Papenacker Speciaal

Page 1

Kop

Henk Tuinman


inhoud

Inhoud Papenacker

22


redactie

Papenacker Speciaal Al meer dan tien jaar is wijkblad de Papenacker een vertrouwde verschijning in de Spoolder huiskamers. Initiatiefnemers Arnold Zwakenberg en Paola de Bruin kozen voor de naam Papenacker, toen ze pluizend in de historie deze naam tegen kwamen voor één van de vele akkertjes die Spoolde toen rijk was.

verleden een rol speelt samen te bundelen tot een extra editie van ons blad. Rien Zwiersen, de grote aanjager van deze reünie vertrouwde ons ooit zijn jeugdherinneringen uit de vijftiger jaren toe. Zijn bijdrage mag dan ook zeker niet ontbreken. Hopelijk levert deze bloemlezing naast leesplezier ook goede herinneringen op.

Het twee keer per jaar verschijnende blad kan nog steeds, ook bij de jeugd, op een gul onthaal rekenen. De inhoud is gevarieerd. Naast verenigingsnieuws komen allerlei zaken die in Spoolde spelen of speelden aan de orde. Daarbij ook meestal een historische terugblik of een interview met mensen die al lang in de buurtschap wonen. Op een reünie krijgt het verleden vaak een zeer ruime plek toebedeeld. Als redactie van de Papenacker leek het ons dan ook aardig een aantal van de artikelen waarin het

colofon De Papenacker, het wijkblad van Spoolde Elfde jaargang, extra editie ter gelegenheid van de reünie op 2 april 2008 in buurthuis Eben-Haëzer

Een foto uit de oude doos

Redactie-adres: E-mail: Website: Overige redactie: Jeugdredactie: Administratie: Druk: Oplage: Verschijning: Verspreiding:

De Papenacker t.a.v. Henk Tuinman Meenteweg 24 8041 AV Zwolle Telefoon: 038-4218543 papenacker@hotmail.com home.zonnet.nl/papenacker/ Pier Karenbeld Telefoon: 038-4224952 Hanneke van Vilsteren Telefoon: 038-4212107 Sabine Wevers Telefoon: 06-48964311 Suzanne Tuinman Telefoon: 038-4218543 Herman Nagelmaeker Telefoon: 038-4219390 Afd.repro, gem. Zwolle 200 exemplaren (reünienummer) 450 exemplaren (normale oplage) 2 keer per jaar Huis-aan-huis in Spoolde en via diverse punten in Spoolde en Westenholte. Reünienummer: tijdens reünie in buurthuis Eben-Haëzer te Spoolde


vereniging

Spoolderbelangen

Aart Borst

Spoolderbelangen is een club mensen die zich inzet voor het behoud van onze mooie woonomgeving door activiteiten te ontwikkelen die gericht zijn op een duurzame instandhouding van de buurtschap. De leden van Spoolderbelangen vertegenwoordigen allen een straat/weg uit de buurtschap Spoolde. Organisatorisch vallen we onder “Vereniging Buurthuis Eben-Haëzer”. Deze activiteiten ontwikkelen we samen met de gemeente, de provincie en het rijk waarbij de overheden vooral in de laatste jaren ook wel inzien dat goede en blijvende contacten met de buurten van wezenlijk belang zijn. Ondanks dit blijft het toch een voortdurende strijd tussen de belangen van de Spooldenaren en de oprukkende stad, grote en hoge kantoorgebouwen die mee moeten werken aan de status van de stad en het algemeen belang dat mede tot uiting komt in grote infrastructurele werken zoals snelwegen, vaarwegen en nu weer de een spoorwegverbinding tussen Lelystad en Zwolle via Kampen. Het is en blijft een “gedrang” in de stadsrand.

heerder praten met de bewoners. Tijdens deze vergaderingen komen veel zaken aan de orde. We worden op de hoogte gehouden en de gemeente hoort wat er in Spoolde leeft. Een heel verschil met de tijden toen wij (de reünisten van nu) in Spoolde woonden. Van inspraak hebben wij vroeger weinig gehoord, het gebeurde gewoon. Dan leven we nu met begrippen als inspraak, beginspraak en ontwikkelingsplanologie in een heel andere tijd. Spoolderbelangen probeert veel in te spreken/ mee te denken met de ene keer meer en een andere keer minder resultaat. Het gaat hierbij echter ook om het welzijn van alle Zwollenaren.

Rode Kruis Zwolle zoekt jarigen met hartenwens voor ‘Verjaardagsproject’ Bijzondere wensen, zoals teruggaan naar de plaats waar iemand is opgegroeid, maar ook gewone wensen, zoals een dagje naar het strand of een theaterbezoek. Het verjaardagsproject van de Zwolse afdeling van het Rode Kruis laat hartenwensen van Zwollenaren in vervulling gaan. Het project is mogelijk gemaakt door een legaat van een overleden Zwollenaar.

We hebben ons de laatste tijd bezig gehouden met o.a.: • het herstel van het vroegere ‘Zielemanspad’, dit pad heet nu Hertsenbergpad • de aanleg van de Westenholterallee • dijkverlegging in de Spoolderenk, de dijk gaat plaatselijk enkele honderden meters verplaatst worden richting Westenholte • de inrichting van de Noordelijke Stadsrand van Zwolle • verbreding van de A-28 met aan weerszijden een extra rijbaan ter hoogte van Spoolde en de brug • instellen van 30 km/uur zones voor een deel van Spoolde.

Wie kent een Zwollenaar, jong of oud, die door ziekte of beperkte financiële middelen nauwelijks de deur uitkomt en wel eens verrast mag worden? Meld diegene dan nu aan bij het Rode Kruis Zwolle, zodat hem of haar een onvergetelijke verjaardag bezorgd kan worden. Er is een aantal voorwaarden aan het project verbonden. Zo moet de activiteit in Nederland plaatsvinden en zijn de kosten aan een maximum gebonden. De jarige gaat natuurlijk niet alleen op stap, een begeleider kan gratis mee. Indien nodig kan het Rode Kruis zorgen voor rolstoelvervoer of liggend vervoer.

We zijn verder betrokken bij de eventuele gevolgen van het verplaatsen van de pompputten van de Vitens in het Engelse Werk, het structuurplan 2020 van de gemeente Zwolle en het Nationaal Landschap IJsseldelta-Noord ( het gedeelte van Spoolde ten noorden van het Zwolle-IJsselkanaal ligt in dit Nationaal Landschap). Tegenwoordig communiceren wij met de gemeente in een “wijkplatform”, een vergadering waarin de wijkwethouder, de wijkmanager en de wijkbe-

Verjaardagswensen kunnen worden doorgegeven aan het Rode Kruis Zwolle, door te bellen naar tel. (038) 4 525 862 of een e-mail te sturen naar: rodekruiszwolle@planet.nl.


ingezonden

Reünie (Oud)-Spooldenaren

Bert Jansen

Hoe is het idee ontstaan? Vorig jaar viel mijn oog op de website van het buurthuis Spoolde. Mijn interesse was gewekt. Toen ik inzoomde op één van de laatste afleveringen van het blad “De Papenacker”, werd mijn aandacht getrokken door het verhaal “Jeugdherinneringen” van Rien Zwiersen, een verhaal waarin ik ook voorkwam. Ik vroeg de webmaster mijn complimenten aan Rien over te brengen voor zijn ijzersterke geheugen en lanceerde het idee van een reünie. Rien had, zo bleek uit zijn reactie, ook al een tijd met die gedachte gespeeld. Inmiddels is er een werkgroep opgericht, bestaande uit Aart Borst, Jan Borst, Bert Jansen, Jan Post, Wim van de Vecht en Rien Zwiersen, die enthousiast aan de gang is gegaan om een reünie voor te bereiden.

Dat was wekelijks oefenen en jaarlijks een uitvoering. Wij zongen vooral volksliedjes. Ik herinner mij, dat ik een keer bij een uitvoering een duet mocht zingen met Willy ten Brinke. Ik ging ook naar de zondagsschool. De oude heer Van Weeghel kon prachtig vertellen. Bij het opzeggen van (Psalm)versjes scoorde Henk Esselink altijd het hoogst. Dus kreeg hij met Kerst het dikste jongensboek. Veelal een boek van de hand van W.G. van de Hulst of Anne de Vries. Wie het coördineerde, weet ik niet meer, maar één keer per week leende ik een boek uit de bibliotheek, die in het gebouw was ondergebracht. Ik verslond de Indianenboeken van Karl May en later de boeken van Pennings over de oorlog tussen Zuid-Afrika en de Engelsen. Af en toe vergezelde ik mijn vader op zondagavond naar een kerkdienst, die in het gebouw werd gehouden; vrouwen en mannen zaten daar gescheiden, zo ging dat nog in die tijd. Er werden in dat gebouw nog meer activiteiten ontplooid. Wim van de Vecht bijv. was lid van de muziekvereniging. In het gebouw “Eben-Haëzer” klopte het hart van Spoolde. Dat voelde zo.

Wortels in Spoolde Een reünie is een hereniging van mensen, die vroeger iets met elkaar hadden op een school of in een buurtschap, maar wier wegen later uiteen zijn gegaan. Reünies zijn “in”. Kijk maar naar de tv. Wij hebben kennelijk allemaal de behoefte om een vroegere schoolvriend(in) of jeugdvriend(in) nog eens te spreken. Ik heb de indruk, dat bij mijn leeftijdgenoten van voor en na de oorlog dat verlangen nog sterker is. Zou dit te maken hebben met het feit, dat wij nog van een generatie zijn, die na de oorlog, zo in beslag genomen werd door studie of werk, dat wij onze jeugdvrienden uit het oog verloren? Wij als leden van de werkgroep zien er naar uit onze vroegere speelgenootjes weer te ontmoeten. In Spoolde liggen onze wortels. Wij hebben daar, aan de boorden van de IJssel, een heerlijke jeugd gehad. Vier leden van onze werkgroep wonen nog in Zwolle, twee leden wonen elders. Dat is ook een beetje het beeld van de reünisten, die we verwachten. Een derde deel komt van buitenaf, de rest is woonachtig in Zwolle of zelfs nog in Spoolde.

Weerzien Wij zullen elkaar veel te vertellen hebben. Over onze ervaringen in de oorlog bijvoorbeeld. Die Tweede Wereldoorlog was tenslotte heel ingrijpend. Maar ook over al die fijne jaren daarna, tot we het huis uitvlogen. Spoolde was water, ruimte en vrijheid. Die eigenschappen hebben stellig een stempel gedrukt op ons latere leven.Als leden van de werkgroep hebben we over die vroegere jaren allemaal iets geschreven. Wie weet, worden er op de reünie opnieuw banden gesmeed.

“Eben-Haëzer” Het huidige buurthuis “Eben-Haëzer” (vertaling: tot hiertoe heeft de Heer ons geleid) is eigenlijk altijd al een dorpshuis geweest. Veel activiteiten vonden daar plaats. Ik was lid van de zangvereniging “Jong-Zanglust”.


geschiedenis

Herinneringen aan “De IJsclub Spoolde” Bezoekers van de reünie zullen zich ongetwijfeld de ijsclub Spoolde herinneren, immers in hun jeugd was die club nog volop actief in Spoolde. In 1968 hield ijsclub Spoolde op te bestaan.

omgeving op af. Er wordt zelfs beweerd dat er een Noor heeft deelgenomen, maar in het jaarverslag wordt daar twijfel over uitgesproken. Hoewel de schippers zich die winter niet altijd gehouden schijnen te hebben aan de afgesproken regels op het ijs is er verder niets dan lof over de winter van 1929. Lof voor de omwonenden die gratis lampen beschikbaar stelden, lof voor de helpers bij het dichten van de scheuren met duizenden liters kokend water, maar ook is er veel waardering voor de sneeuwruimers, want die hebben bergen sneeuw moeten verzetten. Ook de “Zwolsche Courant” is enthousiast over de verrichtingen van de IJsclub Spoolde, getuige bijgaand verslag.

Hoe het begon Het is 24 oktober 1928. In het “Engelse Werk”, waarvan v.d. Esker op dat moment de eigenaar is, wordt “De IJsclub Spoolde” officieel opgericht. Toch moet daar al het één en ander aan vooraf zijn gegaan, want in de “Overijsselsche courant” van januari 1928 komen we al een advertentie tegen van een ijsclub in Spoolde. Hoe dan ook, het moment van oprichting is goed gekozen, want kort na de oprichtingsvergadering begint de legendarische winter van 1929. Op de vijvers van het Engelsche Werk kan de ijsclub van start gaan.

Aan de slag Intussen is al wel duidelijk geworden dat er nog heel wat moet gebeuren om tot een echte ijsvereniging uit te groeien. Zo worden er borden gemaakt met het opschrift “IJsbaan Spoolde Open”. Er komt een kledingrek, terwijl er fietsenrekken worden aangeschaft om in de toekomst bomen en struiken te beschermen. Baanveger van Ommen krijgt een nieuwe pet met rand en er wordt over gedacht om ook de tweede vijver in te richten als schaatsbaan. Verder zijn er plannen om te gaan trainen. Training staat kennelijk nog in de kinderschoenen, want er wordt iemand naar Zutphen afgevaardigd om zich te verdiepen in “oefeningen op het droge”.

Aankondiging in de krant in 1928

De winter van 1929 Het vriest dat het kraakt. De IJssel is zelfs dichtgevroren. In de archieven lezen we dat het bestuur maar liefst veertien keer bij elkaar gekomen is om alles in goede banen te leiden. De vereniging telt dan al 190 leden (112 heren, 64 dames en 11 kinderen.) Er worden maar liefst negen wedstrijden georganiseerd, voor groot en klein. Zo wordt er o.a. een hardrijderij voor mannen op de korte baan gehouden. Er komen 57 rijders uit de hele Papenacker 6, februari 2000

Pier Karenbeld


geschiedenis

Bij café Ter Molen aan de Willemsvaart, vlak bij het voormalige ZAC-terrein, kan dan wellicht geoefend worden.

een stevige winterperiode. Eindelijk is er elektriciteit. Naast allerlei schaatsactiviteiten wordt er ook nog een bruiloftsfeest op het ijs georganiseerd.

Niet altijd strenge winters Er wordt nog wel eens beweerd dat winters vroeger veel strenger waren maar uit de jaarverslagen blijkt maar al te vaak dat er ook de nodige slappe winters tussen zaten. Soms moet er uitgeweken worden naar de uiterwaarden en enkele keren is het ijs zo zwak dat het net niet kan. In zulke jaren vraagt het bestuur zich vaak af wat ze met al het niet uitgegeven geld zal doen. Zal men een keer geen contributie innen (in de crisistijd niet zo’n gekke gedachte), moet er in de zomer iets voor de kinderen georganiseerd worden of zullen ze een boottocht voor alle leden organiseren? Een serie kwakkelwinters levert meestal een goedgevulde kas op, in 1934 zelfs 694,- gulden. Het bestuur vindt dan ook dat er best een fles eau de cologne af kan voor mevrouw de Groot, de vrouw van de baanmeester, die elke keer weer voor warme koffie zorgt als na afloop van een schaatsdag het geld geteld moet worden.

Oorlog en vrede In de oorlogsjaren zijn eer een paar zeer stevige winters, maar in de archieven is er niet veel over terug te vinden. Een verlichte baan is er in de oorlogstijd niet bij. Wel lezen we dat bij lichte maan de baan ook ‘s avonds open gehouden zal worden. Het werk van baanmeester is intussen zo omvangrijk geworden dat er een 2e baancommissaris bij komt. Na de bevrijding wordt de zaak weer enthousiast opgepakt. Sommige bestuursleden zijn dan al jarenlang in functie. Zo heeft Kralendonk al vanaf de oprichting de notulen verzorgd en is v.d.Berg sr. al 17 jaar 2e secretaris. Er is een grote behoefte aan meer sneeuwschuivers en de aanschaf van een pick-up wordt overwogen. Erg veel aan geluid zal zo’n pick- up niet produceren, vandaar dat de vraag opkomt of niet beter gespaard kan worden voor een geluidsinstallatie. Voorlopig mag de wagen van het Rode Kruis gebruikt worden. Als tegenprestatie wordt er een collecte voor hen gehouden. Baancommissaris Tempelman wil z’n functie als baancommissaris neerleggen, maar wordt toch weer overgehaald. Het is trouwens geen eenvoudige zaak om als baancommissaris alles in goede banen te leiden. Het verkopen en controleren van

Zelfwerkzaamheid Van meet af aan is geprobeerd ook in de avonduren schaatsen mogelijk te maken. Dat betekent stoeien met de technische mogelijkheden van die tijd. Eerst is het zo, dat bewoners uit de buurt wat lampen beschikbaar stellen. Begin jaren ’30 schaft het bestuur benzinelampen met kousjes aan. Intussen gaat er al een verzoek naar de IJsselcentrale om een kabel aan te leggen, zodat de baan ook elektrisch verlicht kan worden. Dit laatste laat echter nog even op zich wachten, want in 1937 wordt besloten de benzinelampen om te bouwen tot petroleumlampen. Ook gaan ze op zoek naar betere oplossingen voor het dichtmaken van scheuren in het ijs. Er wordt een zgn. waterwagen geconstrueerd. Er wordt een slee gebouwd, waaraan een bak bevestigd is die brandstof kan bevatten, nodig om een fornuispot met 100 liter water te verwarmen. Ook worden er sleetjes gebouwd voor kinderen, zodat die het schaatsen wat makkelijker kunnen leren. Vlak voor het uitbreken van de oorlog is er nog


geschiedenis

Eindelijk professionele verlichting Er komen een aantal slappe winters. Soms moet er weer uitgeweken worden naar ondergelopen land, zoals in 1951. In dat seizoen zijn er prachtige banen en is er veel bezoek. Het in goede staat brengen van de baan vraagt om de aanschaf van eigentijdse materialen. Het huren van een sneeuwploeg kost nogal wat, zodat overwogen wordt een sneeuwfrees te kopen. Modernisering blijft echter achterwege want in 1962 worden er nog vier nieuwe sneeuwschuivers aangeschaft. De verlichting wordt wel steeds professioneler; er komen lichtpalen en door medewerking van de fa. Schagen zijn nu praktisch alle kanten van de baan verlicht. Uiteindelijk lukt het om stroom te krijgen vanaf het pompstation. Wel is het alle jaren weer een hele klus om de lichtmasten rondom de baan te installeren. Ook de instroom van warm water, afkomstig van de W.M.O., wordt aangepakt. de dagkaarten is lastig omdat je van alle kanten op de baan kunt komen. Hoewel de bezoekers de kaartjes zichtbaar moeten dragen, zijn er toch ook altijd weer mensen die proberen aan de controle te ontkomen, vaak tot grote ergernis van Tempelman, die ook wel rooie Dries genoemd wordt.

De teloorgang In 1966 besluit het bestuur geen jaarvergadering te houden (“er komt toch niemand”). Het is dan echter de hoogste tijd plannen uit te werken voor het 40-jarig bestaan. Er wordt een grote verloting op poten gezet. De verslagenheid in de vereniging is groot als in 1967 Jan de Leeuw, één van de meest trouwe leden en een geduchte wedstrijdrijder, onverwacht overlijdt. Zwollerkerspel is intussen opgeheven en de gemeente Zwolle gaat steeds meer eisen stellen aan het gebruik van schaatsvijvers; ook eist ze een compleet financieel overzicht. De aardigheid is er af, het bestuur proeft wantrouwen bij de gemeente en november 1968 wordt besloten de vereniging op te heffen. De jubileumavond is nog net op tijd gekomen en vindt plaats in de kantine van Z.A.C. De opkomst is niet groot, maar de gezelligheid heeft er volgens ooggetuigen niet onder geleden. Dan volgen de laatste stuiptrekkingen van de ijsclub. De financiële zaken moeten nog afgehandeld worden. Het kassaldo wordt eerlijk verdeeld over de diverse Spoolder verenigingen, op 30 gulden na. Met dit laatste bedrag wordt met een drankje en een hapje definitief een streep gezet onder het bestaan van de IJsclub Spoolde.

De winter van 1947 Een strenge en langdurige winter. Op 15 december vriest het al 15 graden en op 20 december worden beide vijvers al druk bereden. Na een korte periode van dooi komt de vorst weer terug, maar helaas ook vergezeld van bergen sneeuw. Met man en macht wordt geprobeerd het ijs steeds in goede conditie te brengen, vooral met het oog op wedstrijden. Vaak zijn er geldprijzen te verdienen, maar af en toe liggen er ook kunstvoorwerpen op de winnaars te wachten. Als er half februari nog ijs ligt en de belangstelling voor het schaatsen wat afneemt wordt besloten de baan niet weer te openen als het opnieuw gaat sneeuwen. Als dit laatste uiteindelijk toch gebeurt, gaat het Tempelman dusdanig aan het hart dat hij weer aan de slag gaat. Ook schippers helpen mee om de baan weer berijdbaar te maken. Vooral de inbreng van schipper Cuperus wordt geroemd. Enkele dagen later valt de dooi in.


ingezonden

Jeugdherinneringen aan Spoolde, deel 1 “Hallo redactie, mijn naam is Rien Zwiersen. Ik ben geboren en getogen in Spoolde, maar sinds mijn militaire dienst op veel andere plaatsen woonachtig geweest.” Surfend op het internet ben ik ook op de site van de Papenacker gekomen. Ik besloot een artikel te schrijven over de jeugdherinneringen aan Spoolde. Hier volgen mijn eerste jaren (1940 1958).

winter de niet geoogste tabak kwam stelen, knetterend afweergeschut, dat probeerde de geallieerde luchtaanvallen op de IJsselbrug af te weren en een vliegtuig brandend neerhaalde dat neerstortte in het weiland van de grootmoeder van Jan Post, de opgewekte stemming in de huiskamer als ´s avonds laat het sonore brommen van honderden hoogvliegende Tommy´s op weg naar het oosten overkwamen, de toch nog onverwachte donderende dreun toen de IJsselbrug op een morgen om half negen de lucht in ging en wij gewoon thuis waren en uiteindelijk de vriendelijke Canadezen, die ons kinderen verwenden met chocola en kauwgum en een grote indruk achterlieten bij de jonge meisjes. Er werd zelfs op de deel gedanst bij boeren waar dat later om geloofsovertuiging niet meer mocht en ouders die in spanning wachtten tot de meisjes thuis werden gebracht. Maar de hevigste herinnering kwam toen op een mooie lentemorgen mijn jongste zusje mij kwam halen toen ik aan het spelen was bij een vriendje aan de dijk. Zij huilde en zei dat ik mee moest komen naar huis, want er was iets ergs gebeurd. Thuis huilden ze allemaal, want mijn neef en naamgenoot was door de Duitsers vlak voor de bevrijding omgebracht in een concentratiekamp. Mijn afkeer van de Duitsers was jarenlang vele malen erger dan ooit van die ooievaar en is nooit helemaal verdwenen.

De eerste vijf jaren Lang geleden, nog net voor de Tweede Wereldoorlog, ben ik geboren in Spoolde. Op een koude winternacht in februari 1940, ´s morgens vroeg om half vijf. Het moet bitterkoud geweest zijn, er lag veel sneeuw en één van mijn zussen moest in Zwolle de dokter halen, omdat mijn vader bij mijn moeder moest blijven om de ooievaar, die mijn moeder steeds maar weer in het been wilde pikken, op een afstand te houden Zo werd het mij verteld en zo heb ik het een jaar of zeven ook geloofd. En op die ooievaar had ik het in mijn eerste jaren hevig gemunt. Iedere keer als ik achter op het land de ooievaar, die op het nest aan de Welle woonde, zag, greep ik een stok en luid schreeuwend, want ik was toch wel een beetje beducht voor die grote vogel, joeg ik hem weer weg. Stel je voor dat hij mijn moeder weer te pakken zou nemen. Precies drie maanden na mijn geboorte werden we overspoeld door die wrede vijand die zijn gelijke nooit heeft gehad. Voor de eerste keer moesten we in verband met het gevaar voor het opblazen van de IJsselbrug schuilen en met het hele gezin en de buren vertrokken we naar de christelijke school in Westenholte, waar we een veilig onderkomen vonden. Maar ook dat heb ik van horen zeggen en dat schijnt wel waar te zijn. Mijn eerste herinneringen stammen uit die barre oorlogstijd. Een wit paard voor een ploeg achter op het land, een bloedende bil, omdat ik op het glas van een broeibak ging zitten, een angstig groepje uit een transport ontsnapte Joden, dat samen met onze buurman Derk van de Velde Harsenhorst ´s avonds de rivier werd over gesmokkeld, bezorgde ouders en zussen om mijn bed toen ik aan difterie dreigde dood te gaan, een Rijksduitser die in de Papenacker 17, oktober 2002

Rien Zwiersen

De tweede vijf jaren Na deze eerste jaren werd mijn wereldje langzaam groter. Ik leerde vriendjes uit de buurt kennen van mijn eigen leeftijd en een paar jaren ouder. Bernard Brummel, die zo hard kon lopen, Aart Borst van de aannemer, Bertus Jansen, wiens vader zo´n grote rode tankauto bestuurde, Henk Boer die zo graag voetbalde, Wim van de Vegte in het huis dat half in de dijk vescholen was en waar vroeger de paarden stonden waar later de voorkamer was, Wim Vis en zijn nichtje, Bé Wouters, zijn vader Hans, die samen met Bep Bakhuis had gevoetbald in het eerste van ZAC en de meisjes Jopie van Mun-


ingezonden

ster, Dini van de Vegte, Klaasje Wallegien en Dini Evenboer en nog vele meer. Het werden er op zijn laatst zoveel dat de groep op zondagmiddagen wel eens meer dan 20 jongelui telde.

De brug Nadat de IJsselbrug was opgeblazen kwam het oude veer weer in dienst. Buurman Wallegien en Van de Velde Harsenhorst bekvechtten erom wie van hen in dienst zou komen bij de pont. Kwam de vrouw van Wallegien niet van de Welle? Had hij daarom niet de meeste rechten? Had van de Velde Harsenhorst geen oudere rechten omdat hij …………..(gaatje in de herinnering)? Ik weet niet meer wie er uiteindelijk in dienst bij de pont kwam. Wallegien werkte later bij Stork en van de Velde bij Waterstaat. De pont voldeed vóór de oorlog al niet meer en zeker niet na de oorlog. Er moest weer een brug komen. Door de overheid werd besloten de opgeblazen brug te ruimen en weer opnieuw te bouwen en in de tussentijd een baileybrug aan te leggen. Toen de IJsselbrug weer hersteld was werd de baileybrug afgebroken. Het vrijkomende hout werd op grote stapels in de uiterwaarden gezet om als de demontage was afgesloten al het hout in één keer af te voeren. De mens die wikt, maar Hij beschikt. Tot verbijstering van de verantwoordelijken kwam het hoogwater met een snelheid die het afvoeren van het hout onmogelijk maakte. Vrijwel al het hout werd door het water meegenomen en spoelde overal langs de dijken aan. In dat voorjaar is er veel gebouwd in Spoolde. Het zou me verbazen als niet ergens nog hout van die brug in gebruik is. En wij kinderen, bouwden onder leiding van de oudere jongens vlotten voor op het water op de uiterwaarden en binnen de bescherming van het zomerdijkje voerden wij oorlogje van vlot tegen vlot. De vaarbomen werden “geleend” bij aannemer Borst die in onze ogen van de grote stapel deze dubbele latten niet zou missen. Je kon er trouwens ook fijne polsstokken van maken.

Brand!! Opwinding, paniek, sensatie, de hooiberg van Piet Boer stond in brand. De brand kon op tijd worden geblust en de stank was hevig, het huis en de schuur waren onbeschadigd, maar het hooi was weg. Wekenlang werd er gespeculeerd hoe de brand was ontstaan en wie hem had aangestoken. Al spoedig kwam het vermoeden dat er spelende kinderen in het spel waren en nadat lange tijd een jongetje erop werd aangekeken, dat echter hevig bleef ontkennen, kwam uiteindelijk de dader toch in gewetensnood en biechtte op dat hij de lucifers had “versierd” en dat al vuurtje stokend tussen sloot en hooiberg het vuur was overgeslagen. En iedere keer dat de “brandstichter” ruzie had met één van de andere vriendjes werd hem dat al scheldend fijntjes voor de voeten gegooid. Nog erger werd het toen hij niet lang daarna bij het voordragen van het versje “Het Krokusje” in huilen uitbarstte en midden in het gedicht bleef steken. Opnieuw brand. Wat eerst als avondrood werd gedacht bleek de weerschijn te zijn van een brandende dijk? De dijken hadden erg geleden in de oorlogsjaren en Waterstaat had uit voorzorg tegen het hoge water de rivierzijde van de winterdijk bekleed met rietmatten. Nadat het water weg was en wij vuurtjes stookten van aangespoeld drijfgoed, kwam er één van ons achter, dat deze rietmatten ook goed wilden branden. En met ons allen legden wij het riet in vuur, dat brandde van Katerveer tot Ruitenberg. Die zelfde avond nog werden wij uit bed getrommeld en verhoord door de veldwachters. Maar we hadden een vooruitziende blik gehad en voordat we naar huis gingen met elkaar afgesproken dat we er wel bij waren geweest, maar dat een stel andere jongens, die toch al de naam hadden de grootste belhamels te zijn, het vuur hadden aangestoken. Gelukkig is het nooit uitgekomen, niemand werd aansprakelijk gesteld, waarschijnlijk omdat er toch niets te halen viel en de rietmatten nu niet meer hoefden te worden opgeruimd.

De derde vijf jaren Sport De meeste van mijn vriendjes hielden van sport. Ook toen was voetbal favoriet. Maar waar? Van ZAC mochten de meesten geen lid worden, want dat was een zondagsclub. Er waren zelfs mensen in Spoolde die zondags, als ze naar de kerk gingen, niet door de Oude Veerallee langs het voetbalveld naar Zwolle fietsten, maar via het Zielemans Pad en de Beukenallee en bij slechte toestand van het weggetje via Meenteweg, het 10


ingezonden

Oranjefeest op de wei van Van den Berg met op de achtergrond de Spoolderbergbrug, jongens 8-10 jaar Foto Hiernaast: Op de 1e rij vlnr.: Aart Borst, Rien Zwiersen, Frits Esselink, Aart Witteveen, ?, ?, ?, ?, ?, ?, Bé Wouters, ? Frans Jansen en ?.De rij staand vlnr.: ?, Klaas Snel, Jan van de Berg, Jan Post, ?. ?, ?, ?, .Mensing, ?, Wim van de Vegte. Midden achter ?, rechts achter ..Hollander(?).

Het voetbalteam: vlnr boven: Bertus Jansen, Bernard Brummel, Govert van de Wetter, Herman Treep, Wim Vis, Wim van de Vegte. Onder: Henk Boer, Bé Wouters, Aart Borst, midden Rien Zwiersen.

de regenton van van de Velde, maar Gait Zieleman had het gezien en voordat Herman het in de gaten had kreeg hij een pak rammel, dat hij nooit meer vergeten zal hebben. Ook achter de dijk werd er gevoetbald. Op het land van Rut Weiss en Roelf Wallegien. En als Roelf kwam kon je hem al horen schreeuwen als hij de dijk op kwam vanonder de lindebomen, waardoor onze voorsprong zo groot was, dat hij ons nooit zou kunnen inhalen. Maar ook op het stuk land van Piet Boer, waar de oude Dijkslag een tijd lang een moestuintje onderhield, werd gevoetbald en op een keer ontstond er onder ons echt paniek toen Piet ons betrapte en Bernard schreeuwde: “Dör kump Pietien an met mes(t)”. Zonder te kijken namen we de vlucht richting Katerveer, want dat de boeren driftig konden worden dat wisten we al lang, maar dat ze met een mes achter ons aan zouden gaan zitten hadden we nooit verwacht.

Rode Dorp en Beukenallee , twee keer per dag. Vol devotie keken ze altijd recht voor zich uit, zagen je niet, laat staan dat ze de groet van anderen beantwoordden. In de week werd er gekrakeeld, welke dominee het bij het juiste eind had en als het onweerde was dat de Stem van Hem. Net zoals Donar bij onze voorouders de Saksen. In het begin werd er alleen maar door de vriendjes en mij op de Nilantsweg gevoetbald. Met z´n drieën voorzetten en inschieten. Als er meer waren dan een partijtje en als het even kon in een weiland. Daar begon de heibel dan. De boeren waren er natuurlijk op tegen en menig keer was het raak. Als dan de boer kwam, alleen of met zijn knechten of zonen, dan was er paniek en stoven we geroutineerd alle kanten op. Behalve Herman Wouters hebben ze nooit iemand van ons kunnen krijgen. Herman dacht slim te zijn en verschool zich achter

De zucht naar voetbal was groot. Samen met Govert van de Wetter uit Oldeneel werd een eigen clubje opgericht. Daarmee werd er echt gevoetbald, hoofdzakelijk jarenlang tegen jongens uit de Veerallee buurt. Aan het einde van deze periode waren er slechts een paar van de jongens lid van een echte voetbalvereniging. Eén bij ZAC en twee of drie bij WVF. Tot zover deel 1 van de jeugdherinneringen van Rien Zwiersen. Vanaf bladzijde 21 in deze Papenacker treft u deel 2 van zijn jeugdherinneringen aan.

WVF-team op het volleybaltoernooi in mei ‘56 in Wolvega. Staand vlnr: Rien Zwiersen, ?, ..Santing, ?. Zittend vlnr ?, Dokie Schrijver en Henk Bloemen(?).

11


geschiedenis

Katerveer

Pier Karenbeld

Lofzang op het Katerveer De kinderziekten van de passantenhaven “Katerveer” zijn duidelijk voorbij. De idyllisch gelegen haven mag zich in een stijgende belangstelling verheugen. Moest er in de beginfase nog gewerkt worden met lokkertjes als drie dagen gratis liggen, nu weet men en vaak bij herhaling de nieuwe aanlegplek steeds makkelijker te vinden. In het 7e seizoen (2002) zijn er al 591 overnachtingen, 150 meer dan vorig jaar.Met een groot aantal werkers wordt de sluis bediend. Eén van die werkers is Zwollenaar Herman de Boer. Het is geen toeval dat hij bij de Katerveersluis werkzaam is. Op een sleepboot heeft Herman het varen door de toen nog voor het vrachtverkeer functionerende Katerveersluis aan den lijve meegemaakt. Heel kort, slechts één jaar, maar dat wel zo intensief dat hij zich het één en ander nog goed kan herinneren. Van 1958 tot 1959 was hij werkzaam op “de Neeltje” van Zwollenaar Arie Veldman. Met de sleepboot ging het richting Ruhrgebied om kolen te halen en die dan uiteindelijk te bezorgen bij de oude IJsselcentrale, vlak bij het Almelo’s kanaal. Hij was een soort manusje van alles op het schip. Hij gooide de trossen los, werkte in de machineka-

Papenacker 11, oktober 2002

mer, zorgde ervoor dat alles doorgesmeerd werd, stond van tijd tot tijd aan het roer en assisteerde bij het aan- en afmeren. Geen wonder dat het passeren van de Katerveersluis nog helder voor de geest staat. Je had in die tijd nog de bakkerij van de Jong vlak bij de sluis en even verder aan de Oude Veerweg kruidenier ter Molen die ook nog een klein cafeetje had. De bedrijvigheid op het water was groot, heel veel beroepsvaart. Grote en kleine schepen, die allemaal op hun beurt moesten wachten. Ook de beurtschipper kwam regelmatig in- en uitvaren en loste z’n vracht binnen de kleine sluiskolk. En dan had je natuurlijk nog de nachtboot naar Amsterdam.

12


geschiedenis

De Willemsvaart De Willemsvaart was in 1819 geopend, maar heeft in de loop van de tijd nogal wat aanpassingen ondergaan om gelijke tred te kunnen houden met de ontwikkelingen in de scheepvaart. Aanvankelijk had de Willemsvaart maar één sluis, de kleine sluis, maar de grotere schepen vroegen al snel om een nieuwe sluis, de grote sluis, die vooral breder was. Het was er druk en soms lag je wel een halve dag op de IJssel te wachten, voordat je de sluis binnen kon. Vanuit Zwolle was het vaak een kwestie van file varen. In een lange rij lag men langs de Oude Veerweg, soms bijna tot aan het huidige Ecodrome toe, op z’n beurt te wachten. Tussen 1930 en 1940 hebben ongeveer 34000 schepen de sluis gepasseerd. Daar waren heel wat sluiswachters voor nodig, want elke keer waren er twee boven en twee beneden in de weer om de doorgang af te handelen. Voor de sluiswachters waren woningen gebouwd op de kop van de sluis. De vaarweg naar Zwolle was overigens geen ideale, want smalle bruggetjes, vooral de veeverladingsbrug in Zwolle en de bocht bij de Spoolderbergweg maakten vlot doorvaren onmogelijk. Geen wonder dat de Willemsvaart mede door de steeds groter wordende boten op den duur niet meer aan de eisen van de tijd kon voldoen. Het hield op als doorvaartroute te bestaan, toen in 1964 het Zwolle IJsselkanaal geopend werd.

loze fietsers, wandelaars, maar ook automobilisten graag even pauzeren. En dan de trouwlustigen niet te vergeten. Heel wat bruidsparen kiezen deze plek uit als decor voor hun bruidsfoto en gelijk hebben ze. Heeft de grote sluis een functie gekregen in de waterhuishouding, de kleine sluis heeft z’n functie als schutsluis behouden, maar nu voor de pleziervaart, want door de nieuwe Passantenhaven is de doorgang weer in ere hersteld. Het schutten is een schouwspel, dat vele enthousiaste nieuwsgierigen trekt, wellicht ook door het feit dat de deuren nog met de hand bediend worden. De enige concessie die gedaan wordt aan de moderne techniek is dat gebruik gemaakt van een boormachine om de loodzware deuren te kunnen bedienen. Met drie man per dag wordt er voor gezorgd dat de recreant, veilig en wel de Passantenhaven kan bereiken en verlaten. De gemeente Zwolle, op de hoogte van diens vaarverleden, vroeg Herman de Boer of hij ook sluismeester wilde zijn bij het Katerveer en hij aarzelde geen moment. Het is genieten geblazen. Klaas Steenbergen is de andere sluismeester en samen met de medewerkers van Stad en Werk maken ze er iets moois van. Dat wordt verder in het verhaal volop duidelijk. Feest der herkenning Bij het passeren van de schepen schieten de herinneringen soms omhoog. Zo zag hij tot z’n stomme verbazing de tot jacht omgebouwde patrouilleboot van Rijkswaterstaat passeren. Hij herkende de boot meteen, ook al vanwege z’n blauwe kleur, de kleur van destijds. Er zijn meer boten die het verleden met zich meedragen. Zo komen er mensen voorbij, die destijds als beroepsvaarder vele keren de sluis passeerden en in het gastenboek duidelijk blijk geven van hun herkenning: “38 jaar geleden zijn we met een tankschip al eens in deze sluis geschut. Toen we hoorden dat de Katerveersluis weer open was wilden we weer eens gaan kijken. We vielen van de ene verbazing in de andere; de prettige ontvangst van de sluismeesters en de schitterende ligging van de passantenhaven.”

Nieuwe bestemming Nu de Willemsvaart niet langer vaarroute was, kwam de verloedering al gauw in zicht en na verloop van tijd ging men nadenken over andere bestemmingen. In 1974 kwam waterschap Salland met het verzoek om de grote sluis te mogen afdammen. Deze was in slechte staat en als waterkering had het weinig functie meer. Wel was er behoefte aan een gemaal om mede door de nieuwbouw in ZwolleZuid, sneller water te kunnen afvoeren. Met Monumentenzorg en de vereniging Heemschut werd hevig touwgetrokken om een goed evenwicht te vinden tussen de sluizen als monument en de functionaliteit van het gemaal. In 1996 was het zover. En het dient gezegd: het resultaat mag er zijn. De Katerveersluizen zijn een trekpleister van jewelste. Een plek waar tal-

“Eindelijk kon ons varend monument mstb “Droogdok III “ weer terugkeren naar de plek waar het 13


geschiedenis

zoveel jaren aken en pramen door dit sluisje heeft getrokken.”

Toen wij uit Deventer vertrokken, de IJssel af wat ons bekoort Toen hadden wij van Katerveersluis en haven wel eens wat gehoord Maar nu we hier zijn aangekomen, met heel veel hulp en vriendelijk woord Ligplaats genomen in de haven, liggen wij prachtig ongestoord

Na 53 jaar terug in de sluis van het Katerveer, toen voor je brood met het motortjalkje “Drie Gebroeders”, nu voor je plezier met de motorkruiser “Morgenster”;heel mooi sluizencomplex, behulpzame en plezierige havenmeester en daarbij schitterend weer, dan is het heerlijk toeven om en bij het water van Katerveer.”

Dit is een haven om te blijven, maar spoedig varen wij weer voort en zullen zeker er van schrijven en komen weer naar Katerveer. ( wijze:” vrij naar “ketelbinkie” of “toen wij uit Rotterdam vertrokken”)

Sommigen komen er zelf voor de eerste keer, maar met een schip, een Hasselter aak uit 1903, die zeker vaker gepasseerd is. Soms is de passant de kleinzoon van een schipper die ooit verhalen vertelde over de Katerveersluis.

Bij de vele loftuitingen op het Katerveer klinkt ook steeds door de bijzondere hartelijke wijze waarop het bedienend personeel de mensen door de sluis loodst. Daar waar nodig wordt extra hulp geboden. Kortom zij bepalen mede een aangenaam verblijf in een uniek stukje Nederland.

Nostalgie Maar ook de mensen die nooit eerder bij de Katerveersluizen zijn geweest worden aangenaam verrast bij het binnenvaren van de sluis en kunnen niet nalaten de opkomende nostalgische gevoelens aan het gastenboek toe te vertrouwen:

Naschrift: Tegenwoordig is de situatie rond de passantenhaven heel wat minder rooskleurig. Door het afschaffen van de Melkertbanen is de personele bezetting minimaal en wordt de haven heel wat minder bezocht dan in bovenomschreven seizoen.

“We komen in een andere tijd terecht, vervreemding alom. De dingen kloppen niet meer. We zijn immers met een schip uit de twintigste eeuw? We laten de tijd de tijd en genieten van de sfeer in deze schitterend onderhouden passantenhaven.” Ook Duitsers prijzen de “idyllisch gelegene Hafen mit gut gepflegten Anlagen” en karakteriseren het als een “Ort zum Wohlfuhlen.” Een alles omvattende indruk krijgen we misschien wel met de woorden van Bram en Jannie Bochove die vanaf het ms. “Thales” het volgende schrijven: “je gelooft je ogen niet als de sluisdeur opengaat het authentieke, nog met de hand bedienen van sluis deuren en bruggen is ongelooflijk mooi. Het “schutten naar de gastensteiger van Zwolle is zeer de moeite waard. De vriendelijkheid en behulpzaamheid staan hoog in het vaandel van de vakkundige sluismeester en zijn helpers.” De belevingen worden zelfs in dichtvorm weergegeven:

De passantenhaven

14


in memoriam

In memoriam Frits Esselink

Pier Karenbeld

Of je hem nu kende of niet, je kwam hem altijd wel een keer ergens tegen. Met of zonder paarden, leunend op de fiets, al of niet een praatje makend. Eind vorig jaar (2002) kwam plotseling een eind aan het rusteloze leven van Frits Esselink, een leven met Spoolde min of meer als vaste plek

in de bres want een zeker rechtvaardigheidsgevoel is bij hem van begin af aan aanwezig. Met de woorden ”wol ie’j mien breur slaon” loopt hij dreigend op de daders af om er vervolgens stevig op los te timmeren. Hij is zo vlug als water en op weg naar school, vaak dwars door de weilanden, is hij de enige die met losse handen over de hekken springt. Op school is hij een fenomeen in het rekenen, vooral voor hoofdrekenen heeft hij een aparte knobbel. Taal gaat hem heel wat minder goed af. Zijn werkelijke belangstelling ligt echter buiten de school. Wanneer hij in de klas het geluid van paard en wagen hoort laat hij niets na om de meester daar ook attent op te maken.

De Spoolderenk Frits komt op 15 december 1939 ter wereld onder de naam Frederik Esselink op een boerderij aan de Spoolderenkweg 2. De boerderij moet later wijken voor de nieuwbouw van Van Gend & Loos. Frits is de oudste zoon uit het tweede huwelijk van zijn vader die hertrouwd is na het overlijden van zijn eerste vrouw. Z’n oudere broer Henk is afkomstig uit het eerste huwelijk. Later krijgt hij er nog een zus en een broer bij, Mien en Geerling. Frits is een lichtgewicht bij z’n geboorte. Met 3 pond en 1,5 ons vreest men zelfs het ergste. Op jonge leeftijd is hij al een zeer ondernemende jongen, rap en handig. Zo presteert hij het, op nog geen driejarige leeftijd, via de lier langs de hooiberg omhoog te klimmen tot boven op de kap van de hooiberg. Vader Esselink schrikt zich rot en verzint een list om ongelukken te voorkomen. “Is ‘t mooi boaven”, roept hij en als z’n zoon instemmend knikt voegt hij er aan toe: “blief maer mooi zitten, ik komme zo bi’j oe.” Zo loopt het toch nog goed af. Ondanks z’n jonge leeftijd neemt hij het regelmatig op voor z’n oudere broer Henk als die na schooltijd geplaagd wordt door een paar jongens die wat verder op in Spoolde wonen. Frits springt meer dan eens

De boerderij aan de Spoolderenkweg Papenacker 12, april 2003

Frits is als oudste zoon voorbestemd om boer te worden. Hij is van meet af aan ondernemend maar zijn ondernemersschap strookt vaak niet met de ideeën die zijn vader daar over heeft. Zo verbiedt vader Esselink hem ten strengste om op de Solex te rijden die net aangeschaft is. Herhaaldelijk wordt dit verbod overtreden. Met de Solex aan de hand loopt hij stiekem achter het huis langs, tilt de brommer over de heg en rijdt er op weg om er pas veel later weer mee thuis te komen. Dat komt hem heel wat keren op een pak slaag te staan, meestal van moeder. Veel helpt het niet, want is ook daarna is hij nog regelmatig op de brommer in Spoolde te zien. Vader heeft in die tijd een werkpaard. Dat zou op een gegeven moment ingezet worden voor het los trekken van hooi. Of Frits dat even wil doen. Volgens hem kan dat, al lijkt het hem beter om dat door twee paarden te laten doen. De in aanmerking komende paarden zijn echter elders bij het hooien in gezet. Hij kan wel een paard meekrijgen maar dan moet hij daar eerst even meehelpen bij het hooien. Nou is Frits nooit te beroerd om een ander te helpen, dus ook nu niet. Gevolg is wel dat hij pas laat in de middag met het tweede paard 15


in memoriam

komt aanzetten. Vader Esselink is daar bepaald niet blij mee.

in 1978 overlijdt. De familie springt bij en regelmatig wordt er ook warm eten naar de boerderij op de Spoolderenk gebracht.

Fantasievol Frits denkt graag groot en daarbij gaat de fantasie nog wel eens met hem op de loop. Zo maakt hij z’n jongere broer een keer midden in de nacht wakker. “Geerling gao’j met naor Friesland, dan kope wie’j een boerderieje met heel völle vee.” Z’n broer die dan al wel door heeft dat de werkelijkheid soms nogal ver afstaat van Frits z’n ideeën, gaat er maar niet op in. Men heeft zich later wel eens afgevraagd hoe een dergelijk gedrag te verklaren viel. Het vermoeden bestaat dat een ziekte op zesjarige leeftijd, een soort van gewrichtsreuma, populair gezegd de fiedeldans, de mogelijke oorzaak is geweest van z’n alsmaar toenemende onrust en z’n neiging tot overdrijven. Het wordt langzamerhand duidelijk dat een regelmatig leven en het zich houden aan regels en afspraken niet zo erg bij Frits passen. Op de gekste momenten is hij weg om vaak pas laat in de nacht terug te keren bij dan heel ongeruste ouders. Stilletjes, via de deel komt hij dan binnengeslopen, om vervolgens op kousenvoeten naar boven te sluipen. Op verjaardagen binnen de familiekring houdt hij het niet lang vol. Het duurt maar even of hij is weer weg en meestal weet niemand waar naar toe.

Naar de Lure In de tachtiger jaren komt er een eind aan het verblijf op de Spoolderenk. Vader Esselink en zoon trekken naar de Lure, in een boerderijtje dat op de nominatie staat om op termijn plaats te maken voor de nieuwbouw op Hanzeland. Grond en schuren zijn er om de boerderij niet beschikbaar, want de gemeente wil de bedrijvigheid van Frits niet stimuleren. Dat werkt maar ten dele. De naaste familie doet in de regelmaat het huishouden, blijft eten brengen en treft in de Lure soms wonderlijke taferelen aan. Het huis raakt sterk vervuild. De kippen lopen vaak op zolder en op een bepaald moment treffen ze zelfs een hengst aan op de slaapkamer. Eigenlijk een onhoudbare situatie, maar veel kans op verbetering is er niet. Luisteren naar de familie is er niet bij. Met de beste bedoelingen vragen ze hem soms: “waor bi’j ewest?”, waarop steevast ’t antwoord volgt: “det weet ik wel!” Nee, hij moet weinig hebben van inmenging in zijn leven. Toch laten ze hem niet vallen. Ze blijven hem helpen, maar niet tot elke prijs. Hij moet zich aan afspraken houden. Soms hebben ze het idee dat hij beter luistert naar de buitenwereld, hoewel ook meestal maar tot op zekere hoogte. Hij vergeet de dingen snel en luistert vaak voor zover het hem uitkomt. Als vader naar een verzorgingshuis moet, wordt Frits de enige bewoner van het pand. Problematisch wordt het als hij betalingsachterstand oploopt bij de gemeente. Uitzetting dreigt.

Een passie voor paarden Frits heeft iets met paarden. Het liefst heeft hij er een heleboel, want Frits denkt groots. Het ene werkpaard van vader is dan ook niet genoeg. Hij koopt er al gauw een mooie bles bij. Daarna nog twee arabieren en een hengst. Dat wordt z’n lievelingsdier, Boy de hengst. Op een gegeven moment krijgt hij er nog drie veulens bij. Daarmee gaat hij naar de paardenmarkt in Zuid-Laren. Hij kan er een mooie prijs voor maken maar in zijn ogen is het te weinig; hij wil ze niet “veur een appel en een ei” verkopen. De paardenstapel groeit gigantisch, zelfs naar zeventien. Er één verkopen is er niet bij. Volgens hem wordt er te weinig geboden. De verzorging van de dieren laat meermalen te wensen over. Hij brengt ze her en der onder, soms ongevraagd op gemeentegrond bij ’t motel of elders. De dierenbescherming houdt hem nauwlettend in de gaten en grijpt van tijd tot tijd in. Problematisch wordt het wanneer moeder

Opperstalmeester bij Dubbeldam Op dat moment komt de familie Dubbeldam aan het Engelse Werk als reddende engel in beeld. Ook voor de gemeente die zo nog al makkelijk van het probleem afkomt. Dubbeldam biedt hem onderdak aan voor zes weken. Het worden er wat meer. Henk Dubbeldam kent Frits al vanaf zijn jeugd. “Altijd bezig met zaken rondom het boerderij-gebeuren, maar vooral met paarden. Als je hem ’s nachts aan z’n grote teen wakker gemaakt zou hebben, zou hij ongetwijfeld paard gezegd hebben”, beweert Henk Dubbeldam met grote stelligheid. “Vaak zag je hem met heel veel paarden over de weg gaan, 16


in memoriam

operatie noodzakelijk en daarvoor zal hij naar Zwolle verplaatst worden. De avond voor zijn vertrek weet hij echter uit dit het ziekenhuis te ontsnappen. Groot alarm in het ziekenhuis en veel onrust bij de in kennis gestelde familie. Er zijn vermoedens over zijn bestemming en jawel hoor. Henk Dubbeldam hoort ’s ochtends een gekuch uit de stal opklinken en beseft ogenblikkelijk dat Frits weer terug is. Als hij de krant uit de bus haalt ziet hij Frits met de fiets aan de hand de stal uitkomen. Uit de grond van z’n hart klinkt: “ik laote mie niet opereren, mien mankeert niks!” Dat laatste is natuurlijk niet waar want zijn gezondheid laat wel degelijk te wensen over. Zijn ongezonde gewoontes dragen daar ongetwijfeld toe bij, de vette hap van de cafetaria’s is verre van ideaal. Gelukkig drinkt hij niet. Waar of bij wie hij de krant leest is niet duidelijk, maar hij is opvallend goed op de hoogte van het wereldgebeuren. Henk merkt echter ook dat Frits langzamerhand een wat somberder mens wordt. Meer dan eens uit hij z’n bezorgdheid over de gejaagdheid van de mensen in deze tijd. Het stopwoordje “toe maar, toe maar”, komt steeds vaker uit z’n mond. Misschien speelt de gezondheidstoestand daarin ook een rol. Z’n lichaam laat hem dusdanig in de steek dat hij uiteindelijk opnieuw in het ziekenhuis belandt. De vooruitzichten zijn slecht, het lichaam kan het niet meer aan en zo sterft hij toch nog onverwacht in de avond van 26 november 2002. Voor Henk Dubbeldam betekent het niet alleen afscheid van een paardenvriend maar ook van zijn opperstalmeester. Hij ontfermt zich over lievelingshengst Boy en uit eerbied voor de overledene verkoopt hij het dier pas drie weken na Frits z’n sterven.

Frits met enkele van z’n paarden

soms trokken de paarden elkaar voort.” Bekend is het beeld met Frits op de fiets samen met z’n hengst Boy aan de teugel op weg naar een bevriende boer om een merrie te laten dekken. Zo houdt hij niet alleen zijn sociale contacten in stand, maar meestal scharrelt hij zo dan ook vaak nog een warme hap op. Mevrouw Marrie Dubbeldam kan goed met Frits overweg, er lijkt iets te werken van “vreemde ogen dwingen”. Toch werkt het maar tot op zekere hoogte. Frits houdt niet van regels en kan ook niet voor zichzelf zorgen. Zijn vaste plaats wordt uiteindelijk de paardenstal. Voor hem geen vreemd verschijnsel want regelmatig brengt hij de nacht door tussen de paarden tijdens concoursen in Meppel en Wierden. Dubbeldam: ”Hij had vooral wat met tuigpaarden, iets minder met rijpaarden; ’t was een echt paardenmens met een enorm gevoel voor het vasthouden en het betuigen van paarden en als ie iets vast had dan hield ie het vast.” Frits blijft nog steeds groot denken en handelt daar naar. Zo koopt hij niet één zweep maar neemt hij er drie tegelijk. Een andere keer: “geef mie’j maer een pot met uierzalve mee veur alle koeien die ik ebbe”. Regelmatig is Frits ook te vinden op de wekelijkse veemarkt in Zwolle waar Dubbeldam in die jaren marktmeester is. Met Lodewijk de Vries gaat hij vaak mee naar de paardenmarkten in Roden of Rolde. Op die laatste markt krijgt hij in september 2001 problemen met z’n hart. Hij belandt in het Academisch ziekenhuis in Groningen. Problemen met de kransslagader en een lekke hartklep maken een

Met een bijeenkomst in het Buurthuis nemen familie, vrienden en kennissen op waardige wijze afscheid van Frits en daarmee van een markante persoon uit de buurtschap Spoolde. Hij ruste in vrede. 17


geschiedenis

Bedrijvigheid aan de Beukenallee

Pier Karenbeld

Uit vorige afleveringen zal duidelijk geworden zijn dat de Beukenallee er vroeger wel wat anders uitzag dan tegenwoordig. De aanleg van de A-28 en het daarbij behorende verkeerscircuit had grote gevolgen voor de Beukenallee. Niet alleen moest er een aantal huizen verdwijnen, het betekende ook de nekslag voor veel bedrijvigheid. Veel van die bedrijvigheid ging na de reconstructie verloren, de firma Witteveen zette zijn bedrijf elders in Spoolde voort. De gegevens voor onderstaand verhaal kwamen voort uit een gesprek met de heer Jan Witteveen en z’n vrouw. Helaas overleed Jan op 8 februari 2004.

Albert en Evertje Witteveen Jan Witteveen

de Nieuwe Markt. Het ging niet al te best met het bedrijf en Albert kreeg ontslag, terwijl z’n huis nog in aanbouw was. “Dan begin ik veur mienzelf ” had hij tegen de baas gezegd en zo ging hij zelf in diervoeders. Achter het nieuwe huis werd een schuur gebouwd, de startplaats voor het nieuwe zakelijke avontuur. Hij leverde in de wijde omgeving en belandde daarbij in Oudleusen en Nieuwleusen, ja zelfs in Balkbrug. Het merendeel van z’n klanten kwam echter uit Westenholte, Wezep en Hattemerbroek Al met al ontstond er een klantenkring die er mocht zijn. Ook hooi en stro kwamen in het assortiment voor, ja zelfs handelde hij in zeep en spek. Het bestellingenboekje uit die tijd geeft nog eens duidelijk aan met wat voor vooroorlogse prijzen we toen te maken hadden. De hooi- en strocampagne betekende in de zomertijd altijd een piek in de werkzaamheden. Er

De firma Witteveen De wieg van de huidige dierenspeciaalzaak aan de Meenteweg stond in de Beukenallee. Aanvankelijk lag het niet in de bedoeling daar een diervoederbedrijf te starten; wel een kruidenierswinkel, een winkel in grutterswaren, zoals het in die tijd genoemd werd. In 1926 trok Albert Witteveen met z’n vrouw Evertje Jonker vanuit Hattemerbroek naar Spoolde en woonde enige jaren aan de Nilantsweg. Intussen werd er aan de Beukenallee een nieuw huis gezet, ontworpen door de broer van Evertje die architect was. In het huis zou ook een winkel komen met een echte “winkelbelle”. Dat zou het domein van moeder Evertje worden. Zelf aan de slag Vader Albert was in die tijd chef bij de VPN, een fouragebedrijf in de binnenstad van Zwolle, aan Papenacker 16, april 2005

18


geschiedenis

“Als je dan twee of drie slagen met de slinger geeft komt ie beslist op gang”, had de verkoper gezegd. Zo gezegd zo gedaan en het werkte. “Zullen we dan nu maar een eindje gaan rijden”, zei vader Albert toen de auto weer op de grond stond? “Niet nodig” zei de examinator, “ ik heb al lang gezien dat je er verstand van hebt…” Het winkeltje Het was niet het enige kruidenierswinkeltje van Spoolde in die tijd. Ook Jan de Leeuw aan de Spoolderbergweg en ter Molen aan de Oude Veerweg verkochten grutterswaren. Er werd nog veel aan huis bezorgd en de kinderen Witteveen moesten daar dikwijls in bijspringen. In het winkeltje lagen de puntzakjes in allerlei formaten te wachten op klandizie, want de meeste producten lagen los op voorraad in de daarvoor geschikte trommels en bakken. Die bakken leverden bij de grote schoonmaak eens per jaar nogal wat problemen op. Allereerst Een rekening uit de beginjaren

moest snel gehandeld worden want in een periode van zes weken moest alles van het land. Heel wat Spooldenaren hebben daar in die drukke tijd de helpende hand geboden. Het bedrijf ontwikkelde zich zo goed dat er na een jaar of zes ook een auto op ’t toneel verscheen. Een vooroorlogs rijbewijs. Albert had dan wel een auto maar nog geen rijbewijs. Hij vond het dan ook maar wat lastig om z’n eigen schuur binnen te komen. Gelukkig mocht hij z’n auto ’s avonds stallen bij buurman Tromp. Toch moest je in die tijd al iets van rijvaardigheid tonen. Op een gegeven moment kwam er dan ook een heuse examinator op bezoek, aan wie vader Albert z’n kunsten moest vertonen. Hij mocht de proef afleggen in z’n eigen oude T-Ford. Het was er eentje met kuren en vooral het starten leverde nog wel eens problemen op. “Dat is makkelijk op te lossen”, had de verkoper gezegd. “Je zorgt er gewoon voor dat je met behulp van de krik, de achterwielen van de grond tilt en zet vervolgens de auto in de versnelling.

Voor de winkel aan de Beukenallee

19


geschiedenis

moesten ze leeg, daarna geboend en buiten te drogen gelegd. ’s Avonds moest dat allemaal weer droog zijn want de volgende dag moesten de spullen er weer in liggen voor de klanten. De winkel was het domein van moeder Evertje, die de winkel runde tot 1948, toen ze op 52-jarige leeftijd overleed. Dienstmeisje namen daarna de winkel voor hun rekening.

plank komen, want er waren tenslotte dertien kinderen. In die dagen waren er nog maar weinig mensen die telefoon hadden en Witteveen, wel in het bezit van zo’n apparaat, kreeg dan ook menigmaal buurman Jo op bezoek. Vaak om de kraamverpleegster op te bellen en mee te delen dat het “weer zo ver was.” “Doe maer kalm an, ik ebbe ’t water al an de kook” zei hij dan vaak en om de verpleegster duidelijk te maken waar ze moest zijn, klonk meestal: “riej maer deur tot de laatste lanteernpaole want die brandt niet meer.” Gezinsuitbreiding was herhaaldelijk aan de orde, maar bij de komst van het dertiende kind leek er een probleem te ontstaan, het trouwboekje was vol. De ambtenaar van de burgelijke stand stelde dus een nieuw trouwboekje voor, zeer tot ongenoegen van Jo. “Nee gin nie’j boekjen dan kump die ok nog vol; schrief ’m d’r maer onder” schijnt hij toen gezegd te hebben.”

Toen de zaak waar Albert vroeger werkzaam was geweest, de VPN aan de Nieuwe Markt, failliet ging huurde hij die zaak erbij en maakte zijn zwager chef van de nieuwe winkel. Een tijd later kon de zaak gekocht worden van de toenmalige eigenaar Wehkamp. Deze winkel heeft jarenlang als filiaal van de firma bestaan; pas enkele jaren geleden werd dit pand van de hand gedaan. Een nieuwe generatie Vader Albert Witteveen, de grondlegger van de zaak, overleed in 1973. Zijn zoons Jan en Henk respectievelijk geboren in 1927 en 1931, waren toen al jaren lang binnen het bedrijf werkzaam. Direct na hun schooltijd moesten ook zij al hun aandeel leveren.

Naar de Meenteweg Net na de oorlog was er de kwestie met Nederlands-Indie en veel Nederlandse jongeren moesten daar hun dienstplicht vervullen. Jan wist aan militaire dienst te ontkomen omdat hij onmisbaar was in het bedrijf, een bedrijf dat meegroeide met het zich herstellend Nederland. Bij de toenemende welvaart kwam er steeds meer behoefte aan moderne snelwegen. Zo ook kwam de A-28 in beeld met alles er op en er aan. Witteveen moest plaats maken en kreeg een nieuwe plek aan de Meenteweg, nadat daarvoor eerst het bestemmingsplan nog gewijzigd was. Tegelijkertijd verdween er meer, o. a het prachtige KI - station dat daarvoor modelboerderij was geweest. In 1967 was het zo ver en werd het boek aan de Beukenallee definitief dichtgeklapt. De bakens zijn in de loop der jaren wat verzet; tegenwoordig spreken we van een dierenspeciaalzaak, een naam die past bij de ontwikkelingen van deze tijd.

De oorlogstijd was toen net achter de rug en Jan draagt vanuit die tijd nog de nodige herinneringen met zich mee. Bijvoorbeeld hoe ze in ’t laatste oorlogsjaar ‘s avonds bomen omzaagden op het Spoolderbergje om in die barre winter aan de nodige brandstof te komen. Veel indruk maakte een schip met gevangenen op weg naar Duitsland en tijdelijk aangemeerd aan de Willemsvaart. Veel Spooldenaren probeerden toen de slachtoffers van eten te voorzien. Ook vader Albert nam initiatieven om de mensen iets extra’s te geven en wist biscuits bij de fabriek van Helder los te peuteren. De Duitsers stonden op dat moment die traktatie niet in de weg. Herinneringen aan Jo Mensink In de laatste oorlogsfase lag Spoolde aardig in de vuurlinie en moest er menigmaal geschuild worden in de loopgraven tussen de bonenstokken bij buurman Jo Mensink. Hij verbouwde groente en bezorgde met z’n vrouw op de bakfiets groente in en rond de stad. Er moest binnen dat gezin heel wat brood op de 20


ingezonden

Jeugdherinneringen aan Spoolde, deel 2

Rien Zwiersen

Eerder in deze Papenacker beschreef Rien Zwiersen zijn jeugdherinneringen uit de periode 1940 – 1958. Hierna het vervolg. Bij de foto van het WVF-volleybalteam ontbraken nogal wat namen. De redactie ontving een reactie van Willem Hollander, die de ontbrekende namen kon aanvullen. Vandaar dat we deze foto aan het eind van dit artikel nog een keer plaatsen, nu met alle namen. De gymnastiek De oudere jeugd was minder gefixeerd op voetbal. Er werd door een groep enthousiaste jongeren de gymnastiekvereniging GVS opgericht. Onder de werkelijk opofferende leiding van meneer Breeler uit Hattem werd er wekelijks getraind in School 11, tussen de veemarkt en de Hoogstraat. De hoogtepunten waren de jaarlijkse uitvoeringen en de “Gymnastrada´s”, waar verenigingen uit de wijde omtrek aan deelnamen, gezamenlijk op muziek een vrije oefening uitvoerden en afzonderlijk streden om de hoogste prijzen. Op een gegeven moment was het enthousiasme zo groot dat de vereniging besloot een eigen lokaal te bouwen. Om aan geld te komen werd er een loterij uitgeschreven. Avondenlang heb ik tot ver in Zwolle met loten lopen leuren en was ik iedere keer weer verbaasd dat er nog mensen waren die onze loten kochten. De gymzaal is er nooit gekomen en waar het geld is gebleven weet ik niet. Het zal wel niet al te veel zijn geweest.

soms kon er geschaatst worden bij het licht van de maan en soms ook bij het licht van tactisch opgestelde auto´s, die met hun koplampen het ijs verlichtten. Jongens die ijshockey speelden met sticks uit wilgentakken gesneden en een gammele tennisbal, jongens en meisjes die slingers schaatsten en de laatsten in de slinger een geweldige snelheid gaven in de bochten, schippers die op de schaats aan het hoogspringen waren over de prikkeldraadafrasteringen als die boven het ijs uitstaken, met z´n allen naast elkaar buigijs maken als de dooi was ingevallen. En romantiek op het ijs. Ik kan mij één geval herinneren waar een fris meisje uit Spoolde het hof werd gemaakt door een knappe schipper en als ik het goed heb zijn ze nu nog steeds bij elkaar. Het voorjaar was na de winter ook altijd spannend. Als de spreeuwen begonnen te nestelen onder de dakpannen en ik ´s morgens wakker werd door hun onnavolgbare melodieën, dan kwam de drang naar buiten in alle hevigheid opzetten. Vóór dag en dauw stonden we op, liepen de vele wilgen na op de afscheidingen tussen de landerijen en verzamelden de vele eendeneieren. Van zonsopgang tot 12 uur in de middag werd de omgeving afgestroopt. Kievitseieren zoeken van Spoolderenk tot aan Ruimzicht in de Mastenbroeker polder en alles te voet, op klompen. Er was niet alleen altijd ijs in de winter, er waren in die dagen ook alleen maar mooie zomers. De rivier was na het ineenstorten van het Derde Rijk nog schoon. De Duitse industrie lag plat. Als jon-

IJspret Spannend werd het altijd tegen het einde van de herfst en aan het begin van de winter, zo kort voor Kerstmis. In mijn herinnering werd het net voor de vakantie altijd hoogwater, gevolgd door een periode van vorst. Wie is er het eerst op het ijs? Welke rotjongens gooiden er stenen en zand op, voordat er op geschaatst kon worden? Dat moest voorkomen worden en intensief hielden de schaatsliefhebbers zo veel mogelijk de wacht om het verpesten van het ijs te beletten. Op het ijs was het altijd gezellig. Overdag hoofdzakelijk jeugd en schippers, want die lagen ingevroren en Papenacker 18, april 2006

21


ingezonden

gens dronken we van het rivierwabij. Onze grootste mascotte, ter. We zwommen en visten naar een zwarte husky die een hartelust. Klauterden op geladen Spoolders meisje van een schepen en voeren mee tot aan Canadees had gekregen de spoorbrug, waarna wij ons met was ons verdedigingswapen de stroom lieten meedrijven langs en als die gast te dicht bij ons de drukbezochte strandjes van kwam en Tommy grommend Dubbeldam. We waren zo bruin met blikkerende tanden door als reetjes. Op 1 juni werd het visBernard op hem afgestuurd seizoen geopend en de nacht van werd, dan bleef hij echt wel 31 mei op 1 juni kon ik nooit slastaan, stokstijf. pen van de opwinding. Vissen in Een zomerzondag aan de IJssel, een rustende die fantastische rivier met zijn krib- schipper en zijn vrouw Ooit wist één van ons hoe ben, strandjes en rietkragen. Vis je buskruit kon maken. Dadie heerlijk smaakte en door en genlang hebben we plezier door gezond was. Vrijwel nooit ging ik naar huis gehad. De kippen in de bongerds zaten soms tot zonder een lekker zootje. boven in de appelbomen. Als je een beetje buskruit op een baksteen legde en daarop een andere baksteen en dan een diagonale trap op de Kattekwaad bovenste steen gaf, dan kwam door de wrijving Als ik mijn jeugdherinneringen vergelijk met die het buskruit met een knal tot ontbranding. Als je van mijn al lang volwassen zonen, dan ben ik op er te veel op deed kon dat zelfs zeer doen aan je een andere planeet opgegroeid. We waren een voet en soms kon je dagenlang niets meer horen. stelletje ettertjes die altijd in op zoek waren naar Je kon er zelfs bomen mee vellen. Een oudere streken, die meestal niemand schaadden, maar jongen bracht een flinke hoeveelheid aan in de die wel de ergernis opriepen bij veel mensen. holte van een boom, verwijderde heel voorzichtig het glas van een fietslampje en bracht de lading Neem nou die visserman uit Zwolle. Zijn bruinogitot ontsteking door het lampje aan te steken met ge dochter was er één van ons. Maar als hij vanaf behulp van een draadje en een batterij van een de oever zat te vissen en wij erop uit waren, dan zaklantaarn. gebeurde het meermaals dat wij met onze katapulten of slingers zijn dobber als doelwit gebruikten. Als je langs het huis van van de Vegte en Klein Laaiend werd hij dan en kwam dan scheldend en Meuleman de dijk overstak en recht doorliep naar vloekend op ons af, maar kwam nooit al te dicht de rivier, dan kwam je bij het haventje waar de sportvissers hun roeiboten hadden liggen. Een uitdaging van de eerste orde. Want wat doe je als jongen liever dan spelevaren op een mooie rivier. Maar ja alle bootjes lagen goed met kettingen en sloten aan de oever verankerd en de riemen evenzo aan de roeibanken. Maar ook stalen kettingen kunnen niet alle krachten opvangen en als je een stevig betonijzer van zo´n vijftig centimeter lang in een lus van de kettingen aanbracht en maar lang genoeg bleef draaien, dan begaven ze het wel. Dan hadden we wat we wilden 22


ingezonden

en konden wij ons naar hartelust uitleven. Ik kan mij nog een visser herinneren met bovenarmen zo dik als ons middel, een enakskind (een reus van een kerel, red.) van zo´n vijfendertig jaar oud maar volgens ons niet al te slim. We hadden zijn bootje uitgezocht en waren aan het spelevaren, toen hij aan de oever verscheen en ons niet al te onvriendelijk vroeg om naar hem toe te komen. Hoewel hij niet al te boos scheen te zijn vertrouwden we toch zijn geweldige spieren niet. Lachend roeiden we naar de overzijde, wetend dat roeien veel sneller gaat dan zwemmen. In plaats van dat hij een ander bootje “regelde” maakte hij rechtsomkeert en zagen we dat hij met zijn fiets weer vertrok. Met argusogen hielden wij de IJsselbrug in de gaten en na een tijdje zagen we hem de brug over fietsen. We wachtten tot hij weer redelijk dicht bij ons was en staken toen de rivier weer op, hem eenzaam en beteuterd met zijn fiets achterlatend op de verkeerde oever.

stroomde. Wij, de jongens, stonden aan de ene kant van de stroomversnelling en de meisjes aan de andere. Zij had een strik in het haar en was een dag later jarig dan ik.

Romantiek Al vroeg begon de “romantiek” in ons jonge leven een rol te spelen. Je had al gauw “verkering” en de eersten die trouwden waren Jopie van Munster met haar buurjongetje Bertus Jansen. Een prachtige zomerdag en achter de schuur, onder een kleed dat aan de schuur was vastgemaakt en als afdak diende werd de ceremonie voltrokken. Bruid en bruidegom waren op hun zondags uitgedost. Ze straalden totdat…. Bertus zijn broer roet in het eten gooide. Stiekem en zonder dat de kinderen het hoorden was hij op het dak van de schuur geklommen en leegde een emmer met water over het prille bruidspaar met hun gasten. Herk toch! Bertus is later echt getrouwd, met Hettie, een meisje uit mijn klas.

Dat mooie, in mijn herinnering geromantiseerde Spoolde, is verdwenen, maar daarvoor is, zoals ik op internet zie, een actieve en harmonieuze leefgemeenschap in de plaats gekomen. Houden zo.

Zelf was ik op slag verliefd op mijn eerste schooldag en gedurende de hele lagere school heb ik dat nooit tegen haar durven zeggen. Maar al jong blijkt dat veel jongetjes polygaam zijn aangelegd. Ik kon op meerdere meisjes tegelijk verliefd zijn. Een ander meisje, achter uit Spoolde, zag ik in 1952 voor het eerst bij het sluisje in de zomerdijk waar water de uiterwaard binnen-

Uiteindelijk zijn alle jongetjes keurig getrouwd en voor zover ik hun leven enigszins heb kunnen volgen allemaal monogaam en ongescheiden. Een paar trouwden met meisjes uit buurt, anderen met meisjes uit Zwolle en Jan Post trouwde zelfs met een meisje uit Haarlem. Zij was in Indië was geboren. Vaak droom ik nog van het Spoolde uit die tijd, sta ik weer op boven op de schoorsteen om over de dijk naar de rivier te kijken. Loop ik weer in de nacht door de weilanden en laat weer de hekken achter mij open met steeds meer vee achter mij aan, hoor ik weer het ruisen van de peppels en, en…..

WVF-team op het volleybaltoernooi in mei ‘56 in Wolvega. staand vlnr: Rien Zwiersen, Wim van Veenen, Willem Jan Zandink (Pukkie), “meester” Herman Otterman. Zittende vlnr: Henk Nijmeijer (Koeke), Herman Schrijver (=broer van Dokie) en Henk (of Jan?) Bloemert.

23


In gesprek met ..

In gesprek met ... mevrouw Kuipers

Pier Karenbeld

Het buurthuis “Eben-Haëzer” kent een lange en bewogen geschiedenis, die teruggaat tot het jaar 1916. Bezien we de naoorlogse periode dan stuiten we ogenblikkelijk op de naam van mevrouw Kuipers. Zij is het geweest die een enorm stempel heeft gedrukt op het realiseren van een eigentijds Buurthuis. Hoogste tijd om met haar nog eens op die periode terug te blikken. Gé van Assen gaat mee ter ondersteuning en bovendien hebben we ons danig kunnen voorbereiden, want Jannie Borst heeft gelukkig ooit heel veel van de historie vastgelegd. De Ruiterlaan We zoeken haar op in De Venus. Vanuit haar kamer op de bovenste verdieping aan de achterkant van het gebouw, heeft ze een prachtig uitzicht. Ze kan zelfs nog een glimp zien van het huis, Ruiterlaan 15, waarin ze voeger zoveel jaren gewoond heeft. In juni 1940 werd het huis betrokken, want toen trouwde ze. Een maand eerder was de oorlog uitgebroken. Als gevolg van de opgeblazen IJsselbruggen had het nieuwe huis nog enige glasschade opgelopen.

Mevr. Kuipers

volgende keer. Uiteraard wordt er ook uit de Bijbel gelezen en gezongen. Maar er wordt ook stevig gebreid, want éénmaal per jaar is er een bazaar. Zelf behoort ze niet tot de Hervormde, maar tot de Lutherse kerk. Tot haar grote vreugde is dat nooit een verhindering geweest, in tegendeel al die jaren heeft ze in een plezierige sfeer haar bijdrage kunnen leveren. Wat dat betreft waren er geen problemen.

Vrouwenvereniging Spoolde Na de oorlog komt ook het verenigingsleven weer op gang. In “Schelle” vragen ze mevrouw Kuiper om daar leiding te komen geven aan de vrouwenvereniging. Korte tijd daarna wordt ze benaderd door mevrouw Kuiers uit de Beukenallee om ook in Spoolde als presidente op te treden. De zittende presidente gaat namelijk verhuizen. Ze gaat op het verzoek in en treft een groep aan van ongeveer 25 vrouwen. En die moeten allemaal in een kleine ruimte, want op dat moment is het Buurthuis niet groter dan het kleine kerkgebouwtje, de rechter helft van de huidige voorkant van het gebouw. De bijeenkomsten zijn er niet minder om. Van meet af aan vindt ze dat er op zo’n bijeenkomst wel iets aan de orde moet komen en dat het niet alleen maar vrijblijvend kletsen moet zijn. Zo zorgt ze er voor dat er elke keer een inleiding is over een onderwerp waarover dan weer verder gepraat kan worden. Vaak gaat het over opvoedkundige zaken, maar niet altijd. Al pratende met de mensen komt ze er ook achter wat er onder hen leeft en dat geeft dan weer ideeën en inspiratie voor een Papenacker 8, maart 2001

Ruimtegebrek De te kleine ruimte wordt wel steeds sterker als een probleem ervaren, ook door de andere verenigingen die gebruik maken van het gebouw. De noodzaak van uitbreiding wordt steeds urgenter. Daar is geld voor nodig, veel geld. Zo komen er diverse acties van de grond: verloting, oliebollenactie, oud-papier verzamelen en de actie Bouwsteen. Bij die laatste actie worden er symbolisch stenen verkocht voor de nieuwbouw. De eerste uitbreiding komt in 1953 tot stand, maar die leidt nog niet direct tot extra zaalruimte. De uitbreiding komt namelijk aan de voorkant naast het kerkgebouwtje en levert vooral garderoberuimte 24


In gesprek met ..

op. Ook de tocht wordt nu wat beter bestreden. Mevrouw Kuipers mag de eerste steen leggen voor de nieuwbouw. Wel een bewijs dat ze een aanzienlijk aandeel heeft gehad in de realisering ervan. Echt tevreden is ze nog niet. Ze wil een bejaardensoos, Spoolde moet een bejaardensoos krijgen. Spijkerman, op dat moment beheerder van het Buurthuis, ziet de noodzaak er niet van in en zegt: “D’r bint geen olde mensen.” Zij weet dat er wel degelijk interesse is en zet haar zinnen door. Dus zij op de fiets naar de wethouder. “Ik moet een grotere ruimte hebben’’, zegt ze gedecideerd. Dat verzoek wordt niet ingewilligd. Een maand later dan maar nog maar een keer. “Je zag ze denken, daar heb je dat mens weer”, maar ik zette door, het was ten slotte voor een goed doel.” “En nou moet het”, zegt ze. “We hebben geen gebouw voor U”, is het antwoord. “Dat hebt u wel, want er staat een barak te koop”, reageert ze zeer gevat. In de krant heeft ze namelijk gelezen dat er een barak te koop staat

Demontage van de barak aan de Ceintuurbaan

bij de voormalige Philips vestiging aan de Ceintuurbaan, een barak met toiletten en aansluiting op de waterleiding. “Ja ik was een brutale gast, maar wel netjes.” De barak wordt gekocht voor het symbolische bedrag van 1 gulden. Maar daarmee is de kous nog niet af. Er moet ook grond bijgekocht worden. Derk van de Esker, die in een boerderijtje naast het Buurthuis woont, heeft nog een stuk grond waarmee niks gedaan wordt. Heel voordelig krijgen ze dat in handen. Al met al is er natuurlijk weer geld nodig. Dus opnieuw naar de gemeente voor financiële steun. Daarnaast worden er verschillende bedrijven benaderd voor het leveren van goedkope stenen, beton en verf. Ook dat lukt. Zelfwerkzaamheid Zelf wordt ook het nodige ondernomen om aan geld te komen. Een groots opgezette bazaar levert niet alleen veel geld op maar mondt ook nog uit in een feest vol gemeenschapszin. Met z’n allen aan de slag. Die gemeenschapszin

25


In gesprek met ..

drankvergunning. Een poos later wordt er zelfs nog een orgeltje op de kop getikt. Eindelijk een bejaardensoos Er is alle reden om het nieuwe Buurthuis feestelijk te openen, want een hartenwens van velen is nu vervuld. Deze nieuwe ruimte was hard nodig. De bejaardensoos vindt één keer in de 14 dagen plaats. Het is een soort van open bejaardenwerk waarbinnen tal van activiteiten een plek krijgen. Er wordt gesjoeld, gekaart of men zit in een hoek met elkaar te kletsen. Vrijwilligsters zorgen voor koffie. Al gauw komen de deelnemers met het verzoek om de middag te openen. Mevrouw Kuiper vindt ook nu weer, dat je de wensen van de deelnemers moet respecteren en honoreren. Altijd is ze op zoek naar iets wat de mensen interesseert. Zo komen er van tijd tot tijd Hazeu zangers, mannen met enorme stemmen. Eén van hen slaat de maat in een uiterst traag tempo, terwijl de anderen heel langzaam met hele noten een psalm zingen. Ze slaan daarbij geen vers over, dus kan het soms wel erg lang duren. Te lang als je het mevrouw Kuipers eerlijk vraagt, maar velen vonden het prachtig.

De opbouw aan de Nilantsweg

is overigens nog hard nodig, want de barak moet niet alleen op de bestemde plaats komen, maar ook nog op maat gemaakt worden. Daarvoor zijn veel vrijwilligershanden nodig. En die komen er. Zo wordt er al vast een muurtje opgetrokken, waarop de barak bij aankomst geplaatst kan worden. Als de fundamenten eenmaal gelegd zijn, wacht er nog een grote klus. De gedemonteerde barak moet vervoerd worden van de Ceintuurbaan naar Spoolde. Talloze boeren uit de buurt worden ingeschakeld. Met tractoren en platte wagens wordt de barak gehaald. Onder politie- escorte komen ze in een lange rij terug. Daar staat de volgende ploeg klaar om onder leiding van de heer Bruggink alles weer op te bouwen. Maar dan het interieur nog. Ook daar heeft mevrouw Kuipers wel weer een adresje voor. Het is haar namelijk ter ore gekomen dat ze bij Tijl nieuw meubilair hebben aangeschaft. Dan moet er ook oud meubilair zijn. “Wie moet ik daar voor aanklampen”, vraagt als ze bij Tijl binnenstapt. En het lukt. Het meubilair wordt nog gebracht ook en doet zelfs nu nog dienst.

Een voorbeeldfunctie De soos loopt als een trein en heeft een voorbeeldfunctie voor de rest van Zwolle. Een afvaardiging van de gemeente wil dan ook wel eens zo’n bijeenkomst meemaken. Dat kan, al wil men wel proberen de middag net als anders te laten verlopen. Maar toch! Op de bewuste middag heeft iedereen zich extra netjes aangekleed. Er komt er zelfs één op nieuwe klompen. Hij laat ze niet bij de deur staan maar komt er trots mee naar binnen. In de jaren daarna wordt de houten barak vervangen en aangepast aan de eisen van de tijd. Ook het toneel ondergaat nog een uitbreiding. Nadat ze meer dan 25 jaar actief is geweest voor de Spoolder gemeenschap vindt ze het welletjes. Ze wil nog wel graag kwijt, dat ze zonder steun van haar man al dit werk nooit had kunnen doen.

Interne dienst Natuurlijk moet er ook iemand zijn die de interne dienst regelt. Mevrouw Kuipers bombardeert Hendrik Jan van Assen sr. van de ene dag op de andere, tot beheerder. Er ontbreekt nog wel het een en ander; zo zijn er nog geen koffiekannen. Samen gaan ze naar een camping in de buurt van Dalfsen waar ze tweede hands koffiekannen te koop hebben. Ook moet ze nog op stap voor een

Terug in het buurthuis We nodigen haar uit een kijkje te komen nemen in het huidige Buurthuis. Ze is diep onder de indruk van wat ze aantreft. Alle herinneringen uit die moeizame begintijd komen weer boven. Ze is 26


In gesprek met ..

trots en dankbaar dat ze daar zo’n belangrijke rol in heeft kunnen spelen, maar ze zegt er uitdrukkelijk bij: “ik deed het niet voor mezelf, ik vond dat er zo iets in Spoolde moest komen.” En het kwam er en het heeft z’n waarde bewezen tot aan de dag van vandaag. Logisch dat ze het erelidmaatschap kreeg aangeboden. Mevrouw Kuipers is enkele maanden na het interview overleden. Het buurthuis anno 2008.

Anton van Weeghel…. bijna 40 jaar bestuurslid Normaal gesproken besteedt de redactie geen aandacht aan aftredende bestuursleden. Ze vindt dat een taak van de betreffende Spoolder vereniging. Toch meent ze in dit geval een uitzondering te moeten maken. Als iemand 39 jaar in het bestuur van een vereniging heeft gezeten, mag dat wel extra aandacht krijgen.

verenigingsleven voelt hij zich volledig thuis in de Spoolder gemeenschap. Vooral het Spoolderfeest neemt dan al een belangrijke plaats in bij de familie van Weeghel. Op de dag van het feest komen enkele herauten van de muziekvereniging langs om aan te kondigen dat het weer Spoolderfeest is. Ook het paard deelt dan in de feestvreugde. Het krijgt Afrikaantjes in de manen en wordt voor de wagen gespannen. De familie en ook de buren nemen plaats op de wagen en in opperbeste stemming wordt dan naar het feestterrein gereden. In die tijd heeft Spoolde ook nog een eigen optocht. Tot begin jaren vijftig blijft die bestaan. De deelname is altijd behoorlijk groot en elke buurt heeft zo z’n eigen bijdrage.

Van Hattemerbroek naar Spoolde Van Weeghel en Spoolde zijn nauw met elkaar verweven. Dat is niet altijd zo geweest. Halverwege de 19e eeuw komt overgrootvader van Weeghel vanuit Hattemerbroek naar Spoolde. Hij wordt daar tichelbaas, steenbaas van het toenmalige steenfabriekje dat in de Spoolder Waard stond, daar waar nu het begin van ‘t Zwolle IJsselkanaal is. Hij komt te wonen aan de IJsseldijk, tegenwoordig Nilantsweg 81 en 83. Zijn zoon, grootvader van Weeghel wordt boer en betrekt het boerderijtje aan de Zalkerveerweg 9. Anton’s vader zet het boerenbedrijf voort. In 1941 wordt Anton geboren en dan is de oorlog al in volle hevigheid uitgebarsten. Geen wonder dat hij zelf weinig herinneringen heeft aan de oorlogstijd. Alleen van het eind staat hem nog iets voor de geest. Gravers van de IJssellinie, die ’s avonds warm eten krijgen van de gaarkeuken, die bij hun huis staat en Canadezen die na de bevrijding een tijdje bij hen achter op de deel lagen.

Zang en muziek Anton raakt al op jonge leeftijd in het verenigingsleven verzeild. Als zesjarige gaat hij op het Spoolder Jeugdzangkoor “Jong Zanglust”. Dit koor behaalt beginjaren vijftig tijdens een twee-daags concours in Epe het hoogste aantal punten. Elk jaar is er ook een uitvoering. Voor de pauze wordt

Jeugdjaren Antons jeugd ligt vooral in de vijftiger jaren. Hoewel vader geen daadwerkelijke rol speelt in het Papenacker 14, april 2004

Pier Karenbeld

27


In gesprek met ..

er gezongen, na de pauze worden er allerlei sketches opgevoerd. Hij gaat ook bij de muziek. Spoolde heeft dan nog een eigen muziekvereniging: ”Eendracht”. Hij speelt daar klarinet en blijft lid tot de vereniging eind jaren vijftig opgeheven wordt.

gen voor de jaarlijkse optocht in Zwolle. Het Spoolderfeest bracht jaarlijks niet alleen een enorme piekbelasting met zich mee, maar ook de nodige zorgen. “Kan bruin het trekken, is de band niet te duur, komen er voldoende mensen?” Volgens Harrie kon je duidelijk zien en horen als alles naar wens verlopen was. Anton liep dan ontspannen en fluitend over het feestterrein. Geen wonder dat je in een periode van 39 jaar het gezicht van de vereniging bepaalt. Je kunt dan ook zo maar een etiket opgeplakt krijgen. Zo gaat het verhaal dat kinderen die Anton op de fiets in Spoolde zagen passeren tegen elkaar zeiden: “daar gaat de Oranjevereniging”! Uiteindelijk resulteerden al deze activiteiten terecht in een koninklijke onderscheiding.

In de bongerd Anton is de jongste van de twee zoons en komt dus niet in aanmerking voor voortzetting van het boerenbedrijf. Daar ligt z’n interesse ook niet. Zijn belangstelling gaat uit naar de techniek. Uiteindelijk wordt het weg- en waterbouw, waarna hij 39 jaar werkzaam is bij Rijkswaterstaat. Anton is dus geen boer geworden. Z’n broer wel, die blijft in het ouderlijk huis wonen. Toch blijft hij de Zalkerveerweg trouw. Als hij in1966 trouwt wordt er in de boomgaard van het ouderlijk huis een bungalow gebouwd, Zalkerveerweg 9’. Daar groeien hun vier kinderen op en op die plek wonen Ali en Anton ook nu nog.

Sinterklaas De verandering moet groot zijn nu zowel werk als Oranjevereniging uit beeld zijn. Toch hoeft er geen verveling op te treden. Het vrijwilligerswerk zal hem wel weten te vinden. Zo kon hij vorig jaar al als Sinterklaas aan de bak, als invaller. Geen onbegrijpelijke keus want vanaf 1973 trad hij maar liefst twintig keer op als Goedheiligman. Wie weet volgen er nog meer. Bijkomend voordeel: “je kunt er heel oud mee worden!”

De Oranjevereniging In 1964 belandt Anton in ’t bestuur van de Oranjevereniging. Negen jaar later wordt hij penningmeester en wacht hem de ondankbare taak om het in dat jaar ontstane tekort weg te werken. Het jubileumfeest, met onder meer het optreden van de “Mounties” in de Buitensoos heeft zo weinig bezoekers opgeleverd dat de financiële nood hoog is. Gelukkig gaan de opbrengsten van de “Oud Papier Actie” eenmalig naar de Oranjevereniging. Het strakke en zuinige beleid van Anton heeft zeker ook bijgedragen tot de wederopstanding. “Het leek wel of je met de geldkist naar bed ging”, merkte Harrie Wevers op toen Anton als voorzitter afscheid nam. Voor de scheidende voorzitter was zuinigheid een duidelijke zaak: “het was geld van een ander en dan moet je extra oppassen”. In 1986 komt de functie van voorzitter op zijn pad. Harrie Wevers noemde hem in z’n toespraak een voortreffelijke regelaar. Tegenwoordig zou je van een netwerker spreken. Zijn functie bij de waterstaat pakte ook zeer voordelig uit voor de vereniging. De secretaresse en de kopieermachine kwamen goed van pas en de opslagloods van Rijkswaterstaat vormde heel wat keren een prachtig onderdak voor het bouwen van een praalwa28


geschiedenis

Spoolde en de strijd om het “fricadelleneiland” Eeuwen geleden lagen er in de IJssel niet ver van het Katerveer een paar eilandjes, eigenlijk een paar zandplaten. Eén daarvan werd vanwege z’n vorm ook wel fricadelleneiland genoemd, al werd er ook wel over Twiegwelle gesproken. Er groeide daar nogal wat twieg (twijg), erg belangrijk in die dagen voor versteviging van de dijken. Spoolde is van mening dat zij de eigenaar is van die eilandjes, maar aan de overkant in Ierst* wordt daar anders over gedacht. Dat levert een vete op die ooit opgetekend is door markerigter Lucas Nilant.

Spoolde in actie Markerigter Nilant woont in landhuis IJsselvliet** dat tegen de dijk aan ligt, vlak bij de IJssel tussen de sluiskolk en de bocht in de Nilantsweg. Als hij op een ochtend in het najaar uit het raam kijkt wordt hij onaangenaam getroffen. Hij kan z’n ogen bijna niet geloven. In de verte, op het fricadelleneiland ziet hij een hele horde onbekenden twijg snijden. Met volle vrachten vertrekken ze naar de Gelderse kant.

Ongenode gasten Het is november 1757. Weerdmeester Lambertus Reinders verlaat ‘s ochtends bijtijds z’n huis om z’n dagelijkse werk te doen. Zijn eerste gang is naar de dijk, want alle werkzaamheden op en rond de dijk behoren tot zijn taak. Het is maar een klein eindje lopen want zijn huis staat niet ver van de dijk af, hij woont al jaren met z’n vrouw in Klein Hertsenberg. Juist als hij de dijk opgeklommen is valt hem iets ongewoons op. Op het fricadelleneilandje in de IJssel zijn twee mannen bezig twijg te snijden en zo te zien zijn het geen Spooldenaren. Nee het zijn lui van de overkant, uit Ierst. Lambertus laat dat niet over zijn kant gaan. Heeft Spoolde immers niet het eigendomsrecht over dat eilandje. Hij regelt bij buurtgenoot Cooyman een boot , chartert twee mannen en roeit naar het eilandje toe. De twee mannen uit Ierst gaan rustig door met twijg snijden en hebben niet in de gaten dat Lambertus en z’n mannen hun schuit inpikken en daarmee naar de Spoolder kant terug varen. Eenmaal terug brengt Lambertus verslag uit bij markerigter Nilant. Op diens advies hebben ze de boot goed weggestopt en vastgelegd in de sloot bij Jan Aalberts; voor alle zekerheid hebben ze de riemen er ook uit gehaald.

Kaart waarop IJsselvliet en Klein Hertsenberg zijn aangegeven.

Nilant weet wat hem te doen staat. Hij weet een dertiental boeren zo ver te krijgen dat ze met een geleende boot van veerman de Leeuw ook naar het twijgeiland zullen varen. “Probeer zoveel mogelijk twijg te snijden als je kunt”, voegt hij de mannen toe, maar “denk er aan, er wordt geen geweld gebruikt en geschol-

Toch is die boot in februari van het jaar daarop al weer in Ierst terug. De Ierstenaren hebben daarvoor het juiste moment gekozen want hun actie vindt plaats wanneer de Spoolder boerenjongens hun vastenavond feest aan het vieren zijn in de Moriaan, een herberg onder aan de Spoolderberg. Papenacker 21, oktober 2002

Pier Karenbeld

29


geschiedenis

den wordt er evenmin; mocht het zo zijn dat je overmeesterd wordt en ze vragen wie jullie gestuurd heeft dan zeg je: de Heeren erfgenamen van Spoolde.”

destijds de schuit weggehaald hebben?” Nou die waren er zeker bij geweest. Nilant is nog niet helemaal tevreden en komt met een nieuwe actie. Hij vraagt de boeren of ze komende maandag ieder voor twee man willen zorgen om dan met z’n allen met de schuit van veerman de Leeuw af te varen naar het andere eiland, de Grote Welle. Met maar liefst 23 mensen gaan ze op pad. Er is die dag geen Ierstenaar te bekennen. Aan het eind van de dag keren ze met een enorme hoeveelheid twijg terug. De bossen twijg worden opgeslagen in de “Bourenhof ” bij IJsselvliet. Het zal later gebruikt worden voor versterking van het lange hoofd aan de IJssel. De strijd lijkt beslecht. Ierst heeft zich kennelijk gewonnen gegeven. Spoolde gaat er vanuit dat vanaf nu het eigendomsrecht over de eilandjes definitief verkregen is.

Als de Spooldenaren in de middag vertrekken, zien ze al gauw dat de lui van Ierst met z’n veertienen zijn. Eén man meer schrikt hen niet af en eenmaal op het eiland beginnen ook zij hun twijg te snijden. Zwijgend doen beide partijen hun werk. Gevaar Markerigter Nilant slaat vanuit zijn landhuis met de verrekijker het schouwspel gaande. Hij ziet twee mannen van Ierst wegvaren, terwijl de schuit nog maar halfvol met twijg ligt. Dat lijkt hem niet helemaal pluis, zeker niet als hij één van de Ierstenaren, eenmaal aan wal beland keihard naar Huize Ierst ziet rennen. Dat lijkt hem geen zuivere koffie. Gauw stuurt Nilant iemand naar het eiland om zijn mensen te waarschuwen op hun hoede te zijn. Nilant heeft zich niet ten onrechte ongerust gemaakt, want het duurt niet lang of hij ziet vanuit Ierst vier mannen naar het eilandje varen. Erger nog, twee van hen hebben een geladen snaphaan (geweer) bij zich. Eenmaal bij het eilandje gekomen lossen ze zelfs een paar schoten in de lucht. Kennelijk willen ze de tegenpartij intimideren. Tevergeefs, onverstoorbaar blijven de Spooldenaren hun twijg snijden. Er wordt nog een paar keer geschoten. Ook aan de vaste wal hebben ze nu in de gaten dat er iets aan de hand moet zijn. Boven aan de dijk slaat Papen Hendrik met een zekere ongerustheid het schouwspel gade. Zelfs de meid is op het lawaai afgekomen. Er vallen verder geen schoten meer. Wel gaan beide partijen gewoon door met twijg snijden. Het is al laat als de Spooldenaren met grote bossen twijg aan de wal terug keren.

*In vroegere tijden lag aan de Gelderse kant tegenover Spoolde het kasteel Ierst. Begin 19e eeuw werd op de plek van het vervallen kasteel boerderij de Ierst gebouwd. De naam Ierstweg herinnert ons ook nog aan het vroegere kasteel. ** IJsselvliet werd in 1870 afgebroken

De strijd beslist De volgende dag willen ze weer gaan maar regen staat dat in de weg. De Ierstenaren zijn er wel, maar niet voor lang want ook zij moeten buigen voor de regen. De Heer van Ierst schijnt ook even langs geweest te zijn en vraagt bij zijn mensen “waren er gisteren ook van die donders bij die

Het kasteel Ierst NB. Bij de bewerking van dit verhaal werd gebruik gemaakt van het verhaal dat de heer Bokhove uit Wezep ooit daarover schreef.

30


geschiedenis

Gedenkteken voor de voedseltrekkers In december van 2005 werd er een plaquette onthuld ter nagedachtenis aan de voedselhalers in de hongerwinter 1944/45. Het gedenkteken kreeg een plek precies in het midden van de oude IJsselbrug aan de kant van het fietspad, rijdend van Hattem naar Zwolle. De gekozen plek is niet toevallig want de brug was de verbindingsschakel tussen de hongerende provincies uit het westen en de provincies in Noord en Oost-Nederland, waar nog voedsel te vinden was.

ging ’s avonds persoonlijk de trap op om de dodelijk vermoeide voedselzoekers met een oude paardendeken toe te dekken. Moeder Van der Zwaan had voor die tijd nog roggepap in water gekookt en er daarna hete melk over heen gegoten. Welkom voedsel voor de hongerige magen. “Brug tussen angst en hoop” Als de zoektocht naar voedsel wat opgeleverd

Van schaarste naar hongersnood Nadat Zuid-Nederland in september 1944 al bevrijd was kreeg de bezetter aanvoerproblemen. Vooral de o zo belangrijke kolen uit Limburg werden gemist. De Nederlandse regering in ballingschap, die in Londen zetelde, gooide er nog een schepje boven op door op te roepen tot een algemene spoorwegstaking, waaraan in ruime mate gehoor gegeven werd. De Duitsers reageerden daar weer op door de voedseltransporten naar het westen van ons land stop te zetten. De gevolgen bleven niet uit. Eerst schaarste maar al gauw, vooral in de grote steden, voedseltekort en hongersnood. De mensen moesten steeds verder trekken om aan voedsel te komen en waren aangewezen op gebieden waar nog voedsel te vinden was, het oosten en het noorden van ons land. Het waren vooral vrouwen, oude mensen en grote kinderen die op voedseltocht gingen. De jongere mannen zaten vaak onder gedoken om te ontkomen aan gedwongen Ärbeitszeinsatz” van de Duitsers. Te voet, met oude fietsen en handkarren gingen ze op pad.

had, wachtte er op de terugweg nog vaak een bittere teleurstelling. Het probleem was om met het voedsel veilig over de brug te komen. Er zijn heel wat schrijnende voorbeelden bekend van in beslag genomen voedsel. Vaak werd het moeizaam vergaarde voedsel, zonder enig motief en volledig willekeurig, afgepakt. Soms had het te maken met de hoeveelheid die ze bij zich hadden. Per keer mochten ze niet meer dan een bepaald gewicht aan voedsel meenemen. Soms probeerde men dit probleem te omzeilen door enkele keren per dag met kleine porties de brug over te steken. Daarbij werd dankbaar gebruik gemaakt van hulp die door bewoners, aan weerszijden van de brug, geboden werd.

Voedselhalers in Spoolde Zowel op de heenweg als op de terugweg was Zwolle een belangrijke pleisterplaats. Vanzelfsprekend kreeg ook Spoolde met het verschijnsel van de rondtrekkende voedselzoekers te maken. Zo kon je in het najaar van 1944 op de Spoolderenk mensen zien zoeken naar achtergebleven aren op de inmiddels kale akkers. Vaak waren ze blij met alles wat op voedsel leek. Meestal was het hen echter om een slaapplaats te doen. Vaak klopten ze aan bij de familie Van der Zwaan. Ze kregen dan een plek op de hilde. Vader Geerlig Papenacker 18, april 2006

Pier Karenbeld

Een vredige kerstavond Ook de heer Kuipers uit de Ruiterlaan trok zich het lot aan van de voedselhalers. Vaak lukte het hem om hen, via een weggetje achterlangs, veilig op de brug te krijgen. Dat werd op den duur moeilijker, omdat de controle steeds scherper werd. Mevrouw Kuipers vertelde vlak voordat ze overleed nog ’t volgende aandoenlijke verhaal. Op kerstavond 1944 belt een aantal zeer vermoeide vrouwen aan bij de familie Kuipers. Het is al 31


geschiedenis

donker en ze kunnen niet verder. Ze mogen ook niet verder want de “Spertijd” is ingegaan. Ze wil graag onderdak geven maar ze heeft een probleem, er zijn op dat moment ook al vier Duitse soldaten ingekwartierd. Het zou eventueel kunnen maar dan moeten ze met z’n allen in de voorkamer gaan liggen. Zo gebeurt het, de Duitsers aan de ene kant en de Nederlandse vrouwen aan de andere kant. Daar blijft het niet bij. Mevrouw Kuipers kan het niet nalaten op kerstavond achter de piano te gaan zitten. Even later klinken er een aantal bekende kerstliederen door de kamer. Het duurt niet lang of alle aanwezigen zingen uit volle borst mee, ieder in hun eigen taal. Een “onvergetelijke avond!”

begin van de week in Rotterdam was gestart. Een tocht bedoeld om de herinnering aan de hongertochten van de laatste oorlogswinter levend te houden. Voor sommigen was het een letterlijke herhaling van de tocht die ze destijds als kind hadden gemaakt. De tocht was vooral ook bedoeld als ode aan hun ouders, vaak moeders, die onder barre omstandigheden van alles ondernamen om aan voedsel te komen. Vaak te voet met een karretje achter zich aan of op fietsen zonder banden. Het fraaie weer was ongetwijfeld een scherp contrast met de barre omstandigheden van toen. De emoties onder de deelnemers waren vaak groot bij het weerzien van de bewuste plek. Helaas werd de minuut stilte verstoord door het enorme verkeerslawaai. Wat jammer toch dat het verkeer niet even tot zwijgen was gebracht. Ook de woorden die één van de overlevenden sprak bereikten zo niet alle aanwezigen.

De ellende van de voedselhalers zal echter nog een paar maanden voortduren; er vallen nog heel wat slachtoffers. Aangenomen wordt dat er zeker 22.000 mensen bij de hongertochten zijn omgekomen. Alle reden om, zowel letterlijk als figuurlijk, even stil te staan bij de bescheiden plaquette op de Oude IJsselbrug met de veelzeggende tekst: “brug tussen angst en hoop”.

Moeders, Vaders, Kinderen De bloemen die wij hier neerleggen zijn in jullie herinnering. Weet nu dat na al die jaren die zijn voorbijgegaan, dat we je nog niet vergeten zijn. Tijdens de herhaalde hongertocht is nog weer eens duidelijk geworden dat vooral de Ruiterlaan een belangrijke rol heeft gespeeld tijdens die voedseltochten. Dat kwam vooral omdat de route naar de IJsselbrug via de Ruiterlaan liep, waar de CCD (Crisis Controle Dienst) zich uiteindelijk gevestigd had. Bij deze meestal door “landgenoten” bemande post werd heel wat keren het moeizaam vergaarde voedsel in beslag genomen. Heel wat bewoners aan de Ruiterlaan hebben toen geprobeerd de voedselhalers ongezien naar de IJsselbrug te loodsen. Ook daar was wel controle, maar het optreden was daar doorgaans toch wat soepeler.

Voedseltrekkers

Herdenking hongertochten Op zondag 12 augustus 2007 was er een gedenkwaardige herdenking bij de plaquette op de IJsselbrug. Het midden van de brug was het eindpunt van een bijzondere wandeltocht die aan het

Geen wonder dat de in 2005, midden op de brug de geplaatste gedenkplaat als tekst mee kreeg: “brug tussen angst en hoop”. 32


Even leek het er op dat de tocht als een nachtkaars zou uitgaan maar gelukkig had Henk Dubbeldam op zijn boerderij de IJsselhoeve de gelegenheid geboden nog wat na te praten en de tocht op waardige wijze af te sluiten. Ook een bijzondere plek aan de voet van de zo gedenkwaardige IJsselbrug. In december 2007 is er aan de Spoolder kant van de IJsselbrug een informatiepaneel geplaatst, dat een korte en beeldende indruk geeft van de verschrikkingen tijdens de hongerwinter 1944-1945 in deze regio.

33


geschiedenis

De Zalkerveerweg

Pier Karenbeld

Wie een kadastrale kaart uit het begin van de 19e eeuw bekijkt van het gebied langs de Zalkerveerweg zal daar geen huis aantreffen. Wel wemelt het van stukjes land die onder diverse benamingen, zogeheten veldnamen, voorkomen. Veel van die namen leven vnl. bij de oudere Spooldenaren nog in de herinnering voort. Zo doet het huidige Trompetterspad ons nog denken aan het voormalige Trompettersland, maar ook benamingen als Breekamp, Kruisakkers, Deventerland en Kloosterkamp zullen velen niet onbekend in de oren klinken. Vanwaar die naam? Ook al waren er nog geen huizen, de Zalkerveerweg was er al wel of liever gezegd de weg naar het Zalkerveer, want als zodanig staat het op de kadastrale kaart uit die tijd aangegeven. Dat Zalkerveer moeten we niet verwarren met het huidige fietsveer bij Veecaten. Hier wordt bedoeld het veer naar Zalk, dat een eindje terug, richting Spoolde, ongeveer ter hoogte van de boerderij van Noordman aan de Zalkerdijk lag. De naam Oude Veerweg bestaat nog: het is een weggetje dat door de huidige Vreugderijkerswaard, richting IJssel loopt. Het was het belangrijkste veer bij Zalk. Hier werd ook het vee overgezet, op weg naar de wekelijkse veemarkt in Zwolle. Ook Spooldenaar Van de Brink, die toen nog in Zalk woonde, maakte dikwijls gebruik van dit veer als hij “met de geite naor de bok” moest in Westenholte.

Fragment van een veldnamenkaart

Dat er niet gewoond werd was niet zo onbegrijpelijk want het was een gebied dat regelmatig last had van hoog water. Het gebied achter de Zalkerveerweg is enerzijds een voortzetting van de Spoolderenk maar voor een groot deel behoort het ook tot de polder benoorden de Willemsvaart. Eén van de families die er al lange tijd gewoond heeft, is de familie van Weeghel. De grootvader van Anton kwam er te wonen in het begin van de 20e eeuw. Hij was niet de eerste eigenaar. Kenmerkend was dat het huis op een terp gebouwd was. Heel begrijpelijk, want daarmee had je een redelijke kans om droge voeten te houden. Volgens Anton en hij heeft het vooral van horen zeggen, hebben de omstandigheden er in die tijd niet om gelogen. In het najaar werden er bonenstokken naast de weg

Wateroverlast Het is geen toeval dat de Zalkerveerweg zo’n grillig verloop kent. Het weggetje geeft precies aan waar de grond het langst droog bleef, grote delen van het jaar was het gebied soms onbegaanbaar. De diverse perceeltjes grond kenden diverse eigenaren, eigenaren van buiten Spoolde maar ook Spooldenaren, die in die tijd voornamelijk langs de Meenteweg en de huidige Nilantsweg woonden. Papenacker 11, oktober 2002

34


geschiedenis

gezet, zodat bij hoog water de weg gevonden kon worden. Het schijnt zelfs een gebied geweest te zijn waar wilde zwijnen rondliepen. De naam Varkensland herinnert ons nog aan dit verschijnsel. Ook stropers waren in die tijd druk in de weer en bewoners gaven in die tijd meermalen blijk van een behoorlijk stuk solidariteit met de stropers. De marechaussee maakte vaak jacht op hen, maar als de thuisblijvers de dienders zagen aankomen waarschuwden ze de stropers in het veld door enkele keren in de lucht te schieten. De drassige omgeving had uiteraard te maken met de slechte waterbeheersing in die tijd. Spoolde had het altijd moeten hebben van een natuurlijke waterlozing, maar toen in 1924 bij Frankhuis een nieuw stoomgemaal gerealiseerd werd, kreeg men de wateroverlast steeds beter onder controle en kon er steeds meer cultuurgrond in kaart gebracht worden. De benaming “Nieuwe Land” doet vermoeden dat we met zo’n nieuw stukje cultuurland te maken hebben en het is geen toeval dat één van de huizen, Zalkerveerweg 4 dan ook het Ni’je land heet. Het schijnt zelfs zo geweest te zijn dat de Zalkerveerweg ooit Nieuwlandswegje heeft geheten, niet te verwarren met de Nilantsweg, want die is vernoemd naar Lucas Nilant, die ooit markerichter van Spoolde was.

door en wanneer het tussen de mensen niet klikte kon men elkaar het leven behoorlijk zuur maken. Vroeger liep er bij Kloekke ( Zalkerveerweg 5) een weggetje door de tuin, een eigen weggetje waar vooral in de winter moeilijk door te komen was. Voor de bakker en andere leveranciers was dat lastig, maar gelukkig leverde de melkrijder sintels om het weggetje begaanbaar te maken. Het oudste huis Ook al hebben we het over een moeilijk te bewonen gebied, het eerste huis, dateert niettemin uit 1843 en staat er nog steeds, Zalkerveerweg 7. Ook nu weer is duidelijk te zien dat het op een verhoging gebouwd is. Vele generaties lang is het bewoond geweest door de familie Van den Berg. Dank zij mevrouw Marie van der Sluis- Van den Berg komen er nog wat gegevens boven tafel. Zo herinnert ze zich nog dat ze als 4-jarig meisje (1926) in Westenholte moest slapen omdat er vanwege zeer hoge waterstand een dijkdoorbraak dreigde. Het was het beruchte jaar van de dijkdoorbraak in Zalk, weliswaar aan de overkant, maar er dreigde ook gevaar aan de Zwolse kant. Ook de twijgweerden kan ze zich nog goed herinneren. Hoe de familie O. de Leeuw ( van de landbouwmachines) daar ‘s winters het riet liet snijden en geleidelijk aan de grond in cultuur bracht om er in de dertiger jaren een woning te laten zetten (Zalkerveerweg 2), waar nu de familie Kamerman woont. Alle eigenaren van bovengenoemd huis hebben Jacob van den Brink hebben geheten, te beginnen met overgrootvader. Hij kwam er te wonen, toen hij twee jaar oud was. Het was een boerenbedrijf met voornamelijk melkvee maar met daarnaast ook wel wat akkerbouw. Het huis is gebouwd op de Kloos-

Agrarisch Na de oorlog brachten ruilverkaveling en verbeterde watergangen een aanmerkelijke verbetering in de situatie. In de oorlog was het nog wel eens mis geweest omdat het gemaal een aantal keren stil gelegd werd. ‘s Winters had je dan ook veel ondergelopen land. Dat werd ijs als het stevig ging vriezen en in de oorlogsjaren was dat nog al eens het geval. Heel wat bewoners uit de omgeving hebben hier hun eerste stappen op het ijs gezet. Langs de weg stonden vnl. kleine boerderijtjes. De bewoners konden allemaal in hun levensonderhoud voorzien. Er werden vooral aardappels verbouwd. De kwaliteit werd geprezen. Verder waren er veel bongerds. Hoogstammige fruitbomen waren een vast onderdeel van de omgeving. Natuurlijk had je in zo’n buurtschap veel met elkaar te maken en was burenhulp niet ongebruikelijk. Niettemin waren er van tijd tot tijd ook vetes, die meestal te maken hadden met uitwegen en het recht van overpad. Vaak moest je dan tussen huis en schuur van iemand

Zalkerveerweg7, het oudste huis

35


geschiedenis

terkamp en heeft nog steeds dezelfde voorgevel; de zij- en achtermuur zijn in de loop der jaren vervangen. Voor de rest zijn er wel de nodige verbouwingen geweest, o.a. om inwoning voor vader mogelijk te maken.

“Lure” om nog wat gezellig met elkaar te kletsen .....mannen en vrouwen gescheiden. Bij Hendrik en Derkie De kinderen Veldkamp hebben nog goede herinneringen aan het even verder aan de overkant gelegen huisje van Hendrik en Derkie Brouwer; Willem Niemeyer woonde er bij in. Het boerderijtje is er niet meer, maar het staat zoon Herman nog helder voor de geest: “Het was een ouderwets huisje, laag in het dak met een waterpomp vlak bij de deur. Op de vloer lagen plavuizen, niet in cement maar los in het zand. Er was een heel smal keukentje en ook waren er nog bedsteden. Er stond een kachel in het midden met een ouderwetse schouw. Naast die schouw een tegeltjestafereel met aan de ene kant een poes en aan de andere kant een hond. Aan de ene kant van de schouw zat Willem en aan de andere kant Hendrik. Recht tegenover tegen de muur, stond een stel stoelen naast elkaar, voor het bezoek. Dat bezoek had het goed, op de schouw stond altijd een doos sigaren en de jenever kon er rijkelijk vloeien.

Zalkerveerweg 8 Op dit adres woont al jaren lang de familie Veldkamp. In het begin van de 20e eeuw liet grootvader Veldkamp het huis zetten, nadat hij eerst op de Spoolderenk had gewoond, vlak tegen de dijk. Zoon Jan Willem trouwde in 1940 met Hendrikje Sluiter en bij de nu bijna 90-jarige mevrouw Veldkamp* komen nog diverse herinneringen naar boven. De weg bij het huis heette de Nieuwlandsweg. Het was een grindweg waar je soms met moeite een spoortje kon vinden. Vaak vlogen de stenen je om de oren. Ze hadden een gemengd bedrijf met 13 koeien, een paar varkens, wat kippen en schapen. Natuurlijk ontbrak ook hier de bongerd niet. Helaas stierf haar man al op 48 jarige leeftijd en bleef zij met twee dochters en vier zonen achter. Niet alleen wateroverlast kon parten spelen, ook sneeuw zorgde soms voor grote problemen zoals in 1963 toen er bergen sneeuw lagen. Bakker ter Steege uit Westenholte bond in die dagen zijn broodmand op een ladder vast en trok deze door de sneeuw voort. De klanten moesten ten slotte toch brood hebben. De winters waren soms zo streng dat de IJssel dichtgevroren was. Zo kon ze eenmaal te voet over het ijs naar de overkant In moeilijke tijden haalden ze water uit de sloot. Melkrijder Zwakenberg bracht ook vaak water mee voor de was, omdat het pompwater vaak te “gasterig” was. Het eten werd dagelijks op het fornuis gekookt, maar het koken van de was gebeurde in de fornuuspot. En dan natuurlijk het jaarlijkse slachten op de dèèle. Dat was opa z’n taak die dan met een grote hamer kwam om het vonnis te voltrekken. Al gauw daarna hing het varken aan de ladder en kon er gewerkt worden aan het maken van bloedworst, balkenbrij en kaantjes. Feesten vonden doorgaans bij huis plaats, vaak op de dèèle en de zelfgemaakte brandewijn op zwarte bessen ontbrak dan meestal ook niet. ‘s Zondags ging het op de brommer naar het kerkje in Spoolde. Vrouw Veldkamp kwam altijd op het nippertje, waardoor het gezegde ontstond: ”as Vrouw Veldkamp d’r is, kan de dienst beginnen.” Na afloop gingen ze dan nog even door naar de familie op de

Nog steeds slingert de Zalkerveerweg zich als een riviertje door het Spoolder landschap. Bij sneeuwval oogt het weggetje als de ideale Kerstkaart. De dreiging van een nieuw aan te leggen Bandweg is nog nooit helemaal weggenomen. Zo’n weg zou alle charme van het landschap wegnemen. Dat mag nooit gebeuren. Het is een weg met historie, maar vooral ook een weg om hier en nu van te (blijven) genieten. * Mevrouw Veldkamp is op 16.01.2007 overleden.

36

Jan Willem Veldkamp op de slepkoare


In gesprek met ..

In gesprek met ... “De Drie Zwaantjes”

Pier Karenbeld

Vaak is ‘t een herberg, die de naam “de drie zwaantjes” opgeplakt krijgt. Als titel voor onderstaand verhaal is ze echter ook heel toepasselijk. Drie gezusters van der Zwaan, geboren op de Spoolderenk. Hun meisjesnamen gaan nu schuil achter de namen Femmigje (Femmie) Rinzema, geboren op 24 oktober 1922, Jentje (Jenny) Slagter, geboren 13 november 1925 en Geertje (Gé) van Assen, geboren op 31 mei 1931. Alle drie zijn ze verknocht aan Spoolde en aan zingen. Samen zingen ze al meer dan 150 jaar bij “Zanglust”. De Spoolderenk Ze komen nog regelmatig bij elkaar in hun geboortehuis, Spoolderenkweg 12. Hun vader, Geerlig van der Zwaan gaat daar wonen, nadat hij op 14 februari 1918 getrouwd is met Femmigje Witteveen uit IJsselmuiden. Vader Geerlig zelf is opgegroeid in het huis ernaast, op Spoolderenk 10, waar nu de familie Rip woont. Het boerderijtje op Spoolderenkweg 12 is opgebouwd met bouwstenen van een door Geerlig opgekochte en afgebroken molen. Het gezin zal uiteindelijk 7 kinderen tellen, 6 dochters en een zoon. Eén dochter heeft maar enkele maanden geleefd. Twee dochters, Margje, Bertha en zoon Johan zijn inmiddels ook al overleden. De Spoolderenk is in hun ogen niet zo gek veel veranderd, tenminste als we de directe omgeving in ogenschouw nemen. Wat verder weg, waar nu de rioolzuivering is, had je vroeger ook een aantal boerderijtjes. De Enkweg begon in die tijd bij het Buurthuis, maar door de aanleg van het kanaal werd de doorgang afgesneden. De wegen in die tijd waren niet al te best, maar gelukkig zorgde de melkfabriek er eens per jaar voor, dat de weg verhard werd.

Gé Femmie en Jenny

dus is er altijd bijgewerkt. Dat betekent van tijd tot tijd ook werken bij projecten van de werkverschaffing en ‘s morgens al vroeg op pad met de fiets. Moeder Femmigje zorgt thuis voor de zaakjes en heeft met het groeiende gezin de handen meer dan vol. Als ze luiers te kort komt gaat ze naar haar zus die in Turnhout woont, daar waar nu de betonmortelcentrale is. Alle drie herinneren ze zich nog moeiteloos de diverse bewoners van de Turnhout in die dagen. Boerentimmerman Gait van den Berg, beter bekend als Gait Zakkien, Flierjans, Evenboer en niet te vergeten Bertus en Anne Riezebos, ook wel C en A genoemd (Cornelis en Anne). Opmerkelijk veel “spoorhazen” wonen er, zo genoemd omdat ze bij de spoorwegen werken. De oudste kinderen worden al gauw ingeschakeld om een handje te helpen. Als moeder thuis komt van een bezoek aan de stad, is de boel vaak al aan kant. Alles is dan schoon, tot en met het petroleumstel. Als het op een bepaald moment weer voorjaar wordt, moet ook jongste dochter Gé een helpende hand bieden. Ze moet met een emmertje naar timmerman Gait van den Berg om een

Vader Geerlig heeft dan wel een boerderijtje maar groot is de veestapel niet. Een paar koeien, wat kippen en een paard. Dat paard is nodig om met de wagen melk te kunnen uitventen in de stad, m.n. in de Vogelbuurt. Varkens komen aan het eind van de oorlogsjaren pas in beeld. Het boerenbedrijf levert onvoldoende op om van te leven, Papenacker 10, maart 2002

37


In gesprek met ..

paar scheppen witkalk te halen, want het jaarlijkse witten staat weer op ‘t programma. De grote schoonmaak is in volle gang en vooral de bedstee moet grondig aangepakt worden. Alles moet naar buiten. Overtollige ruimte moet opgevuld worden met takkenbossen. Vervolgens strozakken, gevuld met kippenveren en dan nog een dikke peluw er bovenop. Geen wonder dat ze ‘s avonds een ladder nodig hebben om nog in bed te kunnen komen.

bijna ter hoogte van de Zalker toren en dat drie weken lang. Het levert echter wel negen harde guldens per week op, geen gek bedrag voor die tijd. Gé wil ook graag mee, maar is nog te jong. Ze mag niet verder dan het hek; daar blijft ze schreeuwend achter. Vakantie vieren is er in die tijd nog niet bij. Wel gaan ze één keer per jaar op de fiets naar Heerde, naar de beschuitfabriek van Arke om de opgespaarde “Arke bonnen “ in te ruilen voor cadeau’s. Toch gaan ze soms ook met paard en wagen een dagje uit. Vader Geerlig heeft z’n wagen dan wat geschikt gemaakt voor personenvervoer. Eerst een aantal planken dwars over de wagen, daarop een kleed en dan: op naar het Vechterstrand. Het weer moet die dag niet zo mooi geweest zijn, want de foto die toen gemaakt is, schijnt boekdelen te spreken. “Met de iesmutse van Angorawolle op”, zitten ze die dag aan het water. Nee, zwemmen is niet populair. Misschien dat angst voor verdrinken in die tijd ook een rol speelt. Eens spelen ze op een zondagmiddag aan de kolk in Westenholte. Alleen hun benen bungelen wat in het water. Iemand van de familie die toevallig langs komt, raakt nogal opgewonden als hij dat ziet en roept: “wilt jullie verzoepen, wegwèzen allemaoale.” Zwemmen mag dan niet populair zijn, schaatsen is het einde. Ze leren het allemaal op de slootjes in de buurt. De allereerste schaatsoefeningen vinden achter de stoel plaats. Als ze wat groter zijn, gaan ze naar de vijvers op het Engelse Werk. Soms zijn daar wedstrijden. Gé wint daar zelfs een keer een rolletje drop. Spelletjes worden er in die tijd niet veel gedaan. Kaartspelen, ook wel duvelskaarten genoemd, is ten strengste verboden. Dominee-spelen mag wel. Op zaterdagavond wordt er een bijzonder spelletje gespeeld. Als vader Geerlig na het melk venten thuis komt, heeft hij pinda’s bij zich. Hoe verdeel je die. In het midden van de kring wordt een tafelmes rechtop vastgehouden. Het mes wordt losgelaten en de pinda’s gaan naar de gene, in wiens richting het mes valt. “As i’j pech hadden kreeg i’j niks!”

Naar school Alle drie gaan ze in Westenholte naar de lagere school. Lopend natuurlijk en dat is vooral in de zomer een heel eind, want dan moeten ze om de weilanden heen. In de winter als de koeien uit de wei zijn, wordt de oversteek naar school een stuk korter. Vooral meester Koen staat nog helder voor de geest. Een vreselijk aardige man maar hij kan geen orde houden en in z’n wanhoop roept hij dan vaak: “jullie zijn krengetjes.... jullie zijn kleine krengetjes.” Vaak moet de hele klas nablijven, net zo lang tot de dader van één of ander gevalletje zich gemeld heeft. Na schooltijd moet er thuis weer stevig aangepakt worden. Helpen met aardappels poten en mest aanreiken zodat vader kan doorspitten. Ook bij het melken worden ze al vroeg ingeschakeld. Bovendien zet moeder ze al tijdig aan het kousen stoppen. ‘s Zondags gaan ze naar de zondagschool in ‘t gebouwtje “Eben-Haëzer”, dat in die tijd nog niet verbouwd is. Met Kerst is er geen kerstboom, dat wordt in die tijd nog te veel als een heidens symbool gezien. Wel wordt er Kerstfeest gevierd met de zondagsschool. Sinterklaas wordt heel sober gevierd en staat vooral in het teken van nuttige geschenken, een schort of een paar handwarmers en soms iets van snoeperij. Vakantie Ook in de vakantie moet er stevig aangepakt worden. Op een bepaald moment levert dat zelfs geld op. Zo helpen Femmigje en de dan 12-jarige Jennie, boer Ruitenberg van de Vreugderijkerwaard met het melken van 40 koeien. Het is hooitijd en Ruitenberg wil zich daar een paar weken helemaal op richten. De weg naar het melkpad is al een klus op zich; dwars door de weilanden tot

Dienen Als Femmie en Jennie 14 jaar zijn, zit de schoolperiode erop en gaan ze aan het werk. Soms voor hele, soms voor halve dagen. De ene keer een lange periode op één adres, maar ook wel bij verschillende “werkhuizen”. Ze hebben geen 38


In gesprek met ..

hekel aan dit werk, in tegendeel. Ook nu nog maken ze graag schoon en bij de jaarlijkse schoonmaak in het Buurthuis zijn ze dan ook nog steeds van de partij. Als Gé de lagere school verlaat, is de leerplicht intussen opgetrokken tot 16 jaar en dat betekent nog 2 jaar naar de Huishoudschool aan de Emmastraat. Daar leren ze het vak, onder andere het koken. Dat levert nog een smakelijke herinnering op. Mientje Jansen ook woonachtig in Spoolde en dochter van de “glazen haene”. moet op een dag soep koken. Hoofdbestanddeel wordt een aardappel, maar de aardappel die Mientje pakt is zo groot, dat de pan in één keer vol is. Verder kan er niks meer bij. Ja, koken is ook een vak. Na de huishoudschool, gaat ook Gé aan het werk. Vrijdags helpt ze op de veemarkt.

gaan zwemmen, is het badpak van Gé nergens te vinden: “Det ef die voele keerl edaon!” Aan de vrijerij Als de leeftijd daar is, komt het andere geslacht in beeld. Als Femmie op een keer bij haar nicht in Marknesse logeert om wat hulp te bieden in de kapperszaak, komt kappersknecht Jan Rinzema in het vizier. De kennismaking loopt uit op een huwelijk en dat heeft tot gevolg dat Femmie naar Marknesse vertrekt. Op een gegeven moment keert ze met Jan naar Zwolle terug, waar ze nog steeds woont. Haar man is twintig jaar geleden al overleden. Jenny ontmoet haar man op de dansvloer in Meppel. Dansen mag eigenlijk niet van thuis. Femmie heeft de eerste beginselen in het Katerveerhuis geleerd. Dat mag dan wel weer omdat het volksdansen genoemd wordt. Jenny ontduikt het verbod en trekt wekelijks naar Meppel. Daar ontmoet ze haar man, Geert Slagter. Vanwege de woningnood wonen ze eerst een poos in een kermiswagen op de Enk, om vervolgens voor een reeks van jaren neer te strijken aan de Meenteweg. Daar woont ze nu nog. Haar man is in 1994 overleden.

“Volk langs de deure” Dagelijkse boodschappen worden in die tijd nog aan huis bezorgd. Bakker de Jong, die z’n bakkerij in die tijd bij het Katerveer heeft, komt soms ‘s avonds om 11 uur nog langs. Maar “wat een lekker brood!” Het verhaal gaat, dat hij na het sluiten van z’n bakkerij, het recept nooit aan iemand anders doorgegeven heeft. Kruidenier Jan de Leeuw van de Spoolderbergweg komt met paard en wagen langs. Natuurlijk zijn er in die tijd ook allerlei andere handelslieden, die hun waar aan de man proberen te brengen. Op Spoolderenkweg 12 verschijnen ze echter niet zo vaak, omdat vader van der Zwaan daar een ontiegelijke hekel aan heeft. Van horen zeggen heeft hij slechte ervaringen. Iemand in de familie heeft een corset aan de deur gekocht. Dat is op bestelling gegaan en daarvoor is een handtekening gezet. De betrokkene krijgt spijt van haar contract en probeert er onderuit te komen. Dat lukt echter niet. Voor vader Geerlig een reden om tegen z’n dochter Gé te zeggen: ”As i’j es zo’n ding neudig bint, dan gao i’j mar naor ‘t Greune Kruus.” En dan is er ook nog de “voele gasterd”, die regelmatig langs komt met soms zeer oneerbare voorstellen naar de dochters toe. Hij wordt er ook van verdacht het badpak van Gé gestolen te hebben. In de vijftiger jaren gaan ze eindelijk een keer met z’n allen op vakantie, naar Noordwijk, voor tachtig gulden. De koffer is al gepakt en staat achter op de deel, een plek waar eigenlijk iedereen zo maar kan komen. Als de familie in Noordwijk eindelijk wil

De jongste van de drie gaat gewoon naar dansles. Niet dat dàt mag, maar ze plakt de dansles gewoon achter de catechesatieles aan. Bij Wijnberg aan de veemarkt worden zo de eerste beginselen geleerd. Ze komt dan wel wat later thuis, maar daar is wel een mouw aan te passen. In die tijd is er nog wel eens sprake van een lekke band. Gé raakt via koppelaarster Femmie aan de man. Zij helpt op een gegeven moment in de huishouding bij de familie Van Assen uit Dieze. “D’r löp door een keerltje rond, dät is net wat veur onze Gé”, denkt ze. Zo leert Gé Hendrik Jan van Assen kennen, trouwt met hem om uiteindelijk in het ouderlijk huis neer te strijken, inmiddels te midden van kinderen en kleinkinderen. “De zang” Al heel wat jaren speelt het zingen bij “Zanglust” uit Spoolde een toonaangevende rol in het leven van de drie gezusters. Jenny is onlangs nog gehuldigd vanwege het 60-jaar lid zijn. Ook de anderen zijn al meer dan 50 jaar lid. Hoewel Femmie 39


In gesprek met ..

de oudste is, is zij niet het langst lid. Dat heeft met haar verblijf in Marknesse te maken. Jenny is begonnen bij het Jeugdkoor uit Spoolde, dat dan onder de bezielende leiding van Nijmeyer staat. Wekelijks wordt er in het Buurthuis gezongen en één keer per jaar worden er allerlei toneelstukjes opgevoerd. Gé mag niet naar het jeugdkoor. Moeder houdt haar jongste dochter het liefst zo lang mogelijk thuis, maar na flink aandringen van een aantal vriendinnen mag het toch. Op zestienjarige leeftijd mogen ze naar het grote koor, dat op vrijdagavond oefent. Echt een uitje, want veel is er in die tijd in Spoolde verder niet te doen. Dat uitje geldt ook voor de meisjes die in de huishouding werken op de Veerallee. Eindelijk een avond vrij en heel wat dienstmeisjes worden lid van het zangkoor in Spoolde. Zo wordt het een groot koor, maar ook één met grote kwaliteiten, want op menig concours wordt een prijs weggesleept. De gezelligheid wordt ook niet uit het oog verloren. Jaarlijks wordt er een uitstapje gemaakt. Soms op de fiets naar Nunspeet, pootje baden in het IJsselmeer, maar ook wel eens op de fiets naar de stuw

in de Vecht, bij Dalfsen. Daar kan lekker gezwommen worden, tenminste als je een zwembroek bij je hebt. Vloedgraven heeft er helaas geen. Geen nood, z’n zuster woont vlak in de buurt en even later komt hij terug met een onderbroek van z’n zuster, eentje met elastiek in de pijpen. Zo kan hij toch nog het water in. Alleen, als die grote broek zich dan met water vult, is het net of er een ballon drijft. Dat vergroot de feestvreugde. Niettemin blijft het zingen een serieuze zaak. Tegenwoordig wordt op maandagavond gezongen. Hoewel de laatste jaren de nodige aanslagen op hun gezondheid zijn gepleegd, zijn ze nog niet uitgezongen. Dat hun stemmen nog lang mogen klinken. Naschrift: Inmiddels zijn Jenny in 2004 en Femmie, in 2005 overleden. “Zanglust” is in 2005 opgeheven omdat er te weinig aanwas van nieuwe leden was.

V.l.n.r. Janny, Margje, Gé, Johan, Bertha en Femmie

40


van de vereniging

Ouderengym Spoolde

Jan Knol, serc.

In het begin van de negentiger jaren waren er wat mensen in Spoolde die het bewegen voor ouderen ook hier probeerden op gang te krijgen. Er werd getracht om bij de Stichting Welzijn Ouderen een subsidie te krijgen om ĂŠĂŠn en ander te organiseren. Aangezien we wel weten dat ambtelijke molens langzaam draaien, was ook hier geen uitzicht dat er snel duidelijkheid zou komen. Daarom namen wat mensen de beslissing om zelf maar te beginnen. Zo werd op 20 november 1991 de ouderengymnastiek Spoolde opgericht. Er werd op woensdagochtend van 10 tot 11 uur in het buurthuis geoefend onder leiding van Piet Meekers uit de Beukenallee. Het bleek een succes, want al snel was er een groep van 20 tot 25 mensen die een uur goede oefeningen gingen doen, om daarna gezamenlijk een kop koffie te drinken en wat bij te praten. Toen in september 1999 Piet Meekers vrij plotseling kwam te overlijden, ontstond er een probleem: de leider en animator van de gym was niet meer. Gelukkig was Roelof Roelofs bereid om de leiding op zich te nemen. Het leidinggeven in de sport was voor hem niet vreemd.

Bij zijn aantreden in de militaire dienst was hij snel klaargestoomd tot sportinstructeur, en dat is hij daar ook drie en half jaar gebleven. Daarna heeft hij naast zijn reguliere werk steeds sportverenigingen getraind, waaronder het Nederlands jeugd volleybal team. Er zijn momenteel 24 leden, die op woensdagochtend goed oefenen, op therapeutische basis. Er zouden nog best een paar leden bij kunnen, die gemotiveerd zijn om met goede oefeningen lekker fit te blijven.

41


geschiedenis

Spoolde in het jaar van de boerderij De Papenacker mocht het jaar van de boerderij niet zo maar aan zich voorbij laten gaan. Wat eens nagenoeg het symbool was voor de Nederlandse samenleving is bezig in razend tempo te verdwijnen. Ook Spoolde heeft een roemrijk agrarisch verleden. Veel ervan is nog zichtbaar maar er is ook veel verdwenen. “Vette weyden” De samenleving op het platteland had in vroegere tijden een duidelijk agrarisch karakter. De omstandigheden in het stroomdal van de IJssel waren voor dat doel ook wel erg gunstig. “ De weyden zijn nergens vetter dan hier”, merkte een reiziger al in de vroegste tijden op. Hij zou daarmee zeker ook Spoolde bedoeld kunnen hebben. Wateroverlast zal in de allervroegste tijden vaak een verhindering zijn geweest om zich ergens te vestigen, maar als in de 14e eeuw de bedijking langs de rivier eindelijk voltooid is, ontstaan er gunstige perspectieven voor een agrarische gemeenschap. De landerijen zijn op dat moment nog vaak in bezit van kerk of klooster. In oude geschriften wordt dan al van een “Hof thoe( te) Spoolde” gesproken. De belangen van de gemeenschap worden behartigd in een z.g.n marke, zo ook in de marke Spoolde. De markegenoten zorgen voor het bestuur onder leiding van hun voorzitter, de markerigter. Niet iedereen kan tot het bestuur toetreden, daarvoor moet je geërfde zijn ofwel je moet eigenaar zijn van hoeve of grond. Na de Middeleeuwen zijn dat de adel en de rijke burgers uit de stad. De boeren zijn de pachters, zij bewerken het land. Eeuwenlang hebben de boeren te maken met ups en downs en steeds weer passen ze Papenacker 13, november 2003

zich aan aan de veranderende tijd. In de loop van de tijd verandert er natuurlijk wel wat, maar ook na de Tweede Wereldoorlog heeft het platteland nog een duidelijk agrarisch aanzien. De vijftiger jaren De inmiddels volledig met Spoolde vergroeide Jan Knol kan dit beamen. Hij komt in de vijftiger jaren vanuit Langenholte naar Spoolde en trouwt met Gerrie van de Kolk, die op de ouderlijke boerderij aan de Spoolderenkweg 17 is opgegroeid. De boerderij is op dat moment al bijna een eeuw lang in ‘t bezit van de familie van de Kolk. Grootvader heeft de boerderij halverwege de 19e eeuw over genomen van ene van den Berg. Hij begint met weinig, maar dat verandert snel. Ook opa Harm van de Kolk, in 1891 geboren, koopt er steeds stukjes land bij. Schoonzoon Jan Knol zet het bedrijf jarenlang voort en intussen is er al sprake van het vierde geslacht. Land van aardappels en appels In die tijd speelt de agrarische bedrijvigheid zich vooral af in gemengde bedrijven. Ze liggen op dat moment vooral op de Spoolderenk en aan de

De eerste boerderij van de Zalkerveerweg

42

Pier Karenbeld

Zalkerveerweg. Daar is altijd al wel agrarische bedrijvigheid geweest, maar woningbouw heeft vrij lang op zich laten wachten. Waterbeheersing was het grote probleem, maar toen de wateroverlast steeds beter bestreden kon worden, vestigden zich steeds meer mensen op bovengenoemde plekken. Het woord “Nieuwe Land” zegt in dit verband genoeg. Eerst in 1843 wordt daar het eerste huis gezet op wat nu Zalkerveerweg 7 is. Het is de familie van den Berg die daar generaties lang op de boerderij woont en werkt. Handarbeid Op allerlei manieren probeert men aan de kost te komen. Iedereen heeft wel een stuk bouwland, vaak vruchtbare rivierklei, waarop gewassen als rogge, haver en gerst goed gedijen. De grond is ook heel geschikt voor aardappelteelt. De aardappels uit Spoolde worden wijd en zijd geroemd en vinden gretig aftrek in de stad. De boeren brengen ze met paard en wagen rechtstreeks naar de consument. De graangewassen dienen hoofdzakelijk als veevoer. De melk gaat meestal naar de melkfabriek. Melkrijder Hendrik Zwakenberg komt dagelijks langs om de melk op te halen. In sommige gevallen vent de boer de melk nog zelf uit naar de stad. Handarbeid staat nog centraal. De trekker heeft z’n intrede nog niet gedaan en iedereen heeft wel één of meer paarden om ploeg of eg voort te trekken. Bij drassige grond is het soms beter dat er niet met paard geploegd word; de grond zou te


geschiedenis

veel kunnen inklinken. Dan moet er met de hand gespit worden. Sterke handen zijn er ook nodig voor het maaien van gras en bij het hooien. Heel vroeger kwamen grasmaaiers en spitters uit Hattem om de helpende hand te bieden en een cent te verdienen. Het zou niet lang meer duren of een hooischudder zou het hooien al wat vereenvoudigen. Het is niet ongebruikelijk dat men elkaar helpt, maar vaak zijn het ook de boerenknechten die veel werk verzetten. Bij van de Kolk, later Knol is dat Gerrit Jan (Gait Jan) van Weeghel die jarenlang op de boerderij werkzaam is. Wat het vee betreft zijn het vooral de koeien die voor de inkomsten moeten zorgen. Varkens zijn meestal voor eigen consumptie, hoewel een enkele keer het fokken van biggen ook voor een extra zakcent zorgt. Jan Knol treft bij z’n komst in Spoolde 18 koeien aan, voor die tijd een behoorlijke veestapel.

Over de vroegste agrarische bedrijvigheid in de marke Spoolde Bij het bekijken van een kadastrale kaart uit 1830 valt op dat vrijwel alle boerderijen aan de huidige Nilantsweg en Meenteweg gelegen zijn. Dat is niet toevallig. De rivierduinen die daar parallel aan de IJssel lopen, vormen een prima ondergrond voor de eerste woonplekken en bieden een redelijke kans op droge voeten. De boerderijen zijn op dat moment nog in het bezit van rijke stedelingen of van de adel. De eigenaren wonen zelf vaak elders en laten de pachter, de meyer, het werk verrichten. Een aantal van de allereerste boerderijen heeft z’n historische aanblik nog niet verloren en draagt een rijk verleden met zich mee. Vaak hebben ze een naam gehad. Verwarrend daarbij is

echter dat ze niet de naam van de eigenaar dragen maar de naam van de bewoners. Met hun vertrek krijgt de hoeve danook vaak een andere naam.

Meeuwisbelt, gezien vanaf de IJsseldijk

dochter Agnes Nilant het huis erft. De familie Aalbers, want onder die naam gaan ze verder, komen we als bewoners van dit huis niet verder tegen, wel in het huis er naast. Langzamerhand worden boeren zelf eigenaar van de boerderijen. Zo zal het ook gegaan zijn met deze hoeve. Wie de eerste niet adellijke eigenaar wordt is niet bekend, wel weten we dat eerst de familie Wallegien en later de familie Weijs de eigenaren van het pand zijn geweest en de boerderij functie lang in ere hebben gehouden. Tot 1974, dan wordt er een punt achter gezet.

Enkele eeuwenoude panden: “Meeuwisbelt” We hebben het over Nilantsweg 99, “Truygkens erve” of “Borgerinks het huis waar nu de familie Greaves erve” woont. Het is niet duidelijk waar de De huizen ernaast, Nilantsweg 101 naam vandaan komt maar de boeren 103 hebben eveneens een rijke derij is al behoorlijk oud en de behistorie. Aanvankelijk wordt er genaming “belt” geeft ook duidelijk de sproken over 2 katersteden (keuterverhoging in het landschap weer. In boerderijen) de Truygkenserve en 1642 wordt een zekere Arend van de Borgerinkserve. Beide families Haersolte (uit een bekend Zwols gezijn kennelijk bewoner geweest. De slacht) al als eigenaar genoemd. In de 18e eeuw wordt het eigendom van Greeven, de schoonvader van Lucas Nilant die een tijdlang markerigter van Spoolde is geweest. In 1743 komen een zekere Albert Jans en z’n vrouw Margje vanuit Dieze naar Spoolde en worden de nieuwe huurders van de Meeuwisbelt. Dat blijven ze ook als Truygkens erve of Borgerinks erve 43


geschiedenis

familie Aalbers is ook nauw verweven met de geschiedenis van deze hoeve want een broer van de eerder genoemde Aalbers huurt dit huis al in de 18e eeuw. Op dat moment is het eigendom van de bekende Zwollenaar Rhijnvis Feith. Dochter Elsabé Feith erft het huis maar sterft in 1838. Diverse percelen uit de nalatenschap van de familie Feith komen dan in de verkoop. Willem en Aaltje Aalbers, een ongetrouwde broer en zus, en op dat moment huurders van het pand, kopen de boerderij. Ze verkopen het aan een familielid, waar na Willem en Aaltje tot aan het eind van hun leven op de boerderij mogen blijven wonen. In 1882 overlijdt Aaltje als laatste. Nazaten van de familie Aalbers bewonen nog steeds een deel van de boerderij. Geerling Esselink heeft zijn boerderij “Eva’s hoeve” genoemd, naar zijn moeder, Eva Aalbers. “Bloemerserve” of “Wyntjeserve” Ook nu nog draagt het huis aan de Meenteweg 28 de naam “Bloemers erve.” Dat de familie van de Kolk die er al lange tijd woont deze naam in ere heeft gehouden, is niet zonder reden. Wat er nog van het huis resteert is al behoorlijk oud. In 1682

woont er een zekere Berend Bloemert. Later schijnen de kinderen Wyntjes er gewoond te hebben. In ieder geval zijn die ook eigenaar geweest. Een tijd lang behoort de boerderij toe aan de weduwe van burgemeester Arnold Greeven, die ook weer connecties heeft met de vooraanstaande familie Van Voorst. Van de latere tijd weten we dat Opa Wildeman er jarenlang z’n boerenbedrijf heeft gehad. In 1963 stopt hij er mee. Vlak erna verliest het huis zijn uiterlijk als boerderij. De deel (de dèèle) met rieten kap, die aan de wegkant ligt, wordt verwijderd en vanaf dat moment krijgt het huis zijn huidige aanzien.

aan één kant door een nazaat van Zwakenberg bewoond. Gerrit Zwakenberg heeft zijn huis niet zonder reden, naar zijn vader, “Hendrik’s Hoeve” genoemd. Modernisering in de landbouw De overheid neemt jaren vijftig de landbouw stevig onder handen en kiest voor een nieuwe koers. Schaalvergroting, maar vooral productievergroting wordt de nieuwe leuze. Ze worden als absolute noodzaak gezien om een boerenbedrijf rendabel te maken. Gemengde bedrijven hebben geen toekomst meer, specialisatie is het nieuwe toverwoord.

Zwakenberg Het is denkbaar dat op deze plek, Meenteweg 12, ooit een zekere Cockman heeft gewoond, want in vroege geschriften wordt op die plek gesproken over de Cockmanshoeve. Ook deze boerderij is dan in het bezit van de familie Nilant. Hendrik Boerderij Zwakenberg. Klei die in de 19e eeuw huurder is van deze boerderij kan De ruilverkaveling komt nu pas goed het huis op een zeker moment koop gang. Het hele landschap wordt pen. Zijn zoon Jan die er vlak naast ingrijpend veranderd, niet altijd ten woont heeft een dochgoede, want mooie stukken nater Willempje die in tuurlijk landschap verdwijnen daar1908 trouwt met Derk mee soms ook. Het werk moet ook Zwakenberg. Deze steeds rationeler aangepakt worden Derk heeft vier kindeen allerlei machines doen hun intreren Hendrik, Jan, Derk de om de langzamerhand duur geen Eva. Als Hendrik worden handarbeid te vervangen. In en Jan trouwen koplaats van het landbouwpaard komt men ze in de bewuste de trekker. De ouwe grupstal heeft boerderij te wonen. z’n langste tijd gehad en er verschijHet huis is ook nu nog nen mechanische middelen om de in tweeëen gesplitst mest te verwijderen. Melkmachine maar wordt nog maar en melklokaa doen hun intrede en

Bloemerserve. Links de woning van Wildeman, de deel rechts is gesloopt.

44


geschiedenis

Al met al grijpen deze ontwikkelingen diep in op de buurtschap, in ‘t bijzonder op agrarisch Spoolde.

de melkbus maakt plaats voor de melktank. De nieuwe tijd vraagt om grote investeringen en daarin gaat niet iedereen mee. Veel boeren maken gebruik van het saneringsfonds. Ook in Spoolde zijn de gevolgen duidelijk zichtbaar. Toch blijft men meestal wel wonen op de boerderij. De oude deel krijgt vaak een woonfunctie, maar het karakteristieke uiterlijk blijft in het Spoolder landschap nog ruimschoots aanwezig. Toch gaat er na verloop van tijd ook wel wat tegen de vlakte om plaats te maken voor nieuwbouw. De oprukkende stad en het verdwenen Spoolde Het is niet alleen de modernisering binnen de agrarische sector zelf die het boerenbestaan aantast, ook de oprukkende stad oefent steeds meer druk uit op het omliggende platteland. Dat wordt in hevige mate het geval als in 1967 de gemeente Zwollerkerspel wordt opgeheven en de stad Zwolle z’n uitbreidingsplannen eindelijk kan realiseren. Er dreigt echter meer. In die tijd wordt ook de nieuwe IJsselbrug aangelegd en de daarmee gepaard gaande verkeersaanpassingen blijven niet zonder gevolgen voor Spoolde. Daarbij komen nog de bouw van de rioolwaterzuivering op de Spoolderenk en de aanleg van het Zwolle-IJsselkanaal.

voor de rioolwaterzuivering. Aan de Spoolderenkweg stond ook nog een boerderij die weg moest, die van Esselink, ook een Geerlig Esselink. Op die plek zou van Gend en Loos verrijzen.

De Spoolderenk Rankenberg Op de Enk lagen Het verdwijnen van de boerderij van van oudsher de Rankenberg had weer een andere bouwakkers. Het oorzaak. Ze moest in de zestiger was goeie grond, jaren plaats maken voor het nieuw waarop aardapaan te leggen Zwolle- IJsselkanaal. pelen, voederDe boerderij, gebouwd aan het eind bieten en granen van de 19e eeuw, lag precies in een werden verbouwd. Daarnaast werd bocht, daar waar de toenmalige een groot gedeelte van het land inBeukenallee overging in de Nilantsgenomen door vruchtbomen, want weg. Een paar oude bomen vlak bij ook fruit vormde een bron van inhet Scania terrein en de opslagloods komsten. Er liep een pad naar de van Rijkswaterstaat herinneren ons akkers, het Diekakkerswegje. Het nog aan de tijd van weleer. Ook was ook het weggetje waarlangs deze boerderij was gebouwd op een je bij de boerderijen kon komen die zandrug en de zandhoogte die er lag er aan het eind van de 19e eeuw was jarenlang voor veel Spooldenawaren neergezet. Een kleine nederzetting, bewoond door mensen die bij velen nog tot de verbeelding spreken. In de hoek lag het boerderijtje van Esselink, van Geerlig en Grada. Vlak daarnaast woonde Arend van Weeghel; zijn vader Hendrik woonde er bij in. Iets verder woonde van de Esker, Reint van de Esker, de va- Voormalige boerderij van Geerlig Esselink, die moest wijken voor van Gend & Loos, tegenwoordig Bouwmaat. der van Stina die later zou trouwen met Derk Zwakenberg ren een geliefde plek om zand te haen die daar het boerenbedrijf zoulen. Voor een kwartje per portie kon den voortzetten. De familie Nijkamp je zand halen bij Hein Rankenberg. woonde er ook nog. Naar zijn zeggen leverde al dat zand Naast het nogal vervallen boernog een aardig zakcentje op. Hein derijtje hadden ze een nieuw huis en zijn vrouw Mannie vertrokken neergezet. De andere boerderijtjes uiteindelijk naar Wolvega en zetten waren nog in redelijke staat maar daar het boerenbedrijf voort; Hein is ze moesten allemaal plaats maken enkele jaren geleden overleden. 45


geschiedenis

Beukenallee 24, “Olde Nöst”

De Beukenallee In de komende afleveringen zullen we dieper ingaan op de geschiedenis van de Beukenallee. In het kader van dit artikel volstaan we met te stellen dat de aanleg van het verkeerscircuit grote gevolgen heeft gehad voor de Beukenallee. Niet alleen moest een aantal oude boerderijtjes verdwijnen, ook de fraaie modelboerderij, later bekend als K.I.- station ging tegen de vlakte. Te midden van alle latere bouw bleef de uit 1819 daterende boerderij van Hofman, nu bekend als “Olde Nöst”, Beukenallee 24, al die jaren overeind. Nb: de woning is in 2008 verkocht en wordt gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw

De Hertsenberg Helemaal duidelijk is het niet waarom deze boerderij moest verdwijnen. Kennelijk had of heeft de gemeente grootse plannen met het omliggende gebied en was er geen plaats meer voor deze historische plek. Ook aan de Hertsenberg en z’n historie zal in de toekomst extra aandacht worden besteed. De plek wordt al in 1690 genoemd wanneer Bene-

dictus van Hertenberg voor 100 Caroli gulden “zijn huis en akkers in Spoolde” in onderpand geeft. Het verwisselt nogal eens van uiterlijk en van eigenaar maar uiteindelijk komt de boerderij in 1910 in het bezit van Gerrit Willem Zieleman. De boerderij blijft ruim 85 jaar bewoond door de Zielemans totdat de gemeente het in het midden van de negentiger jaren met de grond gelijk maakt. Twee keer opnieuw begonnen De familie van de Kamp moet twee keer plaats maken voor de opdringende stad. De als Klaas en Geertje bekend staande Spooldenaren trouwen in 1952 en komen te wonen in de net gekochte “Johanna-hoeve” aan de Westenholterweg. Na negen jaar moeten ze plaats maken voor een rij woningbouwhui-

zen in Westenholte, maar gelukkig mogen aan de Zalkerveerweg weer iets nieuws opzetten. In die tijd behoren Spoolde en Westenholte nog tot de gemeente Zwollerkerspel, maar als deze gemeente in 1967 opgeheven wordt moet er opnieuw plaatsgemaakt worden, nu voor de oprukkende industrie van de stad Zwolle. Weer krijgen ze een nieuwe plek aangewezen. Van Zalkerveerweg 2 (waar nu de banketfabriek van Boom staat) schuiven ze op naar Zalkerveerweg 15, waar hun huidige woning wordt opgetrokken. Via uitruil met de gemeente krijgen ze in de nabijheid toch voldoende

De boerderij van Bertus van Weeghel

land om het veebedrijf voort te zetten. In 1985 wordt er een punt achter gezet. Daarin spelen zowel leeftijd als het niet hebben van een opvolger een rol. Maar Klaas heeft dan ook schoon genoeg van alle soesa; vooral de strenge regelingen hebben veel plezier in het boeren weggenomen. Toch zet hij het als hobby voort. Met nog meer dan 30 schapen en geiten is hij dan ook nog dagelijks in de weer.

De boerderij van Klaas van der Kamp

46


geschiedenis

Van Weeghel Ook Bertus van Weeghel houdt het nog lang vol. Het signaal om te stoppen komt als de melktank verplicht wordt. Hij heeft op dat moment nog acht koeien, die hij dagelijks melkt. Daarnaast heeft hij altijd bij Gevavi gewerkt, de Westenholter klompenfabriek. In die tijd is het al heel gewoon dat men boer zijn combineert met ander werk. Vader Gerrit van Weeghel is er wel volledig boer geweest. Ook dit huis staat niet voor niks op een verhoging. Ook hier weer heel lang heel veel fruitbomen. Naast de boerderij stond ooit een fruitbongerd met 220 appelbomen. De klompenfabriek mag dan inmiddels al lang uit zicht zijn, de liefde tot het boeren is gebleven. Zo heeft Bertus nog steeds één koe aangehouden en niet te vergeten de zorg voor zijn zestig Texelse fokschapen.

Doorzetters Herman Kamerman Het huis, Zalkerveerweg 2, was vroeger een tuinmanswoning en werd in de dertiger jaren gezet door de familie O. de Leeuw van de landbouwmachines. Deze familie bracht veel achter het huis liggende grond in cultuur terwijl er op de toen nog drassige landen ook veel riet gesneden werd. Later werd het het huis

De boerderij van Herman Kamerman

De boerderij van Van Assen

verhuurd en vond vader Kamerman er een veertig jaar lang een bestaan als boer. Op een gegeven moment heeft hij zelfs 45 koeien die her in der in de omgeving verspreid staan, zelfs in Langenholte en Windesheim. Thuis staan er tien die dagelijks door moeder Kamerman gemolken worden. Zoon Herman heeft tien jaar geleden de boerderij kunnen kopen. Hij heeft een volledige baan buiten de deur. Daarnaast heeft hij tien koeien thuis staan, die dagelijks gemolken moeten worden. Hij ziet zichzelf duidelijk als hobbyboer en zou het boerenbestaan niet graag willen missen. Schapenboerderij Van Assen De boerderij, Spoolderenkweg 12, wordt in 1918 opgetrokken met stenen van een afgebroken molen. Geerlig van der Zwaan trekt er na z’n trouwen in. Dochter Gé trouwt met Hendrik Jan van Assen en sinds die tijd runt de familie van Assen het bedrijf. Heel lang is het, zoals gebruikelijk, een gemengd bedrijf. Zoon Herman neemt in 1984, op 1847

jarige leeftijd het bedrijf over en zoekt z’n heil in het fokken en mesten van varkens. Op een gegeven moment zijn er zelfs tachtig fokzeugen. Als er na een jaar varkenspest ook nog een economische dip komt, kan hij het niet meer bolwerken. Er volgt een omschakeling en de toekomst wordt gezocht in de biologische schapenteelt. Dat betekent eerst een jaar stilliggen en geen kunstmest en bestrijdingsmiddelen gebruiken. In 1999 wordt een start gemaakt. De biologische veeteelt wordt met enige subsidie ondersteund. Daarbij is er ook stevig toezicht van de stichting kontrole alternatieve landbouw (SKAL). Vooral de hygiëne staat hoog in ‘t vaandel. Arbeidsintensief is het ook; met 300 schapen waarvan 230 melkooien is er voldoende werk aan de winkel. Dagelijks wordt de melk afgevoerd naar de melkfabriek in Raalte waar het voor 90 procent verwerkt wordt tot Brie en voor de rest tot harde kaas. Na de nodige opstartproblemen heeft het bedrijf zich goed ontwikkeld en zien Marianne en Herman een toekomst met perspectief. Melkveebedrijf Knol De ontwikkeling van het boeren bedrijf aldaar staat aardig model voor wat zich elders in het land afspeelde. Kort na z’n aantreden in Spoolde breekt de modernisering door, schaalvergroting en mechanisatie. Zo wordt er in 1961 een melkmachine aangeschaft en kunnen er dertig koeien aan de weidewagen. De regelgeving is in die tijd nog redelijk. Naast de controle op kwaliteit


geschiedenis

temin, een mooi boerenbedrijf in een prachtige omgeving.

Hoe verder

Boerderij van Knol aan de Spoolderenkweg

van de melk is er ook voortdurend toezicht op tbc en mkz. Eind 1963 wordt Gait Jan van Weeghel meteropnemer en kwitantieloper bij de WMO, wat voor hem wat minder zwaar is dan het boerenwerk. Kort daarna, in 1964 komt de eerste trekker op het erf. De akkerbouw verdwijnt geleidelijk maar met een tiental fokzeugen en een koppel schapen blijft het toch een gemengd bedrijf. In 1970 wordt de mestafvoer gemechaniseerd, zodat bij het groeiende bedrijf het werk toch nog rondgezet kan worden. Tegenwoordig is de vierde generatie werkzaam op de boerderij. Bé en Lisette Knol hebben nu de bedrijfsvoering. Sinds elf jaar is er sprake van volledige automatisering. In 1980 komt er een ligbox stal; inmiddels zijn er tegen de veertig melkkoeien. De regelgeving is in de loop der tijd steeds heftiger geworden en drukt vaak als een loden last op het huidige boerenbestaan. De computer is niet meer weg te denken bij de mestboekhouding. De huidige ontwikkelingen gaan vooral in de richting van steeds meer productie. Uitbreidingsmogelijkheden in Spoolde liggen vanwege nieuwe richtlijnen en de dreiging van “ruimte voor de rivier” niet eenvoudig. Niet-

Het is duidelijk dat het boerenbestaan op z’n retour is. Gelukkig zijn de sporen ervan op het platteland nog niet helemaal uitgewist. Het is zaak dat er nauwkeurig afgewogen wordt wat wenselijk is en wat niet. Het meest dreigende beeld is wellicht een platteland zonder enige agrarische bedrijvigheid. Het platteland als open luchtmuseum, een IJssellandschap zonder vee. Dat zou een cultuurhistorische blunder van de hoogste orde zijn.

Toelichting op de fotopagina hiernaast: 1. Spoolderenkweg 4. Thans bewoond door de fam. Ruitenberg, voorheen de boerderij van Horstman. 2. Spoolderenkweg 6. Thans bewoond door de fam. Zwiers, voorheen de boerderij van Booij. 3. Spoolderenkeweg 10. Thans bewoond door de fam. Rip, geboortehuis van de fam. Van der Zwaan. 4. Spoolderenkweg 14. Thans bewoond door de fam. Nijenhuis. 5. Spoolderenkweg 16. Waar de fam. Jan van Assen woont, voorheen de boerderij van Schuurhuis. 6. Zalkerveerweg 8. Al enkele generaties bewoond door de fam. Veldkamp (Zie Papenacker nr. 11). 7. Nilantsweg 8; een vreemde eend in de bijt. Een boerderij, rond 1900 gebouwd naar Gronings mo del, vroeger bewoond door de fam. Aalbers, thans door de fam. Zieleman. 8. Meenteweg 7. Overgrootvader Borst bouwde in 1870 dit huis in Veluwse stijl (lager dan het Overijsselse type). Het was het eerst gebouwde huis aan de lage kant van de Meenteweg. 48


49


foto’s uit de oude doos

50


51


inhoud

Inhoud Papenacker

22

52


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.