Quest, Netherlands, June 2020

Page 1

Natuur

Quest telt wild in Kenia: dat is geen safari, het is een avontuur

English translation at the end

Alle dieren tellen Giraffen, cheeta’s, gazelles: Quest deed met Biosphere Expeditions veldwerk in Afrika. Een groep van twaalf vrijwilligers helpt een natuurgebied in Kenia met het in kaart brengen van het aantal zebra’s, gnoes en andere wilde dieren. ‘Het belangrijkst is dat je de diersoort goed hebt.’ 7 TEKST & FOTOGRAFIE: PAUL SERAIL

8

06/2020

Wil je dit artikel liever beluisteren, om onderweg of tijdens het koken een stukje wijzer te worden? Dat kan! Zoek Quest op Spotify of scan deze QR-code. 06/2020

9


Natuur

Het gevaarlijkst is de rit van Nairobi naar het natuurgebied

‘A

jaa! Ajaah! Ksj!’ Plotseling beginnen de rangers te schreeuwen. Ze rapen stenen op die ze hard de struiken in slingeren. Vanaf het begin van de wandeling waren ze al wat nerveus. We zagen veel bomen met geknakte takken. Afgebroken door olifanten. Ook de drollen van de dieren liggen her en der verspreid, sommige zijn vers. We zijn omringd door struikgewas. Olifanten zijn weliswaar heel groot, je ziet ze niet in de dichte bossen en je hoort ze ook niet. ‘Ajaa! Ksj!’ Wij, vijf vakantiegangers die normaal een kantoorbaan hebben, maken ons uit de voeten. ‘Kom!’ roept ranger Naaman Wenkume. Vlug hollen we achter hem aan. Het gevaar lijkt geweken. ‘Het was echt een heel grote olifant’, zegt Wenkume onder de indruk. En het dier was erg dichtbij: meer dan twintig meter zal het niet geweest zijn. De website van Biosphere Expeditions waarschuwde al: ‘Het is geen safari.’ Het is een avontuur.

Wild in Afrika

H

et is fantastisch om wilde dieren op te zoeken in Afrika en te voet is het nog spannender dan vanuit de auto. Maar het kan ook té gezellig worden. Niet alle dieren zijn ongevaarlijk. Tip 1: blijf bij elkaar. Tip 2: houd afstand tot de dieren. Wat als de dieren geen afstand van ons houden? 7 Nijlpaarden maken de meeste slachtoffers in Afrika. Een nijlpaard vlucht doorgaans naar het water. Zorg daarom dat je nooit tussen een nijlpaard en het water staat. 7 Gestreste olifanten voeren vaak eerst een schijnaanval uit, stoppen dan en maken zich groot. Ze schudden ‘nee’ met hun hoofd en vegen met een poot over de grond. Daar kunnen ze ook wat bij trompetteren. De oplossing? Wegwezen. Maak je het te bont, dan kan het gebeuren dat een olifant echt aanvalt. Zonder geluid, met ingeklapte oren voor extra snelheid, slagtanden vooruit. Rennen heeft geen zin, want de olifant wint. Blijf staan, maak je groot en roep: ‘Stop!’ Het schijnt te werken. 7 Buffels doen niet aan schijnaanvallen. Je kunt maar beter ver uit de buurt blijven. 7 Komt een leeuw iets te geïnteresseerd over, blijf dan stilstaan. Anders ziet de likkebaardende jager je als prooi en dat wil je niet. Het kan nog wijs zijn om je groot te maken en hard te roepen. Dan kom je meer over als bedreiging dan als maaltijd.

10

06/2020

A Zelf op pad Of het wel zo’n goed idee is om een olifant met stenen te bekogelen? Terug in het basiskamp heeft wetenschapper Alan Lee zijn twijfels. ‘Zo weet je zeker dat ze geïrriteerd raken. Maar je doet wat je kunt op zo’n moment.’ Samen met expeditieleider Malika Fettak begeleidt bioloog Lee deze reis van Biosphere Expeditions. Twaalf vrijwilligers helpen mee met het veldwerk in natuurgebied Enonkishu Conservancy in Kenia. De andere deelnemers komen uit Duitsland, Frankrijk, Finland, Engeland, de VS en Canada. Het doel van de expeditie: in kaart brengen hoeveel impala’s, gnoes, zebra’s en andere dieren hier rondlopen. Maar eerst hebben we een dag veiligheidstraining. De hobbelige busreis van hoofdstad Nairobi naar Enonkishu was het gevaarlijkste deel van de expeditie, bezweert Fettak. Hoewel er naast een zonnesteek en een verbrande huid toch nog wel wat gevaren zijn op de savannes en in het struikgewas van Kenia.

Nu nog een ontspannen wandeling, straks misschien een sprint om het vege lijf te redden.

Met een kompas en een afstandsmeter bepaal je welke dieren waar lopen.

Met de supergiftige slangen en spinnen valt het mee hier, en het gebied is vrij van malariamuggen. Het grootste probleem zijn buffels en olifanten. ‘Alles wat die dieren willen, is bij ons uit de buurt blijven’, zegt Fettak. Maar als de dieren zich bedreigd voelen, zetten ze soms de aanval in. Zolang we met de auto zijn, zullen ze niets doen. ‘Aan auto’s zijn de dieren gewend. We merken dat dieren nerveus worden als we te voet zijn.’ Terwijl dat nou juist zo leuk is aan deze reis: wie op safari gaat, wordt een dag rondgereden door een gids. Wij mogen straks zelf over de savanne rijden en gaan te voet op pad. We bespieden dieren vanuit een schuilhut bij een drinkplaats en gaan een heuvel op om met onze verrekijkers de wijde omtrek af te speuren.

Staat er wat op? Verslaggever Paul checkt een wildcamera aan een boom.

Op camera

O

m zeldzame en schuwe dieren op te sporen, kun je dagenlang op pad gaan, maar je kunt ook wildcamera’s ophangen op slimme plekken. Voor nachtbrakers als aardvarkens en schubdieren zijn camera’s al helemaal handig. Op pad met Biosphere Expeditions in Kenia hingen we camera’s op plaatsen waar veel pootafdrukken van dieren waren. We bespiedden een boom die weleens geschikt zou kunnen zijn voor luipaarden en een boom vol rijpe vruchten waar apen op af zouden kunnen komen. Een week later haalden we de

camera’s weer op. Helaas, geen aardvarkens of schubdieren op de SD-kaarten. In de luipaardboom geen luipaarden, maar wel een tijgergenet en een civetkat. De fruitboom werd geplunderd door bavianen. Temperatuurverschillen triggeren de camera’s. Het idee daarachter is dat bewegend gras dan niet op de foto komt, maar vaak leveren de wuivende sprieten toch een tempatuurverschilletje op. Deelneemster Sirpa Lahtinen uit Finland baande zich een weg door 7492 foto’s van gras. Het loonde wel: een luipaard liet zich toch nog kieken.

A Even op safari Naast de instructie ‘omgaan met gevaarlijke dieren’ is er een snelcursus banden verwisselen en uitleg over de walkietalkies, gps en andere apparatuur die we nodig hebben in de wildernis. Daarna nemen de rangers ons mee voor een game drive. Voor even zijn we wel degelijk op safari: we klimmen achterop de pick-ups en komen al gauw zebra’s en gnoes tegen en een plas vol nijlpaarden. Of we olifanten en leeuwen zouden tegenkomen in ons onderzoeksgebied, was van tevoren allerminst zeker. Maar ranger Albert Cheruiyot weet tot onze verrassing een grote kudde olifanten op te sporen. Daarna nemen we een kijkje bij een drinkplaats. Een giraffe komt aangelopen, om het vervolgens op een rennen te zetten. Terug achterop de auto hobbelen we het hoge gras in. Daar vindt de ranger wat hij zocht: leeuwen!

Wie heeft de langste?

J

e ziet ze al van verre op de savanne, soms steekt er eentje zijn kop boven het bos uit: overal in natuurgebied Enonkishu in Kenia vind je giraffen. Maar welke soort is het? De Rothschild-, de Masai- of toch de netgiraffe? Het is lastig te zeggen. Het vlekkenpatroon van de giraffen verschilt wat. Maar biologen zijn het oneens over hoeveel soorten of ondersoorten

er bestaan. Sommige onderzoekers zeggen dat alle giraffen van dezelfde soort zijn, maar dat er zes ondersoorten zijn. Beschermingsorganisatie IUCN zegt dat er tien ondersoorten bestaan. Volgens weer anderen zijn er vier soorten giraffen, waarvan er één in twee ondersoorten te splitsen is. Eén ding is helder: ze hebben allemaal een lange nek. Leuk, zo’n camouflagekleurtje, maar zelfs een leeuw kan je nog door deze kijker zien kijken.

06/2020

11


Natuur

‘Ik had nooit verwacht zo veel dieren te zien’ Ze zijn de afgelopen weken niet gezien in het gebied, maar kennelijk zijn ze terug, een groep van zes deze keer. Hoe wist hij ze te vinden? ‘Giraffen rennen niet uit zichzelf’, tipt Cheruiyot. ‘Dat doen ze alleen als er roofdieren zijn, dus ik wist dat hier iets moest zitten.’ We zijn pas een middag in Enonkishu en hebben alle coole dieren nu al gezien. ‘We kunnen naar huis’, grappen we terwijl de 4x4 terug naar ons basiskamp stuitert. A Brede bilspleet? Vrouwtje Genoeg gespeeld, tijd voor serieus wetenschappelijk onderzoek. Distance sampling heet de methode waarmee we zullen bepalen hoeveel impala’s, gnoes en andere boeiende dieren er rondlopen in Enonkishu. Biosphere Expeditions ging begin 2019 voor het eerst naar het natuurgebied en toen hebben de deelnemers zogeheten ‘transectroutes’ uitgezet. ‘In de praktijk volgen de transecten de twee bestaande wegen in het gebied’, nuan-

Gelukkig is er nog iemand die opmerkt dat hier een cheeta voorbijsluipt.

‘Z

A Natuurgebied leeft Het lastige van dieren tellen is dat ze bewegen. ‘Een gnoe op 46 meter.’ ‘Die gnoe hebben jullie net al geteld’, klinkt het van achter het stuur in de pick-up. ‘Heb je niet gezien dat hij net de weg overstak?’ Nogmaals oeps. Het resultaat van onze metingen, als we het goed doen en genoeg tellingen verzamelen, is dat Lee per diersoort kan achterhalen hoe groot de kans is dat we ze zien vanaf een bepaalde afstand. Een giraffe bijvoorbeeld is van verre te zien. De schattige dikdik, een mini-antilope, is na een paar meter al verstopt in hoog gras. Zie je zo’n kleintje op vijftien meter afstand en weet je dat het grasland nog 600 meter doorloopt in de lengte en 150 meter in de breedte, dan kun je een schat-

‘E

Vingers als thermometer: aan de temperatuur van een olifantendrol voel je hoe vers hij is.

06/2020

e komen hier niet om te drinken, ze komen om zout te likken,’ zegt bioloog Alan Lee van de University of Cape Town (Zuid-Afrika). We staan bij een modderpoel vol pootafdrukken. Nog interessanter is een horizontaal wit laagje in de oever. Lee is gespecialiseerd in geofagie, oftewel het eten van grond. Door dieren, niet door hemzelf. Hij promoveerde op klei etende papegaaien in Peru. ‘Planteneters komen zout tekort’, legt Lee uit. ‘Dat vullen ze aan op plaatsen als deze, waar zout in de bodem zit.’ We hangen wildcamera’s op, aan een boomstronk en aan een wortel, om te kijken wie zoal van de grond snoept. Een paar dagen later hebben de dieren de camera aan de wortel met wortel en al uit de grond gerukt. Wie de dader is? De filmpjes laten geen grondgrazende vogels zien, zoals Lee hoopte. We filmden wel een heleboel impala’s en een nijlpaard. Het laatste filmpje is van een speelse jonge olifant die happen vol zand eet. Daarna komt zijn slurf dreigend naar de camera en stopt de opname.

ceert bioloog Lee. Met de auto volgen we de routes, vanaf de pick-up bepalen we met een kompas en een afstandsmeter steeds precies welke dieren waar rondlopen. De gegevens voeren we in een app in, die ook de gps-positie van de auto vastlegt. ‘Een, twee, even kijken, zes zebra’s op negentig graden’, klinkt het al gauw achter op de auto. ‘Afstand?’ ‘53 meter.’ ‘Geslacht?’ Ehm… Daar heeft de ranger die meerijdt meer kijk op. ‘Een hengst, vier merries en een veulen.’ Vrouwtjes hebben een bredere zwarte streep in hun bilspleet, dat blijkt de truc. Volgende diersoort: 32 thomson-gazelles. ‘Er zitten elf grantgazelles bij’, verbetert de ranger. Oeps. Lee zei het nog zo: het begint met het achterhalen van de goede diersoort. En wij deelnemers zijn bepaald geen geoefende biologen. ‘Alles wat ik weet over Afrika heb ik uit The Lion King’, geeft een Amerikaanse vrijwilligster eerlijk toe. ting maken van het aantal dikdiks in het gebied. ‘Je moet het wel voor elke soort begroeiing opnieuw doen’, benadrukt Lee. In Enonkishu is niet alleen grasland, maar ook dicht struikgewas, open struikgewas, laaglandbos, heuvels… Hoeveel wild er in totaal in Enonkishu zit, heeft Lee aan het eind van de expeditie nog niet helemaal in beeld. Dat vraagt nog aardig wat rekenwerk. Maar het is een geweldig gebied, concludeert de bioloog verbaasd. In twee weken voeren we bijna duizend waarnemingen in. Soms van een enkel dier, soms van grote kuddes. ‘Ik had nooit verwacht zo veel dieren te zien.’ Voor dieren die zich weinig laten zien, is distance sampling niet bruikbaar. Daarom zette Lee een aantal andere opspoormethoden in

Zijn deze vers?

12

Likje zout

n dan zal ik nu voordoen hoe je bepaalt hoe vers een olifantendrol is’, kondigt bioloog Alan Lee aan terwijl hij de handrem aantrekt en het portier openzwaait. Op het pad ligt een grote groenige keutel, formaat galiameloen. Olifanten eten het liefst gras, zegt Lee. ‘Een verse keutel zal daardoor olijfkleurig zijn.’ Ook glanst een pas gelegde drol nog wat van nattigheid. Het kan zijn dat olifanten meer aan de bomen hebben lopen knagen, waardoor de kleur net even anders is. ‘Maar deze olifant heeft gras gegeten’, concludeert Lee nadat hij de keutel heeft opgeraapt. Hij weegt het uitwerpsel in zijn hand. ‘Ik zie al dat hij niet heel vers is’, zegt hij. ‘Er zitten namelijk vliegen op en die hebben even nodig om de drol te vinden.’ Hij is ook al wat uitgedroogd aan de zijkanten. ‘Deze drol is van vannacht of van gisteren’, overweegt Lee, om er vervolgens zijn vinger in te steken. ‘Hij is afgekoeld, dus zeker weten van gisteren.’

onze agenda. We gaan op pad, met de auto of te voet, en noteren de zeldzame dieren in de app zodra we ze zien. ‘Daarmee kunnen we niets zeggen over het aantal van die dieren, maar we weten dan in ieder geval dat ze er zijn en waar ze zijn.’ We zien ’s ochtends bijvoorbeeld wat jakhalzen en acht grootoorvossen spelen vlak naast het pad. Op de hoge heuvel in het natuurgebied loopt geen transect maar de franjeapen in de bomen komen zo mooi wel in het systeem terecht. De aantrekkelijkste meetmethode valt in de praktijk helaas wat tegen. De expeditie van 2019 heeft aan de rand van een drinkplek voor wild een schuilplaats gebouwd. Daar zitten we, verstopt in het groen, te wachten tot de dieren komen drinken. Maar het heeft flink geregend de laatste tijd, zodat overal water te vinden is. Het wild drinkt liever verderop, waar geen nieuwsgierige vakantiegangers verstoppertje spelen tussen de bladeren. Toch noteren we elke vijf minuten welke dieren we zien. Knobbelzwijnen in de modder, een gnoe die een rivaal zijn gebied uit beukt, een giraffe die ons een half uur lang aanstaart. Staat genoteerd. A We gidsen onszelf Na twee weken in Enonkishu weten we de dieren haarfijn te herkennen: impala’s hebben op hun achterste zwarte strepen in de vorm van een M, waterbokken hebben op hun kont een witte cirkel met de vorm van een wc-bril. ‘Nou weet ik alleen nog niet of het patroon op mijn legging van een luipaard of een cheeta is’, zegt de Amerikaanse deelneemster. Daar hebben de rangers ook geen antwoord op. Als afsluiting doen we zelf met de auto’s een game drive. Rangers hebben wij niet meer nodig.

Deze olifant is niet onstuimig gebotst met de oever. Hij had gewoon trek in een hapje zout zand.

Tenzij we te voet zijn. ‘Paul! Rennen!’ Voor de tweede keer tijdens de wandeling moet ik er op volle kracht vandoor. Net nu ik een foto aan het maken was van de drol van een impalamannetje. Zo snel ik kan sprint ik achter ranger Wenkume aan. Even kijk ik achterom: een olifant komt ons achterna. Het omkijken levert me meteen een achterstand op van vier meter op de ranger. Niet slim. De rest van de groep was al een eind

vooruit gelopen met de andere ranger. Zij zijn veilig. Nu wij nog. Rennen! @paul.serailquest.nl M EER I N FO RMATI E biosphere-expeditions.org: avontuurlijke vakanties in het teken van natuurbehoud. Van duiken naar koraalriffen tot sneeuwpanters zoeken. 06/2020

13


p. 8 Quest did not go on a safari to Kenya p. 10 The most dangerous part of the expedition is the road from Nairobi to the nature reserve p. 12 ‘I never expected to see so many animals’ GATHER ALL ANIMALS Giraffes, cheetahs, gazelles: Quest went on a field trip to Africa with Biosphere Expeditions. A group of twelve volunteered to help a conservancy in Kenya. Goal: to determine how many zebras, wildebeests and other charismatic animals the area supports. ‘Most important is to get the species right, right?’ Text and photography: Paul Serail ‘Ayaa! Ayah! Ksh!’ Out of the blue the rangers start to yell. They pick up rocks which they throw into the bushes. They had been slightly nervous from the start of the walk. There were many trees with broken branches. Raided by elephants. Their dung was also lying around, some of it fresh. We are surrounded by thick bush. Although elephants are big, you can’t see them in the bush and somehow they move without a sound. ‘Ayaah! Ksh!’ We, five tourists with office jobs, make for safety. But where? ‘Follow me!’, shouts ranger Naaman Wenkume. We follow as fast as we can. Seems like we’ve made it. ‘That was a really big elephant’, Wenkume says, impressed. And the animal was close: no more than twenty meters is his guess. Biosphere Expeditions already warned us on their website: ‘It is NOT a safari.’ It’s an adventure. Out on our own Throwing stones at elephants, how smart is that? Back at basecamp scientist Alan Lee has his doubts. ‘That sure will irritate them. But you do what you can, I guess.’ Lee leads the expedition together with Malika Fettak from Biosphere Expeditions. Twelve volunteers help out with field work in Enonkishu Conservancy in Kenya. The participants are from the US, Canada, France, Finland, the UK and Germany. The aim of the expedition is to count the numbers of wildlife in the area. But first: safety training. ‘You have all survived the most dangerous part of the expedition’, assures Fettak, ‘which is the bus ride from the capital Nairobi to Enonkishu.’ Right. But apart from sunstroke and sunburn there are some other dangers lurking in the bush and on the savannas of Kenya. We are relieved to find out that we don’t have to worry too much about venomous snakes and spiders and the area has been declared malaria free for years. Buffalos and elephants are the most dangerous creatures here. ‘All they want is to stay away from us’, Fettak explains. But when the animals feel threatened, they sometimes attack. As long as we are inside our vehicles we’re fine. ‘They are used to cars. We noticed that the animals get nervous when we are on foot.’ But that is the best part of this journey: when you do go on a safari you’ll be driven around by a guide. We will get to drive through the savanna ourselves and go out on foot. We will spy on the animals from a shelter near a water hole and we will walk uphill to scan the wide area with our binoculars. On safari, for now After the short course on dealing with dangerous animals we have to practice changing tires in the wild and Fettak demonstrates the use of a gps device, radio and other gear. Afterwards, Enonkishu’s rangers take us on a game drive. We are on safari now: we climb in the back of our 4x4’s and soon we run into zebras, wildebeests and a puddle full of hippos. Whether we would see elephants and lions in our research area was not guaranteed but to our great surprise ranger Albert Cheruiyot finds us a large herd of elephants.


Afterwards we have a look at the water hole which we will be monitoring for the next days. A giraffe drops by and then takes a sprint. We get back on our pick up for a bumpy ride through the grass. And there the ranger spots what he has been looking for: lions. They haven’t been seen for the last few weeks in the conservancy but they’re back now, a group of six this time. How on earth did Cheruiyot manage to find them? ‘Giraffes usually don’t run’, he explains. ‘They will only do that when there are predators nearby. So I knew there had to be something here.’ It is our first afternoon inside the conservancy and we have already seen all the cool stuff. ‘We can go home now’, we’re joking in the back while the car is bumping back to base. Big black bottom? That’ll be female Enough playing around, time for serious science. Distance sampling is the name of the method we will use to find out how many impalas, wildebeests and other charismatic animals are around in Enonkishu. The first Biosphere expedition in the area was in 2019. The first team set out so called transects. ‘Well, basically the transects follow the two roads in the conservancy’, Lee remarks. We slowly drive along the transect routes and from the back of the car we use a compass and a range finder to determine exactly which animals are where. We’re collecting the data in an app that also registers the gps position of the car. ‘One, two, let’s see, six zebras at ninety degrees’, you’ll typically hear from the back of the 4x4. ‘Distance?’ ’53 meter.’ ‘How many males, females?’ Uhh… Luckily the ranger who joined us is better trained for that. ‘One male, four female, one young.’ Apparently females have a wider black stripe at their back end between their legs. Next species: 32 Thomson’s gazelles. ‘There are eleven Grant’s gazelles in the group’, our ranger rectifies. Oops. Lee emphasized it just the other day: most important is to get the species right. And we tourists aren’t exactly experienced biologists. ‘All I know about Africa is what I learned from The Lion King’, one of the American volunteers honestly admits. Large chance to see The problem counting animals is this: they move about. ‘Wildebeest, distance 46 meters.’ ‘You guys just mapped that wildebeest’, sounds a voice from inside the car. ‘Didn’t you see it cross the road?’ Oops again. The result of our efforts, when done properly and if we collect enough data for every species, is that it allows Lee to determine the chance that we see one of those animals from any given distance. A giraffe for example is visible in the far fields. While the cute little dik-dik, a tiny antelope, is hidden in high grass after only a few jumps. Say we spot one of those small guys at fifteen meters. If we know the grassland continues for another 600 meters along the road and 150 meters to the side, we can estimate the actual number of dik-diks in the field. ‘We have to take measurements for every type of vegetation though’, Lee explains. Enonkishu has large plains of grassland, but also dense lowland forest, open shrub and hillsides. At the end of the expedition Lee has not yet got a clear view on the total numbers of animals in the conservancy. He still has some calculations for homework. But the South African biologist, who is used to getting a good share of wildlife sightings, can often be overheard using terms as ‘epic’ and ‘awesome’. We enter nearly a thousand sightings in two weeks. Sometimes regarding a single animal, sometimes big herds. ‘I never expected to see so many animals.’ Who are you looking at? For animals that rarely show their snouts, distance sampling is not an option. Lee put some other activities on our program to study those. We go out by car or on foot and log the rare species as soon as we see them. ‘That will not enable us to assess the numbers of these animals, but at least we know they’re here and where they have been seen.’ In the morning we often see jackals and a family of eight bat-eared foxes is playing next to the road. There is no transect on Kilileoni Hill, overlooking the study area, but by climbing the hill we are able to log the colobus monkeys living in the trees up there.


The most appealing biomonitoring activity, sitting in a shelter watching animals that come to drink, unfortunately turns out to be slightly less spectacular. The 2019 expedition did a great job setting up a hideout near a waterhole. There we are, hidden in the bush, waiting for wildlife to come and take a sip. But it has rained a lot lately so water is everywhere. The animals rather drink further away from us, where no curious tourists are lurking between the green leaves. Still every five minutes we enter the animals we see. Warthogs enjoying themselves in the mud, a wildebeest fighting off its rival, a giraffe staring at us for half an hour. All logged. Free range tourists After two weeks in Enonkishu we don’t have to reach for our guidebooks anymore to recognize the animals in the fields. We have learned impalas have black stripes on their butts reading an ‘M’, waterbucks wear a white circle there shaped like toilet seat. As if it was freshly painted when they sat down. ‘But I still don’t know whether my leggings have a leopard print or a cheetah print’, the American volunteer ponders. Is there a ranger around? On our last day in the conservancy we get to organize our own game drive. We can go out without the help from the rangers now. But not when we are on foot. ‘Paul, run!’ For the second time during our walk I need to take a sprint. Just when I was taking a photo of some impala dung – male. I am running after ranger Wenkume as fast as I can. Out of curiosity I peek backwards: an elephant is coming after us. Looking back left me with a four meter gap to the ranger. Not smart. The rest of the group was far ahead of us already with another ranger. They are safe. It’s just us now. Run! More information: Biosphere-expeditions.org: adventurous holidays in nature conservation. Dive to coral reefs or climb the mountains into snow leopard territory. Infobox p. 10 Wild Africa Watching wildlife in Africa is brilliant and doing so on foot is even more exciting than from a car. But things can get too cosy. Not all animals are harmless. So: stay close together and stay away from the animals. What if the animals don’t respect a social distance? Hippos make the most victims in Africa. A hippo will usually flee to the water so never stand between a hippo and its wet haven. When stressed, an elephant will often first mock charge. The animal stops and stands tall. It swings its head as if to say ‘no’ and kicks some dust with its foot. The elephant may play you some trumpet too. Time to get out. A really charging elephant will not make a sound. With its ears in aerodynamic mode the animal rushes forward, tusks pointing at the stressor, which might be you. Running is no use, the elephant will win. Stand tall and shout ‘Stop’. It is rumoured to work. Buffalos don’t mock attack. Better stay far away from them. If a lion shows a special interest in you, stop. If you run the predator might think you are a prey, which is what you are trying not te be. It may help to stand tall en shout loud. You will look more like a threat than a treat.


Infobox p. 11 Caught on camera To find rare and secretive species you can go out for days or put up camera traps on smart spots. They are an even better choice for nocturnal animals such as aardvarks and pangolins. During field work in Kenya with Biosphere Expeditions we put our cameras on sites with covered in footprints. We spied on a tree that might make a nice resting place for leopards and monitored a fig tree full of fruit, which should attract a lot of monkeys. One week later we retrieved the cameras. No aardvarks unfortunately and no pangolins either on the memory cards. No leopard in the leopard tree but there were a large-spotted genet and an African civet. The fig tree was raided by baboons. The cameras are triggered not by movement but by differences in temperature, which reduces the amount of photos from waving grass and branches. But moving grass also creates temperature fluctuations. Volunteer Sirpa Lahtinen from Finland scrolled through 7492 photos of grass. But the hard work paid off: a leopard did show its spots. Infobox p. 11 Who’s tallest? They are easily spotted on the savanna, and sometimes it’s just the head peeking out from the bush: giraffes are everywhere in Enonkishy Conservancy in Kenya. But which species are they? Are they Rothschild’s giraffes? Reticulated? Masai? They have different patterns but it’s hard to tell. And biologists argue about the number of species or subspecies of giraffes. Some say all giraffes belong to the same species, with six subspecies. IUCN count ten subspecies. Even others claim there are four species of giraffes, one of which can be divided into two subspecies. One thing is clear: they all have a long neck. Infobox p. 12 Are these fresh? ‘And now I’ll show you how to find out how fresh elephant poo is’, biologist Alan Lee announces while pulling the handbrake and swinging the car door open. A large greenish ball of dung is lying on the path, Galia melon sized. Elephants preferably eat grass, Lee explains. ‘That is why fresh droppings will be olive green.’ They also shine with wetness. When elephants have been eating from trees, which they also do, the colour might be different. ‘But this elephant has eaten grass’, Lee notes after picking up the ball, weighing the dung in his hand. ‘I can already see it is not very fresh’, he continues. ‘There are flies on it and it takes them some time to find the poo.’ It has also dried out a little on the edges. ‘It is from last night or from yesterday’, Lee considers, to finally stick his finger into the dung. ‘The inside has cooled down, so definitely yesterday.’ Infobox p. 13 Another one bites the dust ‘They’re not here to drink’, biologist Alan Lee from the University of Cape Town (South Africa) notices, ‘they come here for the salt.’ We have arrived at a muddy puddle covered in footprints. Still more interesting than the animal tracks is a horizontal layer of white something in the river bank. Lee has specialized in geophagy, or eating soil in common English. By animals that is, not to satisfy his own appetite. Lee did his Ph D. on clay eating parrots in Peru. ‘Plant eaters develop a lack of salt’, Lee explains. ‘They come to places like this where salt naturally sits in the sand for salt repletion.’ We put up camera traps, on the trunk of an ex-tree and a tree root, to see who’s snacking soil. A few days later the animals have uprooted one of the camera’s. Who’s guilty? The video’s do not show any earth eating birds, which is what Lee was hoping for since those are rare. We did film a lot of impala’s and a hippo. The last video shows a playful young elephant taking mouthfuls of sand. Then its trunk moves toward the camera. The end.


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.