdijk

O

p dinsdagavond 3 juni 2014 heeft bevelvoerder Ad Baselier dienst op de brandweerkazerne aan de rand van het industrieterrein in Moerdijk. Zijn team zit iets voor elf uur voor de televisie te wachten op het weerbericht van Piet Paulusma, als er plotseling een harde knal klinkt. Een seconde later nog één. Een van de manschappen komt de keuken uit gerend: ‘Ik zie enorme vlammen, slechts een paar kilometer hier vandaan!’ Baselier weet dat op het industrieterrein zo’n 400 bedrijven gevestigd zijn, waarvan er circa vijftien met zwaar chemische stoffen werken. Hij aarzelt geen moment: zijn team van zes man gaat met twee wagens onderweg, nog voor er een alarmering is ontvangen. Ze rijden richting de vlam die op zo’n vier kilometer afstand 130 meter de lucht in schiet. Dat is hoger dan de Domtoren in Utrecht. Onderweg komt de melding van de gemeenschap­pelijke meldkamer. Er zijn twee ontploffingen geweest bij Shell, er brandt een gevaarlijke stof en vijf mensen zijn vermist.

Goed wassen

I

n de nacht van de brand stond er een zuidoostelijke wind. Dit betekent dat de rookwolk die vanaf de brandende fabriek opsteeg, richting de Hoeksche Waard, Dordrecht en Zwijndrecht is gedreven. Daar kwamen roetdeeltjes neer die zijn onderzocht op zware metalen. Hoewel er geen schadelijke concentraties zijn gevonden, hadden mensen in de om­ geving vragen over hun gezondheid. Zij kregen het volgende wasadvies: A Na aanraken van roet, handen wassen met water en zeep. A Groenten uit de eigen tuin kunnen veilig worden gegeten, maar moeten goed gespoeld worden met water. Voor sla en koolsoorten betekent dit dat de blaadjes losgehaald moeten worden en onder stromend water schoongemaakt moeten worden. A Grote roetflinters kunnen uit bijvoor­ beeld een zandbak of van auto’s en tuinmeubilair worden verwijderd met water of met handschoenen. A Kippen en eieren kunnen gewoon gegeten worden. A Huisdieren mogen naar buiten. 18

BRAND MEESTER

Bij een brand van dit formaat komen alle kazernes in de buurt in actie. Dat vraagt om overleg en coördinatie.

AADrukbrand spuit omhoog In de fabrieken van Shell Moerdijk worden grondstoffen geproduceerd om verschillende soorten kunststof te maken. Hiervoor worden chemische stoffen gemengd in reactoren. Op 3 juni worden bij een van die reactoren onderhoudswerkzaamheden verricht. Wat er precies is gebeurd, is nog altijd onduidelijk. Daar doet een onafhankelijke commissie onderzoek naar. Wel is bekend dat tijdens de ploegenwisseling die avond, om tien voor elf, twee ontploffingen in de reactor plaatsvinden, waarna de installatie ter grootte van een voetbalveld in brand vliegt. Hoewel de reactor vanwege het onderhoud niet in gebruik is, zit deze vol met ethylbenzeen. Dat is een giftige stof die erg brandbaar is. Op het moment dat Ad Baselier met zijn team een paar minuten na de eerste knal bij het terrein aankomt, is de bedrijfsbrandweer van Shell zelf ook net gearriveerd. Samen bestuderen ze de kaarten van het terrein om een inschatting te maken van wat er in brand staat en welke gevaarlijke installaties er in de buurt staan die niet in brand mogen vliegen. Ze naderen de brand tot op honderd meter om vanaf een veilige afstand onderzoek te doen. Daar is de enorme hitte al goed voelbaar. Zelfs met beschermende kleding kunnen

ze slechts tot twintig meter van de brand optrekken. ‘Je wordt direct aangetrokken door de vlammenzee als je komt aanrijden. Ook voor brandweermensen is een vlam die 130 meter hoog is en honderd meter breed geen dagelijkse kost. Dat is behoorlijk indrukwekkend’, zegt Baselier. ‘Toch is die vlam op dat moment niet het belangrijkste. Je kunt er niets mee. Het is een drukbrand, er is een constante aanvoer van ethylbenzeen. Daardoor kun je dat niet blussen. Sterker, zou je het wel uit krijgen, dan heb je nog steeds een probleem, want het gevaarlijke ethylbenzeen blijft er uitstromen. Daar wil je juist vanaf. Het is dus eigenlijk ideaal als het gewoon opbrandt.’ AADeskundige kent stoffen Bij een brand van dergelijke omvang, met gevaarlijke stoffen, rookontwikkeling en twee knallen die tot in Utrecht te horen zijn, komt er direct een complexe organisatie op gang. Naast de bedrijfsbrandweer


Moerdijk

Hollands Diep Chemie-Pack

Brandweerkazerne waar Ad Baselier en collega’s de klap horen en direct in actie komen.

Hoofdingang van het Shellterrein, de plek waar het Commando Plaats Incident wordt ingesteld en waar het meldpunt voor de medewerkers van Shell is.

Ammoniak-­ tank en afsluiters

Reactorvat met ethylbenzeen

A59

22:50 uur Ontploffing reactorvat bij Shell. 22:55 uur Ad Baselier arriveert met zijn collega’s bij de brand. 23:03 uur Opgeschaald naar GRIP 2. CoPI wordt ingesteld. 23:20 uur Alle medewerkers van Shell melden zich bij de hoofdingang. 00:30 uur Ammoniaktank wordt gekoeld en afsluiters zijn dicht. Grote gevaar is geweken. 06:10 uur Brand meester.

Klundert

van Shell en het team Moerdijk van Ad Baselier zijn inmiddels ook de brandweer van Klundert en andere kazernes in de buurt ingeschakeld. Boven al die bevelvoerders staat een OvD, een Officier van Dienst, die de verschillende teams centraal aanstuurt. Daar staat een compagniescommandant boven, in dit geval Corné Hagenaars. De compagniescommandant hoort de knallen thuis en weet meteen dat er iets goed mis is. Binnen tien minuten wordt opgeschaald naar ‘zeer grote brand’ en de term ‘GRIP 2’. Dit betekent dat het vuur ook gevolgen heeft buiten de directe omgeving van de brand en niet alleen door de brandweer aangepakt kan worden. Op dat moment wordt er een Commando Plaats Incident (CoPI) ter plaatse gevormd om de coördinatie op zich te nemen. Het CoPI staat onder leiding van een Hoofd Officier van Dienst. In dit geval is dat Nico Koolen. Het CoPI is een team van leidinggevenden uit de hulpverleningsdisciplines

Weinig milieuschade

O

p 5 januari 2011 was het ook raak in Moerdijk. Toen brak er brand uit bij Chemie-Pack. Vergelij­kingen worden dan snel gemaakt, maar de verschillen tussen beide branden zijn groot. ‘Bij Chemie-Pack lagen grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen opgeslagen’, aldus Nico Koolen, Hoofd Officier van Dienst. Er werden chemicaliën buiten bewaard (terwijl het bedrijf daar geen vergunning voor had). ‘Een ander verschil is dat de brand bij Chemie-Pack veel meer milieuschade heeft aangericht.’ Terwijl in 2011 allerlei giftige stoffen via het bluswater in de sloten en in de bodem weg konden stromen, werd dat bij Shell voorkomen door het bluswater op te vangen in de eigen riolering en in opvangbassins op eigen terrein. Daar werd het water later gezuiverd.

Enkele dagen na de brand bij ChemiePack wordt het bluswater weggezogen. Door de chemicaliën is dit roze gekleurd. De witte stip links is een ballon waarmee verontreiniging gemeten wordt. BRAND MEESTER

19


Twee blusvoertuigen brachten met zo’n 15.000 liter water een scherm van nevel aan brandweer, politie, geneeskundige zorg en bevolkingszorg gemeente. Het team wordt nog aangevuld met mensen die de crisiscommunicatie en het informatiemanagement oppakken, een adviseur gevaarlijke stoffen (AGS) en deskundigen van Shell, Rijkswaterstaat en Waterschap Brabantse Delta. Koolen verzamelt met het CoPI de belangrijkste infor­matie over de situatie, die hij aan compagniescommandant Hage­naars doorspeelt. Op deze manier kunnen er snelle beslissingen worden genomen. AABlussen lukt niet ‘Omdat blussen niet mogelijk was, hebben we ervoor gekozen de brand gecontroleerd te laten uitbranden. Op die manier kunnen de gevaarlijke stoffen hoog in de lucht verbranden. Uitstoot van eventuele giftige roetdeeltjes op de grond blijft dan zoveel mogelijk beperkt’, verklaart Hagenaars. ‘Het was op dat moment onze eerste prioriteit om duidelijkheid te krijgen over de vermisten’, zegt hij. Vijf mensen waren in de chaos niet direct op hun meldpunt verschenen, maar meldden zich binnen een half uur gelukkig allemaal. Twee van hen waren lichtgewond. ‘Vervolgens zat het grootste gevaar hem in de hitte die vrijkomt bij de brand’, weet Hagenaars. Deze liep op tot zo’n 800 à 900 graden Celsius.

En dit is de schade. Je kunt goed zien dat de brand met schuim werd (na)geblust.

‘Naast de ontplofte installatie stond een ammoniaktank. Als die door de hitte ook gaat lekken of in brand vliegt, krijg je er een gevaarlijke stof bij die veel giftiger is’, legt Hagenaars uit. ‘Bovendien stonden er nog meer grote installaties in de buurt. We moesten er dus vooral voor zorgen dat deze niet óók in brand vlogen. We wilden absoluut voorkomen dat er een dominoeffect ontstond. Onze grootste prioriteit na de vermisten was daarom: koelen.’ Dit

Schuim of water?

E

en chemische brand bestrijd je op een andere manier dan bijvoorbeeld een woningbrand. Waar de brandweer bij een woningbrand zo snel mogelijk naar binnen gaat om mensen te redden en te blussen met water, wordt bij een chemische brand eerst meer afstand gehouden. Blussen met water is vaak niet mogelijk bij chemische stoffen. Benzine blijft bijvoorbeeld gewoon op water liggen. In zo’n geval moet de brandweer schuim inzetten. Hiermee wordt een soort deken gecreëerd waarmee de brand volledig wordt afgedekt, zodat er geen zuurstof meer bij kan komen. Bij Shell was dit vanwege alle hoeken, gaten en leidingen rond de installatie niet mogelijk, omdat het brandende oppervlak nooit helemaal afgedekt kon worden. Er hoeft maar een klein gaatje te blijven branden en de schuimlaag breekt langzaam af waardoor je opnieuw kunt beginnen. Bij Shell is daarom gekozen om het gecontroleerd uit te laten branden. 20

BRAND MEESTER

werd gedaan door rondom de brandende installatie met behulp van twee blusvoertuigen en ongeveer 15.000 liter water op verschillende plekken een scherm van nevel aan te brengen. Zo zakt de temperatuur. ‘Op het moment dat deze koellijnen zijn aangebracht, moeten we ervoor zorgen dat de aanvoer van nieuwe brandstof stopt. Anders blijf je bezig. Dit noemen we inblokken’, zegt Hagenaars. Verspreid over het terrein stonden vijftien afsluiters die de aanvoer van ethylbenzeen door leidingen regelden. Bij sommige leidingen, met een doorsnede van wel zestig centimeter, zijn drie man nodig om de afsluiter dicht te draaien. Rond half een ’s nachts waren alle koellijnen aangebracht en de afsluiters dichtgedraaid. Iedereen weet dan dat het nog wel een paar uur zal branden, maar dat het grootste gevaar was geweken. AAMensen vluchten weg Het grootste gevaar ter plaatse mocht dan vrij snel onder controle zijn, de maatschappelijke onrust bij omwonenden was op dat moment niet zomaar een halt toe te


Mensen en materieel

B

enodigdheden voor het bestrijden van de chemische brand bij Shell Moerdijk: A 150 personen van de brandweer A 10 industriële blusvoertuigen A 4 ambulances A 1 traumahelikopter A 8 politievoertuigen A 1 politiehelikopter A 2 politieboten A 4 boten van Rijkswaterstaat A 7 uur en 20 minuten van ontploffing tot ‘brand meester’

Tijdens de brand wordt een monster genomen van de lucht boven de Hoeksche Waard.

roepen. Mensen hebben de harde knallen gehoord en als ze dicht genoeg in de buurt wonen, kunnen ook zij de 130 meter hoge vlam zien branden. Vanuit Klundert, het dichtstbijzijnde stadje met bijna 6000 inwoners, sloegen mensen op de vlucht. Er ontstond paniek. ‘Dat had niet zozeer met het incident zelf te maken, als wel met de geschiedenis van de omgeving’, vertelt Koolen. ‘Shell is hier ongeveer veertig jaar geleden gekomen. Een enorme chemische plant, dat was nogal wat. In deze regio zijn de mensen opgegroeid met het idee ‘als het bij Shell ooit misgaat, dan knalt alles uit elkaar en vergaat de halve wereld’, legt hij uit. De voorlichters van de brandweer geven daarom via de sociale media zoals Twitter direct zoveel mogelijk informatie. En de gemeentes van onder meer Moerdijk en Dordrecht geven via hun website adviezen zodat de bewoners weten wat ze moeten doen. Op de sites staat dat je van de rook tranende en prikkende ogen kunt krijgen en dat je ervan gaat hoesten, maar dat dit geen blijvende schade oplevert. En als ethylbenzeen verbrandt, is het behalve

In het ochtendgloren kunnen de brandweermannen die ’s nachts hebben geblust, weer even bijkomen.

de rookontwikkeling die daarbij ontstaat, niet meer schadelijk voor de gezondheid. Er ging een NL-Alert uit dat mensen in de omgeving op hun smartphone konden ontvangen. Daarin stond het advies: sluit ramen en deuren, zet de ventilatie uit en blijf binnen. Om tien over zes ’s ochtends werd het sein ‘brand meester’ gegeven.

De fabrieksinstallatie lag volledig in puin. Naar verwachting kan die pas weer in 2016 gaan draaien. De schade voor Shell bedraagt ruim een miljard euro. Maar er zijn geen doden gevallen en de wereld is niet vergaan. redactie@quest.nl BRAND MEESTER

21


Hoe je voorzorgsmaatregelen tegen brand neemt

Vat geen vlam! Jaarlijks rukt de brandweer zo’n 6000 keer uit voor een woningbrand. Daarbij vallen gemiddeld 44 doden en lopen ruim 600 mensen verwondingen op. Maar met wat eenvoudige voorzorgsmaatregelen is brand in huis goed te voorkomen, zegt Marcel van de Pol, hoofd brandwacht bij de brandweer Amsterdam-Amstelland. 77 Tekst: Carlijn Simons

1

Blus voorzichtig

E

en beginnende woningbrand kun je zelf blussen. ‘Maar’, waarschuwt Van de Pol, ‘doe dat pas als je huisgenoten veilig buiten staan.’ Ga vooral ook niet de held uithangen. Stop wanneer je niet meer zonder gevaar kunt wegkomen, bijvoorbeeld omdat er te veel rookontwikkeling is. Tot die tijd kun je kleine huis-tuin-en-keukenbrandjes met een gerust hart en 3 soorten blusmiddelen te lijf. 1. Met water: tenzij de brand is veroorzaakt door een elektrisch apparaat of brandende olie of brandend vet, werkt water voor een beginnende brand prima. Zorg voor een tuinslang die lang genoeg is om elke plek in huis te bereiken en houd die slang continu aangesloten. 2. Met een brandblusser: schuim- en poederblussers zijn allebei geschikt voor 22

BRAND MEESTER

huisbrandjes. Een brandblusser blust alleen niet oneindig. Ga daarom zo dicht mogelijk op de brandhaard staan en richt op het materiaal dat in brand staat, in plaats van op de vlammen. Spuit met korte stoten, dan raakt de blusser minder snel leeg. 3. Met een blusdeken: deze deken van moeilijk brandbaar materiaal werkt goed als er bijvoorbeeld een prullenbak, een televisietoestel of iemands kleding in brand staat. Je legt hem op de brandhaard. Als het om een persoon gaat, leg je het slachtoffer op de grond en bedek je hem met de blusdeken. Gebruik een blusdeken vooral niet om een olie- of vetbrand te blussen. Uit onderzoek van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit blijkt dat veel dekens dan zelf in de fik vliegen.


2

E

Train je kinderen

en onschuldig beginnend fikkie heeft niet meer dan 3 minuten nodig om zich tot een grote woningbrand te ontwikkelen. Dat is dus ongeveer de tijd die je tot je beschikking hebt om iedereen veilig op straat te krijgen. Het is dan ook niet het juiste moment om je kinderen geduldig en pedagogisch verantwoord uit te gaan leggen dat ze niet nog even naar hun knuffeldier kunnen gaan zoeken of hun computerspel kunnen afmaken. Beter kun je een paar zondagmiddagen besteden aan het vertellen wat ze moeten doen als er brand uitbreekt. Oefen dan

vooral ook het vluchtplan met ze (zie kader ‘Maak een vluchtplan’). Van de Pol: ‘Kinderen onthouden verrassend goed wat ze moeten doen. Onlangs had ik nog een geval van een 10-jarige jongen die zijn broertje, zusje en de hond, geheel volgens de instructies van zijn vader, veilig naar buiten had weten te krijgen voordat hun huis voor de helft afbrandde.’ O ja, om te voorkomen dat het kroost zelf brand veroorzaakt: berg aanstekers en lucifers op waar hun grijpgrage handjes er niet bij kunnen en zet brandende kaarsen ook buiten bereik.

3

Hang rookmelders op

W

aar rook is, is vuur. Overdag waarschuwt je neus je meestal wel als er brand is uitgebroken. Maar als je slaapt, ruik je dat niet. Daardoor word je niet wakker van rooklucht. Giftige gassen in rook kunnen heel gevaarlijk zijn. Koolmonoxide bijvoorbeeld kan je binnen een paar minuten tot een diepe bewusteloosheid bedwelmen. De meeste brandslachtoffers vallen dan ook door de rook. ‘Daarom zijn rookmelders zo belangrijk’, zegt Van de Pol. ‘Daarmee heb je een veel grotere kans een brand te overleven. Het komt gelukkig ook steeds vaker voor dat wij na de melding bij het huis arriveren en de bewoners al buiten staan, omdat ze zijn gealarmeerd door het oorverdovende alarm van de rookmelder.’ Hang er een op elke verdieping, op meer dan 50 centimeter van de zijmuur en de hoeken van een vertrek, en altijd aan het plafond. Waarom op het plafond? ‘Rook is lichter dan lucht en stijgt dus op. De rook stijgt eerst naar boven en zakt dan weer naar beneden. Daarom wordt aan het plafond de rook het eerste opgemerkt.’ BRAND MEESTER

23


Blus brandend vet nooit met water, dat geeft een explosieve verbranding

4

Let op met vet

M

aar liefst 4 van de 10 huisbranden beginnen in de keuken. ‘Een pannetje vet, zoals wij het noemen’, aldus Van de Pol. ‘De olie kan zo heet worden dat de ontbrandingstemperatuur wordt bereikt en de olie spontaan ontvlamt.’ Blijf daarom altijd in de buurt van de potten en pannen als je aan het koken bent. Staan je gebakken aardappelen toch opeens in de hens, dan is er een aantal dingen die je wél moet doen, en dingen die je juist moet laten.

Wel doen:

A Dek de pan af met een

passende deksel.

24

BRAND MEESTER

A Zet de warmtebron uit. A Doe de afzuigkap uit. A Laat de pan staan tot hij

is afgekoeld, tenminste een uur.

Niet doen

A Blus nooit met water,

want heet vet en water samen leiden tot een explosieve verbranding. A Pak de pan niet vast. De hitte kan je kleding in de brand laten vliegen. A Verplaats de pan niet. Als de brandende olie uit de pan loopt, wordt de brand alleen maar groter. Door het morsen van hete vloeistof kun je brandwonden oplopen.

5

D

Maak een vluchtplan

an kun je wel denken alle hoeken en gaten in je eigen huis te kennen, maar tests met rookcabines laten zien dat mensen door rookontwikkeling al snel hun oriëntatie kwijtraken. Van de Pol: ‘Eén verkeerde stap en je staat in de slaapkamer in plaats van in de gang, en zo verdwaal je in je eigen huis. Mensen raken ook in paniek en denken niet meer helder.’ Bovendien blijkt uit onderzoek dat we vluchten via de route waarmee we bekend zijn. We nemen niet per se de snelste of veiligste weg. Eigenlijk zou iedereen een vluchtplan op de plank moeten hebben liggen. Daarmee bepaal je wat de snelste en veiligste route naar buiten is. Met het oog op opstijgende rook loopt die route altijd van boven naar beneden en bij voorkeur naar de straatkant van je huis. Sluit deuren achter je bij het vluchten. Een deur houdt brand 20 minuten tegen. ‘Belangrijk is ook de vluchtweg vrij te houden. Fietsen en vuilniszakken die de weg blokkeren kun je niet gebruiken als het vuur je op de hielen zit.’ Spreek een vaste bewaarplek af voor de sleutels. ‘Of beter nog, laat ze ’s nachts in het slot zitten. Het komt regelmatig voor dat we slachtoffers voor de deur aantreffen. Ze hebben het tot daar gered, maar het is niet gelukt om levend buiten te komen, omdat ze deur niet openkregen.’ Spreek tot slot af wie welk kind, welk huisdier of andere minder zelfredzame huisgenoot onder zijn hoede neemt en waar jullie elkaar ontmoeten.


6

Veeg de schoorsteen

O

verbranding krijgen, waardoor koolmonoxide ontstaat met mogelijke vergiftiging tot gevolg. ‘Het is dan ook geen overbodige luxe elk jaar de schoorsteenveger langs te laten komen’, zegt Van de Pol. Minstens zo belangrijk is een CO-melder. ‘Koolmonoxide is een sluipmoordenaar. Je ruikt het niet, je ziet het niet. Maar er hoeft maar een scheurtje in de leiding van je cv-ketel, gaskachel of geiser te zitten en binnen 20 minuten ben je weg.’

ok al hebben de meeste huizen tegenwoordig wel centrale verwarming, er doen zich nog steeds 2000 schoorsteenbranden per jaar voor. Door het hout, de kolen of olie die in de kachel of openhaard worden gestookt, komen er onverbrande deeltjes terecht in het rookkanaal. Ze klonteren er samen tot een teerachtige laag die makkelijk vlam kan vatten. Ook kan een schoorsteen verstopt raken. Bijvoorbeeld als een vogel heeft besloten zijn nest erin te bouwen. Er is dan te weinig of geen ‘trek’ meer: je kunt een onvolledige

7

T

Zet apparaten uit

elevisies die spontaan in brand vliegen, stekkerdozen die langzaam weg staan te smeulen, magnetrons waar opeens de vlammen uitslaan: Van de Pol kent genoeg voorbeelden van elektrische apparaten die brand veroorzaken. ‘Alle elektrische apparaten worden warm bij gebruik. Als warmte niet goed meer weg kan, bijvoorbeeld door opgehoopt stof of vuil in de ventilator, kan de boel oververhit raken. Met brand als mogelijk gevolg.’ Ook vieze broodroosters, stofzuigers en vette afzuigkappen zijn om die reden riskant, net als elektrische ovens, ventilatorkachels, laserprinters en föhns. En wasdrogers, die al jaren de eerste plaats innemen als het om brandveroorzakers gaat, met laptops als snelste stijger op dat lijstje. Houd je apparaten dan ook goed schoon en stofvrij zodat warmte kan ontsnappen en zet ze helemaal uit als je ze niet gebruikt in plaats van op stand-by. Behalve oververhitting kan ook overbelasting tot brand leiden, als bijvoorbeeld én de waterkoker én de frituurpan én de magnetron op dezelfde stekkerdoos zijn aangesloten. ‘Grootstroomverbruikers als deze kun je dan ook maar beter rechtstreeks met de stekker in een geaard stopcontact stoppen. Voor andere apparaten kun je een stekkerblok met een schakelaar gebruiken. Die zet je dan ’s avonds met een druk op de knop allemaal uit.’

8

Knoop dit in je oren

A

ls het niet lukt om een beginnende brand te blussen: A Blijf kalm. A Waarschuw huisgenoten. A Blijf laag bij de grond.

Daar is de temperatuur het laagst en de rook het minste. A Vlucht volgens je vluchtplan. A Bel 112.

M EER I N FO R M ATI E www.brandweer.nl: op de site van de brandweer vind je meer tips en trucs. www.woonikbrandveilig.nl: test of je veilig bent in je eigen huis. BRAND MEESTER

25


26

BRAND MEESTER


Kour van der Laan, van het korps Haaglanden, is bevelvoerder op de motor ondersteuning brandweer (MOB) ‘In Nederland rukt van oudsher de tankautospuit uit. Maar er is in de loop der jaren veel veranderd. De incidenten zijn nu complexer en technischer, maar niet altijd grootschalig. Daarom onderzoekt de brandweer nu de mogelijkheden om meer maatwerk te kunnen leveren. Voor een kleine klus wil je weinig mensen en weinig spullen, voor een grote klus veel mensen met veel spullen. De MOB, de motor ondersteuning brandweer, is daar een voorbeeld van: één man, een stuk materiaal. Ik rijd de hele dag rond en ik controleer bijvoorbeeld aanrijroutes, ik geef preventievoorlichting of ik bied nazorg als er een brand of ongeval heeft plaatsgevonden. Doordat een motor in het drukke stads­ verkeer heel wendbaar is, ben ik

na een melding vaak als eerste ter plekke en kan ik kijken of het nodig is dat er meer materieel uitrukt. De motor is bovendien uitgerust met specialistische apparatuur. Daardoor kan ik zelf een beginnende brand blussen, meten of er explosiegevaar is, koolmonoxide meten, reanimeren, eerste hulp geven en een airbag­ hoes plaatsen. Of bij ongevallen het voertuig en de omgeving veilig maken voor hulpverlening. In Den Haag is de MOB nu 2 jaar effectief. Ook het publiek is er blij mee. Als je alleen maar hebt gebeld omdat je ergens iets raars ruikt, is een motor waar één man van afstapt toch overzichtelijker om op de stoep te hebben dan zo’n vol bemande tankautospuit waarvoor de hele buurt uitloopt.' BRAND MEESTER

27


Brandweerwagens rukken vaak samen uit, zodat

Auto van de zaak Een mestvork, een verrekijker, een spiegel: brandweer­ lieden hebben niet alleen een slang en een ladder bij zich als ze op een melding afgaan. Elke brandweerwagen heeft zijn eigen specialiteit en dus zijn eigen inventaris om mee ‘ten aanval’ te gaan.

Schuifladder en zuigslangen . Die laatste worden ingezet als de brandweer water moet pompen uit open water.

Achter de stoelen hangen de ademluchttoestellen klaar.

77 Tekst: MARIKEN BOERSMA

Cabine voor chauffeur en bevelvoerder, daarachter de cabine voor de manschappen. Reserveflessen ademtoestellen De chauffeur van de tankautospuit is ook ‘magazijnmeester’ en hij bedient, in geval van brand, de waterpomp. 28

BRAND MEESTER

Ook voorhanden in de cabine van de manschappen: portofoons, zaklantaarns, een warmtebeeldcamera, explosiegevaar­meter en koevoet.


ze elkaar kunnen aanvullen Lange gereedschappen, zoals een speciale spiegel om schoorsteenbranden mee te bekijken.

Lagedrukslangen in verschillende formaten. Die slangen halen hun water uit een waterpunt in de buurt van de brand. Ze worden ingezet als het water in de tankautospuit onvoldoende blijkt om te blussen of als een brand zeer uitgebreid is.

Aan boord is de multizaag die overal doorheen zaagt, behalve door beton.

Tankautospuit

Dit is de brandweerauto der brandweerauto’s: het meest gebruikte voertuig van een korps. Bij een calamiteit rukt de tankautospuit als eerste uit. Hierop bevinden zich 2 soorten slangen: die van maximaal 90 meter lang die zo’n 110 liter water per minuut met hoge druk spuiten en die van maximaal 20 meter lang die meer water spuiten, maar onder minder hoge druk.

Hogedrukslangen worden gebruikt bij een gemiddelde woningbrand en bij minder uitgebreide branden. Het water komt uit de tank (van 1500 liter) in de auto zelf. De tank kan eventueel worden aangevuld met water uit de brandkraan. BRAND MEESTER

29


De tankautospuit en het hulpverleningsvoertuig Hulpverleningsvoertuig

Het rijdende magazijn voor de brandweer. Bij brand en ongevallen trekt hij samen op met de tankautospuit. Voor een deel hebben de wagens hetzelfde aan boord, maar het hulpverleningsvoertuig bevat ook aanvullend materieel waarmee bijvoorbeeld zware voertuigen geborgen kunnen worden.

De hydraulische hefkraan en de lier worden ingezet bij allerhande takel­ klussen, zoals een auto uit het water trekken.

Afschermingsmateriaal en lijkzakken.

Bedieningspaneel voor het stroom­aggregaat. Dat wordt ingezet om apparatuur op de voertuigen van stroom te voorzien. 30

BRAND MEESTER

Bergingsbrancard en wervelplank (zo’n oranje schuitje). Die laatste is zo stijf dat een slacht­offer geen beweging kan maken als hij erop ligt.

Speciale blus­ middelen zoals sproeischuim, CO2 -blussers en poederblussers.

Afzetmate­ rialen zoals linten en pylonen.


zitten aan beide kanten bomvol hulpmiddelen Stabilisatiemateriaal zoals houtblokken om een auto (of zware voertuigen als vrachtwagens) te stutten als die dreigen te kantelen.

Middelen om een lek te dichten, in bijvoorbeeld een gasleiding of tank.

足 Halogeenlampen om het werk足terrein bij te lichten als het donker is.

1124

Hydraulisch gereedschap voor het zware werk: de schaar, spreider, rammen en stutten. Vooral ingezet bij auto-ongelukken.

De chauffeur van het hulpverleningsvoertuig is de magazijnmeester van de wagen. Afzetlint nodig? Hij weet waar het ligt. BRAND MEESTER

31


De autoladder wordt ook wel redvoertuig genoemd. Terecht: hij redt menig mens en dier Autoladder

Deze wagen is vooral bekend van de kat die hoog in de boom zit en er niet meer uit durft te komen, maar de autoladder staat ook vaak voor hetere vuren. Het voertuig rukt meestal uit in combinatie met de tankautospuit. Zijn grote kracht: de 30 meter lange ladder. Is de autoladder niet beschikbaar, dan zet de brandweer een hoogwerker in voor klussen op hoogte.

Elk brandweervoertuig heeft een uniek nummer, in dit geval 07-3653. Daarmee kan de wagen geïndentificeerd worden. Dat is handig bij de communicatie tussen hulpverleners. Waar staan die cijfers voor? De eerste 2 getallen vormen de regiocode (van 01 tot en met 25 ). Deze 07 staat voor de brandweerregio Gelderland-Midden. Daarna volgen 2 cijfers die het district of de gemeente aanduiden. Het 5de cijfer staat voor het type auto (in dit geval staat ‘5’ voor redmaterieel, ‘3’ is bijvoorbeeld de tankautospuit). Het laatste cijfer duidt de eenheid aan.

32

BRAND MEESTER

De ladder is uitschuifbaar tot 30 meter hoogte. Hij dient ook als vluchtweg voor slachtoffers en brandweerlieden die in een hoog gebouw staan te blussen.


Bepakt en bezakt

Het hittebestendige bluspak van een brandweerman laat geen stukje huid onbedekt. Zo kan de hitte niet bij het lichaam komen. Hoeveel warmte je in dit pak kunt trotseren, hangt af van de soort brand en de manier van blussen. De temperatuur varieert van circa 100 tot zo’n 400 graden Celsius. Hoe vochtiger het is op de onheilsplek, hoe sneller degene in het pak last krijgt van de hitte. Meestal is in de korf één brandweerman aan het werk. Mocht er een gewonde zijn die in horizontale positie naar beneden moet, dan wordt een brancard aan de korf bevestigd. Die wordt vervolgens naar beneden gelaten.

­

De helm heeft nek­flappen ter bescherming van de nek en er zit een neerklapbaar hitteschild voor het vizier. Het ademmasker zit aan de helm vast.

De ladder kan bestuurd worden vanaf het bedieningsstoeltje aan de onderkant (hier niet zichtbaar) of vanuit de korf bovenaan. Aggregaat voor stroom­voorziening.

Het materiaal van het pak is hittebestendig en waterdicht.

Hittebestendige werkhandschoenen.

4 stempels houden het voertuig stabiel.

Ademluchtfles, om veilig te kunnen ademen temidden van rook en giftige dampen.

Fluorescerende strepen maken de brandweerman zichtbaar in het donker.

In de neuzen en de zolen van de veiligheidslaarzen zitten staalplaatjes. Handig als het erg heet wordt onder je voeten. BRAND MEESTER

33


MASTERCLASS 34

BRAND MEESTER


‘Kennis redt ons als het moeilijk wordt’

Brandmeester In het heetst van de strijd leiden de beslissingen van de Officier van Dienst hopelijk tot leven en niet tot dood. Stephan Wevers, voorzitter van Brandweer Nederland, leidde tientallen brandweerinzetten, waaronder de Enschedese vuurwerkramp. Hoe neemt hij het juiste besluit? 77 TEKST: PAUL SERAIL / FOTO’S: JOHN VOERMANS

‘E

r komt een melding binnen: brand in een school. In de auto bereid ik mij voor. Wat voor weer is het? Harde wind. Vlammen en harde wind zijn geen fijne combinatie. Tijdstip? Half twee. Het is een school, dan kan het wel eens druk zijn. Ken ik de school? Nee, maar ik kan me wel een voorstelling maken van het gebouw. Gangen met lokalen, twee of drie verdiepingen. Deze wijk ken ik wel: oude gebouwen, dicht op elkaar. Het vuur zou wel eens kunnen overslaan naar andere panden. Hebben we een bereikbaarheidskaart voor de school? Dat is een plattegrond waarop staat waar we onze voer­tuigen kunnen parkeren en waar de ingangen zijn. Maar ook: 300 mensen binnen, kinderen vooral. De afsluiters voor gas en elektriciteit zitten vlakbij de hoofdingang. Zou ik die voorbereiding niet doen voordat ik bij de school uit de auto stap, dan loop ik achter de feiten aan. Het is alsof ik naar de locomotief van een rijdende trein moet rennen om te gaan sturen.’

De bedenktijd

‘Tot voor kort dachten we: brand is brand, naar binnen en met water spuiten. Bij een kleine brand wat minder water, meer water voor een middelbrand en bij een grote brand veel water. De laatste jaren hebben we veel geïnvesteerd in kennis. Wat is brand? Wat is rook? Waarom gaat de ene brand snel en de andere langzaam? Bij een woningbrand sta ik bijvoorbeeld in een kamer, nu en dan laaien de vlammen hoog op. Pulsen noemen we dat. De rook die onder het plafond hangt, is brandbaar. Het is alleen nog net niet heet genoeg. Kan ik het water nog langs het plafond spuiten om de rook te koelen? Dan gaat die terug als een geest in een fles. Ik moet snel bepalen wat voor vlammen en wat voor rook ik zie. Moet ik een gebonden straal,

kleine druppels of een nevelstraal gebruiken? En de brand kan intussen op ieder moment door de hele ruimte rollen.’

Het besluit (1)

‘Als ik bij de school uit de auto ben gestapt, ga ik niet als een speer op de brand af. Twee minuten het pand van buiten verkennen helpt straks veel bij de inzet. Als we naar binnen zouden stormen en we gaan de verkeerde kant op, dan bereiken we niets. Ik kijk of de werkelijkheid klopt met het beeld in mijn hoofd. Ik zie een heleboel kinderen op het schoolplein, dat klopt. Er zijn twee verdiepingen, geen drie. Dat pas ik aan in het mentale model dat ik van het gebouw gemaakt had. Ik stuur twee mensen links om het pand en twee rechts, om te kijken waar het brandt en of de ingangen nog vrij zijn. Ze komen terug, ‘het brandt links aan de achterkant’. Intussen heb ik met een van de leraren gesproken, er ontbreken leerlingen. Mijn ploegen stuur ik naar binnen: slachtoffers zoeken en brandhaarden afblussen. Maar er zijn altijd blinde vlekken, ik heb nooit alle informatie wanneer ik mijn beslissing neem. Als er meer lokalen in brand staan dan gedacht, moet ik een plan-plus toepassen. Ik ga opschalen, meer auto’s ter plaatse. Het is altijd goed om meerdere scenario’s achter de hand te hebben.’

Het experiment

‘Nu we meer weten over brandverloop kunnen we naar alternatieve manieren zoeken om te blussen. Bij een oefening in Zweden hadden we twee identieke panden. Wij gingen naar binnen en deden de deur achter ons dicht. Anders krijgt het vuur extra zuurstof en brandt het harder. Het was bloedheet binnen en er was veel rook. Na een kwartier kregen we het vuur uit, maar ons oefenslachtoffer haalde het niet. De Zweden verzamelen al langer kennis over brand. Zij gooiden alles open in hun pand en zetten een grote ventilator voor de deur. Woesj, rook naar buiten en temperatuur omlaag. BRAND MEESTER

35


‘De veiligheid van mijn mensen gaat voor’ 1964: Stephan Wevers wordt geboren in Enschede. 1987: studeert af als bouwkundig ingenieur, maar op aanraden van zijn schoonvader gaat hij naar de Rijksbrandweeracademie. 1989: de eerste brand voor Wevers: Villa Middeloo in Amersfoort. Een rieten dak. ‘Dat gaan we regelen’, denkt hij. 2 uur later is het pand volledig uitgebrand. 1992: Wevers is plaatsvervangend commandant in Hengelo. ‘11 februari, 10 voor 10. Een F-16 stort neer op een woonwijk.’ Gelukkig vallen er geen doden. 1999: volgt de master Crisis and Disaster Management. Wevers’ studie over besluitvorming onder tijdsdruk wint een landelijke prijs. 2000: met een harde knal gaat een vuurwerkopslagplaats in Enschede de lucht in. Wevers is commandant van dienst in Enschede en leidt de operatie. 4 collega’s laten het leven. 2003: wordt commandant van de Enschedese brandweer. 2010: als commandant van Brandweer Twente staat hij aan het hoofd van 1100 brandweermensen in 31 kazernes. 2011: bij werkzaamheden aan het stadion van FC Twente stort een deel van het dak in. De brandweer haalt de slachtoffers uit het puin. Er vallen 2 doden en 9 gewonden. 2011: Wevers wordt voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Brandweer en Rampenbestrijding. 2012: met de Raad van Brandweercommandanten richt Wevers Brandweer Nederland op, de samenwerking van de 25 brandweerkorpsen. Brandweer Nederland staat voor alle 30.000 brandweermensen, beroeps en vrijwillig. 36

BRAND MEESTER

Ze gingen naar binnen, blusten links en rechts het vuur af en met vijf minuten waren ze klaar. Het ging wel iets heftiger branden, maar omdat ze er sneller bij waren met hun water hadden ze het al gauw onder controle. Voor een slachtoffer is het ook lekker dat hij frisse lucht krijgt. We zijn daar nu langzaam mee aan het oefenen. Kunnen we een woningbrand effectiever bestrijden met ventilatie? En vervolgens een grotere brand?’

Het besluit (2)

‘Mijn mensen zijn de school in om de kinderen te redden en de conciërge komt naar mij toe: ‘Pas op, die vloeren, dat is beton op voorspanning.’ Door de hitte vervormt het staal in het beton en dan kan zo’n vloer naar beneden donderen. Maar er is nog een kind binnen. Dat zijn moeilijke beslissingen. De veiligheid van mijn mensen gaat voor. Ik vertel ze dat de vloer kan instorten: meteen naar buiten komen. ‘Ja maar we horen hem, nog één lokaal en we hebben hem.’ Het volgende dilemma. Beslissen onder tijdsdruk is zeer lastig. Het enige wat ik kan doen is veel oefenen en ervaring opdoen. Als ik een paar keer eerder een brand heb gehad met dit soort betonvloeren dan kan ik zeggen: ‘Die vloer houdt nog drie minuten en dan moeten jullie eruit.’ Denk ik dat het beton het niet houdt? Dan geldt regel één: de leidinggevende beslist. De mensen binnen hebben minder informatie dan ik. Ik zie misschien wel dat het gebouw op instorten staat. Als ik zeg ‘eruit’ dan komt iedereen eruit, zelfs al horen ze nog iemand om hulp roepen.’

De wissel

‘Gemiddeld overlijdt er één collega per jaar in Nederland. De meeste ongelukken gebeuren na de brand, bij het opruimen. Het gebouw smeult aan alle kanten, de muren staan op instorten, de vloer is ingebrand. Zodra je er op stapt, zak je naar de kelder. In deze fase moeten we nablussen en wankele muren stutten of neerhalen. We moeten heel alert zijn, maar de spanning van het vechten met het vuur is weg. Daardoor kunnen we onze scherpte kwijtraken en onvoorzichtig worden. Het is een goed moment om een nieuwe ploeg naar binnen te sturen. Maar als ik zeg dat we gaan aflossen ontstaat altijd gedoe. De ploeg die de knockdown heeft gedaan, wil de klus afmaken. Dan zeg ik dat zij al zo lang aan het werk zijn. Ze moeten van de drukte van het blussen naar de rust van het opruimen, met hun adrenalineniveau zijn ze daar niet het meest geschikt voor. Het is nog gevaarlijk.’

Het besluit (3)

‘Terug in de kazerne drinken we koffie. Ik heb wat uit te leggen. ‘Waarom heb je ons uit die school gehaald?’ Omdat ik denk dat het gevaarlijk was, ik neem mijn mensen in bescherming. De brandweer wordt continu onderzocht door allerlei instanties.

Hebben we het goed gedaan? Vaak is de conclusie dat we een klus anders hadden kunnen aanpakken. Ja, nu we alle informatie hebben en er rustig over na kunnen denken. Een voorbeeld: een ploeg gaat een brandend pand in om iemand te redden. Gaan ze linksom of rechtsom? We maken het regelmatig mee dat een ploeg rechtsom gaat, helemaal rond, en links vinden ze een slachtoffer. Te laat. Zo’n tegenslag hoort bij ons werk. Ze konden niet weten dat ze linksom moesten gaan.’

De onderbuik (1)

‘Kennis en ervaring redden ons in lastige situaties. In 2011 was het dak van het stadion van FC Twente ingestort. Er lagen meer dan tien bouwvakkers onder. Ze schreeuwden moord en brand. Wat wil je, als je een paal door je been hebt. Onze mensen moesten naar ze toe kruipen om ze eruit te halen. Maar ja, dat dak lag als een soort mikado in puin. Alles kraakt, gaan we er wel of niet onder? Het ging een beetje op onderbuikgevoel. Dat betekent niet dat we maar wat doen. We oefenen met het stempelen van garagedaken die ingestort zijn en bij


MASTERCLASS brand stutten we vaker daken. Ik kan ook draagconstructies inschatten, welke balk dragend is en welke niet. De vraag is of ik het ook kan met het dak van zo’n stadion. Daar een stempel, daar één, dan moet het gaan lukken. Een paar mensen zijn eronder gekropen om de slachtoffers te halen.’

De nazorg

‘Of iemand nou een half jaar of dertig jaar bij de brandweer zit, iedereen mag wegstappen als hij een klus niet ziet zitten. Neem verkeersongevallen. In de winter heeft iedereen dikke kleren aan, dan zie je weinig van de trauma’s. Met korte broeken of hemdjes in de zomer is dat wel anders. Dan kan iemand zeggen ‘ik niet’. Na confronterende klussen hebben we altijd een nabespreking. Iedereen heeft een rol gehad tijdens de inzet. De een legde het gereedschap klaar, iemand praatte met het slachtoffer, een ander heeft het slachtoffer uit de auto gehaald. Zij weten niet van elkaar wat ze gedaan hebben. Aan tafel vertelt iedereen zijn deel en zo maken we het plaatje compleet. Dat helpt om het te verwerken. Vervolgens kijken we of we de klus

goed hebben gedaan. Heeft iemand leerpunten? De bevelvoerder vraagt of hij nog iets kan doen. Hij kan bijvoorbeeld het ziekenhuis bellen, omdat we willen weten of het slachtoffer het redt.’

De onderbuik (2)

‘Elke brand is anders. Als dat niet zo was, dan had ik het boek De duizend branden geschreven. Dan kom je aan bij een school, je kijkt op pagina 581, ha, het moet zo. Maar zo werkt het niet. Ervaring helpt om snel te zien wat er aan de hand is. Onze mensen komen de school uit en twee minuten later storten de vloeren in. ‘Geluk gehad’, zeggen ze dan. Maar vraag ik waarom ze naar buiten kwamen, dan zeggen ze dat ze het hoorden kraken. Ze zagen de scheuren in het plafond en er kwamen een paar platen naar beneden zetten, toen besloten ze om maar eens naar buiten te gaan. Dat noemen ze dan wel een ‘onderbuikgevoel’, maar het is gebaseerd op kennis en op de situaties die ze eerder hebben meegemaakt.’ paul.serail@quest.nl BRAND MEESTER

37


V&A

Hoe blust de brandweer echt hoge flats?

Overleg met de brandweer op een camping voor de Nijmeegse Vierdaagse.

Hoe bepaalt de brandweer hoeveel mensen er op een evenement mogen zijn?

B

ij het beoordelen van en adviseren over grootschalige evenementen staat de veiligheid van de bezoeker centraal. Arjan Venema, evenementenadviseur van Brandweer Flevoland, vertelt: ‘Wij kijken kritisch naar een evenemententerrein om een goed beeld te krijgen van wat daar allemaal aanwezig is. In de beoordeling hoeveel mensen op een terrein mogen komen, wordt onder meer gekeken naar de positie van de inen uitgangen, de nettocapaciteit van de locatie, de ligging en gestelda Flevoland kent heid van het terrein, natuurlijke belem6 grootschalige meringen en naar evenementen met de beschikbare meer dan 25.000 nooduitgangen en bezoekers. a Daaronder vallen evacuatieroutes. Deze informatie festivals Defqon 1, combineren we met Opwekking en het type bezoekers, Lowlands. a Uiteindelijk bepalen het soort evenement en de ervaring de brandweer, andere van de organisatie. hulpdiensten en de Daaruit komt een organisatie samen beoordeling van het hoeveel bezoekers er maximale aantal mogen komen. bezoekers.’

V&A flits

38

BRAND MEESTER


Waarom zie je relatief veel mannen bij de brandweer?

I

n elk geval niet met oneindig lange brandweerladders. Hoge gebouwen hebben alles al in huis om de brandweer te helpen de brand van binnenuit te bestrijden: een speciale brandweerlift, blusleidingen, sprinklers en rookwarmteafvoeren. Die afvoeren geleiden de hitte op een zo veilig mogelijke manier naar buiten. ‘De manier waarop de brandweer optreedt, is afhankelijk van de tijdsdruk, de slachtoffers en/of de materiële schade’, zegt Addy Burger, ploegcommandant en Officier van Dienst bij de Veiligheidsregio Utrecht. ‘De brandweer richt op een veilig rookvrij niveau, onder de brand, een bruggenhoofd in. Brandweer­ lieden die van daaruit opereren worden geregistreerd en krijgen voldoende luchtflessen mee.’ Vanuit het bruggenhoofd wordt de actie gecoördineerd, er staan hier ook extra teams stand-by met ademlucht, communicatiemiddelen en extra materiaal.

‘B

ij vrouwen is het grootste struikelblok meestal de flexibiliteit die voor het werk nodig is’, aldus Ron Berkhout, P&O-adviseur Brandweer GelderlandZuid. ‘Je moet bij een melding meteen weg kunnen, en als je kleine kinderen hebt, is dat lastig te regelen. En vrouwen moeten bovendien direct stoppen met uitrukken als ze zwanger zijn.’ Vrouwen die een kinderwens hebben, weten dat ze er dan lange tijd uit zijn. De fysieke kant is soms ook een drempel. ‘Het werk kan zwaar zijn. Niet iedere vrouw is ervan overtuigd dat ze dat aankan.’ Tot slot stap je in een mannenwereld, en dat kan afschrikken. Berkhout: ‘Hoe meer vrouwen er bij een korps werken, hoe makkelijker nieuwe vrouwen aangenomen worden.’

Waarom klinken sirenes van brandweerauto’s in het buitenland anders dan in Nederland?

V&A flits Amerikaanse brandweerwagens hebben naast de sirene nog een luide toeter die bij het naderen van kruispunten gebruikt wordt. a Het blijkt dat automobilisten het geluid van een gewone sirene niet zo goed kunnen lokaliseren, dus die toeter helpt. a In Nederland gaat de sirene bij een kruispunt sneller. a

I

Deze flat in Guangzhou (China) vloog al in brand voordat de bouw voltooid was.

n Nederland kennen we regels die de sirene beschrijven. Zo ligt de lage toon van de sirene rond de 375 Hertz en de hoge rond de 500 Hertz. Overdag knalt de herrie met 110 decibel uit de wagen, terwijl hij ’s nachts teruggeschroefd wordt naar 100 dB, en zo zijn er meer regels. Het verschil met het buitenland komt volgens brandweerhistoricus Gerard Koppers vooral doordat er in andere landen losser met de signalen wordt omgegaan. ‘In de Angelsaksische landen wordt ervan uitgegaan dat de weggebruiker ruimte maakt voor brandweervoertuigen, die hun komst aankon­ digen met wat voor signaal dan ook. In Engeland hebben ze nog lang de bel gebruikt, maar sinds ze ontdekten dat hoog elektronisch gegil effectiever is, gebruiken ze dat.’

BRAND MEESTER

39


V&A Glijdt de brandweer echt van zo’n paal omlaag?

J

a en nee. De paal is één van de 3 manieren die gebruikt worden om snel beneden te komen. Glijbanen zijn ook een optie, net als de doodgewone trap. Welke manier de voorkeur heeft, hangt volgens Arjan van Beek, arbocoördinator van regio Brabant-Zuidoost af van de heersende architectuur op het moment van bouwen. ‘De kazerne van Eindhoven is ruim 60 jaar oud. In die tijd plaatste men de slaapkamers recht boven de remise. Een paal is dan de snelste manier om beneden te komen. Als ergens anders de slaapkamers schuin boven de remise zitten, dan ligt een trap of glijbaan meer voor de hand.’ Overigens mag niet iedereen de paal zomaar gebruiken. Het vergt een training om goed naar beneden te glijden, zonder blessures op te lopen.

Krijgt de vrijwillige brandweer niet betaald?

‘D

e vrijwillige brandweer krijgt wel degelijk betaald’, zegt Linda Mulder, administrateur bij Brandweer Gooi en Vechtstreek. ‘De vergoeding wordt bepaald door het aantal uren inzet, de aanwezigheid op de kazerne en het aantal opleidings- en oefenuren. De vrijwillige brandweer heeft dezelfde taken als de beroepsbrandweer en dezelfde verplichtingen. Ze volgen dezelfde opleidingen en ze doen dezelfde oefeningen.’ 40

BRAND MEESTER

Het verschil is dat de vrijwilligers er geen dagtaak aan hebben. Zij hebben er meestal een baan naast en ze kunnen in geval van nood opgeroepen worden. ‘Je kunt het wel vergelijken met een nulurencontract tegenover een vast dienstverband. Vrijwillige brandweerlieden zijn op afroep beschikbaar. Afhankelijk van zijn rang krijgt iemand conform de vergoedingentabel ‘gemeentelijke brandweer’ uitbetaald.’


Wanneer zijn de meeste natuurbranden? N

atuurbrandspecialist Alexandra Corver van veiligheidsregio Noord- en OostGelderland valt met de deur in huis: ‘Het antwoord is ingewikkelder dan je in eerste instantie zou denken. In hele algemene zin kunnen we wel zeggen dat de meeste branden ergens tussen februari en oktober plaatsvinden. Maar het verschilt per jaar waar de pieken zitten, zeker nu het klimaat elk jaar anders is. We hebben ook weleens in december of januari een fikse natuurbrand gehad.’ Het gebeurt dus lang niet

alleen in de zomer. Veel natuurbranden vinden plaats in het voorjaar (februari, maart, april), omdat bomen en planten dan nog weinig sappen bevatten en ‘droog’ zijn. Hoe zit het met die codes (groen, lichtgroen, geel, oranje, rood) die gelden voor natuurbranden? Betekent rood dat er een grote kans op brand is? ‘Nee’, vult Corver aan. ‘De kleurcodes zeggen iets over het risico dat een natuurbrand zich uitbreidt, niet over de kans dat er brand ontstaat.’

Wat is er zo gevaarlijk aan rook?

N

V&A flits

Kleurcodes worden dagelijks bijgesteld. a Niet alleen de temperatuur speelt mee bij het vaststellen van de code, ook wind en vochtigheid zijn belangrijk. a Speciale meetstations houden deze factoren in natuurgebieden in de gaten. a

iet alleen het werkwoord ‘roken’ zou als gevaarlijk te boek moeten staan, zo stelt Maarten van Wieringen, communicatieadviseur van veiligheidsregio Groningen. ‘Rook is op zichzelf gewoon schadelijk. En dan maakt het niet uit of die rook uit een chemische brand of uit een natuurbrand komt. Bij elke brand ontstaan namelijk talloze nieuwe stoffen.’ Van Wieringen vindt dan ook dat we de uitspraak ‘geen gevaar voor de volksgezondheid’ moeten afschaffen. ‘Onderzoek van Frans Greven van de GGD Groningen onder brandweerlieden heeft aan­getoond dat elke soort rook dezelfde nadelige effecten geeft. Bij alle branden blijven er bijvoorbeeld deeltjes achter in de longen.’ Veel mensen, ook brandweerlieden, hebben het idee dat rook vooral schadelijk kan zijn als er gevaarlijke stoffen in zitten. Maar we zouden rook dus moeten zien als iets dat altíjd gevaarlijk is. BRAND MEESTER

41


V&A Klopt het dat de brandweer Google Glass gebruikt?

H

et gebruik van Google Glass is nog niet op grote schaal ingeburgerd, maar het korps Amsterdam-Amstelland is er zeker mee aan het experimenteren. De Amsterdammers werken samen met ICT-bedrijf Incentro. ‘Als je naar de enorme potentie van Glass kijkt, dan denk ik zeker dat ook de brandweer er profijt van kan hebben’, zegt commandant Elie van Strien. De mogelijkheden van de slimme bril

zijn tweeledig. Het helpt bij de opleiding, omdat via een Glass met acties van meer ervaren brandweerlieden kan worden meegekeken. En aan de andere kant kan augmented reality helpen bij het goed doorgronden van structuren. ‘Bij een autoongeluk kan meteen duidelijk worden hoe de auto het best kan worden open­geknipt, of waar de airbags zich bevinden’, aldus Van Strien.

V&A flits

a In 2013 werd Brandweer AmsterdamAmstelland tot slimste organisatie van Nederland uitgeroepen. a Die prijs kreegt het korps omdat het veel ‘open data’ gebruikt. Dat is de term voor de enorme hoeveelheden gegevens die pas sinds kort te verwerken zijn met computers. Ze laten vaak interessante patronen zien over bijvoorbeeld transport of energieverbruik.

Stel, er is een brandende auto gevonden, die mogelijk bij een overval is gebruikt. Wie is dan de baas, de politie of de brandweer?

J

ur van Lieshout, hoofd van de staf repressie bij de regio Kennemerland, is hier duidelijk over: ‘Als er een brand is, heeft het blussen daarvan altijd de eerste prioriteit. We houden een brand niet langer gaande dan nodig om blusschade te beperken.’ Soms blijkt pas tijdens of na het blussen dat de auto niet alleen een ‘plaats incident’ is waar de brandweer actie moet ondernemen, maar ook een ‘plaats delict’ waar de politie vervolgens aan de slag wil. In 42

BRAND MEESTER

dat geval draagt de brandweer het voertuig na het blussen over aan de politie. ‘Als de politie al van tevoren heeft aangegeven dat ze het voertuig willen onderzoeken, dan kunnen we eerder maatregelen nemen’, zegt Van Lieshout. ‘We gebruiken dan bijvoorbeeld een wagen waar de ‘fognail’ op zit. Dat is een metalen pin waarmee we door de huid van de auto prikken en direct onder de huid kunnen blussen om de schade te beperken.’

Testknop en controlelampje

Buitenkant


Redt de brandweer echt dieren? ‘J

azeker’, zegt Bert van den Heuvel, team kaderstelling van Brandweer Zuid-Limburg. ‘Al gaat dat wel wat verder dan het katje uit de boom. We redden nogal eens een koe uit een gierput en we helpen watervogels die in de winter vast zijn komen te zitten in het ijs. Ook bij hoog water, waar we in deze provincie weleens last van hebben, komen we in actie. Dan halen we paarden en ander vee weg van lastige

Lichtbron

Lichtsensor

De rook weerkaatst licht, zodat het op de sensor valt.

Binnenkant

plaatsen.’ Uiteraard hebben brandweerlieden ook oog voor dieren tijdens het blussen van branden. Het is zelfs in de wet vastgelegd dat de brandweer zich inzet voor mens en dier. Van den Heuvel: ‘Brandweerlieden gaan altijd tot het uiterste. Ze redden mens en dier, zolang ze zichzelf daarbij niet in gevaar brengen.’ En die kat in de boom dan? ‘Die komt echt zelf wel naar beneden.’

Hoe werkt een rookmelder?

R

ookmelders zijn er in 2 soorten. Het apparaatje dat de meeste mensen aan het plafond hebben hangen, is een optische rookmelder. Die heeft een oogje dat ‘kijkt’ of de lucht niet vertroebeld is. ‘Je kunt het vergelijken met de waas die je voor je ogen ziet als iemand rook uitblaast in je gezicht’, legt Henk Kamerbeek, teammanager Risicobeheersing van Brandweer Gelderland-Midden uit. ‘En dat is meteen ook de reden waarom een verkeerd opgehangen rookmelder soms afgaat als je pannenkoeken staat te bakken of de deur van de douche opent.’ Het tweede type rookmelder is de thermische. Thermische rookmelders werken als een thermometer en geven een alarm af als de temperatuur die ze meten, hoger is dan de ingestelde norm.

Met ouderwets handwerk werd dit paard aan de kant getrokken.

V&A flits Rookmelders dien je minstens een halve meter van de wand aan het plafond te bevestigen. a De overloop is vaak een goede plek om een rookmelder te hangen. a Denk ook aan een vluchtroute, en spreek vooraf af wie bij brand kinderen, ouderen en huisdieren meeneemt. a

BRAND MEESTER

43


V&A

Wat was de dodelijkste brand in de Nederlandse geschiedenis? V

olgens brandweerhistoricus Gerard Koppers is daar geen eenduidig antwoord op te geven. ‘Bij de dodelijkste brand kun je je afvragen wat we onder brand verstaan. Een explosie is een snelle verbranding, dus als we rampzalige ontploffingen meetellen, is de recordhouder het ontploffende kruitschip in Leiden, op 12 januari 1807, met 151 doden tot gevolg. In de categorie branden door neerstortende vliegtuigen staat de Bijlmerramp 44

BRAND MEESTER

bovenaan met 43 slachtoffers.’ En toch is er wel één brand die er met kop en schouders bovenuit steekt, meent Koppers. ‘Als je moet kiezen voor één brand en het moet de dodelijkste ‘klassieker’ worden, dan is het de brand in Hotel Polen in 1977, waarbij 33 doden vielen. Die brand in Amsterdam is goed gedocumenteerd en staat bij velen nog in het geheugen gegrift. Het was ook aanleiding tot strengere voorschriften op Europees niveau.’

Hotel Polen brandde tot op de grond af.

V&A flits 15 juli 1996 stortte een Hercules vliegtuig neer op vliegveld Eindhoven: 34 doden. a De ontploffing van de vuurwerkfabriek in Enschede in 2000 kostte 23 mensen het leven. a Het bombardement van Rotterdam kostte 650 tot 900 mensen het leven, maar telt niet mee als brand. a


Waarom kun je niet elke brand met water blussen?

‘W

ater is eigenlijk een belabberde blusstof’, geeft Michael Bertels, adviseur gevaarlijke stoffen bij de Brandweer Brabant-Noord, meteen toe. ‘Het merendeel van wat je op een brand spuit, loopt onbenut weg. Maar ja, water is nou eenmaal goedkoop en snel voorhanden.’ Het lijkt dus een veilige keus. In sommige gevallen is water zelfs gevaarlijk om mee te blussen, bijvoorbeeld omdat het reageert met bepaalde metalen. De daarbij vrijkomende hitte verergert de brand dan alleen maar. Bertels legt uit: ‘Voor het blussen van een kilo aluminium is minimaal 10 liter water nodig. De eerste liter reageert met het aluminium. Daarbij komt genoeg warmte vrij om de volgende 9 liter te laten verdampen. Pas de elfde liter blijft over om te koelen!’

V&A flits

Omdat metaal zo goed warmte geleidt, kun je het niet aan één kant aansteken; het koelt dan te snel af. Het brandt pas als het in zijn geheel verhit wordt. a Een metaal brandt zonder vlammen. Als je toch vlammen ziet bij een metaalbrand dan komt dat door vervuiling zoals olie. a Een metaalbrand kan alleen geblust worden door de brand af te dekken, bijvoorbeeld met droog zand of bluspoeder. a

Wie betaalt voor de brandweer?

D

e kosten voor het inzetten van de brandweer worden betaald door de deelnemende gemeenten van de veiligheidsregio en het Rijk. Zowel voor de deelnemende gemeenten als voor het Rijk geldt dat het budget samengesteld wordt volgens een aantal regels en maatstaven. Linda Mulder, administrateur bij de Brandweer Gooi en Vechtstreek, legt het uit.

‘Denk bij deze maatstaven aan het aantal inwoners, de oppervlakte, de onroerend zaakbelastingen en het woonadressenbestand. Als er sprake is van een brand of ander incident zijn er geen kosten aan de inzet van de brandweer verbonden. Ook voor het geven van adviezen aan particulieren en bedrijven over brandveiligheid, brengt de brandweer niets in rekening.’

Op 1 mei 2014 protesteerde de brandweer tegen bezuinigingen.

Ook belangrijk: hoe snel kan hij dat pak aantrekken?

Hoe heet kan het pak van een brandweerman worden zonder dat hij daar last van heeft?

‘D

e hittebeleving van een brandweerman hangt sterk af van de hoeveelheid stoom in de ruimte die geblust moet worden’, vertelt Micha Vrind, specialist inkoop en ploegcommandant bij Brandweer Gelderland-Midden. ‘Zonder stoom kunnen temperaturen van 300 tot 400 graden Celsius worden doorstaan. Maar bij een hoge luchtvochtigheid, als er veel stoom is, daalt die grens tot 100 graden.’ De hittebeleving hangt van nog meer factoren af. Vrind: ‘Er kunnen in de kleding kleine gaatjes ontstaan waardoor de stoom op de huid terecht kan komen. Denk aan een handschoen die niet helemaal sluit, of een helm waarvan de flap een beetje open staat. In zo’n geval wordt de hitte eerder ondraaglijk.’ BRAND MEESTER

45


Het redden van mensen in en op het water verloopt in drie stappen

Grijpen, drijven, Sinds een aantal jaren werkt de brandweer met opper足vlaktereddingsteams. Ze vullen het gat tussen duikers die vooral de diepte in gaan en grijpredders die vanaf de kant een drenkeling proberen te redden. Een kijkje bij de drietrapsraket van de waterredders van de brandweer. 77 Tekst: David Redeker

46

BRAND MEESTER


duiken

BRAND MEESTER

47


‘A

ls wij de melding ‘persoon te water’ krijgen, dan rukken wij in een keer uit met een drietrapsraket.’ Aan het woord is brandweerman Dennis van Harten. Hij is clusterhoofd van de 24-uursdienst Noordwest-Friesland. ‘Voorop rijdt de tankautospuit, de brandweerwagen. Meteen daarachteraan komt het oppervlaktereddings­team. Er staan ook gelijk duikers paraat. In principe proberen we het eerst met de tankautospuit, maar als dat niet lukt, dan kunnen meteen de oppervlakteredders aan de slag en hebben we de duikers achter de hand.’ AABrandweer redt vrouw Een voorbeeld: er rijdt een vrouw met haar scoot­mobiel het water van een parkje in. De vrouw staat tot haar middel in het water. Omstanders proberen haar eruit te halen, maar in de tussentijd arriveert de brandweer. Twee brandweermannen laten zich in hun waadpak in het ondiepe water zakken. Ze helpen de vrouw de kant op. Ze komt met de schik vrij. Van Harten: ‘Dit is de grijpredding. Elke brandweerman kan die redding uitvoeren. En elke tankautospuit bevat de materialen die hiervoor nodig zijn.’ Een brandweerman trekt voor een grijpredding een waterdichte broek aan en een redvest. Hij klikt zijn redvest vast aan een lijn van vijftien meter lang en loopt het water in. Het voordeel van de grijpredding is de snelheid. De traditionele brandweerwagen is vaak als eerste ter plaatse en een waadpak heb je zo aan. Nadelen zijn er ook. De veiligheidslijn is maar vijftien meter lang. Als je verder dan vijftien meter uit de kant moet zijn,

ben je niet gezekerd. Bovendien gaat het ook mis als het water dieper is dan anderhalve meter. Het waadpak loopt vol met water in dat geval. ‘Deze redding komt niet zo vaak voor’, aldus Van Harten. ‘Meestal hebben de omstanders het slachtoffer al uit het water gehaald.’ Maar de brandweer kan natuurlijk meer door de spullen die ze hebben. Hun waadpak voorkomt onderkoeling en een redvest zorgt voor extra veiligheid. Maar het is niet altijd genoeg. AATeam gaat ijs op Oppervlaktereddingsteams hebben ander personeel en zwaarder materieel dan de bemanning van een tankautospuit. Deze teams hebben pakken die van top tot teen waterdicht zijn en reddingsvesten met een extreem groot drijfvermogen. De veilig-

Een reddingsduiker van de brandweer maakt zich klaar om het water in gaan. Een duiker heeft altijd een duikpak, een masker, een ademluchtfles, een mes en natuurlijk flippers.

heidslijnen van de oppervlakteredders zijn 200 meter lang. Een stuk langer dan de vijftien meter van de grijpredders. Verder hebben de oppervlakteredders de beschikking over een soort wakeboards met handgrepen. Deze planken gebruiken ze om te drijven of om over ijs te glijden. Ja, de oppervlakteredders rukken ook uit als er mensen vastzitten op het ijs. Hoe? Drie vrienden zijn op een Fries meer aan het ijszeilen. Het begint al te schemeren. Dan zijn twee vrienden opeens hun maat kwijt. Ze bellen de brandweer. De oppervlakteEen oppervlaktereddingsteam zoekt een persoon te water in Leeuwarden.

‘Bij boer Wim’

‘W

e zijn bij Wim achter.’ Johan Giesen en Marcel Hofstee, beiden duiker en oppervlakteredder bij de Brandweer Fryslân, krijgen regelmatig zulke vage meldingen. Dat schiet natuurlijk niet op. Giesen legt een ordner op een tafel in de garage van de kazerne. OAT staat er op de rug. Hofstee bladert erdoorheen en toont een detailkaart van het Tjeukemeer met de parkeerplaats naast de snelweg A6 tussen Lemmer en Joure. Op de kaart staan tientallen vlaggetjes.

48

BRAND MEESTER

Elk vlaggetje heeft een nummer. De Onummers zijn opstapplaatsen waar een hulpverlener op een boot kan stappen. De A-nummers wijzen naar de plekken waar een ziekenwagen met brancard kan ‘aanlanden’. De nummers met een T zijn de plaatsen waar boten te water gelaten kunnen worden. Hofstee: ‘Langs de wal staan ook nummers. Als je zo’n nummer aan ons doorgeeft, weten we precies waar je bent. En dat is een stuk duidelijker dan ‘bij boer Wim’.’


redders gaan het ijs op. Ze zorgen dat ze gezekerd zijn met hun veiligheidslijnen en dat ze extra veel drijfvermogen hebben met hun boards. Het is inmiddels donker geworden. De redders zetten een spoor van rode zwaailichtjes uit op het ijs. Zo kunnen ze later de weg terugvinden. De verloren vriend seint met lichtsignalen. De brandweer verlost hem uit zijn benarde positie en sleept hem op het wakeboard naar de wal. Hij was in het dunne ijs vast komen te zitten met zijn ijszeiler. Toen de man zich wilde losrukken, was hij door het ijs gezakt. Hij heeft een uur tot zijn middel in het ijskoude water gestaan en is onderkoeld. De ijszeiler heeft geluk gehad. Als hij onder water of onder het ijs zou zijn geraakt, dan hadden de duikers in actie moeten komen. AADuikers zijn vreemde eend Duiken is een vak apart. Van Harten: ‘Bij de brandweer doen we altijd alles samen. We zijn een team, een korps. Maar bij het duiken sta je er alleen voor.’ Een duiker staat wel met een spreekset in verbinding met de kant, zodat hij aanwijzingen kan krijgen. Bovendien staat er boven water altijd een veiligheidsduiker in vol ornaat klaar voor het assisteren van de reddingsduiker. ‘Maar in het water moet je het toch echt zelf doen. Je bent overgeleverd aan je luchtfles. Jij bent onder water de eerste die een zeer zwaar gewonde aantreft en naar boven brengt.’ Nog een voorbeeld: een hobbyvisser belt de brandweer. Hij wilde net zijn hengel uitwerpen, toen hij opeens een auto in het kanaal zag liggen met de lichten nog aan. De brandweer spoedt zich naar de plek des onheils. De oppervlakteredders staan langs de kant. Zij zullen moeten toekijken. Een duiker glijdt het water in. Het water is

Het gouden uur

S

nelheid is geboden. Het eerste uur na een ongeluk of medische noodsituatie heet ook wel het ‘gouden uur’. In deze eerste 60 minuten is de kans het grootst dat medische behandeling de dood zal voorkomen. De omstan­dig­­heden spelen natuurlijk mee bij de overlevingskansen van een drenkeling. Hoe kouder het water, hoe meer kans het slachtoffer heeft om te overleven, als hij wordt gered. Dit komt doordat de lichaamsfuncties trager worden door de lage temperatuur waardoor

troebel. Duikers zien in Hollandse meren, sloten en kanalen meestal nauwelijks iets, als er net een auto in de modder is geploft, zie je helemaal geen hand voor ogen meer. Vergeet de natuurdocumentaires waarin koraalvisjes rond duikers dartelen. Vergeet ook het snorkelen en muntjes opduiken in het zwembad. Er zijn zelfs duikers van de brandweer die liever met hun ogen dicht duiken. Zo kunnen ze beter voelen. Op de tast zwemt de duiker naar de auto in het kanaal. Hij voelt. Staan er raampjes open? Kan hij een deur open krijgen? Nee. Met zijn speciale hamer drukt hij de ruiten in. Hij voelt door de openingen. Duikers zwemmen nooit het voertuig in, dat is te gevaarlijk. De duiker voelt aan het stuur, de bestuurdersstoel, de pedalen. Niks. De bijrijderstoel. Niks. De achterbank. Niks. Dan nog een laatste controle onder de voorstoelen. Een kindje zou bijvoorbeeld vanaf de achterbank onder de voorstoel kunnen zijn geschoven. Maar de reddingsduiker vindt ook daar niets. Hij komt omhoog. Gelukkig zijn er geen slachtoffers.

er minder energie wordt verbruikt en dus ook minder zuurstof. Wat kun je zelf doen als iemand te water raakt? 1. Blijf altijd kalm. Zorg dat je zelf veilig bent en roep om hulp. 2. Overleg met anderen. Wie zoekt hulp/kan reanimeren/belt 112? 3. Bel 112. 4. Ga te water. Maar duik niet, want dan bestaat de kans dat je gewond raakt. 5. Red de drenkeling en reanimeer.

Een takel­wagen hijst de auto de kant op. De politie noteert het nummer­bord en belt de eigenaar: ‘Weet u waar uw auto staat?’ Ja hoor, zegt de eigenaar, gewoon op mijn oprit. ‘Nee hoor, wij hebben hem hier net uit het kanaal gevist.’ Kennelijk is de auto gestolen en hebben de daders hem het water in gereden. 7 redactie@quest.nl

Hulpdienst geholpen

D

e gemeente Súdwest-Fryslân en Veiligheidsregio Fryslân zijn in augustus 2014 gestart met een proef die de hulpverlening op de Friese binnenwateren verder moet verbeteren. Havenmeesters, jachthavenbeheerders en bootverhuurbedrijven gaan de hulpdiensten ondersteunen. Het systeem V-trace staat centraal in de proef. Het werd oorspronkelijk ontwikkeld door MyriadM en Veldman Yachtcharters om boten op te sporen. Nu gaat het ook gebruikt worden bij incidenten. Hoe werkt dat? Als de Meldkamer Noord-Nederland een melding krijgt van een incident op het water, dan kunnen ze via V-trace zien of er in de buurt boten aanwezig zijn van Rijkswaterstaat, brandweer, politie en van ondernemers. Als er bijvoorbeeld een boot van Rijkswaterstaat in de buurt is, kan de meldkamer die boot oproepen en vragen om vast naar het incident toe te varen. Of als er een ondernemer met een speedboot in de buurt is, dan kan de brandweer zich door de ondernemer laten vervoeren naar de plaats incident. BRAND MEESTER

49


‘Zodra die pieper gaat, kom ik op nummer twee’

Bericht van het thuisfront Mirjam Strating (30) woont samen met brandweerman Jeroen Bot (26). Hoe is het om te leven met iemand die er elk moment als een haas vandoor kan gaan? 77 Tekst: Paul de Lange

‘O

nze allereerste date ging niet door omdat er een brand was. We zouden ergens gaan eten, maar vlak daarvoor stuurde Jeroen een sms’je met de boodschap dat er een brandmelding was waar hij naartoe moest. Ik herinner me nog dat ik dacht: ‘Lekker dan, zou het misschien een smoes zijn om er onderuit te komen?’ Ik wist toen uiteraard nog niet hoe het precies werkt wanneer hij wordt opgeroepen. Maar je hoopt natuurlijk dat een man alles opzijzet voor een date met jou. Zo werkt het dus niet als je vriend bij de brandweer zit, dat was me meteen wel duidelijk. Zodra die pieper gaat, kom ik op nummer twee. De brandweer gaat voor alles. Gelukkig kwam het na die misgelopen eerste date meer dan goed. We zijn nu bijna zes jaar samen.’ ‘Jeroen zit bij de vrijwillige brandweer in Hoorn. Hij doet dat naast de baan die hij heeft als coördinator bij het Rode Kruis. 50

BRAND MEESTER

In theorie betekent het dat hij eens in de vier weken een week lang standby moet zijn. In de praktijk is het vaker want hij valt veel voor anderen in. Tussen zes uur ’s avonds en zes uur ’s ochtends en in het weekend kan hij elk moment opgepiept worden. Er zitten weken tussen waarin hij enkele nachten achter elkaar zijn bed uit moet. In het begin schrok ik ook wakker wanneer ’s nachts zijn pieper af ging. Hij springt dan in zijn kleren, rent naar beneden en racet op zijn fiets richting kazerne. Of het mij dan lukt om verder te slapen? Inmiddels weer wel. Regelmatig word ik zelfs pas wakker als hij terugkomt en weer in het bed stapt. Soms stinkt hij dan naar rook.’ AAKijken zonder zorgen ‘Om eerlijk te zijn maak ik me nooit zo veel zorgen als Jeroen moet uitrukken. Ik


Apps voor thuisblijvers

W

aar zou die brandweerwagen heengaan? Vroeger moest je een scanner(radio) hebben om meldingen van politie of brandweer te kunnen volgen. Tegenwoordig gaat dat wat eenvoudiger. Er zijn diverse websites (zoals www.politiescanner.net) en apps (AlarmeringDroid of 112-Nederland) die tekstberichten oppikken die via het P2000-netwerk naar de hulpdiensten worden verstuurd. Dat maakt onderdeel uit van een groter communicatienetwerk: C2000. Zo’n app is een uitkomst voor veel partners van brandweermannen. Mirjam Strating: ‘Ik vind het fijn dat ik via de app kan volgen naar wat voor soort melding Jeroen onderweg is. Een rookmelder die ’s nachts is afgegaan? Dan weet ik dat het waarschijlijk niet zo lang duurt, want vaak gaat het dan om loos alarm. Bij de melding ‘binnenbrand’ is hij doorgaans langer weg. Zeker weet je het nooit, maar zo kun je daar toch een beetje rekening mee houden. En ik weet in elk geval waar hij naar toe is.’

weet dat er een risico kleeft aan zijn taken als brandweerman, maar ik weet ook dat ik daar geen invloed op heb. En als groep zijn ze goed getraind. Ze oefenen elke dinsdagavond, ze weten precies wat ze moeten doen. Ik heb daar vertrouwen in. Eigenlijk vind ik het gevaarlijker wanneer hij ’s nachts met zijn slaperige hoofd weg moet. Dan denk ik: ‘Als hij maar wel veilig de kazerne bereikt.’ In het weekend ga ik weleens kijken als hij op een melding in de buurt af moet. Het kost me nog best moeite om hem te herkennen, ze hebben allemaal dezelfde pakken aan. Maar ook dan sta ik niet angstig toe te kijken, nee. Van buitenaf zie je ze ook zelden heftige dingen doen.’ ‘De heftigste dingen die Jeroen tot nu toe heeft meegemaakt, gingen denk ik niet eens om een brand. Dat zijn de verkeersongelukken waarbij mensen zwaar gewond raakten of overleden. Een jonge scooterrijder die tegen een boom aangereden was,

iemand die uit zijn auto geknipt moest worden. Als brandweerman is hij vaak de eerste die hulp verleent. Daar praten we thuis dan wel over. Soms denk ik dat ik het er nog meer over wil hebben dan hij. Dan vraag ik: ‘Wat is er precies gebeurd? En wat deed het met je?’ Hem houdt het nooit zo lang bezig. Bovendien heeft hij genoeg collega’s met wie hij daarover kan praten. Zijn vader zit ook bij de brandweer. Nee, dat is niet van vader op zoon gegaan, juist andersom. Omdat Jeroen van jongs af aan bij de jeugdbrandweer zat, werd zijn vader er ook enthousiast voor. Ook al zijn vrienden zitten bij de brandweer. Die onderlinge kameraadschap is erg groot.’ AAToetje missen hoort erbij ‘De meeste vrouwen van die bevriende brandweermannen ken ik inmiddels ook goed. Met regelmaat bellen we elkaar op: ‘Moest die van jou ook weg?’ Ons sociaal

leven staat behoorlijk in het teken van de brandweer. Een kwestie van plannen is het vaak. Als Jeroen oproepbaar is, moeten we in de buurt van de kazerne blijven, want elk moment kan hij worden opgeroepen. We hebben weleens een etentje gehad met vier stellen waarvan alle mannen bij de brandweer zitten. Gingen die piepers af, stoven ze het restaurant uit. Zit je daar met vier lege plekken. Het gebeurt dat hij met het toetje al weer terug is, maar het kan ook veel later worden.’ ‘Nee, ik vind dat niet vervelend. De brandweer hoort bij hem, het is zijn passie. Ik vind het vooral bewonderenswaardig dat hij dit doet, ook al slokt het veel tijd op. Wanneer hij ’s nachts op pad is geweest, gaat daarna wel gewoon weer de wekker omdat hij naar zijn werk moet. En uiteindelijk doet hij het allemaal om mensen te helpen. Ik kan daar echt trots op zijn.’ 7 redactie@quest.nl BRAND MEESTER

51


Hoe kom je erachter wat de oorzaak van een brand was?

52

BRAND MEESTER


Als het vuur gedoofd is De brand is geblust. Maar wat was de oorzaak? Hoe kunnen we een brand als deze in de toekomst voorkomen? Brandonderzoekers proberen op die vragen antwoord te krijgen door zich na een brand op de resten te storten. 77 Tekst: Guido Hogenbirk

BRAND MEESTER

53


Brandonderzoek moet ook de risico’s die brandweermensen lopen verkleinen

H

ij had zijn overhemd gestreken en was naar zijn werk gegaan. Het strijkijzer liet hij achter op de salontafel, maar in de haast vergat hij de stekker uit het stopcontact te trekken. Gelukkig: het blijft bij een kleine brand in het Arnhemse appartement en de brandweer is er snel bij. Toch is het voor sommige brandweerlieden een zaak om bij stil te staan. In een zaaltje in het gebouw van de brandweer en politie in Apeldoorn gaat het zwartgeblakerde, half gesmolten stoomstrijkijzer van hand tot hand. Het apparaat wordt van alle kanten bekeken en er wordt mee geschud. Het vrij nieuwe strijkijzer beschikt over de nodige sensoren die hadden moeten zorgen dat het apparaat af zou slaan als het te heet of niet gebruikt werd. Daarnaast had de man het ijzer niet met het hete strijkdeel op de tafel gezet, maar rechtop. Waarom heeft het dan toch brand veroorzaakt? Een paar keer per jaar komen leden van de Teams Brandonderzoek uit het cluster Oost 5 (bestaande uit veiligheidsregio’s Gelderland-Zuid, IJsselland, GelderlandMidden, Noord- en Oost-Gelderland en Twente) bij elkaar. Ze bespreken elkaars onderzochte branden om te leren van de conclusies, maar soms ook omdat een zaak nog steeds een mysterie is. Ondanks de aanwezigheid van een aantal brandonderzoekers die duidelijk een elektrotechnische achtergrond hebben, wordt de Arnhemse strijkijzerzaak die middag niet opgelost. Het apparaat zal verder moeten worden onderzocht.

AAStudenten slapen hoog ‘De brandweer heeft niet alleen als taak branden te blussen, we moeten ook brand voorkomen’, zegt Ellen Kilian, die samen met Danny Netten en Jack Westenbroek het team brandonderzoek van Veiligheidsregio IJsselland vormt. Als blijkt dat een zeker type strijkijzer vaker in brand vliegt, dan is het zaak dat aan te kaarten bij de producent en gebruikers te waarschuwen. Het brandonderzoek is ook bedoeld om de risico’s die brandweermensen zelf lopen te verkleinen en om te zorgen dat ze zo goed mogelijk in kunnen schatten wat ze bij het blussen van een brand te wachten staat. Kilian toont een foto van een studentenkamer. ‘In studentenhuizen is er vaak een verhoogd risico op brand: heel veel apparaten op één stopcontact bijvoorbeeld. Op de foto zie je nog iets waarmee de brandweer rekening moet houden: vanwege de beperkte ruimte staan in veel studentenkamers hoogslapers. Wanneer je mensen uit een brandend studentenhuis probeert te redden, is het goed om te weten dat die mensen soms boven ooghoogte liggen te slapen.’ AAGang is te smal Brandonderzoek is bij Brandweer Nederland een relatief nieuwe tak van sport. De eerste onderzoekers werden aangesteld in 2006, inmiddels hebben bijna alle regio’s een team paraat. Daarmee is de brandweer de derde partij die na een brand de resten onder de loep kan komen nemen. Van oorsprong is het brandonderzoek een

Hij is niet erg comfortabel meer, maar wel bruikbaar voor brandonderzoekers. De restanten van deze stoel zeggen veel over de ontstaanslocatie van de brand.

verzekeringskwestie: wat is de waarde van de schade en wordt er uitbetaald of niet? Als er (dodelijke) slachtoffers zijn gevallen of bij het vermoeden van brandstichting, zal de politie onderzoek doen. Wanneer gaat de brandweer op onderzoek uit? Als er doden of gewonden zijn gevallen en bij branden met een onverklaarbare oorzaak of een afwijkend brandverloop: een kleine brand die zich razendsnel uitbreidt bijvoorbeeld. Kilian: ‘Ook doen we onderzoek

Droger maakt brokken

V

eel branden ontstaan door elektrische apparaten die het niet goed doen. De gevaarlijkste van allemaal?

De wasdroger. Wat is er met dat ding aan de hand? Wasdrogers kunnen oververhit raken als de warmte door opgehoopt stof niet goed weg kan. Regelmatig het filter legen en de luchtafvoer schoonmaken is verstandig. Brandonderzoeker bij regio IJsselland Danny Netten ontdekte door te experimenteren een verband tussen drogers en het gebruik van wasverzachter. ‘Dat veroorzaakt een dun laagje aanslag op de sensoren die het apparaat

moeten vertellen dat de was droog is. Die sensoren werken dan niet goed meer. De droger blijft daardoor denken dat de was nog nat is, terwijl die allang kurkdroog is.’ Gevolg: het apparaat blijft urenlang draaien, kleding en machine worden steeds heter, en uiteindelijk vat de boel vlam. Daarom een paar tips. Maak regelmatig de sensoren schoon of doe geen was die wasverzachter bevat in de trommel. Het beste is om een wasdroger niet ’s nachts of als je weg bent aan te zetten. En hang vooral een rookmelder op in je washok.


En de oorzaak was…

I

n 2013 onderzochten de 5 regio’s binnen het cluster Oost 5 in totaal 219 branden, bij 174 daarvan was de oorzaak eenduidig vast te stellen. Wat is de grootste brand­veroorzaker? Jij, ik en de pyromaan op de hoek. ‘Menselijk handelen’ was in bijna 40 procent van de onderzochte zaken de boosdoener, waarvan de helft doelbewust was. Onbedoeld fikkie stoken gebeurde vooral tijdens het klussen en het koken. De doe-hetzelver die zijn dak repareert en met de brander het huis in lichterlaaie zette, bijvoorbeeld. Of de pan met olie die iets te lang op het vuur bleef staan. Na mensen zijn apparaten het brandgevaarlijkst. Een kwart van de gevonden oorzaken was te wijten aan apparatuur die op hol slaat. Het gevaarlijkste ding? De wasdroger. Ook zijn er nog ‘gebouw gerelateerde oorzaken’, verkeerd aangelegde elektrische bedrading, of brand in het schoorsteenkanaal, bijvoorbeeld. Die zijn goed voor 13 procent van de gevallen. Overigens zijn de cijfers uit de cluster Oost 5 niet representatief voor heel Nederland. In de regio’s met meer verstedelijkte gebieden scoren Anders/ keukenbranden onbekend: bijvoorbeeld veel 23% Menselijk hoger. handelen: Gebouw 40% gerelateerd: Oorzaken 13%

van brand

De oorzaken van brand in percentages. Mensen vormen het grootste gevaar.

Falende apparatuur: 24%

Categorie Subcategorie Aantal

naar branden waarbij minder zelfredzame mensen betrokken zijn: in ziekenhuizen, verzorgingshuizen en kinderdagverblijven. Want een ontruimingsplan is in dat soort panden vaak gecompliceerd maar extra belangrijk.’ Dat zo’n plan soms niet op orde is, blijkt tijdens de bijeenkomst in Apeldoorn. Er wordt een brand in een appartement in een verzorgingshuis besproken. De schade blijft beperkt, maar wat als de brand groter was geworden? Hadden bedlegerige ouderen gemakkelijk geëvacueerd

Een pakje peuken, een bus shag en een asbak: de bewoner van dit huis zal dus wel roken. Oorzaak gevonden?

Menselijk handelen Brandstichting / bewust vuur bijbrengen 37 Klussen 11 Koken 10 Anders 29 Falende apparatuur Elektrisch 44 Mechanisch 5 Anders 4 Gebouw gerelateerd Constructie 3 Installatie 18 Schoorsteenkanaal 7 Anders 6 Onbekend 45 Bron: jaarverslag 2013 Team Brandonderzoek Oost 5

BRAND MEESTER

55


‘We proberen mensen aan het denken te zetten over de materialen die ze in huis hebben’ kunnen worden? De onderzoekers laten een plattegrond zien van een appartement waarin zij alle mogelijke posities van het bed in kaart brachten. Duidelijk is te zien dat het bed prima door de deur past, maar vervolgens de draai naar de gang niet kan maken, omdat die te smal is. Kilian: ‘We gaan na zulke constateringen niet met ons vingertje zwaaien dat het allemaal fout is wat daar gebeurt. Onze doelstelling is om hiervan te leren en dit soort dingen in de toekomst te voorkomen. Daarom zoeken we contact met zo’n instelling om te advi­ seren bij het zoeken naar oplossingen.’ AAWat heeft er gebrand? Goed, er was brand. Hoe achterhaalt een onderzoeker de oorzaak? ‘We beginnen op plekken met weinig schade en werken dan naar het deel met de meeste schade toe’, zegt Killian. ‘We kijken daarbij goed naar brandpatronen op muren, de vloer of het meubilair. Die verraden vaak uit welke richting het vuur kwam. Zo proberen we steeds dichter bij de bron te komen.’ Ze toont foto’s van een woonkamer die vol­ ledig zwart is van het roet. Het hout van een fauteuil is aan de linkerzijde geheel

verkoold, de andere kant is redelijk intact. De tegelvloer zit vol zwarte vlekken, maar linksachter de stoel is de vloer lichtgrijs, en de tegels zijn gebarsten. Daar heeft iets flink liggen branden. Onder een dikke laag roet op de eettafel zijn de vormen van een asbak en een pak sigaretten te onder­

Hypothese: kussenvulsel ontbrandt als er een sigaret op valt. 56

BRAND MEESTER

scheiden. ‘Daar kijken we ook altijd naar. Roken is een veel voorkomende oorzaak van brand.’ De tweezitsbank verderop in de kamer mist een zitkussen. In de arm­ leuning naast het ontbrekende kussen zit een grote zwarte plek. Kilian: ‘De bewoner bleek zijn sigaret te zijn verloren op de

Conclusie: kussenvulsel ontbrandt als er een sigaret op valt.


En nu jij Huist er een brandonderzoeker in jou? Onderstaande 2 zaken zijn gebaseerd op echt onderzoek. Los jij ze op?

Casus 1: Sprei met gaatjes

In een seniorenflat in een verzorgings­ tehuis is het bed van een bejaarde bewoonster in brand gevlogen. Je doet onderzoek, met de elektra lijkt niets mis, de dame rookte niet en er is geen hete lamp op het bed gevallen. Navraag bij het verplegend personeel leert wel dat al eerder kleine brandgaatjes in de sprei zijn aangetroffen.

Casus 2: Ontspannen brand

Oplossingen:

guido.hogenbirk@quest.nl

Oplossing casus 1

AAKussen rookt wel heel erg Voordat het onderzoek naar de hiervoor beschreven brand startte, was eigenlijk al duidelijk wat de oorzaak was. De zoon van de bewoner had precies verteld hoe het was gegaan. Kilian: ‘Praten met de slachtoffers en de omstanders is een belangrijke tweede stap. Maar we willen de oorzaak graag zelf achterhalen. Dat zorgt ervoor dat we onbevooroordeeld zijn. Bovendien klopt het verhaal van bewoners niet altijd met wat wij aantreffen.’ Het was in deze zaak niet het ontbreken van een duidelijke oorzaak wat Kilian en haar collega’s aantrok onderzoek te doen. ‘Kijk maar eens naar dat huis’, zegt ze. ‘Het

AAHelaas geen rookmelder Wat levert het kussenexperiment op? ‘We gebruiken de informatie bij voorlichting, bijvoorbeeld in het kader van Brandveilig leven’, zegt Killian. ‘We proberen mensen met praktijkverhalen aan het denken te zetten over de materialen die ze in hun woning hebben. Zodat ze bij de aanschaf van nieuwe meubels misschien ook op de brandveiligheid letten. Daarnaast wordt alle informatie uit onderzoek zorgvuldig opgeslagen. Wie weet kan de kennis over zo’n kussen als dit helpen een volgende zaak op te lossen. ‘En verder hebben we, zoals vaker gebeurt, ook bij deze brand geconstateerd dat er geen rookmelders in de woning hingen. Terwijl een melder de bewoner in dit geval op tijd had kunnen waarschuwen dat het kussen weer was gaan branden. Dan was de schade waarschijnlijk beperkt gebleven. Nu is het huis onbewoonbaar verklaard.’

Zoals veel oudere mensen, gebruikte de dame bij het lezen van de krant een loep. Die had zij op bed laten liggen. Zonlicht kan door een loep worden gebundeld en daardoor zo heet worden dat het een sprei kan doen ontbranden. Dit was het geval bij een brand in een verzorgingstehuis. Ook is er een zaak bekend waarbij het zonlicht door een glazen schaal viel en de servetjes daarin in brand stak.

bank tussen het kussen en de leuning. De oudere man bluste de gloeiende plek in de bank en legde het kussen op de grond. In de veronderstelling dat het vuur gedoofd was, ging hij naar bed. Het kussen is toen toch flink gaan branden. De man moest in het ziekenhuis worden opgenomen, maar heeft het overleefd.’

is werkelijk pikzwart. Hoe kan één zo’n zitkussen zo veel zwarte aanslag veroorzaken? Dat een kussen kan roken, wisten we, maar dit is buiten alle proporties.’ Van het overgebleven kussen werd een monster meegenomen naar de kazerne om proeven mee te doen. Een beetje vulling werd met een stuk bekleding bedekt en er werd een brandende sigaret op gelegd. ‘In korte tijd smeulden de bekleding en de vulling, en kwam er veel rook vanaf.’

Oplossing casus 2

Gevonden: de brand ontstond doordat een sigaret tussen de armleuning en het zitkussen viel. De bewoner dacht het brandje geblust te hebben, maar het kussen vatte toch weer vlam.

In een woonhuis breekt tijdens een lange vakantie van de bewoners brand uit in de kamer waar de vrouw des huizes haar massagepraktijk heeft. Met de elektra is niets mis, in de kamer branden wel regelmatig wierookstokjes en waxinelichtjes in de vensterbank. Als je de sporen die het vuur heeft achtergelaten volgt, lijkt dat echter niet te zijn ontstaan op een plek bij waxinelichtjes. De sporen leiden naar de andere kant van de kamer, waar je overblijfselen van een wasmand en handdoeken aantreft. Wat gebruik je bij een massage? Juist, olie waarvan je lekker glad wordt. En die verdwijnt deels in de handdoek waarop de gemasseerde ligt. Net als de lap waar je een meubelstuk mee oliet, kan ook wasgoed dat massageolie bevat, gaan broeien. De temperatuur kan na een tijd zo hoog oplopen dat er brand ontstaat. Pas daarom ook op met massageolie op je matras. Je zult niet de eerste zijn wiens bed door broei in brand vliegt.

Ook het spinnenweb en de stofnesten zijn zwart. Wat veroorzaakte deze roetexplosie?

M EER I N FO R M ATI E tinyurl.com/brand1onderzoek: meer over de werkwijze en doelstellingen van brandonderzoekers bij Brandweer Nederland. BRAND MEESTER

57


Jan Mueters, van de brandweer Limburg-Noord, bemant een snel interventie voertuig (SIV) ‘In een snel interventie voertuig (SIV) zit alles wat je nodig hebt voor de uitrukken die wij doen: kleine incidenten als berm- en containerbranden, automatische meldingen of reanimaties. Zo hebben we een blusinstallatie die met 350 liter water 2000 liter blusstof kan maken, net zo veel als een grote tankautospuit. We hebben een EHBO-set, een defibrillator en klein hydraulisch gereedschap waarmee we hekken, poorten en autodeuren kunnen openknippen. Het grote voordeel van de SIV is dat hij razendsnel ter plekke kan zijn. De SIV heeft een constante bezetting van 2 man. Vaak hebben wij daarom een kleine brand al geblust voordat de tankautospuit

58

BRAND MEESTER

er is. Het voertuig past bij deze tijd, waarin alles veel sneller gaat. Ik zit al 25 jaar bij de brandweer en ik heb het uitrukpatroon zien veranderen. Er zijn nu veel meer incidenten, maar ze zijn kleiner. En de meeste daarvan kun je goed af met een SIV. Nee hoor, de mensen zijn niet teleurgesteld als wij met onze kleine auto komen aanzetten in plaats van de grote wagen. Integendeel, ze zijn juist positief verrast door onze snelheid. Maar de SIV zorgt soms ook voor rare situaties. Laatst stond ik, in vol ornaat en met de blusslang in de hand, in een huis waar wij verder niets te zoeken hadden, omdat er alleen een ambulance nodig was.’


BRAND MEESTER

59


Ook als je al dertig jaar brandweerman bent, moet je nog oefenen

Oefenmeesters In Zaandam staat een van de trainingscentra waar de brandweer kan oefenen. Zowel nieuwelingen als ervaren brandweermensen worden hier stevig op de proef gesteld. ‘Uit de hele wereld komen ze hier kijken.’ 77 Tekst: Mark Traa

60

BRAND MEESTER


E

r zijn maar weinig mensen die op hun werkplek een supermarkt, een garage, een gevangenis en een volledig functionerend xtclaboratorium onder hetzelfde dak hebben. Maar Tim Kwakernaat, medewerker van het trainingscentrum van veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland, wordt er niet warm of koud van. Hij loodst zijn bezoekers door een vier verdiepingen tellend gebouw dat tegen het kantoorpand van de veiligheidsregio is aangebouwd. Aan de binnenkant ziet het er allemaal tamelijk spookachtig uit. Op de betonnen muren zit geen vrolijk behangetje, het is er halfduister en de meubels zijn bepaald niet met smaak bij elkaar gezocht. Maar dit gebouw is dan ook zuiver functioneel. Hier oefenen brandweerlieden uit de wijde omtrek in het blussen van brand en het vinden en evacueren van slachtoffers. En dat allemaal terwijl de kamers gevuld zijn met warmte en rook: precies zoals in het echt dus. Kwakernaat laat een vertrek zien met een babybedje erin. Verderop toont hij drie celdeuren van een denkbeeldige gevangenis. Hij loopt door een ruimte die is ingericht als een jongeren-sociĂŤteit en daarna belanden we bij een wietplantage op zolder, compleet met (plastic) plantjes. Achter een gesloten deur bevindt zich ook nog een xtc-laboratorium, inclusief pillenmachines. Want ook daar komt de brandweer in de praktijk mee in aanraking. Een oefening is niet compleet zonder een nepslachtoffer.

AAIedereen oefent Oefenen moet iedereen bij de brandweer, de beroeps ĂŠn de vrijwilligers. Tijs van BRAND MEESTER

61


In het autowrak zit zelfs een met bloed besmeurde acteur die gered moet worden

Een auto openknippen moet je leren.

Wijk is teamleider Vakbekwaamheid van de veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland. Hij legt uit dat je bij de brandweer nooit bent uitgeoefend, al zit je dertig jaar in het vak. Jaarlijks word je op ongeveer tachtig vooraf vastgestelde scenario’s getest die je met goed gevolg moet doorlopen. ‘Vroeger testten we vooral op zichzelf staande vaardigheden, nu zijn ze veel meer verbonden met de praktijk’, vertelt Van Wijk. Vandaag zijn we van een mooi voorbeeld getuige. In de grote, centrale hal van het trainingscentrum zijn er twee voertuigen op elkaar gebotst. Tenminste, dat is wat een argeloze toeschouwer zou denken. In werkelijkheid zijn doelbewust twee auto-

wrakken tegen elkaar aan geplaatst, naast een stuk vangrail. In de achterste auto zit een met nepbloed besmeurde acteur. Dit is zo’n standaardsituatie die brandweerlui keer op keer blijven oefenen: het veiligstellen van de auto, het stabiliseren van het slachtoffer, het openknippen van het dak. Van Wijk wijst op de mannen die, in vol ornaat, druk bezig zijn het ‘slachtoffer’ uit zijn benarde positie te bevrijden. Maar niet voordat het glas uit de ramen van de auto zorgvuldig is verwijderd. ‘Het eerste doel van een training is de veiligheid van de brandweer zelf. Want het gevaar van zelfoverschatting ligt altijd op de loer. Vaak treden wij op als coach. Dan vragen we de

Zo maak je een ongeluk.

62

BRAND MEESTER

cursisten waarom ze iets doen. ‘Freeze!’ roept een instructeur in zo’n geval. En dan nemen we de stappen nog eens door.’ AAWerkelijkheid is anders In het trainingscentrum hebben ze niet de illusie dat de werkelijkheid zich altijd aan de oefenstof houdt. Kwakernaat, behalve trainingscentrummedewerker ook brandweerman in actieve dienst, zegt: ‘Het is op straat natuurlijk altijd net even anders dan hier. En daarom brengen we altijd onverwachte elementen in praktijkoefeningen in. De vraag is dan of de cursist flexibel genoeg is om met verstand af te wijken van het opleidingsstramien.’

Wrak gezocht

H

et trainingscentrum in Zaandam heeft goede afspraken gemaakt met een lokale autosloperij. Die levert nu regelmatig autowrakken aan waarmee kan worden geoefend. Teamleider Vakbekwaamheid Tijs van Wijk toont een tablet in een groot formaat. Daarin zitten alle voor de brandweer relevante gegevens van al de denkbare automerken. Waar de airbag

zit in een Peugeot, waar de benzinetank in een BMW, waar de accu in een Volkswagen. ‘De complexiteit van voertuigen neemt enorm toe’, vertelt Van Wijk. ‘We treffen auto’s aan met kogelwerend glas, en natuurlijk ook steeds meer hybride auto’s. Daar zouden we graag mee willen oefenen, maar ze zijn nog te kort op de weg. Er zijn nog geen wrakken beschikbaar.’


Oefenpop slaakt noodkreet

B

Hoe blus je een brandende auto in een garage?

Het gaat erom de werkelijkheid zo goed mogelijk na te bootsen. Dus wordt er volledig beschermd geoefend.

Er wordt vandaag ook een heuse brand geblust. Dat gebeurt ergens anders in het trainingsgebouw, in de nagebouwde woonkamer tegenover het vertrek waarin het babybedje staat. De bluswagen hoeft er maar honderd meter voor te rijden, maar ook het uitrukken hoort bij de oefening: met volle bepakking gaat het richting een

ij het oefenen maakt de brandweer veel gebruik van poppen. Dat zijn bepaald geen eenvoudige jutezakken met wat stro erin. Deze oefenpoppen hebben een lange ontwikkeling doorgemaakt. Ze zijn er inmiddels ook in alle soorten en maten, ook al mogen ze maximaal 48 kilo wegen (vanwege de Arbowet). Ze zijn gemaakt van een stevig kunststof en met hittebestendige vezels gevuld. Sommige modellen hebben een uitsparing in het hoofd, zodat daar een speaker in past die noodkreten of andere teksten laat horen. Dat kan continu, of alleen wanneer iemand iets roept naar de pop. Er zijn ook oefenpoppen die kunnen hoesten. Interesse? Een beetje oefenpop kost al gauw een paar honderd euro. Maar dan heb je er wel een nagenoeg onverwoestbare huisgenoot bij.

binnenplaatsje. Onderweg heeft de ploeg via de radio gehoord wat er loos is: een woningbrand, waarschijnlijk op nummer 54, mogelijk een slachtoffer. Bevelvoerder Martijn van den Dongen herhaalt deze melding voor de vier mannen achterin de wagen. Vragen? Nee, geen vragen. En als de manschappen even later de buitentrap BRAND MEESTER

63


Hoe je emotioneel met een reanimatie omgaat, leer je niet zomaar met poppen naar de eerste verdieping op stormen, zet Kwakernaat de brand aan. AAPop wordt gered Ja, zo gaat dat in een trainingscentrum. Een brand zet je gewoon aan en uit met een afstandsbediening. Met een druk op de knop laat Kwakernaat een bankstel (in werkelijkheid een metalen bank met een gashaard erin) in de fik vliegen. In mum van tijd kruipen de vlammen tegen het plafond, in de richting van de deur. Daar

De brandweerslangen zijn klaar voor gebruik.

Overal oefenen

E

r zijn tientallen oefencentra voor de brandweer in Nederland. Ze verschillen sterk in aard en omvang, en er worden de meest uiteenlopende cursussen aangeboden: van scheepsbrandbestrijding tot het omgaan met agressie. Het trainingscentrum van de veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland is via Brandweertrainingen BV (een samenwerkingsverband) verbonden aan 3 andere centra in Vlissingen, Den Helder en Baak. Meer informatie vind je op www.brandweertrainingen.nl 64

BRAND MEESTER

proberen twee brandweermannen, op de vloer gehurkt, de vuurhaard te doven. In de tussentijd brengen hun collega’s het slachtoffer in veiligheid. Een mansgrote pop wordt de trap afgedragen en op de binnenplaats gereanimeerd. Het is hard werken, en dan is het ook nog eens een zonnige dag. Het zweet loopt in straaltjes van de gezichten van de brandweermensen. Een paar pechvogels krijgen het later die middag nog heter. In de hal van het trainingscentrum, naast de plek waar eerder al het ‘auto-ongeluk’ plaatsvond, is een metershoge stellage gebouwd die een chemische fabriek nabootst. Zo’n fabriek benader je in een beschermend, luchtdicht, kanariegeel chemiepak. Twee brandweermensen hijsen zich in hun pak en beklimmen de stellage. In hun hand hebben ze een meter die meet of er giftige stoffen in de lucht zitten. Ook nu valt een slachtoffer te betreuren: opnieuw wordt er een pop in veiligheid gebracht. Natuurlijk zal de werkelijkheid ook hier steeds iets anders zijn. ‘Een reanimatie meemaken is heel heftig’, aldus Kwakernaat. ‘Hoe iemand daar emotioneel mee omgaat, zeker de eerste keer, kun je niet leren met poppen. Je doet het altijd goed, zeggen we tegen degenen die er moeite mee hebben. Je probeert immers iemands leven te redden.’ AADrugslab is uniek Een oefencyclus duurt gemiddeld anderhalf jaar, legt Van Wijk uit. In die tijd zijn al je vaardigheden weer bijgespijkerd en begin je aan een nieuwe cyclus. Veel van de oefeningen vinden overigens plaats op de eigen kazerne. Voor de complexere testen en voor de eindoefening staat het trainingscentrum ter beschikking. Daar komen niet alleen lieden van brandweerkorpsen die elke dag uitrukken, maar ook collega’s die meer oefenuren maken dan dat zij daadwerkelijke inzetten hebben. De oefenbelasting is voor beide categorieën even hoog. Elk trainingscentrum in Nederland heeft zijn specialiteiten. In Zaandam is dat het oefenen van procedures en van onderlinge samenwerking. Brandweerlieden die een eigen specialisme hebben, geven er hun kennis door aan collega’s. Een heel ‘eigen’ ding van het Zaanse centrum is het xtclab, dat nergens anders te vinden is. ‘Vanuit de hele wereld komen ze daarvoor hier kijken’, zegt Kwakernaat tijdens zijn rondleiding door het doolhof van gangen en

kamers met steeds weer een verrassende inhoud. Over doolhoven gesproken: zien we daar nu een echt doolhof van houten wanden met obstakels en bewegende vloerdelen? Ja. In dit labyrinth leren brandweerlieden hun weg vinden in een voor hen onbekend gebouw. In het stikdonker en in complete uitrusting. Ga er maar aan staan. Dat er zoveel komt kijken bij de opleiding en training van brandweermannen is iets wat de buitenwereld vaak amper weet. En daar mag weleens verandering in komen, vinden ze in het trainingscentrum. ‘Want’, zegt bevelvoerder Van Dongen, ‘wie staat er dag en nacht voor je klaar om je met gevaar voor eigen leven te helpen? Juist, de brandweer.’ 7 mark.traa@quest.nl

Schooltelevisie

B

ewegende beelden zien vanuit het trainingscentrum van de brandweer in Zaanstad? In 2013 maakte RTV Noord-Holland er een half uur durende reportage. Die is op tinyurl.com/oefenrepo te zien. Ook Tim Kwakernaat en Tijs van Wijk komen in het programma aan het woord.

In het trainingscentrum is een xtc-lab nagebouwd.


Een apparaatje meet de samenstelling van de lucht in de (nagebouwde) chemische fabriek.

In het donker op zoek naar slachtoffers. BRAND MEESTER

65


Een onbemande miniheli zorgt voor ogen in

Onbemand boven de brand De brandweer test een op afstand bestuurbare octokopter. Deze minihelikopter blust geen branden, maar filmt van bovenaf de plek des onheils. Dankzij de filmbeelden kan de brandweer beter bepalen hoe ze tot actie overgaan. 77 Tekst: David Redeker

E

en grote kettingbotsing. Een uit­ gebrande bus van Connexxion. Auto’s kriskras door elkaar. De brandweer kijkt van een afstandje toe. Waarom doen ze niks? Een op af­ stand bestuurbare octokopter van tachtig centimeter klein vliegt naar het ongeluk. Hij filmt de situatie en stuurt livebeelden naar een laptop van de brandweer. Uit de beelden blijkt waarom de brandweer op afstand blijft. Naast de rokende bus staat, onzichtbaar voor de hulpverleners, een geschaarde tankwagen. Als die ontploft, is de ellende niet te overzien. 66

BRAND MEESTER

Brandweerman en informatiespecialist Martijn Zagwijn kijkt triomfantelijk op van zijn laptop waarop de beelden binnen­ komen. ‘Kijk, dat is de belangrijkste reden waarom we de octokopter gaan gebruiken. Gegevens inwinnen, informatie vergaren. Deze beelden komen meteen op het grote scherm in de meldkamer binnen en de commandant kan meekijken op zijn tablet. Zo kunnen we beter bepalen hoe we in actie moeten komen.’ Het ongeluk met de bus en de tankauto is in scène gezet. We staan op het testterrein van brandweer, politie en defensie op de

voormalige vliegbasis Twente. De Neder­ landse brandweer test hier het gebruik van de onbemande, kleine helikopter. Als de proeven succesvol verlopen, worden er in 2015 waarschijnlijk meer vliegmachines aangeschaft. AATest leidt tot nieuwe ideeën Terwijl de octokopter heen en weer zoemt en Zagwijn de eigenschappen van het apparaat opsomt (zie kader ‘De specs van de multikopter’) kringelt er zwarte rook naar buiten door de kieren van de meters­ hoge deuren van een oude hangar. Zagwijn


de lucht

De specs van de multikopter

‘O

nze blusvliegtuigen heten Charlie en Oscar. Hoe we onze octokopter gaan noemen, weten we nog niet. Misschien iets Grieks. Icarus of Daedalus. Nee, die stortten neer. Beter is Pegasus. Ja, dat lijkt me wel mooi’, zegt Stephan Wevers, de voorzitter van Brandweer Neder­land. Voor­ lopig gaat de octokopter nog door het leven als RPAS. Dat spreek je uit als ‘air pass’. Het staat voor Remotely Piloted Aircraft System, een op afstand bestuurbaar vliegtuig. De RPAS die de brandweer test, past inclusief toebehoren en extra accu’s in de achterbak van een stationwagen.

Type: Altura ATX8 multikopter Prijs: 5000 à 8000 euro (exclusief

personeelskosten). Gewicht: 7,25 kilo Spanwijdte: 79 centimeter Aantal rotoren: 8 (4 armen met elk 2 rotoren). Kruissnelheid: 25 kilometer per uur (maximumsnelheid is 40 kilo­meter per uur). Accuduur: 14 minuten op één accu, 25 minuten met 2 accu’s. Weereisen: goed zicht (geen mist, geen harde regen), windkracht 5 of minder.

beantwoordt zijn portofoon: ‘Begin maar met scenario 2.’ Twee brandweermannen met afstandsbedieningen in hun handen knikken naar Zagwijn. Het zijn de piloot en de observant. Zelf zullen ze geen milli­ meter de lucht in gaan, toch heten ze zo. Ze besturen tenslotte een vliegtuig (zie kader ‘Wet staat in de weg’). De piloot stuurt met zijn afstandsbediening de octo­ kopter richting de groene loods. Zagwijn vraagt via zijn portofoon of de warmte­ camera aan kan en de observant zet een knopje om. Op Zagwijns laptop splitst het beeld zich in tweeën. Naast het gewone

camerabeeld van de hangar is een blauw­ rood warmtebeeld te zien. De zijkant van de hangar is op de warmtebeelden blauw, koel dus. De deuren zijn lichtrood, die zijn warmer. Het dak kleurt felrood, dat is nog warmer. Linksboven is het zelfs bijna wit, heet. De brandhaard bevindt zich waar­ schijnlijk linksvoor in de hangar. Brand­ weermensen kunnen de brand nu gericht te lijf gaan. Stephan Wevers, commandant van Brandweer Twente en de voorzitter van Brand­ weer Nederland: ‘Bij een oefening op het water konden we op de warmtebeelden ook de duikers volgen als ze niet te diep gingen. We willen met de octokopter in de toekomst wellicht drenkelingen opsporen.’ Het is, zo zegt Wevers, een van de ideeën waar je pas op komt als je aan het testen bent. Een ander idee is om de octokopter uit te rusten met sensoren die gifstoffen waarnemen. Nu moet daarvoor soms een auto van het RIVM uit Bilthoven komen. ‘In de toekomst zou het RIVM kunnen meekijken met de livestream.’ AAOctokopter landt zelf ‘Kunnen jullie nog een loss of control uit­ voeren?’ Zagwijn praat weer in zijn porto­ foon. De piloten steken hun duim op. Ze zetten de afstandbedieningen demonstra­ tief op de grond en doen hun armen over elkaar. Zagwijn: ‘We gaan nu laten zien wat er gebeurt als het contact met de octo­ kopter is verloren. De octokopter zal dan uit zichzelf terugvliegen naar de startplek en daar landen.’ En verdraaid. De octo­ kopter zwenkt bij de hangar vandaan en gaat twintig meter boven de twee piloten hangen. Dan, centimeter voor centimeter, gaat hij naar beneden. Zagwijn: ‘Hoe hij weet dat hij bij de grond is? Daar gebruikt hij zijn barometer voor. Hij weet nog hoe hoog de luchtdruk aan de grond was toen hij opsteeg.’ Na een fluwelen landing staat de octokopter op de grond. Snel halen de piloten de accu’s eruit. Zo kan niemand ‘per ongeluk’ een stukje gaan vliegen. Hè, jammer. 7 redactie@quest.nl

De octokopter heeft een gewone camera en een warmtebeeldcamera.

De bemanning van deze vliegmachine blijft met beide benen op de grond.

Wet staat in de weg

V

roeger was het leven simpel. Je had vliegtuigen en helikopters, en vluchten moesten vooraf worden goedgekeurd. Tegenwoordig vliegt er van alles door de lucht. Van raketachtige drones die bommen kunnen werpen tot de octokopter van de brandweer die vooral plaatjes schiet. De wet scheert al die machines nog steeds over één kam. En dat is lastig voor de brandweer. Commandant Stephan Wevers: ‘Het aanvragen van een vergunning voor een vlucht met de octokopter kost zo een week. Natuurlijk hebben wij die tijd niet als er ergens een brand is.’ De overheid zag ook wel in dat de wet een onwerkbare situatie voor de brandweer oplevert. In 2013 en begin 2014 bracht de brandweer daarom op verzoek van de overheid de haken en ogen van de wet in kaart. Eind 2014 krijgt de brandweer waarschijnlijk een ontheffing. Wevers: ‘Ik verwacht wel dat het verboden blijft voor particulieren om boven bebouwd gebied of incidenten te vliegen.’ BRAND MEESTER

67


Hoe een slachtoffer van een brand een expert werd

Uit de as

herrezen

68

BRAND MEESTER


Brandende pinda’s zijn niet te blussen, dat blijkt als de notenverwerkingsfabriek van Gerard Polderman op een zaterdagavond in 2009 plotseling in brand staat. De nasleep van de ramp houdt hem nachten wakker, maar zorgt ook dat hij een soort expert wordt op het gebied van brandveiligheid. ‘Dit gebeurt mij nooit meer.’ 77 Tekst: Dennis Rijnvis

E

een donkere rookpluim hangt op 13 juni 2009 boven het dorp SintMaartensdijk in Zeeland. Gerard Polderman ziet het vanuit zijn auto en probeert zichzelf gerust te stellen. Hij is net gebeld omdat er brand zou zijn ontstaan in zijn bedrijf Katjang Pedis, een fabriek waar noten worden geroosterd en gesuikerd. ‘Ik zei tegen mezelf: zo groot kan die brand niet zijn. Misschien is het wel een rookwolk in het havengebied van Antwerpen.’ Maar eenmaal aangekomen op de parkeerplaats, treft hij een flinke menigte aan rond zijn fabriekspand. Tientallen mensen filmen met hun telefoons hoe het vuur uit de ramen slaat. Sommige toeschouwers joelen als er steekvlammen ontstaan. ‘Dat deed pijn. Ik dacht alleen maar: dat moet één van mijn olietanks zijn die in brand vliegt.’ Maar tijd om zich kwaad te maken, heeft Polderman niet. Tijdens het blussen is hij een soort lopende vraagbaak voor brandweermannen, die informatie over de voorraden en de inrichting in zijn fabriek nodig hebben. ‘Ik vertelde ze waar de olietanks stonden, waar de notenvoorraad lag en waar eventueel chemische stoffen konden vrijkomen.’ Intussen ziet hij zijn bedrijf afbranden. ‘Maar je hebt geen tijd om overstuur te raken, je wordt geleefd.’ AAPinda’s blussen kan niet In de fabriek is 50.000 liter olie opgeslagen en 200 ton aan pinda’s. Twee keer wordt de brand ‘opgeschaald’ en ziet Polderman hoe de leiding wordt overgenomen door een hoger geplaatst brandweerteam. ‘Een stuk klitteband met de tekst ‘OVD’ (Offi­ cier van Dienst, red.) werd van het uniform van een leidinggevende afgetrokken en op de rug bevestigd van iemand die net arriveerde.’ Officier van Dienst Arco Kunst van het brandweerkorps Tholen deelt uiteindelijk de lakens uit bij het blussen van de brand, die de status ‘zeer groot’ krijgt. Hij maakt zich zorgen, over de naastgelegen panden en de olie, maar vooral over de voorraad nootjes in de opslagruimte. ‘Als een berg pinda’s eenmaal in brand staat, kun je ze niet meer blussen’, verklaart hij. ‘In de pinda’s zit veel olie die vrijkomt door de hitte. Die olie stoot water af.’ Het bluswater dringt daardoor niet door tot de kern van de notenvoorraad. ‘Daar blijven de pinda’s gloeiend heet. Na het blussen kan het er even uitzien alsof het vuur gedoofd is, maar zodra er weer een beetje zuurstof in de stapel nootjes komt, wakkert het vuur weer aan.’ Boven de pindafabriek cirkelt al snel een helikopter. Met een warmtebeeldcamera probeert de piloot te bepalen waar in het gebouw de brand zich precies bevindt. Heeft het vuur de nootjes al bereikt? Kunst BRAND MEESTER

69


‘Ik ga ondernemers misschien wel adviseren over preventie, ik wil mijn kennis overdragen’ bestudeert de beelden en ziet inderdaad vlekken die duiden op vlammen in de opslagruimte. Hij besluit dat er geen brandweerlieden naar binnen mogen. ‘Ik had al gezien dat één van de fabrieks­deuren bol stond, daar leidde ik uit af dat er binnen ontploffingen hadden plaatsgevonden, dat kwam vermoedelijk door de aanwezigheid van rookgassen.’ AABrandweerman eet broodje Ondertussen arriveren er, tot verbazing van Polderman, broodjes op de plek van de brand. ‘Mijn eerste reactie was: eten, hoezo? Mijn bedrijf staat in lichterlaaie! Later begreep ik hoe professioneel het was dat er eten werd geregeld: blussen in die

Waar rook is…

D

e meeste toeschouwers bij een brand beseffen niet hoe gevaarlijk rook is. Dat bleek volgens Officier van Dienst Arco Kunst ook bij de brand in Sint-Maartensdijk. ‘De mensen kwamen in eerste instantie veel te dichtbij’, zegt hij. De toeschouwers hielden wel enige afstand tot de vlammen, maar de rook kon ze niet of nauwelijks afschrikken. ‘Mensen denken: ach, het is maar rook’, zegt Kunst. ‘Wat ze niet weten, is dat rook niet alleen ongezond is, maar dat het ook een brandbaar gas is dat kan ontploffen bij een temperatuur van rond de 600 graden.’ Uiteindelijk ontstond er een explosie bij de pindafabriek, omdat de opstijgende rook bij het dak werd terug­ gezogen in de vlammen. ‘Gelukkig zagen we dat aankomen en hebben we mensen weggestuurd aan die kant van het gebouw. Pas na de knal begrepen de toeschouwers dat ze gevaarlijk bezig waren geweest.’

hitte kost veel energie.’ De omstanders en de toegestroomde journalisten worden tot zijn opluchting op afstand gehouden. ‘Als iemand op dat moment een microfoon onder mijn neus had gehouden, dan had ik misschien wel iets verkeerds gezegd of geroepen. Maar er was een persvoorlichter van de brandweer die iedereen te woord stond.’ Met zijn gedachten is Polderman vooral bij zijn inboedel. ‘Er is ’s avonds gelukkig nooit personeel aanwezig in de fabriek’, zegt hij. ‘Ik hoopte dat er nog wat gered kon worden van mijn apparatuur.’ Op zijn aanwijzing wordt er een spuit op een muur gericht waarachter een belangrijke machine staat. ‘Eerlijk gezegd wist ik toen al dat het geen zin had, je kunt niet door een muur heen blussen’, zegt Kunst. ‘Maar soms is het belangrijk dat je het slachtoffer van een brand ook het gevoel geeft dat je er alles aan doet. Zo iemand is ten einde raad, het heeft geen zin om in discussie te gaan.’ AAFabriek wordt opgegeven De fabriek is niet te redden, dat had Kunst al snel gezien. ‘De fabriek besloeg 6700 vierkante meter en het vuur verspreidde zich snel. Met honderd auto’s hadden we het vuur niet kunnen doven.’ De meeste blusslangen worden dan ook gericht op de omliggende gebouwen op het industrieterrein. ‘Zorgen dat de brand niet overslaat, dat was het belangrijkst’, zegt Kunst. Als Polderman beseft dat zijn fabriek is opgegeven, blijft hij kalm. ‘Dat kwam ook door de brandweer, zij straalden zo veel rust uit.’ Uiteindelijk verlaat hij de plek van de brand zelfs, op aanraden van Kunst. ‘Ik heb nog geprobeerd om iets van een zeilweekendje te maken dat ik gepland had. Ik ben naar mijn boot gereden. Iets wat je niet kunt sturen, moet je loslaten.’ Pas na vijf dagen is het vuur in de fabriek

De fabriek van Polderman was niet te redden. Pas na 5 dagen was de brand uitgewoed.

helemaal gedoofd. Dat komt vooral door de brandende pinda’s, die op last van de politie niet uit het gebouw mogen worden gehaald. Kunst: ‘We mochten geen muur doorbreken omdat er nog onderzoek naar de oorzaak van de brand moest worden gedaan. Als we dat wel hadden kunnen doen, was het blussen sneller gegaan.’ AASlachtoffer beschuldigd Voor Polderman duurt de nasleep van de brand vele maanden. ‘Ik moest alle leveranciers bellen, andere machines kopen, locaties zoeken om pinda’s te roosteren en de bouwplannen voor een nieuwe fabriek maken.’ De grootste spanningen worden veroorzaakt door het onderzoek naar het ontstaan van de brand. Rechercheurs van de verzekering lopen de deur bij hem plat. ‘Als zou blijken dat de brand door een fout in de fabriek was ontstaan, dan zou er minder worden uitgekeerd. Dat houdt je wel uit je slaap.’ In het dorp wordt door sommigen zelfs even gefluisterd dat hij de brand zelf zou hebben gesticht. ‘Omdat het

Bluswater komt van ver

E

Een brand is altijd een grote publiekstrekker. 70

BRAND MEESTER

en grote brand blus je niet met alleen water uit de kraan. ‘De waterleiding levert niet genoeg druk om er onbeperkt brandslangen op aan te sluiten’, aldus Arco Kunst van brandweerkorps Tholen. Vaak haalt de brandweer daarom water uit een nabijgegelegen sloot. Bij de brand in de notenfabriek van Sint-Maartendijk moest het bluswater echter van heel ver komen: uit een meer in een natuurgebied

op anderhalve kilometer afstand. ‘Eerst probeerden we een slootje in de buurt, maar daar zat te veel riet in om het water eruit te pompen, daarom weken we uit.’ Omdat de afstand naar het natuurgebied groot was, waren er speciale pompen en meer slangen nodig, die uit Middelburg moesten komen. Een deel van het bluswater arriveerde daardoor met een uur vertraging op de plek des onheils.


slecht met mijn bedrijf zou gaan. Te idioot voor woorden, de fabriek draaide prima.’ De oorzaak van de brand blijft ook na het onderzoek een raadsel. Wel wordt ontdekt dat het vuur niet is aangestoken en dat de eerste vonkjes ontstonden in de opslagruimtes van de fabriek. ‘Dus niet in de buurt van de ovens tijdens het machinale proces. Daardoor valt mij gelukkig niets te verwijten’, zegt Polderman. AASlachtoffer leert veel Inmiddels is de nieuwe fabriek opgeleverd. Het pand puilt uit van de brandwerende technische snufjes, in tegenstelling tot zijn oude fabriek. ‘Die was gebouwd voor 1970, er waren toen veel minder brandveiligheidseisen.’ Het gebouw bevat een brandmelder die automatisch warmte en rook detecteert. Als er nu brand in de fabriek ontstaat, gaan er automatisch luiken open in het dak, zodat warmte en rook worden

afgevoerd. ‘Vuur kan zich dan minder snel verspreiden’, zegt Kunst, die namens de brandweer was betrokken bij het ontwerp. ‘Het is een soort kabel aan het plafond die rekening houdt met de warmte die vrijkomt bij het roosteren van pinda’s. Als de temperatuur een paar graden te hoog is, gaat er automatisch een brandmelding naar de meldkamer.’ Per jaar komt dat één of twee maal voor, waarna direct ingrijpen nodig is om een nieuwe brand in de fabriek te voorkomen. Ondanks die voorzorgsmaatregelen sluit Polderman niet uit hij ooit weer betrokken raakt bij de nasleep van een brand. ‘Ik ga ondernemers die ermee te maken krijgen misschien wel adviseren over preventie. Ik heb veel geleerd en ik wil die kennis graag overdragen. In mijn eigen bedrijf hoop ik dit nooit meer mee te maken.’ redactie@quest.nl

De nieuwe fabriek van Gerard Polderman zit vol technische snufjes. Er zijn luiken in het dak (zie foto hieronder) die vanzelf open gaan bij brand om warmte en rook af te voeren. En als de temperatuur te hoog oploopt, wordt de brandweer automatisch ingeschakeld.

Een groot deel van de bedrijven die te maken hebben met brand, gaat failliet omdat klanten naar de concurrent gaan. Gerard Polderman wist zijn bedrijf in leven te houden, en werd een expert in brandpreventie. BRAND MEESTER

71


Ceel van Wijk, van het korps Dordrecht, is motordrijver op de blusboot ‘Er zijn maar 3 blusboten in Nederland. In Nijmegen hebben ze er een, in Tiel en in Dordrecht. We zitten hier op de kruising van de Oude Maas, de Noord- en de Beneden-Merwede en de Dordtsche Kil. Daar is veel scheepvaart met gevaarlijke stoffen, zoals gastankers en schepen met chemicaliën. Als daarop brand uitbreekt, dan rukken wij met de blusboot uit. Het is eigenlijk een tankautospuit te water, want alles wat die aan boord heeft, hebben wij ook, inclusief de 6 bemanningsleden. Bij ons bestaat de bemanning uit een schipper, 2 motordrijvers, die verantwoordelijk zijn voor het blusgedeelte en dan nog 3 ‘opstappers’, voor alle hand- en spandiensten. Dat is althans voor de standaardklussen, zoals een boot die op zinken ligt. Voor een scheepsbrand rukken we met 9 man uit. Een groot verschil met de tankautospuit is onze waterleveringscapaciteit. Die is veel groter omdat we rechtstreeks uit de rivier kunnen pompen. Daarom assisteren we als watertransport ook bij grote branden aan land. Daarnaast redden we en bergen we. Als er midden op de rivier iemand te water is geraakt, helpen wij de duikers als ze het slachtoffer eruit halen. Onze bergwerkzaamheden bestaan bijvoorbeeld uit het boven houden van een zinkend schip of het leegpompen van een ruim. Erg veel uitrukken hebben we alleen niet. Maar aangezien het risico door de hoeveelheid water (en dus de hoeveelheid verkeers­ bewegingen op het water) in het gebied groot is, is een blusboot toch onmisbaar.’

72

BRAND MEESTER


BRAND MEESTER

73


COLOFON Met medewerking van de brandweer in Nederland

Hoofdredactie Quest Thomas Hendriks Philip Fontani (adj.) Artdirector Ron Ottens Vormgeving Sandra de Bont Eindredactie Anna van der Gaag, Mariken Boersma, Marc Koenen, Florine Wiers Beeldredactie Niels Broekema (chef), Gaby Baas, Evelien van Eck, Marijn van der Meer Redactie Frank Beijen, Anouschka Busch, Guido Hogenbirk, Melanie Metz, Berry Overvelde, Elly Posthumus, Paul Serail, Mark Traa

Marketing Ilka Schreurs (brand manager), Vivienne van Luik (jr brand manager) Aan dit nummer werkten verder mee: Jeroen Bosch, Stephan van Duin, Veronique Gielissen, Paul de Lange, David Redeker, Dennis Rijnvis, Carlijn Simons, Joke van Soest, Jasper Spronk, Antje Veld Redactieadres Redactie Quest, Zuidpark, Spaklerweg 50/52, 1114 AE Amsterdam-Duivendrecht tel: 020 - 79 43 500 e-mail: redactie@quest.nl internet: www.quest.nl

Quest digitaal Marije van der Star, Jerwin de Graaf, Susan Lau, Choong Wei Tjeng, Nico Kaag

Sales Corine d’Haans (CCO), Raymond van Kasterop (sales director), Ab van Vlaardingen (sales manager), Isabelle Cannoo (junior salesmanager), Marjolein van Wijck, Jerome Thenu (traffic managers) Telefoon Sales: +31-(0)20-79 43 564

Redactie-assistentie Jennifer Wijsen, Kimberley de Meneges

Sales voor België: Kathy Rosseel, tel. 09-235 0212, rosseel.kathy@ guj.de

Productiemanagement Hans Koedijker, Anouk van Kuilenburg Drukkerij Quad Graphics, Wyszków (Polen) Brand meester is een extra editie van het maandblad Quest, uitgegeven door:

G+J Uitgevers C.V., G+J Uitgevers, Zuidpark, Spaklerweg 50/52, 1114 AE Amsterdam-Duivendrecht Eric Blok (CEO/uitgever) Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of welke andere wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. G+J Uitgevers/Quest heeft geprobeerd alle rechthebbenden van de gereproduceerde documenten te achterhalen. Voor zover personen/instanties auteursrechtelijke aanspraken menen te hebben, kunnen zij contact opnemen met G+J Uitgevers/Quest.

BEELDCREDITS Cover Hesli de Laat

Biezen/ANP, Arie Kievit/ANP, Marten van Dijl/ANP

Jeugdbrandweer (2) George Bakker

Vat geen vlam! (22-25) Niels Broekema/Quest, Shutterstock

Klaar voor de vuurdoop (6-7) Hesli de Laat ‘Prio 1 voor de tankautospuit’ (8-13) Carlijn Simons

74

Portret (26-27) Johannes Abeling Auto van de zaak (28-33) Louman & Friso, Nijmegen

Portret (14-15) Johannes Abeling

Brandmeester (34-37) John Voermans/VVB

Vuurzee in Moerdijk (16-21) Marcel Otterspeer/het fotobureau/Hollandse Hoogte, Joyce van Belkom/Hollandse Hoogte, Marijn van der Meer/Quest, Bram van de Biezen/ANP, Bram van de

V&A (38-46) Flip Franssen/Hollandse Hoogte, Imagine China/Hollandse Hoogte, Peter Hilz/Hollandse Hoogte, Peter Hilz/Hollandse Hoogte, Henk Braam/Hollandse Hoogte,

BRAND MEESTER

Peter Hilz/Hollandse Hoogte, Herman Engbers/Hollandse Hoogte, Dolph Cantrijn/ Hollandse Hoogte, Richard Brocken/Hollandse Hoogte, Hollandse Hoogte, Amber Beckers/Hollandse Hoogte, Caspar Huurdeman Fotografie/ Hollandse Hoogte, Marijn van der Meer/Quest,Rue des Archives/Hollandse Hoogte, Frank Muller/Hollandse Hoogte, Inge van Mill/Hollandse Hoogte, Vincent van den Hoogen/ Hollandse Hoogte Grijpen, drijven, duiken (46-49) GinoPress/ANP, GinoPress/ANP, Johan Giesen, ASmedia Bericht van het thuisfront (50-51) Olaf Kraak

Als het vuur gedoofd is (52-57) Ellen Kilian/Veiligheidsregio IJsselland Portret (58-59) Johannes Abeling Oefenmeesters (60-65) Olaf Kraak Onbemand boven de brand (66-67) John Voermans/VVB Uit de as herrezen (68-71) Arthur Vahlenkamp/Profoto Portret (72-73) Johannes Abeling Werken bij de brandweer (76) Kees Stuip.


Werken bij de

brandweer?

Kijk op www.brandweer.nl/werkenbijdebrandweer


Dit is PIT Vrij en veilig leven, dat willen we natuurlijk allemaal. Maar weet jij wat daar allemaal bij komt kijken? Ervaar bij PIT wat politie, brandweer en geneeskundige hulpdiensten elke dag doen om de samenleving zo veilig mogelijk te maken. En ontdek hoe je zelf kunt bijdragen aan een veilig leven. In de interactieve veiligheids-

expo in Almere Centrum kun je kennismaken met de nieuwste innovaties voor veiligheid. Ga op avontuur en speel spannende games, blus zelf een brand of onderzoek een misdaad. Of doe een van de zelftesten: ben jij bijvoorbeeld geschikt voor de politie? Via historische topstukken, zoals oude brandweer- en

Lezersaanbieding Beleef de wereld van veiligheid en verras jezelf en een ander met een bezoek aan PIT. Op vertoon van deze advertentie krijg je het 2de kaartje gratis. Deze actie is geldig t/m 31 maart 2015 Meer informatie: www.pitveiligheid.nl politiewagens, zie je hoe de wereld van veiligheid zich heeft ontwikkeld. PIT is ook een ontmoetingsplek waar professionals met elkaar en met het publiek de dialoog aan kunnen gaan over actuele en maatschappelijk relevante thema’s rond veiligheid.

Mijn littekens beperken letterlijk mijn bewegingsvrijheid.

Britt zal Eerste Kerstdag 2004 nooit meer vergeten. De kerstboom vloog in brand door kortsluiting in de verlichting. In een mum van tijd zat ze in een brandend huis gevangen. De littekens herinneren haar er nog elke dag aan, maar ze belemmeren haar ook. Britt zit door de littekens te krap in haar vel. Weer vakantie in het ziekenhuis Littekens rekken niet mee zoals gezonde huid dat doet. Op plekken als de hals, de armen en knieën, gaan littekens zo strak staan dat je je arm niet kunt strekken of je hoofd niet kunt draaien. Brandwonden­ patiënten hebben daarom hun hele leven reconstructie-operaties nodig. Britt ook, de ene keer zijn het de littekens in haar nek die haar dusdanig belemmeren dat er extra ruimte gecreëerd moet worden.

De andere keer de littekens rondom haar mond. Zo zijn er vele vakanties geweest die zij in het ziekenhuis doorbracht. Sharing is caring De Brandwonden Stichting financiert onderzoek om brandwondenpatiënten te helpen. We streven naar minder operaties en zoeken naar oplossingen voor de problemen die littekens veroorzaken, zoals het straktrekken en de altijd aanwezige jeuk. Help de Brandwonden Stichting om een littekenvrije toekomst te verwezenlijken. Like ons op Facebook (facebook. com/BrandwondenStichting, retweet op Twitter (@BrandwondenNL) of deel nieuws via www.brand-news.nl. En oefen je je eerste-hulp-skills via www. brandwondenstichting.nl/eerstehulp

Britt, 19 jaar


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.