3 minute read

Een tevreden roker

Bert Jansen

In mijn jeugd, in de vijftiger en zestiger jaren vorige eeuw, was roken voor mijn Spoolder jeugdvrienden en mij statusverhogend. Ik weet nog dat ik tijdens de pauze op de middelbare school mijn eerste pakje sigaretten kocht. Het zal wel een pakje Roxy, Old Mac of North State geweest zijn. Roken was stoer en het maakte een man van je. En als jezelf shagjes draaide uit een zak tabak van Van Nelle of uit de zwaardere Javaanse Jongens, dan telde je echt mee. We spiegelden ons natuurlijk aan rolmodellen. Sir Winston Churchill werd beroemd om zijn onafscheidelijke sigaar en talrijke filmsterren (Clark Gable, Rock Hudsons) waren kettingrokers. En onze bevrijders in 1945 deelden naast chocola ook sigaretten uit, we snakten ernaar. In die tijd, de jaren ‘50 en ’60, was het heel normaal, dat je bij Franse les als eerste zin leerde: ”Papa fume une pipe”.

Advertisement

Voor meisjes in die tijd was roken taboe, eerder statusverlagend dan verhogend. Een rokende vrouw werd al gauw weggezet als een straatmeid. Alleen vrouwen uit hogere kringen, of beroemde vrouwen, zoals Marlene Dietrich konden zich het imago van rokende vrouw veroorloven: “Was ich noch zu sagen hätte, dauert eine Zigarette.” Dankzij de emancipatie is ook dat onderscheid uit de wereld geholpen.

Roken was genieten, het was ontspannend. Roken verhoogde bovendien de gezelligheid. Naast mijn bureau hangt een pijpenrek met pijpen van mijn vader. Met daarop de spreuk: “Een tevreden roker is geen onruststoker”. Dat was de cultuur van die tijd. Mijn vader was een verstokte pijproker met vaak Coopvaert als pijptabak. Tenminste thuis. Na een lange werkdag stopte hij ’s avonds zijn pijp en de rook krulde omhoog. Alleen op zondag rookte hij een sigaar, een Willem II, uit Breda. Want sigaren waren voor heren van

stand, niet voor gewone mensen. Bij mijn ouders kwam in het weekend ook wel eens een oude buurman op bezoek, die pruimde. Dat vond ik een vieze bezigheid. Van tijd tot tijd spuwde hij de pijptabak met een boog in een kom. Bij feestjes en partijen was het heel gebruikelijk voor mijn Spoolder jeugdvrienden en mij, dat de sigaretten naast drankjes en lekkernijen op tafel stonden. Roken verhoogde de feestvreugde. Het zal ongeveer 50 jaar geleden zijn, dat we uit onze comfortzone van gezellig roken werden gehaald.

Een arts, Dokter Meinsma, liep te hoop tegen de rookverslaving. Hij was een der eersten die wees op het gevaar van longkanker. Pas later werden we ook gewezen op de gevaren voor hart- en bloedvaten. Ik heb het roken 30 jaar geleden achter mij gelaten. Voor mijn meeste Spoolder jeugdvrienden geldt hetzelfde. Op de duur was ik nog een pijproker. Maar ja, pijproken is ook roken, dus ook daar ben ik uiteindelijk mee gestopt. Maar wel met de nodige moeite. Als ik op de voetbaltribune achter een roker zit en ik ruik de geur, dan krijg ik het weer te kwaad. En aan de filter of e-sigaret ben ik nooit meer begonnen.

We hebben geprobeerd het roken voor onze kinderen te ontmoedigen. Als ze voor hun 18e jaar niet rookten, kregen ze een flink bedrag op de spaarbank als beloning. Beide zonen hielden het vol tot hun 18e, maar één van de twee, begon kort na zijn 18e, toen de buit binnen was, alsnog te roken. Nu roken ook voor dames gangbaarder is geworden, is daardoor longkanker ook onder vrouwen toegenomen.

Is de tabaksindustrie schuldig aan deze verslaving? Een proces, aangespannen door de longkankerpatiënt Anne Marie van Veen, bijgestaan door deskundigen, tegen enige tabaksproducenten, werd verloren. Naar mijn mening zijn we zelf verantwoordelijk voor het roken, drinken, gebruiken van drugs enzovoort. We zijn toch gewaarschuwd. Tragisch is, dat Anne Marie van Veen, moeder van 4 kinderen, inmiddels is overleden. Heel positief vind ik, dat er voor goede doelen als KWF, sportieve wedstrijden worden georganiseerd. Zo vinden elk jaar fietstochten plaats op de Alpe d’Huez. Ze waren in onze jeugd onbestaanbaar, maar nu hebben we er veel waardering voor.

This article is from: